De oervader van de CITOtoets Kinder- en jeugdjaren van A.D. de Groot Corrie Tijsseling & Marjoke Rietveld-van Wingerden
Jacques Dane 12 Adriaan D. de Groot met zijn moeder, januari L E S S E N 1924 2 | JUNI 2007
De methodoloog en psycholoog Adriaan Dingeman de Groot (1914-2006) was in naoorlogs Nederland pleitbezorger voor meer objectiviteit in het psychologisch onderzoek, dat in zijn ogen nauwelijks empirisch onderbouwd was. Zijn Methodologie (1961) bracht wat dit betreft een ware aardverschuiving teweeg. Generaties sociale wetenschappers zijn sindsdien opgevoed met zijn vermaning: ‘Als ik iets weet, kan ik iets voorspellen; kan ik niets voorspellen, dan weet ik niets.’ 1 Ook de door vele basisschoolleerlingen gevreesde CITO-toets is voor een belangrijk deel te danken aan De Groot. Hij was de grondlegger van het CITO, het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (1968). In dit artikel besteed ik geen aandacht aan zijn verdiensten als maatschappelijk betrokken wetenschapper, maar juist aan zijn kinderjaren. In februari 2004, de week voorafgaand aan de CITO-toets, ben ik naar het stormachtige Schiermonnikoog afgereisd, om met De Groot twee dagen lang terug te blikken op zijn leven. 2 Hoe was hij zelf als kind en middelbare scholier? Hoe keek hij terug op de jaren voordat hij naar de universiteit ging? De soms weggezakte jeugdherinneringen werden met behulp van een fotoboek met familiekiekjes uit de periode 1880-1940 teruggeroepen: ‘Je hebt een interviewslachtoffer met niet zo’n erg goed geheugen.’ JANUARI 2008 | LESSEN 1
13
Daar brandde het licht altijd. Zijn zus Inie maakte een grapje over het spel. Ze vond het maar niks en gebruikte een paar schaaktermen om te laten zien hoe dwaas het allemaal was. Hij werd daar boos over, maar dat hielp niet, want zijn zes jaar oudere zus was hem wat leeftijd betreft de baas. De Groot, een nakomertje met twee broers en twee zussen boven zich, leerde het schaakspel van zijn broer Meindert: ‘Hij vond dat onderwijs geven zo aardig. En hij vond het ook leuk als ik het beter kon dan hij. Het is haast niet te geloven, maar hij was trots dat hij mij zo goed had opgevoed. Schaken dat was mijn echte hobby en begaafdheid ook. (…) ik werd na verloop van tijd zijn meerdere en ook dat vond hij leuk.’ Thuis organiseerde Meindert toernooitjes en in het begin mocht ‘broertje’, zoals De Groot thuis werd genoemd, meekijken. Maar na verloop van tijd was hij een van de beste, belangrijkste deelnemers. Bij het zien van een foto van het ouderlijk huis herinnerde De Groot zich de zolder met de slaapkamer van zijn broers en de kamertjes van de twee dienstboden. Als tiener was hij, tot grote schrik van zijn moeder, Voor het ouderlijk huis met de dienstbodes Doortje en Cor
verliefd op een van de dienstbodes, een Duits meisje: ‘Ze was mooi en ze was gewoon heel vriendelijk. Een aardig mens met een leuke manier van praten.’ Er is
Kritisch en onafhankelijk denker
niks gebeurd tussen het jongetje en de Duitse dienst-
De Groot karakteriseerde zichzelf als een schoolmeester
bode, daar zorgde zij wel voor. Ze hield de dokterszoon
die het heerlijk vond om mensen te vertellen hoe het zat.
op afstand en wist heel goed hoe destijds de sociale
Hij hield van redeneren. Tijdens zijn middelbare schooltijd
verhoudingen lagen. De Groot over de jongen die hij
schreef hij schriften vol met aantekeningen over filosofie
indertijd was: ‘Het was gewoon een heel naïeve liefde
en psychologie. Hij beschouwde zichzelf ook als een
van een jonge jongen die er nog niet aan toe is.’
waarnemer: iemand die goed kan kijken en luisteren.
In het doktershuis woonden tijdens De Groots
Als puber was hij al zeer zeker van zichzelf. Hij vond
kinder- en jeugdjaren ook poezen, Tommie en Roetje.
dat er bij hem thuis, net als elders, ‘van tijd tot tijd ont-
De eerste raakte elk jaar zwanger: ‘Tommie was een ont-
zettend dom en slecht geredeneerd werd, en dat mensen
zettend lieve poes, die elk jaar weer een buil van kleine
erg rare opvattingen hadden die ze met helemaal ver-
kindertjes kreeg, die we dan moesten zien te plaatsen
keerde argumenten ondersteunden’.
