DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS DOOR
C. VAN DRIMMELEN
In de 17e, 18e en 19e eeuw hield Nederland in al zijn West-Indische koloniën slaven en was meer dan eenige andere koloniseerende natie betrokken in den slavenhandel op de Nieuwe Wereld en het is nog slechts een goede zestig jaar geleden, dat het op voorbeeld van Engeland de slavernij afschafte. Tienduizenden van Afrika's kinderen werden in die eeuwen door Nederlandsche kooplieden van stroopende Afrikaansche benden opgekocht, met Nederlandsche schepen naar Amerika overgebracht en daar verkocht om er een leven van zwoegend lastdier te slijten. Een neger, heette het in die dagen, had geen rechten, omdat hij een barbaar was, had geen ziel als een blanke, kon dus het hemelsch paradijs niet beerven, was geschapen om den blanke te dienen. In de geschiedenis der menschheid is het dus ternauwernood één dag geleden, dat het Europeesch ras de negers in Afrika als wilde beesten liet opvangen, hen als zaken verhandelde en met de zweep ranselde, zooals het dit paarden en ezels nog doet. Eerst thans, kan men zeggen, is onze planeet rijp voor de nieuwe en toch reeds zoo oude leer, dat alle volken en rassen gelijk zijn, dat ons medegevoel zich niet mag beperken tot onze naaste omgeving, maar zich behoort uit te strekken tot de geheele menschheid, ja, tot alle levende schepselen. De menschen gelooven niet meer, dat de mensch het middelpunt, het doel der schepping is en al wat deze bevat voor hem geschapen, aan hem dienstbaar is en dat het 25
386
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
blanke ras bestemd is het gele, bruine en roode te overheerschen. De gezond-denkenden zijn tot het inzicht gekomen, door wijzen en zieners der menschheid reeds voor eeuwen verkondigd, dat alle menschen door hun afkomst verwanten zijn, één groote broederschap vormen en dat het alles bevattend evangelie kon worden saamgevat in deze woorden: „Heb uw naaste lief als uzelf", of om met een andere reuzen-figuur der oudheid (Confusius) te spreken: „Wat gij niet wilt dat u gedaan wordt, doe dat ook niet aan anderen." Intusschen de neigingen die opgroeiden in eeuwen van haat en zelfzucht zijn niet zoo gemakkelijk te onderdrukken, terwijl onverstand en traagheid van geest vreeselijke hoedanigheden blijven. Zelfzucht en heerschzucht zijn nog steeds de niet uitgedreven cultuur-duivels der blanke overheerschers. De gekleurde rassen worden door dezen bij voortduring nog gering geschat en waar blanken en negers samenwonen, is het een gewoon verschijnsel, dat de loonen der blanke arbeiders 6 a 7 maal hooger zijn dan die der kleurlingen. Nergens ter wereld is de golf, welke de blanke en gekleurde rassen scheidt, zóó groot als in de Vereenigde Staten en Zuid-Afrika, waar zij van politieke rechten verstoken zijn en de vakvereenigingen, die de leuze „Proletariërs aller landen vereenigt u!" in hun vaandel voeren, hen uitsluiten en weigeren te erkennen, dat ook de gekleurde broeders gelijke rechten op het leven en de wettige vreugden des levens mogen doen gelden. Maar er zijn ook landen, waar die afstand uiterst gering is, waar de lijn die blanken en kleurlingen scheidt, aan het verdwijnen is en een daarvan is ongetwijfeld de Nederlandsche kolonie Suriname, waar het rassen vraagstuk, in vele landen het politiek vraagstuk bij uitnemendheid, vrijwel alle beteekenis heeft verloren. Veertig duizend eeuwenlang uitgebuite, kunstmatig in een staat van kindsheid gehouden menschen, zijn daar in een goede halve eeuw opgeheven tot over 't algemeen nuttige leden eener langzaam voortschrijdende moderne ge-
