De nieuwe Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK)
Wat moet u weten en waar moet u op letten Sinds 1 januari 2005 is de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in de plaats gekomen van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK). De WWIK geeft kunstenaars recht op een aanvulling op hun inkomen als zij met het uitoefenen van hun beroep niet in hun (totale) levensonderhoud kunnen voorzien.
Een WWIK- of een bijstandsuitkering?
Als kunstenaar is het niet altijd mogelijk om direct na het afsluiten van uw kunstopleiding via inkomsten uit uw kunstpraktijk genoeg te verdienen om zelf in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Na uw kunstopleiding bent u vaak afhankelijk van tijdelijke contracten of individuele opdrachten en kost het tijd om een plaats in de kunstwereld te veroveren. Als u niet genoeg verdient om in uw levensonderhoud te voorzien, kunt u in aanmerking komen voor een aanvulling op uw inkomen. Als (beginnend) kunstenaar kunt u een beroep doen op de WWIK. Een alternatief is de Wet werk en bijstand (WWB). Die laatste optie houdt in dat u onmiddellijk met de sollicitatieplicht te maken krijgt. Dit kan het lastig maken om een eigen oeuvre op te bouwen en een plaats te veroveren in de kunstwereld. De WWIK daarentegen kent geen sollicitatieplicht en geen verplichting om passend werk te aanvaarden en biedt dus de kans om te werken aan de opbouw van een beroepspraktijk als kunstenaar. Als u voor de WWIK kiest moet u natuurlijk wel alles doen wat in uw vermogen ligt om met kunst in uw eigen bestaan te gaan voorzien. Bij de keuze voor de WWIK komt u niet in aanmerking voor een aanvullende, algemene bijstandsuitkering. U kunt op elk moment uw WWIK-uitkering opzeggen en een beroep doen op de WWB. Vanaf dat moment gelden weer de voorwaarden zoals die hierboven alzijn geschetst.
Een WWIK-uitkering: hoe lang?
Het recht op een WWIK-uitkering blijft tien jaar bestaan. Binnen die tien jaar kunt u een WWIK-uitkering ontvangen voor de duur van maximaal vier jaar. Als u al eerder uitkering heeft ontvangen op grond van de WIK, dus de oude wet, dan telt die periode mee voor zowel de termijn van vier jaar als de termijn van tien jaar. U hoeft uw uitkeringsrecht niet in één aaneengesloten periode op te nemen. U kunt tijdelijk uit de WWIK stappen als u bijvoorbeeld voldoende inkomsten heeft; bij daling van de inkomsten kunt u daarna opnieuw een WWIK-uitkering aanvragen. De WWIK-uitkering is lager dan een bijstandsuitkering. Hier staat tegenover dat de WWIK een ruimere mogelijkheid biedt om bij te
verdienen, zonder dat dit met uw uitkering wordt verrekend. Ook wordt er rekening gehouden met uw beroepskosten.
Waar aanmelden?
Om voor een WWIK-uitkering in aanmerking te komen moet u zich melden bij (naam centrumgemeente) die ook voor uw woonplaats deze wet uitvoert. Deze gemeente is uw centrumgemeente U hoeft u niet eerst bij uw eigen gemeente te melden. U kunt dus direct contact opnemen met de gemeente (naam centrumgemeente) als u in aanmerking wilt komen voor een WWIK-uitkering.
Voor wie is de WWIK bedoeld?
Bent u net afgestudeerd aan een erkende kunstacademie en heeft u een inkomen onder het bestaansminimum? Dan wordt u voor de WWIK beschouwd als academieverlater en kunt u tot twaalf maanden na uw afstuderen een WWIK-uitkering aanvragen. Bent u al enige tijd werkzaam als kunstenaar en heeft u door omstandigheden een inkomen dat (tijdelijk) onder het bestaansminimum ligt? Ook dan kunt u een WWIK-uitkering aanvragen. U wordt voor de WWIK als zij-instromer aangemerkt. U heeft recht op een WWIK-uitkering als u beroepsmatig werkzaam bent als scheppend, uitvoerend of toegepast kunstenaar. Bij scheppend kunstenaar kunt u denken aan het beroep van schilder, tekenaar, graficus, beeldhouwer, keramist, fotograaf, choreograaf, componist, filmer en literair auteur. Bij uitvoerend kunstenaar kunt u denken aan toneel- of filmacteur, danser, musicus en regisseur. Bij toegepast kunstenaar kunt u denken aan vormgever, (interieur)architect, illustrator, grafisch ontwerper en literair vertaler.
