De Memories van Successie in Friesland van 1818-1856 (toelichting bij en ervaringen met de bewerking en uitwerking met 'tekst') door dr.mr. D.A. Zeilmaker
1. Inleiding Belastingbronnen zijn belangrijk voor genealogisch onderzoek. Vanaf 1806 is sprake van een nationaal en landelijk uniform belastingstelsel: het successierecht. [zie Pieter Nieuwland: 'Friezen gezocht': gids voor stamboomonderzoek in Friesland. Tresoar/CBG 2005] Na de invoering van een nieuwe wet op de successiebelasting ('Wet op het Regt van Successie van 27 december 1817'; belangrijk gewijzigd 16 juni 1832) moesten zogenoemde 'Memories van Aangifte der Nalatenschap' ingediend worden bij de daartoe aangewezen kantoren voor de registratie van de successierechten. Erfgenamen moesten bij een sterfgeval binnen drie maanden (later verlengd tot zes maanden) in deze memorie schriftelijk aangeven wat de overledene had nagelaten. Vormvereisten voor de aangifte waren verder onder meer het kiezen van een domicilieadres (bepalend voor het kantoor), de verklaring of er wel of geen onroerende goederen (vastigheden) waren nagelaten, een vruchtgebruik was vervallen of een fideï commis was gedevolveerd (bij versterf overgegaan) en de handtekeningen van alle meerderjarige aangevers onder de memorie. Op grond van de aangifte werd door de belastingontvanger het successierecht bepaald dat eventueel over de nalatenschap verschuldigd was. Indien dat het geval was, diende(n) de aangever(s) de eed af te leggen. Het geheel van stukken dat werd verzameld, wordt hier een 'memorie van successie' (MvS) genoemd. Omdat de materiële staat waarin de stukken verkeren, slecht is en zonder kostbare 'conservering' steeds slechter wordt, is landelijk besloten de 'memories' te verfilmen. Deze zijn op de studiezalen van de provinciale rijksarchieven in te zien. De slechte staat van de originele stukken en het ontbreken van een index voor de periode 1818-1856 maken echter ook het 'vinden' en 'lezen' van de filmbeelden, eufemistisch gezegd, niet gemakkelijk. [In Friesland heeft het Rijksarchief (thans Tresoar) de 'memories van successie' uit de periode 1818-1927 verfilmd en deze zijn op de studiezaal van Tresoar te raadplegen (inventaris in Toegang 42)] Vanaf 1857 heeft de administratie zelf een index bijgehouden in de vorm van zogenaamde 'tafels van sterfgevallen' (alfabetisch op familienaam van de overledene). In de beginjaren 1818-1856 zijn deze tafels niet bewaard gebleven, dan wel niet vervaardigd. In de meeste provincies zijn op alle verfilmde memories indices gemaakt op naam van de overledene. Daarbij is verder aangegeven de woonplaats, de overlijdensdatum en of de overledene wel of geen onroerende goederen bezat. [De Freonen/Vrienden van de Archieven in Friesland (FAF/VAF) hebben op verzoek van Tresoar dergelijke indexen voor de periode 1818-1927 gemaakt: tot 1902 te vinden op de website www.tresoar.nl] De akten, vooral de 'memorie van aangifte der nalatenschap', bevatten niet alleen gegevens over nagelaten onroerende goederen (ligging en eigenaren), schulden, vorderingen, geleende en uitgeleende geldsommen (van en aan wie en hoogte), maar ook over de erfgenamen van de overledene (met familierelatie, beroep, woonplaats). In de periode 1818-1856 zijn weinig andere bronnen waarin volledige gezinnen en families voorkomen. De eerste bevolkingsregisters van de Burgerlijke Stand (BS) dateren pas van circa 1840/1850. De bewerkte periode is verder ook belangrijk als overgang van het DTB-tijdperk naar dat van de BS. Daarom is de schrijver dezes eind van de vorige eeuw begonnen voor de memoriedossiers uit de periode 1818-1856 de daarin voorkomende relevante gegevens van de overledene en van diens
erfgenamen over te nemen. Vooral voor genealogisch onderzoek zijn die gegevens van belang bij het ontrafelen van familierelaties en het vinden van personen die anders moeilijk te traceren zijn. In de hierna volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de wijze waarop de gegevens bewaard zijn gebleven, de bewerkte stukken en de wijze van uitwerking daarvan. [De systematiek van weergave van de 'tekst' en onderwerpen als patroniem, woonplaats, beroep, burgerlijke staat en onroerende goederen, komen aan de orde. Daarbij wordt ingegaan op genoteerde 'bijzonderheden' en op de successiewetgeving en de berekening van de successiebelasting over het nagelaten saldo en wordt nader ingegaan op enkele aspecten en achtergronden daarvan. Ook worden hier en daar enige eigen 'ervaringen' met en 'resultaten' en 'mogelijkheden' van de uitgewerkte memories vermeld (veelal tussen haken en in een kleiner lettertype)].
Tot slot wordt ingegaan op de 'betrouwbaarheid' van de gegevens en daarmee van de uitwerkingen en is aan het eind een samenvatting als 'leeswijzer' van de 'tekst' opgenomen. [een 'leeswijzer' is ook in de publicatiereeks Nadere Toegang 42 en op de Tresoar-website te vinden] 2. Algemene opberg- en bewaarsystematiek van de akten Belastingkantoren In de genoemde periode zijn er in Friesland 14 kantoren van de Dienst der Registratie en Domeinen ('successie- of administratiekantoren') geweest, waar aangifte van successie moest worden gedaan. Van alle kantoren zijn thans de memories 1818-1856 uitgewerkt en zijn of worden de resultaten in de publicatiereeks Nadere Toegang 42 gepubliceerd (zie overzicht in bijlage 1). Tresoar heeft inmiddels tussen 2008 en 2013 successievelijk de uitgewerkte tekstversie van de memories van successie 1818-1856 van alle 14 kantoren op haar website (www.tresoar.nl) geplaatst. [in NT 42 zijn de tekstuitwerkingen thans al in 18 delen gepubliceerd in deze reeks en zijn te raadplegen op de studiezaal van Tresoar. Als de serie afgerond is (waarschijnlijk in 28 delen) zullen deze ruim tienduizend pagina's omvatten] [op de genealogische databank op de Tresoar-website is onder 'memories van successie' de 'tekst' weergegeven in een zogenaamde 'platte tekst' zonder onderstrepingen, vet- of cursiefopmaak, die in de oorspronkelijke tekstbestanden voor een betere 'leesbaarheid' waren aangebracht en die wel in de publicatiereeks NT 42 staan]
Van belang is dat medio 1842 een 'reorganisatie' heeft plaatsgevonden van de kantoren, waar de Memories van Successie vanaf 1818 moesten worden ingediend. Tevens vond daarbij een 'herverdeling' plaatst van de 11 Friese steden en 32 grietenijen/gemeenten die onder de kantoren ressorteerden (zie bijlage 1). [van de in Friesland gevestigde kantoren, in Bolsward, Dokkum, Franeker, Gorredijk, Harlingen, Heerenveen, Kollum, Leeuwarden, Lemmer en Sneek, werden in 1842 de kantoren Franeker, Gorredijk en Kollum opgeheven en nieuwe kantoren werden gevestigd in Beetsterzwaag, Hardegarijp, Holwerd en Oldeberkoop] [een overzicht van de gemeenten en de daarover gestelde kantoren is ook te vinden in Toegang 42 en op de Tresoarwebsite. Daarbij kan nog opgemerkt worden dat de eilanden Vlieland en Terschelling administratief onder (Noord-)Holland vielen, maar dat in de beginjaren tot 1824 van een tachtigtal overleden inwoners van die eilanden bij het kantoor Harlingen memories van successie zijn ingediend en ook door ons met 'tekst' zijn uitgewerkt]
Inventarisnummers Uit 457 inventarisnummers (inv.nrs) waarin de belastingdossiers 1818-1856 van de 14 belastingkantoren worden bewaard, zijn van ruim honderddertigduizend overleden personen relevante gegevens uit vele honderdduizenden 'akten' uitgewerkt en in de publicatiereeks NT 42 en op de Tresoar-website toegankelijk gemaakt. In deze 'tekst'uitwerkingen komen de namen van meer dan één miljoen personen voor. [van de bijna tweehonderdduizend personen die in de bewerkte periode volgens de Burgerlijke Stand zijn overleden, komen de namen van bijna driekwart van hen in de bewaard gebleven belastingdossiers voor] [in de publicatiereeks Nadere Toegang 42 zijn in indexen op familienaam en op patroniem, de namen van alle overleden personen opgenomen met tussen haakjes het jaar van hun overlijden. Van de andere personen die in de 'tekst' voorkomen, zijn alleen die met een 'afwijkende' familienaam/patroniem in de index opgenomen. Daarbij is uit een reeks van bij elkaar horende personen (bijvoorbeeld broers en zusters) slechts één (voor)naam opgenomen. Dit om de 'omvang' van de index te beperken tot ongeveer 30% van het aantal personen dat in de met tekst uitgewerkte memories voorkomt]
