Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
DE NATIONALE UITGAVEN IN DE GEZONDHEIDSZORG 11de editie
Inhoud Inleiding.......................................................................................................................... 2 Methodologie ................................................................................................................... 4 Definities......................................................................................................................... 6 Overzicht van de nationale uitgaven voor gezondheidszorg .................................................... 7 1. De geaggregeerde cijfers ............................................................................................ 7 2. Uitgaven volgens financieringsbron .............................................................................. 9 3. Uitgaven volgens zorgsector...................................................................................... 19 Samenvatting ................................................................................................................ 23
Pagina 2
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Inleiding De OESO publiceert jaarlijks een up-to-date verzameling van statistieken en indicatoren die betrekking hebben op de gezondheidszorgsystemen in de OESO-landen1. Volgens de meest recente editie van deze studie zijn de gezondheidsuitgaven van de OESOlanden opnieuw toegenomen na de stagnaties en de dalingen die de meeste OESO-landen tijdens de crisisperiode van de jaren 2008-2011 hebben gekend. Maar de groei in 2012 is voornamelijk in Europa beduidend kleiner dan de groeipercentages die vóór de crisisperiode werden genoteerd. In de meeste landen zijn de gezondheidsuitgaven in 2012 effectief toegenomen, zo ook in België en zijn buurlanden, maar tegelijkertijd tekenden Griekenland, Italië, Portugal en Spanje opnieuw een daling van de gezondheidsuitgaven op. Terwijl de uitgaven in 2012 voor opnames in een ziekenhuis in de meeste landen is toegenomen, kennen de uitgaven voor geneesmiddelen sinds 2009 een terugval in twee derden van de OESOlanden. Deze daling is niet alleen het gevolg van prijsverlagingen, dikwijls in overleg met de fabrikanten, maar ook van het stijgende aandeel van de generische producten. Het patent van een aantal belangrijke geneesmiddelen, naar volume of kostprijs, is immers verlopen en tegelijkertijd worden er meer beleidsmaatregelen genomen om goedkopere generische middelen te promoten. Ook in België is de groei van de geneesmiddelenuitgaven vertraagd. In reële termen zijn de uitgaven voor geneesmiddelen in 2011 en in 2012 zelfs gedaald met respectievelijk 1,8 % en 0,4 %. Aangezien de gezondheidsuitgaven van de OESO-landen in 2012 sterker groeien dan het bbp, is het gemiddelde aandeel van de gezondheidszorg in het bbp van de OESO-landen ook licht gestegen (9,3 % in 2012 tegenover 9,2 % in 2011). België besteedde in 2012 zo’n 10,9 % van het bbp aan gezondheidszorg. België scoort daarmee 1,6 procentpunt hoger dan het gemiddelde van de OESO-landen en 1,1 procentpunt hoger dan het Europees gemiddelde (9,8 %). België handhaaft zich daarmee op de vierde positie in de Europese ranglijst. Nederland, Zwitserland en Frankrijk nemen de top-3 posities in van deze ranglijst met aandelen van respectievelijk 11,8%, 11,4 % en 11,2 % van het bbp. In termen van uitgaven die per inwoner aan gezondheidszorg worden besteed, scoort België (4.420 dollar in 2012) ook hoger dan het OESO-gemiddelde (4.268 dollar in 2012) en handhaaft zich daarmee in de top 10 van de Europese ranglijst. De Belgische overheid draagt het grootste deel van de gezondheidsuitgaven. Het gedeelte voor rekening van de burger is echter verre van verwaarloosbaar. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat 75,2 % van de uitgaven gefinancierd wordt door de overheid en dat 24,8 % van de uitgaven voor rekening van de private sector komt. Daarmee plaatst België zich na Spanje in de voorste gelederen van Europa op het vlak van de bijdrage door de private sector. De betaalbaarheid van gezondheidszorg blijft een actueel thema waar de media veel aandacht aan besteden en waarover regelmatig cijfers worden geciteerd, zoals de uitgaven voor ziektekosten. Zij verwijzen dan naar de begroting van de Sociale Zekerheid, RIZIV-cijfers, OESO-statistieken, nationale rekeningen, vooruitzichten van het Planbureau en dergelijke meer.
1
OECD Health Statistics 2014, OESO, 30 juni 2014.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 3
Met dit dossier wil Assuralia de lezer wegwijs maken in de complexe wereld van de gezondheidszorg in België, wil het meer duidelijkheid scheppen over de bedragen die aan geneeskundige verzorging worden besteed en geeft zij een antwoord op enkele veel gestelde vragen:
Hoeveel van deze uitgaven neemt de overheid voor haar rekening?
Wat is het aandeel van de patiënt in de totale uitgaven?
Welke sectoren kennen de grootste uitgavengroei? Alex Maselis
[email protected]
Pagina 4
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Methodologie De betaalbaarheid van gezondheidszorg blijft een actueel thema waar de media veelvuldig aandacht aan besteden en waarover regelmatig cijfers worden geciteerd. Op regelmatige tijdstippen publiceren Assuralia en andere organisaties rapporten en statistieken over de nationale gezondheidsuitgaven. Niet al deze rapporten publiceerden in het verleden dezelfde cijfers. Deze afwijkende bedragen wijzen op een verschil in de gebruikte methodologie. Om de vergelijkbaarheid tussen de cijfers en de publicaties in de toekomst te verbeteren, heeft Assuralia sinds de editie van 2011 haar methodologie gewijzigd. In 2002 bood de OESO met de publicatie van ‘A System of Health accounts’ (SHA)2, een methodologie en een instrument aan die de internationale standaard zijn geworden voor de berekening van de nationale rekeningen van de zorgsector. De FOD Sociale Zekerheid heeft in het kader van diverse statistiekverplichtingen deze methodologie op de Belgische situatie toegepast en hij heeft gedetailleerde informatie over de gezondheidszorg en aanverwante sectoren ingezameld. Voor de edities vanaf 2011 baseert Assuralia zich op de beschikbare cijfergegevens die de FOD Sociale Zekerheid inzamelt. Deze nieuwe reeks van (Belgische) gezondheidsrekeningen wordt vanaf het jaar 2003 berekend. De resultaten en rapporten van de observatiejaren 2003 tot 2012 worden ook gepubliceerd door EUROSTAT en de OESO. Dit systeem van gezondheidsrekeningen is volgens drie dimensies opgebouwd. De drie betrokken dimensies kunnen gekoppeld worden aan de volgende drie onderzoeksvragen:
Wie consumeert? Wie betaalt de rekeningen? De overheid, de consument?
Wie verstrekt de zorgen? De ziekenhuizen, de artsen, ...?
Welke functie of doelstelling heeft de verstrekte zorg? Curatieve zorg, revalidatie, preventie, …?
In deze Assuralia-publicatie worden de uitgaven ingedeeld volgens de financieringsbronnen en de zorgverstrekkers/zorgsectoren. De indeling die gebruik maakt van de ‘functionele classificatie’ wordt niet volledig behandeld. Ze wordt enkel gebruikt om de specifieke diensten van de ziekenhuizen verder op te splitsen en om een onderscheid te maken tussen farmaceutische verstrekkingen en andere medische goederen. Om een correcte en volledige kostenstructuur voor de gezondheidszorg te hanteren, worden niet alleen de directe bestedingen van de zorgsectoren en de financiers in rekening gebracht, bijvoorbeeld de kostprijs van de zorgverstrekking zelf, maar ook de kosten voor beheer en administratie van de gezondheidszorg. De gebruikte waardering van de consumptie omvat dus ook de voorzieningen voor investeringen en afschrijvingen. De Belgische SHA-rekeningen die in deze Assuralia-publicatie zijn opgetekend, bevatten evenwel geen kapitaalvormingen voor de gezondheidszorg zoals investeringsprogramma’s die door de overheid worden gefinancierd, bijvoorbeeld voor de bouw van ziekenhuizen. Daarom is voorzichtigheid geboden bij het raadplegen van de vorige OESO-rapporten aangezien de OESO in haar voorgaande publicaties wel rekening houdt met deze kapitaalvorming voor de berekening van de Belgische uitgaven.
