De man achter de beelden Pieter Frans Tinel, ° 1966 te Gent als telg van een kunstenaarsfamilie, werd in 1990 aan St.-Lucas te Gent met grote onderscheiding benoemd tot Meester in de Beeldhouwkunst. Tijdens zijn opleiding nam Tinel deel aan verschillende groepstentoonstellingen. In de Abdij te Drongen werd voor de tentoonstelling “Kunst voor Kunst” (5.11 – 13.11.2000) een aparte ruimte aan zijn werk gewijd. Professioneel is Tinel voornamelijk actief als meubelontwerper. Vooreerst om praktische reden: op deze manier creëert hij voor zichzelf de financiële mogelijkheid om te kúnnen beeldhouwen. Daarnaast koos hij er bewust voor om een zekere maturiteit na te streven alvorens met zijn werk naar buiten te komen. Sinds 2004 werkte Tinel heel intensief en in compleet isolement aan zijn beelden. Het creatieproces kende veel afbraak, maar de beeldhouwer slaagde erin zichzelf telkens terug te vinden. Het is allesbehalve vanzelfsprekend om na zo’n intense periode van constructie, destructie en reconstructie het geloof in zichzelf niet te verliezen. Dankzij zijn sterke persoonlijkheid en grote maturiteit kan Tinel anno 2009 naar buiten treden met een verbluffend arsenaal aan beelden en zijn eerste solotentoonstelling.
Tentoonstelling: “L’inconnu de Gand”
Tinel was voor één van zijn beelden sterk geïnspireerd door het verhaal van “L’inconnue de la Seine”. De legende vertelt dat aan het eind van de 19de eeuw het lichaam van een jong meisje uit de Seine werd gevist. Aangezien zij geen tekenen vertoonde van ziekte of geweld, werd aangenomen dat ze zichzelf van het leven had beroofd. Haar identiteit werd nooit achterhaald. Omwille van haar zuivere schoonheid en mysterieuze glimlach werd ze vanuit pure anonimiteit wereldberoemd. Overal ter wereld kan men gipsen afgietsels vinden van haar gelaat, welke de inspiratiebron vormen voor tal van schrijvers en kunstenaars. Zo is het ook de betrachting van Pieter Frans Tinel om na een lange en intense creatieperiode de cocon van de anonimiteit te verlaten en zijn beelden aan de buitenwereld voor te stellen. Het uitgelezen moment dus voor de eerste solotentoonstelling, welke nog een extra dimensie krijgt door de keuze van de locatie. Hiermee knoopt Tinel aan bij zijn eigen
familiegeschiedenis: zijn grootvader, die dezelfde naam droeg en ook beeldhouwer was, heeft op Campo Santo zijn laatste rustplaats gevonden. “L’inconnu de Gand” toont een selectie uit het oeuvre van Tinel. We hebben er bewust voor gekozen om ons niet tot één thema te beperken. Omdat deze tentoonstelling voor de kunstenaar een primeur is, hebben we getracht om de thematische diversiteit binnen zijn oeuvre ook in de tentoonstelling aan bod te laten komen.
