De lezing van M.E.A.W. Mohr uit 19201 "Het bestuur van uw vereniging heeft mij uitgenodigd te komen spreken over Rusland in de laatste jaren. Daar ik een twintigtal jaren in Rusland gewoond heb, er zowel de zeer goede als de zeer kwade tijden heb meegemaakt, wil ik daaraan gaarne voldoen. Alleen, ik vrees, dat hetgeen ik ga zeggen, wat ik gedeeltelijk hier op papier gebracht heb, niet genoeg zal voldoen aan de eis van wetenschappelijkheid, die uw vereniging in haar vlag voert, maar een wetenschappelijke, theoretische verhandeling van het communisme acht ik niet op mijn weg te liggen. Mag ik u, om te beginnen, nog eens even de loop der gebeurtenissen, die u indertijd in de kranten hebt gevolgd, in het geheugen roepen. Het was in februari 1917, dat de revolutie uitbrak, een revolutie, die ons toen allen onvermijdelijk en velen van ons zelfs wenselijk toescheen. De ontegenzeggelijk grove fouten van het oude regime, de grenzeloze ongetelde verliezen aan mensenlevens in de drie jaren van ongelukkig gevoerde oorlog, de grote oorlogswinsten gemaakt door enkelen, moesten daar wel toe leiden. Wel vielen er slachtoffers in de Februarirevolutie, maar betrekkelijk niet veel; de orde werd niet noemenswaard gestoord en daar de leiding terstond in handen kwam van bekende, zeer gematigde mannen als Miljoekow, Roditsjew en als uiterst links element Kerenski, was men in brede kringen van mening, dat er een gematigd demo-cratische regeringsvorm de oude, autocratische zou vervangen. En al hoort men vaak zeggen, dat elke revolutie noodzakelijk tot het alleruiterste moet doorrazen aleer een land weer tot rust kan komen, wellicht was toch nog het alleruiterste voorkomen, zo er niet twee omstandigheden waren bijgekomen: het besluit der nieuwe regering om de oorlog aan de zijde der Entente voort te zetten en de komst in april van Lenin en zijn makkers, die - men heeft het Duitsland zeer kwalijk genomen - de enige Russen waren, die het recht kregen door Duitsland naar hun vaderland te reizen. Deze bolsjewiki (het woord betekent mannen van de meerderheid, omdat zij op een zekere vergadering van socialisten in 1903 bij een principiële stemming over de verdere tactiek der partij de meerderheid hadden behaald), deze bolsjewiki namen terstond, wat tot hun komst nog niet gebruikelijk was, een heel mooie villa van een tot welvaart gekomen ballerina in bezit, gelegen aan een groot plein en nu werd er dag en nacht, letterlijk dag en nacht, van het balkon van dat huis voor den volke georeerd: Ja, jelui hebben nu wel revolutie gemaakt en dat is ook best geweest, maar dat is maar het begin. Dat was slechts de strijd tegen het oude regime; nu moet de klassenstrijd worden gestreden tot het einde, nu moet het kapitaal vernietigd en de dictatuur van het proletariaat worden gevestigd. Eerst kwamen er enkelingen luisteren; het volk stond er nog wat vreemd tegenover, wist niet goed of dat wel alles geoorloofd was en wel goed zou aflopen; twijfelde of het werkelijk wel zou mogen handelen volgens de zo dikwijls door die redenaars herhaalde leus: Steelt toch het gestolene terug, maar allengs werd het voller op het plein, waar die verleidelijke leuzen dag in dag uit weerklonken, waar men beloofde aan de gehate oorlog een einde te maken, en ik herinner mij er eens om twee uur 's nachts langs gekomen te zijn, dat er een mensenmassa van duizenden koppen doodstil stond te luisteren. Op alle hoeken van de straten, door het gehele land, had die propaganda plaats, merkwaardigerwijze vooral 's nachts in de zomermaanden. Allengs meenden de bolsjewiki te kunnen rekenen op de garnizoenen van Petersburg en Moskou, zij deden in juni een poging om de tijdelijke regering omver te werpen, die mislukte. In oktober een tweede die slaagde en waarbij Kerenski, die vrijwel alleen was overgebleven van de machthebbers van februari en die, zoals ik hem heb horen zeggen, meende een volk van honderd miljoen mensen te kunnen regeren niet met de zweep en met dwang, maar met het levende woord alleen, waarbij Kerenski de vlucht moest nemen. Het was een benauwende nacht op 25 oktober 1917. Eindeloos geknetter van mitrailleurs en af en toe een boem van een scheepskanon van op de Newa liggende oorlogsschepen. Het winterpaleis, de zetel van Kerenski's regering, slechts verdedigd door een bataillon vrouwen en kadetten van de militaire scholen, werd beschoten en tegen de ochtend genomen, waarmee feitelijk na gevangenneming van enige der voornaamste medewerkers van Kerenski de tweede omwenteling tot 1
De lezing is in 1979 gepubliceerd in Het Hollands Maandblad.
1
stand was gekomen. Nog een paar dagen van straatgevechten, die met een wreedheid werden gestreden zoals slechts de burgeroorlog hem kent, en de dictatuur van het proletariaat was gevestigd. Ik heb tonelen gezien, waar je haren van te berge rijzen. De telefooncentrale werd door een twintigtal jongens, kadetten, nog een dag lang verdedigd en toen ze eindelijk werd ingenomen door Lenins soldaten, werden de nog overlevende verdedigers uit de bovenste verdieping gegooid en hebben wij er een van de jongens letterlijk door een volksmenigte zien uiteenscheuren. Ik geloof dat er iets gruwelijkers dan burgeroorlog niet bestaat en eenmaal ontketend, schijnt hij ook niet licht tot stilstand gebracht te kunnen worden. Te beginnen met die dagen is Rusland het terrein van één aaneengeschakelde burgeroorlog geworden. 25 oktober, nu juist drie jaar geleden, werd het land dus een communistische republiek, bestuurd door arbeiders en soldatenraden, die er tijdelijk, totdat het gevaar voor een contrarevolutie geheel zou zijn geweken, de dictatuur van het proletariaat hadden te handhaven. Feitelijk, zoals u wel bekend zal zijn, valt er echter nauwelijks te spreken van een dictatuur van een tiental mannen, die zich de leiders van het proletariaat noemen en die er wel deugdelijk voor zorgen, dat die raden of sowjets (vandaar de naam sowjetrepubliek) niets anders dan wassen neuzen blijven. Wat de positie van de nieuwe machthebbers van de beginne af zeer sterk maakte, was dat zij terstond onderhandelingen aanknoopten voor de vrede. Ik zou er hierbij wel eens op willen wijzen dat, volgens mij, toch de buitenlandse politiek de sterke zijde van de bolsjewiki is, omdat zij, ontdaan van alle onware en ouderwetse diplomatie, volkomen open een zeer weinig gecompliceerd spel speelden. De eerste onderhandelingen in Brest-Litowsk werden tot niets, daar de Duitsers, overwinnaars als zij waren, de onmogelijkste eisen stelden. Men ging uiteen om elk thuis nog eens te overleggen en toen een maand later de Duitse generaal Hoffmann met nieuwe voorstellen kwam, werd er in Petersburg en Moskou luide verkondigd en aan de hoeken van de straten aangeplakt: Wij willen vrede tot elke prijs en daarom gaat Trotski naar Brest-Litowsk en zal daar de vredesvoorwaarden ondertekenen zonder ze eerst te lezen. Wat dan ook gebeurde. Voor het hele volk en ook voor de buitenwereld was het bewijs geleverd van de absolute