DC
16
De kredietcrisis in het kort
1 Inleiding In dit dc-thema lees je in het kort over de oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis. Binnen LLB bestaat immers een domein Burgerschap. Je snapt dat het belangrijk is om – als bewust burger – de grote lijn van de kredietcrisis te kennen. We hebben niet de illusie dat dit dc-thema volledig is. Je krijgt echter wel een indruk van de grote lijn van de oorzaken en de mogelijke gevolgen van de kredietcrisis. De inhoud van dit thema: 2 Het begin van de kredietcrisis 3 De Amerikaanse woning- en hypothekenmarkt 4 De interbancaire geldmarkt 5 Bonuscultuur 6 Vormen van overheidsbetrokkenheid 7 Gevolgen van de kredietcrisis in Nederland en België 8 Algemeen effect op de conjunctuur 1
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
1
2 Het begin van de kredietcrisis De Kredietcrisis is de aanduiding voor een crisis op de financiële markten die in de zomer van 2007 ontstond. De oorzaak was een crisis op de markt voor Amerikaanse, veroorzaakt door een daling van de Amerikaanse huizenprijzen, nadat in de jaren vóór 2007 op grote schaal te hoge hypotheken waren verstrekt aan financieel te zwakke huizenkopers. Meestal hadden deze hypotheken aanvankelijk een lage rente, gevolgd door een herziening en verhoging van de rente enkele jaren later. Huiseigenaren hoopten echter dat zij het huis met winst zouden kunnen verkopen voordat de renteherziening zou plaatsvinden. Toen de huizenmarkt stagneerde slaagden zij er niet tijdig in hun huis te verkopen, zodat ze geconfronteerd werden met hogere maandlasten. Door de betalingsachterstanden die hierop volgden, steeg het aantal gedwongen verkopen van huizen sterk. Dit leidde tot problemen op de markt van beleggingsinstrumenten in dergelijke leningen. In de zomer van 2007 leidde dit tot een crisis op de interbancaire geldmarkt. Vanaf de zomer van 2007 moesten banken en andere financiële instellingen voor zeer grote bedragen aan verliezen op dergelijke beleggingen rapporteren. Op diverse tijdstippen moesten centrale banken op grote schaal liquiditeitssteun verlenen, om een verstoring van het financiële systeem te voorkomen. Met name vanaf het begin van 2008 leidden deze problemen tevens tot sterk dalende koersen op de aandelenmarkten. Vanaf eind 2007 wezen steeds meer tekenen erop dat de crisis op de financiële markten zou kunnen leiden tot een recessie. Dit bracht de Amerikaanse centrale bank, ertoe om in 2008 de officiële rentetarieven meerdere malen scherp te verlagen, nadat zij in 2007 op diverse tijdstippen reeds diverse renteverlagingen had doorgevoerd. In de loop van 2008 zagen financiële instellingen zich genoodzaakt opnieuw grote afschrijvingen te rapporteren op hun activa. De crisis sloeg over naar Europa, met name naar Engeland en Zwitserland. In september 2008 was sprake van een stroomversnelling. In Nederland en België werd Fortis door de crisis getroffen. In oktober 2008 besloten de Europese ministers van financiën tot een omvangrijk pakket aan maatregelen, en bedrage van vele honderden miljarden euro’s. Ook ING Groep en Aegon werden met een kapitaalinjectie van € 10 miljard respectievelijk € 3 miljard door de Nederlandse overheid ondersteund.
