KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN
[email protected] www.knnv.nl/nijmegen
De Millingerwaard Weer: Bewolkte zomerdag 16°C Tijd: 9.00-14.00 uur.
Deelnemers [7]: Elisabeth en Wim Derks, Piet Schoenmakers en echtgenote, Jan Nillesen, Lies Frings. Excursieleider: Fons Reijerse. Verslag: Jan Nillesen.
1
Nederland heeft behoefte aan meer natuur. Slechts 5 % van de oppervlakte van Nederland bestaat uit natuur, terwijl het dubbele nodig is om planten- en diersoorten voldoende leefruimte te bieden. Voor Nederland betekent dit een uitbreiding van de natuur met 2000 km²; dat is een gebied zo groot als de provincie Utrecht. In de Millingerwaard wordt daar aan gewerkt. De Waal neemt daarbij een centrale plaats in als levensaders, van natte natuur.
Langs de rivier ontstaat natuur die op eigen benen staat, die zeer toegankelijk is en die zich leent voor dwalen en verdwalen. We trokken langs de kleiputten, door ooibossen, het Waalstrand, de kribben, het rivierduin en via de zandafgraving uit 1980 naar het uitgangspunt. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
2
De invloed van de rivier is overal in de Millingerwaard merkbaar. Zo zijn er rivierduinen langs de Waal en ligt er een heel stelsel van oude rivierlopen, waaronder de Oude Waal bij Kekerdom. Planten en dieren in de uiterwaard zijn allemaal aangepast aan de extreme verschillen in waterstand.
De rivier is hier wilder dan op enige andere plaats in Nederland. Het verschil tussen de hoogste en de laagste waterstand bedraagt bijna tien meter! Tijdens hoogwater verandert de Millingerwaard in een kilometersbrede overstromingsvlakte, waarin de duintoppen en steenfabrieksterreinen als eilandjes zichtbaar zijn.
← Toekomst visie voor de Millingerwaard.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
3
Dankzij het terugdringen van lozingen wordt het water in de Rijn steeds schoner. In de Rijn keren nu planten en dieren terug die soms al tientallen jaren uit de rivier waren verdwenen, zoals de eendagsvlinder en vissoorten als de zeeforel en de rivierprik. Ook de natuur op de oevers van de rivier kan profiteren van de verbeterde waterkwaliteit.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
4
De Rijn De Rijn is een onstuimige rivier. Enorme watermassa’s stromen jaarlijks langs en door de Millingerwaard uit de Alpen en de Duitse gebergtes naar zee. Er treden daarbij verschillen in de waterstand van tien meter op. De rivier heeft de afgelopen 2000 jaar de waard dicht gepleisterd met een dikke laag klei. De onstuimige kanten van de rivier leidden tot overstromingen, stroomgeulverleggingen en rampspoed. De rivier is nu gekneveld en “genormaliseerd”. Wij houden nog van het rivierenlandschap, maar het leven in en langs de rivier is allang doodgeknuffeld. Met het losgooien van een aantal overbodig geworden knellende banden kan het hele rijke leven dat hoort bij de rivier, weer terugkeren. Wij waren vandaag opzoek naar de eerste tekenen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
5
Verbroken schakels
Wat is er mis gegaan? In 1200 stroomde de Waal bij Kekerdom aan de voet van de dijk. In de rivier lag een eiland, het tegenwoordige Colenbranderbos, dat met wilgen en zwarte populieren begroeid raakte. Tussen het eiland en de dijk stroomde een nevengeul. Na een aantal jaren groeide het eiland aan de dijk vast. Daarmee was het begin van de Millingerwaard een feit. In de jaren daarna groeide de Waard steeds verder aan. Aanvankelijk bleef de oude geul zichtbaar aan een reeks poelen in het land, en met hoog water werd een groot deel van het water door de oude geul afgevoerd. In dat vrije landschap van een alleen door de dijken ingeperkte rivier lagen poelen voor amfibieën. Er was stromend water voor riviervis als steur en zeeforel. Er waren ondiepten voor bodembewonende algen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
6
Op de zandige hoogtes van het eiland groeiden veldsalie en breukkruid. Er stonden bomen op de oevers, waarin arenden en kwakken, ooievaars en schollevaars nestelden. En in de rivier lag dood en levend klinkhout, waarop talloze filterende diertjes zich konden vastzetten die de zwevende algen uit het rivierwater filterden.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
7
Kale waard.
In de loop van de achttiende eeuw werden zomerkades aangelegd, om stukken uiterwaard tegen kleine hoogwaters te beschermen. Daarbij werden de oude riviergeulen afgedamd. Als er bij echt hoge waterstanden toch slibrijk water in kwam, fungeerde de Millingerwaard als slibvang. In een razend tempo verdween het hele stelsel van geulen en zandige hoogtes onder een plaatselijk metersdikke laag klei.
De waard werd letterlijk bepleisterd met klei. Het resultaat was een kale waard met als flauwe herinnering aan de oude nevengeul, de Oude Waal van 1740 aan de voet van de dijk . Daarbij verdwenen vele belangrijke onderdelen van het landschap: poeltjes, moerassen, stromende nevengeulen, op den duur verdwenen ook de zandige koppen onder de klei.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
8
De waterstanden liepen op. Daarbij verdwenen dan de stroomdalplanten in de uiterwaarden. Het bos bezweek door de druk van het grazende vee en de behoefte aan brandhout. De marges van het rivierbeheer werden omstreeks 1810 bereikt, en toen werd ook verboden om zonder vergunning nog kades aan te leggen. Er ontstond een heksenjacht op de bomen in de uiterwaarden, die als ongewenste stromingsweerstanden moesten verdwijnen. Het bos verdween volledig uit de Millingerwaard en daarmee alle planten en dieren die bij het ooibos hoorden.
Met het ooibos verdween ook het klinkhout, de takkenwarboel die bij een beboste rivier altijd langs de oevers in het water ligt.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
9
Daarmee brak de essentiële schakel tussen het water in de rivier en dat er boven. Want op dat klinkhout zitten nu net de miljoenen miniscule diertjes vast, die de overdaad aan algen in het vruchtbare rivierwater filteren en opeten. Zonder het klinkhout als aanhechtingsplaats kunnen zij niet leven. Die filteraars worden gegeten door vissen, vogels, amfibieën en zoogdieren. Toen de aanhechtingsplaats voor de filteraars verdween werd de basis van de voedselpyramide van het rivierecosysteem, de algensoep in de rivier, losgekoppeld van de rest van het systeem.
Nog een ramp Op het eind van de vorige eeuw volgde een tweede ramp voor het rivierecosysteem: de aanleg van kribben.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
10
Die waren nodig om de rivier zo gelijkmatig diep te maken, dat zich geen ijsdammen, die de voornaamste oorzaak van dijkdoorbraken waren, konden vormen. Later bleken zij uitstekend de scheepvaart te dienen, door te zorgen voor een mooie, diepe vaargeul. Door de verkribbing van de rivier verdwenen de steilranden en de oeverzwaluwen, de eilanden, de zandbanken, en daarmee tal van voortplantingsplaatsen van vis.
De dode Rijn
Een volgende ramp verdreef letterlijk alle leven uit de rivier: de vergiftiging van de rivier en de overbelasting met organische stof.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
11
Gif en zuurstofloosheid gaven vanaf de jaren dertig al de genadeslag aan de overbeviste populaties van zeeforel, zalm en steur. Visetende vogels als de schollevaar en de kwak stierven bijna uit. Ook dieren die in het schuivend zand op de bodem van de rivier leven, als de larve van de eendagsvlieg, verdwenen geheel. In de jaren vijftig en zestig was de Rijn dood. Alles wat in, op of langs de rivieren leefde, was verdwenen. Van de rijkdom van het rivierenland resten nog slechts de weidevogels, en de restanten stroomdalflora die op de dijkhellingen een uitwijkplaats gevonden hebben.
Gelukkig is de eerste fase van de zuivering van de rivier een groot succes: er zit weer volop zuurstof in het rivierwater.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
12
Als nu nog de lozingen van gif gestopt worden, kan alles weer goed komen. De laatste finale slag voor het ecosysteem van een stromende rivier trof de Rijn slechts gedeeltelijk. De Waal en de IJssel ontkwamen aan kanalisering. De Rijn stroomopwaarts tot aan Grand Canal dÁlsace bij Straatsburg heeft geen stuwen. De rivier stroomt nog steeds vrij af naar zee. Stromend water zonder zwaar scheepvaartverkeer is essentieel voor de terugkeer van het leven in de rivier. Daarom worden nu in de Millingerwaard, parallel aan de rivier nevengeulen aangelegd waar twee tot acht procent van het rivierwater doorheen gevoerd kan worden. De nevengeulen zijn met de kleinste hoeveelheid water nog altijd zo groot als een kleine beek. Bij hogere waterstanden zwellen zij op tot flinke rivieren.
Bij heel hoge waterstanden kunnen ze grote hoeveelheden rivierwater afvoeren. Langs de nevengeulen kan wilgen-populieren struweel groeien. Bomen en takken zullen in het water vallen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
13
Daarmee ontstaat het milieu waarin de filterende waterdiertjes kunnen terugkeren in de rivier, om de belangrijkste verbroken schakel in het ecosysteem te herstellen. Naast zwevende algen krijgen ook bodembewonende algen een plaats. Algen en filteraars worden opgegeten door tal van andere dieren. De voedselpyramide van de rivier vindt weer zijn basis in de algensoep, en zijn top in de zeearend.
Afpellen. Om de nevengeulen aan te leggen wordt op veilige afstand van de dijken het volledige kleipakket van de uiterwaarden voorzichtig van de reliëfrijke ondergrond afgepeld.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
14
De historische gegroeide ondergrond komt dan weer aan de oppervlakte. Oude geulen zullen weer water voeren. Oude kolken raken weer open. Oude eilanden zullen er hoog boven uitsteken. Op die basis kan de traditie weer opgepakt en voorgezet worden, een levende toekomst tegemoet. Het heropenen van de nevengeulen en het afpellen van de kleideken leveren een verlaging van het hoogwaterpeil op van 1 à 1,5 meter.
Het rivier ecosysteem komt terug.
Het ecosysteem van de levende rivier kan volledig terugkeren. De nevengeulen vervullen de functie van kraamkamer en refugium voor het leven in de hoofdgeul. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
15
De hoofdgeul zelf kan dan ook weer een ecologische rol gaan spelen, en door grootte en uitgestrektheid de zwaarte aan het systeem geven die past bij een grote rivier. De ooibossen en het klinkhout keren terug. De uitgestrekte graslanden blijven, maar nu verrijkt met vele verdreven plantensoorten. In de lage delen van de uiterwaarden komt meer water. De hoge delen worden droger en schraler. Het verband tussen het leven in en dat op en langs de rivier keert terug.
De ontstaansgeschiedenis van de Millingerwaard
De ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap van de Millingerwaard is in grote mate bepaald door de rivier.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
16
Rond 1600 loopt de hoofdstroom van de Waal op de meest oostelijke plek in de uiterwaard. Sinds die periode is de meander naar het westen verschoven tot de huidige locatie.
Rond 1765 is de buitenbocht van de Millingerwaard verschoven richting Erlecom. Een groot deel van de huidige Millingerwaard vormt zich en de eerste bedijkte woonplekken in de uiterwaard ontstaan. Langs de grens tussen Kleef en Gelre, tegenwoordig gelegen tussen Kekerdom en Millingen, is dan een dwarskade (schutdam) opgeworpen ter bescherming van het Kleefse deel tegen het water van de Waal .
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
17
Het gehele westelijke deel van de uiterwaard is in die tijd bebost, waarin de strang onderlangs de dijk vanaf Kekerdom de enige overgebleven herkenbare structuur vormt.