2
In 2014 werd een nieuwe verbeterde versie van de SHA health accounts gepubliceerd. Deze nieuwe versie, SHA 2011, biedt een completere indeling voor de preventieve zorgverstrekkingen en de long-term care. Ze geeft tevens een beknopter beeld van de bestaande wereld van zorgverstrekkers dat bovendien nauwer aansluit bij de standaarden die gekend zijn in de industriële classificaties. De SHA 2011 maakt ook gebruik van een nieuwe vereenvoudigde classificatie van de financieringsbronnen. De cijfers in onderhavige publicatie zijn het resultaat van de inzameling volgens de eerste versie van de SHA 1.0.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 5
Wat de afbakening van het domein van de gezondheidszorg betreft, worden de uitgaven in dit document berekend volgens een strikte definitie van de ziektekosten. Deze bevatten de uitgaven voor verleende diensten en goederen die in het kader van gezondheidszorg en langdurige zorg worden verstrekt. Niet-medische uitgaven en uitkeringen met het oog op het verstrekken van inkomens of vervangingsinkomens, worden niet in rekening gebracht. In de methodologie van de SHA werden ook enkele aanpassingen ingevoerd om beter het onderscheid tussen gezondheidszorg en sociale zorg te maken. Dit houdt in dat men in principe ook rekening houdt met uitgaven voor patiënten opgenomen in rusthuizen om gezondheidsredenen of voor bepaalde thuiszorgdiensten. Daarom heeft de FOD Sociale zekerheid haar ramingen van de nationale gezondheidsuitgaven verbeterd zodat ook de uitgaven van de gezinnen in rust- en verzorgingstehuizen om gezondheidsredenen worden meegerekend. De berekening van de gezondheidsuitgaven gebeurt op basis van de consumptie door particulieren, bedrijven, instellingen die in het binnenland gedaan wordt voor zover zij zich op het grondgebied bevinden. De gezondheidszorg die een Belg in het buitenland consumeert omdat hij daar ziek is geworden, wordt dus niet meegerekend. Anderzijds worden de zorgen die op ons grondgebied verstrekt worden aan buitenlandse toeristen, eveneens niet opgenomen. Elk jaar ondergaat de methodologie voor de inzameling en de berekening van de Health Accounts enkele wijzigingen om tot een correcter beeld van de gezondheidsuitgaven te komen. De cijfers uit deze editie verschillen dus van de cijfers die in de vorige editie werden gepubliceerd en dit geldt voor alle observatiejaren vanaf 2003. De belangrijkste aanpassingen die in deze editie werden aangebracht, zijn:
3
De ‘out-of-pocket-uitgaven’ die de grootste wijziging ondergingen. De methodologie om kosten aan de categorie ‘out of pocket’ toe te wijzen werd volledig herzien, aangezien de oude methodologie tot overschattingen leidde als gevolg van dubbeltellingen. De herziene methode brengt de patiëntentussenkomst bij ziekenhuisopname nu beter in lijn met de eerdere inschattingen van de studiediensten van de ziekenfondsen en van het Itinera Instituut3 ;
De brongegevens werden ook aan een grondige doorlichting onderworpen, in het bijzonder voor de ‘out-of-pocket-uitgaven’. Dit heeft geleid tot de nodige correcties, enerzijds, om de uitgaven voor niet-medische zorg te elimineren en, anderzijds, om de geraamde retail-uitgaven van brillen, lenzen en hoorapparaten mee te rekenen.
Het Itinera Instituut heeft in samenwerking met Dr. Piet Calcoen de cijfers en de methodologie van de FOD Sociale Zekerheid aan een uitgebreide analyse onderworpen en heeft ook enkele suggesties tot verbetering gemaakt (De private uitgaven in de gezondheidszorg, april 2012).
Pagina 6
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Definities Financieringsbronnen
In deze studie worden de volgende “financieringsbronnen” van de
gezondheidszorg in aanmerking genomen: de sociale zekerheidsinstellingen4, de federale, regionale en lokale overheden, de corporatieve organisaties (bedrijven), de aanvullende ziekteverzekering aangeboden door de private ziekteverzekeraars, de diensten en verzekeringen van de ziekenfondsen, het remgeld en de “out-of-pocket bestedingen” van de gezinnen (=rechtstreekse consumptie van de gezinnen). Zorgsectoren
Deze studie maakt een onderscheid tussen de volgende zorgsectoren:
ziekenhuizen, verpleging, ambulante zorg, farmaceutische goederen, promotie en preventie en farmaceutische hulp. Functies (ziekenhuizen)
verstrekkingen
en
medische
De zorgverstrekkingen in een ziekenhuis worden verder opgedeeld naar
een aantal groepen van diensten met eenzelfde finaliteit : residentiële zorg (ziekenhuisopname), daghospitalisatie, ambulante zorg, medische beeldvorming en klinische biologie.
4
Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Overzicht van gezondheidszorg
de
nationale
Assurinfo
Pagina 7
uitgaven
voor
1. De geaggregeerde cijfers Volgens de berekeningen van de FOD Sociale Zekerheid bedragen de totale lopende uitgaven die België aan gezondheid besteedt, voor alle zorgverstrekkers en zorgsectoren samen, in 2012 bijna 41 miljard euro. Ter vergelijking, in 2003 bedroegen deze uitgaven 26,6 miljard euro. Tussen 2003 en 2012 zijn de nationale uitgaven voor gezondheidszorg toegenomen met 53,7 %. Dat stemt overeen met een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,9 %. De groei kende in deze periode geen constant verloop. In 2007 en 2008 namen de uitgaven nog fors toe met respectievelijk 5,8 % en 6,6 %, maar in 2010, 2011 en 2012 bleef de groei met respectievelijk 3,6 %, 4,3 % en 4,5 % onder de gemiddelde jaarlijkse groei van 4,9 %.
Het bruto binnenlands product (bbp)5 tegen marktprijzen liep in 2003 op tot 276,2 miljard euro. Daarvan werd 26,6 miljard euro besteed aan gezondheidszorg, hetzij 9,6 %. Tussen 2003 en 2007 is het aandeel van het bbp dat aan gezondheidszorg wordt besteed vrij constant gebleven en schommelt het rond de 9,6 %. In 2008 en 2009 stijgen de gezondheidsuitgaven in procent van het bbp tot respectievelijk 9,9 % en 10,7 % om zich vervolgens te handhaven op 10,6 % in 2010 en 2011. Het aandeel van de gezondheidszorg in het bbp haalt in 2012 met 10,9% het hoogste niveau sinds 2003.
5
Cijfers van 15 mei 2014.
Pagina 8
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Het aandeel van de uitgaven in België ligt in de periode 2003-2012 steeds boven het Europese gemiddelde. In 2012 is dit gemiddelde voor Europa nagenoeg niet gewijzigd (9,8 % in 2011 en 2012). In de rangschikking per land van 2012 handhaaft België zich op de vierde plaats na Nederland (11,9 %), Zwitserland (11,4 %) en Frankrijk (11,2 %).