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
387
meenschap en dit niet door aanwending van buitengewone middelen, maar eenvoudig door het gemeene recht ook voor hen te doen gelden, door zonder veel omslag de moederlandsche wetten ook voor de vrijgemaakten van toepassing te verklaren. Aan den verlichtenden en beschavenden invloed der Protestantsche en Roomsch-Katholieke zending hebben de negers het grootendeels te danken, dat zij, in zoo korten tijd, uit hun staat van dierlijkheid zijn opgeheven. Voor hun groei als geestelijke wezens hebben zij aan die zending dan ook groote verplichtingen. Goed en gemakkelijk te verkrijgen onderwijs, dat sedert zoo veel mogelijk op het peil van dat in Nederland wordt gehouden, heeft verder veel bijgedragen tot de verstandelijke ontwikkeling der gekleurde bevolking. Aan dit onderwijs heeft, hetgeen allengs de kern is geworden der inlandsche bevolking het te danken, dat deze reeds meerendeels bestaat uit burgers van goed gehalte, die in velerlei betrekkingen uitblinken en zoowel in de kolonie als elders de eer van het moederland hebben hooggehouden. De Afro-Amerikanen, die door vermenging meer dan één ras vertegenwoordigen, treden ten deze sterk op den voorgrond, vormen voor omstreeks 95 % het ambtenaarskorps en niet weinigen voltooien hun opvoeding aan Nederlandsche Hooge Scholen. Het wetgevend lichaam in de kolonie wordt beheerscht door kiezers van gemengd bloed; de kleurlingen hebben daarin dan ook de overhand en geven blijk van politiek inzicht en gematigdheid. De negers legden tot nu toe minder belangstelling in den gang der openbare zaken aan den dag, maar ook zij worden zich de macht van het stembiljet bewust. Ook in Suriname is gebleken, dat de psychische kloof, die men onderstelde tusschen blanke en neger, niet bestaat. Die onderstelling was nog een overblijfsel van den snel verdwijnenden waan, dat de blanke mensch de kroon der schepping is en welke zelfzucht en inbeelding eeuwenlang hebben bestendigd. De menschelijke geest — dit weten wij thans — is
1 388
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
slechts een enkele loot van iets met vertakkingen in alle naties en rassen. Waarom de evolutie van den geest bij den neger in Midden-Afrika eeuwenlang heeft stilgestaan, is een nog onopgelost raadsel, maar vast staat, dat de afstammelingen der uit bedoeld deel van Afrika naar Amerika overgebrachte negers zeer vatbaar zijn voor de beschaving, waarop wij westerlingen zoo prat gaan en dat velen onder hen, onder gunstige omstandigheden, den achterstand wonderlijk snel inhalen. Er bestaat ongetwijfeld verschil in geest en gemoedsgesteldheid tusschen blank, zwart, rood en geel, maar niet meer dan tusschen menschen van eenzelfde ras en hij die het lot met verschillende rassen in aanraking bracht en de gelegenheid benutte om hun karaktereigenschappen en eigenaardigheden te bestudeeren, zal wel steeds twijfelachtig staan tegenover de vraag, wat goed en wat kwaad is, wat een goede karakter-eigenschap en wat karakterfouten zijn te noemen. Wie den neger beoordeelt naar westerschen maatstaf, komt b.v. al spoedig tot de gevolgtrekking, dat spaarzaamheid en volhardend doorzetten zelden zijn hoofddeugden zijn, maar zal daarentegen moeten toegeven, dat hij guller, milder, minder heb- en baatzuchtig is dan de blanke. En die verschillen zijn niet het gevolg van heriditeit, maar van omstandigheden en geen ingewijde die daaraan nog twijfelt. Wat de Afro-Amerikanen echter in zoo opvallende mate missen, is traditie, geschiedenis, ras-bewustzijn. In