Sindsdien behoren overlaten en dammen, zoals de Millingsedam tot waterstaats historisch erfgoed. Ze zijn ook het resultaat van een nationale crisis, die ontstond door de aanleg van het Pannerdens Kanaal. Door de aanleg van het kanaal veranderde de afvoerverdeling tussen de grote rivieren en dat leidde tot hoge afvoeren in de Neder-Rijn en de Lek. Herhaaldelijk bezweken dijken langs de Lek in Utrecht en Zuid-Holland. De provincies waren gedwongen tot samenwerking bij het zoeken naar waterstaatkundige oplossingen. Een van de oplossingen, om meer water van de bovenrivieren af te voeren via de Waal, was het verlagen van de Millingsedam in 1778.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
18
Rond 1800 is de Waal nog verder westwaarts geschoven en krijgt de Waal ongeveer haar huidige contouren. In de uiterwaard is de Lange strang, als restant van oude riviergeulen herkenbaar (Oude Waal). Bebouwing is aanwezig langs de dijk en aan de oeverwal (steenovens). In de loop van de negentiende eeuw wordt de Waal voor het eerst genormaliseerd.
Het bos verdwijnt uit de uiterwaarden en de Waal verplaatst zich niet verder westwaarts. Door het vastleggen van de vaargeul worden dikkere kleilagen in de uiterwaarden afgezet. Dit wordt versterkt door de aanleg van dwarskades en compartimenten, waarin de kleideeltjes kunnen bezinken Rond 1920 is de uiterwaard vrijwel geheel open en bestaat voornamelijk uit weilanden en tichelgronden. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
19
Er staan drie steenovens in het gebied: Waiboer, Klaverland en Kekerdom (op de huidige locatie van De Beijer). Ter hoogte van het Colenbrandersbos en bij de steenovens bevinden zich enkele restanten bos. Rond 1920 zijn tevens de belangrijkste toegangswegen in het gebied ontstaan: over de Millingsedam naar de Waiboerhoeve en Klaverland en van Kekerdom richting de noordkant van de steenfabriek Kekerdom.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
20
De huidige zuidelijke toegang naar het terrein van De Beijer is van latere datum .
1953
Het werk van de drie steenovens heeft grote invloed op het landschap gehad. De kleilagen zijn vanaf de negentiende eeuw geoogst door tichelen. In de omgeving van de tichelgaten is een ander landschap ontstaan: beboste dammen en moerassige delen afgewisseld met diepere plassen. Na 1970 heeft dit landschap van tichelgaten en ooibossen zich uitgebreid.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
21
De ten zuiden van De Beijer gelegen diepe plas, de Kaliwaal, is rond 1950 ontstaan door zandwinning. De zandwinplas middenin de Millingerwaard is door zandwinning ontstaan tussen 1980 en 1990. In 1986 kwam het vernieuwende plan Ooievaar uit met ruimte voor natuurontwikkeling in de uiterwaarden en concentratie van landbouw in het binnendijkse gebied. Dit plan is als eerste uitgevoerd in de Millingerwaard. Hierdoor is vanaf 1989 landbouwareaal omgezet in natuurgebied. Vanaf 1995 is alleen reliëfvolgend ontkleid om zodoende het zandreliëf van de Waalgeulen onder de kleilagen weer aan het oppervlak te brengen. Het resultaat hiervan is in de hoogte van het huidige maaiveld zichtbaar
Maaiveldhoogte 2005
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
22
De Millingsedam was tot 2001 ongeveer 70 centimeter hoger dan in de huidige situatie. Hierdoor was de Millingerwaard nog veel minder vaak meestromend met de rivier dan nu het geval is. De toen uitgevoerde verlaging is een maatregel van Rijkswaterstaat in het kader van de waterverdeling over de twee riviertakken Waal en Pannerdens Kanaal bij piekafvoeren. Doel van Rijkswaterstaat was om bij hoogwater meer water richting de Waal af te voeren.
Rivierkunde en veiligheid
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
23
De Millingerwaard is de eerste uiterwaard na het splitsingspunt Pannerdensche Kop. Daar verdeelt het water van de Bovenrijn zich over de Waal en het Pannerdens Kanaal.
De Millingerwaard heeft een zwak hydrodynamisch karakter Ondanks de ligging van de uiterwaard in een binnenbocht van de rivier, is de inundatiefrequentie sinds de komst van de Millingsedam en de toegangsweg naar De Beijer (met straatnaam ‘Kekerdomse Ward’) beperkt.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
24
Over een langere periode bezien overstroomt de Millingerwaard gemiddeld elke paar jaar een keer. In werkelijkheid varieert de frequentie sterk: zo kan de Millingerwaard een paar maal per jaar overstromen, maar dit kan ook vele jaren achtereen uitblijven. De Millingerwaard heeft hierdoor een zwak hydrodynamisch karakter.
De Millingerwaard, een kom De Millingerwaard is in de huidige situatie als een kom te beschouwen, met een hoge rand aan de bovenstroomse zijde (Millingsedam op 14,70 m+NAP), een wat minder hoge rand bij Klaverland en Millingerduin en als laagste rand de benedenstrooms gelegen toegangsweg naar De Beijer (Kekerdomse Ward op 13,40 m+NAP). Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
25
In de huidige situatie stroomt bij hoge waterstanden op de Waal het gebied eerst vanuit het zuiden over de weg Kekerdomse Ward vol. Indien de rivierwaterstanden nog meer stijgen, zal op een bepaald moment ook de Millingsedam gaan overstromen waardoor een meestromende uiterwaard ontstaat. Natura 2000
De Millingerwaard ligt geheel binnen het Natura 2000-gebied de Gelderse Poort. Dit is het Rijn-Waal traject met de grootste variatie aan natuurlijke omstandigheden én hoogste biodiversiteit. Er komt een breed scala aan rivierecosystemen voor: van een zeer dynamische rivier, via verlaten rivierarmen tot aan kwelgebieden aan de voet van de stuwwallen. De Bever Sinds de succesvolle herintroductie in 1998 heeft zich eens stabiele sleutelpopulatie ontwikkeld in de Gelderse Poort van circa 19 individuen en 15 beverburchten . Op onze tocht stuitten we op talrijke beversporen. Wissels, burchten, afgeknaagde bomen en ook keutels.
Eivormige keutels met houtspaanders.
De ronde of eivormige keutels bevatten een overvloed aan herkenbare houtspaanders. Ze waren 2 tot 4 cm lang en hadden een diameter van ongeveer 2cm. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
26
Sommigen waren aan een pool gepunt. Verder zaten er geel- en donkerbruine, zachtere plantenvezels in, waaronder wortelresten. Keutels worden niet gauw gevonden omdat bevers zich gewoonlijk in het water ontlasten.
Caecotrofie
In de zomer bestaat het dieet van de bever uit sappig groen en poep. In de afgelopen winter waren ze nagenoeg geheel aangewezen op bast van bomen, struiken en twijgen. Dit dieet vulden ze aan met worteldelen van verschillende planten, zoals riet, gele plomp, gele lis en brandnetel.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
27
Al dat verse sappige groen laat de bever zich goed smaken: er zijn honderden plantensoorten die de bever als voedsel nuttigt.
Maar dat is niet alles: de bever eet ook zijn eigen poep. Bevers zijn strikte herbivoren, dat wil zeggen dat ze uitsluitend plantaardig voedsel eten, al kan het natuurlijk gebeuren dat er af en toe een bladluis of ander klein grut mee naar binnen gaat. Toch kunnen bevers niet alle planten eten, of niet al te grote hoeveelheden van bepaalde soorten.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
28
Dat heeft te maken met bepaalde stoffen in die planten, die niet zozeer voor de bever zelf giftig zijn, maar voor de bacteriën die de bever helpen om het voedsel te verteren. De bever heeft namelijk een grote bacteriekolonie in zijn blinde darm, die daarvoor sterk is vergroot. Deze bacteriën zetten het voedsel om in stoffen die de bever op kan nemen. Nu is er een probleempje, en wel dat de blinde darm zich aan het eind van het verteringskanaal bevindt. Daardoor kan de bever zonder aanpassingen niet alle voedingsstoffen opnemen. Hoe lost de bever dit probleem op?
Overdag, als de dieren rusten, produceren ze speciale pastaachtige keutels waarin ook de bacteriën zitten, en die eten ze dan op.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
29
Het voedsel gaat dan samen met die bacteriën voor een tweede keer door het verteringskanaal en daarbij worden de benodigde voedingsstoffen opgenomen. ’s Avonds, als de bevers actief worden en gaan zwemmen, poepen ze de keutels uit waarin de reststoffen zitten die ze kwijt moeten. Het opeten van uitwerpselen die speciaal gemaakt worden om op te eten wordt caecotrofie genoemd. Ook konijn en haas kennen dit verschijnsel.
Antivraatstoffen
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
30
Planten hebben in de loop van de evolutie op vraat door herbivoren gereageerd door zogenaamde antivraatstoffen aan te maken. Deze stoffen kunnen giftig zijn voor de bacteriën die het voedsel voor de bever verteren. Als een bever veel eet van een soort met veel antivraatstoffen, zoals de meeste esdoornsoorten, dan verhongert hij met een volle maag en darm, omdat de bacteriën het niet kunnen verteren of er zelfs aan dood gaan.
De bever moet daarom een heel uitgebalanceerd dieet samenstellen om de bacteriën het werk te kunnen laten doen en om toch alle benodigde voedingstoffen binnen te krijgen. Deze maand kenmerkt zich door veranderingen in de samenstelling binnen een beverfamilie. Dit is de maand waarin de meeste tweejarige dieren hun familie verlaten om een eigen plek en een partner te zoeken.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
31
Er worden daarbij verschillende strategieën gebruikt. De meeste dieren zwermen niet ver uit, hooguit enkele tot enkele tientallen kilometers, en behouden contact met de populatie. Maar een enkeling trekt de stoute schoenen aan en zwemt ver, tot wel honderd kilometer of meer, waarbij geschikte en nog lege gebieden worden overgeslagen. Zo is er in het voorjaar van 1995 een bever bij Nijmegen vertrokken en die heeft zich in dat najaar langs de Oude Maas onder Rotterdam gevestigd.
Dergelijke tochten zijn niet ongevaarlijk. Vaak moeten ze allerlei territoria van andere bevers doorsteken om een eigen plek te vinden. De bevers die daar wonen tolereren dergelijke passanten niet en proberen ze te verjagen. Allereerst doen ze dat door in hun territorium allerlei zogenaamde geurmerken neer te leggen. Dat doen ze het hele jaar door, maar in het voorjaar, vanwege het vertrek van de tweejarigen, bereikt dat een piek.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
32
Daarmee maken ze vreemdelingen duidelijk dat het gebied bezet is en dat ze niet welkom zijn. Bij het maken van een geurmerk schrapen ze op de oever modder en wat vegetatie tot kleine hoopjes. Op die hoopjes deponeren ze vanuit een aantal klieren sterk ruikende stoffen. Komt een territoriumhouder toch een vreemde bever tegen, dan zal hij hem het territorium uitzetten. Daarbij gebruiken ze ook hun scherpe snijtanden. Soms zijn de wonden dusdanig ernstig dat de dieren er aan overlijden. Bij alle volwassen bevers zijn allerlei oude bijtwonden te vinden op met name schouders en aan staart. Dat wijst erop dat nagenoeg alle wonden gewoon weer genezen.
Lage reproductie in de Millingerwaard
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
33
Bij een onderzoek zijn er 18 volwassen bevers in de Millingerwaard waargenomen waarvan de paarvorming compleet is. Van deze negen beverparen hebben er twee in 2009 één jong ter wereld gebracht en één paar twee jongen. Er zijn verder geen jongen van vorige jaren gevonden en ook geen solitair levende bevers. Dit duidt op een laag reproductiesucces over meerdere jaren, want normaal krijgt elk beverpaar jaarlijks gemiddeld twee jongen.
