Wat u over de scootermobiel moet weten
Inhoud
Inleiding
4
Bediening Contactsleutel Verlichting Richtingaanwijzers De claxon Regelen van verschillende snelheden Scootermobiel in de vrijloop zetten De accu
4 4 5 5 5 5 7 7
Het rijden met de scootermobiel Transfer naar het voertuig Wegrijden uit stilstand Het rijden Het stoppen Het achterom kijken Het maken van een bocht Manoeuvreren in kleine ruimtes Het keren Deuren Gebruik maken van een lift Het oversteken Het rechts afslaan Het links afslaan Het op/afrijden van een helling Het op/afrijden van trottoirs Het rijden op holle en bolle wegen Het rijden op onregelmatig terrein Parkeren van de scootermobiel
7 7 8 8 9 9 10 10 10 11 12 12 13 13 14 14 15 15 15
2
Aandachtspunten die in alle situaties gebruikt moeten worden
15
Verkeersregels Het trottoir Het fietspad De rijbaan
16 17 17 17
Voorrangsregels
17
Verkeersborden
18
Tot besluit
21
De Sint Maartenskliniek
22
Colofon
24
3
Inleiding Dit boekje geeft praktische informatie over hoe handelingen met de scootermobiel op een goede manier uitgevoerd kunnen worden. Daarnaast worden de belangrijkste vaardigheden uitgelegd en door middel van plaatjes toegelicht. Tevens staan hierin de verkeersregels die voor u als scootermobiel bestuurder gelden. Deze uitleg in theorie alleen is echter niet voldoende, door de handelingen vaak te oefenen, krijgt u steeds meer controle over de scootermobiel. Als u de bediening van de scootermobiel en de basisprincipes beheerst, moet u ook de andere verkeersdeelnemers goed in de gaten houden en in verschillende situaties op een veilige manier kunnen reageren. Hier heeft u kennis van de verkeersregels voor nodig. Het inzicht dat u hierin krijgt kunt u alleen door ervaring opdoen. Een scootermobiel-training en dit boekje kunnen u hierbij goed op weg helpen.
Bediening Contactsleutel Wanneer u de scootermobiel wilt gaan gebruiken, moet deze eerst aangezet worden. De wijze van aanzetten is niet bij alle modellen hetzelfde. Over het algemeen moet u gebruik maken van een sleutel die u in het contactslot steekt. Soms moet u deze vervolgens een kwartslag draaien en soms moet u ook nog een aan/uit schakelaar indrukken. Zodra het contact aan is kunt u: Controleren of de accu vol genoeg is om te gaan rijden. Op het bedieningspaneel zit hiervoor een indicatielampje of wijzertje. Staat het wijzertje in het groene gedeelte, dan is de accu vol en kunt u rijden. Staat het wijzertje in of bijna in het rode gedeelte, dan is de accu leeg of bijna leeg en moet deze eerst geladen worden voordat u kunt rijden.
4
Gebruik maken van functies als de verlichting, de richtingaanwijzer, en de claxon. De alarmverlichting kunt u altijd gebruiken, ook wanneer het contact niet aan staat. Verlichting Bij erg donker weer of ’s avonds moet u de verlichting gebruiken. Deze zet u aan door de hiervoor bestemde schakelaar of knop op het bedieningspaneel te gebruiken. Richtingaanwijzers Als u op straat linksaf of rechtsaf wilt slaan, moet u de richtingaanwijzer gebruiken. Deze zet u aan door de hiervoor bestemde knop of schakelaar op het bedieningspaneel te gebruiken. Bent u afgeslagen dan moet u de richtingaanwijzer ook weer uitzetten, deze schakelt namelijk niet vanzelf uit. Als u op de stoep rijdt hoeft u de richtingaanwijzer niet te gebruiken. De claxon De claxon mag u alleen gebruiken in gevaarlijke situaties, bijvoorbeeld als u iemand wilt waarschuwen. De claxon is hoorbaar zolang u deze ingedrukt houdt en wordt bediend met een knop op het bedieningspaneel. Regelen van verschillende snelheden U kunt de snelheid op twee manieren regelen: 1. Door middel van de gashendels Afhankelijk van het type scootermobiel zijn er aan het stuur twee gashendels waarbij één voor vooruit en één voor achteruit wordt gebruikt. Of er is één gashendel die voor zowel vooruit als achteruit gebruikt wordt waarbij eerst een knop ingedrukt moet worden om achteruit te rijden. De gashendel zit aan het stuur en u bedient deze met de vingers of de duim.