alle gewezen slavenkoloniën hebben de negers de cultuur hunner gewezen meesters tot de hunne gemaakt. Op die wijze echter worden zij nog geen Amerikaan, Brit, Franschman of Nederlander; zij blijven Afro-Amerikanen, hoewel velen het, wegens gebrek aan ras-trots, liever niet zouden zijn. Op school leeren zij de geschiedenis van het volk, naar welks voorbeeld zij zich vormen; maar deze is de hunne niet, daaruit straalt niets op hen af. Hun geschiedenis, zoo heet het, begint eerst bij de komst op Amerikaanschen bodem van de eerste negerslaven en omvat een langdurig, pas afgesloten tijdvak, gedurende welk zij in
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
389
den meest vernederenden staat verkeerden, waarin de eene mensch ten opzichte van den anderen kan staan, te weten in die van volslagen afhankelijkheid, in die van slavernij. Daarom vooral beschouwen vele blanken hen nog met de beschermende hooghartigheid, waarmede iemand van goeden huize weieens pleegt neer te zien op iemand van lage geboorte en geringe beschaving. De negers en kleurlingen lijden onder die minachting, welke aan hun geestelijke en stoffelijke belangen soms zoo groote schade berokkent, aanleiding geeft tot de droevigste uitingen van rassenhaat en de loyaliteit der donkere broeders weieens op een geduchte proef stelt. Veel is er, dat de negers zich nog moeten eigen maken, veel ook, dat zij moeten afleggen, alvorens zich op één lijn te kunnen stellen met de blanken, maar hun maatschappelijke positie zou er ongetwijfeld bij winnen, hun aanzien zou er door stijgen, indien zij— evenals b.v. de Joden, die, hoe lokaal patriottisch soms dan ook, toch Jood zijn en dit ook willen blijven — meer ras-trots aan den dag legden, meer ras-gevoel ontwikkelden, dan nu het geval is. Bij de Joden is dit gevoel van eigenwaarde, dat hen geestelijk en zedelijk zoo sterk maakte in een eeuwenlangen strijd tegen vooroordeel en onderdrukking, geworteld in een eerbiedwekkend historisch verleden, doch ook de negers bezitten zulk een traditie, alleen zij zijn er zich niet van bewust, althans veel te weinig. Ontwikkelde, vooraanstaande Afro-Amerikanen behooren daarom hun rasgenooten dat verleden te openbaren, moeten daaruit aantoonen, dat hun ras niet is een kind-ras, zooals gezegd wordt, maar een ras, dat in de ontwikkelings-geschiedenis van den menschelijken geest reeds een belangrijke rol heeft vervuld, een ras niet gedoemd om eeuwig te volgen, maar geschapen ook om te scheppen en te leiden. Die tijd zal komen. De geschiedenis van het negerras zal geleidelijk worden geboekstaafd en aan de nakomelingschap der gewezen slaven onderwezen, die, naar te hopen, daaruit kracht zal putten om meer zelfbewust, met meer kennis van zich-zelf dan thans, haar plaats onder de
390
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
kinderen der menschheid in te nemen in hun ontwikkelings-gang opwaarts. Welke toestanden en gebeurtenissen uit Afrika's cultuur-historie, voor gemeld doeleinde bestudeering en bewerking verdienen, willen wij hier met enkele voorbeelden toelichten. zs