De voorwaarden
U moet naar de maatstaven van de Wet werk en bijstand (WWB) over te weinig inkomen beschikken om in uw levensonderhoud te voorzien. Dit wordt de middelentoets genoemd. Verder moet u als kunstenaar werkzaam zijn of werkzaam willen zijn. Dit wordt de beroepsmatigheidstoets genoemd.
Middelentoets
Met inkomen wordt in principe alle bruto inkomsten uit of in verband met werk van uzelf en van uw (eventuele) partner bedoeld. Daarnaast kunnen andere bruto inkomsten een rol spelen bij het vaststellen van de hoogte van uw inkomen. Welke dit zijn kunt u navragen bij uw centrumgemeente. U heeft geen recht op een WWIK-uitkering als u een bruto inkomen heeft op ten minste het niveau van het bruto sociaal minimum dat voor u geldt.
Informatie over de normbedragen van het voor u geldende bruto sociaal minimum staat op de website www.minszw.nl Ook als u vermogen heeft boven een bepaald bedrag komt u niet in aanmerking voor een WWIK-uitkering. U kunt bij vermogen denken aan spaargeld en (on)roerende zaken. Kijk voor de normbedragen hiervoor ook op www.minszw.nl Als u in bezit bent van een eigen huis waar u ook daadwerkelijk woont komt u mogelijk wel in aanmerking voor een WWIK-uitkering. Voor meer informatie kunt u terecht bij uw centrumgemeente. Als uw vermogen nodig hebt voor de uitoefening van uw beroep (atelierruimte of materialen) dan telt dit niet mee bij de middelentoets. De centrumgemeente beoordeelt of het vermogen noodzakelijk is voor de beroepsuitoefening.
Entree-eis academieverlaters
Bent u net afgestudeerd aan een erkende kunstacademie, dan geldt voor u de eis dat u moet kunnen aantonen dat u over een diploma beschikt van een erkende kunstacademie op het niveau van het hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Het diploma mag niet ouder zijn dan 12 maanden. Een opleiding die gericht is op wetenschappelijk onderzoek en een lerarenopleiding geven geen toegang tot de WWIK. De adviserende instelling – Kunstenaars & Cultuur en Ondernemerschap, Kunstenaars & CO - toetst op verzoek van uw centrumgemeente of het diploma recht geeft op toegang tot de WWIK; deze gemeente neemt de uiteindelijke beslissing.
Entree-eis zij-instromers
Bent u een gevestigd kunstenaar die voor het eerst een WWIK-uitkering aanvraagt en voorheen nooit een WIK-uitkering heeft ontvangen, dan moet u voldoen aan de entreetoets. Deze toets houdt in dat u, na aftrek van uw beroepskosten, minimaal € 1.200 bruto moet hebben verdiend met uw kunst in de periode van 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraagdatum. Deze eenmalige toets kan worden uitgevoerd door uw centrumgemeente. Als het die gemeente niet duidelijk is of het inkomen uit de directe kunstuitoefening is behaald, kan de toets op verzoek van uw centrumgemeente ook worden uitgevoerd door de Kunstenaars & CO, als onderdeel van de beroepsmatigheidstoets.
