DE LOGICA VAN EEN ONZEKERE TOEKOMST JUNI 2006 ATELIER ZUIDVLEUGEL
INLEIDING
Op 15 december 2005 en op 7 februari 2006 werden twee Werksessies Toekomstverkenningen georganiseerd door de Provincie Zuid-Holland en het Atelier Zuidvleugel. Voor de Provincie ZuidHolland was het één van de onderdelen van het traject ‘Schets van toekomstige opgaven’, die uitmondde in de krant ‘Perspectief’. Deze krant dient als inspiratie voor de verkiezingprogramma’s en de nieuwe collegeperiode (2007-2010). Voor het Atelier Zuidvleugel vormden deze sessies de aanleiding voor de Ruimtelijke Verbeeldingen: een poging om de ruimtelijke effecten van de scenario’s voor de Zuidvleugel, gemaakt door de planbureaus, in kaart te brengen en te verbeelden. Het werkboek bevat een viertal ruimtelijke verbeeldingen, samengesteld door het Atelier Zuidvleugel, evenals de resultaten van de werksessies. Deze producten en resultaten worden geplaatst in het bredere kader van strategische ruimtelijke planning en specifieker wordt er gekeken welke uitdagingen en knelpunten relevant zijn voor de toekomstige ontwikkeling van de Zuidvleugel. Hierbij staat centraal de vraag hoe voorspellingen en scenariotechnieken een bijdrage kunnen leveren aan de ruimtelijke planning van de Zuidvleugel. Het antwoord op deze vraag is overigens niet sluitend. Aan de ene kant is geen enkel scenario op zichzelf waarschijnlijk; ze zijn slechts consistente en plausibele verbeeldingen van de toekomst zonder deze exact te voorspellen. Anderzijds missen ze de noodzakelijke waarden en doelen om keuzes op te baseren. Die worden bepaald door concreet beleid en politieke ambities. Scenario’s dienen dan ook voornamelijk als ‘voer voor gedachten’; als een middel om onze horizon te verbreden. Ze ondersteunen beleidsmakers door alternatieve uitkomsten en wederzijds afhankelijke processen bloot te leggen. Zo worden actuele uitdagingen en knelpunten duidelijk. Tegelijkertijd kunnen scenario’s de flexibiliteit die mogelijke keuzes zullen hebben op de lange termijn helpen evalueren. Dit werkboek is verdeeld in vier hoofdstukken. Het eerste biedt een introductie in de technieken die worden gebruikt bij toekomstverkenningen en concentreert zich op de constructie van scenario’s. In het tweede hoofdstuk worden de vier ruimtelijke verbeeldingen beschreven, evenals de ruimtelijke implicaties voor de Zuidvleugel van de vier scenario’s, afkomstig van de planbureaus. Het derde hoofdstuk biedt een evaluatie van de uitkomsten van de verbeeldingen. De vraag hoe de verbeeldingen licht kunnen werpen op actuele strategische vraagstukken en aanwezige opties staat hier centraal. Tot slot behandelt dit hoofdstuk vier beknopt de mogelijkheid van langetermijnplanning en het belang van een strategische benadering hiervan. Het werkboek sluit af met een beschrijving van de tweede werksessie, die plaats vond op de pier bij Scheveningen. Enkele collages, gemaakt naar aanleiding van de ruimtelijke verbeeldingen, werden tijdens deze sessie gebruikt.
INHOUD
1. TOEKOMSTVERKENNINGEN Scenario’s
6
Doelstelling
7
Context (bijlage)
8
2. RUIMTELIJKE VERBEELDINGEN Strategische opgaven
12
Werkwijze
12
Vier ruimtelijke verbeeldingen
14
Rotterhaagse Metropool
14
Zuidvleugel Kenniseilanden
20
Zuidvleugel Netwerkstad
26
Klein op zijn Hollands
32
3. BEOORDELing Een bifocale aanpak
38
Water
38
Open ruimte
40
Infrastructuur
41
Verstedelijking
43
Slotbeschouwing
46
Wat nu?
47
Piersessie [bijlage]
48
1. TOEKOMSTVERKENNINGEN
De toekomst voorspellen is een riskante bezigheid, want het levert vaak evenveel inzichten als onzekerheden. Er bestaan verschillende methoden om voorspellingen te doen. Ze zijn meestal afkomstig uit de managementwetenschap, waar ze gebruikt worden door bedrijven – of algemener: organisaties – om strategieën of beleid te bepalen. De definitie die het Ruimtelijk Planbureau (RPB) geeft is de volgende: “(…) beleidsgerichte onderzoeks- en ontwerpactiviteiten, waarbij op een min of meer systematische en creatieve manier uitspraken over de toekomst worden gedaan.” (RPB, 2003:11). Dat het woord onderzoeksactiviteiten in schuinschrift staat, benadrukt het feit dat toekomstverkenningen denkconstructies zijn, opgebouwd uit zaken die (nog) niet bestaan (zie ook Dammers, 2000). De meest gebruikte methoden bij toekomstverkenningen zijn: scenario’s, trendextrapolatie, contingency-analyse, de Delphi-methode, computersimulaties en de sinds kort veel toegepaste digitale morfologieanalyse. Het grootste verschil tussen deze methoden is het aantal variabelen dat wordt meegewogen: van één enkele tot meerdere –in het laatste geval wordt de wederzijdse afhankelijkheid tussen de variabelen inzichtelijk. Andere verschillen zijn het type analyse (objectief of kwalitatief) en de bronnen die worden gebruikt (workshops, brainstormsessies, computersimulaties, enzovoort).
Wat zijn scenario’s? Scenario’s zijn consistente en plausibele verbeeldingen van de wereld in de nabije en verre toekomst. Hun doel is niet de toekomst exact te voorspellen, maar om meerdere plausibele (en normaal gesproken ook ongewenste) alternatieve toekomstige situaties te verbeelden. Geen enkel scenario is op zichzelf waarschijnlijk uit te komen. Hoe worden ze gebruikt? Scenario’s worden gebruikt bij het bepalen en evalueren van strategieën. Doordat ze verschillende onzekere ontwikkelingen verenigen, voorzien ze in voer voor discussie over toekomstige onzekerheden en hun wederzijdse afhankelijkheden, in een integraal kader. Scenario’s geven inzicht in een reeks van mogelijke toekomstige situaties, maar hebben niet de pretentie uitputtend te zijn. Ze kunnen een vroege waarschuwing zijn voor actuele dilemma’s en de voorspelbare ‘trade-offs’ die noodzakelijk zijn om deze dilemma’s op te lossen. Door te voorzien in beredeneerbare en consistente antwoorden op ‘wat als?-vragen’, helpen ze organisaties te anticiperen op eventuele zwakheden en starheden in hun strategieën.
Hoe komen lange termijn scenario’s tot stand?
De ontwikkeling van scenario’s bestaat uit Deze methoden komen voort uit het idee een aantal stappen. Eerst definiëren we dat de toekomst in principe ongewis is strategische beleidsvragen die we in het en daarom niet kan worden gepland. Op kader van de scenario’s willen analyseren. dit punt komen we later terug, aangezien Daarna volgt het selecteren van onzekerhlange termijnplanning irrelevant, zo niet eden over toekomstige ontwikkelingen die een obstakel wordt, als we accepteren dat relevant zijn in het licht van die beleidsvraelke toekomstige situatie principieel ongen. In een volgende stap worden onzekkenbaar is. Een mogelijke oplossing voor erheden gecombineerd en de algemene dit dilemma is het verankeren van strategi- kenmerken van een scenario afgeleid. sche planning in het hier en nu, waarbij een Uiteindelijk werken we de scenario’s voll‘bifocale’ aanpak van het denken over moedig uit in een verhaallijn. gelijke toekomstige situaties de inspiratie vormt voor huidige strategische kwesties Bron: CPB webpagina (www.cpb.nl/nl/prognoses/lange_ en aanwezige keuzes. termijn)
Scenarios:wat zijn het? Nationale planbureaus hebben vier toekomstscenario’s gemaakt voor Nederland. Elk van deze scenario’s is op een of andere manier gebaseerd op het CPB-rapport Four scenarios for Europe (2003). In dit rapport geven twee assen de sleutelonzekerheden in de toekomst aan: verdere internationale samenwerking (van internationaal tot nationaal) en institutionele hervorming (van publiek tot privaat). De vier kwadranten die zo ontstaan geven verschillende toekomstige ontwikkelingsrichtingen weer. Een afbeelding hiervan is te vinden in de bijlage ‘Context’.
Gebruik en misbruik van scenario’s Scenario’s zijn ... ... denkbaar toekomstige situaties ... onafhankelijk van de gebruiker ... alle plausibel ... consistent ... antwoorden op ‘wat als…’
Scenario’s zijn niet/ kunnen niet: ... toekomstvoorspellingen ... worden beïnvloed door de gebruiker ... worden geselecteerd door de gebruiker ... visies ... antwoorden op ‘wat zal…’ Bron: CPB (2003) Four futures of Europe
Doelstelling Een van de doelen van het Atelier Zuidvleugel is het verkennen van programma’s en ruimtelijke oplossingen voor de Zuidvleugel voor de lange termijn (AZV #001, Inleiding). Zoals we hierboven hebben gezien, kunnen scenario’s (en algemener, toekomstverkenningen) hierbij van nut zijn. Daarnaast acht het Atelier het noodzakelijk te weten (en te leren) welke factoren van invloed zijn op de toekomstige prestaties van de Zuidvleugel (AZV #003, Werkprogramma). Programma’s en oplossingen zijn noodzakelijk, maar ze missen richting zolang niet duidelijk is waarvoor ze zijn bedoeld. Scenario’s kunnen helpen bij het ontleden van de antwoorden op deze vraag, zodat de strategische factoren waarop die antwoorden zijn gebaseerd, duidelijk worden. In het licht van alternatieve en onzekere ontwikkelingsrichtingen wordt bovendien duidelijk hoe flexibel en adequaat die antwoorden zijn. De vier ruimtelijke verbeeldingen die in dit werkboek staan beschreven dienen beide doelen. Allereerst maken ze de belangrijkste onzekerheden voor ruimtelijke planning in de komende tijd zichtbaar en bespreekbaar. Ten tweede maken ze op een logische en consistente manier de wederzijdse afhankelijkheid van de verschillende onzekerheden en variabelen duidelijk. Het Atelier Zuidvleugel maakt voor zijn ruimtelijke verbeeldingen gebruik van eerder opgestelde toekomstscenario’s. Deze zijn gebaseerd op de economische scenario’s van het CPB, de ruimtelijke uitwerking van de scenario’s van het MNP en de vertaling van die laatste naar de ZuidHollandse situatie (zie opnieuw de bijlage ‘Context’). Net als deze laatste scenario’s, zijn de ruimtelijke verbeeldingen van het Atelier Zuidvleugel pogingen om de ruimtelijke effecten van toekomstscenario’s op de Zuidvleugel te verbeelden. Het Atelier hanteert echter een benadering die meer dan die van het MNP is gebaseerd op planningsconcepten en hun kwalitatieve implicaties dan op een kwantitatieve beoordeling van de scenario’s. De verbeeldingen van het MNP en die van het Atelier moeten dan ook worden gezien als aanvullingen op elkaar.
Vier vergezichten op Nederland – CPB 2004 De economische scenario’s van het CPB zijn geordend rondom twee sleutelonzekerheden waar de EU in de toekomst mee geconfronteerd wordt en bekijkt de effecten daarvan voor Nederland in 2040. De eerste sleutelonzekerheid is de mate waarin landen in de toekomst bereid zijn om internationaal samen te werken. De tweede sleutelonzekerheid is de verhouding tussen het takenpakket van de publieke en de private sector. Deze twee sleutelonzekerheden vormen gezamenlijk een assenstelsel waarbinnen vier mogelijke scenario’s denkbaar zijn. Door het evenwichtsmodel WorldScan te gebruiken zijn de ontwikkelingen binnen de scenario’s consistent en zijn dezelfde economische mechanismen in de vier scenario’s gebruikt. De variatie in de kwantitatieve uitkomsten van de scenario’s is het gevolg van verschillen in exogene trends. Global Economy (GE) In dit scenario wordt op economisch gebied intensief samengewerkt tussen landen. Dit wordt gecombineerd met een overheid die de burgers op hun eigen verantwoordelijkheid wijst. Economisch zijn het goede tijden voor de EU. De gemiddelde welvaart stijgt in dit scenario het meest en economische internationale topconferenties zijn een succes. De druk op het milieu en natuurlijke hulpbronnen neemt echter toe en het verantwoordelijksgevoel neemt juist af. Trends als toenemende inkomensongelijkheid en ontmanteling van de collectieve sector zorgt voor een groeiend aantal mensen wat de stroom niet kan bijbenen. Transatlantic Market (TM) Net als in het GE scenario benadrukt de overheid ook hier de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Het verschil met het Global Economy scenario is echter dat landen meer op hun eigen soevereiniteit gericht zijn. Er ontstaat een intensievere handelsrelatie tussen West-Europa en de VS, wat toch nog een aanzienlijke stijging van het BBP per hoofd betekent. De EU is een economische unie geworden en aantrekkelijk voor migranten. De grenzen blijven echter gesloten. Inkomensongelijkheid neemt ook in dit scenario toe en net als in het GE-scenario wordt het milieuprobleem niet internationaal opgelost. De hoge welvaart leidt echter tot lokale milieu-initiatieven om de leefomgeving te verbeteren. Strong Europe (SE) De EU is een succes. Internationale samenwerking vindt volop plaats en niet alleen op economisch gebied zoals in GE, maar ook op terreinen als energie en milieu.
Solidariteit is een sleutelwoord. Op mondiaal én nationaal niveau. Inkomensverdeling vindt is een speerpunt van nationaal beleid. In tegenstelling tot het RC-scenario vinden er ook enkele hervormingen in de collectieve sector plaats omdat de vergrijzing deze te kostbaar maakt. Dit alles heeft gevolgen voor de economische groei. Deze is hoger dan in het RC-scenario als gevolg van de internationale samenwerking, maar de verantwoordelijkheid die landen nemen in het belang van het milieu en energie drukken de economische groei tot onder het niveau van TM en GE. Regional Communities (RC) Dit scenario combineert een trend naar nationalisme, soevereiniteit en identiteit met een sterke collectieve sector. Dit heeft als gevolgd dat de economische groei minimaal is en dat internationaal politieke spanningen toenemen doordat landen meer in zichzelf gekeerd raken. De economisch sterke landen binnen de EU versterken hun banden en laten geen nieuwe landen toe. Op nationaal niveau is het beleid gericht op een eerlijke inkomensspreiding. Het lukt landen niet om collectieve voorzieningen als zorg te moderniseren. Door de harmonisatie en spreiding van de samenleving neemt concurrentie af wat lage economische groei en hoge werkloosheid als gevolg heeft.
Bron: CPB (2004) Vier vergezichten op Nederland
Ruimtelijke beelden, visualisatie van een Nederland in 2030 – MNP 2005 De analyse van het Milieu en Natuur Planbureau volgt (deels) het zelfde pad als de eerder beschreven scenario’s van het CPB, maar focussen meer op de ruimtelijke consequenties van de scenario’s. De sleutelonzekerheden zijn hier ten eerst een as die de mate van efficiëntie dan wel gelijk(waardig)heid weergeeft. Efficiëntie betekent dat burgers zelf beslissen op basis van marktprocessen en economische rationaliteit. Hier is dus een grote rol voor de private sector weggelegd. Gelijk(waardig)heid houdt juist een grotere rol voor de publieke sector in, waarbij sociale gelijkheid, culturele identiteit en duurzaamheid een belangrijker rol spelen bij beslissingen van mensen. De andere as behelst de mate van globalisering dan wel regionalisering in. Hier gaat het erom of het zwaartepunt van individuele en collectieve ervaringen en beslissingen op mondiaal dan wel lokaal niveau ligt. Regionalisering betekent hier dat er geen globalisering plaatsvindt of dat het afneemt.
Mondiale Solidariteit In dit scenario is er sprake van toenemende globalisering en niet alleen op economisch gebied, maar ook op het uitruilen van kennis en technologie. Verdeling van rijkdom en solidariteit zijn sleutelbegrippen. De Nederlandse economie groeit gematigd. Natuur en milieu zijn belangrijk en omdat Nederland in 2050 toch 19 miljoen inwoners heeft wordt er in compactere verstedelijkingsvormen gebouwd. Ook wordt er voldaan aan EU-richtlijnen op het gebied van de vogel- en habitatrichtlijn. De landbouw blijft bestaan omdat deze gesteund wordt door overheden en omdat burgers bereid extra te betalen voor duurzame landbouwproducten. Zorgzame Regio In dit scenario is de publieke sector sterk. Spreiding en verdeling van rijkdom zijn belangrijk, maar alleen op nationaal niveau. Globalisering vindt niet plaats en regio’s zijn steeds meer intern gericht. Zelfvoorzienendheid is een belangrijk woord. De Nederlandse bevolking neemt af tot 15 miljoen in 2050. Doordat er nauwelijks economische groei is, verdwijnt de landbouw langzaam. De overheid besluit deze daarom te herstructureren wat een impuls voor het landschap betekent. Er wordt vooral gebouwd in de vorm van compacte verstedelijking. Opvallend veel belang wordt gehecht aan de bescherming van nationale landschappen.
Mondiale Markt Dit scenario koppelt processen van handelsglobalisering en liberalisering met een nadruk op de verantwoordelijkheid van burgers. Economische groei is hoog en het aantal inwoners stijgt tot 20 miljoen in 2050. Voor landbouw is geen plaats meer en de international milieuproblemen worden niet aangepakt. De ruimtelijke gevolgen zijn dat er een enorm hoge verstedelijkingsdruk is in gebieden waar goedkoop gebouwd kan worden, zoals de Utrechtse Heuvelrug en Midden-Nederland. Het Groene Hart blijft open aangezien bouwen hier erg kostbaar is.
Bron: MNP (2005) Ruimtelijke Beelden. Visualisatie van een veranderend Nederland in 2030
Veilige Regio In dit scenario vormen West-Europa en de VS een handelsblok maar is dat ook de enige internationale samenwerking. Landen zijn meer in zichzelf gericht. De economische groei is toch aanzienlijk. Dit is het gevolg van de nadruk die op de private sector en de markt komt te liggen. Inkomensverschillen nemen net als in het mondiale markt scenario toe. Natuur is gebruiksnatuur, het milieu is ondergeschikt en in de landbouw is sprake van verdere schaalvergroting en specialisatie. Nederland telt 18 miljoen inwoners in 2050. De verstedelijkingsdruk is ook in dit scenario zeer groot en ook het Groene Hart is niet gevrijwaard van flinke verstedelijking.