2
LLB Digitale Content
Vanaf november 2008 ging de kredietcrisis in een toenemend aantal landen over in een recessie. De aanduiding “kredietcrisis” dekt niet de gehele lading van de crisis. Er was niet uitsluitend sprake van een kredietcrisis in de zin van een beperkte beschikbaarheid van liquiditeiten en (langer lopend) kapitaal, doch op een aantal momenten ook van een algehele vertrouwenscrisis in de financiële sector.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
3
3 De Amerikaanse woning- en hypothekenmarkt Vanaf 2001 had de Amerikaanse woningmarkt een sterke opleving laten zien, waarvoor diverse oorzaken zijn aan te wijzen. Na de aanslagen van 11 september 2001 dreigde (aanvankelijk) een recessie, wat voor de Federal Reserve (het Amerikaanse stelsel van centrale banken) aanleiding vormde om de officiële rente in een aantal stappen sterk te verlagen, tot een historisch laag niveau van 1%. Hierdoor werden leningen (waaronder hypotheken) duidelijk goedkoper. Dit gold met name voor hypotheken met een variabele rente. Een tweede factor werd gevormd door een toename van de hoeveelheid liquiditeit in het financiële systeem, enerzijds veroorzaakt door injecties door centrale banken en anderzijds door een toevloed van voor belegging beschikbaar kapitaal, met name vanuit Azië. De derde factor werd gevormd door de ontwikkeling van een groot aantal nieuwe hypotheekvormen in de VS. Dit had betrekking op de volgende aspecten: • de verificatie van inkomensgegevens van hypotheekaanvragers werd versoepeld; • het verstrekken van een groter leningsbedrag in verhouding tot de waarde van het onderpand, waarbij tevens de aankoopkosten werden meegefinancierd; • het hanteren van een lage aanvangsrente die na enige tijd zou stijgen; • het hanteren van de mogelijkheid dat gedurende de eerste periode de rente slechts gedeeltelijk betaald werd, en het niet-betaalde deel aan de hoofdsom werd toegevoegd. Verder werd, aanmerkelijk meer dan voorheen, gekozen voor een hypotheek met variabele rente. De meest ingrijpende verandering had echter betrekking op de kredietwaardigheid van de hypotheekaanvrager. In de Verenigde Staten wordt hierbij veel waarde gehecht aan de credit score van de aanvrager: een cijfer dat is gebaseerd op zijn betalingsgedrag in het verleden. Debiteuren met een slechtere krediethistorie worden hierbij aangeduid als “subprime” (“minder dan eerste klas”); vanaf circa 2002 werden ook aan deze categorie huiseigenaren hypotheken verstrekt.
4
LLB Digitale Content
Het gevolg van deze ontwikkelingen was een gestage stijging van de huizenprijzen. Dit leidde tot een grotere belangstelling, wat weer tot een prijsstijging leidde. Het eigen huis werd niet langer gezien als onderkomen, maar als speculatieobject: het oogmerk van steeds grotere groepen huizenkopers was, een huis te kopen teneinde dit na (vrij) korte tijd met winst door te verkopen. Door de tamelijk lage “instaprente” kon men grota bedragen lenen, maar het huis diende dan wel verkocht te worden voordat de “normale” rente in zou gaan. Men had dus groot belang bij een tijdige verkoop. Dit proces van herhaalde aankopen en verkopen stond bekend als “flipping”. Achteraf bleek dat in veel gevallen leningen waren verstrekt die achteraf gezien slechts, zowel vanuit het oogpunt van de huiseigenaar als vanuit dat van de financier bezien, als uitermate roekeloos te kwalificeren waren. Onder meer bleek dat er op grote schaal was uitgegaan van onjuiste gegevens over de financiële positie van de aanvrager. Deels kwam dit doordat er ‘stated-income’ hypotheken verstrekt werden, waarbij de aanvrager zonder enig bewijs te hoeven overleggen, zijn inkomen kon opgeven. Anderzijds waren ook hypotheekadviseurs en -tussenpersonen verantwoordelijk voor het verschaffen van onjuiste informatie om een grotere hypotheekproductie en dus premies te kunnen realiseren. Opgemerkt moet worden dat het risico voor de huizenbezitters kleiner is dan dat in Europa zou zijn: in een groot aantal staten in de V.S. kan men “de sleutel inleveren” bij de bank als de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van het huis; de restschuld wordt niet verhaald op de (voormalige) huiseigenaar. Zolang de huizenprijzen bleven stijgen, ging