5
Door de hendel in te knijpen geeft u gas waarbij de hoeveelheid gas wordt bepaald door de mate van indrukken. Knijp de hendel zachtjes in als u wegrijdt waarna u de snelheid kunt verhogen door de hendel verder in te knijpen. Probeer de snelheid constant te houden tijdens het rijden. Tijdens het maken van een bocht (‘trekken’ aan het stuur naar één kant) moet u erop letten dat u niet tevens de hendel verder in knijpt omdat u dan snelheid meerdert. Het is gevaarlijk om op hoge snelheid een bocht door te rijden. 2. Door middel van de snelheidsregelaar Deze is meestal uitgevoerd in de vorm van een draaiknop op het bedieningspaneel. Afhankelijk van het type scootermobiel staan op deze knop symbolen om de verschillende snelheden aan te geven (getallen of een schildpad en een haasje). Met deze snelheidsregelaar wordt de maximale snelheid bepaald, die u met de gashendels kunt bereiken als u deze maximaal heeft in geknepen. Over het algemeen zet u de snelheidsregelaar in een stand die voor u prettig is en waarmee u veilig kunt rijden. Meestal is het verstandig om de snelheidsregelaar op een stand te zetten, die u nog wat “speling” geeft om te kunnen versnellen of verlagen met de hendels zodat u kunt inspelen op onverwachte situaties. Soms is het verhogen van de snelheid met de snelheidsregelaar vereist, zoals bijvoorbeeld bij het oversteken van een kruispunt of een spoorwegovergang, bij het oprijden van een oprit of helling en bij het rijden over grind. In andere situaties is het nodig de snelheid te verlagen, zoals bijvoorbeeld bij het afrijden van een oprit of helling, het nemen van een verkeersdrempel en bij manoeuvreren in kleine ruimtes of smalle doorgangen.
6
De scootermobiel in de vrijloop zetten Om de scootermobiel met de hand te kunnen verplaatsen (bijvoorbeeld bij pech) dient u de scootermobiel in de vrijloop te zetten. Aan de zijkant of aan de achterkant van de scootermobiel zit een hendel om de motor te ontgrendelen (in de vrijloop zetten). Hierdoor worden de motor en de automatische parkeerrem uitgeschakeld en kunt u de scootermobiel wegduwen. De accu Op het bedieningspaneel zit een wijzer of lampje dat aangeeft hoe vol de accu is. Groen betekent vol en rood betekent dat de accu leeg is. De accu van de scootermobiel moet opgeladen worden met behulp van de daarvoor bestemde oplader. Omdat dit bij iedere scootermobiel anders is, wordt hier door de leverancier bij de aflevering informatie over verstrekt. Tevens krijgt u bij de scootermobiel een boekje met informatie over het onderhoud en de bediening ervan.