Veel burchten
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
34
Uit het onderzoek bleek verder dat er in het gehele gebied meer dan vijftig burchten te vinden zijn, waarvan er slechts tien daadwerkelijk bewoond werden. Dit hoge aantal burchten is in het rivierengebied nodig in verband met de fluctuerende waterstanden. Wanneer bij een laag waterpeil een ingang droog komt te liggen, kunnen er ook andere dieren de burcht binnen komen. Om ook bij lage waterstanden optimaal beschermd te zijn, verplaatst een beverfamilie zich naar een burcht waarvan de ingang zich nog wel onder water bevindt. Bij hoge waterstanden komen dergelijke laaggelegen burchten onder water te liggen, waardoor de hoger gelegen burchten juist weer van belang zijn. Hoge dichtheden De bevers waren verdeeld over negen dicht bij elkaar gelegen territoria. Deze territoria zijn bepaald door middel van een inventarisatie van vraatsporen, wissels, merkhopen, de ligging van (actieve) burchten en de locatie van waargenomen bevers. Elk territorium in dit gebied beschikt gemiddeld over iets minder dan één kilometer aan oeverlengte per territorium. In Europa liggen de gemiddelden vaak hoger, soms tot wel tien kilometer per territorium. Dit betekent dat er sprake is van een hoge bevolkingsdichtheid in de Kekerdomseen Millingerwaard.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
35
Inteelt Van de vijf oorspronkelijk (in 1994) uitgezette bevers in de Kekerdomse- en Millingerwaard hebben twee dieren, een moeder en zoon, zich daadwerkelijk weten te vestigen en de eerste jonge bevers grootgebracht. In 1999 zijn nog eens twee bevers uitgezet, broer en zus, die echter wegtrokken voordat ze zich konden reproduceren.
Tijdens de eerste jaren na uitzetting zijn de bevers gemonitord met behulp van zenders en oormerken. Doordat er na uitvoerig literatuuronderzoek geen nieuwe vestigingen in de waard bekend zijn van bevers elders uit de Gelderse Poort die zouden hebben kunnen leiden tot reproductie, is het mogelijk dat alle nu aanwezige bevers afkomstig zijn van de oorspronkelijk uitgezette moeder en haar zoon.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
36
Dit betekent dat er een hoge mate van inteelt is opgetreden. In geval er toch een uitwisseling van bevers heeft plaatsgevonden, zou dit resulteren in een lager inteeltpercentage.
Inteelt en de hoge populatiedichtheid kunnen één van de redenen zijn voor het lage aantal gevonden jonge bevers en daarmee voor de langzame verspreiding in de Gelderse Poort, aangezien het bekend is dat inteelt en de populatiedichtheid invloed hebben op het reproductiesucces en de 'fitness' van een dier. Andere oorzaken voor de langzame verspreiding die hier een rol kunnen spelen, zijn de gebiedsinrichting van de uiterwaard wat het migreren van jonge bevers bemoeilijkt en verkeersslachtoffers. De hoge populatiedichtheid op zich zou een gevolg kunnen zijn van de gebiedsinrichting van de uiterwaard.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
37
Klei en Zand in de Millingerwaard. Het grootste deel van de klei bestaat uit gerijpte (bruine) klei. In dit gebied komt slechts een klein deel ongerijpte (blauwe) klei voor. Het merendeel (>70%) van de aanwezige klei in het gebied is toepasbaar in de grofkeramische industrie. Een gedeelte hiervan ligt echter in de beschermingszone (100 meter) langs de waterkeringen, waar niet gegraven mag worden. Onder de deklaag van klei of direct onder de roofgrond bevindt zich in het gebied een fijnzandige laag van gemiddeld 2,4 meter dikte. Daaronder ligt een grofzandige laag van gemiddeld 12 meter dikte. Nog dieper wordt leemhoudend fijn zand aangetroffen. Met name in het noordelijke en oostelijk deel is relatief veel grof zand aanwezig, waardoor winning (van grofkorrelig industriezand) hier rendabel kan zijn. In het oostelijk deel is een hoeveelheid winbaar grind aanwezig. Met roofgrond wordt de bouwvoor bedoeld. Daaronder liggen de winbare sedimenten.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
38
De bovenste deklaag in de Millingerwaard van maximaal ongeveer 6 meter is gevormd in het Holoceen, het huidige geologische tijdperk dat ongeveer 10.000 jaar geleden begon. Dit is een tijdperk waarin de rivier betrekkelijk rustig stroomt in tegenstelling tot het glaciale tijdperk daarvoor met enorme smeltwaterafvoeren. Met het smeltwater werden grote hoeveelheden grof zand en grind aangevoerd die worden aangetroffen in de diepere bodemlagen van het rivierengebied. De jongere afzettingen uit het Holoceen kunnen worden onderverdeeld in grovere afzettingen van het stroombed (bestaande uit zand en zavel) en fijnere afzettingen (komafzettingen) van de overstromingsgronden (zware klei soms met veenlagen). De afwisseling van sedimenten geeft een zeer gevarieerde samenstelling van de ondiepe ondergrond zoals te zien is in de zandbanenkaart van het gebied [zie bovenstaande kaart]. Afhankelijk van het type sediment kunnen de formaties worden onderverdeeld in goed doorlatende watervoerende pakketten en slecht doorlatende lagen. Door ontgravingen ten behoeve van de kleiwinning is de slecht doorlatende deklaag in de Millingerwaard plaatselijk dunner of geheel verdwenen. Het DNA van de Waal
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
39
De Waal tussen Millingen en Lent wordt gekenmerkt door grote meanders. In de natuurlijke situatie verlegt de rivier haar stroomdraad sprongsgewijs in westelijke richting (figuur 1). Het patroon van verdwenen en bestaande rivierlopen doet denken aan de structuur van DNA. Daarom wordt dit het DNA van de Bovenwaal genoemd. Dit DNA blijkt zeer bepalend voor de verschijningsvorm van het huidige landschap (figuur 2).
Strangen De vorm en de ligging van de strangen in het landschap worden bepaald door het DNA. Doordat de rivier zijn stroomdraad steeds heeft verlegd, worden er oude meanders achtergelaten in het landschap. Een strang is doorgaans opgebouwd uit verschillende oude meanderfragmenten van de Waal en heeft daardoor een grillige vorm. Een mooi voorbeeld is de Lange strang aan de voet van de dijk. Bij het kerkje van Kekerdom wordt het de oude Waal genoemd
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
40
Rivierduinen Rivierduinen zijn het resultaat van sedimentatie en werking van de wind. De meeste zandafzet vindt plaats op de overgang van een binnen-naar een buitenbocht (de plek waar de stroomdraad van de rivier oversteekt), omdat daar de stroomsnelheid lager is. Dit zand wordt vervolgens opgepakt door de (westen) wind en afgezet als rivierduin. Het door ons bezochte duingbied is het enige levende rivierduin in Nederland .
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
41
Stroombaan In tijden van hoogwater volgt een deel van het water een directe route waarbij de binnenbochten van de Waal worden afgesneden. Deze stroombanen zijn in principe relatief open om de afvoer niet te belemmeren. Grote gedeelten in de Millingerwaard zijn recentelijk open gekapt om het water de vrij loopt geven. Dijkverloop De bandijken aan weerszijde van de Waal volgen min of meer parallellopende rechte lijnen, waartussen de rivier meandert. Rivierpanorama’s Op diverse plaatsen raakt de buitenbocht van de Waal de dijk (schaardijk). Op deze plekken heeft men vanaf de dijk een weids panorama over de rivier.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
42
Brede uiterwaarden Door de uitgesproken meandering en door de wijze waarop deze de bedijking heeft gestuurd, is er sprake van grote ‘uiterwaarden‘ tussen de dijk en de rivier. Deze vlakten zijn veelal als zomerpolder verkaveld en worden doorgaans benut voor agrarisch gebruik. Ligging van de nederzettingen De meeste dorpen langs de Waal zijn gesticht aan een (inmiddels voormalige) buitenbocht van de Waal, omdat deze plekken goede aanleg mogelijkheden boden. Een mooi voorbeeld hiervan is Kekerdom.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
43
Steenfabricage, Klei- en zandwinning De brede uiterwaarden bevatten een grote hoeveelheid klei. De grootste dichtheid aan steenfabrieken in Nederland bevond zich in dit gedeelte van het rivierenlandschap. In de Millingerwaard waren in het verleden drie steenfabrieken: Klaverland, Waiboerhoeve, Kekerdom [locatie De Beijer].
In de Millingerwaard horen van nature grote grazers thuis. Met een oppervlakte van 700 hectare is het gebied groot genoeg om leefruimte te bieden aan grote aantallen van deze dieren.
De paarden en runderen kunnen in familieverband zelfstandig leven. Doordat ze snoeien, bemesten en paden maken, ontstaat er een afwisselend landschap met graslanden, struwelen en bosjes. Op de voedselrijke bodem groeien bomen zo snel dat het gebied zonder de aanwezigheid van deze grote grazers, binnen 10 jaar in een ondoordringbaar bos zou veranderen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
44
De Krakeend was prominent aanwezig op de plassen van de Millingerwaard. De aantallen zijn flink toegenomen. De eisen die hij stelt zijn een rijke onderwatervegetatie. Dit is rijkelijk voorhanden in de Millingerwaard. Oorspronkelijk is het een broedvogel van de meren en moerassen in de steppen van Midden- en West Azië.komt hij uit Azië. De jongen eten de eerste week dierlijk voedsel, daarna eten ze uitsluitend vegetarisch. Het geluid van de krakeend is even onopvallend als zijn uiterlijk. De woerd laat een nasaal knorrend en fluitend geluid horen. Het wijfje kwaakt als een wilde eend.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
45
Krakeend
Meerkoet
Grauwe gans
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
Wilde eend
Waterhoen
Nijlgans
46
Blauwe reiger
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
Aalscholver
47
De Knobbelzwanen zijn voor het grootste deel nakomelingen van uit gevangenschap ontsnapte of losgelaten exemplaren. Veel boeren in Noord- en West Nederland hielden vroeger namelijk geleewiekte Knobbelzwanen, omdat er veel geld te verdienen viel met de handel in jonge zwanen. Toen in de jaren zestig deze handel niet meer lonend was, werd het leewieken gestopt en konden de zwanen onbelemmerd de vrije natuur invluchten. Van de weidevogels is de scholekster één van de soorten die het minst te lijden heeft van de toenemende intensivering van de landbouw. De Scholekster kan op vrijwel kale bodems broeden en heeft ook minder last van door ontwatering uitgedroogde bodems.
Met zijn stevige snavel kan de Scholekster, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Grutto, ook nog in harde verdroogde bodems doordringen op zoek naar voedsel
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
48
In het Bijvoet ooibos kwetterden de Putters. De volop beschikbaarheid van kruiden, vooral composieten maken de Millingerwaard tot een geschikt broedbiotoop.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
49
Het aantal Slobeenden is in de Millingerwaard zeer sterk aan schommelingen onderhevig, hetgeen te maken heeft met de speciale manier waarop deze soort zijn voedsel zoekt. Met hun brede platte snavel slobberen de eenden hun voedsel uit ondiep water en alleen in natte jaren zijn dergelijke drassige plaatsen rijkelijk voorhanden in de vorm van kwelplekken en ondergelopen kleiputten. Boomklever Boomkruiper Buizerd Ekster Gaai Grote bonte specht
Heggenmus Huismus Kokmeeuw Koolmees Merel Pimpelmees
Staartmees Winterkoning Zwarte kraai Zwartkop
Tichelgaten
Watertorkruid verbond en rietverbond zijn beeld bepalend
In de tichelgaten zijn de oever- en verlandingsgemeenschappen van fors gebouwde moerasplanten beeld bepalend.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
50
Het zijn soortenarme begroeiingen waarin eenzaadlobbigen het meest op de voorgrond treden.. Zowel Poaceae als Cyperaceae spelen een belangrijke rol. Van het geslacht zegge hebben de soorten een forse habitus, die tenminste een meter hoog is. Onder de tweezaadlobbige families zijn de Apiaceae het best vertegenwoordigd.