Volgens de gangbare meening is een neger een zwart mensch, met wollig haar, grove trekken, breeden neus, sterk ontwikkelde onderkaak, physiek goed ontwikkeld, maar met betrekkelijk zwakke beenen. In werkelijkheid zijn negers zelden zwart, maar bruin. Hun huidskleur wisselt van donker-bruin tot licht geel, de haargroei is verschillend en vele negervolken hebben regelmatige, zelfs schoon e gelaatstrekken. De oude voorstelling, dat de Afrikanen een ethnographisch geheel vormden, is verlaten. Weliswaar komen de meeste inboorlingen van Afrika onderling in verschillende eigenschappen overeen, maar wat vroeger voor overeenkomstig werd aangezien, zijn goed beschouwd verschillende menschengroepen, die onderling veel verschillen, al schijnen zij op de grenzen van hun verspreidingsgebied in elkaar over te gaan. Vermenging met het bloed van den donkeren Afrikaan heeft van af de vroegste tijden over geheel Afrika plaats gevonden. Over de Afrikaansche ethnologie zijn boekdeelen te vullen; door echter eenige der voornaamste volkstypen op den voorgrond te plaatsen en daarbij het zwaartepunt te laten vallen op den cultuur-historischen samenhang, is daarvan in kort bestek reeds veel belangwekkends te vertellen. Aan de Amerikaansche negerjeugd zal het ongetwijfeld belang inboezemen te vernemen, dat de ruwe, onbeschaafde wilden, waarvan zij afstammen, menschen zijn die in menig opzicht, b.v. op het gebied van de kunst, hooger staan dan de lagere klassen van het blanke ras, dat de Afrikaan reeds in overoude tijden de metaalbewerking verstond, zich op den landbouw toelegde, veehouder was, vermaak vond in snijwerk, de kunst van weven uit boom-
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
391
schors verstond, muziekinstrumenten bezat, kortom, reeds vóór den blanke een vrij hooge mate van maatschappelijke, stoffelijke en geestelijke beschaving bezat. Dergelijke kennis zal op de ontwikkeling van den natuurlijken aanleg der Afro-Amerikaansche jeugd ongetwijfeld invloed ten goede kunnen uitoefenen. Wel is men het er over eens dat het proces van het ontstaan van den mensch zich op slechts één plaats voltrokken heeft en dat ten slotte alle menschenrassen een gemeenschappelijken oorsprong hebben, maar of Azië of Afrika de bakermat der menschheid is geweest, daaromtrent verschillen de meeningen. Sir Arthur Keith, een bekend anthropoloog heeft onlangs in een rede gehouden voor het Koninkl. Chirg. Genootschap te Londen, daarover een en ander gezegd, dat opmerkelijk is. Hij wees er op, dat in de laatste tien jaren belangrijke ontdekkingen zijn gedaan over den oorsprong der menschheid buiten Europa. In Centraal-Afrika b.v. leeft thans een ras Bosjesmannen, die men gevoeglijk fossielen zou kunnen noemen, niet ongelijk aan de menschen die geleefd hebben in den ijstijd van Europa. Die Bosjesmannen missen vele kenmerken van de negerrassen. Sir Arthur komt tot de slotsom, dat de zuivere neger, die nu in Centraal-Afrika woont in het geheel geen oud menschentype is, maar de meeste van zijn physieke eigenaardigheden van betrekkelijk jongen oorsprong zijn. Indien men teruggaat op den weg van zijn ontwikkeling naar het primitieve type, dan wordt hij geleidelijk minder neger en meer Bosjesman en ten slotte komt men tot de soort mensch, die het prototype was van den Europeaan, zoowel als van den Neger. De Amerikaansche negers zijn meerendeels afkomstig van Asjanti en de oevers van de Witte en Zwarte Volta, waar zij door oorlogzuchtige stammen uit de hoogvlakten werden buitgemaakt en naar de kust van Guinea
392
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