De omvang van de groei van de gezondheidsuitgaven wordt duidelijk wanneer men de groei vergelijkt met deze van het bbp. De jaarlijkse veranderingspercentages van het bbp variëren in de periode 2003-2008 tussen 3,1 % en 5,5 %. Tijdens het recessiejaar 2009 daalde het bbp met 1,6 % om zich opnieuw te herstellen in 2010 en 2011 met respectievelijk 4,4 % en 3,8 %. De groei van het bbp in 2012 bleef dan weer beperkt tot 1,8 %. Tussen 2008 en 2010 kenden de jaarlijkse groeipercentages van het bbp en die van de gezondheidsuitgaven een verschillend verloop. In 2008 stegen de nationale uitgaven voor gezondheidszorg (6,6 %) dan weer sneller dan het bbp (3,1 %). Terwijl de gezondheidsuitgaven in het recessiejaar 2009 verder stegen met 5,4 %, daalde het bbp met 1,6 %. 2010 onderscheidde zich door een forsere economische groei (4,4 %) en een tragere ontwikkeling van de gezondheidsuitgaven (3,5 %). 2011 en 2012 kenmerken zich door een omgekeerde ontwikkeling aangezien de groei van het bbp (3,8% in 2011 en 1,8 % in 2012) trager is dan die van de gezondheidsuitgaven (4,3% in 2011 en 4,5 % in 2012).
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 9
Over de periode 2003-2012 is de cumulatieve groei van de gezondheidsuitgaven (+53,7 %) groter dan die van het bbp (+36,1 %). Dit stemt overeen met een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,9 % voor de uitgaven voor gezondheidszorg tegenover 3,5 % voor het bbp.
2.
Uitgaven volgens financieringsbron
De nationale uitgaven voor gezondheidszorg kunnen uitgesplitst worden in de volgende “financieringsbronnen”:
overheid: alle rechtstreekse uitgaven voor gezondheidszorg door de sociale zekerheidsinstellingen, de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen, en de 6
lokale overheden ;
6
privaat: de aanvullende diensten en ziektekostenverzekeringen aangeboden door de ziekenfondsen, met inbegrip van de verzekerings-MOB’s7, en de private ziekteverzekeraars;
patiënt: de netto remgelden en de “out-of-pocket” uitgaven (eigen bijdragen van de gezinnen, exclusief vergoedingen van aanvullende verzekeringen);
bedrijven: de bedragen die bedrijven rechtstreeks aan gezondheidszorg besteden, bijv. de uitgaven aan de bedrijfsgeneeskundige dienst, uitgaven aan acties in het kader van gezondheid en preventie en rechtstreeks ten laste genomen medische kosten van het personeel.
De overheidsuitgaven bevatten ook de vergoedingen die door de Vlaamse Zorgverzekering worden uitgekeerd. Deze uitbetaalde steun wordt als vergoeding van zorgdiensten toegekend voor langdurige zorg via zorginstellingen of thuiszorg. 7 Maatschappijen van onderlinge bijstand, gemachtigd om in België verzekeringsactiviteiten te organiseren.
Pagina 10
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Het overzicht van de uitgaven volgens de financieringsbronnen toont aan dat:
de overheid de voornaamste financieringsbron van de gezondheidsuitgaven is. Ze neemt drie vierden van de totale lopende gezondheidsbestedingen voor haar rekening;
de patiënten 20,4 % van de uitgaven rechtstreeks ten laste nemen. Het betreft de finale consumptie van de gezinnen na aftrek van alle terugbetalingen of vergoedingen8 (bijvoorbeeld remgelden, supplementen en uitgaven voor niet-terugbetaalde medische goederen);
de aanvullende verzekeringen van de private ziekteverzekeraars en de facultatieve diensten en verzekeringen van de ziekenfondsen 4,2 % van de uitgaven voor hun rekening nemen. Het aantal aanvullend verzekerde Belgen neemt jaarlijks toe. Dit aantal is intussen gestegen tot 8,7 miljoen (5,5 miljoen verzekerden bij de private ziekteverzekeraars en naar schatting 3,2 miljoen personen die een facultatieve verzekering hebben afgesloten bij een verzekerings-MOB).
de bedrijven 0,2 % van de uitgaven dragen. Het gaat hier om vergoedingen voor geneeskundige verzorging die een aantal grote bedrijven en multinationals rechtstreeks als voordeel aan hun personeel toekennen.
De resultaten van deze studie leren ons ook dat het overheidsaandeel in de gezondheidsuitgaven in de periode 2003-2012 schommelt tussen ruwweg 73 % en 75,5 % van de totale uitgaven, terwijl het privé-aandeel gefinancierd door de aanvullende verzekeringen, door de bedrijven en door de patiënt (via het systeem van de remgelden of via de out-of-pocket uitgaven) tussen 24,5 % en 27 % fluctueert.
8
Met correctie voor de maximumfactuur.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 11
Uit een vergelijking met de ons omringende landen volgt dat het rechtstreekse aandeel van de patiënt in België zeer hoog ligt (20,4 %). In de ons omliggende landen uit de top 5 rangschikking van de nationale gezondheidsuitgaven in procent van het bbp noteert enkel Zwitserland een nog hoger patiëntenaandeel in de uitgaven (26 %). De verschillen met de cijfers van de ons omliggende landen illustreren de verschillen in de nationale gezondheidszorgsystemen. De Belgische aanvullende verzekeringen, aangeboden door de aanvullende verzekeraars, inclusief de verzekerings-MOB’s, bestaan hoofdzakelijk uit hospitalisatieverzekeringen. Verzekeringsproducten die de terugbetaling van ambulante medische kosten waarborgen kennen in België nog steeds weinig succes. Bijgevolg omvat het rechtstreekse aandeel van de Belgische patiënt in de eerste plaats uitgaven voor ambulante zorg en geneesmiddelen die niet door de wettelijke of de aanvullende ziekteverzekering worden vergoed. In Frankrijk bijvoorbeeld wordt een groter deel van de ambulante medische zorg gedragen door de private aanvullende verzekering. Daardoor ligt in Frankrijk, enerzijds, het rechtstreekse aandeel van de patiënt in de totale uitgaven veel lager (7,8 %) en, anderzijds, het aandeel van de Franse private verzekeraars beduidend hoger (13,3 % tegenover 4,2 % voor de Belgische private verzekeraars).