vredelievendheid der bolsjewiki, en de Duitsers, - ja, die zaten er wat mee. Zij hadden nu wel hun vredesverdrag, maar hoe het te doen uitvoeren? Komen de bolsjewiki de verplichtingen niet na - en daar dachten die natuurlijk niet aan -, dan zijn er weer reuzenlegers voor nodig om hen daartoe te dwingen en die legers konden zij niet meer missen, zodat het hele verdrag een dode letter bleef, wat de sluwe Trotski wel voorzien had. De soldaten hadden trouwens vanaf het begin der tweede revolutie niet meer gevochten, maar hadden op Lenins raad de zogenaamde verbroedering begonnen, waren ongewapend en masse uit hun loopgraven gekomen en naar de vijand toegegaan om vriendschap te sluiten, waar de Duitsers in de regel op ingingen. En inmiddels stroomden de miljoenen van grijze soldaten, na eerst de kanonnen en soms ook geweren en ammunitie aan de gewezen vijand te hebben verkocht, terug het land in, zich aan geen enkel bevel, aan geen geregelde treinenloop en aan geen organisatie hoegenaamd meer houdende, en legden daardoor de grondslag tot de ontwrichting van het gehele economische leven, die in drie jaren tijd het land te gronde zou richten. De communistenleiders kregen dus nu hun handen vrij, de gelederen hunner volgelingen werden nog aanmerkelijk versterkt door massa's gerecruteerd uit het nu vrijgekomen leger en vooral uit de nu werkeloze vloot en zij konden al hun energie gebruiken om het ongelukkige land met meedogenloze gestrengheid die vorm van samenleving op te dringen, die hun als een ideaaltoestand voorkomt, - dat in theorie misschien ook is, doch in de praktijk nog onbruikbaarder bleek dan het kapitalistische stelsel. Heeft men hier in het Westen eigenlijk wel een goede voorstelling van die leiders? 'k Geloof haast van niet. De meeste van die kopstukken heb ik herhaalde malen horen spreken. Ik ging vooral in de eerste tijd veel naar meetings en volksvergaderingen. Van Lenin ken ik een paar der intiemste vrienden en enige andere [leiders] ken ik persoonlijk. Lenin stamt af van een familie van kleine grondbezitters; zijn vader was directeur van een Russische school. Misschien zit er ook wel wat Tataars bloed in hem, naar zijn scheve ogen te oordelen. 't Is buiten kijf dat hij een man is, die het eerlijk meent en nooit zijn eigenbelang ook maar
2
enigszins een rol laat spelen. Reeds als student sloot hij zich aan bij de revolutionairen, nadat men zijn broer, die beticht werd van betrokken te zijn geweest bij de moord op Alexander II, had opgehangen. Jarenlang heeft hij in Siberië gezeten als banneling en uit die tijd heb ik dikwijls van hem horen vertellen door een van mijn goede kennissen - later professor in Rostow -, die die tijd met hem had doorgemaakt en die voor hem door het vuur ging. Na Siberië woonde hij in Zwitserland en Frankrijk, waar hij tot een verwoed aanhanger van Marx werd, wiens theorie hij als een evangelie beschouwt, welke hij verlangt door te voeren tot de uiterste consequentie. Fanatiek ziet hij slechts, dat het communisme moet worden ingevoerd. Daar gaat hij van uit, laat hij niet meer aan tornen, daarover discussieert hij niet meer. Eenmaal aangenomen dat dat moet, ziet hij ook in dat de bezittende klassen (en die dan genomen in de ruimste zin) zich daartegen zullen verzetten, dat die klassen als zodanig zullen moeten worden uitgeroeid, moeten verdwijnen, en dat dat alleen zal kunnen als er wordt ingevoerd die dictatuur van het proletariaat, die al wat nu bestaat aan vormen van samenleving te niet doet, waarna dan - en hier zit de moeilijkheid natuurlijk - het nieuwe zal worden opgebouwd. Krasin, de tegenwoordige vertegenwoordiger der bolsjewiki in Londen, zei mij eens: "Niemand van ons begrijpt Lenin, met zijn schele ogen kijkt hij over onze hoofden heen en ziet over de eeuwen heen, ziet dingen die wij niet bevatten." Dat hij voor zich persoonlijk niets nodig heeft, kwam nogal humoristisch tot uiting in de verzuchting van een andere van zijn medewerkers, Goekowski, die mij eens vertelde: " 't Is een ellende met hem; wij moeten er altijd voor zorgen dat hij tenminste een fatsoenlijk pak heeft, althans als hij moet representeren." Hoewel fanatiek, is hij een koud mathematicus, dat hoor je zelfs als hij tegen een volksvergadering spreekt, en van hem wordt gezegd dat, als het misloopt en zij eens het veld zullen moeten ruimen, nadat ook de helft van zijn eigen proletariaat in de bloedige chaos is omgekomen, hij als een chirurgijn zal zeggen: "Ja, die diagnose was toch juist, de operatie is goed gelukt, alleen de patiënt is overleden. Wij zullen over een driehonderd jaren nog eens zulk een operatie moeten doen." Trotski is van een heel ander slag. Een man met een donker, sterk joods havikgezicht, hartstochtelijk, ook met een ijzeren wil en eerlijk in zijn bedoelingen. Een man die een volksmenigte volkomen meesleept door zijn revolutionair pathos. Als je hem hoort spreken, dan begrijp je wel, dat het hem gelukt is een leger, het rode leger, uit de grond te stampen, op de puinhopen van het oude leger. Dan begrijp je ook, dat hij meedogenloos de vertegenwoordigers van dat oude leger, de officieren, zo hij 't nodig achtte, vernietigde. Naast deze twee reuzen staat nog een rij van anderen. In Petersburg speelde de hoofdrol, de dictator zou ik zeggen van het Noorden, Zinowjew, eveneens een jood, Apfelbaum genaamd, een redenaar bij de genade Gods, maar een man die zich in zijn particuliere leven al heel weinig communistisch gedraagt, die zijn eigen kok in het Smolny instituut heeft, wiens vrouw en zoontje in de mooiste automobielen rijden, en die door zijn eigen vrienden de grote bourgeois wordt genoemd. Zeer goed persoonlijk ken ik Goekowski, de eerste minister van finanties van Lenin, die echter gauw inzag, dat onder zo'n bewind de finanties wat al te gauw hopeloos in de war lopen, en die nu in Reval zit en van daaruit met veel goud de propaganda in het buitenland leidt. Dan is in de laatste tijd zeer op de voorgrond gekomen Krasin. Krasin is een van de weinige Russen, die ook al als student tot de partij behoorde. Hij is met Lenin in Siberië geweest, heeft echter later kunnen afstuderen en is een zeer kundig ingenieur geworden (Techn. Hochschule, Berlijn, later Petersburg). Zeer beschaafd man, nu in Londen. Het is opmerkelijk dat de hoofdmannen der beweging wel voor 75 procent, de lagere commissarissen voor wel 50 procent, joden zijn. Ik zeg dat niet met antisemitische bedoeling, maar het is toch wel van belang er even de aandacht op te vestigen. Misschien is het het gevolg van eigenschappen van hen, dat zij zich tot die ideeën voelen aangetrokken, misschien is het het gevolg van de omstandigheid dat onder het oude regime de joden zoveel minder rechten hadden dan de Russen en er nu een bewuste of onbewuste rancune achter schuilt. Kamenew die eigenlijk Rosenfeld heet, Liwinow [bedoeld is Litvinow] die Finkelstein heet, zijn evenmin Russen. Dit was iets over de voornaamste mannen, die nu met ijzeren vuist begonnen te regeren.