L’inconnu de Gand: enkele beelden
“Geboorte van een Genie I” en ”Geboorte van een Genie II” Beide sculpturen zijn opgebouwd volgens de regels van de Gulden Snede. Toch is er een sterk spanningsveld tussen de vorm en het kader waarin deze nog versterkt door het contrast tussen de amorfe vorm en de strakke lijnvoering. Het technisch spel wordt op de spits gedreven in “Geboorte van een Genie II”, waar de verschillende structuren gedragen worden door slechts één bevestigingspunt. “Icarus” en “Second life” In de universeel bekende mythe negeert Icarus de waarschuwing van zijn vader Daedalus en vliegt met zijn vleugels van hout, veren en was te dicht bij de zon. De was smelt en hij stort neer in de Egeïsche Zee. De hybris van Icarus, zijn overdreven hoogmoed en grootheidswaanzin, werd hem fataal. Hij overschreed de grens van het menselijke kunnen en veroorzaakte zijn eigen ondergang. Dit verhaal vormde de aanzet voor de creatie van beide werken. Voor Tinel belichaamt “Icarus” vooral een groot verlangen, nl. de intense maar utopische drang om te vliegen die eigen is aan de mens. Dit verlangen spreekt uit de hele houding van de figuur: het hoofd halsreikend naar de hemel gericht en de vleugels gespannen langs het lichaam, klaar om uit te strekken. Met “Second life” verwijst de kunstenaar naar het verlangen van de mens om de consequenties van zijn daden te negeren. Hiervoor werd hij onder meer geïnspireerd door het gelijknamige computergame, opgebouwd rond een virtuele wereld waarin de speler zijn uiterlijk en bezittingen naar wens kan aanpassen en bovenal niet kan sterven. Het spel kent geen doel en geen spelregels…
“Difunta Correa” Deze reeks beelden werd genoemd naar de gelijknamige Argentijnse legende. Tijdens de burgeroorlog doorkruiste Correa de woestijn met haar baby, op zoek naar haar man die gerekruteerd was en als gewonde aan zijn lot overgelaten. De vrouw bezweek tijdens haar tocht aan de gevolgen van droogte en uitputting. De baby kon overleven door zich te zogen aan de levenloze borst van zijn moeder en werd zo aangetroffen door Argentijnse troepen, welke het kind onder hun hoede namen. In de beelden wordt op sprekende wijze gestalte gegeven aan de symbiose tussen leven en dood. Het leven draagt de dood en omgekeerd: afhankelijk van de culturele en religieuze context is de dood voor sommigen een eindpunt daar waar het voor anderen een nieuw begin betekent. Of anders gezegd: voor de één is de dood een bedreiging terwijl de ander het als een verlossing ervaart. Zo ook de moeder en de baby in de legende. De sculpturen rond “Difunta Correa” verbeelden de dood als een spin of een parasiet die letterlijk het leven opslorpt. Naar dit thema maakte Tinel ook een aantal reliëfs. Zij verwijzen door het materiaalgebruik (o.a. plastic flessen, samengedrukte blikjes) naar het afval langs de bedevaartroutes naar het graf van Difunta Correa, dat nog steeds massa’s bezoekers lokt. Aan de kleine altaartjes verspreid langs de verschillende wegen laten bedevaarders flessen water achter als offer om de eeuwige dorst van Difunta Correa te lessen. “Dragers” Deze figuren dragen letterlijk hun eigen leegte. De één in de vorm van een lege draagberrie, de ander torst een lege kooi op zijn rug. Ze geven uitdrukking aan Tinel’s enorme fascinatie voor nomadenvolkeren. Zij komen nergens vandaan, gaan nergens heen, dragen zichzelf overal mee en komen zichzelf steeds weer tegen. Hun hebben en houden bestaat uit leegte. In tegenstelling tot het niets dat ze meezeulen, zijn de beelden inhoudelijk zwaar geladen. De mystiek die ze uitstralen heeft een erg intrigerend effect op de toeschouwer. “Evening on a catwalk” Van dit beeld zijn de kleine en de grote versie tentoongesteld, beiden in leder en staal. Eerste kan men zien als een ‘maquette’ voor zijn latere kolossale uitwerking. Hier wordt gealludeerd op de vergankelijkheid van de schoonheid van de mens. Naarmate men ouder wordt doet de zwaartekracht meer en meer haar werk en het lichaam heeft noodgedwongen steeds meer ondersteuning nodig. Dit gegeven wordt op groteske wijze verbeeld in “Evening on a catwalk”, waar de immense amorfe vorm op verschillende plaatsen gestut wordt. De catwalk wordt gebruikt als metafoor voor het leven.
“L’inconnu de Gand” Een reeks koppen in leder en olieverf op gips, gebaseerd op de reeds vermelde legende “L’inconnue de la Seine”. Daar waar het dodenmasker van de jonge Parisienne gekenmerkt werd door innerlijke rust en volmaakte schoonheid, ademen Tinel’s koppen een intens lijden en een diep torment uit. Ook hier wordt gealludeerd op de relativiteit en de vergankelijk van de klassieke schoonheid. Een snijdende emotie is schoonheid op een ander niveau.