Opberg- en bewaarsystematiek van de akten Behalve belangrijke veranderingen in 1842 door de reeds genoemde reorganisatie van de belastingkantoren en herverdeling van de gemeenten, kan worden opgemerkt dat ieder kantoor min of meer een eigen opberg- en bewaarsystematiek hanteerde, dat gedurende de onderzochte periode ook
nog veranderde. Er komen dan ook nogal wat verschillen voor binnen één kantoor en onderling tussen de kantoren, welk percentage van het aantal overleden personen in de 'successie' is terug te vinden en wat er van het oorspronkelijke 'successiedossier' uiteindelijk bewaard is gebleven. [ten aanzien van de 'omvang' van de bewerkte stukken kan nog worden opgemerkt dat het aantal bladen (vaak tweezijdig beschreven, willekeurig 'door elkaar' liggend of 'genest' in andere stukken) behorende tot één memorie, vele tientallen kan bedragen en het aantal daarin genoemde erfgenamen, legatarissen en andere (bloed)verwanten ook vele tientallen en soms meer dan honderd personen kan omvatten] [Tresoar heeft een proef uitgevoerd met het scannen van de op film gezette originele memories. Dat leverde geen 'bruikbaar' resultaat op: 'garbage blijft garbage' verzuchtte een medewerker. Mocht het in de toekomst lukken, de originele stukken digitaal beschikbaar te stellen, dan bieden de 'tekst'uitwerkingen met meer dan één miljoen namen en talloze 'bijzonderheden' in ieder geval veel meer zoekmogelijkheden dan een index met alleen de naam van de overledene en de vindplaats van diens memorie van successie]
Ontbrekende en niet bewaard gebleven dossiers Van het kantoor Kollum zijn alle archivalia van 1818-1833 verloren gegaan. Niet alleen ontbreken van alle kantoren 'individuele' memories ('geleend' door fervente sneupers?), maar soms zijn ook van lange perioden (maand, kwartaal, halfjaar jaar of zelfs jaren) geen memories meer aanwezig in het Tresoararchief. Behalve door de bewuste vernietiging van te sterk 'aangetaste' memories kunnen deze 'hiaten' mogelijk veroorzaakt zijn door het 'zoekraken' van dossiers tijdens de vele 'verhuizingen' die de archiefstukken hebben ondergaan: van belastingkantoren in de provincie, tweemaal naar en van het Rijksarchief in Den Haag en terug naar de provinciale rijksarchieven. [bijvoorbeeld van kantoor Bolsward ontbreken tussen 1824 en 1835 meer dan duizend memories (waarschijnlijk door hun 'slechte' materiële staat vernietigd) en ook het eerste halfjaar 1853 van dat kantoor ontbreekt. Van kantoor Hardegarijp ontbreekt de gehele periode 1845-1850 en van kantoor Harlingen het jaar 1845] [op website en in publicatiereeks is van elk bewerkt inventarisnummer melding gemaakt van eventueel 'ontbrekende' memories] [van de kantoren Heerenveen, Holwerd, Lemmer en Bolsward was in het inventarisnummer van het jaar 1856 ook nog het jaar 1857 geheel of deels 'gebundeld'. Die memories uit 1857 zijn dan ook met 'tekst' uitgewerkt. Ook van de overige kantoren worden thans de memories van 1857 - en van mogelijk ook de jaren daarna - op dezelfde wijze met 'tekst' uitgewerkt]
De opbergsystematiek in verschillende perioden In de bewerkte periode 1818-1856 kunnen drie verschillende opberg- en bewaarsystemen worden onderscheiden: - periode 1: tot medio 1839 liggen de akten van alle kantoren min of meer in numerieke volgorde. Op de dag van indiening van de aangifte bij het betreffende kantoor (vaak vele maanden na het overlijden van de persoon waarvoor aangifte wordt gedaan) kregen de memories een nummer: het zogenaamde dagregisternummer en werden de akten daarna op numerieke volgorde bewaard. Stukken uit de beginperiode verkeren vaak in een zeer slechte materiële staat en zijn door verschillende opberghandelingen niet steeds in de juiste numerieke volgorde in een inventarisnummer gebundeld. [aan het begin van ieder inventarisnummer wordt informatie gegeven over de volgorde waarin de memories op de film te vinden zijn. Omdat de originele akten niet meer ter inzage kunnen worden aangevraagd, kan dit het zoeken en vinden van de akten op de microfilms op de studiezaal van Tresoar vergemakkelijken]
- periode 2: tussen medio 1839 en medio 1842 hebben successievelijk bijna alle kantoren de opbergsystematiek van de akten gewijzigd. Alleen het kantoor Leeuwarden heeft dit pas in 1849 gedaan. De akten liggen niet meer in de 'numerieke' volgorde van het dagregisternummer, maar de akten zijn per gemeente en per maand gebundeld op datum van het overlijden van de desbetreffende persoon. [bij de tekstuitwerking is daarom aan het begin van elk inventarisnummer de 'nieuwe' volgorde van de, met een dagregister genummerde, akten vermeld] In deze periode zijn door de administratie algemene 'overzichtstafels' gemaakt met de namen van alle overledenen binnen het ressort van het kantoor. Ook zijn er soms per gemeente 'Staten der Sterfgevallen', ingeschreven op de Registers van de Burgerlijke Stand' (ook wel 'sterflijsten' genoemd) waarop alle personen staan, die overleden zijn in gemeenten binnen het ressort van het kantoor. Lang niet al deze overzichten zijn in de dossiers te vinden. Van het kantoor Leeuwarden is bijvoorbeeld geen enkele 'sterflijst' bewaard gebleven.
[in dergelijke lijsten staan kolomsgewijs 'aanvullende' relevante gegevens van de overledene, als leeftijd, beroep, adres van overlijden, ouderdom, geboorteplaats (met soms ook geboortedatum), burgerlijke staat, zonder of met (en soms aantal) der nagelaten kinderen, wel of niet onroerende goederen en aantekeningen als 'gealimenteerd', 'gerenvooieerd', 'onvermogend']
Tussen de genummerde akten is met name in deze periode soms ook een zogenoemd Certificaat van Onvermogen (CvO), een renvooi, een declaratoir of een exploit opgenomen. [een CvO is een door het gemeentebestuur of de diakenen van een kerkelijke gemeente afgegeven verklaring van onvermogend zijn van de overledene en/of van diens erfgenamen. Een renvooi is een naar een ander 'belastingkantoor' gestuurd schrijven of een van een ander kantoor afkomstige akte, als iemand 'elders' is overleden, dan wel elders domicilie heeft. Ook kan een renvooi de opgave bevatten van onroerende goederen (verkrijgers, ligging, aard en waarde volgens de ingediende memorie) die gestuurd werden naar een ander kantoor als de overledene daar onroerende goederen bezat. Als erfgenamen in gebreke bleven aangifte te doen, werd door de Ontvanger der Registratie een declaratoir aan de gemeente gestuurd met vragen over de erfgenamen en over hun vermogenspositie, in de vorm van vragen als: wie zijn erfgenamen, waar wonen zij en kunnen op hen de kosten van vervolging wegens het niet indienen van een memorie worden verhaald?. Als erfgenamen de wettelijk gestelde termijnen voor indiening of van betaling hebben overschreden werd aan hen een exploit door een deurwaarder overhandigd met een aanschrijving tot het alsnog doen van aangifte of met een bevel tot betaling van de opgelegde belasting]