Het rijden met de scootermobiel Door veel oefenen en regelmatig gebruik leert u de mogelijkheden en beperkingen van de scootermobiel kennen. Transfer naar het voertuig Zorg bij het op en af stappen er altijd voor dat het contact uit staat. Zo kan de scootermobiel niet naar voor of achter bewegen (waardoor u uit balans kan raken) wanneer u per ongeluk de gashendel zou aanstoten. Als u op of van de scootermobiel af wilt stappen, kunt u dit zowel aan de linker als aan de rechter zijde doen. Aan de zijde waar u op of af stapt heeft u meer ruimte nodig zodat u hier rekening mee moet houden bij het parkeren. Er twee zijn manieren: 1. Klap de armleuningen omhoog en stap op het plateau om op de stoel te gaan zitten. Klap hierna de armleuning weer naar beneden. 2. Aan de zijkant van de stoel zit een hendel waarmee u het draaimechanisme ontgrendelt. Draai de stoel een kwartslag waarna u gaat zitten en de stoel recht draait totdat deze weer vergrendelt. Controleer altijd of de stoel goed vergrendelt is. 7
Wegrijden vanuit stilstand Let erop dat u in een vloeiende beweging wegrijdt. Dit bereikt u door de gashendel langzaam in te drukken totdat u een klikje hoort. Zodra u de hendel hierna voorzichtig verder indrukt gaat de scootermobiel langzaam rijden, vervolgens kunt u de snelheid opvoeren. Als u wegrijdt moet u opletten dat u anderen niet hindert. Tevens moet u de snelheid aanpassen aan de situatie (bijvoorbeeld ander verkeer en het soort wegdek). Het rijden Bij het recht vooruit en - achteruit rijden moet u proberen het stuur zo stil mogelijk te houden. Het stuur reageert vrij snel en dit kan veroorzaken dat u kleine slingerende bewegingen maakt tijdens het rijden. Door het stuur naar rechts of naar links te draaien rijdt u ook naar rechts of naar links. Afhankelijk van de “grootte” van deze beweging maakt u een flauwe bocht of een scherpe bocht. De draaicirkel, de lengte en de breedte (de achterzijde is breder dan de voorzijde!) van de scootermobiel zijn bepalend voor de ruimte die u nodig heeft om een bocht te maken, hoe u een deur doorrijdt, welke afstand u van de stoeprand af moet rijden en hoe u moet keren en manoeuvreren. Als u rijdt is het belangrijk om de omgeving en medeweggebruikers goed in de gaten te houden, regelmatig achterom en/ of in uw spiegel te kijken. Dit zorgt ervoor dat u voldoende informatie krijgt over wat er om u heen gebeurt, zodat u hierop kunt reageren. Rijdt u op de stoep let dan goed op uw medevoetgangers, zij zijn kwetsbaarder dan u op uw scootermobiel. Kijk ook vooruit om te zien of er geen storende obstakels op u weg staan en er genoeg ruimte is om er veilig langs te kunnen. Rijdt u op de rijbaan dan moet u er op letten dat u zoveel mogelijk rechts rijdt. Het wegdek is niet altijd vlak, het kan bijvoorbeeld aan de kanten schuin aflopen. Het stuur trekt dan naar de laagste kant en u moet dan tegensturen om rechtdoor te rijden. Pas uw snelheid aan, aan het soort wegdek: een gladde asfaltweg rijdt anders dan een hobbelige weg met keien.
8
Het stoppen Als u ergens gaat stoppen moet u eerst rustig snelheid verminderen door langzaam de druk op de hendel te verminderen. Het uiteindelijke stoppen doet u door de hendel helemaal los te laten. Op deze wijze kunt u veilig stoppen en is het tevens voor de rest van het verkeer duidelijk dat u dit van plan bent. In sommige situaties is het belangrijk dat u snel kunt stoppen, bijvoorbeeld bij een onverwachte gebeurtenis of situatie in het verkeer. U doet dit door direct de gashendel los te laten. U staat dan snel en mogelijk met een schok stil. Meestal rijdt de scootermobiel nog een klein stukje door als u de gashendel heeft losgelaten. Deze afstand is afhankelijk van uw snelheid. In andere situaties is het belangrijk precieze verplaatsingen te maken zoals bij het inrijden van een lift of het passeren van een nauwe doorgang. In dit soort situaties kunt u het beste zorgen voor een lage snelheid zodat u direct stilstaat als u de gashendel los laat. Dit kan u doen door de gashendel maar een weinig in te drukken en/of de snelheidregelaar laag te zetten. Het achterom kijken Als u deelneemt aan het verkeer dient u rekening te houden met andere verkeersdeelnemers. Hiervoor moet u zowel informatie krijgen over wat er voor u gebeurt als wat er achter u gebeurt. Het achterom kijken is vooral belangrijk bij het parkeren, het voorsorteren, het inhalen en bij het afslaan. Achterom kijken tijdens het rijden is soms lastig omdat u de neiging kan hebben tegelijk het stuur te draaien als u het hoofd en schouders naar achter draait. Tijdens het achterom kijken moet u extra alert zijn dat u rechtdoor rijdt. Eventueel kan u de snelheid minderen of stoppen. Heeft u een spiegel dan kunt u ook hiervan gebruik maken. Als u langere tijd recht vooruit rijdt is een spiegel praktisch omdat u in de gaten kunt houden wat er achter u gebeurt, zonder dat u steeds achterom hoeft te kijken. Dit vergt echter wel oefening omdat u moet kunnen inschatten wat uw gezichtsveld is en wat de afstanden tot uw medeweggebruikers zijn. Let op: De spiegel zit meestal aan het stuur vast en draait dus mee met het stuur waardoor u het achteropkomend verkeer niet meer ziet.