gevoerd. Hier werden zij door Portugeesche, Engelsche, Fransche en Nederlandsche slavenhandelaars opgekocht en vervolgens naar Amerika overgebracht. De in de geschiedenis als Koromantiërs bekend staande negers, waren dappere, vrijheidlievende menschen, die in de negeropstanden in Suriname en Jamaica een opmerkelijke rol hebben gespeeld. Zij bevochten hun vrijheid en dwongen hun blanke overheerschers die te erkennen en te eerbiedigen. Over den strijd der zoogenaamde wegloopers in Suriname hier;, een kleine uitweiding, in de hoop dat bekwamer pennen dan de mijne dit onderwerp voor de gekleurde jeugd in Suriname zullen willen bewerken. Geestelijke en ideëele beweegredenen moeten daartoe voeren; wie het onderneemt, behoort er zijn geheele hart in te leggen; bijgevolg zullen op de eerste plaats negers of kleurlingen het behooren te ondernemen. Reeds ten tijde der eerste settlers onder Lord Parham, d.i. dusin het midden der 17e eeuw, liepen de slaven van de plantages weg om zich aan de boschrijke oevers der bovenrivieren te verbergen. Hun voorbeeld werkte aanstekelijk op de nog in slavernij verkeerenden en in groot en getale vluchtten zij naar hun rasgenooten in de haast ontoegankelijke wouden. Weldra vormden zij daar gemeenschappen met republikeinschen regeeringsvorm, zoo volledig ingericht, dat zij zich tot op heden vrijwel ongewijzigd hebben kunnen handhaven. De ongeschreven wetten in die gemeenschappen werden nauwgezet nageleefd. De meer dan honderdjarige krijg, welke de weggeloopen slaven tegen de blanken hebben moeten voeren, is een vrijheidskrijg geweest, waard bezongen te worden door een neger-bard, omdat die krijg zoo schitterend aan het licht bracht, dat in hoogheid van karakter de „beschaafde" blanken ver onderdeden voor de barbaarsche negers. Die wegloopers of boschnegers, zooals ze nu heeten, dwongen eerbied af. Heldhaftig toch vochten zij voor een gerechte zaak; hun vrijheid en, onder welke omstandigheden ook, het gegeven woord bleven zij getrouw, iets wat men van hun tegenstanders moeilijk zeggen kan. Vo 1-
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
393
komen in staat bleken zij een staatsvorm te scheppen, welke, hoe eenvoudig dan ook, rust en orde waarborgde en de persoonlijke vrijheid eerbiedigde. Teekenend voor het karakter en de denkwijze dier negers is de rede, die een boschneger-kapitein tot de Europeesche commissarissen richtte, die zich in 1760 tot het voeren van onderhandelingen op den houtgrond Auca ophielden. Na hun eerst voor oogen te hebben gesteld, hoe erbarmelijk het was, dat een beschaafde natie, waartoe de Nederlanders zich beroemden te behooren, door de mishandeling der slaven, zooveel aanleiding tot eigen verderf gaf, voer hij voort: „Wij bezweren u, uwen Gouverneur en den Raad te „zeggen, dat zij, zoo zij geen nieuwe benden wegloopers „willen stichten, zorgdragen, dat de planters zelven een „wakend oog houden over hunne eigendommen en deze „niet aan dronken opzichters toevertrouwen, die door „onrechtvaardig en onbarmhartig straffen der slaven, „door het schenden hunner vrouwen en dochters, door het „verwaarloozen van zieken, den ondergang der kolonie „bereiden, daar zij brave en arbeidzame lieden moed„willig naar de bosschen drijven, lieden die in het zweet „huns aangezichts hun brood eten, zonder wier handen „uwe volkplanting weldra tot niet zou verzinken, bij „welke gij eindelijk nu op een zoo onaangename wijze „moet komen om vrede en vriendschap te zoeken." Dat was waardige taal en bevatte welgemeende waarschuwingen, die echter weldra in den wind geslagen werden i). Zou men niet meenen een befaamd Europeesch volksleider uit vroeger dagen te hooren spreken en blijkt niet uit deze toespraak, dat wilden, die zóó kunnen spreken en oordeelen, vatbaar zijn voor de ontwikkeling van geest en gemoed, waarvan wij, westerlingen, weieens beweren het monopolie te bezitten? en blijkt verder ook niet uit de geschiedenis dier boschnegers, dat geen hooger staand •) J. Wolbers, Geschiedenis van Suriname, bladz. 156.
