www.edusom.nl
Opstartlessen
Les 5. Tijd & het weer Wat leert u in deze les?
Praten over het weer.
Praten over de tijd.
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via http://www.edusom.nl en www.stationnederlands.nl. HET GESPREK DEEL 1
Edua ziet Tom in de gang op hun werk. Hoe laat het is? Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom:
Hé Tom, weet jij misschien hoe laat het is? Te laat natuurlijk! Jij bent altijd te laat. Grapjas! Het is nog vroeg. Ja, het is één uur. Tijd om te eten. Ga je mee naar de kantine? Ja! .. Gaan we iets lekkers eten… Al dat werk… poeh… O, vind je het niet leuk dan? Nou, het gaat wel… Jij werkt hier al een tijd, hé? Hoe lang al? Twaalf jaar! Ja, ja, twaalf jaar al. En jij? Hoe lang werk jij hier nu? Nog niet zo lang. Ik werk hier pas drie maanden. Maar ik wil graag nog heel lang blijven. Ik ben blij met mijn werk. Ja, nu vind je het nog leuk!
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via http://www.edusom.nl Hoe laat is het? Met ‘hoe laat is het?’ vraag je naar de tijd. Voorbeeld: “Hoe laat is het?” “Het is twaalf uur.” laat Als je laat komt, kom je verder in de tijd dan normaal. Als je altijd om zeven uur komt, en je bent er om negen uur, dan ben je laat. Voorbeeld: De kinderen gaan laat naar bed, om elf uur. te laat Als je te laat komt, kom je zo laat dat het niet goed is. Voorbeeld: U bent te laat. U mag niet meer naar binnen. vroeg Als je vroeg komt, kom je eerder in de tijd dan normaal. Als je altijd om zeven uur komt, en je bent er om zes uur, dan ben je vroeg. Voorbeeld: Ik ga vanavond vroeg slapen, want ik moet vroeg opstaan, om half zes. de grapjas Een grapjas is iemand die grapjes maakt. Een grapjas laat andere mensen lachen. Voorbeeld: Ik moet altijd heel erg lachen als mijn broer een verhaal vertelt. Hij is echt een grapjas! de kantine Een kantine is een plaats op je werk of op school waar je kunt eten. Voorbeeld: In onze kantine kun je koffie, thee, broodjes en soep krijgen. pas Als je pas een auto hebt, dan heb je de auto nog maar heel kort. Voorbeeld: Ik werk hier pas drie maanden, maar mijn vriend werkt hier al drie jaar.
Tip woorden leren Leer woorden die bij elkaar horen samen. Bijvoorbeeld vroeg en laat.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Schrijf het goede antwoord op. 1. Hoe laat is het? …………………………………………………………………………………………
2. Waar gaan Tom en Edua eten? …………………………………………………………………………………………
3. Hoe lang werkt Tom hier al? …………………………………………………………………………………………
4. Hoe lang werkt Edua hier al? …………………………………………………………………………………………
5. Vindt Edua het werk leuk? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via http://www.edusom.nl en www.stationnederlands.nl. HET GESPREK DEEL 2
Edua en Tom praten met elkaar in de kantine. Is het mooi weer? Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua: Tom: Edua:
Wat een weer vandaag hè? Wind, regen. Ik was helemaal nat vanmorgen! Ik ook. Mijn broek was nat. Mijn sokken waren nat. Alles nat. Brrr… Maar morgen wordt het beter weer. Dan wordt het droog. En het wordt zonnig! Eindelijk zon! Gelukkig! Ik hou van zon… en van de zomer. En het wordt twintig graden. Lekker warm! Zo warm? Ha! morgen ben ik vrij! O ja? Op woensdag werk ik niet. Dat is mijn vrije dag. Wat een geluk! En, hoe laat is het nu? O nee, we moeten opschieten. Het is al half twee. We komen te laat! Nee… we komen net op tijd, … als we snel zijn!
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via http://www.edusom.nl
vanmorgen Vanmorgen is de ochtend van vandaag. Voorbeeld: Ik ben vanmorgen naar de dokter geweest. Ik had een afspraak om tien uur. morgen Morgen is de dag na vandaag. Als het vandaag maandag is, is het morgen dinsdag. Voorbeeld: Ik kan vandaag niet komen, maar morgen kom ik wel. zonnig Als het zonnig weer is, dan kun je de zon zien en is er veel blauwe lucht. Voorbeeld: Morgen wordt het zonnig weer. Dan ga ik op de fiets naar mijn werk. de vrije dag Een vrije dag is een dag waarop je niet naar je werk of naar school gaat. Voorbeeld: Woensdag is mijn vrije dag, dan werk ik nooit. opschieten Als je moet opschieten, dan moet je snel alles doen. Voorbeeld: Het werk moet morgen klaar zijn. Je moet echt snel werken. Kun je een beetje opschieten? op tijd Als je om 8 uur op je werk moet zijn en je bent er om 8 uur, dan ben je op tijd.. Voorbeeld: Vandaag was je te laat, kun je morgen alsjeblieft op tijd komen?