Ruimtelijke beelden voor ZuidHolland – MNP 2006 Dit rapport is een vertaling van het MNPrapport Ruimtelijke beelden uit 2005 naar de situatie in Zuid-Holland. Het rapport destilleert uit de scenariobeelden enkele belangrijke ruimtelijke beleidsopgaven voor de langere termijn. Mondiale Markt De sterke economische groei zorgt voor een hoge verstedelijkingsdruk rond de grote steden maar ook in andere gebieden (in de Bollenstreek, Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee). Dit gaat ten koste van landbouwgrond. De glastuinbouw groeit sterk rond vliegveld Zestienhoven. Er komt een derde Maasvlakte. Nieuw water wordt aangelegd, maar vooral voor recreatieve doeleinden. Veilige Regio Dit scenario heeft een lage economische groei. Dit in tegenstelling tot het MNPrapport uit 2005 waarin dit scenario nog een relatieve hoge economische groei kent. Door de lage groeicijfers kunnen ruimteclaims gemakkelijk worden geaccommoderen. Verstedelijking krijgt vorm in versnippering (Bollenstreek en GoereeOverflakkee) en lintbebouwing (onder andere Alblasserwaard) aangezien er niet veel aandacht is voor het milieu. Glastuinbouw breidt uit op de Maasvlakte. Mondiale Solidariteit In dit scenario wordt er alles aan gedaan om verstedelijking tegen te houden. Natuur beschermingswetgebieden en nationale landschappen zitten op slot. De glastuinbouw in het Westland krimpt en in plaats daarvan komen woningen. Daarnaast is water een sturend element. Waterberging en recreatiegebieden worden ingezet om verstedelijking tegen te houden. De steden krijgen daardoor een compacte vorm. Zorgzame Regio Veeteelt is een sturende factor en alleen op plekken waar veeteelt niet interessant is worden plekken voor waterberging aangelegd. In dit scenario is de economische groei laag en als gevolg daarvan de verstedelijkingsdruk beperkt. Verstedelijking vindt plaats op plekken waar glastuinbouw verdwijnt, bijvoorbeeld in het Tussengebied.
Bron: MNP (2006) Ruimtelijke Beelden voor Zuid-Holland
Wat betreft doelstelling en methodiek verschillen de rapporten van het CPB en de rapporten van het MNP van elkaar. Het doel van het CPB-rapport is de invloed van toekomstige onzekerheden op de Nederlandse economie te analyseren en te evalueren en het inzichtelijk maken van belangrijke te nemen beleidsbeslissingen. Het rapport richt zich op macroeconomische trends. Via de sleutelonzekerheid ‘nadruk op publieke of private sector’ wordt micro-economie zijdelings ingevoerd, aangezien de regulering van de overheid het economische gedrag van bedrijven en individuen beïnvloedt. De rapporten van het MNP (2005, 2006) hebben een heel ander doel. Ze doen een poging de ruimtelijke effecten van de scenario’s van het CPB in kaart te brengen, voor zowel Nederland als Zuid-Holland. Hiervoor gebruikt MNP het computermodel ‘ruimtescanner’ (zie schema hiernaast). De MNP-rapporten zijn dus berekenende rapporten. Ze geven kwantitatieve uitkomsten. Omdat ze gebaseerd zijn op de extrapolarisatie van bestaande trends, zijn ze betrouwbaar, maar ook weinig adaptief. De MNP-rapporten hebben met de ruimtescanner een sterk instrument, maar diezelfde ruimtescanner heeft het probleem dat het dominant grondgebruik in een vierkant van 500 m² vergroot. Dit heeft als gevolg dat steden bijvoorbeeld alleen maar uitdijen en er geen losstaande nieuwe verstedelijkingslocaties ontstaan. Daarnaast heeft deze benadering het gevolg dat infrastructuur (die in lijnen loopt en daardoor nooit dominant is in grondgebruik) buiten de berekeningen van het model valt. In de aanbevelingen van het rapport wordt hier ook op gewezen.
DE RUIMTESCANNER. Bron, MNP (2006) Ruimtelijke Beelden voor Zuid-Holland
Bron: MNP (2006) Ruimtelijke Beelden voor Zuid-Holland
5
2.RUIMTELIJKE VERBEELDINGEN
Het Atelier Zuidvleugel verkent onzekere lange termijnontwikkelingen van de ruimtelijke planning van de Zuidvleugel. Het startpunt voor deze verkenning wordt gevormd door scenario’s die in de afgelopen jaren werden gemaakt door de planbureaus, en die sindsdien zijn gebruikt in soortgelijke exercities (zie bijvoorbeeld de Toekomstscenario’s van de Dienst RO van de gemeente Amsterdam).
en leveren de verbeeldingen een algemene impressie van een denkbare toekomstige situatie.
Ten tweede is het noodzakelijk te bepalen welke fysieke ontwikkelingen consistent zijn met de onderliggende logica van de scenario’s. Dit laatste wordt beschreven in ‘alternatieve ontwikkelingsrichtingen’, oftewel plausibele, maar tegengestelde inzichten die de bandbreedte aan denkbare Het resultaat van deze verkenning is een set uitkomsten van de scenario’s laten zien. van vier ruimtelijke verbeeldingen, waarin Elke ruimtelijke verbeelding wordt voorafhet Atelier de meest extreme ruimtelijke gegaan door een uiteenzetting van het effecten van de scenario’s heeft verbeeld, denkproces waarop het is gebaseerd. Dit op de schaal van de Zuidvleugel als geheel. denkproces wordt weergegeven in de vorm In deze verbeeldingen is de complexiteit van van dilemma’s of alternatieve paden die elk scenario gereduceerd tot zijn meest ico- elke verbeelding had kunnen volgen. Deze nische elementen. Het doel van deze verweergave is een poging de bandbreedte beeldingen is niet om de betrouwbaarheid van ontwikkelingen voor elke verbeelding of de geldigheid van de scenario’s te onder- duidelijk te maken. De bandbreedte zelf zoeken, maar om op een creatieve manier is een weergave van ontwikkelingsrichtte ontdekken wat de relevante invloedsfacingen, zoals die zijn geschetst in eerdere toren zijn voor de toekomstige ontwikkeling scenario’s en is gedeeltelijk afgeleid van van de Zuidvleugel. We gaan er hierbij van beleidsdocumenten en gedeeltelijk van de uit dat creativiteit en rationaliteit elkaar geconstrueerde logica van het Atelier zelf. versterken, in plaats van uitsluiten. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen wat mogelijk of waarschijnlijk is binnen de logica van elk scenario en wat in werkelijkheid een mogelijke ontwikkeling is. Scenario’s volgen hun eigen logica, die een simplificatie is van de werkelijkheid. Ze moeten dan ook gezien worden als modellen van de werkelijkheid, waarin het grote aantal factoren dat de werkelijkheid beïnvloed, is gereduceerd tot slechts enkele. Ook de complexiteit van de interactie tussen, en de wederzijdse afhankelijkheid van deze factoren is gereduceerd, met als doel ze te kunnen analyseren en te meten. De ruimtelijke verbeeldingen zijn dan ook niet gebaseerd op een mechanisch determinisme. Aangezien de scenario’s niet weergeven hoe de Zuidvleugel eruit ziet in het jaar 2040 (de tijdshorizon van de scenario’s), zijn twee stappen op voorhand nodig. Ten eerste moeten de relevante opgaven voor de ruimtelijke planning van de Zuidvleugel worden onderscheiden. Bij het voorspellen van onzekere fysieke ontwikkelingen is het niet altijd mogelijk om deze ontwikkelingen ondubbelzinnig te selecteren. Soms zijn meerdere ontwikkelingen even consistent, soms lijkt het te mechanisch om aan te nemen dat de scenario’s elke uitkomst bepalen. Het is belangrijk om een keuze te maken voor bepaalde onderwerpen, aan de hand waarvan de ruimtelijke implicaties van elk scenario kunnen worden verkend, bijvoorbeeld ‘water’, of ‘verstedelijking’. Deze onderwerpen zijn op een gelaagde manier benaderd. Door de verschillende lagen over elkaar te leggen, wordt de waarde van de ruimtelijke verbeeldingen duidelijk. Zo wordt de puzzel van wederzijdse afhankelijkheden kortstondig bevroren 12
Strategische OPGAVEN De volgende opgaven (geformuleerd als vragen) zijn van grote strategische betekenis voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Zuidvleugel, als deel van de Randstad en van Nederland. WATER: Hoe kunnen we de wateroverlast en overstromingsrisico’s beperken? (zie ‘Perspectief’) OPEN RUIMTE: Wat voor perspectieven heeft de tussenruimte in de Zuidvleugel, als de landbouw (extensief zowel als intensief) onder druk komt te staan als gevolg van recente ontwikkelingen op de wereldmarkt en EU? INFRASTRUCTUUR: Hoe gaan we om met afnemende bereikbaarheid (van zowel transport- als communicatienetwerken)? (zie ook ‘Perspectief’) VERSTEDELIJKING: Welke ruimteclaims zijn er te verwachten en hoe beïnvloeden die claims de verstedelijkingsdynamiek en -vorm? Zijn er factoren en / of maatregelen die richting kunnen geven aan dit proces? Oplossing van deze uitdagingen vereist een benadering op een grotere schaal dan die van de Zuidvleugel alleen. Dit betekent echter niet dat beleidsmakers moeten afwachten tot macro-ontwikkelingen hun sporen achterlaten in de Zuidvleugel. In elk van de hierboven beschreven vragen kunnen beleidsmakers een pro-actieve houding aannemen door strategische planning af te stemmen op deze macro-ontwikkelingen, alhoewel duidelijk is dat deze vragen vooral betrekking hebben op lange termijnontwikkelingen. Hoe Nederland er over tien jaar
uit zal zien is moeilijk te voorspellen, laat staan over dertig jaar. Een mogelijke oplossing voor dit dilemma is het verankeren van strategische planning in het hier en nu, waarbij een ‘bifocale’ aanpak van het denken over mogelijke toekomstige situaties de inspiratie vormt voor huidige strategische keuzes. In plaats van een plan te omarmen, kan men zich beter afvragen welke flexibiliteit huidige keuzes in de toekomst zullen behouden. (zie ook Rosenhead, 1998; De Mooij & Tang, 2003)
WERKWIJZE De partners van het Atelier leverden (ABB en DGWM) een lijst van drijvende krachten en waarschijnlijke effecten voor elk van de scenario’s (zie de tabellen met ‘belangrijkste ontwikkelingen’ aan het begin van elke ruimtelijke verbeelding). Daarna volgden de kaarten. Die werden in eerste instantie geschetst. Elk scenario is zo ontleed, als poging de ratio achter elk scenario en de ruimtelijke processen die hier achter schuilgaan te openbaren. Om een voorbeeld te noemen: hoge economische groei vergroot normaliter de welvaart van individuen en bedrijven. Hierdoor stijgt de vraag naar ruimte. Stel dat fysieke expansie beperkt wordt (door scenario-afhankelijke oorzaken, zoals overheidsingrijpen, of een concurrerende vraag naar grond), dan zullen de grondprijzen stijgen, waardoor sommige ontwikkelingen waarschijnlijker worden dan andere. Op de eerste schetsen volgden uitgebreidere kaarten en uiteindelijk de collages. De collages hanteren een vogelvlucht- en oogperspectief. De twee oogperspectieven verbeelden de zonnige kant van de toekomst (de ‘zachte’ zijde) en de donkere kant (de ‘harde’ zijde). Later volgde het inzicht dat de kaarten en de collages elkaar aanvullen. De collages hebben een narratief karakter, terwijl de kaarten de ruimtelijke implicaties van de scenario’s weergeven. Het Atelier heeft keuzes gemaakt voor bepaalde ontwikkelingen in elk scenario en elk onderwerp –namelijk, ‘water’, ‘open ruimte’, ‘infrastructuur’ en ‘verstedelijking’. Deze keuzes zijn weergegeven op de kaarten en worden toegelicht in een begeleidend verhaal (een kwalitatief verhaal). Gekozen is voor een directe en uitvergrote representatie, waaraan niettemin een systematiek ten grondslag ligt. Aan de hand daarvan zijn de meest contrasterende elementen van elk scenario bepaald, evenals hun onderlinge samenhang. Het voordeel hiervan is dat het Atelier niet alleen de iconische, emblematische waarde van de ruimtelijke verbeeldingen benadrukt, maar ook het feit dat de verbeeldingen alternatieve, onzekere toekomsten weergeven. Zo vormt elke verbeelding voer voor de discussie over mogelijke strategieën voor de ruimtelijke planning van de Zuidvleugel in de toekomst. 13
Rotterhaagse metropool
Belangrijkste ontwikkelingen in scenario Global Economy (CPB) / Mondiale Markt (MNP)
ECONOMISCHE ONTWIKKELING
BESTUURLIJKE ONTWIKKELING
-Voortgaande globalisering en liberalisering -Sterke groei van arbeidsproductiviteit (2,1% tot 2040) -Lage werkloosheid (4,1% tot 2040) -Hoge economische groei (2,1% tot 2040) -Snelle introductie van nieuwe technologieën (gericht op kostenbesparing) -Concurrentieverhouding Nederland blijft stabiel, groei van de Nederlandse industrie (met name chemische) -Sterke groei van verkeer en vervoer over de weg. -Mobiliteit is doel i.p.v. middel -Landbouw wordt high-tech sector. Akkerbouw en opengrondstuinbouw nemen af. Melkveehouderij en glastuinbouw groeien. Intensieve veehouderij handhaaft zich
-Politieke integratie komt niet van de grond -EU is gericht op vrije markt -Uitbreiding van EU naar oosten (niet alleen Turkije) -Geen Europees landbouwbeleid -Overheid benadrukt eigen verantwoordelijkheid van burgers -Overheid zorgt alleen nog voor het faciliteren van de vrije markt en de voorziening van pure publieke goederen (zoals defensie en rechtshandhaving) en bescherming van eigen domsrechten -Overheid investeert in nieuwe wegen, congestieheffing, OV verschraalt -Geen overeenkomst voor de aanpak van grensoverschrijdende milieuvraagstukken
SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN
ECOLOGISCHE ONTWIKKELING
-Ned. bevolking groeit naar 20 mln. in 2050 -Aandeel ouderen neemt toe (vergrijzing) -Selectieve (arbeids)immigratie -Aandeel niet-westerse allochtonen neemt toe -Toename individualisering -Hoge arbeidsparticipatie -Afname sociale cohesie -Afbrokkeling van verzorgingsstaat en versobering van publieke voorzieningen -Onderwijs en zorg worden geprivatiseerd -Grote sociaal-economische verschillen binnen en tussen landen, risico van sociale spanningen en politieke instabiliteit -Consumptiepatroon is materialistisch, modegevoelig, grillig en divers
-Hoge energievraag, fossiel blijft dominant -Sterke toename van CO2-emissies -Temperatuurstijging met gemiddeld 3,5 graad in 2100 -Behoud van bestaande natuur -Forste milieuvervuiling, wel lokale milieu-initiatieven t.g.v. hogere welvaart -Afname biodiversiteit, landschapskwaliteit en dierenwelzijn -Watervraag stijgt mondiaal met 60%
Bron: ABB, 2005
14
Bandbreedte van ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen Water Hoe wordt het waterprobleem opgelost? Wat wordt er gedaan aan het stijgende waterpeil en overstromende rivieren in gebieden die economisch geen waarde hebben? … En zullen alleen gebieden die wel economisch waardevol zijn, beschermd worden tegen het water door middel van een ingewikkelde watermachine? … Of: zal water worden gezien als een product dat waarde creëert omdat het vele mogelijkheden biedt voor exclusieve leefmilieus? En zal het water daarom geborgen worden in stedelijke gebieden bij woonwijken en onder pleinen? Open ruimte Zal de open ruimte worden geïntensiveerd en de extensieve landbouw verdwijnen (door handelsliberalisatie) en plaats maken voor intensieve glastuinbouw? … Omdat extra huizen en bedrijven meer geld opleveren verliest groen terrein. Daar waar rendabel ontstaan tuinen in de kassen. In gebieden waar geen rendement is te behalen ontstaan moerassen in natland en wei in droogland. … Of: verdwijnt de beschermde status van het Groene Hart en de Hoeksche Waard? En neemt de kwaliteit van het groen sterk af? Hierdoor neemt de vraag naar hoogwaardig openbaar groen toe. Daar waar het rendabel is wordt recreatief groen gerealiseerd in de nabijheid van de steden. Infrastructuur Zal snelheid zal het hoogste streven zijn? … Dan kost tijd geld. Dit zal leiden tot de privatisering van de snelwegen. Het gevolg hiervan zijn dat alle wegen worden opgewaardeerd tot snelwegen. Op deze wegen wordt tol geheven aangezien ze privaat bezit zijn. Forse investeringen in de HSL verkorten de reistijd van de steden naar de nabije luchthavens, aan de andere kant wordt er niet geïnvesteerd in regionale lijnen. … Of: komt er een duidelijke hiërarchie van het wegennet, met doorstroombanen voor het internationale en nationale verkeer naast banen voor het regionale en locale bestemmingsverkeer? Er zal ook een intensief regionaal OV-netwerk aangelegd worden om de agglomeratienadelen van de RotterHaagse metropool te verkleinen. Verstedelijking Zullen de twee grote steden sterk groeien en aan elkaar vast groeien? … Ruimte is schaars en alle bestaande open gebieden worden volgebouwd. De nieuwe metropool beschikt over een gigantische downtown waarin alle voorzieningen worden gestapeld. … Of: de twee steden groeien, maar doen dit niet richting elkaar? Tussen de steden blijft een ruime groene band. Den Haag groeit naar Leiden en Zoetermeer. Rotterdam naar Dordrecht en in de Hoeksche Waard. Deze oorspronkelijke centra houden hun centrum-functies en voorzieningen.
15
Rotterhaagse metropool
16
De economie bloeit. Steden groeien mee, vooral Den Haag en Rotterdam. Dankzij de agglomeratievoordelen ontstaan hier nieuwe economische sectoren, zoals financiële dienstverlening. In Rotterdam groeit deze sector vanwege de centralisatie van logistiek rondom de Hoeksche Waard en Dordrecht. Maar ook de ontwerpindustrie en de advocatuur (voornamelijk in Den Haag, waar naast het internationale gerechtshof een nieuw hof ontstaat, gespecialiseerd in milieurecht).
Goed Een groter deel van de bevolking behoort tot de “top” Slecht De verzorgingsstaat verdwijnt, met alle gevolgen van dien voor de groeiende onderklasse
De twee steden Rotterdam en Den Haag vormen uiteindelijk één metropool, althans in functionele zin. De glastuinbouw in het Westland tot aan Pijnacker, de enige agrarische sector die de nieuwe mondiale handelsovereenkomsten overleeft, verhindert een complete vergroeiing. Elke verbindende weg tussen Den Haag en Rotterdam en tussen deze twee steden en de rest van de Randstad wordt opgewaardeerd tot een snelweg. Tijd is immers geld. Deze snelwegen worden strategisch verbonden met het spoornet, waarop treinen rijden met de frequentie van een metrolijn. Op de knooppunten van beide vervoersnetwerken ontstaan nieuwe centra. Dit geldt vooral voor Rotterdam CS, waar een shuttleservice reizigers binnen vijf minuten naar Zestienhoven brengt, het vliegveld dat Schiphol voorbij is gestreefd in continentale vluchten. Schiphol zelf heeft zich gespecialiseerd in intercontinentale vluchten, waarvoor nieuwe landings- en startbanen zijn aangelegd in het Markermeer.