394
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
ras een z.g. lager ras kan exploiteeren, indien dit laatste dit zelf niet langer toestaat ? Dergelijke feiten behooren den negerkinderen te worden voorgehouden, opdat zij van de verlammende, verslappende gedachte zullen worden verlost, dat zij tot een minderwaardig ras behooren. Toon hun uit eigen geschiedenis aan, dat zij dwalen, dat zij in verstandelijk en geestelijk opzicht niet behooren onder te doen voor welk ras dan ook en leer hun dat geestdrift, gewijd aan zelfverbetering, hun weldra het juiste inzicht zal schenken. Doch niet alleen uit de geschiedenis der negers in de Nieuwe Wereld, ook uit de geschiedenis der Afrikaansche negervolken kan veel dienen om het ontwakende negerdom te leeren inzien, dat een rijzen tot het beschavingspeil der blanken geenszins een taak is, welke zijn krachten te boven gaat. Zooals gezegd, wordt het voor mogelijk gehouden, dat de wieg der menschheid in Centraal-Afrika heeft gestaan, althans dat daar de kinderkamer van ons geslacht is geweest. Hoe dit ook zij, met vrij groote zekerheid kan men zeggen, dat de oer-mensch niet blank maar bruin is geweest. Adam, volgens het bijbelverhaal, de eerste mensch, beteekent in het Hebreeuwsch roode aarde, of gekleurd als klei. De in Centraal-Afrika wonende mensch verspreidde zich zuid- en noordwaarts en de omstandigheden, waaronder hij daar kwam te leven wijzigden zijn physiek. Soedan of Ethiopië—opgravingen en vondsten hebben daarover licht verspreid — schijnt reeds vroeg een hooge beschaving te hebben bezeten. Vandaar ging deze over naar Egypte, Babyion, zelfs naar Indië en verder nog. De oude Hindoe-godheden toch worden afgebeeld met breede neuzen en wollig haar, neger-typen dus. Abyssinië, een overblijfsel van het aloude Ethiopië, maakt aanspraak op een cultuur, welke reeds voor 11000 jaar van beteekenis zou zijn geweest. Menelik, de in 1913 overleden negus van dit rijk, rekende zichzelf te behooren tot een geslacht, dat in rechte lijn afstamt van koning Sa-
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
395
lomo en de koningin van Sheba. De overlevering wil, dat de daar heerschende godsdienst, het Judaïsme, aan den negerstaat Abyssinië gebracht is door de koningin van Sheba, die het omhelsde aan het hof van Salomo. Alhoewel de meeningen daaromtrent verschillen, is het volk, dat reeds voor 7000 jaren het Nijldal bewoonde en reeds vroeg een hooge mate van welvaart en beschaving bereikte, een beschaving, waarvan de Grieksche, Romeinsche en moderne als uitvloeisels zijn te beschouwen, een negervolk geweest, althans een volk, dat met het negertype veel overeenkomst had. Negertrekken en negereigenaardigheden spreken uit de beeltenissen, welke die tijd aan ons heeft overgeleverd. De Sphinx van Gizeh b.v., het beroemde kunstwerk, is de uitbeelding van een neger-pharaoh. Doch ook overlevering, afbeeldingen, mummies duiden aan, dat de Egyptenaren van dien tijd negerbloed bezaten. De oudste beschaving, de beschaving welke denkers en geleerden nog steeds bezielt, ontstond dus, kan men zeggen, aan Afrika's donkeren boezem. De landbouw en de smeedkunst waren in Afrika reeds bekend, toen de Europeanen nog holbewoners waren. Steeds geeft Afrika wat nieuws en telkens nog komt veel verrassends uit zijn donkere wouden te voorschijn. Geen werelddeel, waarvan zooveel belangwekkends valt te vertellen en toch, tot voor enkele jaren heette het nog: „Het Donkere Vasteland": een land geschapen voor negers en wilde beesten. Ook de bijbel levert belangrijke bijdragen voor de geschiedenis van het negerras. De oorspronkelijke bewoners van het Beloofde Land, de Kanaanieten, Hethieten, Amorieten en Jebusieten waren negers of negroide stammen, in elk geval nietJoden, dus Heidenen, zwakke volken, die het volgens de zedenleer dier dagen, geoorloofd was te beoorlogen en hun land te ontnemen (Richt. 11 : 24). Nadat de Joden bezit hadden genomen van Kanaan huwden zij met de dochte-