3
Zijn vroegste herinnering is dat hij als kleine
bij andere liefhebbers.’ De poezen hadden verschillende karakters: ‘Tommie, dat was een altruïst en Roetje
jongen van een jaar of zes met z’n neus over de eettafel
was een egoïst.’ Ook de huisdieren werden door hem
in de middenkamer van het ouderlijk huis in Santpoort,
psychologisch getypeerd.
naar het schaakspel van zijn vader en zijn tweede broer
De Groot omschreef zijn vader als ‘een heel
Meindert keek. De huisartsenwoning had drie kamers
vriendelijke, bescheiden, hartelijke man die een heel
achter elkaar, waarvan de middelste geen ramen had.
goede dokter is geweest. Aan tafel was hij helemaal
Tijdens zijn middelbare schooltijd schreef hij schriften vol met aantekeningen over filosofie en psychologie 14
LESSEN 1 | JANUARI 2008
DE GROOT
Adriaan D. de Groot, 1927
dat was een beetje een zielige jongen, maar die mocht ook meedoen. Een beetje achterlijk was hij. Hij kon niet mee op school.’ Hugo de Bruin: ‘Dat was een vriendje van me. Daar zat ik een groot deel van mijn lagere schooltijd naast, we kletsten erg veel. We waren in de zevende klas de twee beste leerlingen. Hij was tweeëneenhalf jaar ouder dan ik.’ Wim Both was een ‘praatjesmaker die altijd het hoogste woord had, maar meestal nogal dom was. Het is grappig dat ik van al die jongens nog de naam weet. En ook nog weet hoe ze waren, alleen maar heel oppervlakkig.’ Kwajongensstreken haalde hij, naar eigen zeggen, in die tijd niet uit: ‘Ik was altijd de jongste. De leiders van clubs waren allemaal anderen. Ik ben geen clubleider geweest in mijn lagere schooltijd.’ Op de lagere school was De Groot verliefd, in de tweede klas al: ‘Het is nooit wat geworden, want ik was te verlegen. In stilte was ik verliefd op haar.’ Haar naam Gezin De Groot in de achtertuin van het doktershuis, 1925
was hij vergeten: ‘Ik heb niets met haar gehad, nooit. Maar ik vond het zo’n prachtmeid. Er waren ook wel
niet de heer des huizes, die de baas is. Mijn moeder was
andere leuke meiden, hoor. Eentje die had prachtige
de bazin. Met hem kon je soms heel leuke disputen hou-
krullen. Maar verder kan ik niks meer van haar zeggen.’
den. We hebben met mijn vader heel veel dingen bespro-
Op een van de foto’s staat Adriaan de Groot als
ken, in die donkere middenkamer.’ Religie was een vaak
14-jarige puber in hockeykleding. In de jaren twintig was
terugkerend onderwerp. Zijn vader was atheïst van wie
hockey een dure sport. Hij bezocht toen het Kennemer
hij ‘de logische bezwaren, de atheïstische bezwaren’
Lyceum in het chique Bloemendaal. 4 Schooljongens uit
tegen religie heeft overgenomen: ‘Ik was het totaal eens
deze lommerrijke gemeente, inclusief Adriaan, waren lid
met hem, dat ben ik mijn hele leven gebleven. Mijn vader
van de plaatselijke hockeyclub. Maar in Bloemendaal
vond dat je niet, in hoofdzaak, al die bijbelse verhalen,
voelde hij zich niet echt thuis.
waarvan je eigenlijk zo kon nagaan dat ze niet gebeurd
Rector van het Kennemer Lyceum was
konden zijn, moest geloven. Er werd vaak gepraat over
Antonie de Vletter (1883-1967), in De Groots ogen een
het vroom zijn en dat te doen in een kerk, in een genoot-
‘beetje zelfingenomen man’. Deze historicus was auteur
schap van mensen die allemaal hetzelfde dachten,
van brochures en boeken als Opvoeding tot eerbied
hetzelfde verkeerde dachten.’ Hierover ruzieden zijn
(1929) en In moeilijke jaren. Een boekje voor ouders
ouders nog wel eens: De Groots moeder was lid van
(en opvoeders) van jonge menschen van 12 tot 20 jaren
de Nederlands-hervormde kerk en bezocht af en toe, met
(1930). Geschiedenis kreeg De Groot echter van
kerstmis, een eredienst.