9
Het maken van een bocht Zorg dat uw snelheid laag blijft tijdens het maken van de bocht. Door het draaien van het stuur kan u de neiging hebben de gashendel verder in te knijpen en daardoor de snelheid verhogen. Daarnaast moet u goed op met name het achteropkomend verkeer letten. Alléén in de spiegel kijken is niet voldoende, u moet ook over uw schouders kijken. Een bocht vooruit maken. U draait het stuur die kant op waar u naartoe wilt. Op de rijbaan moet u de bocht naar rechts niet te ruim maken en dicht langs de stoeprand blijven rijden. De bocht naar links moet u juist wel ruim maken (zie figuur 7 en 8). Dit is het veiligst voor u en het verkeer. Een bocht achteruit maken. Het sturen bij het achteruitrijden is tegenovergesteld aan vooruit rijden. Als u rechts achteruit wilt rijden dan trekt u de rechterkant van het stuur naar u toe en geeft u voorzichtig gas. Wilt u links achteruit rijden dan trekt u de linkerkant van het stuur naar u toe. Manoeuvreren in kleine ruimtes Als u precieze bewegingen wilt maken, moet u altijd zorgen dat uw snelheid laag is. De snelheidsregelaar kunt u hierbij het beste zo laag mogelijk zetten. Het keren Probeer een plek te vinden waar genoeg ruimte is, zodat u in één keer kunt keren. U rijdt zo dicht mogelijk langs de muur en draait dan het stuur maximaal. Let erop dat u de snelheid laag houdt en constant.
Figuur 1: Het keren in 1 keer Het is echter mogelijk dat u niet in één keer kunt keren, omdat de ruimte te klein is. Rijdt weer zo dicht mogelijk langs de muur en draai het stuur maximaal. Vervolgens rijdt u zover als mogelijk is door naar die kant, stopt en draait het stuur helemaal om naar de andere kant. Nu rijdt u 10
achteruit terug totdat u genoeg ruimte heeft om de bocht af te maken. Draai nu het stuur de juiste richting in en rijdt vooruit weg. Let er weer op dat u de snelheid laag en constant houdt.
Figuur 2: Keren in kleine ruimtes Deuren: Een deur die van u af draait U gaat recht voor de deur staan en open de deur. Rijdt vooruit door de deur en duw als dit mogelijk is de deur achter u dicht. Eventueel rijdt u nog een stukje achteruit om de deur te sluiten.
Figuur 3: Een deur die van u afdraait Een deur die naar u toe draait Als een deur naar u toe open gaat, ga dan recht naast de deur staan en doe hem open. Rij een stukje achteruit waarna u door de opening kan manoeuvreren. Probeer halverwege de deur al wat te sluiten en draai de scootermobiel op het laatst een kwartslag zodat u de deur geheel kan sluiten.