396
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
ren van het land, op die wijze het aanzijn gevende aan kleurlingen. Het is dus mogelijk dat door de aderen van den grooten leeraar en heiland der westersche wereld Semietisch-Hamietisch bloed stroomde. Zipporah, de vrouw van Mozes, was een negerin. De Ethiopiërs beweren, dat Mozes' vader een Egyptisch prins was, iemand van Afrikaanschen bloede dus. Mozes was waarschijnlijk niet blank maar bruin (zie Ex. 4 : 7 ) . De profeet Zephanah zou een neger zijn geweest. Bathsheba, de vrouw van koning David, Salomo's moeder, was een negerin. Salomo zelf zegt, dat hij zwart doch lieflijk was (Hoogl. 1:4). Zoo is er meer, waard door neger-bijbelkundigen te worden nagespeurd, teneinde hun rasgenooten aan te toonen, dat ook hun ras op de ontwikkeling van geest en gemoed over de geheele wereld invloed heeft uitgeoefend, wat hoop geef t op een toekomst voor het negerdom, niet onderdoende voor die der aan de spits van kennis en beschaving staande volken en rassen. Niet alleen Ethiopië en Egypte, maar in later tijden ook het Congobekken, het land rondom het Chadmeer en andere deelen van Afrika, staan bekend als brandpunten van een reeds hooge menschelijke cultuur. De kust van Opper-Guinea is de belangrijkste zetel van een groep Afrikanen, die men het doelmatigst als Soedan-Negers samenvat. Zij wonen verspreid tot aan de oevers van de Nijl. Onder de westelijke stammen zijn er, die in aansluiting aan Europeesche voorbeelden een eigen schrift hebben uitgevonden, evenals een twintigtal jaren geleden ook de vorst van Ndz-jaga van Bamoen (Kameroen) heeft gedaan. *) Aan den Boven-Senegal en Niger wonen stammen, die reeds in de 13e eeuw een groot staatswezen vormden, evenals later, verder in het oosten, de machtige, gedeeltelijk militair georganiseerde staten van Dahomé, Asjanti en Benin zich zien ontwikkelen. De beel') Beschavingsgeschiedenis der Menschheid door Dr. Georg Buschan, Leiden, A. W. Sythoff's Uitgevers Maatsch.
DE NEGER EN ZIJN CULTUURGESCHIEDENIS
397
dende kunst is bij den Soedan-neger bewonderenswaardig ontwikkeld. In de binnenlanden van Sierra-Leona komen steenen beelden voor; ook ivoren snijwerk is zeer geliefd. Het gieten van erts, verder, is daar, waarschijnlijk geheel onafhankelijk van Europeeschen invloed, in hoogen bloei. De Europëer wijst met trots op veldheeren en staatslieden als Julius Caesar, Napoleon en Frederik de Groote, maar ook de Afrikaan kan zich beroemen op mannen als Hannibal, Chuku, Zoeloe-hoofdman en de gekleurde pharao's. Shakespeare, Milton en Longfellow, NoordEuropeanen, waren reuzen op letterkundig gebied, maar ook schrijvers met negerbloed in de aderen, zooals Dumas en Paul L. Dunbar, mogen worden genoemd. Negers hebben zich ten allen tijde onderscheiden, maar er is nooit bijzondere aandacht aan geschonken en voor de Afro-Amerikanen, die vier eeuwen in een hel verkeerden, is een baanbrekende studie van het ras nog niet geschreven, alhoewel niet mag worden verzwegen, dat in de Vereenigde Staten daarmede allang een begin is gemaakt, door Prof. W. B. Du Bois en andere kleurlingen. Laat ons hopen, dat hun voorbeeld ook in Suriname navolging vinde en dat ook daar krachtige pogingen, inzonderheid door de mannen die onderwijs geven, zullen worden aangewend om op paedegogisch gebied voor de negerjeugd een nieuwen tijd in te luiden, een tijd die op den voorgrond stelt bestudeering en ontwikkeling van den historisch gebleken ras-aanleg. Den Haag, 4 Apr. 1925.
398
^ ? ! . : .
. ^ ; > ;
*»••
Numbers
Numbers
Diagram van de verdeeling der bevolking van Suriname in 1919 naar leeftijd en geslacht. Ontleend aan een artikel van Dr. J. W. Wolff in „A/e&wt. i?«/wta /wtema^owa/e rfi Ste