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6.
1. Wat voor weer was het vandaag in het gesprek? Mooi, zonnig weer. Slecht weer, met regen en wind. Droog weer.
2. Van welk weer houdt Tom? Van weer met veel regen. Van droog en zonnig weer. Van sneeuw en zonnig weer.
3. Wat voor weer wordt het morgen? Regenachtig weer. Koud en droog weer. Warm weer.
4. Op welke dag is Tom vrij? Maandag. Dinsdag. Woensdag.
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
7
Opdracht 7. Samenvatting Schrijf in ongeveer vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
8
OEFENING Opdracht 8. Hoe laat is het? Kijk goed naar alle verschillende klokken. Schrijf onder de klok hoe laat het is. Kijk naar het voorbeeld. Let op! Als u het moeilijk vindt, kijk dan bij ‘extra woorden leren’. Voorbeeld:
Het is 9 uur.
Nu u! Hoe laat is het?
1. ……………………………………
2. ……………………………………
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
9
3. ……………………………………
4. ……………………………………
5. ……………………………………
6. ……………………………………
7. ……………………………………
8. ……………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
10
WOORDEN MAKEN Opdracht 9. Hieronder ziet u een bord uit een kantine. Beantwoord de vragen hierover.
1. Hoe laat begint de lunch? …………………………………………………………………………………………
2. Hoe laat stopt de lunch? …………………………………………………………………………………………
3. Kan je altijd op het terras eten? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
11
SPREKEN Opdracht 10. Wat kunt u zeggen? 1. ‘Hoe laat is het?’ Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: 13 uur. Is dat één uur ‘s middags? Ja, dat is goed. 13 uur. Is dat twee uur ‘s middags? Nee, dat is niet goed. Nu zelf. Lees de antwoorden en praat mee. 13 uur. Is dat één uur ‘s middags? Ja, dat is goed. 13 uur is één uur ’s middags. 15 uur. Is dat drie uur ‘s middags? Ja, dat is goed. 15 uur is drie uur ’s middags. 18 uur. Is dat vijf uur ‘s middags? Nee, dat is niet goed. 18 uur is zes uur ’s middags. 21 uur. Is dat tien uur ‘s avonds? Nee, dat is niet goed. 21 uur is negen uur ’s avonds. 23 uur. Is dat elf uur ‘s avonds? Ja, dat is goed. 23 uur is elf uur ’s avonds. 21 uur. Is dat negen uur ‘s morgens? Nee, dat is niet goed. 21 uur is negen uur ’s avonds. 14 uur. Is dat twee uur ‘s middags? Ja, dat is goed. 14 uur is twee uur ’s middags. 16 uur. Is dat vier uur ‘s nachts? Nee, dat is niet goed. 16 uur is vier uur ’s middags.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
12
Nu u! Geef antwoord op de vragen. Spreek hardop voor uzelf.
13 uur. Is dat één uur ‘s middags? …
15 uur. Is dat drie uur ‘s middags? …
18 uur. Is dat vijf uur ‘s middags? …
21 uur. Is dat tien uur ‘s avonds? …
23 uur. Is dat elf uur ‘s avonds? …
21 uur. Is dat negen uur ‘s morgens? …
14 uur. Is dat twee uur ‘s middags? …
16 uur. Is dat vier uur ‘s nachts? …
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
13
SCHRIJVEN Opdracht 11. Schrijft een weerbericht voor morgen. Wordt het mooi weer? Gaat het regenen of schijnt de zon? Let op! ‘Extra woorden leren’ kan u helpen. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld:
Morgen wordt het mooi weer. De zon gaat schijnen. Er zijn wel een paar wolken, maar er komt geen regen. Het wordt warm. Het wordt 22 graden. ’s Avonds wordt het kouder. Dan wordt het 9 graden. Nu u! Schrijf een weerbericht voor morgen.