echter alles goed. Door de gestegen huizenprijzen kon men zijn huis met winst verkopen en een groter huis kopen, of kon men op basis van dat extra onderpand geld lenen, en de vrijgekomen middelen aanwenden voor consumptieve bestedingen. Beide activiteiten vormden, in die jaren, een duidelijke positieve conjuncturele impuls. Ook werden huizen gekocht voor uitsluitend speculatieve doeleinden. Door een aantal oorzaken stagneerde dit proces vanaf medio 2006. Een van de oorzaken was een serie renteverhogingen door de Federal Reserve, wat een stijging van de hypotheekrente met zich meebracht. Een tweede factor was dat de woningprijzen een zodanig niveau bereikten dat ze voor steeds grotere groepen huizenkopers onbetaalbaar werden.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
5
Vanaf 2006 namen betalingsachterstanden duidelijk toe, met name bij de subprime-hypotheken. Tevens bereikte een toenemend aantal leningen het einde van hun rentevaste periode, en werden de huiseigenaren geconfronteerd met een aanmerkelijk hogere rente: in het typische geval met circa 2 tot 2,5 procentpunt. Hun lasten namen daarmee sterk toe. Bij leningen met een lage instaprente kon deze stijging nog aanmerkelijk groter zijn. Bij de negative amortization loan kon tevens de mogelijkheid tot negatieve aflossing vervallen. In sommige situaties kon hierdoor sprake zijn van een verveelvoudiging van de maandelijkse lasten. Door deze oorzaken daalde de belangstelling voor (steeds grotere en/of duurdere) huizen, hetgeen onder meer tot uitdrukking kwam in een afname van het aantal nieuw gebouwde woningen, en in een afname van het aantal verkopen van bestaande woningen. Het aantal gedwongen verkopen nam sterk toe. Vanaf eind 2006 moest een toenemend aantal (meestal kleinere, doch ook een aantal grotere) hypotheekbanken zijn activiteiten inkrimpen of soms geheel staken. Vanaf begin 2007 verscherpten (alle) hypotheekbanken hun leningsvoorwaarden, hetgeen tot gevolg had dat het verkrijgen van nieuwe zowel als vervangende hypotheken steeds moeilijker en duurder werd.
4 De interbancaire geldmarkt Een belangrijke rol in het mondiale financiële systeem wordt gevormd door de interbancaire geldmarkt: de markt waarbij (vooral) banken elkaar, voor korte perioden, variërend van één dag tot twee jaar, vaak omvangrijke leningen verstrekken. Met behulp van deze leningen kunnen banken in hun behoefte aan liquide middelen voorzien, en kunnen zij overtollige liquiditeiten voor korte perioden rentedragend beleggen. Voor een soepel functioneren van deze markt is het vertrouwen in een correct nakomen van de verplichtingen uiteraard essentieel. Centrale banken opereren tevens op deze markt in het kader van hun monetaire beleid, waarbij, door het verstrekken van liquiditeiten of door het (geforceerd) afromen van liquiditeiten, de geldhoeveelheid en de rente op de geldmarkt gestuurd kan worden. Deze interbancaire geldmarkt stagneert, Banken lenen elkaar bijna geen geld meer uit.
6
LLB Digitale Content
5 Bonuscultuur In de kredietcrisis heeft de bonuscultuur bij grote banken een niet onbelangrijke rol gespeeld. Het was voor functionarissen van banken immers ook interessant leningen met slechte garanties te verstrekken als daardoor een bonus ontvangen werd. Bij dit onderwerp is enige nuancering op zijn plaats: niet iedere medewerker van een financiële instelling ontvangt omvangrijke bonussen. Tot op zekere hoogte is de beloningsstructuur in de financiële wereld te omschrijven als een basissalaris, plus een (in omvang meestal beperkt) variabel deel, plus een bonus. Het variabele deel is gerelateerd aan omschreven prestaties van de werknemer, doch is niet gerelateerd aan het daarmee behaalde resultaat. Het basissalaris wordt in de branche gezien als “redelijk doch niet excessief ”, terwijl de bonus “het de moeite waard maakt”. De hoogte van de bonus wordt door de werkgever bepaald, hoewel deze wel vaak is gerelateerd aan de eigen prestaties van de werknemer, aan het financiële resultaat van diens bedrijfsonderdeel, en/of aan het resultaat van de gehele onderneming. In goede jaren kan hiermee voor de betrokken werknemer een flink bedrag gemoeid zijn; in slechte jaren kan de bonus op nihil uitkomen.