5
8 6 4
7
1 3
9
2
4
SUPERCENTRUM MEGALOPOOL (1): veel stedelijke potenties maar anderzijds congestieproblemen. SUPERFILES: vervoer gaat over de weg; daardoor wordt het onderliggende wegennetwerk opgewaardeerd tot snelwegen (2). SUPERFLYOVERS: hoge grondprijzen in de steden leidt tot aanleg van vele viaducten en dubbele snelwegen (3). SUPERGLASKASTEN: er is alleen plaats voor zeer intensieve landbouw (4). SUPERPOLUTIE: als gevolg van de CO2-uitstoot van auto’s en vliegtuigen; het overmatige warmteverbruik van airco’s en vervuilende industrie - (petro)chemie (5). SUPEROVERLOOPGEBIEDEN: ruimte voor water in waardearme gebieden (6) en waardevorming door waterberging in de nabijheid van steden (7). SUPERLUCHTHAVEN: veel vluchten en lange afstanden in korte tijd (8). SUPERSAAI LANDSCHAP: groene gebieden zijn overgebleven restjes. Er wordt geen onderhoud aan besteed en de kwaliteit is nul [9]
In de nabijheid van de twee grote urbane centra zijn extensieve agrarische cultuur en recreatieve groengebieden praktisch verdwenen ten koste van expansieve bedrijvigheid en bewoning. Slechts een handvol kunstmatige en / of kleine landschappelijke gebieden zijn overgebleven, zoals kassen (tropische tuinen) of in de buitenlucht. Ze lijken echter meer op pretparken dan op agrarische gebieden. Het waterprobleem is opgelost volgens de logica van de grondprijs die wordt beïnvloed door verstedelijkingsdruk. Op plekken waar de verstedelijkingsdruk hoog is, verandert de Zuidvleugel in een watermachine, die grondwater oppompt en uiteindelijk afvoert naar zee. Deze rendabele locaties worden beschermd door hoge dijken. Plekken die minder aan verstedelijkingsdruk bloot staan en waar de grondprijs lager is, worden overgegeven aan de zee. Deze gebieden overstromen regelmatig, of verdwijnen zelfs geheel onder water. Het oostelijke deel van de Zuidvleugel is veranderd in een moeras. Boven de Zuidvleugel hangen permanent een dikke, grijze wolken. Ze zijn het dikst boven de Rotterdamse haven, waar de tweede Maasvlakte volledig is overgenomen door de petrochemische industrie. Het hele jaar door kan men genieten van een milde, vochtige lente. 17
ROTTERHAAGSE METROPOOL
18
INFRASTRUCTUUR: Tijd is geld. Dus wordt
WATER: Waar het loont om het water tegen te houden
het hoofdwegennet en de HSL-infrastruc-
(zoals in het verstedelijkt gebied) wordt dat gedaan.
tuur sterk opgewaardeerd en uitgebreid.
Elders laat men bewust gebieden overstromen.
VERSTEDELIJKING: Den Haag en Rotterdam vergroei-
GROEN: Groen en landbouw verdwijnen bijna hele-
en met elkaar. Alle gebieden worden volgebouwd.
maal. Bijna, want er is nog plaats voor glastuinbouw en overdekte tropische en thematische tuinen.
compacte en dichte verstedelijking glaskassen ring overstromen gebieden dijken en pompen tegen overstroming en peilverhoging snelwegennet hoofdwegennet regionaalwegennet
0
10 km
hsl sporen
regionale sporen
19
ZUIDVLEUGEL Kenniseilanden
Belangrijkste ontwikkelingen in scenario Transatlantic Market (CPB) / Veilige Regio (MNP)
ECONOMISCHE ONTWIKKELING
BESTUURLIJKE ONTWIKKELING
-Vrijhandel binnen westerse blok, naar buiten toe overheerst protectionisme -Flexibelere arbeidsmarkt door afname macht vakbonden -Arbeidsparticipatie stijgt -Groei van arbeidsproductiviteit (1,9% tot 2040) -Lage werkloosheid (4,6% tot 2040) -Hoge economische groei (1,7% tot 2040) -ICT wordt motor voor technologische ontwikkeling -Technologie is gericht op gemak, comfort en veiligheid -Concurrentiepositie Nederland blijft behouden,energieintensieve basisindustrieën blijven in Nederland -Sterke groei van verkeer en vervoer over de weg en van congestie (deze stijgt met 30%). Mobiliteit is doel i.p.v. middel -Landbouw is gericht op lage prijs en doelmatige productie. -Glastuinbouw en melkveehouderij groeien licht. -Tuinbouw en akkerbouw dalen. Intensieve veehouderij hand haaft zich
-Landen hechten sterk aan eigen soevereiniteit en lossen problemen op nationaal niveau op -EU is gericht op vrije markt -Geen uitbreiding van de EU -Overheid benadrukt eigen verantwoordelijkheid van bugers -Overheid zorgt alleen nog voor het faciliteren van de vrije markt en de voorziening van pure publieke goederen (zoals defensie en rechtshandhaving) en bescherming van eigendomsrechten -Overheid investeert in nieuwe wegen, geen congestieheffing, OV verschraalt -Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden niet opgepakt -Hogere welvaart leidt tot lokale milieu-investeringen gericht op geluid- en stankoverlast -Overheid stimuleert efficiënte landbouwproductie
SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN
ECOLOGISCHE ONTWIKKELING
-Ned. bevolking groeit naar 18 mln. in 2050 -Aandeel ouderen neemt toe (vergrijzing) -Selectieve immigratie -Aandeel niet-westerse allochtonen neemt beperkt toe -Toename individualisering -Afname van sociale cohesie -Afbrokkeling van verzorgingsstaat en versobering van publieke voorzieningen -Onderwijs en zorg worden geprivatiseerd -Grote sociaal-economische verschillen binnen en tussen landen, risico van sociale spanningen en politieke instabiliteit -Consumptiepatroon is materialistisch, traditioneel en gericht op gemak
-Hoge energievraag, maar ook energiebesparing. -Fossiel blijft dominant. -Meest sterke toename van CO2-emissies -Temperatuurstijging met gemiddeld bijna 4 graden in 2100 -Natuur en milieu zijn van ondergeschikt belang -Zoveel mogelijk behoud van bestaande natuur -Afname biodiversiteit, landschapskwaliteit en dierenwelzijn -Watervraag stijgt mondiaal met 50%
Bron: ABB, 2005
20
Bandbreedte van ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen Water Hoe zal de reactie op waterberging zijn? Zal deze pragmatisch en adhoc zijn? … Nieuw oppervlaktewater voor wateropvang zal daardoor in de nabijheid van steden plaatsvinden. Dit zal uiteindelijk een barrière worden voor verstedelijking, maar dat zal bijdragen aan de uitstraling van steden en recreatiegebieden. … Of: zal water een sturend principe worden dat de ruimtelijke ordening bepaalt? Ruimte wordt gereserveerd voor water langs de huidige rivieroevers. Deze zullen ontwikkeld worden voor recreatie of verwilderd laten worden tot natuur. Open ruimte Zal de open ruimte worden ingericht alleen voor recreatieve doeleinden? … Er zijn dan twee verschillende soorten groen. Privaat en openbaar. Het private groen is van hoge kwaliteit en voor een enkeling toegankelijk (vooral op de kust). Het publieke groen is aanzienlijk soberder, meestal in gebieden waarin landbouw krimpt. Vanuit het groen is altijd de omliggende bebouwing te zien. … Of: wordt de tussenruimte wegens hun ecologische waarden de sturende elementen van de Zuidvleugel? Langs de rivieren worden gebieden ingericht voor overstromingen en natuur. Op de kust staan duinen. Infrastructuur Komt er een onderscheid tussen een privaat wegensysteem, wat totaal geen problemen heeft met bereikbaarheid en dat alleen belangrijke bestemmingen verbindt, en een publiek systeem dat totaal verstopt is? In het openbaar vervoer wordt niet meer geïnvesteerd, met uitzondering van de HSL en een ‘rondje Zuidvleugel’ wat kennisinstituten verbindt. … Of: worden nieuwe technologische ontwikkelingen gebruikt om het bestaande netwerk ‘slimmer’ te gebruiken? Daarnaast wordt het OV-netwerk verbeterd, ook dankzij veel investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Infrastructuur is voor iedereen vrij toegankelijk. Verstedelijking Zal nieuwe verstedelijking zich ontwikkelen rondom kennisclusters? … Voor de hoogopgeleiden worden exclusieve woonmilieus gecreëerd. Onder andere op een Dubai-achtig eiland voor de kust. De bestaande woonwijken worden nauwelijks geherstructureerd en voorzieningen worden verplaatst tot verkeersknooppunten. … Of: zullen bestaande woonwijken tot extensieve woonmilieus worden geherstructureerd en er veel nieuwe wijken met lage woningdichtheid ontstaan? De Zuidvleugel wordt dan een groene tapijtmetropool waarin voorzieningen zijn geclusterd in kleine centra en op loopafstand.
21
ZUIDVLEUGEL Kenniseilanden
22
Nieuwe urbane centra vormen zich rondom deze kennisagglomeraties. Dichtbij blijft goedkope huisvesting voor ongediplomeerde werkkrachten bestaan. Verder weg ontstaan hoogwaardiger, dunbevolkte leefomgevingen, waar de nieuwe ICT-elite luxueuze villa’s bewoont. Het Westland is hiervan een voorbeeld. Hier zijn onrendabele kassen gesloopt om plaats te maken voor woonwijken. Een nieuw eiland in de Noordzee, alleen bereikbaar per helikopter, is aangelegd om de Haagse kust te beschermen tegen de stijgende zeespiegel.
Goed De ICT-elite brengt een variant op de Amerikaanse droom in vervulling… Slecht ... maar tot tot welke prijs? En wie profiteren ervan?
7
10 6 5
8
7 9
4
1 2
3
De kloof tussen laag- en hoogwaardige vestigingen wordt vooral duidelijk in de manier waarop de Zuidvleugel fysiek is georganiseerd. Het vervoersnet kent bijvoorbeeld een privaat systeem, dat mensen soepel en snel van A naar B brengt, terwijl het openbare vervoersnet permanent verstopt is. De private wegen maken gebruik van de nieuwste technologie: er zijn geautomatiseerde rijbanen, zowel voor het korte als lange afstandsverkeer. De tol voor deze wegen is hoog; ze zijn slechts toegankelijk voor clubleden. In tegenstelling tot de private wegen worden de openbare nauwelijks onderhouden, ze ontberen doorgaande rijstroken en worden dan ook alleen gebruikt door lokaal verkeer. In het openbaar vervoer wordt niet meer geïnvesteerd. Alleen de HSL groeit en de lijn verbetert zijn service met een shuttleservice tussen Schiphol en Rotterdam CS. De shuttleservice wordt feitelijk de check-in desk van Schiphol. De kenniscentra bouwen hun eigen vervoersnet: een ‘rondje Zuidvleugel’. Alleen werknemers mogen hiervan gebruik maken.
DUINRESORTS: zeer exclusieve elitaire woonmilieus [1] in zeer lage dichtheden. Dit in verband met recreatie (2). Vorming van Dubai-achtige opgespoten eilanden. [3] KENNISBOULEVARDS: economische kerngebieden, meestal ICT langs snelwegen (4) en in samenhang met universiteiten (5) in een rustige omgeving. Speciale private ontsluiting zonder congestie (6). ZV KEUKENHOF: Zeer gespecialiseerde en thematische landbouw (7). ARBEIDERSDORPEN ROND WERKLOCATIES: goedkope woningen voor ongeschoolde werknemers in de nabijheid van werkplekken (8). Uitgeholde OV diensten lopen over het zwaar verstopte publieke wegennetwerk (9). ENERGIE GIGANTEN: monopolieposities voor een paar energieleveranciers [10]
De langdurende en moeizame overgang in de twintigste eeuw van een op zware industrie gebaseerde economie naar een gebaseerd op diensten en kennis is plotseling voltooid. De ICT-sector is de motor van de Nederlandse economie. Grote onderzoekcentra ontstaan rondom bestaande universiteiten en instituten. Zij richten zich voornamelijk op gezondheid en media: de Erasmus Universiteit (gemak en comfort), de TU Delft (veiligheid) en de KU Leiden (energie-intensieve verbouw van gewassen, verbonden met Boskoop: het nieuwe Mekka van de horticultuur). Samen staan deze universiteiten in binnen- en buitenland bekend als de ‘Silicon Delta’.
Het waterprobleem wordt met ad hoc-oplossingen bestreden. Rondom urbane centra worden nieuwe reservoirs gebouwd, die dienen als barrière tegen verstedelijking en als recreatiegebied. De kwaliteit verschilt onderling sterk, afhankelijk van hun openbare of private status. Openbare reservoirs lijken op braakliggend land, aangezien ze zijn aangelegd op stukken grond die door boeren zijn verlaten. Ze worden van de woonwijken gescheiden door gespecialiseerde, thematische agricultuur, zoals de bollenteelt. De private reservoirs zijn goed beschermde natuurgebieden, dichtbij de elitaire woonwijken. Duinen en kust worden de voornaamste trekpleister van de Zuidvleugel en lokken toeristen van over de hele wereld. De Rotterdamse haven krimpt en verwordt tot natuurgebied, net als bij de Oostvaardersplassen. De skyline van de Zuidvleugel wordt gedomineerd door hoge antennes en satellietschotels. Draadloos communiceren is overal mogelijk. Helikopters vliegen met enige regelmaat over de Zuidvleugel, tropische stormen zijn eerder regel dan uitzondering.
23
ZUIDVLEUGEL Kenniseilanden
24
0
10 km
0
10 km
INFRASTRUCTUUR: Er is een privaat netwerk
WATER: Het waterprobleem wordt ad-hoc
voor rijken dat soepel doorstroomt
opgelost. Nieuw water vormt een barrière
en een totaal verstopt publiek vervoers-
tegen verstedelijking en recreatieve gebieden. De private
netwerk.
gebieden zijn van flink hogere kwaliteit dan de publieke.
0
10 km
0
VERSTEDELIJKING: Verstedelijking vindt
GROEN: Groen is recreatie. Alle overgeble-
plaats rondom kennisinstituten. Er is een
ven natuur en landbouwgebieden worden re-
tweedeling tussen woonmilieus voor rijken
creatiegebieden, publiek dan wel privaat.
10 km
en voor armen.
tweedeling verstedelijking: villa en krot recreatie en natuurgebieden beschermde duinen retentiegebieden betalende wegennet openbare wegennet hsl sporen
0
10 km
rondje zuidvleugel regionale sporen
25
ZUIDVLEUGEL NETWERKSTAD
Belangrijkste ontwikkelingen in scenario Strong Europe (CPB) / Mondiale Solidariteit (MNP)
ECONOMISCHE ONTWIKKELING
BESTUURLIJKE ONTWIKKELING
-Voortgaande globalisering, ook gericht op uitwisseling van kennis en technologie -Technologie is gericht op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, aandacht voor duurzame producten en rechtvaardige wereldhandel -Stijging arbeidsproductiviteit (1,5% tot 2040) -Gemiddelde werkloosheid (5,7% tot 2040) -Evenwichtige en gematigde economische groei (1,2% tot 2040) -Concurrentieverhouding Nederland blijft stabiel. -Verkeer en vervoer nemen toe, ook OV Mobiliteit is middel i.p.v. doel -Zowel grootschalige als kleinschalige landbouw in Nederland. -Glastuinbouw krimpt licht. Intensieve veehouderij, akkerbouw en opengrondstuinbouw krimpen. -Melkveehouderij groeit
-Veel aandacht voor internationale samenwerking -Sterke internationale instellingen (bv. VN) -Europa is invloedrijke speler op economisch en wereldtoneel -Uitbreiding EU met Turkije, naast economische ook politieke integratie -Politieke stabiliteit in de wereld -Internationale milieuvraagstukken worden gecoördineerd aangepakt -Wereldwijd milieubeleid gericht op CO2-reductie, inzet van waterstof en biobrandstoffen -Accent EU-landbouwbeleid op behoud van natuur en landschappen -Overheid zorgt voor nivellering en gelijke toegang tot zorg en onderwijs -Enkele hervormingen in de collectieve sector -Hogere investeringen in onderwijs en onderzoek -Overheid geeft financiële vergoeding voor natuurgerichte landbouw
SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN
ECOLOGISCHE ONTWIKKELING
-Ned. bevolking groeit naar 19 mln. in 2050 -Aandeel ouderen neemt toe (vergrijzing) -Aandeel niet-westerse allochtonen neemt toe (vluchtelingen) -Relatief gelijkmatige inkomensverdeling en onderlinge solidariteit -Gelijke toegang tot zorg en onderwijs -Matig tempo van individualisering -Consumptiepatroon is gericht op kwaliteit en schoonheid
-Geringe stijging van energievraag. Meer duurzame energie -CO2-emissies dalen op lange termijn (ca. 2100) -Temperatuurstijging met gemiddeld 2 graden in 2100 -Behoud en ontwikkeling van natuur -Water is sturend en ordenend principe -Watervraag stijgt mondiaal met 15% in 2030, maar daalt in Europa met 20% t.g.v. efficiënter watergebruik
Bron: ABB, 2005
26
Bandbreedte van ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen Water Zal de wateroverlast worden opgelost door een uitgebreid waterlopennetwerk? In dit netwerk wordt ingezet op een combinatie van nieuw aan te leggen kanalen en grachten en zal daarnaast gebruik gemaakt worden van selectieve inundatie en vrije peilgebieden. Er wordt ruimte voor water gemaakt. … Of: zullen nieuwe technologische ontwikkelingen sturend worden? Water wordt gecombineerd met nieuwe infrastructuur op verschillende lagen (bijv. dijken, kades, damwanden). Meervoudig ruimtegebruik is het streven. Open ruimte Wordt de open ruimte op netwerken ingezet? … Dan wordt de ecologische hoofdstructuur (EHS) gerealiseerd. Een intensief groen-blauw-raamwerk ontstaat. De tussenruimte moet er vooral verzorgd en vriendelijk uit zien. Rood en groen, rood en blauw en groen en blauw. Een lappendeken ontstaat. … Of: wordt de open ruimte gecombineerd met water? Maar dit keer gestapeld. De EHS is groot en extensief omdat het boven of onder water en infrastructuur loopt. Infrastructuur Wordt door middel van doelmatige inrichtingen en gebruiken het bestaande wegennetwerk met elkaar verbonden? Het hoofdwegennetwerk en het onderliggende wegennetwerk vormen dan een organisch systeem. Extra asfalt is niet nodig. In het openbaar vervoer wordt extra geïnvesteerd. Vooral op het verknopen van verschillende modaliteiten. Stations ontwikkelen zich tot knooppunten waar Transit Oriented Development (TOD) ontstaat. … Of: worden de wegennetwerken niet beter verbonden? In plaats hiervan is het noodzakelijk geworden om extra asfalt aan te leggen. In het begin is de auto het dominante vervoersmiddel, maar uiteindelijk wordt er geïnvesteerd in het verknopen van modaliteiten en wint het openbaar vervoer aan belang. Sprawl is dan al een ingezet proces. Verstedelijking Zullen de middelgrote kernen groeien en de grote steden misschien wel krimpen? Iedere stad heeft zijn eigen kwaliteiten en deze kwaliteiten zijn verbonden met een transport infrastructuurnetwerk. Verstedelijking is compact. … Of: Zal er langs de wegen en spoorlijnen lintbebouwing ontstaan. De verstedelijking is dan versnipperd. De stad als centraal punt wordt minder belangrijk en bewoners en bedrijven trekken er uit weg.