“Miss Mackintosh” Een sculptuur in staal met een knipoog naar de Argyle-stoel ontworpen door de Britse architect Charles Rennie Mackintosh aan het eind van de 19de eeuw. Tinel maakt gebruik van de voor Mackintosh typerende elegante en verticale lijnvoering om de kokette Britse vrouwenfiguur vorm te geven. De Argyle-stoel was ook de inspiratiebron voor een aantal mixed-media reliëfs, herkenbaar door hetzelfde strakke lijnenspel en de overheersend verticale opbouw. Toch blijven de reliëfs niet vlak: er ontstaat een levendig perspectief door de opeenstapeling van verschillende elementen, de subtiele kleurschakeringen en het feit dat de vormen de grenzen van de drager overschrijden. “Golgotha” Dit is het meest recente werk van Tinel. De figuur in leder en staal vertolkt het lijden van de mens. Het kruis is als één van de meest geladen en universele symbolen zeer prominent aanwezig. Aan dit beeld ging een intensieve voorstudie vooraf van onder andere beeldmateriaal over de Holocaust. “Golghota” is vormelijk een vrij klassiek beeld. Daardoor zorgt de manifest aanwezige erectie voor een verrassend en bevreemdend effect. Het gelaat van de figuur daarentegen kan men vanuit geen enkel gezichtspunt volledig waarnemen, hoewel zones als de keel uiterst expressief en bijgevolg suggestief zijn uitgewerkt. Een teasing element voor de nieuwsgierige kijker. Merk ook de link op met de locatie van de tentoonstelling: dit beeld dragend wordt de heuvel van Campo Santo als het ware Golgotha…
“Meisje achter raam” Deze sculptuur in staal maakt deel uit van een reeks erotisch getinte vrouwenfiguren. Elk op hun manier etaleren ze de pure seksualiteit van de vrouw. “Meisje achter raam” is op dat vlak één van de meest krachtige beelden. De aanwezigheid van het raam is een bepalende factor voor de perceptie van het lichaam van de vrouw: ze is gereduceerd tot haar geslacht. Het raam fungeert als kader, zowel visueel als contextueel. De kracht van het beeld is ook een gevolg van de discrepantie tussen vorm en inhoud: de vorm is bijna maagdelijk zuiver en sober terwijl de inhoud barst van seksualiteit.
“Private room” De vrouwenfiguur in leder en staal is door middel van koorden bevestigd binnen een frame. Ze zweeft in een leegte waarin ze enkel tegen haar eigen seksualiteit opbotst. Deze wordt nog extra benadrukt door het feit dat het hoofd, de armen en een deel van de benen van de romp zijn afgesneden. Door de flexibiliteit van de koorden kan de figuur in verschillende posities gehangen worden, een technisch spel dat zinspeelt op de kneedbaarheid van het erotische wezen.
Persoonlijk woordje Toen ik in januari laatstleden voor de eerste keer het atelier van Pieter Frans bezocht, voelde ik me een beetje een indringer. Ik overschreed de drempel naar de ruimte waar hij ruim 4 jaar niemand had toegelaten en waar hij afgesloten van de buitenwereld aan zijn beelden heeft gewerkt, ermee worstelde, ertussen vertoefde en ervan is gaan houden. Ik voelde me bevoorrecht en nog meer was ik overweldigd door de kracht en de intensiteit waarmee de figuren de ruimte vulden. En op slag hield ik er ook van. De beelden van Tinel spréken, en niet alleen door de vormgeving en de materiaalkeuze, maar evenveel door hun inhoudelijke gelaagdheid. Het zijn sculpturen met een boodschap. Ze vertellen verhalen. Ze zetten aan tot reflectie. Ze stemmen tot nadenken. Ze zijn niet gratuit. Voor wie echt kijkt raken ze aan leven, aan dood, aan liefde, aan erotiek, aan cultus en religie, aan schoonheid en aan vergankelijkheid. En aan puur vakmanschap. Stuk voor stuk zijn ze het resultaat van grondige en intensieve voorstudies. Een zoektocht naar vorm, naar inhoud en naar de symbiose tussen beiden. Niets is arbitrair, alles is doordacht. In schril contrast tot de westerse maatschappij waar de mensen dreigen in te dommelen onder een deken van anonimiteit, oppervlakkigheid en grijsheid, bekennen de beelden van Tinel juist kleur. Ze dwingen ons om stil te staan, te ademen, te voelen, en ons te onttrekken aan de onverschilligheid van alledag. Het zijn beelden met “ballen”. Ik ben ervan overtuigd dat deze tentoonstelling een diepe indruk zal nalaten, een blijvende impressie, op iedereen die ze bezoekt. Dat de beelden u zullen raken en beroeren. Dat ze heel lang zullen nazinderen op uw netvlies en in uw hoofd. Dat u ervan geniet, evenveel als ikzelf. Karolien Reyntens