Pagina 12
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Overzicht van de uitgaven volgens financieringsbron (overheid, patiënt,bedrijven en private sector) in miljoenen euro 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Overheid
19.467,88
20.837,25
21.659,41
22.276,44
23.418,15
25.699,78
27.484,83
28.176,95
29.649,14
30.794,68
Sociale Zekerheid
16.377,88
17.820,55
18.323,52
18.849,46
20.040,71
21.927,63
23.420,89
24.156,33
25.448,54
26.340,94
Federale overheid
617,73
654,14
694,80
689,86
719,78
868,42
878,92
739,57
772,59
777,06
2.104,87
2.324,96
2.602,19
2.673,02
2.584,45
2.825,63
3.107,41
3.215,16
3.351,31
3.621,67
367,40
37,60
38,90
64,10
73,20
78,10
77,60
65,90
76,70
55,00
Patiënt
5.803,68
5.894,46
6.082,13
6.683,17
7.207,62
7.254,39
7.248,98
7.797,81
7.816,29
8.351,15
Out-of-pocket
4.543,44
4.574,40
4.732,60
5.318,78
5.775,47
5.678,94
5.589,00
6.187,35
6.188,78
6.679,54
Remgeld
1.465,10
1.550,19
1.602,44
1.653,30
1.718,73
1.852,61
1.964,19
1.936,80
1.957,16
1.999,61
-204,86
-230,13
-252,91
-288,92
-286,58
-277,15
-304,21
-326,34
-329,65
-328,00
66,82
68,67
66,78
59,90
62,91
67,83
69,71
69,20
78,58
82,99
Gewesten en gemeenschappen Lokale overheden
Terugstortingen remgeld Bedrijven Privaat
1.303,51
1.381,97
1.464,66
1.527,10
1.629,17
1.417,35
1.493,82
1.519,28
1.636,74
1.717,92
Privé-verzekeringen
535,47
598,22
646,60
674,90
739,86
786,00
824,02
834,41
879,78
907,02
Ziekenfondsen
768,04
783,75
818,05
852,20
889,31
631,35
669,80
684,87
756,96
810,89
26.641,89
28.182,35
29.272,98
30.546,61
32.317,85
34.439,36
36.297,34
37.563,25
39.180,75
40.946,74
Totaal Bron: FOD Sociale Zekerheid
Overheidsuitgaven Uiteraard is het de overheid die de grootste tussenkomst van de gezondheidszorg voor haar rekening neemt. In 2012 vertegenwoordigt deze tussenkomst 75,2 % van het totale uitgavenpakket. Dat is niet verwonderlijk want het merendeel van de uitgaven is afkomstig van de verzekering ‘geneeskundige verzorging’, die deel uitmaakt van de ruimere federale sociale zekerheid en die beheerd wordt door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering9, (RIZIV). Die geeft een ruime dekking tegen gezondheidskosten aan nagenoeg de hele Belgische bevolking. Naar schatting 99 % van de bevolking kan rekenen op een dekking. Een heel beperkt aantal inwoners van België komt niet in aanmerking. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die niet officieel in het land verblijven. Het grootste deel van deze overheidsuitgaven wordt dus toegerekend aan de sociale zekerheidsinstellingen (64,3 % van de nationale uitgaven in 2012). De verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging van werknemers en zelfstandigen is de verzekeringstak met de grootste uitgaven. Ook de medische prestaties van de arbeidsongevallenverzekering en van de beroepsziektenverzekering maken deel uit van de sociale zekerheid. In 2008 vond een verschuiving plaats als gevolg van de integratie van de ‘kleine risico’s voor zelfstandigen’ in de verplichte verzekering ‘geneeskundige verzorging’, terwijl ze tot 2007 nog in de aanvullende ziekenfondsverzekering waren opgenomen10. De uitgaven van de overheid bestaan niet enkel uit de uitbetalingen door de sociale zekerheidsinstellingen. De federale overheid heeft ook een weliswaar kleiner aandeel in de overheidsuitgaven, deze zijn hoofdzakelijk toe te rekenen aan de FOD Volksgezondheid. In de
9
De verzekeringsinstellingen zijn verantwoordelijk voor de uitbetaling van de tegemoetkomingen. Het gaat om vijf erkende landsbonden van ziekenfondsen: de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (LCM), de Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen (LNM), het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM), de Landsbond van Liberale Mutualiteiten (LLM) en de Landsbond van Beroeps- en Onafhankelijke Ziekenfondsen (LOZ). Daarnaast spelen ook de Kas Der Geneeskundige Verzorging van de NMBS en de Hulpkas voor Ziekteen Invaliditeitsverzekering een rol als verzekeringsinstelling. 10
Tot 1 januari 2008 werd een onderscheid gemaakt tussen de grote en kleine risico’s waarbij de zelfstandigen niet automatisch verzekerd waren voor de kleine risico’s. Sinds 1 januari 2008 is de dekking voor zowel de grote als de kleine risico’s voor 99 % van de bevolking gewaarborgd.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 13
periode 2003-2012 schommelen deze uitgaven ruwweg tussen 600 en 900 miljoen euro, hetzij tussen 1,9 % en 2,5 % van de nationale uitgaven. Op federaal niveau worden ook gezondheidsdiensten gefinancierd door de verschillende FOD’s. Defensie beheert een ziekenhuis en verzekert de medische dienstverlening aan militairen. Justitie neemt de penitentiaire verpleegdiensten ten laste en Binnenlandse Zaken neemt de uitgaven van de urgentie- en veiligheidsdiensten voor haar rekening. Naast deze gezondheidsdiensten vertegenwoordigen ook de werkingskosten van de federale overheidsdiensten een belangrijk deel in de uitgaven. Dit is het geval voor de FOD Volksgezondheid en de FOD Sociale Zekerheid. Tot de lagere overheid behoren onder andere de provincies en de gemeenten. Ook zij hebben uitgebreide bevoegdheden in het domein van gezondheidszorg. Ze omvat de uitgaven voor schoolgezondheidszorg door Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), de preventieve zorg, de thuiszorg en de gezondheidspromotie. In de rekening van de lokale overheden werden ook de uitgaven van gemeenten en provincies aan verpleeg- en verzorgingsinstellingen opgenomen, samen met de financiering van de gemeenten voor de tekorten van OCMW-ziekenhuizen. In 2012 vertegenwoordigen de gezamenlijke uitgaven van de gewesten, de gemeenschappen en de lokale overheden 8,9 % van de nationale uitgaven. Al deze overheden kunnen bovendien ook rechtstreeks subsidies toekennen aan verschillende verstrekkers van gezondheids- en zorgdiensten. De regionale overheden kennen bijvoorbeeld subsidies toe aan psychiatrische zorginstellingen. In vorige publicaties maakten de uitgaven van de sociale zekerheid en van de federale overheid opmerkelijke sprongen. Deze discontinuïteiten werden in deze publicatie weggewerkt:
tussen 2003 en 2004 vond een belangrijke verschuiving plaats van ‘federale overheid’ naar ‘sociale zekerheid’. Tot 2003 nam de federale overheid (FOD Volksgezondheid) ook de tussenkomsten in de ligdagprijs voor de opname in een ziekenhuis ten laste. In 2004 werd een nieuw systeem voor de financiering van de ziekenhuizen ingevoerd, zodat het aandeel van de Staat voortaan wordt toegekend aan het RIZIV (1,4 miljard euro in 2004). In deze publicatie werd een correctie uitgevoerd voor de verschuiving tussen 2003 en 2004;
ook de discontinuïteit ten gevolge van de uitzonderlijke verrichtingen die het RIZIV in 2004 en 2005 realiseerde, werd weggewerkt. Het betreft regularisaties ten bedrage van ongeveer 1,3 miljard euro die buiten de pure wettelijke ziekteverzekering horen, maar die wel ten laste van de begroting van het RIZIV werden genomen.
Pagina 14
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Gezondheidsuitgaven per financieringsbron verdeling in % van de totale uitgaven 2011
2012
evolutie in % 2012/2011
2012/2003
Overheid
75,7%
75,2%
3,9%
58,2%
Sociale Zekerheid
65,0%
64,3%
3,5%
60,8%
Federale overheid
2,0%
1,9%
0,6%
25,8%
Gewesten en gemeenschappen
8,6%
8,8%
8,1%
72,1%
Lokale overheden
0,2%
0,1%
-28,3%
-85,0%
Patiënt
19,9%
20,4%
6,8%
43,9%
Out-of-pocket
15,8%
16,3%
7,9%
47,0%
5,0%
4,9%
2,2%
36,5%
-0,8%
-0,8%
-0,5%
60,1%
Bedrijven
0,2%
0,2%
5,6%
24,2%
Privaat
4,2%
4,2%
5,0%
31,8%
Privé-verzekeringen
2,2%
2,2%
3,1%
69,4%
Ziekenfondsen
1,9%
2,0%
7,1%
5,6%
100%
100%
4,5%
53,7%
Remgeld Terugstortingen remgeld
Totaal Bron: FOD Sociale Zekerheid
Aandeel van de gezinnen De eigen bijdrage van de gezinnen omvat de uitgaven die niet door de overheid worden gefinancierd en die niet worden terugbetaald door de private verzekeraar of door het ziekenfonds in het kader van een aanvullende verzekering. De bestedingen van de gezinnen zijn niet alleen omvangrijk, ze kennen ook een aanhoudende groei. Dit aandeel vormt wellicht een essentieel element in de financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg. We stellen vast dat het aandeel van de patiënt in de periode 2003-2012 ruwweg schommelt tussen 20 % en 22 % van de totale uitgaven (20,4 % in 2012). Het gaat om:
de officiële remgelden: het gedeelte van het Riziv-tarief dat ten laste van de patiënt 11
blijft ;
de out-of-pocket uitgaven: de medische kosten die ofwel de officiële Riziv-tarieven overschrijden (bijvoorbeeld ereloonsupplementen) ofwel niet in aanmerking komen voor een wettelijke vergoeding (bijvoorbeeld niet-terugbetaalbare geneesmiddelen) en die dus door de gezinnen moet gedragen worden.