27
Zuidvleugel Netwerkstad
28
Vervoersnetwerken breiden zich uit en worden gelijkmatig gebruikt. Het fijnmazige onderliggende wegennet is eindelijk verbonden met het hoofdwegennet, waardoor het vervoer van A naar B op een organische, gelijkmatige manier plaatsvindt. Verbeteringen van het openbaar vervoer hebben de toegankelijkheid ervan voor iedereen, overal vergroot. De Stedenbaan doet intussen de gehele oostkant van de Zuidvleugel aan. Dit blijkt niet alleen voordelig voor de woonfunctie van de Zuidvleugel, maar ook voor de bedrijvigheid en het voorzieningenpeil. Langs de Stedenbaan zijn nieuwe industriegebieden ontstaan, die banen opleveren in wat vroeger nog monofunctionele woongebieden waren. Nieuwe voorzieningen ontpoppen zich rondom de Stedenbaanstations. Ze beantwoorden aan alle de noden en wensen van hun uiteenlopende gebruikers, dus ze diversifiëren en specialiseren zich tegelijkertijd.
Goed Innovatie is het product van samenwerking Slecht Samenwerken is samenleven. Culturele identiteiten vervagen tot een homogene massa-identiteit
6
3
7
5
4
1 2
4
2 8
9 3
STEDELIJK NETWERK: de voorkeur gaat uit naar kleine (1) en middelgrote (2) steden. Dit omdat ze onderling moeten samenwerken en agglomeratienadelen uit de weg gaan. Ook bieden ze alle voorwaarden voor een gelukkig gezinsleven. WEGEN NETWERK: totale verknoping van het HSL-netwerk [3] en het hoofd- [5] en nevenwegennet [6] tot een samenhan-
Middelgrote steden groeien harder dan grote. Urbanisatie in Zuidvleugel vindt alleen plaats rond bestaande stedelijke kernen. ‘Groen’ beleid herleeft, maar wordt minder strikt uitgevoerd dan voorheen. Dat wil zeggen: ontwikkeling van ‘rode’ gebieden (bebouwing) is toegestaan binnen groene bufferzones, zolang ze worden gecombineerd met groene of blauwe zones en geen van deze gebieden de ander domineert. Hierdoor komen recreatiegebieden dichter bij urbane gebieden te liggen en zo ontstaan interessante omgevingen voor natuurontwikkeling en wonen. Een netwerk van groene zones verbindt deze recreatieen landelijke woongebieden met de grondgebonden landbouw die intussen natuurvriendelijker is aangelegd.
gend netwerk. SCHOON ENERGIE NETWERK: velden met zonnepanelen (6), en windmolenparken (7). WATER NETWERK: een uitgebreid waterlopensysteem ontstaat door de aanleg van nieuwe kanalen en grachten (8). GROEN NETWERK: het groen heeft vaak de functie van bufferzone en vermengt zich altijd met andere systemen zoals water en verstedelijking [9].
De economie groeit langzaam maar gestaag en de overheid voorziet in alle zekerheden die de markt nodig heeft in deze turbulente tijden. De welvaart wordt door de overheid verdeeld over plaatsen en mensen. Het continentale, Europese sociaaleconomisch model wordt de standaard voor overheidsingrijpen over de hele wereld.
Water heeft meer ruimte gekregen in de Zuidvleugel. Dezelfde logica waarmee het vervoersnet en de openruimte is benaderd, wordt ook op het water toegepast. Dat betekent dat water gelijkmatig is verspreid. Dat geldt zelfs voor de havengebieden, waar bepaalde activiteiten zijn verplaatst naar de Hoeksche Waard. Het waternetwerk is eigenlijk een systeem tussen de polders en het boezempeil, de ‘tussenboezem’, en is onderdeel van het waterbeheer. De lucht boven de Zuidvleugel is perfect helder en schoon. Een handjevol wolken dat aan komt drijven vanaf de kust wordt worden snel verspreid door de windmolens die de gehele kustlijn sieren. Hun wieken reflecteren een waterig zonnetje.
Het Europees Ruimtelijk Ontwikkeling Perspectief, reeds in 1999 ondertekend in Potsdam, wordt door alle lidstaten uitgevoerd, Turkije incluis. Fysieke planning krijgt zijn oude glans terug. De Zuidvleugel is netjes en gezellig, verdeeld maar tegelijk verbonden, polycentrisch zoals altijd. 29
ZUIDVLEUGEL NETWERKSTAD
30
INFRASTRUCTUUR: Er is een zeer uitgebreid infrastruc-
WATER: Water krijgt meer ruimte. Er wordt een netwerk van
tuurnetwerk. Overstappen op een ander transportmid-
waterlopen en tussen boezems aangelegd, dat onderdeel
del verloopt zeer soepel en OV-knooppunten vormen
maakt van het watermanagementsysteem. De combinatie
een magneet voor nieuwe activiteiten. De weginfra-
van verstedelijking en groenontwikkeling met water levert
structuur wordt als een geheel gezien, en het regionale
waterrijke milieus op en maakt dit systeem realiseerbaar.
en hoofdwegennet worden aan elkaar verbonden.
VERSTEDELIJKING: Kleine en middelgrote steden groeien.
GROEN: Het groen is een belangrijk deel van de rood-
Verstedelijking vindt plaats rondom bestaande kernen en
blauw-groene lappendeken, genaamd Zuidvleugel. Het
loopt uiteen qua dichtheid en karakter. De centra van de
ziet er verzorgd uit, is zeer toegankelijk en geschikt voor
grote steden trekken nieuwe voorzieningen aan, die beant-
recreatie. Een netwerk van groene zones verbindt alle
woorden aan de wensen van een multiculturele bevolking.
centra met elkaar, van gebieden waarin natuurvriendelijke landbouw wordt bedreven tot wetlands waarin vogelhabitats ontstaan en landelijke woonmilieus, bebouwd in lage dichtheid. Er is een hoge biodiversiteit.
verstedelijking van diverse dichtheid en karakter robuuste verbindingen tussen groene gebieden netwerk van waterlopen en tussenboezem hoofdwegennet regionaalwegennet
0
10 km
primair stedenbaan secondair stedenbaan
31
KLEIN OP ZIJN HOLLANDS
Belangrijkste ontwikkelingen in scenario Regional Communities (CPB) / Zorgzame Regio (MNP)
ECONOMISCHE ONTWIKKELING
BESTUURLIJKE ONTWIKKELING
-Tempo globalisering neemt af -Arbeidsparticipatie is laag en werkloosheid is hoog -Lage innovatiegraad bij bedrijven vanwege gebrek aan concurrentie -Arbeidsproductiviteitsstijging is gering (1,2% tot 2040) -Relatief hoge werkloosheid (7,3% tot 2040) -Relatief lage economische groei (0,7% tot 2040) -Concurrentieverhouding blijft stabiel. Omvang van productie en consumptie groeit nauwelijks -Nauwelijks doorbraken in ‘harde’ technologie -Verkeer en vervoer nemen beperkt toe. -Autogebruik wordt ontmoedigd. Mobiliteit is middel i.p.v. doel -Landbouw is sterk gericht op het Hollandse produkt -Herstructurering landbouw komt ten goede aan milieu. -Glastuinbouw, melkveehouderij en intensieve veehouderij krimpen. Tuinbouw en akkerbouw blijven stabiel
-Landen hechten sterk aan eigen soevereiniteit EU-uitbreiding blijft beperkt -EU slaagt er niet in institutionele hervormingen door te voeren -Relatief veel Europese regelgeving -Overheid zorgt voor nivellering en gelijke toegang tot zorg en onderwijs -Nauwelijks hervormingen in de collectieve sector -Internationale milieuvraagstukken worden niet opgepakt -Europese emissie-eisen -Overheid geeft financiële vergoeding voor agrarisch natuurbeheer
SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN
ECOLOGISCHE ONTWIKKELING
-Ned. bevolking neemt af tot 15 mln. in 2050 en vergrijst sterk -Aandeel niet-westerse allochtonen neemt beperkt toe -Relatief gelijkmatige inkomensverdeling en onderlinge solidariteit -Matig tempo van individualisering -Gelijke toegang tot zorg en onderwijs -Consumptiepatroon is gericht op prijs en kwaliteit
-Energiegebruik is laag. Meer duurzame energie -CO2-emissies stijgen iets meer dan in mondiale solidariteit -Temperatuurstijging met gemiddeld 3 graden in 2100 -Milieudruk is laag vanwege lage economische groei -Behoud en ontwikkeling van natuur -Behoud van waardevolle landschappen -Watervraag stijgt mondiaal, maar daalt in Europa met 10% t.g.v. efficiënter watergebruik
Bron: ABB, 2005
32
Bandbreedte van ruimtelijke ontwikkelingsrichtingen Water Zal de wateroverlast opgelost worden door gebieden onder water te zetten en zo het wateroppervlak te verhogen? Dit zal samengaan met het ondersteunen van multifunctionele grondgebonden landbouw aangezien deze het gezicht van Nederland vormt. … Of: zal de focus op het lokale – en dus de afkeer van het hogere schaalniveau – er voor zorgen dat er geen draagvlak is voor het regionaal oplossen van het waterprobleem? Water zal daarom slechts opgevangen worden op plekken die niet interessant zijn voor een grondgebonden landbouw op lokale schaal. Open ruimte Wordt de open ruimte teruggegeven aan de natuur? De overheid heeft geld voor een paar bovenlokale natuurprojecten. Enkele lokale initiatieven leiden ook tot een aantal recreatieve voorzieningen. Deze worden echter alleen door de lokale bevolking gebruikt aangezien de steden onderling zo slecht verbonden zijn. Eerst ontstaan veel moerassen ook vanwege de combinatie met water. Later wordt bos het overheersende landschap. Boeren zijn landschapsbeheerders. … Of: Wordt de open ruimte opnieuw tot leven gewekt door een groei aan streekproducten? Er staat een lokale marktvraag. Er is ook veel vraag naar cultuurhistorische landschappen. De Hollandse waterlinie wordt onder water gezet terwijl de Belvedère landschappen, zoals Midden-Delfland, extra worden beschermd. Infrastructuur Komt de gebruiksintensiteit van het gehele wegennetwerk op het niveau van lokale wegen? Dit is het gevolg van het gebrek aan investeringen en achterstallig onderhoud waardoor de kwaliteit van de wegen drastisch afneemt. Ook de gemiddelde verplaatsingsafstand neemt af. De fiets wint aan importantie als vervoersmiddel. Het enige geld wat de overheid nog heeft wordt geïnvesteerd in het laten rijden van treinen op bestaand spoor. … Of: Worden een aantal nieuwe wegen aangelegd om het goederentransport met het achterland enigszins op peil te houden? Door de investeringen in de wegen heeft de overheid niets meer te investeren. Hierdoor worden private bussen en bootdiensten een belangrijk vervoermiddel. De bussen en boten zijn tweedehands en worden vanuit het buitenland geïmporteerd omdat ze daar niet meer voldoen. Voor de Zuidvleugel is het echter de enige mogelijkheid voor openbaar vervoer. Verstedelijking Komt er een vlucht uit de steden naar het platteland? De mensen willen een gezellige woonomgeving. Er komt meer vraag naar communes waar mensen in een dorp wonen wat zelfvoorzienend is. … Of: Zullen de krimpende steden de veiligste plekken zijn om te wonen? Het is vooral wachten op betere tijden.
33
KLEIN OP ZIJN HOLLANDS
34
Het Westen heeft terrein prijs gegeven aan Azië. De kosten van transport zijn zo hoog geworden, dat alleen lokale productie en handel nog rendabel zijn. De economische groei stagneert en er is nauwelijks vraag naar grond. De grondprijs stort in en grote stukken land worden over gegeven aan het water. Bossen begroeien deze moerassen en de Zuidvleugel begint te lijken op een landschapsschilderij uit de zestiende eeuw. Landbouw, voor zover het plaatsvindt op een grotere schaal dan die van volkstuintjes, is gericht op streekproducten en neemt zijn toevlucht tot dynamische vormen, met multifunctionele landschappen als gevolg.
Goed De band tussen Moeder Natuur en de mens is terug. Slecht Moeder Natuur blijkt hard! Technologische vooruitgang had zijn voordelen.
Grote steden zijn te duur geworden om in te wonen, omdat vervoer zoveel kost. Mensen verhuizen daarom naar kleine kernen, waar de fiets de auto vervangt als vervoermiddel voor korte afstanden. De rijtjeshuizen in deze kleine kernen worden onderhouden met gerecycled materiaal uit de verlaten steden. Grote steden krimpen en verliezen hun metropolitane karakter. Ze fragmenteren en hun diversiteit verdwijnt. Het hele wegennet degradeert, omdat onderhoud te duur is. Lokale wegen veranderen in zandpaden, bijna geschikter voor fietsen dan voor auto’s. Alleen enkele strategische wegen zijn nog geasfalteerd. Hierlangs bevinden zich concentraties van industrieterreinen. Railtransport en transport over water worden voor lange afstanden het meeste gebruikt, omdat ze het goedkoopst zijn. Bij Maassluis kan men, langs wegrottende zeecontainers, een dichte mist zien wegdrijven boven een bos dat zich uitstrekt van Schiedam tot Gouda. Het zachte geritsel van de bladeren overstemt een eindeloze motregen, die fluisterend neerdaalt op het lage water van de moerassen in de Zuidvleugel.
6
6
4
7 6 3
5
3
1 2
POLDERDORPEN (1): de polder is een gebruikslandschap. De melk, het brood, het fruit. De polder is de vindplaats van levensbehoeften. ZANDPADEN (2): het wegennetwerk wordt gedegradeerd. MOERASSEN (3): het grondwaterpeil wordt verhoogd WOUD VORMING (4): er is geen geld voor beheer van groene gebieden. WINDMOLENS (5): bestaande molens worden hergebruikt. LANDELIJK WONEN: zelfvoorzienende landelijke communes (6) af-gesloten van de bewoonde wereld. En (7) verrommeling van bestaande steden.
35
3. BEOORDELing
Tot hier hebben we de volgende weg bewandeld: eerst lieten scenario’s in een breed kader zien welke toekomstige onzekerheden er zijn en hoe deze onderling van elkaar afhankelijk zijn. Vervolgens schetsten de verbeeldingen – naar de interne logica van de scenario’s – in grafische vorm enkele van de denkbare ruimtelijke uitkomsten. Desondanks ging het niet om toekomstvoorspellingen: de verbeeldingen waren gebaseerd op de ‘wat als’-redenering van de scenario’s. Ze lieten zo zien wat de ruimtelijke implicaties van die redenering zouden kunnen zijn. Verschillen tussen de verbeeldingen komen dan ook voort uit de interactie/wisselwerking tussen de scenario’s en de ontwikkelingsrichtingen. Die verschillen worden zichtbaar op de kaarten en collages. Maar welke belangrijke dimensies liggen aan die verschillen ten grondslag? En met welke dilemma’s zal de fysieke planning gepaard gaan?
staat die wordt bepaald door de interpretatie van kwesties die zowel dichtbij als ver weg kunnen liggen. Als we dat in gedachten houden, kunnen we nu terugkeren bij de belangrijke opgaven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Zuidvleugel. En die – met de uitkomsten van de verbeeldingen in handen – tot onderwerp maken van de bifocale aanpak. De uitkomsten van de verbeeldingen helpen de actuele dilemma’s zichtbaar te maken. Ook laten ze zien van welke tradeoff keuzes we zeker geen spijt zullen krijgen, gezien de verschillende ‘toekomsten’ die de scenario’s bevatten en die niet op directe wijze gestuurd kunnen worden.
WATER
Hoe kunnen we de wateroverlast en overstromingsrisico’s beperken? Geven we meer ruimte aan water of neEen bifocale aanpak men we onze toevlucht tot technologische De notie van een ‘bifocale’ benadering is oplossingen? Dit lijkt het belangrijkste even hiervoor geïntroduceerd. Een derdilemma voor zowel de Zuidvleugel (die gelijke notie is afkomstig uit de managevrijwel geheel onder de zeespiegel ligt) mentwetenschappen en veronderstelt dat als voor andere gebieden. Het bouwen van men niet met zekerheid kan zeggen hoe dijken en andere waterkeringen is duur en de toekomst eruit ziet en zelfs niet kan niet altijd uitvoerbaar in stedelijke gebieanticiperen op de meest belangrijke verden. Los daarvan levert het geen zekerheid anderingen die er zullen optreden. Deze tegen wateroverlast van rivieren (omdat het onzekerheid zorgt ervoor dat het stratewater stroomafwaarts hoger komt, zoals gisch denken verankerd moet zijn in het ook bleek bij de recente overstroming van hier en nu, ondertussen rekening houdend de Elbe). Enkel en alleen vertrouwen op met toekomstige ontwikkelingen. Niet in het pompen van water en het bouwen van de zin dat planning op die ontwikkelingen barrières, zoals geschetst in de verbeelding gebaseerd worden. Wel door te bepalen bij Rotterhaagse metropool, lijkt geen uitwelke mate van flexibiliteit de keuzes die nu voerbare oplossing voor de lange termijn. gemaakt worden in de toekomst overeind Toch kan het ontwikkelen van kunstmatige kunnen blijven. Dit houdt in dat de bifocale barrières in de zee, die zowel bescherming aanpak een strategische denkwijze voorals andere doelen dienen (zoals het eiland
Ellis Island, F.LL. Wright
38
in Zuidvleugel Kenniseilanden), een aantrekkelijk middel worden. Precies zoals The Palm (Dubai) dat is: aantrekkelijk genoeg voor private partijen om de ontwikkeling ervan voor hun rekening te nemen onder leiding van PPS of andere, soortgelijke samenwerkingsverbanden. Een andere mogelijkheid, die meer ruimte schept voor water, roept – hoe aanlokkelijk het in eerste instantie ook klinkt – eveneens lastige vragen op. Waar is die ruimte beschikbaar? Lossen die locaties problemen met water ook op in verstedelijkte gebieden, waar ruimte juist het schaarst is? Kunnen ander gebruik van land en/of andere activiteiten op dat land worden gecombineerd met water in een zogenaamde win-winsituatie? En op welke schaal dan, of moet deze kwestie eerder bekeken worden vanuit een hydrografisch gezichtspunt en los van de bestaande bestuursorganen (zie ook het Nationaal Bestuursakkoord Water)? Het simpelweg – waar mogelijk – beschikbaar maken van meer hectares voor waterberging, peilverhoging en waterdynamiek (net zo in de verbeelding Klein op zijn Hollands) zal enkele van de meest dringende problemen oplossen, zoals verzilting, bodemdaling en overstromingsrisico. Het betekent echter ook dat de kosten om deze oplossing te implementeren (uitvoeringskosten maar ook de kosten van het overbieden van andere ruimteclaims) op de een of andere manier voldaan moeten worden, net als de waarschijnlijk hoge onderhoudskosten op de lange termijn. Hier is het zinnig om te kijken naar meervoudig ruimtegebruik, waarbij verstedelijking gecombineerd wordt met watermanagement. Bijvoorbeeld door nieuw, open water te scheppen (op afstand of in de nabijheid van de stad), dat zowel dient als recreatiewater en als stedelijke buffer. Provincies en gemeenten worden in de
Nota Ruimte aangewezen als de verantwoordelijke organen voor deze kwestie. Zij zouden bij het inrichten van stedelijke gebieden hun toevlucht moeten nemen ‘waterneutrale’ of ‘waterpositieve’ constructies (Nota Ruimte). Zoals aangegeven in de verbeelding Zuidvleugel Kenniseilanden kunnen deze ad hoc oplossingen bijdragen aan de oplossing van het probleem, maar de algemene efficiëntie en kwaliteit van het landschap blijft daarbij onder druk staan. Als daarbij gekeken wordt naar de mate van fragmentatie en de mate van bereikbaarheid, hebben dergelijke oplossingen weinig te bieden. Veel waterbassins verspreid over de Zuidvleugel kunnen via openbaar vervoer wel eens problematisch bereikbaar zijn voor recreatie. Eveneens komt het bestaan van het enorme polderlandschap in gevaar. Anderzijds kunnen de andere systemen (zoals natuurgebieden of netwerken van openbaar vervoer) de overkoepelende rol overnemen die water in de polder speelt en een even sterke structuur scheppen voor natuur en het polderlandschap. Een ambitieuzer beleid wordt voorgesteld in Zuidvleugel Netwerkstad. Daarin wordt het netwerkmodel, dat eerder werd uitgewerkt door H+N+S voor de Deltametropool (2001), gebruikt en verbreed om de hele Zuidvleugel te omvatten. Dergelijk beleid lijkt beter geschikt om verschillende gebieden aan elkaar te verbinden en lost het bereikbaarheidsprobleem op door stedelijke netwerken aan elkaar te koppelen. De prijs die daarvoor betaald moet worden is niettemin hoog, omdat een dergelijk plan niet alleen veel investeringen vergt, maar ook een betere (bestuurlijke) coördinatie op het niveau van de Randstad. Tot slot kunnen we zeggen dat er is geen ‘one size fitting all’ is. Regionale en eventueel lokale oplossingen kunnen nuttiger zijn dan een generieke (nationale) benadering.