- periode 3: vanaf 1849 is de opbergsystematiek van alle kantoren opnieuw gewijzigd: vanaf nu zijn geen staten of tafels van sterfgevallen meer opgenomen. In alle kantoren, uitgezonderd kantoor Bolsward zijn vanaf 1849 geen CvO's, renvooien en declaratoirs bewaard gebleven. De eigenlijke memories (met een dagregisternummer) blijven per gemeente gebundeld, maar nu niet meer per maand, maar per kwartaal. [het kantoor Leeuwarden is pas in 1849 overgegaan van opberging op basis van tijdstip van indiening van de memorie (volgens het dagregisternummer) naar opberging per gemeente op basis van datum van overlijden en wel direct per kwartaal van overlijden. Van genoemd kantoor zijn alleen de genummerde akten en geen enkele CvO bewaard gebleven. Van kantoor Bolsward echter zijn ook alle CvO's aanwezig]
In het nieuwe (3e) opbergsysteem werden vanaf 1849 per kantoor zowel de memories met een dagregisternummer, als de 'ongenummerde' CvO's, declaratoirs e.d. voorzien van een nieuw registratienummer (het zogenoemde Reg. IV of Reg. 4 nummer). Dit werd gedaan voor elk van de onder het kantoor ressorterende gemeenten. De memories werden in volgorde van dit nieuwe registratienummer gebundeld en bewaard. [deze nummering is gemaakt op basis van de eerdergenoemde 'sterflijsten', die echter na 1849 niet bewaard zijn gebleven] [in de 'tekst'uitwerkingen is echter steeds ook het dagregisternummer vermeld dat op de dag van indiening aan een memorie van aangifte is gegeven; van de als laatste bewerkte kantoren, Leeuwarden, Sneek en Bolsward, is ook het Reg.4 nummer vermeld]
Tenslotte wordt nogmaals opgemerkt dat vanaf 1857 de belastingadministratie zelf een index bijgehouden heeft (alfabetisch op de eerste letter van de familienaam van de overledene) in de vorm van de zogenaamde Tafels van sterfgevallen (Register V-bis). Uitgewerkte archiefstukken Niet alleen zijn alle personen met een genummerde akte 'verwerkt', maar zijn in de tekstuitwerking ook alle andere overledenen die in bewaard gebleven 'tafels', 'staten' of 'sterflijsten' staan, overgenomen. Alleen kinderen die als levenloos geboren bij de Burgerlijke Stand (BS) zijn aangegeven, zonder genummerde akte, zijn niet altijd verwerkt. [in het indexproject van de FAF/VAF zijn veelal in het geheel geen memories betreffende 'levenloze' kinderen opgenomen, maar in de 'tekst'memories, in het bijzonder van de laatste bewerkte kantoren, zijn ook de ongenummerde akten van levenloos geboren kinderen vermeld] [uiteraard zijn door ons alle genummerde memories van het overlijden van een als levenloos aangegeven kind, wel uitgewerkt. Dat is ook het geval als op 'sommatie' van de belastingdienst door de ouders of meestal alleen door de vader, een ongenummerde 'declaratoir' (verklaring) werd ingediend of het kind dood dan wel levend ter wereld is gekomen. Dit was 'wettelijk' van belang, omdat in het eerste geval het kind werd beschouwd 'als niet te hebben bestaan' en in het andere geval er erfgenamen achter gelaten zijn] [soms blijkt uit de memorie dat het kind pas na de geboorte is overleden en/of dat de ouders het kind toch een naam hebben gegeven die niet in de akten van de Burgerlijke Stand, maar alleen in de memorie te vinden is]
Indien bij een genummerde memorie van een persoon ook een (ongenummerd) CvO, renvooi, declaratoir of een ander inhoudelijk van belangzijnd stuk, is aangetroffen, dan is dit in de
tekstuitwerking veelal vermeld. Omdat daarin 'relevante' gegevens voorkomen, zijn die, evenals gegevens uit staten en sterflijsten, in de 'tekst' opgenomen. [geen expliciete melding is gemaakt van stukken zoals een exploit van een deurwaarder omdat daarin meestal geen aanvullende relevante informatie staat] Alle genoemde personen uit de tafels en staten zonder genummerde akte hebben, behalve uiteraard het inventarisnummer, het fictieve 'akte'nummer 000 gekregen met als toevoeging een letter. [bij personen die op maandlijsten staan, zijn dit de letters a t/m l: letter a als de overledene voorkomt op de sterflijst van de maand januari, tot en met de letter l als de persoon staat op de lijst van de maand december. Bij kwartaallijsten zijn hiervoor de letters p (naam staat op lijst van het eerste kwartaal) t/m s (vierde kwartaal) gebruikt. Dus bijvoorbeeld 3030/000i: de overleden persoon zonder akte komt voor in inventarisnummer 3030 op de overzichtstafel of sterflijst van de maand september van de gemeente waaronder de woonplaats van de overledene ressorteerde] [alle akten zijn in de FAF-publicatiereeks Nadere Toegang 42 per inventarisnummer weergegeven in de 'oorspronkelijke' numerieke volgorde op basis van de dagregisternummering. Alleen voor de als laatste bewerkte kantoren Leeuwarden, Sneek en Bolsward is voor de periode 1849-1856 waarin het Reg.4-nummer is vermeld, dit gedaan op basis van de numerieke volgorde van de Reg.4-nummering. Als geen Reg.4 nummer in de tekst is vermeld, zijn in de publicatiereeks NT 42 eerst alle genoemde personen zonder akte, maar met 'ons' fictieve nummer 000a-l of 000p-s, opgenomen in de 'oorspronkelijke' volgorde zoals zij in de gemeentetafels of sterflijsten voorkomen]
3. Toelichting op de bewerking Van elke akte zijn in het index-project van de FAF/VAF, naast de vindplaats (inventaris- en aktenummer) en de personalia van de overledene (voornaam, patroniem, tussenvoegsel en familienaam), vermeld de woonplaats, de overlijdensdatum en of onroerende goederen zijn nagelaten. Deze gegevens zijn in onze bewerking voor memories uit de periode 1818-1856 uitgebreid met 'tekst'. [in NT 42 staan onder de 'kopregel' met deze gegevens de eigenlijke (tekst)uitwerking van de memorie. Op de Tresoarwebsite staat deze na de aanduiding 'Tekst:'] Allereerst is eventueel aangegeven of het een 'onvermogende' betreft voor wie een Certificaat van Onvermogen (CvO) is afgegeven. Dit betekent dat de aangifte is gedaan door diakenen van een kerkelijke gemeente of door arm- of weesvoogden van dorp of stad. Dit gebeurde als de overledene door hen gealimenteerd (onderhouden/verzorgd) werd. [Ook kan door een gemeentebestuur een Certificaat van Onvermogen afgegeven zijn als de overledene zelf onvermogend (OV) was ('overleden in armoedige omstandigheden'), 'geene roerende noch onroerende goederen' heeft nagelaten, gealimenteerd werd en/of omdat de erfgenamen onvermogend zijn de kosten van de aangifte of van de vervolging ('poursuite') wegens het niet of niet tijdig indienen van een memorie, te kunnen betalen, ofwel omdat de erfgenamen onbekend waren] [een 'standaard' formulering van een CvO geeft aan dat de overledene 'geene onroerende noch roerende goederen van eenige waarde heeft nagelaten, alsmede dat de erfgenamen, door de bekrompenheid van hunne geldelijke omstandigheden, het volslagen gemis van onroerende, en de weinige waarde hunner roerende goederen, buiten staat zijn tot betaling der kosten van vervolging, vereischt om hen te constringeren tot het indienen eener memorie van aangifte de nalatenschap van gemelde overledene']
Daarna staan de verdere gegevens van de overledene (leeftijd, beroep, titel etc.) en de familierelatie met nabestaanden c.q. met erfgenamen (met hun beroep en woonplaats). Alvorens nader in te gaan op diverse aspecten daarvan, volgen eerst een aantal opmerkingen over het vigerende successie- en erfrecht. Belasting- en erfrecht Verreweg de meeste personen zijn zonder testament overleden en laten bloedverwanten als 'ab intestato' erfgenamen na, waarop wettelijke erfrechtregels van toepassing zijn, gebaseerd op (graad van) bloedverwantschap. Begrippen als rechte dalende lijn (descendenten), opgaande lijn (ascendenten), zijlijn (collateraal), plaatsvervulling, kloving, erven in staken en bij hoofde, spelen daarbij een belangrijke rol. [voor een uitgebreid overzicht van het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht en de veranderingen daarin rondom de bewerkte periode 1818-1856 (overgang Fries erfrecht door invoering van de Franse Code Civil en vervanging daarvan in 1838 door het Nederlandse Burgerlijk Wetboek) wordt verwezen naar de publicatie van J.T. Anema 'Het erfrecht in Friesland' (Jaarboek 2001 van het CBG, deel 55, p.45-72)].