Het water is voedselrijk. De begroeiing staat het hele jaar of een deel ervan met de voet in het water. Een van de voornaamste specialisaties die de oeverplanten vertonen is de aanpassing van het wortelstelsel aan zuurstofloze omstandigheden in het wortelmilieu.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
51
Ze hebben inwendig luchtgeleidingssysteem, waarbij via buisvormige stengels en holten in de wortelstokken lucht naar de wortels wordt gepompt. De planten wortelen in de vaste ondergrond.. de forse moerasplanten hebben een hoge productie, en gedijjen alleen op voedselrijke standplaatsen. In de volledig geïsoleerde, alleen door neerslag gevoede vennen van de Maasduinen kunnen ze niet groeien. Hun aanwezigheid wijst op de invloed van grond- en oppervlakte water.
Het water is basisch. Oeverplanten zijn minder afhankelijk van de waterkwaliteit dan waterplanten. Ze betrekken de gassen koolstofdioxide en zuurstof uit de atmosfeer en hun voedingsstoffen uit de grond.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
52
Alle verlandingspioniers maken de vestiging van andere plantensoorten mogelijk, maar daardoor neemt hun eigen aandeel in de vegetatie geleidelijk af. Het zijn pionierbegroeiingen, die vroeg of laat door gemeenschappen van andere klassen worden opgevolgd. Door natuurlijke oorzaken kan het pioniermilieu in stand worden gehouden. De natuurlijke factor die een verdere vegetatieontwikkeling tegen houdt is waterstroming tijdens overstromingen. Watertorkruid verbond Oenanthion aquatica
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
53
Het Watertorkruid verbond vinden we in het ondiepe water met een minerale bodem dat is afgeschuurd door graafwerk. . Er groeit ook Grote waterweegbree, Liesgras, Grote egelskop en Grote watereppe. Watertorkruid associatie Rorippo-Oenanthetum aquatica
In het voedselrijke water van de tichelgaten groeit het Rorippooenanthetum aquatica.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
54
Op plaatsen waar periodiek abrupte stijgingen en dalingen van het waterpeil optreden, waarbij het substraat tijdelijk droog komt te liggen voelt het zich thuis. Het is een echte pioniergemeenschap. Behalve Watertorkruid groet er Gele waterkers, Mannagras, Grote waterweegbree, Liesgras, Moerasvergeet-mij-nietje, Grote egelskop, Watermunt en Moeraswalstro.
Associatie van Heen en Grote waterweegbree Alismato-Scirpetum maritimi
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
55
De associatie van Heen en Grote waterweegbree pionierde in de tichelgaten. Heen was de dominante soort in combinatie met andere soorten van de riet-klasse: Riet, Fioringras, Watermunt, Grote waterweegbree, Grote kattenstaart, Waterpeper, en Waterzuring.
Heen is onder de oeverplanten een typische pionier, niet alleen wat zijn vestiging betreft maar ook in die zin dat het alleen stand houdt als zijn standplaats de kenmerken van een pioniermilieu behoudt. Het verdwijnt wanneer zich op de bodem organisch materiaal ophoopt en verschilt hierin van soorten als Riet, kleine lisdodde en de grote zeggen, die langdurig kunnen standhouden te midden van een zich ontwikkelende begroeiing. Tegen afschuring van de bodem door stromend water bij hoog water is Heen goed bestand dank zij zijn wortelknollen. Ook beweiding en wisselingen van het waterpeil worden goed verdragen, evenals de vorming van reductieproducten in de bodem die voor de meeste planten giftig zijn [zoals waterstofsulfide].
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
56
Het geheime wapen van Heen: Heenkloten/hanenbollen. Met zijn knolvormige overwinteringsorganen is Scirpus maritimus in staat de kale bodems na overstromingen sneller te koloniseren dan bijvoorbeeld mattenbies.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
57
Heen kan door deze knollen [heenkloten; hanenbollen] frequente overstromingen overleven. Bovendien vestigt en handhaaft Scirpus maritimus zich gemakkelijker bij een sterk en veelvuldig wisselend waterpeil dan mattenbies. De associatie wordt begunstigd door het sulfaatrijk water van de Rijn. Heen is niet gevoelig voor gereduceerde omstandigheden in het substraat, wel echter voor toenemende dikte van de laag detritus Zolang geen ophoping van sapropelium plaats vindt blijft het Alismato scirpetum maritimi bestaan. Gebeurd dat wel dan vindt ontwikkeling plaats in de richting van het Typho-Phragmitetum. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
58
Riet associatie Typho-Phragmitetum Riet domineert in het Typho-Phragmitetum. Het wordt begeleid door Watermunt, Waterzuring, Kleine watereppe en Moeraswalstro. Riet staat hier op een jonge bodem. Onder de waterspiegel is geen bodemrijping mogelijk en waar het op het land groeit is het een pionier. De grond is van minde betekenis voor de voedselvoorziening dan de watertoevoer Evenals bijandere planten die door vegetatieve uitbreiding omvangrijke vegetaties vormen, bijvoorbeeld Adelaarsvaren en kweek is kieming bij Riet een relatief zeldzame gebeurtenis.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
59
De ondergrondse delen vormen het fundament van het voortbestaan. Het gewicht van de gezamenlijke wortelstokken onder het riet bedraagt tienmaal het gewicht van de halmen. Ze vormen een stelsel van luchtkanalen waarmee Riet in staat is te groeien op het zuurstofloze substraat. Door de enorme massa van wortelstokken is riet de hoofdfiguur van de verlanding.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
60
Kleine vos
Oranjetip [vrouwtje]
Het Boomblauwtje heeft als pop overwinterd. Het leeft in de Millingerwaard van Kattenstaart en Klimop. Het is een drukke fladderaar die moeilijk te volgen is
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
61
Er zijn drie elkaar overlappende generaties. De vlinders voeden zich nu met honingdauw, sap van bloedende bomen en nectar. Af en toe zien wij ze op de latrines van de Koniks, maar meestal vliegen ze hoog in de toppen van bomen en struiken. De jonge rupsen eten van de bloemknoppen of de vruchten van de waardplant, grotere rupsen eten soms ook van de bladeren. Ze hebben zich hier verpopt in de strooisellaag en schorsspleten van de wilgen. Het Boomblauwtje wat voorbij fladderde zette de eitjes af één voor één op de bovenste gedeelten van de waardplant. Nimfen op open kaal zand
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
62
Op het kale vochtige zand ontdekten we tientallen nimfen van het Zeggedoorntje. Zeggedoorntjes overwinteren als imago en zijn daarom al vroeg in het voorjaar present. De eitjes van de veldsprinkhanen moeten nog uitkomen. Het Zeggedoorntje eet mossen, algen en vergane plantendelen. Ze produceren geen geluid en hebben geen gehoororgaan. Ze zijn makkelijk kenbaar aan hun sterk verlengde halssschild, dat op een doorn lijkt.
Een efemere pioniergemeenschap op kale grond
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
63
Bryofyten spelen nu de hoofdrol in de efemere pioniergemeenschap. De gemeenschap op de kale, vochtige bodem wordt in deze tijd van het jaar beheerst door de bladmossen. De Dwergbiezen klasse [Isoeto-Nanojuncetea] vertoont een duidelijke periodiciteit, omdat de factoren die het overleven van de overblijvende soorten belemmert, seizoengebonden zijn. Voor de kieming van de planten van de Dwergbiezenklasse is een goede vochtvoorziening noodzakelijk. De zaadrijping vindt vaak plaats onder aanzienlijk drogere condities dan de bloei, waarbij de fotosynthetische activiteit sterk is gereduceerd. De karakteristieke soorten zijn in staat hun levenswijze binnen enkele maanden te voltooien. De gemeenschap is sterk lichtbehoevend, de bodem is matig voedselrijk en neutraal. Naast de mossen treffen we kleine zomertherofyten aan. Er groeien ook indringlingen van de begrenzende plantengemeenschappen. Een groot aandeel wordt gevormd door hemicryptofyten.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
64
Een pionier op de kale, vochtige , kalkhoudende zandgrond.
Heermoes houdt van kale vochtige zandgrond. De vorming van nieuwe planten uit sporen, kan alleen daar plaats vinden. Uit de sporenaar komen sporen voorzien van vier springdraden. In vochtige toestand zijn ze om de spore gewonden, bij droogte rollen ze uit. Door de springdraden blijven de sporen aan elkaar hangen als ze door de wind worden verspreid. Ze bevatten bladgroen en blijven maar kort kiemkrachtig. Als ze tijdig op een geschikte plek op maagdelijke bodem terecht komen, groeien ze uit tot kleine groene prothallia. Hieruit zal uiteindelijk Heermoes ontstaan.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
65
Giftig voor dier en plant Heermoes is giftig voor dier en plant. Het remt en verhindert de kieming van grassen in zijn omgeving. Ze bevatten een grote hoeveelheid kiezelzuur, dat hun weefsel verstevigt. Om dit te kunnen maken hebben ze siliciumdioxide oftewel zand nodig. Hun gehalte aan kiezelzuur maakt ze slecht verteerbaar voor planteneters. Paardenstaarten weten zich te handhaven
Paardenstaarten verdragen stoffen die andere planten schaden. Ze zijn voor hun voeding niet van andere organismen [zoals schimmels] afhankelijk, en zij kunnen dankzij hun diepe wortelstokken heel wat veranderingen op het aardoppervlak overleven. Zo kunnen ze zich boven dikke zandlagen uitwerken, als ze hieronder bedolven raken. Waar eenmaal een paardenstaart zich heeft gevestigd, kan hij zich hardnekkig handhaven, ongeacht wat eraan de oppervlakte gebeurt en hoe de vegetatie zich ontwikkelt.
Orde: Nitrofiele zomen
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
66
Glechometalia
Op de grens van struweel en open terrein groeit in humus- en stikstofrijke milieus met een hoge relatieve vochtigheid Hondsdraf. De plant behoort evenals Schijnaarbei tot de levensvorm: Fragariden. Ze bezitten een kruipende, wortelende stengel, waaraan rechtopstaande bloeistengels ontspringen. Het blad van Hondsdraf vormt – net als weegbreeblad – een oud handzaam huismiddel tegen zweren, jeuk en zwelling. Voordat Hop als bierkruid in zwang kwam, werd Hondsdraf ook hiervoor gebruikt.
Op zonnige standplaatsen met een wisselvallige waterhuishouding en in samenhang daarmee, een verdichte bodem groeit Zilverschoon.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
67
De dichte zilverachtige beharing beperkt de verdamping, en weert zowel zonnestraling als water, zodat de plant sterke wisselingen in temperatuur, vochtigheidstoestand en zout gehalte van het bodemvocht kan doorstaan.
Kleine veldkers
Gewone ereprijs
Veldereprijs
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
68
Ooibossen. Ooit stroomden de Nederlandse rivieren door gevarieerde ooibossen. Vanaf de Middeleeuwen hebben mensen dit bos gekapt. De Millingerwaard veranderde daardoor in een vrijwel boomloze polder. Door het aanleggen van zomerkades werd de polder een grote bezinkbak, dat leidde tot een bepleistering van de waard met klei. Na eeuwen van intensief landbouwgebruik krijgt het ooibos nu weer de ruimte zich te ontwikkelen. Ooibossen kunnen langdurige overstromingen doorstaan en wijken daarmee af van andere bostypen. Ze horen bij het rivierengebied.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
69
Op de natste plekken ontdekken we Schietwilgen, Kraak-, Amandel-, en Katwilg. Hoger op de rivieroevers, zoals in het Colenbrandersbos, dat we door tijdgebrek niet konden bezoeken, floreren eiken, essen, iepen, meidoorns en wilde kers. Het wilgenooibos groeit sneller dan enig ander bostype: meer dan een meter per jaar!