Beroepsmatigheidstoets
In de WWIK wordt regelmatig getoetst of u ook echt beroepsmatig als kunstenaar werkzaam bent. Deze toets vindt plaats bij de eerste aanvraag van een zij-instromer. Zowel bij zij-instromers als academieverlaters vindt deze toets daarna jaarlijks plaats, zolang u gebruik blijft maken van de WWIK. Uw centrumgemeente vraagt hierover advies aan Kunstenaars&CO. De beroepsmatigheidstoets is uitdrukkelijk geen beoordeling van uw artistieke kwaliteit, maar van uw feitelijke
omstandigheden en activiteiten. Kunstenaars&CO doet dit door te kijken naar: uw recente producten of producties en de tijd die u daaraan besteed heeft, uw presentaties, optredens of exposities, en naar recente pogingen om inkomen te verwerven met artistiek werk. Ook wordt gekeken of u een studio of atelier hebt. De beroepsmatigheidstoets is één jaar geldig. Jaarlijks wordt een nieuwe toets uitgevoerd, tenzij u op dat moment geen WWIK-uitkering meer ontvangt. In dat geval wordt uw beroepsmatigheid getoetst op het moment dat u opnieuw een beroep doet op de WWIK.
De hoogte van de WWIK-uitkering
De hoogte van de WWIK-uitkering is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden: als u alleenstaand bent is uw uitkering afgeleid van 70% van de geldende bijstandsnorm, als u een alleenstaande ouder bent of (gehuwd) samenwoont met uw partner is dat iets meer dan 70%. De normen zijn bruto bedragen die u netto worden uitbetaald. Uw centrumgemeente draagt de op de uitkering ingehouden loonheffing en ziekenfondspremie af aan de belastingdienst en het ziekenfonds. De Normbedragen WWIK staan op www.minszw.nl Ziekenfondsverzekering Zolang u een WWIK-uitkering ontvangt bent u verplicht verzekerd bij het ziekenfonds. U moet zelf zorgen voor aanmelding bij het ziekenfonds na ontvangst van de ziekenfondsverklaring van uw centrumgemeente. Gaat u uit de WWIK omdat u voldoende verdient, dan vervalt deze ziekenfondsverzekering. Bijverdiensten U mag een bepaald bedrag bijverdienen zonder dat dit gevolgen heeft voor uw uitkering. Deze inkomsten kunnen van uzelf zijn of van uw partner. Uw inkomsten worden niet verrekend met uw uitkering als het totaal van de bruto inkomsten van u en uw echtgenoot of samenwonende partner en de WWIK-uitkering van u niet meer zijn dan de 125%-bedragen. Zie voor deze bedragen www.minszw.nl. Deze brutobedragen zijn zodanig vastgesteld dat ze netto gelijk zijn aan 125% van de bijstandsnorm. Bruto-inkomen is het inkomen vóórdat de belasting en andere verplichte bedragen daarop zijn ingehouden. Bij zelfstandige beroepsbeoefenaren is het de netto winst, zonder aftrek van de belastingaanslag. De inkomsten hoeven niet alleen uit kunst afkomstig te zijn. Het gaat ook om inkomsten uit bijvoorbeeld het lesgeven of het werken via een uitzendbureau. Ook andere uitkeringen, zoals een werkloosheidsuitkering, tellen mee als inkomen.
Beroepskosten Beroepskosten worden niet meegerekend bij de berekening van uw inkomen. Pas nadat de beroepskosten van uw inkomsten zijn afgetrokken wordt uw inkomen verrekend met de uitkering. Voor alle kunstenaar geldt een vaste forfaitaire beroepskostenaftrek van € 3.408 per kalenderjaar. Het beroepskostenforfait mag alleen op het inkomen van de kunstenaar worden afgetrokken, niet op het inkomen van de echtgenoot of samenwonende partner. Als uw beroepskosten hoger zijn dan de toegepaste forfaitaire beroepskostenaftrek, dan mogen de meerkosten worden afgetrokken van het totale gezinsinkomen. De beroepskosten moet u dan wel kunnen aantonen. Het is daarom verstandig uw administratie en boekhouding goed bij te houden.