Hoewel de directe bestedingen van de gezinnen van jaar tot jaar stijgen in nominale termen, nemen zij minder snel toe dan de totale uitgaven. De oorzaken hiervan liggen aan volume- en 11
Tegemoetkomingen in het kader van de maximumfactuur werden afgetrokken van de remgelden en verhogen bijgevolg het aandeel van de overheid in de uitgaven.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 15
prijseffecten, enerzijds, en aan de stelselmatige evolutie van de ‘Maximumfactuur’ en van de aanvullende verzekeringen, anderzijds.
Remgelden Het remgeld moet, zoals het woord zelf aangeeft, medische consumptie afremmen en de patiënten in zekere mate financieel responsabiliseren. Om de overheidsuitgaven onder controle te houden werden sinds 1993 selectieve bezuinigingsmaatregelen genomen die geleid hebben tot een aanzienlijke verhoging van het remgeld (bijvoorbeeld bij raadpleging van huisarts of specialist, bij ziekenhuisopname, bij klinische biologie en radiologie). De laatste jaren werd ook getracht om via een reeks algemene maatregelen de toegankelijkheid van de gezondheidszorg te verbeteren. De klemtoon lag hierbij op maatregelen (sociale en fiscale franchise) die kwetsbare categorieën in de samenleving vrijwaren van hoge medische kosten. Volgens deze maatregelen worden de remgelden terugbetaald vanaf het ogenblik dat een remgeldplafond (maximum factuur) is overschreden, maar niet alle terugbetaalbare medische verstrekkingen komen daarvoor in aanmerking. De maximumfactuur of MAF is een maatregel ingevoerd in 2002 en voorziet in de terugbetaling van een beperkt deel van de remgelden: zodra de remgelden van sommige aan een gezin verleende geneeskundige verstrekkingen tijdens een kalenderjaar een bepaald grensbedrag overschrijden, wordt het persoonlijk aandeel (remgeld) van de leden van het gezin voor de geneeskundige verstrekkingen die ze gedurende de rest van dat kalenderjaar genieten volledig vergoed12. Door de invoering van de maximumfactuur kende de terugbetaling van het remgeld een explosieve groei. In 2003 werd nog 204,9 miljoen euro aan remgelden teruggestort. De terugstorting van het remgeld is in 2010 opgelopen tot 326 miljoen euro en is sindsdien nagenoeg niet gestegen (328 miljoen euro in 2012). Evolutie van de remgelden (in miljoenen euro)
2003
2004
1.465,1
1.550,2
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
1.852,6
1.964,2
1.936,8
1.957,2
1.999,6
328,0
Jaarlijks remgeld ten laste van de patiënt Totaal
1.602,4
1.653,3
1.718,7
Terugstorting van het remgeld in het kader van de sociale en fiscale franchise / Maximumfactuur Sociale franchise/ Sociale MAF
150,4
179,3
198,4
232,1
288,2
278,4
305,6
326,3
329,7
Fiscale franchise / Fiscale MAF
54,5
50,8
54,5
56,8
-1,6
-1,2
-1,4
0,0
0,0
0,0
204,9
230,1
252,9
288,9
286,6
277,2
304,2
326,3
329,7
328,0
1.660,0
1.610,5
1.627,5
1.671,6
Totaal franchise / MAF
Werkelijk door de rechthebbenden betaald remgeld Totaal
1.260,2
1.320,1
1.349,5
1.364,4
1.432,2
1.575,5
Bron : RIZIV
12
Voor de invoering van de MAF, bestond er reeds een systeem van verhoogde tegemoetkoming voor bepaalde categorieën van mensen. Gerechtigden die in aanmerking komen voor deze ‘voorkeurregeling’ ontvangen een hogere tegemoetkoming voor bepaalde verstrekkingen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging (en betalen dus een lager remgeld). Dit mechanisme werd oorspronkelijk toegepast op weduwnaars en weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen (afgekort WIGW). Op 1 april 2007 is het systeem van de verhoogde tegemoetkoming grondig hervormd via de invoering van het Omnio-statuut. Via dat nieuwe statuut kunnen bepaalde gezinnen, die voordien niet in aanmerking kwamen voor de verhoogde tegemoetkoming voor medische kosten, er toch een beroep op doen. Bij de toekenning van het Omnio-statuut baseert men zich enkel op de gezinsinkomens.
Pagina 16
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Uit de cijfers van de remgelden en van de maximumfactuur blijkt dat de besparingen, door het verhogen van de remgelden, grotendeels worden teruggeschroefd voor bepaalde groepen als gevolg van de stijgende terugbetalingen van deze remgelden via het systeem van de Maximumfactuur.
Out-of-pocket uitgaven De out-of-pocket uitgaven zijn bijdragen van de gezinnen en omvatten de directe kosten na aftrek van alle terugbetalingen door de wettelijke of de aanvullende verzekering. Deze out-ofpocket uitgaven vormen een gevoelig aspect bij de financiering van de consumptie van gezondheidsdiensten. Hun aandeel is een essentieel element in de (financiële) toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Voor bepaalde geneeskundige verstrekkingen blijft de factuur ten laste van de patiënt vrij hoog:
materiaalsupplementen: vooral de uitgaven voor de nieuwe en dure medische technieken en materialen zijn omvangrijk;
geneesmiddelen: bijvoorbeeld de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen uit de categorie D die beschouwd worden als welzijnsbevorderend eerder dan levensnoodzakelijk;
kamersupplementen: patiënten die bij een verblijf in een ziekenhuis de voorkeur geven aan een één- of een tweepersoonskamer betalen hiervoor een supplementaire 13
vergoeding ;
ereloonsupplementen: het deel van de erelonen dat de officiële Riziv-tarieven 14
overschrijdt . De groei van out-of-pocket uitgaven tussen 2003 en 2012 is lager dan die van de overheidsuitgaven. De directe bestedingen van de gezinnen namen toe met 47 % tegenover 58,2 % voor de publieke uitgaven15.
13
Vanaf 1 januari 2010 zijn de kamersupplementen ook in de tweepersoonskamers verboden.