3
Reeds onder Kerenski waren de verkiezingen begonnen voor een constituerende vergadering, die de regeringsvorm had moeten bepalen en een grondwet had moeten scheppen. Die verkiezingen werden ook automatisch nog voortgezet, maar toen in december de eerste gekozenen naar Petersburg begonnen te komen, werden zij op de meest cynische wijze teruggestuurd. Van een constituante wilde men niets meer weten; er waren nu arbeidersraden en door middel daarvan kon het proletariaat zijn dictatuur uit oefenen en dat was volkomen voldoende. Al heel gauw merkten wij, dat de geringste sporen van politieke vrijheid verdwenen waren. Met het vrije woord, dat onder Kerenski werkelijk vrij was, was het uit. Allengs verdwenen alle kranten, deels omdat zij verboden werden, deels kregen zij de financiële genadeslag omdat het adverteren in andere dan in de twee of drie regeringsbladen verboden was en tenslotte alle typografieën geconfisqueerd werden. En nu al sinds bijna twee en half jaar bestaan er in het hele Sowjetrijk geen andere dan die communistische partijblaadjes. De gevangenissen raakten langzaam aan vol met politieke tegenstanders en eenvoudig leden der bourgeoisie. Enkele politieke groepen probeerden in de eerste maanden zich nog te organiseren, maar zonder succes, en hoevelen er in die eerste maanden gefusilleerd zijn, zal wel nooit bekend worden, want de nu en dan door de regering gepubliceerde lijsten waren lang niet volledig. Het guillotineren der Franse revolutie is door de communisten vervangen door het veel eenvoudigere fusilleren en daarvan is in het eerste jaar hunner heerschappij een ongelooflijk veelvuldig gebruik gemaakt. Tot hun eer moet erbij gezegd worden, dat ook menige partijgenoot of pseudopartijgenoot die van handelingen schadelijk voor de partij werd beticht, na een kort verhoor tegen de muur werd gezet. Al deze terechtstellingen waren het resultaat van de vonnissen uitgesproken door de beruchte buitengewone commissies tot bestrijding der contra-revolutie, die in alle steden en dorpen werden benoemd uit de heftigste partijgangers en die langzamerhand meer macht hadden dan de volkscommissarissen zelf. Ik heb in 1919 zelf voor zo'n rechtbank gestaan en weet hoe onvolledig, hoe partijdig en willekeurig zo'n verhoor wordt gevoerd. Behalve de meedogenloze strijd, die de communisten voerden tegen al wat zij de bourgeoisie noemden, hadden zij in het eerste jaar nog een kamp uit te vechten tegen een groep van nog linksere fanatici. Dat was een verschijnsel, dat bijna belachelijk was, als het niet zo gevaarlijk was geweest voor de omwonenden. Ik had op een mooie dag de gelegenheid zo'n waanzinnige groep eens van naderbij gade te slaan. Zo, al strijdende naar rechts zowel als naar links, begonnen Lenin en zijn mannen het oneindig moeilijke werk van een nieuw regeringssysteem op te bouwen, althans trachtten zij dat te doen. Terstond de dag na de revolutie waren bijna alle ambtenaren in staking gegaan ten teken van protest tegen de overweldigers. Dit nu bleek een fout geweest te zijn, want niet de macht hebbende om aan dat protest kracht bij te zetten, trokken zij spoedig aan het kortste eind en in hun plaats kwamen dadelijk partijgetrouwe proletariërs, wat anders zeer gaandeweg het geval zou zijn geweest, die alle ministeries - voortaan commissariaten geheten - overstroomden. Mensen, die vaak zelfs gebrekkig konden lezen en schrijven en een bureaucratie vormden met een paperassenrommel, waaronder het land tot heden zucht. Een onbeschrijflijke geest van onwetendheid, oncultuur en willekeur hangt er in al die ministeries, van waaruit het land wordt bestuurd, op grond van de door Lenin uitgewerkte decreten. In de eerste tijd werd door die decreten, die terstond de kracht van wet hadden en alle paar maanden door de arbeidersraad in Moskou en bloc zonder veel discussies werden goedgekeurd, al het bestaande afgebroken en werd en passant de bezittende klasse tot de bedelstaf gebracht. Het eerste decreet betrof het landbezit, om terstond bij de boeren in het gevlij te komen. Al het land der grootgrondbezitters werd geconfisqueerd en aan het land bebouwende boeren ten gebruike gegeven. Zo heel nodig was die wet niet, want bij de algemene wetteloosheid en bandeloosheid zouden de boeren zich heus dat bouwland en die bossen wel hebben toegeëigend en zouden zij ook zo wel de grondbezitters geplunderd en hun landhuizen neergebrand hebben, net als nu is gebeurd. Bovendien is er een diepgaand misverstand tussen Lenin en die boeren. Trouwens Lenin is veel te verstandig om dat niet heel goed te weten. De boer toch, die nog wel minder socialist of communist
4
is dan u of ik, dringt er nog steeds op aan om een papier te krijgen, dat dat land nu ook werkelijk aan hem toebehoort, hetgeen de overheid hem natuurlijk niet wil geven. Een tweede slag trof handel en industrie. Enige decreten verklaarden alle maatschappijen op aandelen voor staatseigendom; de vroegere aandeelhouders werden opzij gezet en het personeel kreeg bevel om op zijn post te blijven. Daar de staatsleningen al vroeger waren geannuleerd, was dus van nu af aan het leven van je kapitaal onmogelijk geworden. Handelsfirma's stortten grotendeels dadelijk in na die zogenaamde nationalisatie, hetgeen ook eigenlijk de bedoeling was der regeerders, in wier programma staat de algehele afschaffing van elke handel. Anders stond het met de fabrieken. Die konden uit de aard der zaak langer voortbestaan en bovendien was daar de existentie van te veel proletariërs mee gemoeid. Grotendeels bleven ook de leiders in de eerste tijd op hun plaatsen, al hadden zij eigenlijk niets meer te zeggen, en zeulde men nog zo wat bij inertie voort. Maar dan kregen de fabriekscomité's, die reeds onder Kerenski waren opgericht, steeds meer macht. Elke fabriek werd slechts een toneel van politieke propaganda; van werken kwam steeds minder, er was geen enkele prikkel meer om iets uit te voeren - achturige werkdag, bij de wet vastgesteld loon en geen mogelijkheid om van het werk te worden ontslagen -, de productie daalde in enkele maanden in vele bedrijven tot twintig procent en de ene fabriek na de andere moest wel worden gesloten, waarbij dan meestal een groot aantal arbeiders toch nog verder hun loon kregen uit de staatskas, daar anders het proletariaat uit de steden teveel zou dunnen. Dat bij de wet vaststellen der lonen bleek ook een tweesnijdend zwaard te zijn voor de arbeiders zelf. Op een looneis volgde natuurlijk terstond de inwilliging, die dan bij decreet binnen een week voor het hele land werd afgekondigd. Een week later waren