Definitieve vaststelling
De WWIK-uitkering is een bruto maanduitkering. Het definitieve recht op uitkering wordt echter achteraf, jaarlijks vastgesteld aan de hand van het jaarinkomen van u en uw eventuele partner met wie u samenwoont. In de loop van het jaar kan het verstandig zijn om alvast eventuele inkomsten te laten korten op uw uitkering door uw centrumgemeente. Daarmee voorkomt u dat u bij de definitieve vaststelling een deel van de ontvangen uitkering bruto moet terugbetalen. Op het moment dat bekend is hoe hoog uw jaarinkomen is wordt de hoogte van de WWIK-uitkering definitief vastgesteld. U bent verplicht degegevens over uw inkomen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin u een WWIK-uitkering heeft ontvangen aan uw centrumgemeente te verstrekken. Teveel ontvangen uitkering Als bij de definitieve vaststelling van het recht op uitkering blijkt dat u teveel uitkering heeft ontvangen, dan wordt dit deel van uw uitkering bruto van u teruggevorderd. De sociale dienst van uw centrumgemeente zal met u afspreken op welke manier u dit bedrag moet terugbetalen. Als u zeker weet dat u gedurende het jaar van een bepaald inkomen verzekerd bent, dan kunt u met de sociale dienst afspreken dat de hoogte van uw uitkering naar beneden wordt bijgesteld. Zo voorkomt u dat u aan het einde van het lopende jaar een fors bedrag bruto moet terug betalen.
Progressie-eis
Om voor een WWIK-uitkering in aanmerking te blijven komen, wordt na iedere 12 uitkeringsmaanden aan de hand van een steeds hoger wordende eis uw inkomensontwikkeling getoetst. De toets wordt uitgevoerd in de maand waarin u de 13e, 25e en 37e uitkeringsmaand heeft bereikt. Stel dat u vanaf 1 maart 2005 een WWIKuitkering ontvangt en dat de uitkering ononderbroken doorloopt. Het toetsmoment is dan de maand maart 2006. Als de uitkering wél wordt onderbroken, bijvoorbeeld gedurende drie maanden, dan schuift het
toetsmoment ook drie maanden door. In dat geval is de maand juni 2006 het toetsmoment. De progressie-eis houdt in dat u, eventueel samen met uw echtgenoot of samenwonende partner, over de toetsperiode van 12 kalendermaanden, direct voorafgaand aan het toetsmoment een inkomen uit arbeid moet hebben behaald van minimaal: € 2.800,- na 12 maanden WWIK-uitkering (de 1e trede) € 4.400,- na 24 maanden WWIK-uitkering (de 2e trede) € 6.000,- na 36 maanden WWIK-uitkering (de 3e trede). Als u niet heeft voldaan aan deze eis, dan wordt de WWIK-uitkering beëindigd. U kunt dan gedurende zes maanden geen beroep doen op de WWIK. Na afloop van die periode kunt u weer gebruik maken van de WWIK, mits u alsnog voldoet aan dezelfde inkomenseis, berekend over de periode van 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaand aan de nieuwe aanvraagdatum. U kunt eenmaal ontheffing krijgen voor deze eis als de ontwikkeling van uw beroepspraktijk als kunstenaar u tijdelijk belemmeren bij het verkrijgen van inkomen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een langdurige voorbereiding op een project, of een lange repetitieperiode. U moet deze ontheffing tijdig aanvragen, dat wil zeggen op het moment dat het u duidelijk is dat u door deze noodzakelijke werkzaamheden voorlopig geen inkomen kunt behalen. Zie ook de overgangsbepalingen hierna als u eerder gebruik heeft gemaakt van de oude wet, de WIK.
Wanneer wordt uw uitkering beëindigd?
De gemeente toetst jaarlijks of u nog aan de voorwaarden voor een WWIK-uitkering voldoet. Het recht op een uitkering vervalt als uw (gezins)inkomen hoger is dan 100% van de voor u geldende bruto sociaal minimum. Zie hiervoor www.minszw.nl U moet dit melden aan de sociale dienst van uw centrumgemeente. Zij beoordeelt of uw uitkering beëindigd wordt.Uw WWIK-uitkering wordt ook beëindigd als bij de jaarlijkse controle blijkt dat u niet langer voldoet aan de criteria van een beroepsmatig actief kunstenaar. Als de sociale dienst uw uitkering om deze reden wil beëindigen is zij verplicht om advies te vragen bij Kunstenaars&CO. Daarnaast wordt uw WWIK-uitkering beëindigd als u niet heeft voldaan aan de gestelde progressieve inkomenseis die hierboven zijn uitgelegd. Als u in totaal 48 maanden een WWIK-uitkering heeft ontvangen, heeft u geen recht meer op een WWIK-uitkering.