11
Hoe u Figuur precies4:door hangt af van de situatie en moet Eeneen deurdeur die kan naarrijden u toedraait per keer bekeken worden. Soms is het noodzakelijk om van de scootermobiel te stappen om een deur open en / of dicht te maken. Gebruik maken van een lift: Niet iedere lift is voor de scootermobiel toegankelijk, let dus goed op voordat u naar binnen rijdt of uw scootermobiel in deze lift past. In enkele liften is een spiegel die u kan gebruiken bij het manoeuvreren. Het kan gebeuren dat de liftdeuren dicht gaan terwijl u nog in de opening staat. De deuren gaan vanzelf weer open als zij uw scootermobiel raken. Het best kunt u vooruit de lift inrijden. Let er ook hierbij op dat u recht naar binnen rijdt want dit maakt het makkelijker om weer uit de lift te rijden. Als u in de lift staat, bedient u de knoppen. Als u op de goede etage bent aangekomen, kijkt u of de weg vrij is waarna u achterwaarts de lift uitrijdt.
Figuur 5: Het inrijden van een lift Het oversteken: Als u een weg wilt oversteken, kunt u het beste stil staan met het voorwiel tegen de rand van de kruisende weg (bijv. de haaientanden). Op deze manier heeft u een zo groot mogelijk overzicht op de weg die u wilt oversteken. Zo kunt u het beste bepalen wanneer het veilig is om over te steken. Tevens zien andere weggebruikers dat u wilt gaan oversteken.
12
Het rechts afslaan: Voordat u wilt gaan afslaan kijkt u goed om u heen. Kijk ook over uw rechterschouder want verkeer dat rechtdoor gaat (ook voetgangers!) heeft voorrang. U kijkt of het mogelijk is om af te slaan en vervolgens zet u het knipperlicht aan (u mag niet uw hand uitsteken). Voordat u de bocht gaat maken kijkt u nogmaals goed om u heen en als het nog steeds mogelijk is, slaat u rustig af. Zorg dat u vlak langs de stoeprand blijft zodat de bocht kort is. Zet het knipperlicht uit als u de bocht gemaakt heeft.
Figuur 6: Rechts afslaan Het links afslaan: De volgorde van handelen is hetzelfde als bij het afslaan naar rechts, te weten: goed om u heen kijken, knipperlicht aan als de weg vrij is, rustig afslaan en knipperlicht uit. De verschillen zijn dat u nu extra over uw linkerschouder kijkt en dat u nu juist wel een ruime bocht maakt zodat u langs de rechter stoeprand blijft rijden. Houdt de snelheid constant zodat andere weggebruikers in kunnen schatten wanneer u de overkant bereikt. Er zijn verschillende manieren om links af te slaan. Is er op de weg een vak om voor te sorteren, dan moet u hier gebruik van maken. Ook zonder voorsorteervak kunt u soms aan de linkerkant van uw weghelft gaan rijden voor het oversteken. 13
Wanneer voorsorteren niet veilig is blijft u aan de rechter zijde van de weg rijden totdat u recht tegenover de weg naar links staat. U stopt en kijkt goed om u heen en als het veilig is om over te steken, geeft u richting aan en steekt over.