dan alle producten ook evenredig duurder; dan kwam er weer een looneis enz. enz. Hetzelfde vreselijke probleem, dat ook in heel West-Europa voor ons staat, hebben wij daar, ik zou zeggen, in karikatuurvorm langs ons heen zien trekken. Soms waren binnen één maand tijds de lonen en de prijzen der producten met honderd procent verhoogd, en kwam men geen stap verder. Voegt men bij deze de nijverheid ondermijnende maatregelen nog het steeds toenemende gebrek aan grondstoffen, mede door de Engelse blokkade, en de ondergang van de 10 jaar geleden nog zo bloeiende industrie wordt duidelijk. Toen ik vertrok in het voorjaar, werkten in Petersburg nog een enkele spinnerij, een paar machinefabrieken op 1/10 kracht en de landsdrukkerij voor het papieren geld, en wat kleinere werkplaatsen, ja, dan nog de waterleiding, en een electrische centrale waarvan ik een der leiders was. Ik zou nog iets willen zeggen over die fabriekscomités: in beginsel volkomen juiste en nuttige instellingen, gekozen uit arbeiders en employé's, die in voortdurend contact met de leiders van het bedrijf de belangen der arbeidenden behartigen. In de eerste tijd hebben wij dan ook met dat comité in het bedrijf waarin ik was op de aangenaamste manier samengewerkt. Maar dan begon de regering deze comités en de huiscomités waarover ik het later nog zal hebben, te gebruiken als politieke voorposten, die in het inwendige van werkplaats en huis moesten ingrijpen en de communistische idee inenten. Kentekenend is hetgeen er bij ons geschiedde: bij de eerste vrije verkiezingen was er een gematigd comité gekozen van partijlozen. Er hadden zitting in één machinist, één stoker, één tekenaar en één van de jongere employé's uit de boekhouding en nog een twee, drie man, waarmee wij volkomen in pais en vree leefden, tot er van de Petersburgse arbeidersraad een schrijven kwam, dat die samenstelling niet voldeed aan de politieke eisen en dat de algemene vergadering van arbeiders en employé's een nieuw comité te kiezen had. Ik geef dit voorbeeld van verkiezing, dat ik nu eens zelf heb meegemaakt. Op dergelijke wijze hadden overal ook verkiezingen voor de raden plaats, als men vreesde niet het gewenste resultaat te zullen verkrijgen. Bij ons, evenals in andere zeer belangrijke bedrijven, bleef het fabriekscomité enigszins op de achtergrond, omdat bij ons nog speciaal een communist-commissaris met bijna onbeperkte volmacht, directe inhechtenisneming incluis, was benoemd. Was de vernietiging van de in staatseigendom overgegane fabrieken niet volgens het programma van de communisten, de vernietiging van banken, levensverzekeringsmaatschappijen, de opheffing van de beurs, - dat waren de zaken die in de leus "van de aarde wegvagen al wat ook maar herinnert aan de kapitalistische maatschappij" volkomen paste. De eenvoudige proletariër stelde zich, geloof ik,
5
voor dat bij het door de staat nationaliseren der banken, der prachtige gebouwen van de kapitalisten voor elkeen een aardig duitje zou vrijkomen en toen dat niet het geval bleek, interesseerden zij er zich heel wat minder voor. Lenin wist wel beter, maar hij wist ook dat met de vernietiging van het bankwezen het kapitalistische systeem niet meer te redden is. Vooreerst werd het bankbedrijf eenvoudig stopgezet en de banken door soldaten bewaakt en in 1919 had ook de stelselmatige ontvreemding ten behoeve van de staat plaats van alle waarden, die zich in de bankgebouwen bevonden. Ik bedoel ontvreemden in de meest letterlijke betekenis. De lopende rekeningen werden geconfisqueerd, de in bewaring genomen aandelen en effecten afgenomen en de safes leeggehaald. Dat het geldwezen van de nieuwe staat al heel gauw aan de grond zat, is duidelijk. De uitgaven van de staat groeiden met de dag, de inkomsten, niettegenstaande alle genationaliseerde ondernemingen (die te gronde gingen), verminderden onrustbarend. Men begon papieren geld te drukken in tienvoudige mate, door bankbiljetten van 10.000 roebel, later van 20.000 te vervaardigen, en toch kon de rijksdrukkerij het niet bijhouden. De boeren betaalden geen cent belasting, de stadsbevolking had niets meer. Wel kregen wij nog belastingbiljetten in huis, - ik heb er nog eens een gehad van 85.000 roebel, nadat ik al volmaakt geplukt was, en toen ik er dan op een goede dag mee naar een belastingcommissariaat ging en verklaarde en bewees, dat het een absurditeit was die betaling van mij te eisen, kreeg ik van een heel welwillende, oude heer op dat bureau de opheldering, dat zij dat ook eigenlijk best zelf wisten, maar dat zij de verschuldigde bedragen van deze "revolutie belasting" van elke bourgeois of half-bourgeois zo hoog namen, dat de gelukkige burger in kwestie van het communistische rijk in elk geval de debiteur van de staat bleef, en - mocht er nog eens iets hem toebehorende worden gevonden, dan kon het terstond wettig geconfisqueerd worden. Na deze alleszins opwekkende opheldering betaalde ik 850 roebel, waarmee hij volkomen genoegen nam, en ik ging naar huis met het gezellige gevoel de communistische staat nog 84.150 roebel schuldig te blijven. Voor die som (de roebel was toen nog ongeveer 40 ct.) kunnen zij nu mijn hele hebben en houden, dat ik in mijn huis in Petersburg heb moeten achterlaten, - laten wij zeggen nationaliseren. Wat er van de roebel terechtgekomen is in 1920, weet u. Niets, geen halve cent. De bolsjewistische leiders maken zich echter geen hoofdbrekens daarover. Het geld wordt toch spoedig geheel afgeschaft, daar de staat zijn ambtenaren in natura zal betalen en handel en woeker afgeschaft zijn. Twee Nederlandse banken in St. Petersburg deelden het lot van alle andere. Uit een van de twee, de Rotterdamse, heb ik zelfs op een goede dag met eigen ogen de meubels zien uitdragen, die nodig bleken voor een matrozenclub. Verzekeringsmaatschappijen ging het al net zo en ik stel mij voor, dat zelfs iemand die kon geloven dat dat alles geschiedde tot heil der mensheid, wel even een benauwd gevoel moest krijgen als hij zag, dat de hele archieven van dergelijke maatschappijen weggereden werden om er ketels mee te stoken, waarmee de bewijsstukken verdwenen van de spaarduiten, die hij daar misschien sinds 20 jaar had gestort. Na handel en nijverheid kwamen onderwijs, kerk, gerecht aan de beurt. Geen dag, of er verscheen een decreet dat de revolutie, zoals de term luidde, "uitdiepte". Alle bestaande rechtbanken werden opgeheven, de advocaten (een stand waaraan de bolsjewieken bijzonder 't land hadden) werden afgedankt. Tot rechters werden benoemd mannen uit het volk, in de hogere gerechtshoven