Het bestaan van een testament wordt in de uitwerking niet expliciet aangegeven, maar is wel steeds uit de tekst af te leiden door vermeldingen als 'testamentair erfgenaam', 'vruchtgebruik', 'legaten' etc. Ook
worden, als sprake is van een testament, de namen van de verkrijgers van legaten of lijfrenten vermeld, met veelal de aard en waarde daarvan. Dit is ook gedaan als een overledene bij testament een vruchtgebruik van goederen was toebedeeld (waarvan andere erfgenamen dan het 'blooteigendom' hebben) of een 'fideï commis' (erfstelling over de hand). Dit diende expliciet in de aangifte te worden vermeld. [erfstelling in de vorm van fideï commis was na invoering van de Franse wetgeving niet meer mogelijk, maar 'oude' fideï commissen werden in de bewerkte periode 'gerespecteerd'. Dit geldt ook voor een zogenoemd 'reciprook testament' waarin echtelieden in één testament elkaar wederzijds als erfgenaam hebben aangewezen en nadere afspraken hebben gemaakt over hun nalatenschap na 'elks' overlijden]
Bedacht dient te worden dat behalve in testamenten ook in (notariële) huwelijkscontracten, 'afspraken' kunnen zijn gemaakt over de inbreng in de boedel door ieder der echtgenoten en ten aanzien van de wijze van erfstelling daarvan. Het bestaan van een huwelijkscontract is veelal niet in de memorie te vinden en is daarom niet in de 'tekst' opgenomen. [door het project 'notariële archieven' van de FAF/VAF zijn op de tresoar-website de registers te vinden van (bijna) alle door de notarissen in Friesland opgemaakt aktes (repetitorium) en daarmee van het bestaan van een testament of huwelijkscontract]
Opgemerkt kan worden dat bij het bestaan van een testament het in de bewerkte periode in de meeste gevallen gaat om een eigenhandig (olografisch) geschreven 'verklaring', die 'thuis' of door een notaris werd bewaard en pas na het overlijden officieel werd geregistreerd als testament. Indien de akte is ingediend door een executeur testamentair of boedelredder, dan worden ook hun personalia vermeld: in dat geval staan er geen 'handtekeningen' van de erfgenamen onder de akte. Het ontbreken van een handtekening is ook het geval als een erfgenaam 'afwezig' is (in militaire dienst, zeevarend etc.). Andere erfgenamen doen dan voor hen ('caverende') aangifte, of wordt dit gedaan door een 'gelastigde', 'zaakwaarnemer' of 'procuratiehouder'. [de namen van dergelijke 'gelastigden' worden veelal niet expliciet in de tekst vermeld, evenmin als die van (arm)voogden, diakenen e.a. die voor 'onvermogende' of 'gealimenteerde' overledenen aangifte doen. Dit enerzijds omdat er veelal geen (familie)relatie tot de overledene is en anderzijds om het aantal 'hits' op de namen van deze personen te vermijden]
Belastingheffing Tenslotte wordt het eventueel geldelijke saldo van de boedel vermeld, met weglating van gedeelten van een cent. De belastingontvanger bepaalde aan de hand van de specificaties in de aangifte van het 'actief' en van het 'passief' of, en zo ja, hoeveel successierecht over het saldo verschuldigd was. [deze 'berekening der regten' werd door hem meestal geschreven op de 'memorie van aangifte' zelf of in een aparte berekening bijgevoegd ('memorie van successie in engere zin')] Erfgenamen konden in aanvullende (suppletoire), nadere of verbeterde memories fouten herstellen, aanvullingen doen of nadere toelichting geven op het gestelde in de 'primaire' memorie van aangifte. Dergelijke memories zijn hier aangeduid als 'suppletoire' memories. Indien successiebelasting moest worden betaald, dan is in de (tekst)uitwerking het door de administratie vastgestelde saldo vermeld. Dit kan afwijken van het door de erfgenamen opgegeven bedrag. Vrij vaak voorkomende 'correcties' betreffen het bezit van 'buitenlandse effecten' en bij overleden minderjarige kinderen de kosten van 'dood- en begrafeniskosten'. [eerst genoemde 'correctie' door de ontvanger is de (wettelijke) verhoging van 50% van de waarde van de tot de boedel behorende 'buitenlandse effecten': over de helft van de waarde aan dergelijke 'vreemde fondsen' is (nogmaals) successierecht verschuldigd. De tweede correctie betreffen de dood- en begrafeniskosten bij het overlijden van een minderjarig kind: deze kosten mogen niet bij het 'passief' worden 'afgetrokken, maar behoren, wanneer één of beide ouders nog in leven zijn, in deze periode wettelijk namelijk ten laste van de ouder(s) te blijven. Daarom wordt in het geval van het overlijden van een minderjarig kind in het algemeen door ons alleen de actiefpost als saldo vermeld. Die post bestaat in het algemeen alleen uit de (geringe) waarde van de lijfdracht van het overleden kind. In het algemeen zijn de dood- en begrafeniskosten ook gering en liggen meestal in dezelfde orde van grootte als de waarde van het actief. In de akte wordt het saldo dan vaak als 'nihil' of 'negatief' aangegeven. Daarbij worden 'standaardzinnen' gebruikt 'als zijnde een kind het welk noch nimmer iets geërfd heeft']
Ten aanzien van het eventueel verschuldigde successierecht kan worden opgemerkt dat in de bewerkte periode door (wettelijke en testamentaire) erfgenamen geen successierecht verschuldigd was over een saldo van de boedel beneden driehonderd gulden. Was het saldo hoger dan moest door verkrijgers die
niet in de 'rechte lijn' tot de overledene staan, over het gehele bedrag belasting betaald worden. Alleen over legaten aan een 'vreemde' was ook over een lager bedrag dan fl. 300 belasting (10%) verschuldigd. Bij verkrijging uitsluitend in de 'rechte lijn' (ouders, kinderen) was ongeacht de grootte van de boedel geen successierecht verschuldigd en in dat geval kon volstaan worden met vermelding van de ligging van de onroerende goederen, zonder daarvan de waarde aan te geven. Bij verkrijging in de 'zij(d)lijn' ('collaterale successie') dienden zowel de roerende en de onroerende goederen (het 'actief') als de schulden (het 'passief') 'gewaardeerd' te worden. Als de nagelaten boedel van weinig waarde was, werd veelal volstaan met een zodanige 'omschrijving' daarvan dat duidelijk is dat deze ruim onder de genoemde grens van 300 gulden bleef. [Bij het overlijden echter van bijvoorbeeld een kind van wie één of beide 'bemiddelde' ouders eerder zijn overleden, wordt meestal de 'massale' (veelal de ouderlijke) boedel beschreven en gewaardeerd, teneinde het geërfde kindsdeel te kunnen bepalen. Dit betekent ook dat uit het nagelaten saldo van een overleden kind de omvang van de massale boedel van de ouders min of meer kan worden 'herleid'.]
De hoogte van het successierecht in de bewerkte periode 1818-1856 bedroeg 4% (geërfd door echtgenoot en bloedverwanten in 1e en 2e graad), 6% (bloedverwanten in 3e graad) tot maximaal 10% (verdere bloedverwanten en 'vreemden'). Indien een vruchtgebruik geërfd werd, was het tarief 2% (vruchtgebruik voor echtgenoot), 3% (vruchtgebruik voor verdere bloedverwanten) of 5% (vruchtgebruik voor 'vreemde'). [als een erfgenaam testamentair meer toebedeeld kreeg dan zonder testament (ab intestato) zou worden verkregen, dan wordt over het meerdere het maximale successierecht van 10% geheven] [erfgenamen van 'buitenlanders' die in het Koninkrijk der Nederlanden 'vastigheden' bezaten, betaalden 1% successierecht indien in de rechte lijn wordt geërfd en bijvoorbeeld 5% als een volle neef erfgenaam is] Het berekende successierecht wordt in de bewerkte periode verhoogd met 38% aan 'opcenten' (totale belastingsom). Als de memorie te laat is ingediend of de belasting niet op tijd betaald is, wordt deze belastingsom in beide gevallen nog eens verhoogd met 10% daarvan. 4. Verdere uitwerkingssystematiek Primair uitgangspunt voor de tekstuitwerking van de memories is de relatie van erfgenamen en (bloed)verwanten van de overledene en het weergeven van hun namen. Die namen staan meestal aan het begin van de aangifte (de aangevers) en/of aan het eind daarvan (ab intestato en erfgenamen van vervallen vruchtgebruik). De vaak uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van de boedel is globaal doorgenomen op het voorkomen van namen van personen, waarvan de verwantschap tot de overledene expliciet vermeld is (geërfd van met name genoemde grootmoeder, wijlen broer, zuster etc.). [aan de 'herkomst' en 'verdeling' van bijvoorbeeld de 'massale' boedel en de 'berekening' van de hoogte van de nalatenschap is geen bijzondere aandacht geschonken. Ten aanzien van de in de originele stukken voorkomende talloze namen van 'debiteuren' en 'crediteuren' kan worden nog wel opgemerkt worden dat in de eerste helft van de 19e eeuw nog weinig banken actief waren. Er werd geld geleend van en aan andere 'particulieren'. Ongetwijfeld komen daarin ook namen van 'familieleden' voor, maar alleen als de 'relatie' duidelijk is, zijn hun namen soms in de 'tekst' verwerkt. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij 'ingewikkelde' boedels met huwelijkscontracten, vruchtgebruiken en onverdeelde boedels waarin namen van voorkinderen, grootouders of schoonfamilie worden genoemd.]