G.J. Buitenhof, ‘een heel gekke leraar, want hij stamelde dikwijls en hij was voor een geschiedenisleraar erg
Schooltijd
Het album bevatte een foto met
weinig bekwaam in het vertellen van verhalen’. Hij pro-
een groepje jongens met als onderschrift ‘LUTO 5e klas’.
moveerde in 1923 op een onderzoek naar de letterkun-
LUTO stond voor: Leert Uw Tegenstanders Overwinnen,
dige opvattingen van Constantijn Huygens. Buitenhof
de naam van een voetbalclubje van de lagere school
is op een zekere manier bepalend geweest voor zijn
in de periode 1924-1925. Bij het zien van deze foto
verdere leven. De Groot: ‘Het was bijvoorbeeld zo,
was De Groots geheugen heel helder. Jan Pijl: ‘Oh ja,
dat we een algemeen proefwerk kregen waarin werd
Ook de huisdieren werden door hem psychologisch getypeerd 16
LESSEN 1 | JANUARI 2008
DE GROOT
Schaken dat was mijn echte hobby en begaafdheid ook nagegaan wat we onthouden hadden van wat hij allemaal
bekend was als illustrator en ook de Lyceumkrant illus-
verteld had. Maar hij had ook heel andere dingen verteld
treerde. De Groot: ‘Pieck leerde je haast niks, maar je
en ik heb toen een opstel ingeleverd waar eigenlijk niks
moest kijken. Hij gaf wel beoordelingen van wat iemand
van al de dingen in stond, die hij had gevraagd. Ik was
gedaan had. Je kreeg wel eens te horen dat je iets
zelf nogal blij met dat opstel, maar ik dacht dat kan niet,
moois had gemaakt. Een geweldige leraar was hij dus
dit gaat helemaal niet over wat hij gezegd heeft. Maar
niet.’ De latere hoogleraar filosofie H.M.J. Oldenwelt
nee hoor, het was heel anders. Hij besefte heel goed,
(1897-1986) gaf klassieke talen. Saillant detail is dat
dat het er niet over ging, maar hij vond het een leuke
De Groot decennia later met hem in conflict kwam op
interpretatie.’ Buitenhof was heel tevreden over dit
de Universiteit van Amsterdam toen Abraham Jansen
opstel: ‘een psycho-socio interpretatie van hoe iets in
in 1963 bij De Groot promoveerde op Toetsing van
mekaar zat’. Driekwart eeuw later wist De Groot zich niet
grafologische uitspraken. 5 Nu had Oldenwelts echtgenote
meer voor geest te halen waar het opstel precies over
net het jaar ervoor een boek gepubliceerd waarin ze de
ging, maar hij noemde het wel zijn eerste psychologisch
grafologie als een wonderlamp typeerde. Jansen kwam
opstel. Geschiedenisleraar Buitenhof ‘was een bijzondere
tot een tegengesteld oordeel: het ontleden van hand-
vent, die soms ook heel mooie politieke opmerkingen
schriften had totaal geen diagnostische waarde. De Groot:
maakte. (…) van tijd tot tijd had hij heel diepe interpreta-
‘Oldewelt zat als hoogleraar in de commissie en die heeft
ties. Ik heb toch veel van hem geleerd.’
daar vreselijk zijn vrouws werk verdedigd. En hij viel de
Aan het Kennemer Lyceum gaven verschillende
promovendus heel erg af, heeft hem ontzettend afgebekt.
beroemdheden en wetenschappers les, zoals de teken-
Beschuldigd van falsificatie bij het onderzoek. Het was
leraar Anton Pieck (1895-1987), die toen al redelijk
gewoon niet netjes en ik heb dat in mijn laatste woord
Schaaktournooi Zandvoort, linksonder Adriaan de Groot, 1935
DE GROOT
JANUARI 2008 | LESSEN 1
17
Tennisclub met staande links Adriaan de Groot, 1936
Vertrek uit Rotterdam naar wereldkampioenschap schaken in Buenos Aires, 1939 (zittend links is A.D. de Groot)
18
LESSEN 1 | JANUARI 2008
DE GROOT
Zijn interesse voor de psychologie kwam deels van zijn moeder geprobeerd uit te drukken en ik kreeg de indruk dat er
naar psychologie. Een groot deel van zijn studietijd vulde
nogal wat medestanders waren voor die mening van mij.
hij met schaken. In 1937 werd De Groot schaakkampioen
Maar in ieder geval, het is niet gebeurd dat hij zijn
van Amsterdam. 6 Zijn liefde voor dit spel mondde uit
bul niet kreeg. Dat was natuurlijk te gek.’