6 Vormen van overheidsbetrokkenheid Overheden in eigenlijk alle door de crisis getroffen landen inmiddels (eind november 2008) zijn een veel grotere rol gaan spelen dan enkele jaren geleden voor mogelijk zou zijn gehouden. Overheden en centrale banken zijn op diverse wijzen betrokken bij de crisis. De effecten van dat optreden zijn moeilijk te meten, reeds omdat niet bekend is wat de situatie zou zijn indien dat optreden achterwege gebleven was. In het algemeen kan gesteld worden dat een neveneffect wel is geweest, dat de negatieve gevolgen van een risicovolle bedrijfsvoering in diverse gevallen werd afgewenteld op de samenleving, terwijl dergelijke negatieve effecten zich ook in de toekomst nog op grote schaal kunnen gaan voordoen, bijvoorbeeld indien overheden schadeclaims voortvloeiend uit door hen verstrekte garanties moeten uitbetalen.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
7
De vormen van betrokkenheid kunnen worden onderscheiden in: Verlaging van officiële rentetarieven
Sinds het begin van de crisis hebben diverse centrale banken diverse malen de officiële rentetarieven verlaagd, soms met opmerkelijk grote stappen(43). In de VS is de officiële rente op een zeer laag niveau beland. Op 16 december 2008 verlaagde de Federal Reserve de federal funds rate tot een “target rate” tussen 0,00% en 0,25%. Fiscale impulsen
De Amerikaanse overheid heeft inmiddels tweemaal een fiscale stimulans toegepast: vanaf mei 2008 pakket aan “tax rebates” van circa $ 160 miljard, en eind juli 2008 een pakket steunmaatregelen van circa $ 300 miljard (de Housing and Economic Recovery Act). Leenfaciliteiten
Centrale banken plegen veelvuldig liquiditeiten te verschaffen aan het bankwezen. Gedurende de ontwikkeling van de crisis zijn deze faciliteiten aanmerkelijk in omvang toegenomen, tot vele honderden miljarden dollars c.q. euro’s. (De Term Auction Facility van de Fed had op 8 oktober 2008 een omvang van $ 900 miljard.) In de VS zijn diverse namen voor deze faciliteiten in omloop, ieder toegesneden op een andere kring van belanghebbenden. Begeleiding overnames
Centrale banken en overheden zijn diverse malen opgetreden als bemiddelaar en “regisseur” bij overnames van financiële instellingen. In sommige gevallen leidde dit tot een betrokkenheid van de overheid of centrale bank in de vorm van verschaffer van garanties of verschaffer van krediet voor die overname. Dit was bijvoorbeeld bij de overname van Bear Stearns het geval. Directe deelname in aandelenkapitaal van financiële instellingen
Naarmate de crisis intensiveerde nam de mate waarin overheden direct deelnamen in het risicodragend kapitaal van financiële instellingen toe. Te noemen zijn: de nationalisatie van de Britse hypotheekbank Northern Rock, de omvangrijke deelname van de Amerikaanse overheid in de Amerikaanse verzekeraar AIG, plannen van de Britse, Spaanse en Nederlandse overheiden om voor respectievelijk GBP 35 miljard tot GBP 40 miljard(45), EUR 40 miljard en EUR 20 miljard deel te nemen in het aandelenkapitaal van diverse banken, en de overname van ABN AMRO en de Nederlandse Fortis-activiteiten door de
8
LLB Digitale Content
Nederlandse overheid. Op 12 oktober werd dit uitgebreid met deelnames door onder meer de Duitse regering. Op 14 oktober presenteerde de Amerikaanse regering een plan (deel uitmakend van het Amerikaans economisch reddingsplan 2008) om voor $ 250 miljard deel te nemen in het kapitaal van Amerikaanse banken, waarvan voor $ 125 miljard in het kapitaal van 9 grote Amerikaanse banken(46). In kleinere regionale Amerikaanse banken werd voor $ 33 miljard deelgenomen. De Ierse regering stak in december 2008 € 5,5 miljard in de bankensector, in de vorm van perpetuele preferente aandelen in Bank of Ireland, Allied Irish Banks en Anglo Irish Bank, met een coupon van 8% resp. 10%. Opkopen door overheid van illiquide vorderingen
Door het opkopen van illiquide vorderingen, eigendom van banken, beogen overheden om daarmee de mogelijkheden van banken, nieuw krediet te verstrekken, te vergroten. Tevens tracht men hiermee te voorkomen dat banken (ook andere banken) de zeer lage prijzen die tot stand komen bij de wel gedane transacties, algemeen gehanteerd moeten worden bij de waardering van beleggingen. Het doel is deze beleggingen op enig moment weer te verkopen. De vraag of dat zal slagen, en of dat gepaard gaat met een verlies voor de belastingbetaler, is thans niet te beantwoorden. In zijn persbericht van 16 december 2008 kondigde de Federal Reserve aan, de komende kwartalen grote bedragen aan leningen van “agencies” en mortgage backed securities te zullen opkopen. Garanties voor leningen