14
Of een arts al dan niet ereloonsupplementen mag aanrekenen, hangt af van zijn statuut en van de kamerkeuze. Geconventioneerde artsen mogen geen ereloonsupplementen aanrekenen voor gehospitaliseerde patiënten in meer- en tweepersoonskamers sinds 1 januari 2013. Nietverbonden artsen mogen ereloonsupplementen aanrekenen, ongeacht de door de patiënt gekozen kamer. Hierop gelden enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld indien de gezondheidstoestand van de patiënt een eenpersoonskamer vereist. In universitaire ziekenhuizen is het verbod ruimer. Zij mogen aan patiënten opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer nooit ereloonsupplementen aanrekenen. 15
Indien men de cijfers uit deze publicatie vergelijkt met die van de vorige edities dan kan men grote verschillen vaststellen in de bedragen van de out-of-pocket uitgaven. De verklaring van deze verschillen ligt in de herziening van de berekeningswijze. De out-of-pocket uitgaven voor gezondheidszorgen worden berekend aan de hand van de “consumptieve bestedingen van de huishoudens” die jaarlijks door het Instituut voor Nationale Rekeningen (INR) worden opgesteld. Sinds meerdere jaren doen verschillende elementen het INR vermoeden dat bepaalde rubrieken van de consumptieve bestedingen van de huishoudens niet juist worden geraamd. Daarom werden de gebruikte methoden voor de raming van de consumptieve bestedingen grondig onderzocht en werden bepaalde rubrieken van de consumptieve uitgaven volledig herschat. Dit heeft geleid tot een aantal herzieningen (2009), onder meer uitgaande van de gedetailleerde informatie die door het RIZIV en de FOD Volksgezondheid werden aangeleverd. Daarnaast vond er een herziening plaats voor de totale bestedingen voor gezondheidsdiensten, net als voor de opsplitsing tussen medische diensten, tandartsdiensten, paramedische diensten, ziekenhuisdiensten en maatschappelijke dienstverlening.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 17
Aandeel van de aanvullende ziektekostenverzekering De vrije aanvullende diensten van de ziekenfondsen en de private ziektekostenverzekering zijn niet verplicht en worden op eigen initiatief door de consument gesloten. Deze aanvullende diensten en ziekteverzekeringen vertegenwoordigen slechts enkele procenten (4,2 %) van de nationale uitgaven). De verschuiving van de kleine risico’s voor zelfstandigen naar de wettelijke ziekteverzekering16 heeft de groei van de aanvullende ziektekostenverzekering in 2008 vertekend: tussen 2003 en 2012 zijn deze uitgaven van de private verzekeraars en de ziekenfondsen samen toegenomen met 31,8 %, hetzij een jaarlijkse groei van gemiddeld 3,1 %. Tot 2007 heeft de aanvullende ziektekostenverzekering met een gemiddelde jaarlijkse groei van 5,7 % steeds de sterkste groei van alle financieringsbronnen gekend. Tussen 2008 en 2012 is de gemiddelde jaarlijkse groei vertraagd tot 4,9 %. Indien men het aandeel van de aanvullende ziektekostenverzekeringen uit deze en de vorige publicatie (4,2 %) vergelijkt met de cijfers uit de negende editie en eerdere edities (bijvoorbeeld 4,8 % in de negende editie) dan kan men beduidende verschillen vaststellen. De uitgaven van de Vlaamse zorgverzekering waren tot en met de negende editie niet correct geklasseerd. Ze werden onder de aanvullende ziekenfondsverzekeringen geklasseerd in plaats van onder de regionale overheden. Het uitvoeren van deze correctie leidde tot een daling van het aandeel van de aanvullende verzekeringen.
16
Met ingang van 1 januari 2008 is de vrijwillige verzekering voor kleine risico´s van de zelfstandigen afgeschaft. Deze verzekering is vanaf die datum verplicht en de bijdragen hiervoor zijn opgenomen in de sociale bijdragen van de verplichte verzekering. De terugbetalingsmodaliteiten zijn thans identiek aan die voor de werknemers. De uitkeringen van de vrijwillige verzekering vallen dus weg, terwijl de uitkeringen van de verplichte verzekering stijgen. Vanaf 1 juli 2006 werden de kleine risico´s al gratis toegekend aan gepensioneerde zelfstandigen die de inkomensgarantie voor ouderen genieten en aan ondernemers die voor de eerste keer een zelfstandige activiteit in hoofdberoep opstarten. In 2007 waren de uitgaven van de ziekenfondsen voor de dienst kleine risico’s voor zelfstandigen nog goed voor 320 miljoen euro.
Pagina 18
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Het pakket van aanvullende diensten/verzekeringen, aangeboden door de ziekenfondsen, bestaat uit:
de dienst hospitalisatie, die ofwel in een forfaitaire daguitkering voorziet, ofwel het verschil vergoedt tussen de werkelijke kosten verbonden aan een ziekenhuisopname en de terugbetalingtarieven van de wettelijke ziekteverzekering;
de dienst ziekenvervoer, die een tegemoetkoming voorziet in de vervoerskosten van zieken en gewonden;
de dienst verzorging in het buitenland, die tussenkomt in de kosten voor bijstand en dringende medische hulp in het buitenland;
de specifieke diensten die een terugbetaling verlenen voor medische kosten waarvoor de verplichte verzekering in geen of slechts een geringe vergoeding voorziet (brillen, lenzen, orthodontie, …);
de dienst kleine risico’s voor zelfstandigen, die tot 2007 in een terugbetaling voorzag voor de ambulante geneeskundige verstrekkingen, waarvoor het RIZIV geen dekking bood.
Naast de ziekenfondsen bieden ook de private verzekeringsondernemingen ziektekostenverzekeringen aan. De private ziektekostenverzekeraar dekt vooral het risico van een hospitalisatie. Enkele private verzekeraars bieden ook producten aan die de ambulante verzorgingskosten terugbetalen. Tussen 2003 en 2012 zijn de uitgaven van de private ziektekostenverzekering sterk toegenomen. Ze vormt, met een groei van 69,4 %, een van de sterkst groeiende markten uit de private sector. Deze toename is in de eerste plaats toe te schrijven aan het toenemende aantal personen die een aanvullende ziektekostenverzekering afsluiten, hetzij via een individueel contract, hetzij via een collectief contract aangeboden door de werkgever. In 2012 waren ongeveer 5,5 miljoen personen verzekerd bij een private ziektekostenverzekeraar, tegenover 4,4 miljoen in 2003. De stijgende kosten voor een ziekenhuisopname vormen een tweede verklarende factor voor de groeiende uitgaven van de private verzekeraars.
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 19
3. Uitgaven volgens zorgsector Overzicht van de uitgaven per zorgsector in miljoenen euro 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
24.885,39
26.378,46
27.331,27
28.497,44
30.318,49
32.354,41
34.090,49
35.294,86
36.814,02
38.567,40
7.689,15
8.079,24
8.044,48
8.636,75
9.285,45
9.926,03
10.263,03
10.549,91
11.155,90
11.804,98
7.481,22
7.837,36
7.794,70
8.291,11
8.908,68
9.476,52
9.719,47
9.984,12
10.554,07
11.134,62
- daghospitalisatie
76,23
86,59
91,46
9,07
10,35
12,43
13,43
13,68
16,23
18,31
- out-patient (ambulant)
37,46
41,58
44,19
179,24
201,81
268,22
352,75
373,21
414,88
458,61
- klinische biologie en medische beeldvorming
93,56
113,00
113,42
156,65
162,93
168,24
176,06
178,27
170,17
183,31
0,67
0,70
0,71
0,69
1,69
0,61
1,32
0,63
0,54
10,13
2. Verpleging en residentiële zorg
3.414,61
3.416,59
3.458,82
4.374,57
4.540,03
4.760,26
4.994,24
5.147,42
5.400,46
5.684,57
3. Ambulante zorg
7.802,82
8.626,22
9.126,32
8.823,21
9.528,49
10.182,09
10.855,42
11.547,53
12.148,08
12.780,53
3.433,98
3.672,47
3.928,80
4.100,41
4.456,91
4.794,03
5.151,82
5.448,03
5.674,27
5.933,24
- tandartsen
886,00
947,80
934,22
1.008,93
1.082,62
1.163,71
1.256,55
1.340,37
1.455,81
1.539,75
- paramedische diensten
744,87
793,16
838,26
815,06
867,16
945,17
1.034,56
1.098,63
1.162,67
1.210,37
- medisch-diagnostische diensten
642,50
674,12
690,73
674,80
732,35
776,33
800,59
793,86
826,74
877,95
- thuiszorg
956,57
1.106,08
1.171,74
1.208,51
1.326,89
1.355,89
1.366,80
1.488,61
1.536,30
1.645,29
I. Zorgsectoren : 1. Ziekenhuizen - in-patient (residentieel)
- andere
- artsen
- andere 4. Farmaceutische hulp en medische goederen - farmaceutische verstrekkingen - medische goederen en andere 5. Promotie en preventie ivm gezondheidszorg II. Beheer en administratie III. Private huishoudens (als zorgverstrekker) TOTALE UITGAVEN
1.138,90
1.432,58
1.562,58
1.015,49
1.062,56
1.146,95
1.245,10
1.378,04
1.492,30
1.573,92
5.147,12
5.670,95
5.902,16
5.954,08
6.204,72
6.511,90
6.957,98
7.117,15
7.140,70
7.245,31
4.966,59
5.473,66
5.705,89
5.748,60
5.986,08
6.237,72
6.546,75
6.694,16
6.703,40
6.796,13
180,53
197,29
196,27
205,47
218,64
274,18
411,23
423,00
437,29
449,18
831,69
585,46
799,50
708,83
759,80
974,14
1.019,83
932,85
968,89
1.052,02
1.547,59
1.569,65
1.691,59
1.792,71
1.719,00
1.793,27
1.889,69
1.934,10
2.018,50
2.021,34
208,91
234,24
250,12
256,46
280,36
291,68
317,16
334,30
348,23
358,00
26.641,89
28.182,35
29.272,98
30.546,61
32.317,85
34.439,36
36.297,34
37.563,25
39.180,75
40.946,74
Bron: FOD Sociale Zekerheid
In dit hoofdstuk worden de uitgaven uitgesplitst volgens zorgverstrekker of zorgsector. Deze indeling berust in belangrijke mate op het onderscheid tussen ambulante zorg en diensten die door ziekenhuizen worden verstrekt17. De opsplitsing volgens de derde dimensie, de functionele classificatie, zal veel korter behandeld worden. De indeling volgens ‘functie’ (curatieve zorg, rehabilitatie, langdurige zorg, ...) wordt enkel gebruikt om de specifieke diensten van de ziekenhuizen verder op te splitsen en om een onderscheid te maken tussen farmaceutische verstrekkingen en andere medische goederen. Bijna 95 % van de totale overheidsuitgaven en ziekenfondsuitgaven wordt besteed aan directe medische zorgverlening. Zowat 4,9 % van de uitgaven wordt besteed aan beheer en administratie18. De ambulante zorg, de verstrekkingen in ziekenhuizen en de farmaceutische hulp vormen de drie belangrijkste zorgsectoren. In 2012 blijft de ambulante zorg de belangrijkste uitgavenpost met 31,2 % van de totale uitgaven tegenover 31 % in 2011. De tweede plaats is weggelegd voor de ziekenhuiszorg, die haar aandeel ziet toenemen van 28,5 % in 2011 naar 28,8 % in 2012. De farmaceutische hulp19 volgt op afstand met 17,7 %.