Figuur 7: Links afslaan met voorsorteren en zonder voorsorteren Het op/afrijden van een helling: 8: Links afslaan met MetFiguur een scootermobiel kunt u hellingen nemen tot ca. 11°. voorsorteren Als u een helling oprijdt heeft de motor meer vermogen nodig dan op een vlakke weg. Soms merkt u dat u langzamer gaat rijden op een helling of zelfs tot stilstand komt. U kunt dan iets meer gas geven door de gashendel verder in te knijpen of de snelheidsregelaar wat hoger te zetten. Als u een helling afrijdt kunt u het beste de snelheid laag houden om te voorkomen dat de scootermobiel sneller gaat dan dat u wilt. Houdt tijdens de gehele afdaling de snelheid laag en constant. Als u tijdens het op- of afrijden van een helling moet stoppen en u wilt daarna weer gaan rijden, dan kan het zijn dat de scootermobiel naar beneden gaat rollen. Dit komt omdat bij het zachtjes in knijpen van de gashendel de rem van de wielen wordt opgeheven en het vermogen van de motor nog niet voldoende is om te gaan rijden. Corrigeer dit door iets meer gas te geven. Het op/afrijden van trottoirs: Stoepranden zijn vanwege de hoogte, meestal niet te nemen voor scootermobielen. Een stoeprand van enkele centimeters hoog lukt nog wel, maar het stoten tegen de stoeprand is meestal niet goed voor de banden. 14
Wilt u een trottoir op- of afrijden, dan kunt u het beste gebruik maken van op- en afritten. Probeer dit altijd met een lage snelheid en in een hoek van negentig graden ten opzichte van de afrit te doen zodat de achterwielen gelijktijdig het trottoir op- of afgaan. Als u te hard rijdt en de achterwielen om de beurt van de stoeprand komen kan de scootermobiel om vallen. U moet dus met een ruime bocht naar de stoeprand rijden zodat u hier recht voor komt te staan. Het rijden op holle en bolle wegen: Veel wegen zijn een beetje bol aangelegd zodat het regenwater de goot in kan lopen. Dit kan vervelend zijn tijdens het rijden maar is niet gevaarlijk als het hoogteverschil niet te groot is. U moet tijdens het rijden een beetje tegensturen en eventueel uw gewicht verplaatsen. U leunt hierbij altijd “tegen de helling in” dus als het linker achterwiel hoger is dan leunt u wat naar links. Het rijden op onregelmatig terrein: Het rijden op een weg met kuilen of klinkers is mogelijk mits u uw snelheid laag houdt en rekening houdt met het kantelgevaar. Probeer om kuilen en grote onregelmatigheden heen te rijden als de verkeerssituatie dit toestaat. Het rijden op gras, grind en zand is over het algemeen ook mogelijk mits deze een harde ondergrond hebben. Wat uw scootermobiel aan kan is afhankelijk van het gewicht, de grootte van de wielen en het vermogen van de motor. Parkeren van de scootermobiel: Het parkeren van de scootermobiel dient bij voorkeur in de berm, op het trottoir, op een hiervoor bestemd weggedeelte of bij een fietsenrek te gebeuren. Als u bij iemand op bezoek gaat, kunt u hem ook op de oprit of bij het huis parkeren. Nadat u de scootermobiel geparkeerd heeft, neemt u de contactsleutel uit het slot. Eventueel kunt u een eigen slot om het wiel doen. Aandachtspunten die in alle situaties gebruikt moeten worden: Zorg dat u op een goede manier op de scootermobiel zit. Probeer goed rechtop en achterin de stoel te zitten zodat u de rugleuning gebruikt. Zet beide voeten op de voetplaat zodat u niet klem kan komen als u 15
door een nauwe doorgang rijdt. Probeer een ontspannen houding te handhaven waarbij de onderarmen op de armleggers leunen. Bij langere afstanden kunt u af en toe een rustpauze inlassen. Het mandje aan het stuur van de scootermobiel moet u niet te zwaar belasten. Door het gewicht van het mandje wordt het hanteren van het stuur anders te zwaar. Kijk altijd goed om u heen. Maar let er wel op dat u recht vooruit blijft rijden. Houdt in alle situaties rekening met de lengte, breedte en draaicirkel van de scootermobiel. Pas uw snelheid altijd aan de verschillende omstandigheden en situaties aan. Denk hierbij aan het verkeer, de drukte en het wegdek. Zet de snelheidsregelaar altijd laag in situaties waarbij u precieze bewegingen moet maken, zoals bij het manoeuvreren of het inrijden van een lift. Houdt er rekening mee dat een scootermobiel kan kantelen. Rijdt dus nooit schuin een trottoir op, door een diepe goot of kuil en houdt de snelheid laag. Wanneer u onderweg bent met de scootermobiel en u stopt om met iemand een praatje te maken zet de scootermobiel dan uit. Een scootermobiel is alleen geschikt voor één persoon. Verkeersregels: Aangezien er regelmatig veranderingen zijn in verkeersregels wordt er in dit boekje slechts beperkt uitleg gegeven over algemene verkeersregels en verkeersborden. Voor verdere informatie wordt u verwezen naar de website van VVN (Veilig Verkeer Nederland) www.vvn.nl . Voor algemene vragen kunt u VVN telefonisch bereiken via telefoonnummer (088) 524 88 00. Voor verkeersvragen belt u met (088) 524 88 90.