In een aantal gevallen stelden overheden zich garant voor leningen aan in moeilijkheden verkerende financiële instellingen, bijvoorbeeld bij de Duitse hypotheekbank Hypo Real Estate, waar de Duitse overheid als onderdeel van een reddingsplan een garantie (Bürgschaftsrahmen) verstrekte van € 35 miljard. De Ierse regering garandeerde eind september 2008 (vrijwel) alle spaartegoeden, deposito’s en uitstaande leningen van 6 Ierse banken. In aanvulling op het kapitaalsprogramma van 14 oktober 2008 stelde de Amerikaanse overheid zich garant voor nieuw uit te geven leningen tot 1 juli 2009, voor een periode van drie jaar. Hiermee is potentieel een bedrag gemoeid van $1500 miljard. Bovendien stelde de VS zich garant voor $500 miljard aan renteloze leningen aan meest kleinere ondernemingen.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
9
Intensivering toezicht op financiële sector
De meest omvangrijke uitbreiding van het toezicht vond plaats in IJsland, waar de gehele bankensector onder toezicht werd gesteld. Op 7 oktober 2008 werd de op één na grootste bank van IJsland genationaliseerd. Garanties op spaartegoeden
De hoogte van het bedrag tot hetwelk een spaartegoed wordt gegarandeerd is uiteraard van invloed op de bereidheid van spaarders hun geld aan banken toe te vertrouwen. Europese overheden hanteren verschillende bedragen als maximum, hetgeen leidt tot een zekere concurrentie tussen landen. De kosten van een dergelijke garantie plegen bestreden te worden uit een (nationaal) fonds dat door de banken in dat land gevoed wordt; bij een groot faillissement van een bank is het echter niet denkbeeldig dat de overheid zou moeten bijspringen. Directe steunmaatregelen aan het bedrijfsleven
Naarmate de kredietcrisis meer overging in een (beginnende) recessie, kondigden diverse overheden steunmaatregelen af, of vroegen ondernemingen om dergelijke steun. Hoewel dit deels te zien is als een “klassiek” contra-cyclisch beleid, werd in een aantal gevallen de moeilijke verkrijgbaarheid van krediet als reden voor een dergelijke maatregel of verzoek genoemd. De Duitse overheid presenteerde in november 2008 een pakket aan maatregelen van EUR 40 miljard, de Britse overheid een van GBP 20 miljard, de Europese Commissie een van EUR 200 miljard. en de Chinese overheid kondigde een pakket aan ten bedrage van 4.000 miljard yuan.
10
LLB Digitale Content
7 Gevolgen van de kredietcrisis in Nederland en België Welke gevolgen heeft de kredietcrisis in Nederland en België? Kapitaalinjecties
De Nederlandse overheid stelde in oktober 2008 € 20 miljard beschikbaar voor de versterking van het eigen vermogen van de financiële sector. De ING Groep maakte als eerste gebruik van deze regeling met een kapitaalinjectie van € 10 miljard. Enkele weken later volgde AEGON met € 3 miljard, en daarna SNS REAAL met € 750 miljoen. Als voorwaarde werd in alle gevallen gesteld dat bestuurders dit jaar geen bonussen ontvangen en dat eventuele vertrekpremies niet hoger zijn dan een jaarsalaris. Garanties op interbancaire leningen
De overheid heeft 200 miljard euro beschikbaar gesteld voor garanties op interbancaire leningen. Zij vraagt voor een garantie een bedrag van ongeveer 1% van de te garanderen som. De eerste aanvraag is ingediend door LeasePlan Corporation N.V., voor een bedrag van € 1,5 miljard. De tweede aanvraag werd gedaan door de NIBC Bank, voor een bedrag van € 1 miljard. Overheden en de kredietcrisis
Vanaf oktober 2008 bleken ook enkele Nederlandse provincies en gemeentes gemeenschapsgeld uit te hebben staan bij de IJslandse Landesbanki, de IJslandse Kaupthingbank en de Amerikaanse Lehman Brothers. De bekende schade bij overheden ligt rond de 250 miljoen. In verhouding tot de totale rijksbegroting is het een klein bedrag. De provincies en gemeentes geven aan dat ze niet acuut in de problemen komen. Wanneer het geld niet terug te vorderen is zouden er echter op de langere termijn keuzes gemaakt moeten worden. Veel ambtenaren en bestuurders geven aan dat ze binnen de wet gehandeld hebben. De staatssecretaris gaat een onderzoek beginnen of lokale overheden geld geleend hebben van de BNG om tegen een hogere rente uit te zetten in IJsland (83). Pensioenfondsen en de kredietcrisis