17
De situatie waarbij een specialist een ‘intra-murale’ consultatie houdt en waarbij de patiënt niet in het ziekenhuis verblijft, wordt tot de ambulante zorg gerekend. De daghospitalisatie wordt daarentegen wel aan de ziekenhuissector toegewezen. 18
De gebruikte waardering van de uitgaven voor gezondheidszorg omvat weliswaar reeds voorzieningen voor investeringen en afschrijvingen, maar er wordt geen rekening gehouden met een ander deel van de kapitaalkost van de gezondheidszorg: de investeringsprogramma’s die bijvoorbeeld rechtstreeks door de overheden gefinancierd worden, zoals de bouw van ziekenhuizen. 19
De uitgaven voor geneesmiddelen in het kader van een ziekenhuisopname worden volledig toegerekend aan de ziekenhuissector .
Pagina 20
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Cumulatieve stijgingspercentages van de uitgaven per zorgsector 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
I. Zorgsectoren :
100,0%
106,0%
109,8%
114,5%
121,8%
130,0%
137,0%
141,8%
147,9%
155,0%
1. Ziekenhuizen
100,0%
105,1%
104,6%
112,3%
120,8%
129,1%
133,5%
137,2%
145,1%
153,5%
- in-patient (residentieel)
100,0%
104,8%
104,2%
110,8%
119,1%
126,7%
129,9%
133,5%
141,1%
148,8%
- daghospitalisatie
100,0%
113,6%
120,0%
11,9%
13,6%
16,3%
17,6%
17,9%
21,3%
24,0%
- out-patient (ambulant)
100,0%
111,0%
118,0%
478,5%
538,7%
716,0%
941,6%
996,2%
1107,5%
1224,2%
- klinische biologie en medische beeldvorming
100,0%
120,8%
121,2%
167,4%
174,1%
179,8%
188,2%
190,5%
181,9%
195,9%
- andere
100,0%
104,4%
105,7%
102,2%
251,3%
90,6%
196,7%
93,8%
80,5%
1509,2%
2. Verpleging en residentiële zorg
100,0%
100,1%
101,3%
128,1%
133,0%
139,4%
146,3%
150,7%
158,2%
166,5%
3. Ambulante zorg
100,0%
110,6%
117,0%
113,1%
122,1%
130,5%
139,1%
148,0%
155,7%
163,8%
- artsen
100,0%
106,9%
114,4%
119,4%
129,8%
139,6%
150,0%
158,7%
165,2%
172,8%
- tandartsen
100,0%
107,0%
105,4%
113,9%
122,2%
131,3%
141,8%
151,3%
164,3%
173,8%
- paramedische diensten
100,0%
106,5%
112,5%
109,4%
116,4%
126,9%
138,9%
147,5%
156,1%
162,5%
- medisch-diagnostische diensten
100,0%
104,9%
107,5%
105,0%
114,0%
120,8%
124,6%
123,6%
128,7%
136,6%
- thuiszorg
100,0%
115,6%
122,5%
126,3%
138,7%
141,7%
142,9%
155,6%
160,6%
172,0%
- andere
100,0%
125,8%
137,2%
89,2%
93,3%
100,7%
109,3%
121,0%
131,0%
138,2%
100,0%
110,2%
114,7%
115,7%
120,5%
126,5%
135,2%
138,3%
138,7%
140,8%
- farmaceutische verstrekkingen
100,0%
110,2%
114,9%
115,7%
120,5%
125,6%
131,8%
134,8%
135,0%
136,8%
- medische goederen en andere
100,0%
109,3%
108,7%
113,8%
121,1%
151,9%
227,8%
234,3%
242,2%
248,8%
5. Promotie en preventie ivm gezondheidszorg
100,0%
70,4%
96,1%
85,2%
91,4%
117,1%
122,6%
112,2%
116,5%
126,5%
II. Beheer en administratie
100,0%
101,4%
109,3%
115,8%
111,1%
115,9%
122,1%
125,0%
130,4%
130,6%
III. Private huishoudens (als zorgverstrekker)
100,0%
112,1%
119,7%
122,8%
134,2%
139,6%
151,8%
160,0%
166,7%
171,4%
TOTALE UITGAVEN
100,0%
105,8%
109,9%
114,7%
121,3%
129,3%
136,2%
141,0%
147,1%
153,7%
4. Farmaceutische hulp en medische goederen
Bron: FOD Sociale Zekerheid
Van de drie belangrijkste zorgsectoren is de ambulante zorg het sterkst gegroeid: tussen 2003 en 2012 kenden deze uitgaven een gemiddelde jaarlijkse stijging van 5,6 %. De uitgaven van de ziekenhuiszorg en de farmaceutische hulp kennen respectievelijk een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,9 % en 3,9 %. De uitgaven in de ziekenhuiszorg zijn tussen 2003 en 2012 weliswaar gegroeid, maar hun relatief aandeel in het totaal van de nationale uitgaven schommelt in die periode rond de 28,5 %. Het aandeel van de ambulante zorg kent sinds 2006 een aanhoudende groei: ze stijgt van 28,9 % in 2006 naar 31,2 % in 2012. De gezondheidssector is in ons land behoorlijk complex georganiseerd, met een verdeling van bevoegdheden over een groot aantal overheden en spelers. Via de gezondheidsrekeningen wordt een globaal beeld gebracht van deze complexe sector. Niet alleen de aandelen in de geldstromen, maar ook de functies en verstrekkers worden in beeld gebracht, en de mogelijkheid bestaat om de verschillende dimensies te kruisen. De overheden: verschillende bevoegdheden, verschillende accenten De verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, als tak van de sociale zekerheid, vormt de belangrijkste uitgave van de federale regering, met name Sociale Zaken. Daarnaast wordt ook een aanzienlijk bedrag aangewend voor de financiering (via het RIZIV) van de verpleegdagprijs voor het verblijf in een ziekenhuis. De verstrekking is voornamelijk curatief gericht: het zijn bij uitstek de ziekenhuizen, de ambulante zorgen, de geneesmiddelen en andere medische goederen die de uitgaven van de sociale zekerheid en die van de overheid uitmaken. Ook de Gewest- en Gemeenschapsregeringen zijn bevoegd voor bijzondere domeinen van de gezondheidszorg. Zij zijn actief op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg en de preventieve geneeskunde (bijvoorbeeld kankerbestrijding, vaccinatieprogramma’s en
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 21
schoolgeneeskunde). Hun uitgaven gaan ook uit naar de medische gezinshulp, in het bijzonder ten behoeve van Kind en Gezin.