Verwerking van gegevens uit diverse stukken Primair is uitgegaan van de gegevens die in de akte zelf staan, de eigenlijke 'memorie van aangifte'. Boven, op en onder die akte zijn door de 'administratie' vaak diverse 'aantekeningen' en kanttekeningen 'en marge' geschreven [bijvoorbeeld leeftijd, verzonden renvooi, naamverschillen met sterflijst etc. en opmerkingen als 'RLgonr.g' (betreft erfenis in: 'Rechte Lijn: geen onroerende goederen']. In de 'berekening der regten' die geschreven is op de 'memorie van aangifte' zelf of in een aparte berekening ('memorie van successie in engere zin') staat niet alleen aangegeven wie erfgenamen en legatarissen waren en hoeveel zij erfden, maar ook hun aandeel waartoe zij ab intestato (zonder testament) gerechtigd zouden zijn geweest. Deze verdelingen over de diverse 'staken' is vaak ook in de bewerkte tekst aangegeven. Daarmee is het niet alleen mogelijk familierelaties vast te stellen, maar omgekeerd ook, gelegde relaties op juistheid te controleren.
Aanvullende gegevens van overleden personen met een memorie van aangifte, die staan in de 'sterflijsten' of in (circa twintigduizend) 'suppletoire' memories zijn in de tekstuitwerking 'verwerkt' in de 'primaire' memorie. [dit is veelal ook gedaan als niet alle erfgenamen gelijktijdig in één, maar in 'aparte' memories aangifte hebben gedaan, bijvoorbeeld door tijdelijke afwezigheid van een erfgenaam of mogelijk wegens 'ruzie en onenigheid' in de familie] Memories wegens het vervallen van een vruchtgebruik, waardoor een blooteigendom overgaat in vol eigendom, zijn, afzonderlijk of in de memorie van de vruchtgebruiker zelf, verwerkt en is in de tekst veelal aangegeven de vindplaats van de memorie van de insteller van het vruchtgebruik. In het, in latere jaren gebruikelijke, 'omslagvel', waarin de stukken werden bewaard, staan meer dan dertig (aandacht)punten en data die voor de administratieve afhandeling van de aangifte van belang waren. Alleen de voor genealogisch onderzoek van belang lijkende informatie is zo mogelijk in de 'tekst' verwerkt. Dat geldt ook voor eventuele 'extra' informatie die in bijgevoegde akten ('bijlagen') staat. [Deze 'bijlagen' omvatten vele tienduizenden eedafleggingen en certificaten, vele duizenden renvooien van onroerend goed en vele honderden lastgevingen en volmachten, dwangbevelen en aanschrijvingen van deurwaarder bij te late indiening van de memorie of niet op tijd betalen van het successierecht, taxatierapporten onroerende goederen door externe deskundigen, testamenten etc.]
Aperte verschillen tussen gegevens in de memorie van aangifte en in de bijlagen staan tussen haakjes na de eigenlijke tekstuitwerking genoteerd [bijvoorbeeld: 'in CvO 18/3'; 'in eedaflegging met patroniem Douwes'] 5. Enkele uitwerkingsaspecten en onderwerpen Onroerende goederen (vastigheden) Van de meer dan honderdduizend overleden personen liet in de bewerkte periode 1818-1856 driekwart (circa 75%) in het geheel geen onroerende goederen na. Slechts in circa een kwart (20-30%) van de uitgewerkte 'memories' is sprake van het bezit van 'vastigheden'. Bij de beantwoording met ja of nee van de vraag of de overledene 'vastigheden' bezat, dient bedacht te worden dat in de bewerkte periode in de memories vaak ook schepen/ vaartuigen ('juridisch' ten onrechte) tot de onroerende goederen gerekend werden. Een stoel of zitplaats in een kerk of een graf op een kerkhof viel echter wel onder het begrip onroerende goederen, aangezien deze objecten waren 'gekoppeld' aan een kadastraal sectienummer. [als er in een memorie alleen sprake is van een plaats in een kerk of van een graf (veelal van een zeer beperkte waarde van enkele guldens) dan is soms bij aangegeven dat geen onroerende goederen zijn nagelaten, ook al wordt in of in de kantlijn van de memorie aangegeven dat er vastigheden tot de boedel behoren, bijvoorbeeld door vermelding van een kadastraal nummer van kerk of begraafplaats]
Met name als de overledene een (wees)kind is dat onroerende goederen nalaat, dient men te bedenken dat het dan vaak om een klein of zeer gering 'aandeel' kan gaan en omgekeerd als geen vastigheden worden nagelaten, er toch sprake kan zijn van 'vastigheden', als bijvoorbeeld het verkregen erfdeel uit de ouderlijke, massale boedel alleen in de memorie als 'geldwaarde' wordt opgegeven, maar daarin vermoedelijk wel 'vastigheden' zijn 'verrekend'. [de beantwoording die op de staten van sterfgevallen (sterflijsten) is vermeld, of de overledene al of niet onroerende goederen heeft nagelaten, blijkt volgens de ingediende memorie regelmatig onjuist te zijn] Plaatsen en adressen De plaats van overlijden wordt in de 'tekst' alleen expliciet vermeld als die afwijkt van de woonplaats. Dit geldt veelal ook voor de plaats van geboorte die in de staten of sterflijsten voorkomt. Van personen uit 'grote' steden (als Leeuwarden, Dokkum, Harlingen, Franeker, Sneek en Bolsward) is vaak ook het (straat- of wijk)adres van de overledene of van de aangever(s) overgenomen, aangezien dat veelal ook het woonadres geweest zal zijn en, bij het bezit van onroerend goed, ook vaak het eigendom van die persoon is geweest. Van overledenen wonend in de stad Leeuwarden en het 'aanliggende' dorp Huizum, in de gemeente Het Bildt en in de steden Sneek en Bolsward, zijn aan het eind van de 'tekst' ook de onroerende goederen ('vastigheden') die de overledene bezat, vermeld (aandeel in en aard van de onroerende goederen, straatnaam, wijknummer en/of na invoering van het Kadaster in 1832 zo mogelijk ook het kadastraal sectienummer).