natuurlijk mannen van de partij, terwijl kleine zaken werden beslecht door zeer origineel samengestelde colleges, gewoonlijk bestaande uit een arbeider, een matroos of soldaat en een vrouw uit het volk. Waar het niet politieke misdrijven aanging (deze laatste werden natuurlijk steeds met uiterste gestrengheid en volgens onze begrippen vaak onrechtvaardig gevonnist), gaven deze rechtbanken vaak blijk van veel gezond verstand en hadden zij door het snelle recht en hun salomonische uitspraken in vele gevallen wel de sympathie van de bevolking. Ik heb een keer persoonlijk kennisgemaakt en kan niet klagen over het resultaat, en dat nog wel terwijl ik als bourgeois stond tegenover een vrouw, die zich als proletariër voelde. Het grote Peterburgse paleis van Justitie, dat al die rechtbankjes wel 't best zou hebben gehuisvest, was bij de eerste revolutie in brand gestoken en met zijn boekerij, zijn archieven en alle stukken van duizend onafgedane gedingen in vlammen opgegaan. Die rechtbanken, evenals de meeste regeringsbureaux, arbeiders- en soldatenraden en dergelijke waren meestal gehuisvest in
6
paleizen, in grote herenhuizen, die de eigenaars waren ontnomen. Vele bewoners van paleizen, grootvorsten en hoge adel waren natuurlijk al vroeger gevlucht, evenals ook vele echte kapitalisten, maar zij die nog waren blijven wonen kregen gewoonlijk bevel binnen vier en twintig uur hun huis te ontruimen, waarbij zij dan alleen het allereenvoudigste mochten meenemen. Ik herinner me nog zo goed de wachtkamer, waar ik bij bovengenoemde gelegenheid meerdere malen heb moeten wachten: een allerliefst boudoir in rococo stijl met spiegels en blauw zijden behang, waar in met blauw satijn overtrokken fauteuils twee jongens van een jaar of 16, 17 als schildwachten lummelden, met geweer met de bajonet erop tussen hun benen. Onder de decreten die onze algemene goedkeuring hadden, waren: Scheiding van kerk en staat. Alleen waren er nu veel popen zonder werk. Zij moesten dwangarbeid verrichten, zoals ik dikwijls heb gezien. Wijn. Was al vroeger verboden. Nu werden de voorraden vernield, uitgepompt, waarbij zich vreselijke tonelen afspeelden. Toch een goede maatregel, want er kwam minder dronkenschap en minder ontucht voor. Nieuwe tijdrekening en nieuwe spelling. Waar echter veel tegen in te brengen was, waren de decreten op het gebied van onderwijs. Om te beginnen werden alle geprivilegiëerde scholen opgeheven en hun gebouwen voor andere doeleinden gebruikt. Dit was ook het geval met onze school, de z.g. "Reformaten" school van de Nederlandse, Zwitserse en Franse kolonies. Er werd een arbeids-eenheids-school opgericht, volgens het principe één onderwijs voor alle kinderen in de staat en natuurlijk verplicht. Misschien kregen er nu wel meer kinderen onderwijs, maar het gehalte was slechter. Wat erger was, de school werd ook gebruikt als arena voor propaganda. Communisten-clubs. Hun kinderen kregen grotere porties, werden voorgetrokken. Dan, boven het lerarenpersoneel stond een raad uit alle bij de school geëmployeerden, en waar bijna altijd, ik scherts niet, de schoonmaakster en de portier de hoofdtoon voerden. Ik had nogal veel kennissen onder het onderwijspersoneel en ken van nabij de voor het onderwijs dodende gevolgen van zo'n beheer. In elk geval hield ik in de eerste jaren mijn jongens zoveel mogelijk thuis zonder ze door schoolverzuim in moeilijkheden te laten komen. Met het kind houden de machthebbers zich veel bezig. Natuurlijk is het toch het opkomende geslacht, dat in communistische geest opgevoed de communistische maatschappij in haar eindvorm moet opbouwen. Het ligt in de bedoeling de kinderen geheel door de gemeenschap, niet meer door de ouders, te laten opvoeden, maar natuurlijk kan dit slechts langzamerhand gebeuren. Daartoe zijn massa's grote tehuizen voor kinderen opgericht, waar het kind gratis door de staat wordt gehuisvest, gevoed en onderwezen. Het lijkt op papier wel goed, maar die tehuizen die ik gezien heb waren een grote mislukking, waar slecht gevoede, vervuilde, miserabel onderwezen kinderen huisden. Verschillende van mijn vrienden, die hun kinderen eenvoudig niet meer konden voeden, hadden hen naar zulke instellingen gezonden, maar konden na het eerste bezoek aan het tehuis bijna niet zonder tranen daarover spreken. In beginsel heel mooi, kwam er van de uitvoering niets terecht, evenmin als van de gratis voeding van ook die kinderen die bij hun ouders bleven en die het wel geen week zouden kunnen houden, als zij van dat staatsvoedsel moesten leven, of van die verzekering van zieken en ouden van dagen, die in papier en rompslomp gesmoord werd. Onze arbeiders probeerden het b.v. niet eens meer om een ziektepremie of een subsidie voor een begrafenis te gaan halen: voordat je zoiets krijgt, ben je allang zelf dood en begraven. Ik heb getracht u enige voorstelling te geven van verschillende der ingrijpende maatregelen, waardoor zij gepoogd hebben in Rusland, na het oude tot puin te hebben geslagen, het nieuwe op te bouwen. Nu zou ik u nog iets willen vertellen, hoe in die chaos het leven van de gemiddelde burger zich misvormd had. Om u daarvan het nodige begrip te doen krijgen, zou ik u moeten brengen onder de indruk van een atmosfeer van wet- en rechteloosheid, baldadigheid en willekeur, die alleen hij kan beoordelen en begrijpen die erin geleefd heeft. De eerste winter in 17-18 was misschien wel het ergste. Doordat elk spoor van politie was verdwenen en de burgermilitie van de tijd van Kerenski verboden werd, hadden er elke avond en
7
nacht in alle wijken moord en roof, plundering en inbraak ongestraft plaats. Men kon niet over bruggen gaan; mensen werden eenvoudig van hun kleren beroofd. Wanneer je maar je hoofd naar buiten stak, hoorde je schieten. Dan had de bevolking verschillende begrippen over het mijn en dijn. Lynchen heb ik tweemaal gezien... Allengs werd dat beter, want er werd een militie opgericht (ook vrouwen) met zeer strenge discipline en nog iets: stelen in het geniep werd overbodig. Door de nieuwe orde van zaken werden het ergst getroffen ouden, die van hun rente of hun pensioenen leefden. Binnen een maand waren die aan het eind van hun latijn. Zo zag men generaals kranten verkopen, oude dames beschuitjes enz. De echte kapitalisten waren natuurlijk allang weg. Toen het op straat veiliger werd, werd het in je eigen huis erger. De periode der eindeloze huiszoekingen begon. Ik weet al niet meer hoe vele malen 's nachts al wat ik in mijn woning had overhoop werd gehaald. Je ligt te slapen, drie, vier uur 's nachts, dan komen ze .... Je