Verdeling van de gezondheidsuitgaven per zorgsector in % van de totale uitgaven 2012 overheid
sociale zekerheid
patiënt
private verzekeraars *
ziekenfondsen
totaal
I. Zorgsectoren :
93,6%
94,4%
100,0%
75,4%
78,2%
94,2%
1. Ziekenhuizen
30,5%
35,4%
17,0%
59,3%
37,5%
28,8%
2. Verpleging en residentiële zorg
15,5%
10,1%
10,8%
-
0,4%
13,9%
3. Ambulante zorg
31,5%
34,0%
32,3%
16,1%
39,6%
31,2%
14,1%
16,5%
18,8%
-
-
14,5%
- tandartsen
2,7%
3,1%
8,6%
-
-
3,8%
- paramedische diensten
3,8%
4,4%
0,5%
-
-
3,0%
- medisch-diagnostische diensten
2,5%
2,9%
1,4%
-
-
2,1%
- thuiszorg
4,6%
5,3%
2,9%
-
-
4,0%
- andere
3,9%
1,8%
0,1%
-
-
4. Farmaceutische hulp en medische goederen
12,6%
14,8%
40,0%
-
0,7%
17,7%
5. Promotie en preventie ivm gezondheidszorg
3,4%
0,1%
0,0%
-
0,0%
2,6%
II. Beheer en administratie
5,3%
5,0%
0,0%
24,6%
21,8%
4,9%
III. Private huishoudens (als zorgverstrekker)
1,2%
0,7%
0,0%
0,0%
0,0%
0,9%
TOTALE UITGAVEN
100%
100%
100%
100%
100%
100%
- artsen
3,8%
Bron: FOD Sociale Zekerheid * de farmaceutische hulp en medische goederen die door de private verzekeraars worden vergoed, zijn meegerekend in de ambulante zorg
Pagina 22
Assurinfo
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
De out-of-pocket uitgaven Uit de berekeningen van de FOD Sociale Zekerheid blijkt dat de ziekenhuisuitgaven die door de gezinnen worden gedragen 17 % bedragen van de totale out-of-pocket uitgaven in 2012. De procentuele uitgaven van de gezinnen voor de ambulante verzorging zijn beduidend groter dan die voor de ziekenhuisuitgaven (32,3% in 2012). De grootste uitgavenpost van de out-of-pocket bestedingen zijn de farmaceutische en andere medische goederen (40 % in 2012).
De private aanvullende ziekteverzekeringen Het cijfermateriaal waarover Assuralia beschikt maakt het ook mogelijk om de uitgaven (vergoedingen) van de ziektekostenverzekeringen uit te splitsen volgens zorgvorm. Uiteraard vormen de vergoedingen van de kosten tijdens de ziekenhuisopname het grootste deel van deze uitgaven (59,3 % van de totale vergoedingen in 2012), aangezien het gros van de verzekeringen die bij de private ziekteverzekeraars worden afgesloten, hospitalisatieverzekeringen zijn. De vergoedingen die de private verzekeraars voor ambulante verzorgingskosten uitkeren, lopen op tot 16,1 % van de totale vergoedingen. Het gaat niet alleen om verzorgingskosten in het kader van de pre- en posthospitalisatieperiode of voor de verzorging van ‘zware ziekten’, maar ook om de ambulante verzorgingskosten die betrekking hebben op de waarborgen die uitsluitend de terugbetaling van ambulante kosten dekken, inclusief de waarborgen tandzorg, oogzorg en dergelijke meer.
De vrije aanvullende diensten van de ziekenfondsen en de aanvullende verzekeringen van de verzekerings-MOB’s De ziekenfondsen organiseren, naast de verrichtingen met verplichte aansluiting, een grote verscheidenheid aan facultatieve aanvullende diensten en verzekeringen. Deze diensten en verzekeringen spelen ook veelal in op plaatselijke of regionale noden en behoeften. De uitgaven van de ziekenfondsen in deze domeinen bestaan voornamelijk uit de terugbetaling van ambulante zorgen, in het kader van de aanvullende diensten “kleine risico’s van zelfstandigen” (tot en met 2007) en “diverse medische en paramedische diensten”, (39,6 % van de uitgaven) alsook de vergoedingen van de verzekerings-MOB’s voor een ziekenhuisopname (37,5 %). Uit de cijfers blijkt dat de aanvullende diensten en verzekeringen meer beheerskosten en administratiekosten vergen in vergelijking met de overheid en met de sociale zekerheid. Dit geldt niet alleen voor de private verzekeraars, waar beheer en administratie 24,6 % van de totale uitgaven vertegenwoordigen, maar ook voor de ziekenfondsen (21,8 % van de totale uitgaven). De beheers- en administratiekosten van de private verzekeraars bestaan uit commissielonen (9,1 % van de totale uitgaven), acquisitiekosten (2,5 % van de totale uitgaven) en andere beheerskosten (13 % van de totale uitgaven).
Nr. 16| Weekblad van 7 mei 2015
Assurinfo
Pagina 23
Samenvatting De gezondheidszorg is een complexe sector, niet alleen in België maar ook in de omliggende landen. Dankzij de eenvormige methodologie van de ‘System of Health accounts’ (SHA) kan men voortaan met een redelijke precisie de consumptie van de gezondheidszorg meten en kan men vergelijkingen maken tussen de verschillende Europese landen. De uitgaven van de gezondheidszorg in België lopen in 2012 op tot 40,9 miljard euro tegenover 39,2 miljard euro in 2011, hetzij een stijging met 4,5 %. Deze groei is net iets groter dan in 2011 (4,3 %). De groei neemt af in vergelijking met de periode tussen 2003 en 2009 waarin de gezondheidsuitgaven een jaarlijkse groei van gemiddeld 5,3 % kenden. In 2012 besteedde België 10,9 % van het bbp aan gezondheidszorg en handhaaft zich daarmee in de top van de Europese landen. De internationale crisis heeft in Europa geleid tot een stagnatie en zelfs daling van de uitgaven in termen van het bbp tussen 2009 en 2012. België deelt in deze daling en stagnatie, met uitzondering van 2012, waar België het aandeel van het bbp dat aan gezondheidszorg wordt besteed, ziet stijgen naar 10,9 %, het hoogste niveau sinds 2003. In quasi alle OESO-landen is de overheid de belangrijkste financieringsbron voor de gezondheidsuitgaven. In België neemt de overheid 75,2 % van de uitgaven van 2011 voor zijn rekening, een aandeel dat lichtjes lager ligt dan het Europees gemiddelde (76,5 %). België telt 6,3 ziekenhuisbedden per duizend inwoners. Ter vergelijking, het gemiddelde aantal bedden per duizend inwoners voor alle OESO-landen samen bedraagt 4,8. In België is dit aantal tijdens de laatste 20 jaren sterk gedaald, net als in alle andere ontwikkelde landen. De daling van het aantal ziekenhuisbedden in België valt samen met een daling van de gemiddelde opnameduur en het succes / de groei van de daghospitalisatie en de dagchirurgie. Ondanks de daling van het aantal ziekenhuisbedden blijft de steeds breder verspreide hospitalisatieverzekering, die ondertussen dekking biedt aan meer dan 8,7 miljoen verzekerden, een belangrijk deel van de gezondheidsuitgaven die anders door de consument zelf wordt gedragen.