Vooral in de later uitgewerkte memories is vaak ook de waarde van de nagelaten vastigheden vermeld. [via deze gegevens kan door in het zoekscherm 'memories van successie' van de Tresoar-website invoeren van plaats en straatnaam (bijvoorbeeld 'Leeuwarden Kerkstraat') snel een overzicht van de bewoners en eigenaren in die straat worden verkregen. Ook kan inzicht gekregen worden in de huizenprijzen in diverse wijken van de grote steden]
Burgerlijke staat Wat de burgerlijke staat betreft zijn in de 'tekst' eerst de meerderjarigen opgenomen die zelf de memorie moeten tekenen [voor 'ongehuwden' tot 1838: 25 jaar, daarna 23 jaar en ouder] en daarna de minderjarigen voor wie een voogd aangifte moet doen. Gehuwd of ongehuwd is in het algemeen door ons niet expliciet aangegeven. Uit de context kan dit blijken. Bijvoorbeeld uit de (jonge) leeftijd of bij meerderjarige vrouwen: zijn ongehuwd als geen naam van een man wordt vermeld. [in de akten wordt overigens de naam van de vrouw van een getrouwde man vaak niet vermeld. Zij hoeft immers geen aangifte te tekenen bij erfenissen waarbij haar man erfgenaam is. Als een getrouwde vrouw ab intestato (zonder testament) overlijdt en alleen meerderjarige kinderen nalaat, wordt de naam van haar man vaak niet in de akte genoemd. De echtgenoot is juridisch gezien geen erfgenaam van zijn vrouw. Dit is ook het geval bij getrouwde vrouwen die kinderloos zijn overleden. Bloedverwanten van de vrouw (ouders, broers, zusters) zijn dan immers erfgenaam en zij moeten aangifte doen]
Gehuwde mannen tekenen de akte soms als 'voogd' van hun huisvrouw, die dan de akte ook niet hoeft te tekenen, waarbij soms de naam van hun vrouw niet in de akte wordt genoemd. Bij gehuwde vrouwen is altijd de naam van de man vermeld. Hij doet in het algemeen (mede) aangifte en dient de akte te tekenen (als 'voogd' van of caverende voor zijn vrouw, ofwel zij is 'gesterkt met' hem). Wat betreft minderjarigen kan nog worden opgemerkt dat in het algemeen de ('achterblijvende') vader of moeder hun voogd is. In dat geval wordt dit niet expliciet vermeld. Andere voogden worden wel expliciet genoemd (vaak een oom of oudere broer). Van 'onvermogenden' zonder ingediende memorie die wel op de lijsten staan, is ook de burgerlijke staat met al of niet kinderen vermeld (bijvoorbeeld: weduwe met 3 kinderen). [Bedacht dient te worden dat als bijvoorbeeld in de Burgerlijke Stand aangeven wordt dat er geen kinderen zijn nagelaten, bedoeld wordt dat geen kinderen meer in leven zijn, maar dat er wel kleinkinderen als erfgenamen kunnen zijn (kinderen van vooroverleden kinderen)]
Beroepen Alle beroepen (en eventuele adellijke en academische titels als jonkheer, Mr. en Dr. en de gildenwezen titel 'mr.') zijn in de 'tekst' opgenomen, met uitzondering van 'zonder beroep' of 'zonder bedrijf'. Heeft een persoon meerdere beroepen, bijvoorbeeld koopman en winkelier, dan is dit geschreven als koopman/winkelier. Vermelding van 'idem' achter een naam slaat uitsluitend terug op het laatstvermelde beroep dat eerder in de regel voorkomt [beroepen van vrouwen als 'gardeniersche', 'landbouwersche' zijn veelal gespeld zoals ze in de akte voorkomen] [als achter de namen van een echtpaar (man & vrouw) hun zelfde of gezamenlijke beroep is vermeld (bijvoorbeeld 'landbouwers'), dan wordt alleen achter de naam van de man het beroep 'landbouwer' vermeld] Woonplaats De woonplaats van een in de 'tekst' genoemde persoon is expliciet vermeld, als deze niet dezelfde is als de woonplaats van de overledene. Vermelding van 'aldaar' achter een naam en/of beroep: slaat uitsluitend terug op de laatstvermelde (woon)plaats die eerder in de regel voorkomt. [van 'minderjarigen' wordt de woonplaats niet expliciet vermeld, omdat in het algemeen dat dezelfde woonplaats is als van hun voogd en zij meestal nog 'inwonend' zijn bij de vader en/of moeder. 'Afwijkende' woon- of verblijfplaats van minderjarigen zijn in de tekst aangegeven] ['wettelijk' gezien hebben minderjarigen hun 'domicilie' ten huize van hun voogd ook al wonen zij, bijvoorbeeld als knecht of dienstbode, elders]
[de voorgaande uitwerkings'regels' betekenen dat als de 'tekst' luidt ".... Klaas, timmerman Dokkum, Jan, idem aldaar, Piet, idem, Trijntje, dienstmeid aldaar, Jantje, Grietje, te Amsterdam, Dirk en minderjarige Douwe...." dit gelezen moet worden als: Piet, Jantje en Dirk hebben dezelfde woonplaats als de overledene; Klaas, Jan en Trijntje wonen in Dokkum en Grietje in Amsterdam; Douwe is minderjarige (en woont bij zijn voogd); Klaas, Jan en Piet zijn timmerman en Trijntje is een ongehuwde dienstmeid; Jantje en Grietje zijn ook ongehuwd, maar zonder bedrijf of beroep en ook Dirk heeft geen beroep]
Patroniem Hoewel in de beschouwde periode na 1811/1812 iedereen geacht werd een familienaam te voeren, komen toch nogal wat (oudere) personen voor die alleen een patroniem (afgeleid van naam van vader) voeren. Omdat patroniemen in genealogisch onderzoek van belang zijn voor het vaststellen van familierelaties, is ook van personen die alleen de familienaam voeren (veelal wonend in de grote steden en leden van 'welgestelde' en adellijke families), toch zoveel mogelijk ook het patroniem vermeld, ook al staat het patroniem niet in, boven of op het omslagvel van de akte vermeld, maar is het patroniem wel af te leiden, bijvoorbeeld uit de voornaam van de vader, die de akte aangeeft of uit de ondertekening. [bij overledenen met twee of meer voornamen waarvan de vader niet in de akte is vermeld, kan het zijn dat de naam die in de publicatiereeks NT 42 op de plaats staat van het patroniem, niet het juiste patroniem is. Dat kan ook het geval zijn als de tweede voornaam niet met een patroniem 's' eindigt] [in de bewerkte periode komt het regelmatig voor dat een kind als tweede voornaam de familienaam van de moeder of van een eerdere vooroverleden familielid meekrijgt. Ook dat kan tot misverstanden leiden] [in het bijzonder bij joodse gezinnen is het gebruikelijk dat geen patroniem 's' geschreven wordt achter de tweede (voor)naam, maar is Isaak Aron Cohen toch de zoon van Aron Isaak Cohen] [hier kan ook nog worden opgemerkt dat in de originele akte, met bijvoorbeeld een opsomming van minderjarige kinderen, van wie sommige met meerdere voornamen, vaak geen duidelijke komma's of koppeltekens zijn 'gezet'. Omdat dan het aantal kinderen niet direct duidelijk is, zijn in onze 'tekst' koppeltekens gezet tussen meerdere voornamen van één persoon. Hetzelfde is gedaan bij 'dubbele' familienamen]
Schrijfwijze van namen Regelmatig komen verschillende schrijfwijzen van persoonsnamen in één akte en/of in de 'ondertekening' voor. Om het zoeken in tekstverwerkingsprogramma's (WordPerfect/Word) te vergemakkelijken zijn deze verschillende schrijfwijzen soms uit de akte in de 'tekst' overgenomen. Bij aperte verschillen is hiervan melding gemaakt. Zoals in Friesland gebruikelijk, is bij (persoons)namen na een klinker (a, e, o, u) de 'ij' ingevoerd als 'y'. [de voornamen en patroniemen zijn in het algemeen niet gestandaardiseerd, maar de voornamen van vrouwen die eindigen op '-jen' of '-tien', zoals 'Antjen, Margjen' of 'Piettien, Trijntien', zijn gestandaardiseerd tot 'Antje, Margje, Pietje, Trijntje'. Ook zijn voornamen van vrouwen met een dubbele 'tt' ('Tettje, Bottje, Griettje') met een enkele 't' gespeld en zijn ook namen als 'Sjoerdtje' en 'Vrouwkje' 'gestandaardiseerd' tot 'Sjoerdje' en 'Froukje' om het zoeken te vergemakkelijken. Voornamen van vrouwen als 'Hotsche' en 'Jetsche' worden 'Hotske' en 'Jetske'] [teneinde 'conversieproblemen' te vermijden is vaak geen gebruik gemaakt van speciale lettertekens of symbolen (trema's e. d .] [personen van wie familienaam of patroniem begint met C/Q/Ch, Ph/V, Y of Z zijn in de indexen van de publicaties in Nadere Toegang 42 te vinden onder resp. K/Kw/S, F, Ie en S]
5. Bijzonderheden en kengetallen Bijzonderheden in de 'tekst' In, en vooral ná, de eigenlijke tekstuitwerking zijn soms 'bijzonderheden' opgenomen die anders niet gemakkelijk te vinden zijn. In eerste instantie waren deze aantekeningen (vaak in telegramstijl) bedoeld voor 'eigen gebruik', maar we hebben ze (veelal tussen haakjes) laten staan, omdat zij mogelijk ook voor anderen van belang kunnen zijn. [bij legaten is bijvoorbeeld regelmatig melding gemaakt van (gouden of zilveren) oorijzers, horloges e.d. om te kunnen nagaan hoe die in de familie zijn vererfd of zijn gekomen. In de specificaties van de boedel is ook gelet op de namen en leeftijden van houders van lijfrenten. Als er sprake was van plaatsvervangers (remplaçanten) in militaire dienst (Nationale Militie) is daar vaak melding van gemaakt. Van buitenlandsvarende zeelieden is vaak ook de naam en het soort schip vermeld en de naam van de 'gezagvoerder' daarvan. Door het op de Tresoar-website gebruiken van zoektermen als oorijzer, remplacant, lijfrente, fidei commis, gesepareerd, fregatschip e.d. kan snel een overzicht worden verkregen van de memories waarin deze 'bijzonderheden' voorkomen] [in mijn oorspronkelijke tekstbestanden zijn door aangebrachte cursiveringen bepaalde 'bijzonderheden' eenvoudig te vinden. Bijvoorbeeld het voorkomen van verschillende familienamen binnen één gezin (bijvoorbeeld: een moeder liet 8 kinderen na, die 8 verschillende familienamen voerden); het verschil in (voor)namen tussen memories en de overlijdensakten van de Burgerlijke Stand (BS); in de BS als levenloos aangegeven kinderen, die toch enige tijd (uren tot dagen) hebben geleefd of waaraan de ouders volgens de MvS toch een naam hebben gegeven; niet in de Friese BS te vinden personen, die elders of in het buitenland overleden zijn, etc. In het Mededelingenblad '11 en 30' van de afdeling Friesland van de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) zijn daarvan een aantal voorbeelden gegeven (in nrs 48, 64 en 65)]