Opnieuw een WWIK-uitkering aanvragen wanneer u weer in aanmerking wilt komen voor een WWIK-uitkering,
kunt u een aanvraag indienen bij de sociale dienst. Die bepaalt of u daar opnieuw voor in aanmerking komt. Naast de beoordeling van onder
andere uw woon-, inkomens- en vermogenspositie wordt opnieuw een beroepsmatigheidstoets uitgevoerd als de laatste toets langer dan 12 maanden geleden plaatsvond. Als uw uitkering is beëindigd omdat u niet langer als een beroepsmatig werkend kunstenaar kon worden aangemerkt (beroepsmatigheidseis), of omdat u het vereiste inkomen niet heeft behaald (progressie-eis), dan kunt u weer in aanmerking komen voor een WWIK-uitkering nadat zes maanden zijn verstreken sinds de beëindiging van de WWIK-uitkering. Uiteraard moet u dan aantonen dat u deze laatste zes maanden wél beroepsmatig als kunstenaar werkzaam bent geweest, respectievelijk dat u wél de eerder gestelde progressie-eis heeft behaald over de 12 kalendermaanden vóór de nieuwe aanvraag.
Boekhouding
De sociale dienst wil uw boekhouding kunnen controleren. Daarvoor bent u verplicht een goede administratie en boekhouding bij te houden. Uw boekhouding is van belang om de definitieve hoogte van uw inkomen en de hoogte van uw beroepskosten vast te stellen. Voor meer informatie over de manier waarop uw inkomen wordt vastgesteld kunt u terecht bij de sociale dienst van uw centrumgemeente.
Wat wordt tot uw inkomen gerekend?
De sociale dienst gaat bij de berekening van uw inkomen uit van dat wat u verdient in loondienst, uw inkomsten als zelfstandige en uw inkomsten uit overige werkzaamheden. Als uw inkomsten duidelijk zijn zal de sociale dienst niet wachten op uw belastingaanslag voordat zij uw inkomen berekent. In geval van twijfel zal de sociale dienst wel wachten totdat u uw belastingaanslag hebt ontvangen. Voor meer informatie en advies kunt u terecht bij de sociale dienst van uw (centrum??)gemeente. Inkomsten uit arbeid Wat u bruto verdient in loondienst telt mee bij de berekening van uw inkomen. Uw totale inkomen uit arbeid bestaat uit uw brutoloon plus eventuele bruto uitkeringen. U vindt deze bedragen op uw loonstrookje, de specificatie van uw uitkering of de jaaropgaven die u krijgt van uw werkgever of uitkeringsinstantie. Voor alleenstaande ouders geldt dat de bruto WWIK-bedragen zodanig zijn vastgesteld dat er rekening mee is gehouden dat de alleenstaande ouderkorting wordt ontvangen. Deze heffingskorting is niet in de loonbelastingtabel verwerkt maar wordt door de Belastingdienst uitbetaald. De inhouding van loonheffing via de te hanteren loonbelastingtabel leidt tot een hogere loonheffing dus lagere netto uitkering. Dit wordt gecompenseerd door de ontvangen alleenstaandeouderkorting. De alleenstaande-ouderkorting wordt – evenals de overige heffingskortingen – in het kader van de WWIK niet als inkomen in aanmerking genomen.
Inkomsten als zelfstandige Uw netto winst als zelfstandige is uw bruto inkomen uit arbeid in het bedrijf of zelfstandig beroep. Inkomsten uit overige werkzaamheden Uw bruto inkomsten uit overige werkzaamheden worden door de sociale dienst in aanmerking genomen. De WWIK houdt rekening met het inkomen over het totale kalenderjaar. Maar voor iedere maand dat u in het betreffende kalenderjaar géén gebruik maakt van de WWIK, wordt uw jaarinkomen verlaagd met een bedrag gelijk aan het maandbedrag van het bruto sociaal minimum dat voor u geldt. Inkomensvaststelling in het laatste jaar dat u een WWIK-uitkering ontvangt In het kalenderjaar waarin u de maximale uitkeringduur van vier jaar hebt bereikt of de termijn van tien jaar is verstreken, wordt alleen rekening gehouden met het inkomen vanaf het begin van dat jaar tot het tijdstip van de beëindiging van de uitkering.