hebt altijd iets te veel volgens het laatste decreet, wollen dekens te veel, een fiets, costumes of wapens. Dit laatste was al heel erg. Als die gevonden werden, kon men wel vrij zeker er op rekenen om tegen de muur te worden gezet. Of zij zochten naar deserteurs, of gewezen officieren, die zich niet hadden laten registreren en die na de tweede of derde oproeping weinig kans hadden er met het leven af te komen. Machteloos stond je erbij, - doe eens wat, als er een paar soldaten met geladen geweren en revolvers in je gang staan. Of zij controleerden of je wel ergens werkte en je papieren in dat opzicht in orde zijn. Volgens het principe "wie niet werkt, zal ook niet eten", dat ook op de broodkaart stond gedrukt, moest ieder werk verrichten voor de gemeenschap. Kon hij niet bewijzen dat hij dat deed, dan werd hij terstond tot dwangarbeid veroordeeld. Vooral onze vrouwen en meisjes waren daar in de aanvang vaak het slachtoffer van, daar huiselijk werk niet gerekend werd; ook werk van dienstboden kwam niet in aanmerking en ons arme kamermeisje, dat ik nog enige tijd had, moest 's winters twee of drie keer in de week helpen loopgraven maken, omdat zij als werkeloze gerekend werd, die bij een bourgeois werkte. Wij kwamen dan ook gauw met haar overeen, dat zij een staatsbetrekking moest gaan zoeken, die zij dan ook vond als naaister in een rijksuniformmakerij, waar zij het oneindig veel erger vond dan bij mij als dienstbode. Moeders van kinderen ouder dan drie jaar werden ook zonder vorm van proces voor dwangarbeid opgecommandeerd, - waarom geven zij dan ook haar kinderen niet in rijksgestichten? Vele mensen hadden natuurlijk ook valse certificaten van arbeid, doordat zij bevriend waren met een of andere commissaris, die zich ertoe geleend had zo'n papier af te geven. Ik had een kennis, gewezen directeur van een levensverzekeringmaatschappij, die een papier in zijn zak had dat hij matroos was, een gewezen geestelijke die een papier had van electrotechnicus, die bezig is een kabelnet te leggen enz enz. Een grote rol speelde het huis comité. De huizen bestonden uit etagewoningen, bevatten vele inwoners, soms honderden, en daarboven staat nu het huiscomité, dat ongeveer de rol van een fabriekscomité heeft: kleine politieke lichamen, die moesten zorgen voor de dictatuur in het kleine, intieme leven. Eerst eerlijk gekozen, later comité der armelui. Grote macht. Moesten zorgen voor de uitvoering van Lenins voorschrift: bourgeois opjagen, niet tot rust laten komen, de klassenhaat mag niet verslappen. Kleine plagerijen: sneeuw scheppen, terwijl daarvoor betaalde mensen waren. Waken 's nachts, en 's daags vrouwen. In het begin kon men zich als vreemdeling nog wel eens verzetten, maar zonder succes, en ook tegenover huisgenoten was het niet goed. Wij hadden nog een vrij aardige baas, die het ons echter soms kwalijk nam, dat hij alles moest doen. Meer serieuze plagerijen sproten voort uit de voorschriften tot betere huisvesting der proletariërs en uit het beginsel, dat meubels niet mogen worden verplaatst, maar horen bij de woning waarin ze staan. Daar alle paleizen en eigen grote huizen al heel in het begin waren bezet, kwamen de bescheidenere woningen van de middenstand in aanmerking. Er waren zeer nauwkeurige bepalingen hoeveel kamers en gezin mocht bewonen en zo het te veel had, kreeg het inkwartiering met gemeenschappelijk gebruik van eetkamer, keuken enz. Tientallen families werden ook uit hun woningen gezet, meestal binnen vier en twintig uur, zonder het recht meer dan een handkoffer met het nodigste mee te nemen.
8
Dat alles was nog min of meer te dragen, zolang wij niet te kampen kregen met duisternis, honger en kou. Petroleum was er niet meer, kaarsen had ik nog een dozijn voor de winter '19-' 20. Geen van mijn kennissen had ze meer en electrisch licht kreeg men een paar uur per dag. Enfin, zonder licht zat je dan maar in donker en wachtte je af, dat het leven voorbijgaat. Erger was de strijd met de honger, die dagelijks weerkerende strijd, die je niet mag opgeven. Alle winkels waren gesloten, de waren geconfisqueerd en de staat kon je op kaarten net zoveel geven, dat je ervan kon sterven: 1/8 brood en een bord watersoep, waarvoor je dan nog uren stond per dag. In 1918 werd dat brood en trouwens alle producten, die de staat dan nog gaf aan zijn burgers, verdeeld volgens vier categorieën. Later verdwenen die categorieën, maar communisten en matrozen kregen extra rantsoen. Hoe kwamen wij aan eten. Door alles te verkopen, clandestiene handel (peperdure prijzen, b.v. boter 3000 roebel bij een salaris van 6000), bij opkopers (met het gevaar voor dwangarbeid). Met zakken ging men de boer op en alle mooie dingen verdwenen naar de boeren. Zo bleef men altijd maar half verzadigd. Er was niet genoeg, de boeren gaven het niet en als zij het gaven, dan kwam het veelal niet tot Petersburg, omdat een of andere plaatselijke sowjet de wagons kaapte. De treinenloop, het hele transport was al in 1919 tot nul gedaald. Van personenvervoer, behalve dan voor communistische leiders, was geen sprake meer; goederenvervoer werd bijna geheel voor het leger opgeëist. Driekwart der locomotieven, wagons waren kapot en onbruikbaar, terwijl de reparatiewerkplaatsen haast niets meer presteerden. De communistische overheid had de handel in eerste levensbenodigdheden, eten, kleren vernietigd en tot staatsmonopolie verklaard, zonder er tegen opgewassen te zijn die productie en verdeling zelf te organiseren. Het was belachelijk wat wij van staatswege soms kregen aan kledingstukken: eens tien paar schoenen van één maat voor ons huis van honderd inwoners, misschien pasten er drie paar van. Een andere keer zoveel meter van een roodgeruit katoentje. Ik vraag u, wat moest ik beginnen met een el of drie van dat ruitje? Om de boeren te dwingen hun graan af te geven, werden er enkele malen afdelingen vrijwilligers uit het leger naar de dorpen gestuurd om het met geweld te halen. Die troepen kwamen echter grotendeels wat men zo noemt van een koude kermis thuis, want zij werden ontvangen met een zeer eensgezind geweervuur uit die geweren, die de oorlogsdeserteurs uit de grote oorlog mee naar huis hadden gebracht. Het strijden tegen de koude nam ook heel eigenaardige vormen aan. Daar er niet genoeg hout was (steenkool was er helemaal niet meer, daar wij van het zuiden waren afgesneden), werden in de winter van '19-'20 zoetjes aan alle houten huizen in de stad afgebroken. En er waren er nogal wat, want een vijftig, zestig jaar geleden waren alle huizen in wijken die niet juist tot het centrum