Het Lissen-ooibos. [Irido-salicetum albae]
In de periodiek overstroomde voedselrijke, laaggelegen standplaatsen en in de natte terreingedeelten die door aftichelen zijn ontstaan trekken we door het Lissen-ooibos.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
70
Het is hier spontaan ontstaan. De bodem is van oorsprong sterk kleiig, hetgeen samenhangt met de geringe stroomsnelheid van het inunderende water. De gemeenschap ligt hier betrekkelijk ver van de stroombedding van de Waal. Ze wordt tegen frequente overstroming beschermd door lage kaden. Bij het hoogwater van afgelopen winter was, voordat het rivierwater de laagten over de kaden bereikte, door kwel al een aanzienlijke hoeveelheid water ingestroomd.
De bodem kenmerkt zich behalve door een fijne textuur ook door kalkrijkdom, gley verschijnselen [roestvlekken, grijze reductiehorizonten] en accumulatie van organische stof in de bovengrond. De trage omzetting van organisch materiaal; houdt in dit voedselrijke milieu verband met de geringe beschikbaarheid van zuurstof door langdurige verzadiging met water. Aan de randen herkennen we struikvormige wilgen, zoals Amandel-, Kat- en Kraakwilg. In het centrum wordt het beeld bepaald door de Schietwilg. Het Lissen-ooibos is hier het eindpunt van de successie, omdat de standplaats niet verandert. De Schietwilg slaat steeds weer opnieuw op uit omgevallen en scheefgezakte stammen [reïteratie]. Wanneer de bodemophoging voortschrijdt kan het misschien in de verre toekomst veranderen in een Alno-Padion.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
71
Opvallend is de geringe aanwezigheid van Grote brandnetel in de associatie. Dit is te danken aan de overstroming van deze winter. Overal groeit de Gele lis, Watermunt, Moeraswalstro en Gewone wederik.
Je rook de Watermunt, een kenmerkende plant van Lissen-ooibos. Het aandeel van de Grote brandnetel kan sterk variëren. Er is sprake van een cyclisch successie; in perioden met weinig overstromingen neemt de bedekking met Grote brandnetel geleidelijk toe, leidend tot het Lissen-ooibos met Brandnetel. Na een jaar met veel hoge waterstanden in het groeiseizoen neemt het brandnetel aandeel in één klap sterk af en nemen de meer karakteristieke soorten van het Lissenooibos met Watermunt weer in bedekking toe. Begrazing dringt de Grote brandnetel ook terug. In de winter graven de Koniks zelfs de wortels op om ze te consumeren.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
72
Ooibos wilgen overleven een onderdompeling van ten minste drie maanden.
De vegetatiezonering die we bij de wilgen aantroffen wordt niet bepaald door de overstromingsduur, maar door de resistentie van de afzonderlijke wilgen tegen uitdroging. De Schietwilg die de ooibossen domineerde, is het meest warmteminnend en verdraagt uitdroging het best. De Katwilg is door de relatief hoge transpiratie gevoeliger voor uitdroging. Op plaatsen waar het water langdurig blijft staan, wordt de plaats van de Katwilg ingenomen door de Amandelwilg. Aanvankelijk groeien de struikvormige wilgen [Katwilg en Amandelwilg] gelijk op met de boomvormige Schietwilg. Maar op den duur heeft de Schietwilg de overhand gekregen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
73
De Schietwilg is zowel de pionier als beheerser van het Wilgenooibos. Hij verdraagt langduriger overstroming dan de Katwilg en de Amandelwilg, maar groeit ook goed op minder natte grond. Kenmerkend voor het milieu van het zachthout-ooibos waar Schietwilg domineert is de hoge dynamiek en een ruime beschikbaarheid van levensnoodzakelijke stoffen als water, kalk en voedingselementen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
74
Sedimentatie en een periodieke opeenvolging van overstroming en droogvallen maken dat de bodemvorming in een pionierfase blijft steken. Niet alleen veenvorming is uitgesloten – een wezenlijk verschil met broekbossen – maar ook de ontwikkeling van een humuslaag vindt slechts in beperkte mate plaats. Tevens brengen de overstromingen met zich mee dat vestiging van houtgewassen alleen mogelijk is als kieming en ontwikkeling van de jonge planten zich snel voltrekken, of als deze kwetsbare jeugdfase door vegetatieve vermeerdering wordt omzeild. Vaak vindt door het water beschadiging van de bomen plaats, wat een groot regeneratievermogen vergt. De Schietwilg heeft smalle bladeren, een aanpassing aan tijdelijke onderdompeling in stromend water. De zeer lichte zaden van de Schietwilg bevatten nauwelijks reservevoedsel en zijn voorzien van pluis, zodat ze gemakkelijk door de wind worden verspreid. Ze verliezen hun kiemkracht binnen enkele dagen. Door de natte standplaats komen vele wilgenzaden op het wateroppervlak terecht en worden langs de hoogwaterlijn afgezet.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
75
Op vele plaatsen in de tichelgaten troffen we dan ook massaal gekiemde wilgen aan. In het Lissen-ooibos vonden we in de ondergroei massaal de neofyt Reuzenbalsemien.
Amandelwilg Salix triandra Driehelmige wilg Aan de randen van het Lissen-ooibos groeide de Amandelwilg, De Amandelwilg is een hoge struik.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
76
De stam heeft een gladde bast, die om de drie jaar vervelt door in platen los te laten. Deze bastplaten krullen aan de rand naar binnen om en werken zich aldus los. De verse bast die dan te voorschijn komt is kaneelkleurig. De mild smakende bast valt in de smaak bij herkauwers, die hem boven de andere wilgen verkiezen. Ook vegen Reeën hun gewei bij voorkeur aan de Amandelwilg.
Hoewel de veelvuldig vervellende stammen zich van lichte vraat kunnen herstellen, kan de Amandelwilg als gevolg van beweiding of een dichte wildstand gemakkelijk van een groeiplaats verdwijnen. In vergelijking met andere wilgen verdraagt de Amandelwilg meer beschaduwing, zodat hij hier aan de rand van het Lissen-ooibos kan groeien.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
77
In de Millingerwaard troffen we de Elzen enkel en alleen aan op de dammen en niet in het Lissen ooibos. Hierover ontstond een discussie, van daar deze uitwijding over de Zwarte els. Het Lissenooibos treffen we aan in de vloedzone van de rivieren, waar langdurige inundatie en droogstand elkaar afwisselen. De Zwarte els is bij uitstek de beheerser van de bossen op moerasgronden [broekbossen]. Voor een goede groei heeft hij een voedsel- en mineraalrijk, permanent vochtig substraat nodig. De wortels hebben een zeer geringe zuurstofbehoefte. Ze groeien door tot in het grondwater; in verband hiermee wordt nogal eens Els door de bliksem getroffen. Beter dan alle andere inheemse bomen groeit de Zwarte els in drassige bodem met stagnerend water en doorwortelt hij ongerijpte grond [waar zich nog geen bodemprofiel heeft ontwikkeld]. Sterke waterschommelingen in de zomer verdraagt hij niet., dit in tegenstelling tot wilgen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
78
Floating Algal Beds in de Tichelgaten.
Elk voorjaar tiert flab hier welig. Het is een tijdelijk verschijnsel. Als de hogere waterplanten in mei het gezicht van de waterpartij gaan bepalen, concurreren zij de complexen van draad- en darmwieren weg . De Spirogyra zakken dan naar de bodem. Maar nu het water al zo vroeg in het jaar is opgewarmd grijpt flab zijn kans. Ze profiteren van de voedselrijkdom. Aan de oppervlakte dreef het kikkerdril van de Bruine kikker. Opvallend was de helderheid van het water in de kleiputten. De gehele verticale waterkolom was met planten begroeid.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
79
Hoge ph gehaltes in de Tichelputten.
In de eerste kleiput uit 1997 werd bij een vorige excursie een pH van 9 gemeten. Een volgende plas had een pH van 7.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
80
De plassen zijn begroeid met volledig ondergedoken waterplanten. Zij moeten anorganische koolstof uit het water of eventueel uit de bodem opnemen. Zij kunnen vooral in hun directe omgeving flinke schommelingen in de anorganische Cconcentratie veroorzaken. Overdag overheerst de fotosynthese [en dus de C-opname] en neemt de concentratie af. ’s Nachts is er geen fotosynthese; de C-concentratie neemt dan weer toe; doordat planten CO2 die bij ademhaling vrijkomt, aan het water afgeven. Het koolstofmetabolisme veroorzaakt grote schommelingen in de pH, die echter tegengesteld zijn aan die van de anorganische Cconcentratie: de pH stijgt overdag en daalt ’s nachts. Doordat hier een grote dichtheid is van onderwaterplanten, veroorzaakt de dagelijkse pH en C fluctuaties omstandigheden waardoor vele andere organismen hier niet kunnen leven. Zo remt het de groei van fytoplankton, hetgeen de helderheid van het water ten goede komt. Glanzig fonteinkruid en Waterpest, Gewoon kranswier komen veel voor in het door bicarbonaat gedomineerd water
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
81
Lidsteng associatie Eleocharito palustris hippuridetum.
Het water in het Tichelgat staat stil is helder en rijk aan calcium, magnesium, carbonaat en fosfaat. Lidsteng staat hier in een contactzone. De op verschillende plaatsen zichtbare ijzerrijke kwel van rivierwater heeft als effect dat fosfaat wordt gebonden. In kwelmilieus kunnen planten daarom bijna geen fosfaat opnemen, zelfs al is de feitelijke hoeveelheid fosfaat in het systeem groot. Het kwelwater is bovendien rijk aan gemakkelijk opneembare koolstof in de vorm van bicarbonaat.
De ondergedoken scheuten van lidsteng blijven ’s winters groen en vormen zo een belangrijk voedsel voor vele dieren. Eenden eten deze plant graag. Lidsteng is bijzonder rijk aan kiezelzuur. Tijdens de eerste week van hun groei bevatten jonge scheuten er echter nog niet veel van. Men kan ze dan bereiden als asperges. De Eskimo’s weten dat al lang en maken er dankbaar gebruik van om hun monotone menu wat uit te breiden.