in een afstudeerwerkstuk bij psychologie en uiteindelijk
Voor docent Latijn Hugo Nolthenius had De Groot
in een promotieonderzoek Het denken van den schaker
grote waardering door zijn losse manier van lesgeven:
(1946). 7 Hoe het in zijn latere leven is vergaan, was
‘Hij behandelde ons als volwassenen en dat deden een
volgens De Groot zelf voor een belangrijk deel te danken
heleboel andere leraren niet. Dat deed hij zo prachtig,
aan ervaringen in zijn jonge jaren. Zijn interesse voor
dat ik dacht wat is het toch een leuk mens. Hij was
de psychologie kwam deels van zijn moeder, die hij
ook een keer op vakantie geweest, waarschijnlijk naar
typeerde als iemand die ‘een bijna enge psychologische
Griekenland, en hij heeft ons toen vergast op een vol
intuïtie had’. De liefde voor filosofie en kritisch, onaf-
uur, een schooluur dus vijftig minuten, verhalen over
hankelijk denken kwam van vaders kant. Geneeskunde
wat hij had beleefd en dat was ook zo ontzettend leuk.
studeren, zoals zijn vader, zag hij niet zitten: ziektes en
Hij heeft ook wel eens foute beslissingen genomen,
operaties vond hij eng. Terugkijkend op zijn middelbare
maar wie doet dat niet. Maar in ieder geval, dat was
schooltijd beschouwde hij zijn leraar klassieke talen
de beste leraar die ik ooit gehad heb.’
Hugo Nolthenius als een bijzondere man, als mens, leraar èn pedagoog: ‘Hij behandelde ons veel meer dan andere
Afsluiting
Als De Groot na het afsluiten van
leraren als zelf verantwoordelijke volwassenen. Je had
het gymnasium zijn eerste ingeving had gevolgd, dan
tenslotte de gymnasiumbovenbouw gekozen, dus moest
had hij vermoedelijk weinig betekend in de psychologie.
je zelf zorgen dat je er wat van maakte.’ 8 Dit zelfbewust-
Na het eindexamen in 1932 voelde hij er namelijk weinig
zijn, samen met het vermogen tot kritisch denken
voor om te gaan studeren. Hij overwoog om in een
en een grote belangstelling voor de psychologie, in de
boekhandel te gaan werken, zelf z’n brood te verdienen.
jonge jaren bevorderd, vormden veelbelovende elemen-
Toch werd het wiskunde aan de Gemeente Universiteit
ten voor De Groots latere loopbaan en interesse in het
te Amsterdam – een vak waarmee je ook makkelijk het
objectief toetsen van kinderen.
L
onderwijs in kon. Maar na een paar jaar stapte hij over
Noten
Literatuur
Dehue, T. (1990). De regels van
’ t Kennemer was toen zo 1920-1985
Conradi, H.J. (1998). Een liefdes-
het vak. Nederlandse psychologen
(1985). Bloemendaal: Kennemer
1
relatie met de ratio. Adriaan de
en hun methodologie. Amsterdam:
Lyceum.
2 Dane, 2004.
Groot, methodoloog. In: Peter van
Van Gennep. Strien, P.J. van & Hofstee W.K.B.
4 Kennemer Lyceum, 1930, 1950;
Drunen & Henk Jan Conradi (red.).
Dehue, 1990, 13.
3 Conradi, 1998, 120-121. ’t Kennemer, 1985.
Bezielde wetenschap. Een halve
Groot, A.D. de (1993). Denken over
(1995). An interview with Adriaan
psychologie in vijf portretten (pp.
onderwijs. Analyses en krititeken
D. de Groot. New Ideas in
5 Dehue, 1990, 57-59.
119-151). Assen: Van Gorcum.
van A.D. de Groot. Den Haag: SVO.
Psychology : an International
6 Conradi, 1998, 121-122.
Dane, J. (2004). Interview met
Kennemer Lyceum Bloemendaal
A.D. de Groot, 10 en 11 februari
1920-1930 (1930). Bloemendaal:
2004, Schiermonnikoog. Typoscript
Timmer.
Journal of Innovative Theory
7 Van Strien & Hofstee, 1995, 341.
in Psychology, 13 (3), 341-358.
8 De Groot, 1993, 123.
in Archief en Documentatiecentrum Nederlandse Psychologie (ADNP),
Kennemer Lyceum 1920-1950
Rijksuniversiteit Groningen.
(1950). Amsterdam: Van Leeuwen.
DE GROOT
JANUARI 2008 | LESSEN 1
19