16
Als u deel neemt aan het verkeer moet uw scootermobiel verzekerd zijn en voorzien zijn van een geel (brommer-)plaatje. Over het algemeen zorgt de leverancier voor de verzekering van de scootermobiel anders moet u dit zelf regelen. Als bestuurder van een scootermobiel mag u op meerdere weggedeelten rijden, mits u uw snelheid aan het verkeer aanpast. Het trottoir: Wanneer u de voorkeur geeft aan stapvoets rijden, is het verstandig om u op het trottoir te verplaatsen. Op deze manier kunt u rustig rijden zonder de rest van het verkeer te hinderen. Het nadeel van het rijden op de stoep is dat u deze ook af moet, wat betekent dat u de stoep niet op elk willekeurig moment kunt verlaten omdat er niet overal een afrit is. In veel gevallen zijn de trottoirbanden bij kruispunten wel verlaagd, zodat u hier gemakkelijk kunt oversteken. Een nadeel van rijden op de het trottoir is dat u obstakels op uw pad kunt treffen. Denkt u maar eens aan lantaarnpalen, vuilnisbakken, fietsen en overhangend groen uit tuinen. Het fietspad: Over het algemeen kan een gebruiker van een scootermobiel het beste op het fietspad rijden. De snelheid die een gemiddelde scootermobiel rijdt, komt overeen met die van een rustige fietser. Het voordeel van het rijden op een fietspad is dat u niet hoeft te zoeken naar op- en afritten en er zijn minder obstakels dan op een trottoir. Denk maar eens aan lantaarnpalen, vuilnisbakken, fietsen en overhangend groen uit tuinen. Op het moment dat er een fietspad aanwezig is, mag u niet op de rijbaan rijden. De rijbaan: Wanneer er geen gescheiden fietspad aanwezig is, zult u in veel gevallen op de rijbaan moeten rijden. Dit mag echter alleen op een rijbaan die ook voor fietsers toegankelijk is, dus geen autoweg en geen autosnelweg. Belangrijk hierbij is om zoveel mogelijk rechts te rijden en uw snelheid aan te passen aan andere weggebruikers.
Voorrangsregels: Als u op het trottoir rijdt gelden voor u de regels van een voetganger. U heeft alleen voorrang als u wil oversteken bij een zebrapad of 17
voetgangersoversteekplaats of wanneer u afslaand verkeer kruist bij het rechtdoor gaan. Als u op de rijbaan en/of fietspad rijdt, gelden de volgende regels: Op kruispunten zonder voorrangswegen geldt dat u voorrang moet geven aan fietsers, bromfietsers en gemotoriseerd verkeer van rechts. Op kruispunten van voorrangswegen en op voorrangskruispunten moet u voorrang verlenen aan al het verkeer dat zich op de voorrangsweg of op het voorrangskruispunt bevindt. Wanneer er op het wegdek haaientanden (een rij witte driehoeken met de punten naar u toe) zijn aangebracht dan betekent dit dat u voorrang moet verlenen. Bij het afslaan geldt de verkeersregel “rechtdoor op dezelfde weg gaat voor”. Dit betekent dat wanneer u links of rechts afslaat u het verkeer dat rechtdoor gaat voorrang moet verlenen, dus ook voetgangers op het trottoir! Als een voetganger aangeeft te willen oversteken op een voetgangersoversteekplaats of zebrapad, dan moet u deze voor laten gaan. U dient voorrang te geven aan blinden die voorzien zijn van een blindenstok. Als u uit een uitrit of onverharde weg komt, moet u voorrang verlenen aan al het andere verkeer dat zich op de weg bevindt. Als binnen de bebouwde kom een bus wil wegrijden van een bushalte, dan moet u deze voor laten gaan. Buiten de bebouwde kom heeft de bus geen voorrang. Als bestuurder van een scootermobiel bent u verplicht om onder alle omstandigheden vrije doorgang aan auto’s van politie en brandweer en aan ziekenauto’s te verlenen, als deze het zwaailicht en de sirene gebruiken. Verkeersborden: Tijdens het rijden met de scootermobiel zult u een aantal verkeersborden regelmatig tegenkomen.