DUBAI PALM ISLAND Bron: www.gesource.ac.uk
39
Water kan daarbinnen een ‘ontwikkelend instrument’ worden dat net zo krachtig is als infrastructuur en verstedelijking – ondergelopen gebieden moeten niet als braakliggend terrein beschouwd worden. Ten eerste kunnen zulke gebieden relatief nieuwe economische activiteiten mee brengen die ze tot andere typen ‘gebruiks– landschap’ vervormen (bijv. ‘energy crops’ cultiveren, waterzuivering en –reiniging, bepaalde kassenbouw die water als cultuurgrond gebruikt, enz.). Ten tweede kan water helpen verschillende behoeften te accommoderen door te kiezen voor oplossingen die meer beogen dan slechts een probleem op te lossen: van identiteit (water kan helpen om de historische identiteit van steden en landschappen te hernieuwen) tot nieuwe functies die in aantal toenemen (nieuwe landbouwmethoden en -oogsten, natuurontwikkeling, verswater buffers, ‘wet housing’).
OPEN RUIMTE
Wat voor perspectieven heeft de landbouw (zowel extensief als intensief) in de Zuidvleugel, die onder druk komt te staan als gevolg van recente ontwikkelingen op de wereldmarkt en Europese voorschriften? Het belang van landbouw wordt, in elk geval in Europa, geassocieerd met de vitaliteit van het platteland. Zo werd het geformuleerd in de tweede conferentie van de Europese Commissie in Salzburg (2003, zie ook de Agenda voor een Vitaal Platteland). Wanneer de Europese subsidies eenmaal verlaagd worden en de ‘Doha agreements’ steeds belangrijker worden, is een competitieve agrarische sector plotseling een levenskwestie. De in eerste instantie geschetste alternatieven richten zich op diversificatie, innovatie en het verbouwen van producten met een hoge toegevoegde waarde. Minstens zo belangrijk is de bijdrage van bepaalde vormen van landbouw aan het behoud van cultuurlandschappen en het onderhouden van de omgeving. Dit geldt met name bij grondgebonden landbouw, de meest kwetsbare in de globaliserende markt. De Europese Commissie onderstreept voor deze vorm van landbouw de noodzaak om, op zijn minst gedeeltelijk, over te schakelen naar een meer servicegerichte economie, en daarnaast veelzijdiger te worden in zijn methoden. In de Zuidvleugel nemen zowel grondgebonden als niet-grondgebonden landbouw grote stukken land in. De laatstgenoemde vorm van verbouwen – waaronder kastuinbouw, permanente verbouwing van bloembollen en verbouwing in potten – heeft een sterke positie in de wereldmarkt. De landelijke overheid spreekt in de Nota Ruimte de intentie uit om deze sector te versterken door deze vormen van landbouw te concentreren in zogenaamde ‘greenports’. Op die manier wordt de efficiency in transport en logistiek bevorderd en dit leidt waarschijnlijk tot het ontstaan van schaaleconomieën. 40
Wat betreft de grondgebonden landbouw (zoals akkerbouw en melkveehouderij) wordt het streven naar dynamische vormen van productie aangemoedigd. Dit geldt ook voor implementatie van andere ‘groene’ diensten die niet noodzakelijkerwijs te maken hebben met voedselproductie, zoals recreatie (bv. campings en activiteiten voor kinderen op boerderijen) en beheer van het landschap (waarbij ook water- en milieukwesties in overweging worden genomen). In elk geval delegeert de landelijke overheid het aansturen van deze overgang naar de provincies. Het dilemma, zoals dat naar voren kwam in de verbeeldingen, ligt in de keuze tussen enerzijds een steeds meer kunstmatige landbouwsector (zoals in de Rotterhaagse Metropool verbeelding) en in het algemeen een meer kunstmatig landschap, en anderzijds herstel van de natuur in oude staat, gebruikmakend van dynamische vormen van bewerking en beheer (zoals in verbeelding Klein op zijn Hollands). In het eerste geval kunnen oplossingen voor milieuproblemen een belangrijke rol spelen bij de verdere ontwikkeling ervan (zoals verzilting, waar diverse intensieve teelten gevoelig voor zijn en bodemdaling, vooral in de veenweidegebieden van het Groene Hart). In het tweede geval lijken meer ruimte en veranderde technieken, die leiden tot diversiteit, sterke punten. Deze hybride opties zijn niet per se beter. In Zuidvleugel Kenniseilanden overleven alleen kennisintensieve landbouwbedrijven (Boskoop en Bollenstreek) en worden deze ingebed in een bredere landschapsstructuur, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die zorgt voor ecologische processen en deze exploiteert voor recreatie. Boeren worden daar gedegradeerd tot EHS-beheerders, aangezien grondgebonden landbouw verdwijnt. In Zuidvleugel Netwerkstad wordt het watersysteem verstrengeld met groene gebieden en gecultiveerd land. Een optie die, met het oog op duurzaamheid op lange termijn, van de landbouwsector zou vragen competitiviteit te zoeken in de watergebonden landbouw. Alles bij elkaar ziet het er naar uit dat de toekomst van de landbouw in de Zuidvleugel sterk zal afhangen van hoe omgegaan wordt met de nieuwe uitdagingen. Die worden gevormd door de toestand van de grond (o.a. water, bezinksel etc.) en door concurrerende bestemmingen van de grond (bv. recreatiegebieden, natuurgebieden, nieuwe verstedelijking, etc.), nu de landbouw vervalt als groot belang in de ruimtelijke ordening.
INFRASTRUCTUUR
turele bezetting) wordt het debat over files Hoe om te gaan met afnemende bemeestal bepaald door economische en mireikbaarheid (van zowel transportlieugerelateerde overwegingen. Belangrijke en communicatienetwerken)? gevolgen van files zijn immers verlies van Als er niets gebeurt zal de verstopping van productiviteit en meer geluidsoverlast en het Nederlandse wegennet in 2020 verdub- luchtvervuiling. De vraag naar vervoer blijft beld zijn in omvang, zo waarschuwt de Nota min of meer in lijn met economische groei Ruimte. De verstopping ontstaat door een toenemen. Dit geldt ook voor de verstopgroeiend aantal auto’s op de weg en doorping in andere netwerken (zoals communidat er met die auto’s steeds meer kilocatie), zij het in mindere mate. meters gereden worden. Dit is mede een Technologische ontwikkeling zou een evengevolg van – en dit geldt met name voor redige toename in luchtvervuiling kunnen de Zuidvleugel – de stedelijke samenhang. helpen voorkomen, maar dat geldt niet Want als stedelijke netwerken meer steun voor de druk op onze fysieke omgeving, die geven aan publieke faciliteiten en diensten onlosmakelijk verbonden is met de toeen kansen creëren voor het optimaal bename in mobiliteit van de bevolking. Zoals nutten van de schaarse ruimte is het ook wordt geschetst in verbeelding Klein op zijn nodig dat mensen en goederen intensiever Hollands: als de groei afneemt, is het waargaan bewegen tussen plaatsen. Openbaar schijnlijk dat de vraag naar mobiliteit ook vervoer wordt daarbij door gebruikers afneemt. De luchtvervuiling zal niet prosteeds meer gezien als een ontoereikende portioneel dalen, omdat oude, zwaar veroplossing voor de toenemende behoefte vuilende auto’s op de weg blijven. Mobiliteit aan mobiliteit. Naast puur ruimtelijke kan ook kunstmatig beperkt worden: door overwegingen (gerelateerd aan infrastrucmiddel van excessieve prijsverhogingen of 41
door middel van een beleid dat nabijheid (tussen mensen en landgebruik) prioriteit geeft boven toegankelijkheid. Transit Oriented Developments (TOD), geherinterpreteerd door de New Urbanism-stroming in de VS, is een voorbeeld van dergelijke oplossingen. Over het algemeen wordt een afname in toegankelijkheid aangepakt door de draagkracht van het netwerk te vergroten. Dit gebeurt dan óf door de oppervlakte toe te laten nemen (meer wegen, meer rails), zoals in de Rotterhaagse Metropool verbeelding, hoewel slechts de strategisch belangrijke verbindingen zich uitbreiden; óf door de bestaande infrastructuur efficiënter te gebruiken (door middel van prijsbepaling, betere signalering, verbeterde veiligheid, een multimodale benadering, maatoplossingen voor het OV, verbindingen tussen nationale en regionale netwerken, etc). Het aanleggen van nieuwe infrastructuur is duur en kost relatief veel tijd. Zullen deze investeringen hun geld opbrengen als – om welke reden dan ook – de groei afneemt of de samenhang wankelt? Voor zover het antwoord op deze vraag positief is voor de ICT-sector, is de uitkomst voor transportnetwerken twijfelachtig. Ook wat betreft onderhoud: een dergelijke oplossing kan op lange termijn een zwaardere last worden dan welke andere oplossing dan ook. Een efficiënter gebruik van de bestaande infrastructuur lijkt in principe een keuze waar men op lange termijn geen spijt van hoeft te krijgen. Toch moeten we in ons achterhoofd houden dat de graad van effectiviteit varieert met het doel dat gediend wordt (niet elke activiteit/gebruiker is even gevoelig voor maatregelen). Dit betekent
MOTOPIA, G.A. Jellicoe (1961) Bron: thingsmagazine.net
42
dat plannen gemaakt moeten worden in relatie tot andere variabelen (bv. verstedelijking, economische activiteit) en primair om het aanbod te variëren. Gebeurt dit niet dan kan het systeem efficiënt werken, maar zullen sommige gebruikers buitengesloten worden (zie Zuidvleugel Kenniseilanden). De meest opvallende moeilijkheid in deze werkwijze is het opsporen van die eigenaardigheden. Ook kan het aantoonbaar minder flexibel zijn dan een generieke benadering, gebaseerd op het koppelen van soortgelijke netwerken en op een makkelijke overdracht tussen deze netwerken. In het specifieke geval van Zuidvleugel Netwerkstad verbeelding, waarin een uitvoerig, goed verbonden transportnetwerk wordt gepresenteerd, ontstaan uiteindelijk vragen. Bijvoorbeeld over de prestaties van een polycentrisch stedelijk model afgezet tegen die van een reeds bestaand model, gebaseerd op gescheiden, functionele regio’s. En over de geschiktheid ervan voor bepaalde economische sectoren (een kenniseconomie lijkt bijvoorbeeld gevoeliger voor nabijheid en agglomeratievoordelen). Hoe dan ook, de beloofde functionele wederzijdse afhankelijkheden langs de doorgaande lijn (zoals de Stedenbaan) verhullen meestal de bijkomende complicaties. Die kunnen ontstaan door (i) een disproportionele toevlucht tot openbaar vervoer en (ii) ongewenste gevolgen, zoals stijgende sprawl rondom stations of een afnemende basis voor voorzieningen in de steden door het plaatsen van nieuwe voorzieningen binnen en rondom OV-knooppunten. Tot slot zijn de voordelen van multimodale ‘hubs’ (waar alle transportmogelijkheden samenkomen) ten opzichte van verschil-
lende en gescheiden systemen tot op heden onduidelijk. Want is het inderdaad zo dat dergelijke ‘hubs’ het overstappen makkelijker maken? Wanneer er slechts enkele van deze hubs zijn, werkt het systeem eerder als een tunnel dan als een goed netwerk (dat gelijkmatig doorstroomt). Kan bereikbaarheid in het algemeen als een publieke zaak worden beschouwd? Zo ja, dan is de markt zelf niet in staat om onbereikbaarheid te oplossen. Hoe dan ook kunnen bedrijven en private partijen aangesproken worden om hun bijdrage te leveren. Wijdverbreide invoering van technologische verbeteringen (zoals elektronische beprijzing en vervuilbelasting op de wegen) kunnen het gebruik van schaarse stukken weg reguleren en helpen bij het aanpakken van de grootste vervuilers, maar een mentaliteitswijziging in de verkeersen vervoerspatronen kunnen ook nuttige resultaten opleveren. Ook versplinterde netwerksystemen (privaat en publiek, lange en korte afstand) kunnen hier uiteindelijk even gewoon worden als in andere landen.
• In het Tussengebied, het gedeelte tussen Rotterdam en Den Haag dat strekt van het Westland tot aan Gouda, gaat de strijd om grond tussen kassenbouw en nieuwe verstedelijking. De Rotterhaagse Metropool verbeelding schetst een situatie waarin kassen de boventoon voeren, waar ze in de andere verbeeldingen pas op de plaats moeten maken als competitieve sector en het moeten doen met de ruimte die nu beschikbaar is –Klein op zijn Hollands, enige ruimte moeten inleveren in verband met beperkende milieumaatregelen –Zuidvleugel Netwerkstad, of zelfs moeten verdwijnen, waarna de vrijgekomen grond wordt ingezet voor andere doeleinden –Zuidvleugel Kenniseilanden. • De Bollenstreek en Alphen a/d Rijn ondervinden de invloed van Schiphol, waar een niet te stoppen groei van het vliegveld (en daaraan gerelateerde activiteiten) de vraag naar woningen steeds verder naar het zuiden doet opschuiven. Wanneer economische groei zou stagneren, zou deze opschuivende vraag verdwijnen. Nieuwe bewoners zouden in dat geval eerder voor deze omgeving kiezen vanwege de onafhankelijkheid die mogelijk wordt gemaakt Welke ruimteclaims zijn er te verdoor de vruchtbaarheid van de grond aldaar wachten en hoe kunnen die claims –Klein op zijn Hollands. Als de kennisintende verstedelijkingsdynamiek en sieve landbouwtak van de Bollenstreek en -vorm beïnvloeden? Welke factoBoskoop op zou bloeien en de Universiteit ren geven richting aan dit proces? Leiden hieraan zou bijdragen met Fysieke planning heeft altijd een cruciale ‘Research & Development’-programma’s, rol gespeeld in het vinden van een balans zou zich een stad met een geringe bevoltussen enerzijds private wensen en ander- kingsdichtheid kunnen ontwikkelen tussen zijds het beschermen van zaken van puLeiden en Gouda. Dit proces zou gestuurd bliek belang (zoals landschap, voorzieninkunnen worden door de aanleg van een gen, stedelijke zaken, etc.). Een balans die zogenaamde ‘light rail’-verbinding die deze voortdurend opnieuw geformuleerd moet nieuwe verstedelijking een eigen verbinding worden. Dit is in het bijzonder het geval in zou geven –Zuidvleugel Kenniseilanden. Nederland. De Nota Ruimte stelt dit (eeuStrengere milieuwetgeving zou ook hier een wige) compromis te bevorderen door stimu- rol kunnen spelen. De geluidsproblematiek lering, herstructurering en transformatie van Schiphol zou zich kunnen uitbreiden van zowel verouderde stedelijke districten tot aan Leiden, waarmee de herontwikkeals bedrijfsterreinen in het algemeen. De ling van de Bollenstreek als woonomgeving steden worden gezien als activa en alle gehinderd zou worden. Dat zou dan niet ontwikkelingsinspanningen zouden bevorgelden voor het gebied rond Alphen a/d derlijk moeten zijn voor optimaal gebruik Rijn, dat intussen zijn eigen treinverbinding daarvan. kan hebben. Die loopt dan vanaf Schiphol Nochtans blijft het dilemma tussen hernaar Gouda, Dordrecht en verder. Gouda en structurering van bestaande verstedelijkte Dordrecht zouden in die situatie een nieuwe gebieden of nieuwe ontwikkelingen in open rol kunnen vervullen als steden van de eerruimte overeind, aangezien de ruimte-eisen ste categorie ¬–Zuidvleugel Netwerkstad. met het tempo van de economische groei Maar het zou ook kunnen dat Alphen a/d toenemen. Het is onwaarschijnlijk dat alle Rijn en de Bollenstreek daadwerkelijk bij nieuwe ontwikkelingen plaats zullen vinSchiphol betrokken worden. Alphen a/d Rijn den in bestaande stedelijke gebieden. Dit is zou in dat geval een scharnierpunt worden, ook het uitgangspunt van de Nota Ruimte, vanwaar de distributie van de glasbouwdie een minimum aandeel van 25% van het producten plaatsvindt via een nieuw aan te totale uitbreidingsprogramma laat plaatsleggen snelwegverbinding met tolheffing. vinden in bestaande stedelijke gebieden. De Bollenstreek zou in de bloemeninduDaaruit volgt de vraag waar de rest van de strie het nieuwe centrum kunnen worden nieuwbouw zal plaatsvinden en welke prin- voor kantoren en woningbouw. In dat geval cipes daarbij in acht worden genomen. zou dit gebied opnieuw ingericht worden, In de Zuidvleugel moet aan concrete ruim- naar een indeling met geringe dichtheid telijke eisen tegemoet worden gekomen en die de landschapskwaliteiten van de tuindeze verschillen per locatie en (geplande) bouw verder zou exploiteren –Rotterhaagse activiteit. Metropool.