kengetallen
Per belastingkantoor en soms per stad of gemeente kunnen uit de oorspronkelijke 'tekst' bestanden vrij gemakkelijk (statistische) analyses gemaakt worden en overzichten opgesteld worden. Niet alleen met vergelijking van het aantal overlijdensakten van de Burgerlijke Stand en het aantal 'memories', maar ook via andere 'kengetallen', als het aantal memories met en zonder onroerende goederen, met en zonder saldo, hoogte(klassen) van saldi, met CvO's, legaten, fideï commissen e.d. Dergelijke overzichten met kengetallen zijn inmiddels van de diverse kantoren in concept gemaakt. In het bijzonder de oorspronkelijke tekstbestanden bieden verder goede mogelijkheden als hulpmiddel voor verdere demografische analyses en vergelijkingen tussen de diverse regio's. [in de periode 1849-1856 kan bijvoorbeeld op basis van de dan gehanteerde opbergsystematiek uit de publicatiereeks Nadere Toegang 42 al een indruk worden verkregen van het aantal overledene waarvoor een memorie is ingediend en daarmee van de 'welstandsverdeling' in Friesland. Uit vergelijking van de sterflijsten (aantallen Reg.4 nummers), het aantal ingediende genummerde memories en het aantal ongenummerde 'memories of wel CvO's, is af te leiden dat veelal voor minder dan de helft van alle overleden personen een memorie is ingediend]
Personen waarvoor geen memorie behoefde te worden ingediend vielen onder het predikaat 'onvermogend'. Onder de overledenen 'met een memorie' zijn echter ook nog velen met die dit predikaat. Van de overleden personen laat slechts circa 10% een memorie met een 'positief saldo' na, waarvan de hoogte echter in de helft van die gevallen lager is dan de heffingsdrempel van drie honderd gulden. [als de arbitraire vuistregel wordt gehanteerd dat één carolusgulden in de bewerkte periode gelijk staat aan honderd euro in 'onze' tijd, dan kan slechts aan circa 1% van alle overledenen het predikaat 'vermogend' worden gehecht, daar zij meer dan duizend carolusgulden nalieten. 'Miljoenenerfenissen' vormen daar weer een fractie van. Als voorbeeld is de 'Quote 200' van Friesland in de eerste helft van de 19e eeuw' opgesteld van alle memories waarin het saldo hoger is dan vijftigduizend gulden. Deze lijst is/wordt gepubliceerd in Gens Nostra 67 (nr.10 oktober 2012)]
6. Betrouwbaarheid Steeds dient bedacht te worden dat in de loop der tijd door diverse 'verhuizingen' niet alleen memories zijn 'verdwenen', maar dat ook door opschonings- en vernietigingsacties veel 'bijlagen' uit de oorspronkelijke dossiers verwijderd zijn en vaak slechts alleen de eigenlijke 'akte van aangifte' is overgebleven. Het niet aanwezig zijn van een memorie betekent evenmin dat dan altijd sprake is van een 'onvermogend' persoon. Op de een of andere manier heeft men soms de 'belastingdienst' weten te overtuigen, in te stemmen met het niet indienen van een 'formele' memorie. [mogelijk redenen kunnen zijn: er was geen successierecht verschuldigd (alleen erfgenamen in rechte lijn, saldo beneden drie honderd gulden, erfgenamen onvermogend en niet in staat kosten van vervolging van niet-indiening te kunnen betalen enz.) en/of er zijn geen onroerende goederen nagelaten]
Zelfs als de overleden persoon formeel gezien wel 'vastigheden' bezat, is soms geen memorie ingediend. Bijvoorbeeld als de overledene een (wees)kind is van wie een of beide (welgestelde) ouders zijn overleden en die onroerende goederen hebben nagelaten. [ons is opgevallen dat het aantal ingediende memories in relatie lijkt te staan tot de 'fysieke' afstand van woonplaats tot het bevoegde belastingkantoor: hoe verder de afstand, hoe minder memories zijn ingediend] Ook is ons uit eigen genealogische ervaring bekend dat niet altijd alle erfgenamen de memorie aangeven of daarin worden genoemd. Soms ontbreken bijvoorbeeld zelfs (de namen van) nog in leven zijnde kinderen of kleinkinderen. Hiervoor zijn vele verklaringen te bedenken. [een reden kan zijn dat een kind door de gemeente 'onvermogend' is verklaard (niet in staat de kosten van aangifte te voldoen), maar de CvO niet 'bewaard' is gebleven. Ook kan de erfenis 'verworpen' zijn door schriftelijk afstand te doen van het recht op de nalatenschap, maar waarvan de (al dan niet notariële) verklaring evenmin in het memoriedossier is bewaard. De 'overblijvende' aangevers van de memorie kunnen dan echter 'waarheidsgetrouw' verklaren dat 'niemand buiten hen iets uit de nalatenschap verkregen of genoten heeft' of woorden van gelijke strekking. Meestal echter 'ontbreken' (de namen van) erfgenamen, omdat die aan de opstellers van de aangifte in het geheel niet bekend zijn of niet te vinden zijn, in het buitenland vertoeven (militairen), zeevarend zijn en/of 'hun verblijf of dood' onbekend is]
Anderzijds komen in een opsomming van 'bloedverwante' erfgenamen in een 3e of 4e graad soms 'vreemden' als erfgenamen voor. [verklaard kan dit worden als een 'bloedverwante erfgenaam' bijvoorbeeld eerder testamentair een 'vreemde' als erfgenaam heeft benoemd (bij 'kinderloze' echtparen aan de partner of een ander) of een verwacht aandeel (bij 'blooteigendom') heeft overgedragen of verkocht aan een 'derde']
Met betrekking tot de 'betrouwbaarheid' van de gegevens in de (al dan niet notariële) aangevingsakten, het administratieve 'omslagvel' en in de bijlagen (afschrift/ expeditie/ procesverbaal van eedaflegging, testamenten, renvooien, volmachten, dwangbevelen, CvO's etc.) kan het volgende worden opgemerkt. Bijna vanzelfsprekend zijn onze eigen omissies, lees- en typefouten in de 'tekst' te ontdekken, evenals 'omzettingsfouten' veroorzaakt door foute afkortingen in de conceptbewerking. Deze laatste fouten zijn veelal gemakkelijk te herkennen. [De gegevens uit de akten (vaak is ook het origineel slecht leesbaar) zijn zo goed mogelijk overgenomen en daarna door mij en mijn vrouw (S. Zeilmaker - van der Rol) nogmaals met het origineel gecontroleerd en zonodig verbeterd] In de originele memories zelf staan echter behalve 'schrijffouten' ook 'inhoudelijke' fouten'. Als bijvoorbeeld door een notaris(klerk), zaakwaarnemer of executeur testamentair een memorie is opgesteld op basis van verkregen en verzamelde informatie van de erfgenamen zelf of uit akten zoals testamenten en huwelijkscontracten, kunnen dergelijke fouten zijn ontstaan. Slechts na verificatie met die bronnen kunnen dergelijke 'inhoudelijke' fouten in de tekstbewerking gevonden worden. [De overlijdensdatum (in akte) is soms foutief, omdat er meestal geruime tijd (meestal vele maanden tot soms enige jaren) is verlopen tussen het tijdstip van overlijden en dat van de aangifte. Op het omslagvel staat meestal (maar niet altijd) de juiste overlijdensdatum. Ook de leeftijden (van minderjarige kinderen) zijn vaak gebaseerd op de datum van datum van ondertekening of van indiening van de memorie]
Gegevens in de akte betreffende de familierelatie (en familienamen) zijn meestal betrouwbaarder dan in de overlijdensakte van de Burgerlijke Stand. Die laatste akte wordt meestal niet door familieleden aangegeven. Ook bijvoorbeeld de door een executeur testamentair vermelde gegevens van erfgenamen en legatarissen (naam, beroep, woonplaats) zijn veelal 'juist', omdat hij daar 'verantwoording' (eed of gelofte) over moet afleggen. [gegevens die verder niet van belang zijn voor de aangever(s) van de memorie of voor de belastingdienst, worden dan ook vaak in het geheel niet, onvolledig of foutief aangegeven. Dit is bijvoorbeeld het geval als er testamentair een 'enige' erfgenaam is aangewezen of als de erfgenamen 'verre' bloedverwanten of 'vreemden' zijn en het duidelijk is dat het maximale successietarief van 10% van toepassing is]
De hier gevolgde systematiek van weergave in de tekst van de 'familierelatie' wijkt af van die in de akte zelf, die door 'aangevers', hetzij testamentaire erfgenamen of door 'ab intestato' erfgenamen zijn aangegeven. Daarbij is de familierelatie met de overledene vaak niet expliciet aangegeven, maar in algemene termen als bijvoorbeeld: erfgenamen zijn 'ouders, broers en zusters', waarbij van minderjarige kinderen geen patroniem of familienaam is vermeld. [Vaak wordt ook niet expliciet aangegeven dat de kinderen uit (m)eerdere huwelijken van vader en/of moeder geboren zijn en dat juridisch gesproken moet worden van stiefkinderen en van broers/zusters van hele of halve bedde. Ook komen formuleringen voor als 'kinderen en kindskinderen van een wijlen zuster' of 'broers- en zusterskinderen van hele en halve bedde' en algemene aanduidingen als 'neven en nichten van de erflater' zonder de graad van verwantschap aan te geven (volle neven en nichten of oom- en tantezeggers?)]