Pensioenverstrekkers dienen zich te houden aan een dekkingsgraad van meer dan 105%, opdat ze in de toekomst aan alle verplichtingen kunnen voldoen. Het Financiële Dagblad berichtte eind november 2008 dat volgens eigen berekeningen de dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen inmiddels zo laag zou liggen dat indexatie voor meerdere jaren onmogelijk zijn geworden.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
11
Uit de cijfers van juli 2008 van DNB blijkt dat ten opzichte van 2007 al een kleine groep deelnemers aan pensioenfondsen beneden een dekkingsgraad van 105% geraakt is. Begin december 2008 werd in de media gesproken dat ook de grote pensioenfondsen nog maar een dekking van tussen de 85 en 95% hebben. PMT (84), PME (85) en PGGM/Zorg en Welzijn (86) met een pensioen voor ongeveer 2 miljoen werknemers uit de kleinmetaal en zorg meldden een te lage dekkingsgraad. Om in drie jaar boven de 105% te komen wordt als onbetaalbaar gezien. In een artikel is sprake van het toepassen van een ander rentecurve bij de berekening van de dekkingsgraad. Door het aanpassen van de waardering door de accountants komt de dekkingsgraad hoger uit (87). Het pensioenfonds van de Nederlandse tak van Shell bleek eind november 2008 een dekkingsgraad van 85% te hebben, terwijl dit begin 2008 nog 160% was (93). Bij een eerdere scherpe daling van de aandelenmarkt bleek dat de waardedaling zichzelf versterkt wanneer er geen ruimte geboden wordt in de tijd om het dekkingspercentage binnen de grenzen te houden. Naast verkoop van verliesgevende beleggingen, heeft een pensioenfonds ook de mogelijkheid om de premie te verhogen of de uitkering niet de inflatie te laten volgen door geen indexering toe te passen. Ook pensioenfondsen elders ondervonden een scherpe daling van hun dekkingsgraad: de dekkingsgraad van de 1500 beurgenoteerde Amerikaanse ondernemingen, opgenomen in de S&P-index, was begin december 2008 teruggelopen tot 80%(94). Rol banken na overheidssteun
De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat de banken gericht waren op andere activiteiten dan het uitlenen van spaargeld. Om een systeemcrisis te voorkomen hebben alle overheden maatregelen genomen om de banken te ondersteunen. Sociale partners hebben maatregelen genomen om de werkgelegenheid bij gezonde bedrijven tijdelijk te ondersteunen. Op verschillende fronten worden de banken aangesproken om hun klassieke rol in de economie beter te vervullen. 1 Hypotheken aan particulieren worden moeilijker afgegeven Hierdoor loopt de huizenmarkt vast. 2 Bedrijven hebben moeite om krediet te krijgen van banken. Hierdoor komen bedrijven in liquiditeitsproblemen. Bedrijven gaan obligaties uitgeven om krediet te krijgen. 3 Ondanks garanties lenen de banken geen geld aan elkaar, maar parkeren het bij de ECB. Hierdoor blijft de geldstroom tussen banken opgedroogd. 4 Banken rekenen de renteverlaging van de ECB niet door aan klanten.
12
LLB Digitale Content
8 Algemeen effect op de conjunctuur De effecten van de kredietcrisis op de conjunctuur in het algemeen zijn nog niet cijfermatig aan te geven. In het algemeen is het zo dat een kleiner vermogen (woningen, aandelen enzovoort) na verloop van tijd een remmend effect op de economische groei zal hebben, mede veroorzaakt door een afnemend consumentenvertrouwen. Een daling van de huizenprijzen (in de V.S. of elders) zal ook een dalende werkgelegenheid hebben in sectoren als de bouw, bouwmaterialen, woninginrichting, alsmede gespecialiseerde dienstverlening als makelaardij en bankwezen.
De verslechterde vermogenspositie van pensioenfondsen heeft tot gevolg dat aannemelijk is dat gedane pensioentoezeggingen en ingegane pensioenen niet (volledig) zullen kunnen worden geïndexeerd, hetgeen (nu of op termijn) een negatief effect heeft op de koopkracht van (huidige of toekomstige) deelnemers. Voor Nederlandse pensioenfondsen is voor 2009 wel zeker dat geen indexatie zal plaatsvinden.
LLB DC 16 De kredietcrisis in het kort
13