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
14
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 25. Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
15
OEFENING Opdracht 12. Te vroeg, op tijd of te laat? Als u afspreekt met iemand, dan spreekt u vaak een tijd af. Als u voor die tijd er bent, dan bent u te vroeg. Als u precies op die tijd er bent, dan bent u op tijd. Als u na die tijd komt, dan bent u te laat. Lees de zinnen. Schrijf op: “Nee, ik ben te vroeg.”, of “Ja, ik ben op tijd.” of “Nee, ik ben te laat.” Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: U heeft een afspraak om 10 uur. U komt 10 minuten voor 10 uur. Bent u op tijd? Nee, ik ben te vroeg. 1. U heeft een afspraak om 6 uur. U komt om 10 over 6. Bent u op tijd? ………………………………………………………………………………………… 2. U heeft een afspraak om 3 uur. U komt om kwart voor 3. Bent u op tijd? ………………………………………………………………………………………… 3. U heeft een afspraak om half 8 uur. U komt om half 8. Bent u op tijd? ………………………………………………………………………………………… 4. U heeft een afspraak om kwart voor 4. U komt 10 minuten voor 4 uur. Bent u op tijd? ………………………………………………………………………………………… 5. U heeft een afspraak om half 5 uur. U komt om kwart voor 5. Bent u op tijd? …………………………………………………………………………………………
6. U heeft een afspraak om 12.15 uur. U komt 10 minuten na 12 uur. Bent u op tijd? …………………………………………………………………………………………
Extra vraag: Is het erg om te vroeg te komen of is het erg om te laat te komen?
Bekijk de antwoorden op p. 25.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
16
DE WOORDEN Opdracht 13. Wat kunt u zeggen? Iemand vraagt iets aan u of iemand zegt iets. Wat is uw antwoord? Kruis het goede antwoord aan.
1. Iemand vraagt: Bent u op tijd? Dat weet ik niet, hoe laat is het? Nee, ik ben er pas.
2. Iemand zegt: U bent te vroeg. O, ik dacht dat ik op moest schieten. Ik ben er sinds morgen.
3. Iemand vraagt: Wanneer is uw vrije dag? Mijn vrije dag is morgen. Ik kom altijd te laat op mijn vrije dag.
4. Iemand zegt iets leuks. U bent mooi op tijd. U bent een grapjas.
5. Iemand vraagt: Waar kan ik hier wat eten? In de kantine. U moet opschieten.
6. Iemand vraagt: Wordt het morgen mooi weer? Nee, vanmorgen was ik veel te laat. Ja, morgen wordt het zonnig weer.
Bekijk de antwoorden op p. 25.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
17
SPREKEN Meepraten U kunt ‘Meepraten’ beluisteren via http://www.edusom.nl Doe samen met uw taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Vraag uw taalvriend ook of u de woorden goed heeft uitgesproken.
Opdracht 14. Lees samen met uw taalvriend. A: A:
Het is maandag en het regent. Het is maandag en het regent. B: B:
A: A:
Het is dinsdag en het sneeuwt Het is dinsdag en het sneeuwt B: B:
A: A:
Hu….wat een weer! Hu…. wat een weer!
Het is vrijdag en het is warm! Het is vrijdag en het is warm! B: B:
A: A:
O.. wat een weer! O .. wat een weer!
Het is donderdag en het is koud Het is donderdag en het is koud B: B:
A: A:
Brr.. wat een weer! Brr…wat een weer!
Het is woensdag en het waait Het is woensdag en het waait B: B:
A: A:
Hè, wat een weer! Hè, wat een weer!
Hé….wat een weer! Hé…. wat een weer!
Het is zaterdag en de zon schijnt! Het is zaterdag en de zon schijnt!
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
18
B: B: A: A:
Jé….wat een weer! Jé…. wat een weer
Het is zondag, de zon schijnt en de lucht is blauw! Het is zondag, de zon schijnt en de lucht is blauw! B: B:
Wow!….wat een weer! Wow!…. wat een weer
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
19
LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE.
Het weer Het weer in Nederland verandert: de ene dag zon, de andere dag regen. Je kunt altijd over het weer praten. Als het lekker weer is, dan is iedereen blij. Als het slecht weer is, dan kun je lekker mopperen. Als mensen elkaar tegen komen zeggen ze dan ook vaak: “Lekker weer hè?” of “Wat een weer hè?.” Soms zeggen ze dit nog eerder dan “Hallo!”, of “Hoe gaat het?”. Als het lang slecht weer is, nat en koud, kun je somber worden. Maar er is toch een troost, we zeggen wel: “Na regen komt zonneschijn”! De tijd De tijd is heel belangrijk in Nederland. Mensen hebben vaak haast. Veel mensen zijn druk. Ze gaan naar het werk of naar school of ze brengen kinderen heen en weer. Op de vraag “Hoe gaat het?”zul je ook vaak horen: “Druk! Druk! Druk!”. Afspraken zijn belangrijk. Je moet op tijd komen, dus moet je je soms haasten. We zeggen wel: “Afspraak is afspraak” en “Tijd is geld”.