behoorden, van hout. Dat afbreken werd nog vrij aardig georganiseerd: eerst verzoek, dan mededeling en dan dagelijks om 5 uur erop uit met breekijzer en bijl. Geen slechte herinnering: solidariteit en sport. Afbreken, naar huis sjouwen vlakbij. Erger was het sjouwen van hout van ver, als je nog kans gezien had om wat op de kop te tikken. Ik heb urenlang een slee getrokken, met een kwart vadem hout, tot ik dacht: ik wou dat zij de hele vracht maar op straat confisqueerden, dan was ik er af. Als je mij nu vraagt: had de arbeider, de proletariër het tenminste goed, of althans dragelijk, dan antwoord ik met nadruk: neen, - zeer zeker neen, als hij niet matroos of communist was, en dus extra rantsoenen kreeg en gratis voldoende kleding en brandstof. De gemiddelde arbeider had het net zo slecht als de vertegenwoordigers der bourgeoisie. En nu spreek ik uit ondervinding van de werklieden van onze centrale, dus van een onderneming die de staat voor absoluut noodzakelijk hield en waaraan dus nog veel aandacht werd besteed. Natuurlijk, daar de Russische proletariër grotendeels nog familie op het platteland heeft, hadden velen het daardoor wat gemakkelijker, doordat zij vrouw en kinderen naar buiten wonende familie stuurden (wat tussen haakjes heel wat voeten in de aarde had, omdat men geen permissie tot reizen kreeg), maar voor het overige leidde hij hetzelfde moeilijke leven als wij: de eeuwige strijd om levensmiddelen te krijgen, het gesjacher op verboden markten, het verkopen van laatste spullen. Hij deed wel minder in zijn fabriek, maar moest net als wij in zijn vrije tijd hout sjouwen, in een moestuin werken en dergelijke om boven water te
9
blijven, al was hij dan gewoonlijk van dwangarbeid bevrijd. En als hij niet communist was, was ook zijn kans op vrijheidsberoving niet veel geringer dan bij ons. Tegenover vreemdelingen gedroegen de bolsjewiki zich in den beginne nogal welwillend en maakten zij in vele opzichten zelfs uitzonderingen, alleen op de Engelsen waren zij zeer gebeten. Met de Duitsers waren zij dikke vrienden, tegenover neutralen dragelijk. Dit veranderde toen de gezanten vertrokken. Met de Zwitsers en Hollanders ging het nog zo zo. De koerier werkte nog. Daarna begon de ellende. Op 2 juni werden de gezantschappen geplunderd, wat weken lang duurde. De brandkasten werden leeggehaald en wij gevangen. 's Nachts werden wij naar een binnenplaats geleid onder escorte. Wat nu? Fusilleren? Het was net in de tijd van Joedenitsj. Ik deelde mijn cel met drie anderen. Vochtig. Later beter. Eten uit één bak, enfin een primitiviteit. Ik heb u grotendeels gesproken over de toestand in Petersburg. Wat ik echter hoorde van goede vrienden, ik had er in Moskou, Samara, in de Oeral en in Jekaterinoslaw, vanwaar ik geregeld berichten kreeg in die tijd, was het daar net zo, zo niet erger. Toen wij in mei van dit jaar eindelijk konden vertrekken, was Petersburg gekomen tot een toestand van verval en vervuiling die voor iemand die het eenmaal zo mooie, West-Europese, goed georganiseerde, schone Petersburg gekend heeft, bijna ongelooflijk scheen. De straten ongeplaveid, daar het hout van het plaveisel voor brandstof was gestolen, op de plaatsen van de oude houten huizen puin en rommel, kapot huisraad, op de plaatsen waar een brand was geweest ruïnes, die verder afbrokkelden, - de helft van de huizen onbewoonbaar doordat waterleidingen gesprongen en beste kamers niet meer te gebruiken zijn, - een deel van die huizen werd nog bewoond, de gevolgen zijn licht te begrijpen, - en je kon niets meer laten repareren, want geen mens was daarvoor meer te vinden. Elk was staatsambtenaar; een handwerker die eens een karweitje opknapte, bestond niet meer. Slecht gekleed en verkleumd huisden de meeste mensen de winter door in de keuken; behalve de matrozen en hun meisjes zie je geen goed gekleed persoon meer. Doordat de openbare badinrichtingen, die vroeger heel veel gebruikt werden (de Rus, ook de armste, was dol op baden) niet meer werkten, kwam er een algemene vervuiling en onhygiëne, die met elke beschrijving spot. Wel zegt de heer W[ijnkoop?], dat hij op zijn hele reis geen ongedierte heeft gekend. Ik geloof het graag, als hij reisde in de wagons-lits van Zinowjew naar Moskou, maar de vlektyphus - ik heb er een van mijn naaste vrienden aan verloren -, zou niet die afgrijselijke afmetingen hebben aangenomen, waren er niet de algemene vervuiling en het ongedierte. Dode paarden en honden bleven soms veertien dagen op straat liggen. Op weg naar onze centrale lag een paardekreng zolang, tot de honden het netjes uitgegeten hadden. Ik moest er dikwijls voorbij, diende er klachten over in, ging er persoonlijk over klagen. Het bleef liggen en er waren ook eigenlijk geen middelen om het weg te werken. Zo nodige inrichtingen als kapperswinkels verdwenen met andere zaken. De laatste keer dat ik nog bij een kapper, die op het punt stond ook te liquideren, in een ijskoud kamertje voor haarknippen en scheren 175 roebel betaalde, besloot ik het nu maar zelf te doen. U kunt u voorstellen met wat voor een gezicht na mijn terugkeer in het vaderland de kapper in Den Haag vroeg: Wie heeft u wel geknipt, mijnheer? Het is te begrijpen, dat de hospitalen tegen de ziekten niet konden opwerken. Zonder medicamenten, zonder de brandstof, linnen, verbandmiddelen, waren ze er niet tegen opgewassen, konden zij lang niet allen opnemen; en in verband hiermede is de Engelse blokkade, die dit alles tegenhoudt, niet genoeg te veroordelen. Hier zou men met één scheepslading al zo oneindig veel geholpen zijn, en West-Europa kan ervan verzekerd zijn dat van die dwaze blokkade niet één enkele van degenen die zij ermede willen treffen, getroffen wordt. Dat de sterfte ontzaggelijk groot is, zal u duidelijk wezen. Cijfers daarover bestaan natuurlijk niet meer. En als een burger van de Sowjet-Republiek sterft, dan is het nog niet dadelijk uit met de ellende, want het begraven heeft nog heel wat voeten in de aarde. In 1918 ging dat nog met een paard en een wagen; in 1919 werden de doodskisten al op handsleedjes vervoerd en in 1920 zag ik de eerste dode eenvoudig in een doek gewikkeld op een sleedje door de familie naar het kerkhof zeulen. Kisten waren niet meer te betalen, geen hout, geen spijkers. Wat dat voor Russen betekent
10