VERSTEDELIJKING
43
Tussenruimte, foto: R. Poelonjee
• Aan de zuidflank van de Zuidvleugel (IJsselmonde, Hoeksche Waard, VoornePutten, Drechtsteden) zorgen ondernemingen in de distributiesector (veelal grootschalige ruimte) en woongebieden met lage bevolkingsdichtheid ervoor dat gebruik van de grond voor andere doeleinden steeds minder goed mogelijk is. De uitbreiding van de Maasvlakte zal de schaal waarop deze ontwikkeling plaatsvindt waarschijnlijk vergroten, richting Middelburg en verder. Deze tendens zou versterkt kunnen worden door een mogelijke samenwerking tussen de havens van Rotterdam, Gent en Antwerpen, waardoor het zwaartepunt van logistieke centra zou verplaatsen naar Zierikzee en Vlissingen –Rotterhaagse Metropool. Wanneer weinig tot geen handel zou plaatsvinden via de Rotterdamse haven, zou het huidige gebruik van het boerenland in stand blijven. Dat kan in de vorm van het open polderlandschap dat we kennen, onderhouden door boeren-beheerders –Zuidvleugel Kenniseilanden. Een andere mogelijkheid is het op te splitsen in kleinere percelen die worden ingesloten door groene gebieden en geschikt zijn om nieuwe gewassen te verbouwen, volgens nieuwe methoden 44
–Klein op zijn Hollands. Als door milieuwetgeving strenger zou worden toegezien op het tegengaan van vervuiling van de Maas, door middel van een intensief boetebeleid, zou de bedrijvigheid in het gebied kunnen afnemen (door hoge kosten). Een andere mogelijkheid is dat bedrijven bereid zijn om voor de kosten op te draaien. Het gebied kan in dat geval uitgroeien tot het schoonste van de Zuidvleugel. Dan zou het nieuwe bewoners aantrekken, vooral naar de dorpen rond Voorne-Putten en de Drechtsteden –Zuidvleugel Netwerkstad. • In Rotterdam en omgeving zou een uitbreiding van de haven richting de zee een vernieuwing van de landinwaartsdokken mogelijk kunnen maken, alsmede de overgang naar nieuwe, multifunctionele gebieden die aan de stad worden gebouwd –Zuidvleugel Netwerkstad. Tegelijkertijd zou deze ontwikkeling een beslag leggen op de aanleg van recreatiegebieden in de nabije omgeving, vanwege de voorziene toename in distributiestromen in het achterland en het ontstaan van bijbehorende logistieke centra –Rotterhaagse Metropool. Hetzelfde zou gebeuren bij een groei van
Tussenruimte, foto: R. Poelonjee
vliegveld Zestienhoven, waardoor al met al de uitbreidingsmogelijkheden van de stad beperkt zullen worden. Positief zou zijn dat Rotterdam een compactere stad wordt, met een aantrekkingskracht in de vorm van stedelijke belevingswaarde. Verder kan met omliggende gemeentes gezocht worden naar allianties op het gebied van het voorzien in een meer ‘groen’-georiënteerde omgeving. Dezelfde ontwikkelingen zijn mogelijk voor Den Haag en middelgrote steden als Delft, Leiden, Gouda, Zoetermeer en Dordrecht. Het is duidelijk dat de kenmerken van de steden – zowel de natuur (zoals bodem of water), als de ligging (zoals de positie in een verkeersnetwerk) – verschillend worden benut, afhankelijk van de sociaaleconomische en institutionele context van de Zuidvleugel. De enige constante is de vraag naar extensieve woonmilieus (vooral woningen in groenstedelijke, dorpse en landelijke milieus) en het in het verlengde daarvan liggende risico van sprawl indien visie ontbreekt. Sprawl gaat verder dan een lage bevolkingsdichtheid: het gaat ook om fragmentatie, verlies aan diversiteit en het leunen op het gebruik van de eigen
auto voor vervoer. De vraag is dan ook: moet nieuwe verstedelijking gespreid of geconcentreerd worden? En op welke plek? Er moet aandacht geschonken worden aan de wederzijdse afhankelijkheid tussen vervoersnetwerken en verstedelijking, en daarmee, in lijn met de verschillende programma’s, met de grootte en de mogelijkheid om deze twee elementen samen te brengen. Compacte verstedelijking zorgt op zich niet noodzakelijkerwijs voor een intensiever gebruik van grote doorgangswegen. Dit wordt wel beter mogelijk omdat de behoefte aan een minimum aantal gebruikers makkelijker vervuld kan worden. Maar andere overwegingen dan puur het bestaan ervan lijken belangrijker, bijvoorbeeld de vorm van het netwerk, de prijs, het gebruik, de kwaliteit, etc. De auto zou de voorkeur kunnen houden als transportmiddel, zeker wanneer de bestemmingen van gebieden zeer van elkaar verschillen. Anderzijds, als spreiding wordt gestimuleerd, is het openbaar vervoer alleen bruikbaar als het is aangepast aan de verschillende locaties en gebruikers (zoals bijvoorbeeld in België en Spanje). Tenzij de spreiding zou gelden voor zowel woning als werk en deze twee zaken 45
dicht bij elkaar gehouden worden. Zie hier de bijdrage van de ‘Garden Cities’-stroming in de vorm van ‘deconcentrated concentration’. Als spreiding slechts geldt voor woningen, terwijl banen en voorzieningen steeds meer geconcentreerd worden in bestaande Central Business Districts (CBD’s), zou het Amerikaanse ‘suburban model’ de boventoon moeten voeren, tenzij er een goede OV-verbinding bestaat tussen de verschillende bestemmingen (zoals de ‘Smart Growth’-stroming voorstelt). Tot slot lijken voorzieningen een steeds belangrijker strategische rol te spelen in de manier waarop verstedelijking plaatsvindt. Dit is het gevolg van het feit dat mensen steeds meer reizen om andere redenen dan werk (‘undirected travel’). De keuze tussen meer spreiding of juist meer concentratie van deze diensten in (nieuwe of bestaande) centra lijkt dan ook al even doorslaggevend.
en ambities kunnen een nuttige bron zijn voor deze indicatoren. Wat op lange termijn ruimtelijk haalbaar is kan namelijk niet los gezien worden van de ambities en de politieke wil waarmee het besluitvormingsproces wordt gestuurd. Alleen dan kunnen deze toekomstbeelden een meerwaarde hebben boven niet-ruimtelijke beelden. - BEHOUDEND, aangezien de gehanteerde argumentatie is gebaseerd op het heden (de toekomst en bijbehorende risico’s blijven onbekend). - COMPLEX, omdat zij onderling verbonden systemen en een veranderlijke omgeving behandelen, waardoor lineaire causaliteit niet van toepassing lijkt. De complexiteit van de verbeeldingen neemt nog eens exponentieel toe doordat het gebied in kwestie steeds verder groeit, zover dat een dat studie naar deze vraagstukken nog maar nauwelijks uitvoerbaar is.
Slotbeschouwing
Maar, de verbeeldingen bieden ook een OVERZICHT van de verbanden tussen vraagstukken en mogelijk een beter begrip van de krachten die ten grondslag liggen aan ontwikkeling en verandering.
De bedoeling van dit onderzoek is om te laten zien hoe het analytische kader achter de verbeeldingen tevens geschikt is voor een diepgaande, strategische analyse op maat. Om deze analyse van nut te laten zijn, zijn enkele opmerkingen betreffende de argumentaties van de ruimtelijke verbeeldingen noodzakelijk. Deze zijn: - SPECULATIEF en verre van realistisch of waarschijnlijk; ze presenteren – gezien het karakter van de scenario’s – enkele onzekere uitkomsten, en deze kunnen niet aangepast worden. Het is daarom de vraag in hoeverre deze uitkomsten bepalend kunnen zijn bij het maken van keuzes. De verbeeldingen zijn eerder geschikt om het kader aan te passen waarbinnen de keuze gemaakt worden (de ‘wat als’-vraag). Maar niet de keuzes zelf. - ASSOCIATIEF, hetgeen inhoudt dat ze helpen in te zien hoe het ene vraagstuk in verbinding staat met het andere. Bijvoorbeeld hoe de keuze ten aanzien van het watervraagstuk invloed heeft op het vraagstuk van de ruimtelijke behoeften, en vice versa. - RADIAAL, hetgeen inhoudt dat de verbeeldingen niet alleen duidelijk maken waar wederzijdse afhankelijkheid bestaat, maar daar ook richting aan geven, omdat ze in alle richtingen werken. Infrastructuur ten behoeve van transport en havenuitbreiding hebben bijvoorbeeld alles met elkaar te maken. Elke uitbreiding van de haven zal vervoersstromen doen toenemen. Dit betekent dat meer vervoerscapaciteit nodig is als men verstopping van het wegennet wil voorkomen. Dit werkt evenwel niet in omgekeerde richting; grotere vervoersstromen maken een uitbreiding van de haven niet in elk geval noodzakelijk. - PROBLEMATISCH OM TE BEPALEN. Om de waarde van de ruimtelijke verbeeldingen te bepalen, zijn indicatoren nodig die expliciet ruimtelijk zijn. Politieke plannen 46
4. WAT NU?
Er bestaan reeds diverse initiatieven met de toekomstige ruimtelijke planning van de Zuidvleugel als onderwerp. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (PZH, 2004), de BPZ projectenlijst en recenter, de BVR-visie zijn slechts enkele. Ze verschillen allemaal van elkaar wat betreft benadering. Naast overtuigde ideeën over hoe een alomvattende fysieke planning de ontwikkeling van de Zuidvleugel tot in de verre toekomst kan sturen, bestaan pragmatischer tactieken voor de korte termijn, die in sommige gevallen specifieke projecten voor specifieke doelen hebben. Een voorbeeld hiervan is de verbetering van de concurrentiepositie van de Zuidvleugel.
afhangen van strategische keuzen die op een bepaald moment in de tijd zijn gemaakt. Daarom is het noodzakelijk om te reflecteren op de toereikendheid van dergelijke strategische keuzen en met name ook op onze veronderstellingen ten aanzien hiervan. Dit vereist: - een nauwe samenwerking tussen beleidssectoren en overheidslagen, naast actieve en regelmatige samenwerking met sociale partners. Het is belangrijk een verhaallijn op te bouwen die de aandacht van verschillende sectoren en overheden kan leiden en helpt om ze te coördineren. - hechte communicatie tussen politieke en technische organen, waarbij technici ook worden gezien als deelnemers aan de saDe bifocale aanpak van het Atelier vormt menleving in de Zuidvleugel, met hun eigen hierop een aanvulling. Het stelt een strate- voorkeuren, waarden en belangen. gisch denkproces voor, waarin lange ter- sterker besef over welke ruimtelijke mijnplanning en korte termijnkeuzes sabelangen en idealen planning mobiliseert. mengaan. Deze aanpak heeft vooral invloed Dat moet ook omdat ruimtelijke planning op de manier waarop wordt omgegaan met onlosmakelijk verbonden is aan sociaaltoekomstkwesties. Het gaat om een continu economische processen. proces van strategisch denken en keuzes maken dat gebruik maakt van een verande- Voor alles vraagt het om de moed om na rende omgeving. Tot op zekere hoogte ont- te denken over denkbare maar ook gemaskert deze manier van denken dan ook wenste toekomsten. Dat denkproces kan het ‘visionaire’ aspect dat lange termijnons helpen de uitdagingen waarvoor we ons planning kent. In plaats daarvan brengt het gesteld zien en de waarden die onze keueen veelzijdiger, adaptieve en proactieve zes bepalen in een helder licht te zien. Dit stijl naar voren, die het constant herformu- werkboek vormt daartoe een poging. leren van strategische kwesties en ambities noodzakelijk maakt. Dit betekent niet dat lange termijnplanning kan worden afgedaan als irrelevant. Maar de volgorde van planning zou eigenlijk moeten worden omgedraaid. In plaats van eerst een toekomstig doel te stellen en daarnaar toe te werken met wat we nu weten, zouden we ons moeten concentreren op de belangrijke zaken die nu spelen, terwijl we ervoor zorgen dat het debat over de verre toekomst levendig en geëngageerd blijft. Het Atelier staart zich dan ook niet blind op het korte termijndenken, maar propageert een manier van denken waarbij de toekomst praktisch wordt benaderd. Scenario’s dragen daaraan bij, aangezien ze helpen bij het bepalen van dringende strategische kwesties door te kijken naar zowel alternatieve toekomsten, als naar de flexibiliteit van beschikbare keuzes, afgezet tegen de verschillende onzekere ontwikkelingsrichtingen. Wat nu? Plannen. We kunnen omgevingen creëren, in plaats van ons slechts aan te passen. We kunnen plannen, maar niet door één visie of één lange termijnplan te omarmen. We moeten ons realiseren dat zulke visies of lange termijnplannen met name een praktisch doel dienen: het alloceren van (financiële) middelen. Maar een strategische houding ten aanzien van planning vergt meer. De keuzes die moeten worden gemaakt en de acties die moeten worden ondernomen kunnen niet allemaal 47
TERUGKIJKEN IN DE TOEKOMST
De werksessie getiteld Toekomstverkenningen, op 7 februari jongstleden op de pier in Scheveningen was een coproductie tussen de Afdeling Bestuur- en Beleidscoordinatie en de afdeling Water en Milieu van de Provincie Zuid-Holland en het Atelier Zuidvleugel. Binnen de provincie Zuid-Holland is in 2005 het traject ‘Schets van toekomstige opgaven’ gestart. Doel hiervan was toekomstige opgaven voor de provincie te formuleren, gelet op ontwikkelingen op de middellange en lange termijn. Aan de hand van scenario’s van de nationale planbureaus heeft een verkenning plaatsgevonden naar trends en ontwikkelingen die bepalend kunnen zijn voor de toekomst van Zuid-Holland. De tien meeste relevante trends zijn vervolgens geïdentificeerd (zie de lijst hiernaast). Scenario’s werden terzijde gelegd omdat ze “een bepaalde logische en eenduidige samenhang tussen trends veronderstellen en daarmee impliciet al beleidskeuzes bevatten.” (Perspectief, p. 3). Een benadering gebaseerd op trends kreeg daarom de voorkeur, “zonder vooruit te lopen op het maken van beleidskeuzes” (Perspectief, p. 3). Het Atelier Zuidvleugel maakte kaarten en collages, maar alleen de laatste werden tijdens de werksessie gepresenteerd, ter inspiratie, niet als bronmateriaal. De trends werden gebruikt als basis voor de werksessie, waaraan een select gezelschap uit bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, wetenschap en overheden deelnam. Nagedacht werd over oplossingen en mogelijke rollen van zowel de provincie als haar partners. De uitkomsten van de sessie; een lijst met de meest relevante vraagstukken en mogelijke oplossingsrichtingen vormden de bouwstenen voor het maken van die (politieke) keuzes. Hier volgt een beschrijving van de werksessie op de pier in Scheveningen en de korte discussie die erop volgde, over de resultaten van de sessie. De omstandigheden waaronder deze resultaten tot stand kwamen, speelden een belangrijke rol in de vorming van het eindproduct.
Pier werksessie op 7 Februari 2006.
48
10 trends
BEVOLKING
INTERNATIONAlISERING
MOBILITEIT
NATUURLIJKE HULPBRONNEN
1. Bevolking De trend bevolking heeft te maken ontwikkelingen in migratie en vergrijzing. Deze hebben effect op de omvang en de demografische kenmerken van de bevolking. Vergrijzing vindt relatief het meeste plaats buiten de steden (absoluut binnen de steden). Vergrijzing neemt af als de bevolking groeit. De groei van de bevolking hangt af van de hoogte van het geboortecijfer van allochtonen en gezinsmigratie. Zonder migratie stabiliseert of krimpt de bevolking. Een hoog aandeel gezinsmigranten kan leiden tot hogere werkloosheid omdat deze laag opgeleid zijn. 2. Internationalisering Met welke snelheid verloopt verdere internationalisering. Deze trend beschrijft niet zozeer óf internationalisering doorzet, maar wat de gevolgen er van zijn. De EU breidt uit en richt zich anderzijds meer op regio’s. Het economische zwaartepunt verschuift daardoor naar nieuwe locaties in Europa. Azië groeit economisch sterk (stijging containerstroom). De toenemende concurrentie stimuleert de kenniseconomie en sectoren als de creatieve economie. In bepaalde sectoren kan ook marktverzadiging plaatsvinden.
TECHNOLOGISCHE ONTWIKKElING
KLIMAATVERANDERING
IDENTITEIT & HERKENBAARHEID
GEVOEL VAN ONVEILIGHEID
INDIVIDUAlISERING
VEElEISENDE BURGERS
Bron: ABB+DGWM+Atelier Zuidvleugel, 2005
recht, water etcetera. Innovatie kan mede bijdragen aan het oplossen van energie- en milieuproblemen. 6. Klimaatverandering Klimaatverandering wordt veroorzaakt door verkeer en vervoer, gebruik van fossiele brandstoffen en de industriesector. De gevolgen ervan zijn onder andere een temperatuurstijging van 2 graden celsius en zeespiegelstijging. Ook zijn er gevolgen voor de landbouw door toenemende verzilting. Zuid-Holland is extra kwetsbaar voor water omdat het onder de zeespiegel ligt. Door de klimaatverandering worden de extremen groter wat de risico’s ook laat stijgen. Klimaatverandering biedt mogelijk ook kansen voor recreatie. 7. Identiteit en herkenbaarheid Door de multiculturele samenleving. In het geval van mislukken van de integratie neemt segregatie toe. Groepsvorming, vooral binnen migranten, neemt toe. De samenleving polariseert. Daarnaast is er vanuit de autochtonen een drang naar de identificatie van de Nederlandse identiteit wat de behoedfte naar het behoud van cultuur- en nationale landschappen vergroot. Bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinie en het Groene Hart.
3. Mobiliteit Verkeer en vervoer zullen in de toekomst toenemen. Het wegverkeer kan groeien door a) bevolkingsgroei, b) langere ritten en c) meer verplaatsingen. Hierbij is snelheid cruciaal verkeer en vervoer vraagt daarom om meer ruimte. Dit kan in de vorm van extra asfalt, maar ook in de verbetering van het OV-netwerk. Voor OV is ook snelheid cruciaal. Minimaal één punt met hoge dichtheden is voor OV nodig. De toenemende mobiliteit heeft effecten op de luchtkwaliteit, geluidshinder en gezondheid.
8. Gevoel van onveiligheid Door de terroristische dreiging van de afgelopen jaren is het gevoel van onveiligheid toegenomen. Dat is terug te vinden in de afnemende tolerantie tussen bevolkingsgroepen. Anderzijds krijgt het ook plaats in de drang naar gevoelens van saamhorigheid. Door extra cameratoezicht en verharding van de samenleving kan de werkelijke mate van criminaliteit wel eens afnemen. Met uitzondering van de regio’s Rotterdam en Haaglanden.