Het Bijvoet ooibos. [Artemisio-Salicetum albae]
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
82
In het meest dynamische milieu waar nog struweel of bos wil groeien op een rivierstrand aan de Waal ontmoeten we het Bijvoet-ooibos. ’s Winters staat het bloot aan de schurende werking van het rivierwater en af en toe aan ijsgang. Het substraat bestaat uit kalkrijk zand van sterk variabele korrelgrootte, soms onderbroken door een sliblaagje
De nutriëntenvoorziening van het Bijvoet-ooibos is hoog en wordt vooral bepaald door de voedselrijkdom van het overstromende rivierwater. De standplaats wordt weliswaar regelmatig overstroomd maar droogt ook snel weeruit, hetgeen correspondeert met een naar verhouding groot aandeel van afreatofyten. In de zomer kan het grondwater tot meer dan 50 cm onder het maaiveld dalen. De bodemactiviteit is hoog en het strooisel wordt snel afgebroken, humusophoping vindt vrijwel niet plaats
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
83
De boomlaag wordt gevormd door de Zwarte populier. Het is een typische rivierbegeleidende boomsoort, waarvoor Nederland aan de noordgrens ligt. Het is een lichtboomsoort die groeit op voedselrijk zand- en kleigronden met frequente overstromingen, maar zonder waterstagnatie. De natuurlijke groeiplaats is op lage oeverwallen en strandjes langs de zomerbedding van de rivier. Deze bomen zijn moederbomen. Van hieruit verspreidt de Zwarte populier zich op een toenemend aantal plaatsen langs de rivier. De Zwarte populier verjongt zich gemakkelijk op natuurlijke wijze. De veelal aangeplante populierenplantages zijn hybride populieren. De Canadese populier is het belangrijkste. Dat is een bastaard van Zwarte populier en een Amerikaanse populier. De Waal [Vahalis] een pas geploeg de akker
Het water van de Waal had onze speciale belangstelling. Het is de laatste eeuw sterk veranderd. Door de kalimijnen in de Elzas is het licht brak en door global warming en koelwaterlozingen maar liefst 5 graden warmer dan een eeuw geleden. Hoewel een stuk schoner, is de Rijn nog altijd behoorlijk vervuild met fosfaten en nitraten, waar dan weer algen van groeien. Deze algen vallen op hun beurt ten prooi aan de Kaspische slijkgarnaal, die ze uit het water filtert. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
84
In 1986 vond een berucht ongeval plaats bij de chemische fabriek Sandoz in Basel. De Rijn lag er daarna bij als een pas geploegde, gewiede en bemeste akker, klaar voor het organisme dat zich het snelst kon vermenigvuldigen.
Die snelle rakker was de Kaspische slijkgarnaal. Een vrouwtje legt gemiddeld 12 eieren en als ze dan aan het begin van het seizoen doet, komen zelfs haar kleinkinderen nog aan voortplanting toe. Als er geen belemmeringen zijn kan in één jaar het aantal slijkgarnalen 12x12x12=1728 keer zo groot worden, en in twee jaar 1728x1728=bijna 3.000.000. Dat schiet lekker op. En belemmeringen waren er niet, want geen vis of vogel in onze contreien kende de slijkgarnaal. Ze moeten hem eerst leren eten.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
85
De Waal een ecologisch gekkenhuis. De Rijn is een ecologisch gekkenhuis geworden De exoten beslaan 20% van de soorten ongewervelde dieren in de Rijn, maar omgerekend in massa –omdat dergelijke dieren moeilijk te wegen zijn is “ruimte”een betere omschrijving – nemen zij ruim 90% van alle dieren in de Rijn voor hun rekening. Er leeft nu tenminste iets in de Rijn. In de jaren 70 was alles vrijwel dood. Aan de andere kant als je de oorspronkelijke fauna terug wilt hebben is dit een probleem. De nieuwe soorten krijg je niet zomaar weg. Een verloederd milieu speelt exoten in de kaart, een verschonend milieu helpt de inheemse fauna en flora [terug] op weg.
³
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
86
Een “vlo” verdrijft een garnaal. Na de Kaspische slijkgarnaal was het schrikken geblazen toen ecologen stuitten op de Kaspische vlokreeft. Dit is een echte agressieveling die nu al zijn voorganger, de Noord Amerikaanse tijgervlokreeft, heeft verdrongen. Op het strand van de Waal vonden we tientallen vervellingshuidjes. Ondanks zijn kleine omvang van 1 cm is hij een belangrijke voedselconcurrent van onze inheemse vissen. Hij reduceert alle ongewervelde dieren inclusief de Kaspische slijkgarnaal. Waarvan de aantallen sinds de invasie van de vlokreeft sterk zijn teruggelopen. Er is meer, in groepen vallen ze gewonde vissen aan om ze daarna op te peuzelen. In de Waal zitten inmiddels duizenden uitheemse vlokreeften per m²
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
87
Een exoot, in een nieuwe omgeving bevrijd van lokale ziektes en parasieten, gebruikt alle aanwezige mogelijkheden om razendsnel een populatie op te bouwen. Dit mechanisme zien we wel vaker bij exoten, maar gelukkig ook het volgende: Omdat de oorspronkelijke populatie uit weinig individuen bestaat, is deze genetisch arm. Door inteelt kan hun aantal weer achteruitgaan. Voor eerst de Kaspische slijkgarnaal en vervolgens de Kaspische vlokreeft werd de poort naar West Europa ruim opengezet door het Main-Donaukanaal, voltooid in 1992. Via dit kanaal, dat de stroomgebieden van de Donau en de Rijn met elkaar verbindt, zullen naar verwachting nog heel wat meer bewoners van Zuidoost Europa hun weg naar het westen vinden.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
88
De aquatische fauna van de Waal De Waal, steeds schoner. De rivier wordt steeds schoner en zit weer vol leven, wat goed nieuws is. Dertig jaar geleden zat ze nog vol gif en was ze biologisch praktisch dood. Tot dat nieuwe leven behoren veel “verkeerde “soorten. De aquatische fauna komt inmiddels voor een groot deel uit andere werelddelen en hoort van origine dus hier niet thuis. Op de Krib groeide Gewoon kribbenmos. Van de drie in Nederland voorkomende soorten Kribbenmos groeit het, het hoogst in de zonatie, net boven of rond gemiddeld waterpeil van de Waal. De soort kan een groot deel van het jaar droog staan. Cinclidotus fontinaloides is, zoals de Nederlandse naam ook al suggereert, de meest algemene soort Cinclidotus. De soort is, evenals de andere twee soorten Cinclidotus, na 1980 vaker gevonden dan voordien. Werd er vroeger maar zelden in deze specifieke milieus naar mossen gezocht of is er inderdaad sprake van een toename? Waarom is de soort zo weinig langs de Maas gevonden? Kenmerkend voor Gewoon kribbenmos is dat de bladen droog vaak schroefvormig om hun as gedraaid zijn.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
89
Uiterwaardmos vonden we in de Wilgenvloedbossen, en op Vlierstruwelen. Leskea is op bomen een klein, pleurocarp mosje met vrij stompe, korte en gekromde blaadjes en dikwijls met kapsels. Onder de microscoop vallen de korte cellen op. Op stenen langs de Waal vormt Leskea grote opvallende matten. Ze vormt zeer dikwijls kapsels.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
90
Het RhamnoPrunetea Doornstruwelen
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
91
De eertijds uitgestrekt maisakkers zijn veranderd in doornstruwelen. Vlier en Eenstijlige meidoorn bepalen het beeld. De Rozenfamilie is hoofdleverancier in deze begroeiing. De struiksoorten tonen hoe uiteenlopend vegetatieve delen een afweerfunctie kunnen vervullen tegen grote zoogdieren, en hoe allerlei bloemdelen kunnen worden omgevormd om een sappige, voor vogels aantrekkelijke vrucht te vormen. Vlier vormt een groot aandeel in de begroeiing. Paarden eten geen vlier vanwege de cyaanverbibdingen in het blad. Runderen kunnen echter vliergroei onderdrukken. De bosmuis leeft hier van zaden, bessen , zwammen, insecten, regenwormen en slakken.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
92
Ze loopt en springt vooral ’s nachts rond en kan goed klimmen. In tegenstelling tot de huismuis, zijn neefje, woont hij liever buiten dan in huis [hoewel ze er ’s winters vaak gaan schuilen].
De Galloways hadden gezorgd voor een groot aantal vlaaien, die bezocht werden door Strontvliegen. Ze leven niet van mest maar van nectar (en een occasioneel ander insect dat ze leegzuigen). Mest hebben ze enkel nodig voor hun voortplanting. Vandaar dat we ze aantreffen op de vlaaien van de Galloways.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
93
De mannetjes kwamen op de wijfjes af die na de paring eitjes afzettten op de mest. Die eitjes beschikken over vleugelachtige uitsteeksels om niet weg te zakken in al te verse mest. Ook de larve leeft niet van mest, maar van andere insectenlarven die wel van mest leven, vooral vliegenlarven.
Grote goudhaan
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
94
Groene snuitkever Phyllobius argentatus We vonden de dagactieve groene snuitkever vretend aan bladeren van loofbomen. De larven lijken veel op de maden van vliegen en leven in en van plantenstengels. De larve verpopt in de grond en in het daaropvolgende voorjaar verschijnt de kever.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
95
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
96
Oernatuur Toen het klimaat na de laatste IJstijd warmer werd, raakte de bodem steeds uitbundiger met planten begroeid en ontstond er uiteindelijk een bosrijk landschap. Het type bos verschilde per locatie. Ook deden sommige bomen er na de IJstijd langer over om zich te vestigen dan andere. Bomen met zware zaden, zoals de eik verspreidden zich minder snel vanuit Zuid-Europa dan bomen met zaden die kilometers met de wind mee waaien.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
97
Soorten waarvan de zaden in de schaduw kiemen, zoals haagbeuk en beuk, kwamen pas nadat er bossen waren ontstaan van soorten waarvan zaden in het licht kiemen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
98
Soorten die een humusrijke laag nodig hebben om te ontkiemen, konden zich pas ontwikkelen nadat andere soorten, met hun afgestorven materiaal, een laag organisch materiaal hadden neergelegd. Langs de rivier waar we nu lopen ontstonden ooibossen: zachthoutooibos met wilgen en zwarte populieren op de regelmatig overstroomde plekken en hardhoutooibos met eiken, iepen, essen, meidoorns en wilde appels op minder frequent overstroomde plekken en de oeverwallen. De karkassen van 8400 jaar oude eikenbomen die voor ons opdoemen geven aan dat er ooibossen in het rivierdal voorkwamen. In de kommen waar de waterstand hoog was, kwamen broekbossen met elzen en wilgen voor en, op zeer natte plekken, rietmoeras.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
99
Op drogere plaatsen, zoals de stuwwallen, domineerden aanvankelijk de berk en de grove den. Pas later kwamen daar eiken, haagbeuken en beuken voor in de plaats. Onderaan de stuwwal ontstonden bronbossen en bronmoerassen. Volgens de gangbare denkwijze ontstaat er in de plantenwereld na een opeenvolging van soorten [successie] een eindsituatie [climax]. In onze streken is dat gesloten bos. Op droge gronden eenvormig beukenbos met nauwelijks ondergroei. De inzichten zijn echter aan het verschuiven. Waarschijnlijk waren er in de oerbossen volop open plekken. De neiging tot bosvorming kent namelijk een aantal; natuurlijke tegenkrachten die ervoor zorgen dat de successie niet overal voltooid wordt en soms zelfs tijdelijk teloor gaat, bijvoorbeeld door bosbrand, overstromingen, ijsgang, storm, begrazing en ziektes. Zo zijn eiken-berkenbossen op hogere gronden in droge periodes van het jaar gevoelig voor bosbrand.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
100
De kracht van water kan bij een overstroming dermate groot zijn dat de oevers met bomen en al instorten. De rivier kan de ontwortelde bomen meeslepen en houtdammen opwerpen, waardoor zelfs de stroom van richting verandert. Hierdoor kan op andere plekken weer bos ontworteld raken. Drijvende ijsschotsen die opkruien tot ijsheuvels en –dammen, kunnen het bos ook plaatselijk platduwen of ontwortelen. Door een storm kunnen er grote oppervlaktes bos worden platgelegd. Juist deze tegenkrachten maken het bos afwisselender qua leeftijd en rijker in soorten en structuur.