Dit betekent dat de door ons weergegeven 'familierelatie' zo goed mogelijk is afgeleid, maar dat door deze (subjectieve) interpretatie fouten kunnen zijn ontstaan. Voer voor genealogen daar uit te komen! ['Foute' relaties kunnen bijvoorbeeld ontstaan zijn, omdat een schoonzuster in de memorie 'zuster' wordt genoemd, waardoor kinderen van een overleden broer ten onrechte in de tekstbewerking kinderen van een zuster worden genoemd. Als overleden vader en vooroverleden zoon dezelfde voornaam en patroniem voeren (beiden 'Pieter Pieters') of als een overleden vader en moeder dezelfde familienaam voeren, kunnen ook soortgelijke 'foute' relaties in de 'tekst' voorkomen]
Zoals met alle 'afgeleide' gegevens het geval is, dienen de tekstuitwerkingen slechts als hulpmiddel voor nader onderzoek en dient de 'tekst' met de originele memorie van successie vergeleken te worden en met gegevens uit andere (originele) bronnen geverifieerd te worden. Dit geldt met name voor verwijzingen in de memories naar bijvoorbeeld testamenten, huwelijkscontracten, notariële akten, kadastergegevens etc.
7. Leeswijzer Samengevat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor het lezen en begrijpen van de tekst: - van personen genoemd in de tekst is uitgegaan van hun relatie met de overledene en van diens gegevens. - in de tekst 'tussen haakjes' achter de (voor)naam van een persoon, is uitgegaan van de relatie tot die persoon. - de verschillende relaties worden gescheiden door een 'puntkomma' en een echtpaar is 'gekoppeld' met '&'. - personen 'zonder tekst' achter de (voor)naam zijn 'zonder beroep of bedrijf' en wonen in de woonplaats van de overledene. - personen met alleen een 'beroep' wonen in dezelfde woonplaats als de overledene. - personen met de tekst 'idem' hebben hetzelfde beroep of bedrijf als eerder in de tekstregel voorkomt. - personen met de tekst 'aldaar' hebben de woonplaats die eerder in de tekstregel voorkomt. - een persoon die is overleden vóór de erflater wordt voorafgegaan in de tekst door 'wijlen'. - een persoon die is overleden ná de erflater wordt aangegeven in de tekst met 'reeds overleden'. - van gehuwde vrouwen is de naam van de echtgenoot vermeld; de andere meerderjarige vrouwen zijn ongehuwd. Harlingen, 1 oktober 2012 (concept, waarop ik graag correcties, aanvullingen en suggesties ontvang) D.A. Zeilmaker De Rietgans 12, 8862 LT Harlingen tel.0517-419878 e-mail:
[email protected]
Bijlage 1:
Tekstuitwerkingen van de Memories van Successie 1818-1856/1857
(overzicht van gemeenten, de daarover gestelde kantoren met inventarisnummers en publicatiedeel in Nadere Toegang 42) afk. ACH
Gemeente Achtkarspelen
periode kantoor inv.nrs Nadere Toegang 42 1834-1842 Kollum 10001-10006 deel 4 1842-1856 Hardegarijp 6001-6005 deel 7 AEN AEngwirden 1818-1857 Heerenveen 8001-8037 delen 17 en 18 AME Ameland 1818-1842 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 1842-1856 Holwerd 9001-9007 deel 5 BAA Baarderadeel 1818-1842 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 1842-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 19, 20, 21 en 22 BAR Barradeel 1818-1842 Franeker 4001-4041 delen 13 en 14 1842-1856 Harlingen 7001-7023 delen 8 en 9 BIL Bildt, het 1818-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 19, 20, 21 en 22 BOL Bolsward 1818-1857 Bolsward 2001-2061 *delen 26, 27 en 28 DAN Dantumadeel 1834-1842 Kollum 10001-10006 deel 4 1842-1856 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 DOK Dokkum 1818-1856 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 DON Doniawerstal 1818-1856 Lemmer 12001-12019 delen 15 en 16 FER Ferwerderadeel 1818-1842 Leeuwarden 11001-11080 *delen 19, 20, 21 en 22 1842-1856 Holwerd 9001-9007 deel 5 FRR Franeker 1818-1842 Franeker 4001-4041 delen 13 en 14 1842-1856 Harlingen 7001-7023 delen 8 en 9 FRL Franekeradeel 1818-1842 Franeker 4001-4041 delen 13 en 14 1841-1856 Harlingen 7001-7023 delen 8 en 9 GAA Gaasterland 1818-1856 Lemmer 12001-12019 delen 15 en 16 HAR Harlingen 1818-1856 Harlingen 7001-7023 delen 8 en 9 HAS Haskerland 1818-1857 Heerenveen 8001-8037 delen 17 en 18 HEM Hemelumer Oldeferd 1818-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 26, 27 en 28 HEN Hennaarderadeel 1818-1842 Franeker 4001-4041 delen 13 en 14 1842-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 27 en 28 HIN Hindeloopen 1818-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 26, 27 en 28 IDA Idaarderadeel 1818-1842 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 1842-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 20, 21 en 22 IJL IJlst 1818-1856 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 KOL Kollumerl./Nwkruisl. 1834-1842 Kollum 10001-10006 deel 4 1842-1856 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 LWN Leeuwarden 1818-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 19, 20, 21 en 22 LWL Leeuwarderadeel 1818-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 19, 20, 21 en 22 LEM Lemsterland 1818-1857 Lemmer 12001-12019 delen 15 en 16 MEN Menaldumadeel 1818-1842 Franeker 4001-4041 delen 13 en 14 1842-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 20, 21 en 22 OOD Oostdongeradeel 1818-1856 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 OSW Ooststellingwerf 1818-1842 Gorredijk 5001-5031 delen 10 en 11 1842-1856 Oldeberkoop 13001-13007 deel 12 OPS Opsterland 1818-1842 Gorredijk 5001-5031 delen 10 en 11 1842-1856 Beetsterzwaag 1001-1013 deel 6 RAU Rauwerderhem 1818-1842 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 1842-1856 Leeuwarden 11001-11080 *delen 20,21 en 22 SCI Schiermonnikoog 1818-1856 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 SCO Schoterland 1818-1857 Heerenveen 8001-8037 delen 17 en 18 SLO Sloten 1818-1856 Lemmer 12001-12019 delen 15 en 16 SMA Smallingerland 1818-1842 Gorredijk 5001-5031 delen 10 en 11 1842-1856 Beetsterzwaag 1001-1013 deel 6 SNE Sneek 1818-1856 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 STA Stavoren 1818-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 26, 27 en 28 TIE Tietjerksteradeel 1834-1842 Kollum 10001-10006 deel 4 1842-1856 Hardegarijp 6001-6005 deel 7 UTI Utingeradeel 1818-1857 Heerenveen 8001-8037 delen 17 en 18 WED Westdongeradeel 1818-1842 Dokkum 3001-3053 delen 1, 2 en 3 1842-1856 Holwerd 9001-9007 deel 5 WSW Weststellingwerf 1818-1842 Gorredijk 5001-5031 delen 10 en 11 1842-1856 Oldeberkoop 13001-13007 deel 12 WON Wonseradeel 1818-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 26, 27 en 28 WOR Workum 1842-1857 Bolsward 2001-2059 *delen 26, 27 en 28 WYM Wymbritseradeel 1818-1856 Sneek 14001-14074 *delen 23, 24 en 25 NB. Terschelling en Vlieland behoorden indertijd tot Noord-Holland, maar bij kantoor Harlingen zijn tot 1823 Memories ingediend. De met een * gemerkte delen zijn in concept gereed, maar nog niet in de reeks NT 42 gepubliceerd.