weet ieder, die ermee bekend is hoe de Rus er vroeger van hield zijn doden met enig vertoon te begraven. Is het wonder, dat ieder die enigszins hoopte in het buitenland wel zijn brood te kunnen verdienen, trachtte het land te verlaten? Maar dat is geenszins eenvoudig. Sinds einde 1918 toch heeft de Sowjet-Republiek haar inwoners ten strengste verboden het gebied te verlaten, op grond daarvan, dat ieder gemobiliseerd rijksarbeider is. Sinds die tijd hebben onafgebroken pogingen tot vlucht plaatsgehad, die bij mislukking en ontdekking zwaar gestraft werden, al naar omstandigheden met gevangenisstraf of met de kogel. Het meeste succes hadden de vluchtpogingen over het ijs van de Finse Golf met paard en slee op donkere winternachten. De Finnen die zich daartoe leenden, vroegen er natuurlijk geweldig veel geld voor. Die het probeerde moest dus weken tevoren alles wat hij had te gelde maken, zo geheim mogelijk, en vertrok dan met een bundeltje met wat kleren in alle stilte, zonder dat het huis -comité er achter kwam, in het holst van de nacht. Menigeen die het geld niet bijeen kon krijgen, probeerde het te voet, een bijna ondoenlijke onderneming, en velen daarvan zijn in sneeuw en storm omgekomen. Een andere weg leidde door de bossen over de Finse grens. Een van onze landgenoten is op die wijze in het begin '19 met vrouw en drie kinderen ontsnapt, anderen weer - nu nog in september van dit jaar een nicht van mijn vrouw, een dame van 50 werden door de Finse vissers op de bodem van hun boot onder zeilen en touwen verborgen en bereikten zo, als het geluk diende, de Finse kust. Komende winter zal het over de Golf wel geheel onmogelijk worden, daar reeds aan het einde van het vorige seizoen overal patrouilles reden om de vluchtelingen òf op te houden òf bij weigering om om te keren, neer te schieten, en omdat er overal met zoeklichten werd gewerkt. Een mijner vrienden, een jong Russisch zeeofficier heeft als landloper verkleed de tocht van Petersburg naar Archangelsk aan de Witte Zee gemaakt, waar toen de Engelsen heersten. Hij heeft de stad bereikt, is ook bij de Witte Russen in dienst getreden, die daar met de Engelsen poogden de Rode legers te bestrijden. Toen de Engelsen begin '20 hun wapenbroeders verraderlijk in de steek lieten en op een goede dag Archangelsk ontruimden met het beleefd verzoek aan de rode overheden om de officieren van het witte Russische leger met zachtheid te behandelen, welk verzoek door de Russen natuurlijk honend lachend werd beantwoord, is hij gevankelijk naar Moskou gebracht, waar hij in mei nog zat. Nu vermoedelijk niet meer, de burgeroorlog kent geen gevangenen. In februari 1920 had ik ook met een mij goed aanbevolen Fin geheime onderhandelingen aangeknoopt om te vluchten met vrouw en kinderen, temeer daar het ons toen duidelijk was, dat wij als gijzelaars werden beschouwd. Diezelfde Fin had in januari een mijner collega's met vrouw en twee zoons met succes naar Finland overgebracht. Over de prijs waren wij het ook al eens geworden, en ik was bezig dat geld bijeen te schrapen, toen de geruchten doordrongen van de onderhandelingen, die Nederland met Litwinow in Kopenhagen voerde over onze bevrijding. Gelukkig voerden die onderhandelingen ten lange leste tot een gunstig resultaat en na veel vijven en zessen kwam begin mei een honderdtal Nederlanders in beweging. Na een nog vrij avontuurlijke tocht kwamen wij de achtste mei aan de grens van Estland, waar wij werden uitgewisseld tegen Russische geïnterneerden uit Holland en 's nachts om drie uur waren wij op de "Lingestroom", de Hollandse boot die ons naar het vaderland zou brengen. Wat die Hollandse boot en die Hollandse vlag, wat het woord vaderland toen voor ons betekenden, dat kan alleen hij begrijpen, die ver geweest is en in nood. Men vraagt ons, die daar zolang in gezeten hebben, zo vaak: Wat denkt u nu wel, dat daarvan moet komen, hoe zal dat nu aflopen? Natuurlijk, het antwoord daarop is oneindig moeilijk. Het rekenen van Lenin op de Wereldrevolutie en de invoering van het communisme op de hele aardbol, lijkt mij een hersenschim en het bolsjewisme in Rusland zal wel eenmaal vallen, maar hoe? Tengevolge van samenzweringen in het land zelf van anti-bolsjewistische partijen - die kansen zijn verkeken. Er zijn er geweest, meerdere malen, en nog in '19 in oktober was er één goed en deugdelijk voorbereid, maar bijtijds zijn de machthebbers er achter gekomen en zonder genade is de poging in bloed gesmoord. Menig bekend man uit industrie en uit de wetenschappelijke wereld, die mede aan het hoofd van het complot had gestaan, heeft het met de dood moeten bekopen; een van mijn naaste vrienden was er
11
bij, professor in de geschiedenis aan de Peterburgse universiteit. Er zijn geen mannen meer, die nog eens zoiets zouden kunnen wagen. En wat meer is, er zijn geen mannen en geen politieke groepen meer, voor wie het denkbaar zou wezen het volkomen in verval geraakte bestuur over te nemen, die zich onder de gegeven omstandigheden zonder geld, zonder voedsel voor de steden ook maar een dag zouden kunnen staande houden, en dat nog zonder de werkelijke steun der boerenbevolking, die de tegenwoordige stand van zaken zo erg niet vindt. Hetzelfde geldt voor aanvallen van buiten. Die leken ons, die er binnen in zaten, van den beginne af ten dode opgeschreven. Al die oorlogen met Koltsjak, Denikin, Joedenitsj, Wrangel hebben stromen bloeds gekost. Bij elke aanval gingen in het land honderden gijzelaars om zeep, werden vrouwen en kinderen van gevluchte officieren als gijzelaars in de gevangenis geworpen en het resultaat was uit de aard der zaak nihil: zonder middelen, zonder achterland, en alleen met vrijwilligers kan je niet vechten tegen een leger, dat onuitputtelijke hulpbronnen heeft aan mensen. Door ingrijpen der entente? Er is niemand meer die eraan denkt. 't Enige zal wel moeten wezen, dat Engeland eindelijk eens zijn blokkade opheft, dat er betrekkingen worden aangeknoopt, waardoor ook de Russische regering ertoe zal moeten overgaan haar eigen onderdanen weer enige vrijheid van beweging te geven, - en dat door die wisselwerking na jaren en jaren het tegenwoordige regime zich zal gaan vervormen tot iets, dat meer levensvatbaarheid heeft. Dan zal het ook nodig zijn, dat er steeds meer mensen uit West-Europa met eigen ogen gaan kijken. Maar dan mensen die te goeder trouw zijn en wat Russisch kennen, anders zien ze toch maar weer alleen dat, wat hun vertoond wordt. Na enige degelijke bezoeken aan Rusland van die aard zouden de communistische groepen in het Westen wat voorzichtiger worden en zich nog wel tien malen bedenken, aleer zij het werkelijk aanstuurden op burgeroorlog en dictatuur en dat om zulk een doel te bereiken! Mag ik eindigen met de vurige wens, dat althans ons vaderland van die moordende en verschrikkelijke proefneming mag verschoond blijven?"
12