4. Natuurlijke Hulpbronnen De natuurlijke hulpbronnen nemen in aantal af. Hoe snel is echter onduidelijk. De economische groei van Azië versnelt het proces terwijl schone energiebronnen het proces uitstellen. De daling van natuurlijke hulpbronnen maakt deze ook duurder. Daardoor worden nieuwe technologieën rendabeler. De olie komt veelal uit instabiele landen (o.a. Midden-Oosten). Zoet water, als natuurlijke hulpbron, wordt in Zuid-Holland schaarser.
9. Individualisering Deze trend gaat in op de afname van de huishoudensgrootte en de stijging van het aantal alleenstaanden. De behoefte om je te onderscheiden van de massa neemt toe. Mensen ‘eisen’ een steeds groter persoonlijk leefgebied. De andere kant van het verhaal is dat steeds meer mensen het tempo van veranderingen niet kunnen bijhouden en zodoende in groter sociaal isolement raken. De maatschappelijke ongelijkheid neemt toe.
5. Technologische ontwikkeling De EU en Zuid-Holland hebben zichzelf doelen gesteld om meer te doen aan innovatie en R&D: de Lissabon-strategie en de Innovatiebrief provincie Zuid-Holland. De vraag is in hoeverre deze haalbaar zijn. In Zuid-Holland zijn de havengerelateerde sectoren nog veruit het belangrijkst voor de economie. Zuid-Holland zou zich daarom moeten specialiseren in dit cluster en andere sterke punten zoals internationaal
10. Veeleisende Burgers Burgers verlangen steeds meer van de overheid, maar deze overheid mag steeds minder regelen. De burger wil maximale vrijheid én maximale veiligheid. Het heeft gevolgen voor het vertrouwen van de burgers in de politiek. Deze moet transparanter, afgerekend kunnen worden en efficiënter. Hierdoor wordt de opkomst van one-issue partijen waarschijnlijker.
Eerdere toeTwee inspiratiekomstverkennin- bronnen In 2001 en 2002 heeft er op dit provinciegen huis reeds een toekomstverkenning plaatsMarco van Steekelenburg DGWM, afdeling Milieu
gevonden, de Top2020; daarnaast heeft er bij de Provincie Gelderland eveneens een soortgelijk proces plaatsgevonden in diezelfde periode. Een snelle analyse van beide projecten heeft bijgedragen om de strategie voor het proces voor de ‘Schets van Toekomstige Opgaven’ te bepalen. Bij de Top2020 is ervoor gekozen te werken vanuit vijftal wenselijke toekomsten, welke middels een serie themabijeenkomsten uit 25 vergezichten zijn geformuleerd. Deze meer politiek gekleurde wensbeelden zijn vervolgens als expedities uitgezet voor verdere verdieping. Hierbij zijn zowel ambtenaren, politiek en buitenwereld betrokken geweest. Met behulp van deze expedities, en enkele brede sessie zijn uiteindelijk de vier belangrijkste opgaven en keuzen geselecteerd die er op dat moment voor de provincie lagen. Bij het traject Nieuwe Bruggen naar de Toekomst in de provincie Gelderland is er juist voor gekozen te kijken naar mogelijke toekomsten. Op basis van een inventarisatie van alle mogelijke ontwikkelingen (trends), werden aan de hand van juist die trends die onzeker zijn, maar waarvan wel een grote impact wordt verwacht (economische groei en overheidssturing, zie figuur), vier extreme toekomstbeelden samengesteld. Vanuit deze extreme beelden, werden door politiek en andere betrokken allerhande maatregelen opgesomd, om deze extreme scenario’s te laten doen ontstaan, danwel te doen voorkomen. Door díe maatregelen te clusteren, welke op mimimaal drie scenario’s betrekking hadden, konden beleidsstrategieën worden geformuleerd
die robuust genoemd kunnen worden, dat wil zeggen, hoge mate van waarschijnlijkheid binnen de provincie Gelderland, aan de orde zullen komen in de toekomst. Aanpak ‘Schets’ In het huidige traject is er voor gekozen niet te snel naar wenselijke toekomsten te gaan (zoals bij de top2020), omdat de politiek pas aan het eind van het traject betrokken zal worden. Gezien het korte tijdsbestek van het traject is ook niet voor gekozen naar het gehele spectrum kijken (alle mogelijk, ook meer extreme toekomsten, zoals in Gelderland), maar juist direct tot de meer waarschijnlijke toekomstbeelden. Dit is gedaan door uit de vier toekomstbeelden van diverse planbureau-studies, díe trends te selecteren die in alle toekomstbeelden in meer of mindere mate voorkomen (zie ook kader ‘Traject’), en dus robuust of waarschijnlijk. Middels een workshop met deskundigen is gekeken of deze trends ook voor Zuid Holland relevant zijn en of er nog zogenaamde ‘weak signals’ worden genegeerd. Door dit te doen hebben zijn ook de trendbreuken in ogenschouw genomen en zijn de 10 meest waarschijnlijke trends gekozen. Literatuur: Prof.dr.ir. T.M. de Jong, ‘een vocabulaire voor de besluitvorming over de kaart van Nederland’, Zoetermeer 1998 Nieuwe Bruggen naar de Toekomst, een weergave van een speurtocht naar nieuwe perspectieven, Alterra rapport 674, Wageningen 2003 voor het Gelders landelijk gebied Top2020 cd-rom
Figuur toekomstverkenning: We kennen verschillende toekomsten, A: Mogelijke toekomsten: Extremen (Bruggen naar de Toekomst, AZV-verbeeldingen) B: Wenselijke toekomsten: Politiek (Top2020, PZH) C: Waarschijnlijke toekomsten: Robuust (Schets, PZH) In het schema valt te lezen dat de mogelijke toekomsten, zoals die van het ‘Bruggen naar de Toekomst’ proces, de extremen van het scenario-stelsel opzoeken. De meer wenselijk toekomsten, bv de 5 wensbeelden uit het Top2020-traject, liggen zowel in het domein van het mogelijke, van het waarschijnlijke, en zelfs soms in het onmogelijke. Voor een gedegen, maar snelle zoektocht naar toekomstige vraagstukken, zoals nu voor de provincie Zuid Holland, is ervoor gekozen te kijken naar het midden van het spectrum, daar waar de meer waarschijnlijke, robuuste toekomstscenario’s zich bevinden. De 4 ruimtelijke verbeeldingen van het Atelier Zuidvleugel zijn overigens weer beelden die de extremen van het spectrum opzoeken, en dus binnen het domein van de mogelijke, niet noodzakelijkerwijs waarschijnlijke toekomstbeelden behoren.
De sessie op de pier In de sessie op de pier werden de deelnemers in vier groepen verdeeld (zie het programma hiernaast). Deze indeling was vooraf bedacht en was bedoeld om een zo eerlijk mogelijke verdeling van belangen per groep te creëren. De dag opende met een presentatie van Tanja Verbeeten, waarin zij de tien trends toelichtte (zie hierboven). Vervolgens werd aan de deelnemers de volgende vragen voorgelegd: Herkent men de trends? Wat ontbreekt nog? Welke vraagstukken en kansen voor Zuid-Holland vloeien voort uit de trends? De groepen verspreiden zich over de zalen om te praten over de trends. In iedere groep werd een groepsleider gekozen die aan het eind van de sessie de resultaten
presenteerde. Na de presentaties en de lunch gingen de groepen wederom uiteen om te praten over de oplossingen van de door hun opgeworpen vraagstukken. Opnieuw werd een groepsleider gekozen. De deelnemers dienden de volgende vragen te beantwoorden: Wat zijn mogelijke oplossingen voor de gesignaleerde vraagstukken? Welke keuzes en oplossingen sluiten elkaar uit? Welke oplossingen scoren goed onder verschillende omstandigheden? Wat zijn de voorwaarden voor deze oplossing en wie draait er aan de knoppen? Wat kan de Provincie Zuid-Holland doen? Na de presentatie van de oplossingen behandelde dagvoorzitter Saris een aantal vraagstukken, waarna de dag werd beëindigd.
51
Terugkijken in de toekomst Jelte Boeijenga Organisatie en Communicatie Atelier Zuidvleugel
In samenwerking met de afdeling Bestuuren Beleidscoördinatie en de afdeling Milieu van de Provincie Zuid-Holland vonden op 15 december 2005 en op 7 februari 2006 de Werksessies Toekomstverkennningen plaats. Voor het Atelier Zuidvleugel vormden deze sessies de start van en aanleiding voor dit onderzoek c.q. deze publicatie. Voor de Provincie Zuid-Holland was het één van de onderdelen van het Traject ‘Schets van toekomstige opgaven’. Tijdens de eerste werksessie zijn de tussenresultaten van de ‘Schets van toekomstige opgaven’ met een aantal wetenschappers besproken. Op basis van de scenario’s van de nationale planbureaus waren door de afdeling ABB de tien meest relevante trends voor ZuidHolland in beeld gebracht. In de discussie is gefocust op drie elementen: welke trends zijn relevant voor Zuid-Holland, ten opzichte van bijvoorbeeld de Randstad of Nederland, wat zijn de marges (extremen) en hoe hangen de trends samen. Naar aanleiding van deze eerste werksessie is voor de ‘Schets van toekomstige opgaven’ de samenstelling van de trends gewijzigd, zijn deze aangescherpt en is hun onderlinge samenhang duidelijker geformuleerd. Voor het Atelier Zuidvleugel vormde deze eerste bijeenkomst de aanleiding om aan de hand van de eerder genoemde scenario’s de specifiek ruimtelijke mechanismen in de Zuidvleugel in beeld en kaart te brengen. Deze kaarten en collages zouden tevens dienen als werkmateriaal voor de tweede werksessie. Tijdens de tweede werksessie zijn samen met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, wetenschap en overheden de belangrijke maatschappelijke vraagstukken voor Zuid-Holland benoemd. De vraagstelling hierbij was: welke beleidskeuzes kunnen en moeten op de korte termijn worden gemaakt om voor te sorteren op lange-termijn ontwikkelingen. Dit is echter niet gebeurd aan de hand van de kaarten en collages die het Atelier Zuidvleugel ter voorbereiding had gemaakt, maar aan de hand van de trends die waren geclusterd in vier groepen.
te bekijken: welke keuzen en oplossingen sluiten elkaar uit, welke oplossingen scoren goed onder verschillende omstandigheden en wat zijn de voorwaarden voor deze oplossingen en wat kan de provincie doen? Tijdens de plenaire sessies vond een terugkoppeling plaats naar de overige groepen. Het materiaal voor de deelnemers bestond per groep uit vier geclusterde trends, voorzien van achtergrondinformatie over historische ontwikkelingen en toekomstverwachtingen. De trends waren zodanig geclusterd dat er een correspondentie ontstond met de collages die waren gemaakt als uitwerking van de vier scenario’s. Op deze manier konden de collages als inspiratiebron (en dus niet als informatiebron) worden toegevoegd aan de geclusterde trends. Een praktisch nadeel van deze groepering was dat een aantal deelnemers de trends misten die zij belangrijk achten, omdat deze in een andere groep werden behandeld. De oorspronkelijke opzet voor de tweede werksessie was om te werken met gevisualiseerde projecties (de kaarten en de collages) waarin aan de hand van de vier scenario’s verschillende thema’s waren uitgewerkt en in hun samenhang zichtbaar gemaakt. Hier was voor gekozen als werken discussiemethode voor de sessie. Deze aanpak kon echter niet op voldoende steun rekenen bij de projectleiders van de sectorale visietrajecten. De indruk bestond dat men hiermee te veel afstand zou bewaren tot de realiteit van het heden en zou verzanden in een discussie zonder concrete voorstellen voor beleidsmaatregelen. Onder de projectleiders heerste het beeld dat de scenario’s “mogelijke toekomsten” laten zien. De kaarten en collages waren echter bedoeld om mechanismen bloot te leggen en op basis hiervan de verschillende ontwikkelingen (trends) in hun samenhang zichtbaar te maken. Juist door deze vervolgens in hun extremen te verkennen (de scenario’s) kan een helder beeld ontstaan van de mechanismen die ten grondslag liggen aan de trends.
Het werken met trends had als nadeel dat veel mensen de neiging hadden om De discussie voor de tweede werksessie op te reageren op de ontwikkelingen in het de Pier in Scheveningen werd met ongeveer hier en nu. Juist omdat veel trends her30 mensen gevoerd in vier groepen met kenbaar waren als een ontwikkeling enkele plenaire sessies. De projectleiders waarvan we de start al zien, richtten veel van de sectorale visietrajecten leidden de deelnemers aan de werksessie zich op discussie in de groep. De ochtend was gehuidige vraagstukken en snelle oplossinricht op de trends en bijbehorende vraaggen hiervoor. Slechts in enkele gevallen stukken: herkent men de trends, welke lukte het om daadwerkelijk een verband ontbreken nog, en welke vraagstukken en te leggen tussen de verre toekomst als kansen betekent dit voor Zuid-Holland. denkkader en de nabije toekomst waarin Tijdens de middag is ingegaan op mogebeslissingen moeten worden genomen. lijke oplossingen voor de gesignaleerde vraagstukken. Hierbij is getracht om de keuze en oplossingen in hun samenhang
De resultaten van de sessie Met de resultaten van de Werksessie in de hand (een lijst van 25 vraagstukken en een lijst van mogelijke oplossingen), heeft het Atelier Zuidvleugel deze in groepen geordend. Daarvoor is allereerst bekeken welk thema elk van de vraagstukken behelst en op welke manier deze met elkaar samenhangen. Het resultaat hiervan is een kruistabel (zie hiernaast) waarin de relaties tussen de thema’s zijn weergegeven. Hierbij moet worden benadrukt dat alleen de relaties zijn weergegeven die in de resultaten van de toekomstverkenningen te herkennen zijn. Vervolgens is gekeken naar de vraag hoe al deze oplossingen met elkaar samenhangen. Daarvoor zijn vier ‘stambomen’ gemaakt (zie volgende pagina): ‘internationale concurrentiepositie’; ‘water en milieu’; ‘bereikbaarheid’ en ‘kwaliteit van de leefomgeving’. De oplossingen zijn vervolgens als takken aan deze stammen gekoppeld.
trends na te denken en een aantal trends buiten beschouwing te laten. Tot slot kunnen redenen voor het niet behandelen van een onderwerp zijn dat het onderwerp te complex was; dat de deelnemers er geen gezamenlijk standpunt over konden vormen en tot slot dat de deelnemers niet helder was uitgelegd waarover de discussie moest gaan. Dit alles heeft gevolgen voor de uitkomsten. Een voorbeeld. In groep vier hadden vier van de tien deelnemers een achtergrond in de verkeer- en vervoerssector. Daarnaast waren er twee personen met een specifieke achtergrond in de milieusector. Het resultaat hiervan was dat vooral veel werd gepraat over de trends ‘mobiliteit’ en het opraken van natuurlijke hulpbronnen. Voor deze trends werden ook de meest bruikbare aanbevelingen gedaan. De andere twee te bespreken trends (‘individualisering’ en ‘veeleisende burgers’) werden minder uitgebreid besproken, terwijl de trend over de veeleisende burgers alleen door groep vier besproken werd en mobiliteit door drie groepen.
Voor de internationale concurrentiepositie van Zuid-Holland blijken twee dingen van belang. Ten eerste moet, of zou, ZuidHolland duidelijk maken wat zijn krachten (concurrentievoordelen) zijn en daarin investeren. Ten tweede moet, of zou, er een aantrekkelijk vestigingsklimaat zijn voor werkgevers en werknemers. Wat betreft water en milieu is het belangrijk om meer ruimte voor water te accommoderen (met veiligheid als drager) en meervoudige oplossingen vinden die met water verbonden kunnen zijn. Wat bereikbaarheid betreft is het niet zozeer belangrijk dat nieuwe infrastructuur aangelegd moet worden, maar dat van de bestaande infrastructuur op een nuttiger manier gebruikt wordt gemaakt. Tot slot is het voor de kwaliteit van de leefomgeving van belang dat nagedacht wordt over de vraag hoe kan worden omgegaan met de verschillen in eisen die burgers aan hun leefomgeving stellen, gecombineerd met de vraag naar aantrekkelijke woonmilieus.
Opvallend was ook het (bijna) geheel ontbreken van het onderwerp ‘landbouw’ in de discussie-uitkomsten. Dit thema is voor Zuid-Holland in de komende jaren niettemin zeer belangrijk. Veel van het huidige grondgebruik bestaat uit landbouw (zowel intensief als extensief), maar delen daarvan zullen in de toekomst vrijkomen voor andere functies, of staan onder druk van nieuwe EU-reglementen. Van de lijst met genodigden was één persoon die de belangen van landbouwers vertegenwoordigde. Daarnaast was landbouw geen apart te bespreken trend. Natuurlijk konden de deelnemers zelf beslissen of ze landbouw onder klimaatverandering schaarden, maar een verplichte keuze was dit niet. De persoon die de landbouwsector moest vertegenwoordigen zat echter niet in de groep die over klimaatverandering moest praten, maar wel in de groep die over ‘identiteit en herkenbaarheid’ moest discussiëren. Het agrarische landschap kan tenslotte ook gezien worden als onderdeel van de identiteit van Zuid-Holland en de Zuidvleugel.
De uitkomsten van de sessie op de pier zijn niet geschikt voor overname. Ze werden namelijk teveel gevormd door de context waarin gesproken wordt. De reden dat een kwestie voor het voetlicht werd gebracht hing af van de personen die aanwezig waren (iemand met een achtergrond in het watermanagement zal de toekomstige gevolgen van water op de agenda willen zetten. Daarnaast kon iemand die een discussie leidt, deze ook sturen. Zo konden deelnemers hun eigen standpunten langer ter sprake laten komen. Daarnaast was het bij deze toekomstverkenning ook nadrukkelijk de opdracht om over een aantal
Ondanks het feit dat in drie groepen over de toenemende mobiliteit is gepraat, zag geen enkele groep het aanleggen van extra asfalt als oplossing. Daarentegen werd de nadruk gelegd op de zachte vormen van mobiliteitsbeïnvloeding. Denk daarbij aan selectieve invoer van rekeningrijden, differentiatie van mobiliteitsstromen naar locatie en het promoten van openbaar vervoer en de fiets.