18
Waarschuwingsborden: Dit zijn driehoekige borden met een rode rand die aangeven dat u extra goed moet opletten
Voorrangskruispunt
Voorrangskruispunt Zijweg links
Voetgangersoversteekplaats
Gebodsborden: Dit zijn ronde, blauwe borden, ze geven aan dat u iets MOET doen. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan de verplichte rijrichting bij een rotonde.
Gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven
Rotonde: verplichte rijrichting
Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft
Verbodsborden: Dit zijn ronde borden met een rode rand, ze geven aan dat u iets NIET mag doen, bijvoorbeeld het inrijden van een bepaalde straat.
Gesloten voor fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor
Gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor
Verbod fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor te plaatsen
19
Overige belangrijke verkeersborden:
Voorrangsweg
Einde voorrangsweg
Verleen voorrang aan bestuurders op kruisende weg
20
Einde van alle door verkeersborden aangegeven verboden
Stop: verleen voorrang aan alle bestuurders
Tot besluit Dit boekje probeert om kort en duidelijk uit te leggen hoe u de scootermobiel het beste kunt gebruiken. Hopelijk helpen de voorbeelden die hierin vermeld staan u bij het veilig deelnemen aan het verkeer. Vermeld dient te worden dat deze brochure geen vervanging is van de scootermobiel-training die aan u gegeven wordt, het is slechts een aanvulling. Door oefening zult u moeten leren om op een goede en vooral veilige manier de scootermobiel te kunnen gebruiken.
21
Sint Maartenskliniek De Sint Maartenskliniek is als enige ziekenhuis in Nederland volledig gespecialiseerd in houding en beweging. U kunt op verschillende locaties in het land bij ons terecht voor behandeling van eenvoudige tot zeer complexe aandoeningen op het gebied van orthopedie, reumatologie en revalidatie na ziekte, een ongeval of hersenletsel. Doordat we ons volledig richten op aandoeningen aan het houding- en bewegingssysteem is onze ervaring en kennis groot. We staan dan ook bekend als een vooraanstaand ziekenhuis dat in de behandeling gebruikmaakt van de laatste inzichten. Op onze onderzoeksafdeling ontwikkelen we nieuwe behandelmethoden en doen we onderzoek naar het effect ervan. De Sint Maartenskliniek beschikt verder onder meer over een gespecialiseerde apotheek, een sportmedisch centrum en een pijnbehandelcentrum. Bij de Sint Maartenskliniek staat de patiënt centraal. U wordt persoonlijk benaderd, deskundig begeleid en u kunt rekenen op onze uitgebreide voorzieningen. Wij staan klaar om u gastvrij te ontvangen. Voor meer informatie over onze behandelingen en een overzicht van al onze behandellocaties, kunt u terecht op onze website www.maartenskliniek.nl.
22
23
Meer informatie of vragen
Voor meer informatie kunt u terecht bij de afdeling ergotherapie van de Sint Maartenskliniek. Bereikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 16.30 uur op telefoonnummer: (024) 365 93 56 E-mailadres:
[email protected]
Colofon
Uitgave van de afdeling Communicatie, i.s.m de afdeling Ergotherapie Februari 2015
Artikelcode
1038755
Bezoekadres Postadres Telefoon Internet
Hengstdal 3, 6574 NA Ubbergen (bij Nijmegen) Postbus 9011, 6500 GM Nijmegen (024) 365 99 11 www.maartenskliniek.nl