Ondersteunende voorzieningen De WWIK is bedoeld om u in staat te stellen te leven van uw kunst. Naast een uitkering kunt u ook in aanmerking komen voor een aantal ondersteunende voorzieningen. Via Kunstenaars&CO kunt u ondersteuning krijgen, gericht op versterking van uw positie als kunstenaar. We noemen dit flankerend beleid. U kunt hierbij denken aan scholingsprogramma's, individuele begeleiding, advies en werkervaringsplaatsen. U komt ook in aanmerking voor deze voorzieningen als u naast uw beroepsuitoefening als kunstenaar ook nog andere inkomsten heeft. Uw centrumgemeente ondersteunt u als u naast uw werk in de kunstsector wilt gaan bijverdienen buiten de kunst, met het doel om uw inkomenspositie te verbeteren. Uw centrumgemeente kan u dan in contact brengen met een reïntegratiebedrijf dat u begeleidt naar betaald werk in deeltijd buiten de kunst. We noemen dit activerend beleid. U bent niet verplicht naar werk te zoeken buiten de kunst, maar activerend beleid kan helpen om uw inkomenspositie te verbeteren, als uw inkomen uit kunst naar verwachting duurzaam onvoldoende zal zijn om in uw bestaan te voorzien. Bedenk daarbij dat de WWIK op een gegeven moment ophoudt en dat de Wet werk en bijstand (WWB) geen uitzondering kent voor kunstenaars. Dat geldt trouwens niet alleen voor kunstenaars: de WWB kent geen enkele uitzonderingspositie voor welke groep dan ook.
Van WIK naar WWIK: hoe verloopt dat? Als u eerder gebruik heeft gemaakt van de WIK, dan kunt u in 2005 op een eenvoudige wijze doorstromen naar de WWIK. In 2005 geldt namelijk dezelfde bruto omzet- of inkomenseis die voor u ook gegolden zou hebben als de WIK van kracht was gebleven. Het gaat om een omzet- of inkomenseis van € 1.089,- die behaald moet zijn over het jaar 2004.
Academieverlaters die in 2004 voor het eerst een WIK-uitkering hebben ontvangen zijn zelfs vrijgesteld. In 2005 wordt verder geen progressie-eis getoetst. Pas vanaf 2006 gaat deze progressie-eis gelden. Als u eerder gebruik heeft gemaakt van de WIK en in 2005 uitkering heeft ontvangen op grond van de WWIK, dan wordt dan bij het bereiken van de 13e, 25e of 37e uitkeringmaand, inclusief de WIK-periode, getoetst of u, eventueel samen met uw samenwonende partner, in de 12 kalendermaanden daarvoor minimaal € 2.800,- aan inkomen uit arbeid heeft verdiend, na aftrek van uw beroepskosten. Daarna wordt de eis verhoogd tot de 2e trede van € 4.400,- als u nog gebruik kunt maken van de WWIK. Ook in deze situatie kan maximaal eenmaal ontheffing worden verleend, zie de informatie hierover bij progressie-eis.
Meer informatie
Voor meer informatie over de Wet werk en inkomen kunstenaars kunt u contact opnemen met de afdeling Publieksinformatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tel. 0800-9051 (gratis). Met vragen over de WWIK-uitkering kunt u terecht bij uw centrumgemeente. Voor vragen over het flankerend beleid kunt u contact opnemen met de informatietelefoon van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: 070- 4123270 of met de adviserende instelling. Adviserende instelling: Kunstenaars & Cultuur en Ondernemerschap (Kunstenaars&CO) Bezoekadres: Nieuwe Herengracht 119 1011 SB Amsterdam Postadres: Postbus 2617 1000 CP Amsterdam Tel. 020 535 2500 Internetadres: www.kunstenaarsenco.nl