De mens heeft deze dynamische processen in de loop der tijd grotendeels aan banden gelegd. Sommige tegenkrachten stonden in de gangbare bosbouw en het natuurbeheer als rampen te boek, maar gelukkig wordt er tegenwoordig in toenemende mate genuanceerder over gedacht. In onze tijd staat in veel bossen de houtproductie centraal, waardoor open plekken, als ze al ontstaan door brand of storm, weer snel worden ingeplant. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
101
Daar worden ziektes, zoals de iepziekte, fel bestreden en zieke bomen onmiddellijk uit het bos verwijderd. Dijken beperken de invloed van overstromingen, terwijl ijsgang een zeldzaamheid is geworden in de door industrieel koelwater opgewarmde rivier. Vrijwel overal worden dichtheden van wilde grazers kunstmatig laag gehouden om schade aan bomen te beperken. Successie die leidt tot gesloten bos, is daarom nu zo algemeen dat het voor ons moeilijk is om voor te stellen dat het ooit anders was. In natuurlijke bossen, waar demping van natuurlijke processen niet plaats vindt, heeft de successie weliswaar vrij spel, maar wordt deze op bepaalde plaatsen geremd of doorbroken.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
102
In een natuurlijke situatie is de climaxvegetatie geen gesloten bos maar een in de tijd steeds veranderend mozaïekpatroon van bos en open plekken. Wat op het ene moment bos is kan tientallenjaren later weer een open plek worden.
Het bos en grasland zijn niet kunstmatig gescheiden maar lopen vloeiend in elkaar over. Volgens dezer nieuwe zienswijze moet er, voordat de mens op grote schaal ging ingrijpen in het landschap sprake zijn geweest van een dynamisch geheel van zogenaamde wandelende bossen en open plekken.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
103
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
104
Een krib in de Waal
Op de krib in de Waal tegenover het rivierduin vonden we Pijpbloem, Tomaat, Vederesdoorn en Oostenrijkse kers.
De Pijpbloem is een overblijvende plant die behoort tot de Pijpbloemfamilie (Aristolochiaceae).
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
105
De plant rook licht fruitige geur. Aristolochia kwam oorspronkelijk alleen voor in het Middellandse zeegebied, maar heeft zich vandaar verder over West-Europa uitgebreid. De plant vormt ondergrondse stolonen (stengels).
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
106
De Pijpbloem bloeide fraai met lichtgele bloemen.. Het bloemdek heeft een scheef afgeknotte, een lippige zoom, die overgaat in een buis, die van binnen met haren is bedekt. De voet van de kroonbuis is buikig opgeblazen. De bloem is een insectenval, waaruit insecten door de haren in de kroonbuis niet meer kunnen ontsnappen. Pas als de bloem bestoven is, verslappen de haren en kunnen de met stuifmeel bedekte insecten de bloem weer verlaten. De zes helmknoppen zijn met de stempel vergroeid tot een gynostemium (zuiltje).
Een dikke goene, later zwart wordende vrucht hing aan de plant. Het is een doosvrucht.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
107
Er hing een grote doosvrucht aan de Pijpbloem. Dat is in Nederland een zeer zeldzaam verschijnsel.
Men schrijft dit dikwijls aan ons klimaat toe, maar het is waarschijnlijker dat het ontbreken van echte mogelijkheden tot kruisbestuiving een rol speelt: al de honderden bloeistengels op een groeiplaats behoren tot eenzelfde individu [ ze vormen een kloon].
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
108
De plant groeit hier op de droge, voedsel- stikstof- en kalkrijke grond op de krib. De wortels bevatten tot 1% en de bladeren minder dan 0,1% aristolochiazuren. Deze zuren beschadigen bij inname de nieren en zijn daarnaast ook kankerverwekkend. Vroeger werd de plant in Europa geteeld en gebruikt om onder andere een bevalling te bespoedigen of een abortus op te wekken.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
109
Op de krib groeide een Vederesdoorn (Acer negundo) of Californische esdooorn. Het is een plant uit de Zeepboomfamilie (Sapindaceae). De soort is afkomstig uit het noorden van de Verenigde Staten. Het is een tweehuizige boom met een hoogte van 12-15 m of een meerstammige struik. Het is een van de esdoornsoorten met een samengesteld blad . De plant heeft geveerde bladeren met drie tot vijf deelblaadjes, die omgekeerd eirond, 5-10 cm lang en grof gezaagd zijn.
Omdat de krib droger is groeit er Oostenrijke kers. Gele waterkers en Akkerkers die we veel aantroffen vereisen een vochtiger milieu.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
110
Het Waalstrand
Het rivierstrand langs de Waal overstroomt regelmatig met rivierwater. Dat maakt het tot een zeer dynamisch milieu . Het moedermateriaal van de bodem bestaat uit zand en grind. De bodem is kalkrijk en behoort tot het bodemtype vaaggronden omdat er door de werking van de rivier geen bodemvorming kan plaatsvinden.
We determineerden verschillende plantengemeenschappen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
111
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Vlieszaad-associatie
Bromo-Corispermetum
Associatie van Ganzenvoeten en Beklierde duizendknoop
Chenopodietum rubri
Rompgemeenschap van Oeverstekelnoot Bijvoet-ooibos
Artemisio-Salicetum albae
Hydrologie en bodem
Het rivierstrand overstroomt gemiddeld 60 dagen per jaar gedurende een korte tijd, in maart is de watertoevoer het grootst. Het grondwater ligt vlak onder het maaiveld in nattere perioden en kan fluctueren van 0 centimeter tot 1,5 meter onder het maaiveld. Het water is rijk aan nutriënten en de rivierstranden kunnen dankzij een kleilaag in de bodem de toevoer van calciumcarbonaat door de rivieren goed bufferen. Het rivierstranden heeft echter nauwelijks organisch materiaal in de bodem opgeslagen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
112
Het Waalstrand Een kudde koniks verwijlde op het Waalstrand. De Konik is van oorsprong een in Polen en Wit-Rusland in het wild of halfwild gehouden paardenras dat klein van stuk en heel sober is. De Konik is nauw verwant aan de Tarpan, een uitgestorven wild paard uit oost-Europa. Evenals vele andere oorspronkelijke paardenrassen is de Konik klein (ponymaat) en toont zijn vacht kenmerken van het wildkleurpatroon. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
113
Deze eigenschappen maken het paard in de vrije wildbaan minder zichtbaar voor mogelijke predatoren. Het Konikpaard in de Millingerwaard heeft geen verzorging nodig en kan het hele jaar buiten blijven. Om deze reden wordt het dier hier ingezet ter begrazing. Ook wordt gekozen voor de Konik omdat hij geen kenmerken heeft die door fokkers speciaal voor het gebruik door de mens geselecteerd zijn. De Konikpaarden zijn nagenoeg vrij van ziekten die gedomesticeerde paarden kunnen hebben. Hun karakter wordt omschreven als gewillig, rustig en sober. De paarden hebben een differentiërend effect op de begroeiing. Ze eten graag kort gras, waardoor ze vaak hetzelfde terrein begrazen. Zo ontstaat een typische paardenwei. Een latrine daarentegen verruigt omdat daar door paarden niet gegeten wordt. Hierdoor ontstaan omstandigheden waarbinnen een meer diverse flora en fauna zich kan ontwikkelen.
Akkerkers een oorspronkelijke rivierbegeleider.
Akkerkers groeide op verschillende plaatsen op het open strand. We vergeleken het met Moeraskers, een therofyt van stikstofrijke vochtige grond. Akkerkers is een hemicryptofyt van omgewerkte grond. 's Winters overwintert de plant met een bladrozet en dunne, ondergrondse uitlopers. Van oorsprong begeleidde Akkerkers de rivieroevers.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
114
Aanpassingen van Akkerkers aan het Waalstrand Akkerkers heeft taaie stengels en uitlopers. Hierdoor zitten de samenhangende plakkaten goed verankerd, zodat ze tegen de stroom opgewassen zijn.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
115
Stukken die toch afbreken, kunnen gemakkelijk door het rivierwater worden meegenomen en op nieuwe plekken wortel schieten.
Wij plantenecologen zijn dol op de Amarantenfamilie
Op het Waalstrand vinden we van de Amarantenfamilie vijf geslachten. Te weten: Amarant, Vlieszaad, Loogkruid, Ganzenvoet en Melde. Wij zijn dol op deze geslachten omdat ze aan bijzondere of buitensporige omstandigheden zijn aangepast
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
116
De soorten zijn allemaal eenjarig. Het wortelstelsel is krachtig ontwikkeld en dringt dieper de grond in dan bij andere therofyten Stengels en bladeren vertonen aanpassingen aan droge omstandigheden, zoals een vlezige bouw of een dichte, witschilferige beharing. De bladeren zijn vaak heel smal. Dit alles leidt tot een beperking van de verdamping zodat uitdroging van de planten wordt voorkomen. Chamaechorie Veel van deze planten hebben een manier om hun zaden te verspreiden: het steppenrollen. Als de vruchten rijp zijn begint de plant vlak boven de stengel te verrotten. De wind krijgt er vat op, scheurt haar tenslotte los en rolt haar voort. Daar voor is nodig dat de plant fors en bolvormig is uitgegroeid. Zowel het uitgroeien tot een bol als het rollen is alleen mogelijk in open terrein waar de bodem spaarzaam begroeid is: op het Waalstrand. Al rollend verspreidt de plant haar vruchten. Vlieszaad, Loogkruid en Melden voldoen aan deze eisen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
117
Een chemisch kenmerk: Betacyanen In chemisch opzicht zijn de Ganzenvoeten, Amaranten en de familie Postelein gekenmerkt door het bezit van betacyanen als kleurstof. Dezer komen in de plaats van de anthocyanen, die bij de overige families van bloemplanten als kleurstof optreden. Tot de betacyanen behoort bijvoorbeeld het pigment van rode bieten. Dezelfde wijnrode kleur kwamen wij tegen bij de stengels en [vooral oudere] bladeren van Korrelganzenvoet, Smal vlieszaad en kleine major.
Een open, zonnig strand voor de Salsola, Amaranten, Atriplex, Corispermum en Chenopodiums. De planten op het Waalstrand zijn allen gebonden aan zonnige, open standplaatsen. De meesten groeien op stikstofrijke [dikwijls ammoniakhoudende ] grond. In de droge gebieden in het hart van het continent groeien ze in zoutsteppen. De meeste planten vonden we op plaatsen waar stikstof vrij komt door het vergaan van resten van dode planten of dieren.
Pioniers van omgewoelde bodem De rivier zorgt voor drastische ingrepen. De planten die we vinden zijn dan ook pioniers. Ze verschijnen plotseling in groten getale. Ze profiteren van de oevervloed van voedingsstoffen die door de roering van de grond beschikbaar komt. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
118
8 Chenopodiums op het millingerwaalstrand
Welriekende ganzenvoet
Chenopodium ambrosiodes
Druifkruid
Chenopodium botrys
Liggende ganzenvoet
Chenopodium pumilio
Korrelganzenvoet
Chenopodium polyspermum
Zeegroene ganzenvoet
Chenopodium glaucum
Rode ganzenvoet
Chenopodium rubrum
Stippelganzenvoet
Chenopodium ficifolium
Melganzenvoet
Chenopodium album
De bloemen zijn tweeslachtig Welriekende ganzenvoet Chenopodium ambrosiodes ruikt heerlijk naar citroen. Ze komt oorspronkelijk uit Tropisch Amerika. Omgewerkte voedselrijke bodem is zijn biotoop.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
119
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
120
Druifkruid groeit op droge stenige bodem en ruikt naar peut. Druifkruid komt van nature voor in Zuidwest-Azië, Amerika en in het Middellandse Zeegebied. Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
121
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
122
We herkenden de Zeegroene ganzenvoet aan de stompe punten van de bladeren want de Amaranthaceae hebben scherp gepunte bladeren
Melganzenvoet in de prehistorische rivierduinen In de steentijd diende de melganzenvoet op de stroomrug van Boxmeer als voedselplant.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
123
De zaden werden tot meel vermalen. Het naamdeel Mel staat voor meel. De zaden vormen ook een belangrijke voedselbron voor vinbkachtigen De bladeren zijn als spinazie te eten. Ze zijn rijk aan vitamine C.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
124
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
125
Blaasharen
Op een aantal Ganzenvoeten komen blaasharen voor. Dit zijn haren die aan de top een met vocht gevuld blaasje dragen. Ze dienen als waterreservoir: als de plant gebrek aan water krijgt, vloeit het vocht uit het blaasje naar het eronder liggende weefserl. De blazen vormen de meelachtige tot schilferige bedekking
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
126
Melganzenvoet kent heterocarpie
De Melganzenvoet vormt twee soorten zaden, zwarte en bruine respectievelijk met een dikke en een dunne zaadhuid. De bruine nootjes kiemen sneller. Een fors exemplaar Melganzenvoet brengt tienduizenden zaden voort. Ondergeploegde zwart zaden kunnen tientallen jaren hun kiemkracht behouden.