53
traject ‘schets van toekomstige opgaven’ Tanja Verbeeten Projectleider ‘Schets van toekomstige opgaven’
Aanleiding Op verzoek van het Directieteam van de provincie Zuid-Holland heeft de afdeling Bestuur en Beleidscoördinatie in het voorjaar van 2005 een eerste verkenning uitgevoerd naar toekomstige ontwikkelingen en opgaven voor de provincie. Het Directieteam heeft vervolgens aan ABB opdracht gegeven om deze verkenning verder uit te werken. In het voorjaar van 2006 moest er een product liggen dat ideeën en inspiratie zou opleveren voor schrijvers van verkiezingsprogramma’s en het nieuwe collegeprogramma (periode 2007-2010). Werkwijze Het traject ‘Schets van toekomstige opgaven’ is gestart met een analyse van de scenariostudies van de nationale planbureaus (CPB, MNP, RPB, SCP). Voor elk van de vier scenario’s van het CPB, die door het MNP zijn uitgewerkt tot wereldbeelden, zijn trends en ontwikkelingen beschreven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen sociaal-culturele, fysieke en economische ontwikkelingen. Op basis van de scenario’s zijn de tien meest relevante trends voor Zuid-Holland in beeld gebracht. Per trend is aangegeven hoe deze zich in Zuid-Holland zich voordoet en wat de gevolgen in Zuid-Holland zijn. Hoewel de focus ligt op zeer waarschijnlijke trends en ontwikkelingen, zijn mogelijke trendbreuken niet uit het oog verloren. Uitgaande van de tien benoemde trens zijn 25 maatschappelijke vraagstukken geformuleerd. Provinciale medewerkers hebben mogen aangeven wat hun top 5 is. Voor zeven vraagstukken zijn mogelijke oplossingen benoemd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen traditionele oplossingen (tot nu toe gebruikelijk, vanuit één bepaald vraagstuk) en vernieuwende oplossingen (verbindend, ook toepasbaar bij andere vraagstukken).
heden zijn bij het traject betrokken door middel van twee werksessie Toekomstverkenningen, die samen met het Atelier Zuidvleugel zijn georganiseerd. Resultaat Het resultaat van het traject staat in de krant ‘Perspectief’. Het DT heeft de krant met trots gepresenteerd aan GS. Door GS is veel waardering uitgesproken voor de krant (“zeer lezenswaardig”). Ook door collega’s is enthousiast gereageerd: de krant ziet er mooi uit en men vindt het leuk dat men op Digilate zelf zijn/haar top 5 mag aangeven (na 3 dagen waren er al meer dan 100 reacties binnen). Af en toe zijn ook kritisch geluiden te horen: het abstractieniveau is hoog, er moet nog een vertaling plaatsvinden naar opgaven voor de provincie (welke van de gesignaleerde vraagstukken gaat de provincie oppakken en wat gaat de provincie dan doen?). De veelheid aan vraagstukken in combinatie met beperkte financiële middelen laat zien dat keuzes maken noodzakelijk is. Vervolgtraject Tijdens de GS/DT-conferentie op 28 maart jl. heeft GS besloten om de komende maanden een bestuurlijke ‘kop’ op de krant te zetten, in de vorm van een bestuurlijke handreiking. Hierin dienen aan de orde te komen: de rol van de provincie bij de maatschappelijke vraagstukken (er dient een koppeling te worden gelegd tussen de krant en het memo ‘Provinciale vraagstukken en financiën 2010-2020), een verkenning van de opgaven, de bestuurlijke ordening, de financiën, de internationale positie van ZuidHolland, de keuzes/prioriteiten en communicatie (gesprekken met andere overheden en maatschappelijke organisaties).
Lessen Het bleek lastig om los te komen van het hier en nu, en van de eigen beleidssector. Proces Soms werd benoemd wat de beleidsafdeABB heeft er nadrukkelijk voor gekozen om lingen nu doen (wettelijke taken, projecten), samen met de organisatie (en in beperkterwijl het de bedoeling was om samen tere mate ook met de buitenwereld) na te benoemen wat voor de provincie bete denken over de toekomstige opgaven langrijke opgaven zijn, gelet op toekomvoor Zuid-Holland. De projectleiders van stige maatschappelijke ontwikkelingen. de verschillende sectorale visietrajecten Door de projectleiders werd het niet (Beleidsplan Groen, Water en Milieu, wenselijk gevonden om scenario’s als Provinciale Economische Visie, Visie uitgangspunt te nemen, omdat in sceSamenleving, Provinciale Ruimtelijke nario’s mogelijke toekomsten worden Structuurvisie) hebben gezamenlijk beschreven. Er bestond behoefte om te de belangrijkste trends, vraagstukken werken met waarschijnlijke toekomsten en oplossingsrichtingen benoemd. i.p.v. met mogelijke toekomsten. Bovendien Daarnaast heeft een regiegroep bestaande zijn ook andere scenario’s denkbaar uit de hoofden van de beleidsafdelingen en dan de vier scenario’s die de planbuvan de afdelingen Financiën, Communicatie reaus hebben uitgewerkt (zo ontbreekt en P&O gezamenlijk de belangrijkste opeen scenario met een lage bevolkingsgaven en uitdagingen voor Zuid-Holland groei en een hoge economische groei). benoemd en aan het DT gepresenteerd. Het DT en de afdelingshoofden gaan hierover in 2006 verder met elkaar in debat. Maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, wetenschap en andere over54
Het gebruik van de panelen, die bestonden uit een beschrijving van de trends (ondersteund door grafieken en tabellen) en de collages, verschilde per groep. Een van de groepen gebruikte de panelen alleen om er achter te komen over welke trends gepraat moest worden. Een andere groep discussieerde lange tijd aan de hand van de Zuidvleugel Netwerkstad collage. De effecten van de panelen op de inhoud van de discussie moet niet overschat worden. Ze dienden vooral om de discussie vorm te geven en af te bakenen. De panelen met de grafieken en tabellen gaven een gezamenlijk startpunt voor de discussie. Ze waren niet bedoeld om de mening van de deelnemers te beïnvloeden, maar gaven de discussierichting aan. Dat werkte goed.
de toekomstige vraagstukken en oplossingen niet sectoraal kan worden aangepakt. Hiervoor is namelijk kennis uit verschillende hoeken van de maatschappij nodig. Het is belangrijk de achtergrond van genodigden mee te wegen. Die selectie kan namelijk effect hebben op de uitkomsten van de sessie. Ook de opdrachtformulering en de inhoudelijke informatie die bij de opdracht worden geleverd, toonden aan dat deelnemers de discussie in hoge mate stuurden en structureerden.
Een ander aspect van de sessie was de tijdsduur. Er is besloten om op een dag én vraagstukken én oplossingen te identificeren. Dit bleek niet voor alle groepen even gemakkelijk. Het gevolg was dat de ene groep aan het einde van de dag concretere aanknopingspunten kon presenteren dan de andere. De vraag rijst of het niet beter was geweest om twee sessies te organiseren: een voor vraagstukken en een voor oplossingen. Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat de sessie een belangrijke rol heeft gespeeld in de vorming van een visie op de toekomst van Zuid-Holland en de Zuidvleugel. Het raadplegen van externen en internen van verschillende afdelingen was noodzakelijk, omdat het vormen van
vergrijzing
internationalisering
normen en waarden
participatie kansarmen
rol markt
ik wil nu iets doen
rol burgers
rol overheid
identiteit
milieukwaliteit
gezond ouder worden
klimaat
kracht van Zuid-Holland
werken
nieuwe woningbouw
energietransitie
natuurlijke hulpbronnen
kansen voor jeugd
specialisatie
concurrentiepositie
toerisme
differentiatie
landbouw
scholing
hoogopgeleiden
cultuur
technologische ontwikkelingen
bereikbaarheid
kwaliteit voorzieningen
veiligheid
individualisering
inrichting publieke ruimten
kwaliteit woonomgeving
multiculturele samenleving
water
demografische ontwikkelingen
water demografische ontwikkelingen kwaliteit woonomgeving multiculturele samenleving inrichting publieke ruimten veiligheid individualisering kwaliteit voorzieningen bereikbaarheid cultuur technologische ontwikkelingen scholing hoogopgeleiden landbouw toerisme differentiatie specialisatie concurrentiepositie kansen voor jeugd energietransitie natuurlijke hulpbronnen werken nieuwe woningbouw klimaat kracht van Zuid-Holland gezond ouder worden identiteit milieukwaliteit rol burgers rol overheid rol markt ik wil nu iets doen normen en waarden participatie kansarmen vergrijzing internationalisering
Kruistabel voor relaties tussen thema's opgekomen tijdens sessie Toekomstverkenningen, pier van Scheveningen, 07-02-06 relaties afgenomen uit krant ‘Perspektief’ relaties toegevoegd uit oogstsdiagramma’s (zie vorige pagina)
55
56
Publieke ruimte als identiteit: ‘Het Marrokkaanse plein’
Publieke ruimten als bindingsmiddel tussen culturen gebruiken
Meer bestuurlijke ruimte voor particulier opdrachtgeverschap maken
Creëren van uiteenlopende woonmilieus
Provincie moet zich opwerpen als de verbindende factor
Stimuleren van vrijwilligerswerk
Aanbod van leerkrachten verbeteren
Hoe beperken we het schooluitval
Aanleggen van parken rondom de steden
KWALITEIT VAN DE LEEFOMGEVING
Ouders beter bij school betrekken
Elkaar aanspreken op elkaars burgerschap
Wat kunnen burgers zelf doen aan een betere leefomgeving
Ouderen inzetten op de arbeidsmarkt
Invoeren van sociale dienstplicht
Meer werkplekken creeren voor laaggeschoolden
Een leeftijdsbewust personeelsbeleid
Hoe de sfeer op het werk te verbeteren
Hoe krijgen we een gezonde arbeidsmarkt
Afboeken van onrendabele projecten
Selectief toelaten van arbeidsmigranten
Verbeter de recreatieve kwaliteit van water
Ontwikkeling van het culturele aanbod
Hoe om te gaan met verschillende eisen van burgers
Aanbod verblijfsaccomodatie verbeteren
Hoe krijgen we toeristen naar Zuid-Holland
Water is niet alleen een technische opgave, maar ook een stedelijke opgave. Dus water moet bijdragen aan een aantrekkelijke en veilige stad
Onderwijs afstemmen op individuele kwaliteiten en interesses
Problemen lokaal oplossen
Hoe creëren we een aantrekkelijk woonklimaat
Maatregelen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren
Zorg dat je woonmilieus goed bereikbaar zijn
Richten op opgaven als energie; natuurlijke hulpbronnen; water en milieu
Communiceren naar burgers dat er altijd risico’s blijven bestaan
Tijdelijke woningen bouwen
Hoe gaan we om met een eventueel krimpende bevolking
Overhead afrekenen op prestaties
Bonus geven voor een innovatief idee
Hoe om te gaan met de onveiligheid die innovatie meebrengt
Transparanter werken van de overheid
Selectief toelaten van kenniswerkers
Den Haag als centrum voor internationaal recht
Afboeken van onrendabele projecten
Efficiënter werken van de overheid
Zorg ervoor dat de overheid geen belemmering voor de economie is
Dubai in de Noordzee
Water benutten als identiteits en leefkwaliteitsdrager voor Zuid-Holland.
Kennis van universiteiten en kennisinstellingen vermarkten
Triggreren van technologische ontwikkelingen
Hoe blijft/wordt Zuid-Holland concurrerend
Water als exportproduct zien. (wij hebben te veel anderen te wieing)
Richten op sterke sectoren: bloemen, high-tec, creatieve industrie, enz.
INTERNATIONALE CONCURRETIEPOSITIE
Hoe kunnen we verbroederen de effecten van de maritieme/log istieke cluster versterking met de luchtkwaliteit Blijf bereikaar
Verbeteren van de grondpolitiek
Verstedelijken rondom Stedenbaan
Herstructureren in plaats van uitbreiden
Hoeveel ruimte is er voor nieuwe bedrijventerreinen
Bestuurlijke ruimte creeren voor eigen omgevingswensen
Hoe houden we hoogopgeleiden vast Hoe beperken we de sociale ongelijkheid die door verregaande internationalisering ontstaat
stambomen
De stambomen tonen de verschillende oplossingen die tijdens de Piersessie naar de voorgrond kwamen met elkaar samenhangen.
57
Meer ruimte voor het opvangen en vasthouden van water
Leg de uitdagingen van de toekomst neer
Decentrale energievoorziening inzetten -micro warmtekrachtkoppeling, aardwarmte, enz. Maak varieteit in je projecten -die kansrijk zijn én waar trekkers voor zijn
Richten op de creatievelingen die innovatieve ideeën hebben
Inzetten op schoon fossiel (koolstof)
Inzetten op verschillende energiebronnen in verband met onzekerheid
Onderzoek doen naar nieuwe technologie
Richt een platform op
Wat kan de provincie Zuid Holland doen
Inzetten op hernieuwbare energiebronnen
Onderzoek naar duurzame energiebronnen en energietransitie
Geluidsbeperkende maatregelen
Houd bij het bouwen van woningen rekening met koeling
Vervoer over water stimuleren
Gebruik het vrijkomende landbouwareaal
Door het opzetten van het waterpeil anticiperen op verzilting
Locatie en investering in bollenteelt heroverwegen
Hoe kan landbouw inspelen op verzilting
Wonen en werken op en rond het water
Hoe kan er ruimtelijk worden ontworpen -anticiperend op klimaatverandering
Geluidsschermen
Meer op warmteminnende diersoorten inzetten
Sproeien van wegdek met water zodat concentratie fijnstof afneemt
Promoot water als infrastructureel netwerk
WATER EN MILIEU
Snelheidsbeperking op drukke wegen
Dubbellaags ZOAB
Ondertunnelen of overkluizen van wegen
Hoe gaan we om met de gezondheidsaantastende effecten van verkeer en vervoer?
Promoot het OV en de fiets (meer fietsenstallingen rondom stations)
Beïnvloedt de vervoerskeuze
Beperk de CO2-uitstoor door middle van energietransitie
Verbeter de publieke dienstverlening
Hoe dringen we gezondheidsbedreigende stoffen terug
Ontwikkel een hoogwaardig openbaar niveau netwerk
Inzetten op besparing
Energieweb ontwikkelen dat vraag en aanbod bij elkaar brengt
Bouw zoveel mogelijk bij bestaande agglomeraties en nabij stations
Opraken natuurlijke hulpbronnen
Selectieve beprijzing van autoverkeer
Stem je OV-systemen in de stad af
Verknoop verschillende modaliteiten op strategische locaties
Veilige gebieden liggen vaak direct langs de rivier
Introducer nieuwe veiligheidsco ncepten zoals dijkringen en terpen
Water
Differentieer naar locatie
Hoe moeten we omgaan met afnemende bereikbaarheid?
BEREIKBAARHEID
Energiecentrales aan zee
Vergeet de markt niet
Water nadrukkelijk positioneren in het maatschappelijk debat
Hoe het maatschappelijk besef van de wateropgave vergroten
Zorg voor planologische zekerheid (bufferzones)
Ontwikkel in rood voor groen constructies
Hoe kan er aan de vraag naar natuur worden voldaan
Zorg voor steun vanuit Brussel
Hoe om te gaan met de effecten van internationalisering voor het milieu
Literatuurlijst
Colofon
CPB (2003) Four futures of Europe (door Ruud de Mooij en
Het Atelier Zuidvleugel is een initiatief van de Provincie
Paul Tang)
Zuid-Holland. De Gemeenten Den Haag & Rotterdam, het
CPB (2004) Vier vergezichten op Nederland
Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, het Ministerie van VROM
Dammers, Ed (2000) Leren van de Toekomst ; Uitgeverij
en de kennisprogramma’s Habiforum en Transumo zijn
Eburon, Delft
mede-eigenaar.
DRO Amsterdam (2006) Toekomstscenario’s The Economist (november 5th-11th, 2005): “Tired of glo-
Het atelier wordt geleid door ateliermeester Paul
balization. But in need of much more of it”
Gerretsen (Maxwan Urbanists and Architects). De kern
Maxwan (2003), Target Deltametropool
van het atelier wordt gevormd door een vast team. Dit ate-
McHarg, Ian L. (1992) Design with Nature
lierteam wordt aangevuld met ontwerpers afkomstig van
MNP (2004) Kwaliteit en toekomst - verkenning van duur-
de Zuidvleugel-partners. Dit waarborgt de verankering
zaamheid
van de inhoudelijke resultaten van het atelier in de be-
MNP (2005) Ruimtelijke Beelden. Visualisatie van een
staande (ambtelijke) organisaties. Naast de Zuidvleugel-
veranderend Nederland in 2030
partners die aan het atelier verbonden zijn zullen ook
MNP (2006) Ruimtelijke Beelden voor Zuid-Holland
private partijen een plaats krijgen in de discussies en
Perspectief (28 Maart 2006), uitgave van de provincie Zuid-
werksessies van het atelier.
Holland PZH (2004), Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-
Atelierteam
Holland 2020
Paul Gerretsen, ateliermeester
Rosenhead, Jonathan (1998) “Complexity Theory and
Verena Balz, projectleider ontwerp
Management Practice” (human-nature.com)
Nadia Casabella, projectleider onderzoek
Scientific American (september 2005), special
Jelte Boeijenga, organisatie
issue:“Crossroads for Planet Earth”
Oene Dijk, communicatie
VROM (1997) Nederland 2030 – Discussienota. Verkenning
Helmut Thoele, senior ontwerper
ruimtelijke perspectieven
Michiel Raats, ontwerper
VROM (2005) Nota Ruimte
Hans Draaisma, beleidsmedewerker Jelle Adamse, stagiaire
Afkortingen
Miriam Ram, stagiaire
BPZ, Bestuurlijke Plattform Zuidvleugel
Luca Incerti, stagiaire
Valeria Ciancarelli, stagiaire
CPB, Centraal Planbureau DRO Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening van de
Programmaraad
Gemeente Amsterdam
De Programmaraad beoordeelt en accordeert het pro-
MNP, Milieu en Natuur Planbureau
gramma van het atelier. Zij toetst de voortgang op de
PZH, Provincie Zuid-Holland
driemaandelijkse bijeenkomsten en beoordeelt de resul-
RPB, Ruimtelijke Planbureau
taten en geeft sturing op inhoudelijk vlak. De leden van de
VROM, Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
programmaraad zijn afkomstig van de eigenaren van het
Ordening
Atelier Zuidvleugel.
PPS, publieke-private samenwerking Joost Schrijnen - Provincie Zuid-Holland Henk Ovink - Provincie Zuid-Holland Richard Kouprie - Zuidvleugelbureau Martin Aarts - dS+V, Rotterdam Hans Hazenak - dS+V, Rotterdam Bert Jacobs – DSO, Den Haag Maarten Schmitt - DSO, Den Haag Johan Osinga - Ministerie van VROM Paul Gerretsen - Atelier Zuidvleugel Rients Dijkstra - Maxwan Architects and Urbanists Bronvermelding Alle teksten zonder eigen referentie zijn geschreven door Nadia Casabella, Jelte Boeijenga en Jelle Adamse. Vertaling door Frans Tilstra en Ewoud Verheij (bureau Invia). Beelden zonder eigen referentie zijn gemaakt door Nadia Casabella, Tijs Overbeek en Helmut Thoele. Grafisch ontwerp: Isolde Venrooy
59
AT E L I E R Z U I D V L E U G EL
ZUID-HOLLANDPLEIN 1 (A0.65) 2 5 9 6 AW D E N H A A G T: +31.(0)70.4418239 I N F O @ AT E L I E R Z U I D V L E U G E L . N L WWW.ATELIERZUIDVLEUGEL.NL
Het Atelier Zuidvleugel is een initiatief van de Provincie Zuid-Holland. De Gemeenten Den Haag & Rotterdam, het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, het Ministerie van VROM en de kennisprogramma’s Habiforum en Transumo zijn mede-eigenaar.