??
VRAAG VAN DE LES
??
“Wanneer is het in Nederland tijd om te lunchen?”
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
20
TIP VAN DE WEEK 1 Als u iemand tegenkomt in Nederland dan kunt u altijd iets zeggen over het weer. Hieronder volgen een aantal zinnen die u kunt zeggen en die u kunnen helpen om te praten over weer. - Wat een weertje hé! - Wat een weer! - Wat een prachtig weer hé! - Wat een vreselijk weer! - Het is echt hondenweer! - Heerlijk, die zon vandaag. - Bah, altijd maar die kou en regen in Nederland.
TIP VAN DE WEEK 2 Vindt u regen ook zo vervelend? Kijk op de site www.buienrader.nl. Op deze internetsite kunt u zien of het gaan regenen. Als u bijvoorbeeld geen boodschappen in de regen wilt doen dan kijkt u op de buienradar. U kunt zien wanneer het gaat regenen.
TIP VAN DE WEEK 3 Op www.etv.nl kunt u kijken naar filmpjes over Nederland. U kunt ook kijken naar filmpjes over het weer en de tijd. Bekijk de afleveringen ‘het weer’ en ‘klokkijken’ van het programma ‘de taalklas’.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
21
PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. De opdracht bij deze les is: “Kijk naar het Nederlandse weerbericht.” - Elke dag kunt u na het journaal het weerbericht zien op televisie. - Bekijk het weerbericht. - Wat voor weer wordt het morgen? - En de rest van de week? - Vindt u dat fijn weer?
GRAP VAN DE WEEK
Te laat! Jantje komt te laat op school. De juf vraagt: "Waarom ben je te laat Jantje?" Jantje zegt: "Ik droomde over voetbal mevrouw." "En is dat een reden om te laat te komen?" "Ja juf, want ze hadden verlenging. De wedstrijd duurde langer."
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
22
HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan.
Hoe laat is het? Laat Te laat Vroeg De grapjas De kantine Pas Vanmorgen Morgen Zonnig De vrije dag Opschieten Op tijd
Kunt u ook een zin maken met de woorden?
Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over de tijd en het weer. U heeft geleerd om te praten over de tijd en te praten over het weer. En u? Kunt u nu praten over over de tijd, en kunt u nu praten over het weer? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan praten over de tijd.
Ik kan praten over het weer.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
23
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Het is één uur. 2. In de kantine. 3. twaalf jaar. 4. drie maanden. 5. Ja. Opdracht 6. 1. Slecht weer, met regen en wind. 2. Van droog en zonnig weer. 3. Warm weer. 4. Woensdag. Opdracht 7. Let op! Dit is een samenvatting. Hierin staan de belangrijkste dingen. Uw zinnen kunnen anders zijn. Edua vraagt aan Tom hoe laat het is. Het is tijd om te eten zegt Tom en samen gaan ze naar de kantine. In de kantine praten ze over hoe lang ze al bij het bedrijf werken. Tom werkt er al twaalf jaar. Edua werkt er nog maar pas, maar zij wil graag lang blijven. Tom en Edua praten over het weer. Vandaag waren ze allebei nat geregend. Morgen wordt het mooier weer. Dat is fijn want Tom is morgen vrij. Om half twee gaan ze weg, ze moeten opschieten om niet te laat te komen. Opdracht 8. 1. Het is kwart voor 3. 2. Het is 5 over half 5. 3. Het is 5 over half 9. 4. Het is 7 voor 7. 5. Het is kwart over 1. 6. Het is kwart voor 1. 7. Het is 10 over 10. 8. Het is 10 over 8. Opdracht 9. 1. 12.00 2. 14.30 3. Nee, alleen als het mooi weer is.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
24
Opdracht 11. Morgen wordt het mooi weer. De zon schijnt en de lucht is blauw. Het wordt overdag 22 graden. ’s Avonds wordt het 10 graden. Morgen kan het gaan sneeuwen. Het is koud, maar 3 graden. Toch komt ook de zon af en toe. ’s Nachts gaat het vriezen, dan wordt het -2 graden. Ook zijn er wolken. Het is morgen erg koud. Het is tussen de -2 en 3 graden. Het is wel droog. Er zijn wolken en soms is komt de zon. Het wordt morgen koud en het gaat regenen. Het wordt dus geen mooi weer. ’s Nachts is het 0 graden en overdag is het maximaal 6 graden. Soms zien we de zon, maar het is vooral bewolkt en regenachtig. Morgen wordt een warme maar regenachtige dag. Het wordt tussen de 11 en 20 graden. Het zal de hele dag gaan regenen. Het is heel slecht weer. Opdracht 12. 1. Nee, u bent te laat. 2. Nee, u bent te vroeg. 3. Ja, u bent op tijd. 4. Nee, u bent te laat. 5. Nee, u bent te laat. 6. Nee, u bent te vroeg. Antwoord extra vraag: Het is erg om te laat te komen. Als u te vroeg komt, dan kunt u even wachten. Als u te laat komt dan moet de ander wachten. Dit is vervelend want u had een afspraak, u had het belooft. Opdracht 13. 1. Dat weet ik niet, hoe laat is het? 2. O, ik dacht dat ik op moest schieten. 3. Mijn vrije dag is morgen. 4. U bent een grapjas. 5. In de kantine. 6. Ja, morgen wordt het zonnig weer. Vraag van de les: “Tussen 12 en 1 uur lunchen de meeste mensen in Nederland.”