Amaranthos=onverwelkelijk 5 Amaranten op het Waalstrand
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
127
Na de bloei valt het bloemdek van de Amaranten niet af. Dit is ook het geval bij de Ganzenvoeten. Doordat het droogvliezig is verandert het niet van uiterlijk en is dus onverwelkelijk.
De kleine Majer verdrongen door spinazie De kleine Majer komt al vanaf de prehistorie hier voor. Het was als voedingsgewas de metgezel van de mens. Ze is later door spinazie verdrongen.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
128
Doolhofnervatuur De Amaranten die we op het Waalstrand vonden vertoonden Doolhofnervatuur. Het waren: Papegaaienkruid, kleine Majer, Nerfamarant, Groene amarant en Franse amarant. Het bladgroen langs de bladnerven vormt smalle banden. Tussen deze stroken is het blad kleurloos. De doolhofnervatuur stelt de plant in staat tot een andere wijze van koolzuurassimilatie dan bij planten van de gematigde zone gebruikelijk is.
Het maakt de Amaranten mogelijk, zich onder droge omstandigheden snel tot volwassen planten te ontwikkelen. De keerzijde van deze assimilatiemethode is dat de planten alleen ongestoord groeien zolang de temperatuur overdag niet lager dan zo’n twaalf graden wordt. Gewassen die op dezelfde wijze als de Amaranten koolzuurassimilatie bedrijven, worden als C4-planten aangeduid. Het zijn allemaal uitgesproken lichtplanten.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
129
5 Amaranten op het Waalstrand Kleine majer
Amaranthus blitum
Nerfamarant
Amaranthus blitoides
Papegaaienkruid
Amaranthus retroflexus
Basterd amarant
Amaranthus hybridus hybridus
Franse amarant
Amaranthus hybridus bouchonii
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
130
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
131
De Vlieszaadassociatie
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
[31Aa1]
132
Associatie: Bromo-Corispermetum
De Vlieszaadassociatie vormde op het Waalstrand een tijdelijke, lage, soortenarme, zeer open vegetatie. Het bestond uit eenjarige, in de zomer kiemende, eenjarige pioniersoorten op zand. Smalvlieszaad domineerde. Er was een plant aanwezig van Zacht loogkruid. Smal vlieszaad, Zacht loogkruid, Glansbesnachtschade en Nerfamarant zijn kensoorten. Van de verbondskensoorten waren Candese fijnstraal en Kleverig kruiskruid aanwezig. Van de begeleiders hebben Akkersistel, Kweek en Melganzenvoet een hoge presentie. De Vlieszaad-associatie heeft van alle gemeenschappen in de Klasse van de ruderale gemeenschappen het meest een pionierkarakter. De gemeenschap groeit hier op kale, goed waterdoorlatende, grofzandige, humusarme of humusloze, neutrale tot basische, kalkhoudende, voedselarme bodem. De bodem is gemengd met stenig materiaal
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
133
Bijgevoegd de ecologische parameters van de vlieszaadassociatie
SolanuM = troost= soelaas op het waalstrand Opvallend is het grote aantal planten uit de Nachtschadefamilie [Solanaceae]. Nachtschade klinkt heel wat minder gunstig dan Solanum. De Solanaceae zijn zo algemeen op het Waalstrand omdat ze evenals de Amaranthaceae stikstofminnaars zijn. De Solanaceae omvatten wereldwijd drieduizend soorten en hebben hun zwaartepunt in Latijns-Amerika. De gifstoffen van Solanaceae zijn alkaloïden. Dit zijn stikstofverbindingen, en de produktie ervan neemt toe met de stikstofrijkdom van de grond. Ze verlenen de planten een onaangename en bedwelmende geur.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
134
We vonden op het strand:
Goudbes
Physalis peruviana
Bitterzoet
Solanum dulcamare
Tomaat
Solanum lycopersicum
Driebloemige nachtschade
Solanum triflorum
Zwarte nachtschade
Solanum nigrum
Glansbesnachtschade
Solanum physalifolium
Kleverige nachtschade
Solanum sarachoides
Doornappel
Datura stramonium
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
135
Zacht loogkruid behoort tot het geslacht Salsola. Familie: Amaranthaceae. Salsola betekent zoutig. Ze groeit hier op het stikstofrijke, kalkrijke strand van de Waal. Wanneer je loogkruid aanraakt merk je dat de plant erg stekelig is. Elk blad eindigt in een scherpe punt. Vroeger maakten ze zeep van loogkruid.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
136
Wanneer je de plant verbrandt bestaat 30% van de as uit natriumcarbonaat, één van de belangrijkste bestanddelen van zeep en glas. Daarom is een van de Engelse namen 'prickly glasswort', (stekelig glaskruid). Tegenwoordig wordt de meeste zeep synthetisch geproduceerd. Net als sommige andere soorten uit de ganzenvoetfamilie is Loogkruid een 'steppenroller': de uitgebloeide plant verdroogt, raakt los van de wortel en laat zich over de vlakte rollen waarbij hij zijn zaden overal achterlaat.
Zacht loogkruid
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
137
De late stekelnoot groeit hier op de open zandige stranden van de Waal. Ze behoort tot de Asteraceae.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
138
De verschijning van Boslathyrus in de Gelderse Poort was voor ons een verrassing. Voorheen was het een zeldzame plant die vooral in bosranden in Zuid-Limburg groeide. In de Millingerwaard vinden we ze nu op het strand. Al in de jaren ’90 groeide Boslathyrus dicht bij de rivier: op het schiereiland Salmorth net over de Duitse grens en in het dorp Millingen op het terrein van een scheepswerf. Mogelijk dat dit de zaadbronnen waren voor de eerste plant die in 2008 op het Waalstrand van de Millingerwaard werd ontdekt. In 2010 werd de eerste plant ontdekt aan de overzijde van de rivier in de Klompenwaard. En anno 2012 groeien er in de Millingerwaard vele tientallen planten. Van grote pollen tot hele kleine nieuwe plantjes.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
139
De Boslathyrus lijkt erg op een siererwt en op de tuinplant brede lathyrus. Op de meeste plekken groeit Boslathyrus ook als een erwt, hij klimt zich dan een weg omhoog in struwelen of in bosranden. Langs de rivier blijkt Boslathyrus zich heel anders te gedragen. Hier kiemt de plant in het kale zand op de hogere delen van het stuivende rivierstrand. Hier vormt Boslathyrus pollen die in de loop van de jaren steeds groter worden. In Nederland kenden we dit soort groeiplekken niet, maar in bijvoorbeeld Amerika werd deze plant, die voor hen een exoot is, aangeplant om stuifzand vast te leggen. Deze natuurlijke rol als pionier die zand vastlegt vervult Boslathyrus op de rivierduinen van de Millingerwaard samen met andere soorten zoals handjesgras en ruige zegge.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
140
De Millingerwaard is een natuurontwikkelingsgebied dat jaarrond begraasd wordt door wilde runderen en paarden. De grazers lopen in lage dichtheden. Allerlei planten, zoals Boslathyrus, krijgen de kans om in de zomer te bloeien en hun zaad te verspreiden. Laat in het jaar en ’s winters nemen vooral de runderen regelmatig een hapje van deze zeldzame plant. Zonder problemen, want die heeft zijn zaad dan alweer verspreid voor een nieuwe serie groeiplekken.
Handjesgras vormde uitgebreide matten op het Waalstrand, met behulp van lange, kruipende, sterk vertakte en zeer stevige wortelstokken en dito uitlopers, waarop de knopen wortels en opgerichte bloeistengels ontspringen. Voor in de winter sterft de plant bovengronds af.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
141
Handjesgras is van oorsprong Afrikaans. Ze heeft haar zwaartepunt in de tropen, maar heeft zich toch tot de Waalstranden weten door te drongen. Dat komt niet veel voor. Ik zag hem ook in de dorre omstreken van Caïro en inde valleien aan de voet van de Sinaï en de berg Tabor. Handjesgras is een C4 plant, die geen schaduw, maar wel sterke wisselingen in de vochtigheidsgraad verdraagt. De temperatuur moet 38° C zijn voor de meest optimale ontwikkeling. Handjesgras kan zich alleen op het Waalstrand handhaven dankzij de vorstbestendigheid van de wortelstokken.
Ecologische tweeslachtigheid
Heel bijzonder is de combinatie van wortelstokken en bovengrondse uitlopers. Uitlopers komen vooral voor bij planten van verdichte en/of periodiek overstroomde grond; wortelstokken vaak op sterk uitdrogende standplaatsen. De bodem waar we Handjesgras vinden is humusarm, maar stikstofrijk en kalkhoudend. Dactylont toonde zich als een echte mattenlegger.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
142
Ruige zegge laat op het Waalstrand zijn grote kracht zien. Geen enkele zegge is zo goed opgewassen tegen wisselvallige omstandigheden. Het taaie netwerk van wortelstokken stelt het in staat erosie te weerstaan.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
143
Langzaam maar zeker loopt de vacht van grote grazers vol met de zaaddozen van de Grote klis. Er is echter geen reden tot zorg, de dieren hebben hier nauwelijks last van en na verloop van tijd vallen de klissen vanzelf weer uit. Op deze manier weet de Grote klis zijn zaden te verspreiden. De kop van een Schotse Hooglander of de staart van een Konik zien er nu af en toe wat verfomfaaid uit. Al grazend blijven klissen in hun vacht hangen. Belangrijkste indicator dat de dieren hier geen last van hebben, is dat ze geen vreemd gedrag gaan vertonen. Ze gaan gewoon door met waar ze altijd mee bezig zijn.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
144
Als de dieren echt last van de klissen zouden hebben, dan zouden ze constant staan schuren tegen bomen of struiken, ook dat zien we niet gebeuren. Bovendien is er in de Millingerwaard volop ruimte voor grote grazers om de klis actief te ontwijken, mochten ze dat willen. In theorie zou je de klissen kunnen verwijderen door ze uit de vacht te knippen. Dit levert echter weer tal van andere problemen op. De dieren zijn juist bezig met het groeien van een dikkere wintervacht die ze nodig hebben nu de temperaturen langzaam dalen. Ook de manen van een Konik hebben een belangrijke functie, zij beschermen de zenuwen en aderen die door de nek lopen tegen de koude. Het verwijderen van klissen is een tijdrovende klus, iets wat veel stress op zou leveren bij dieren die niet gewend zijn aan de hand te worden genomen. En je kan de klissen verwijderen, maar elders in het gebied staan nieuwe planten waardoor je dit meerdere malen zou moeten herhalen. Al met al zou de remedie dan erger zijn dan de kwaal..
De dieren doorlopen een proces van verwildering of dedomesticatie. Dit betekent ook het leren omgaan met planten als de Grote klis. Na verloop van tijd zakken de zaaddozen door de vacht heen, breken de haakjes af en vallen zo weer uit. Aan het einde van de winter lopen de dieren weer met een mooie schone vacht rond.
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
145
Millingerwaard, 7 september 2013 KNNV afd. Nijmegen
146