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
25
OEFENEN VOOR HET INBURGERINGEXAMEN
Deze les over de tijd en het weer past in het thema ‘Omgangsvormen, waarden en normen’ van het examen KNS van het Inburgeringexamen.
Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 10 en 14 uit deze les met uw taalvriend.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Bespreek de opdrachten 7 en 11 uit deze les met uw taalvriend. Ook kunt u oefenen met de extra opdrachten.
OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
26
Extra Opdracht 1. Leesopdracht Lees de tekst van de twee folders en beantwoord de vragen. 1. Hoe laat vertrekt de trein naar Den Helder? a. Twaalf voor vier. b. Twaalf over vier. c. Twaalf over vijf. 2. Welke trein vertrekt om 16.08 uur? a. De trein naar Maastricht. b. De trein naar Enkhuizen. c. De trein naar Zwolle. 3. Hoe laat vertrekt het vliegtuig naar Bodrum? a. Om half drie. b. Om half vier. c. Om half vijf
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
27
Extra Opdracht 2. Leesopdracht Lees de tekst van de twee folders en beantwoord de vragen. 1. Je wilt op donderdag om half acht ’s avonds boodschappen doen. Welke supermarkt is dan nog open? a. Allebei: Plus en Deen. b. Alleen Plus. c. Alleen Deen. 2. Je wilt op zondag om elf uur boodschappen doen. Welke supermarkt is dan open? a. Allebei: Plus en Deen. b. Alleen Plus. c. Alleen Deen.
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
28
OEFENEN VOOR HET EXAMEN KNS Kijk naar films van ETV.
Extra Opdracht 3. Bekijk de film over het weer van het programma ‘De Taalklas’ op http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=6&aid=91
Extra Opdracht 4. Deel 1 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? ………………………………………………………………………………………… 2. Wordt het mooi weer morgen? …………………………………………………………………………………………
Deel 2 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? ………………………………………………………………………………………… 2. Wordt het mooi weer morgen? ………………………………………………………………………………………… Deel 3 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? ………………………………………………………………………………………… 2. Wordt het mooi weer morgen? …………………………………………………………………………………………
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
29
Deel 4 1. Wat kunnen we zien volgens het weerbericht als er zon en regen is? ………………………………………………………………………………………… 2. Hoeveel graden wordt het? …………………………………………………………………………………………
Extra Opdracht 5. Welke vier seizoenen kennen we in Nederland? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Extra Opdracht 6. Doe mee met de oefeningen uit het filmpje.
Extra Opdracht 7. Wat vindt u lekker weer? …………………………………………………………………………………………
Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
30
ANTWOORDBLAD OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN Extra Opdracht 1.
1. b. Twaalf over vier. 2. a. Naar Maastricht. 3. b. Om half vier. Extra Opdracht 2.
1. b. Alleen Plus. 2. c. Alleen Deen. 3. b. Om half vier.
Extra Opdracht 4. Deel 1 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? Zonnebril en korte broek. 2. Wordt het mooi weer morgen? Ja. Deel 2 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? Paraplu en regenjas. 2. Wordt het mooi weer morgen? Nee. Deel 3 1. Welke twee woorden heeft de weerman voor u? Muts en sneeuwpop. 2. Wordt het mooi weer morgen? De weerman vindt van wel, maar niet iedereen vindt het mooi weer. Deel 4 1. Wat kunnen we zien volgens het weerbericht als er zon en regen is? Een regenboog. 2. Hoeveel graden wordt het? 21 graden.
Extra Opdracht 5. Welke vier seizoenen kennen we in Nederland? Lente, Herfst, Winter en Zomer Les 5 Opstart- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2013
31