De Knoppen van Oost Discussienotitie over de kernwaarden en de programmavarianten voor de ontwikkelingsstrategie Almere Oost
18 maart 2008 versie 2.0
Almere Oost levert als onderdeel van de schaalsprong van Almere (de accommodatie van ca. 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen met een passend voorzieningenpakket tussen 2010 en 2030/2040) een vernieuwende bijdrage aan de metropolitane ontwikkeling van de Noordvleugel, zowel voor de Amsterdamse als de Utrechtse regio. Daarbij zullen kansen, die in de kiem al in het gebied en de omgeving aanwezig zijn, worden benut met duurzaamheid, ecologie en landschap als basis en met de sociaal-economische lokale en regionale agenda als richtsnoer. In combinatie met de grootschalige groen- en wateropgave van het Oostvaarderswold en de bestaande landschappelijke kwaliteiten van het gebied zal dit leiden tot op nationale schaal unieke landschappen voor woon- werk- en leefmilieus. - Mission Statement voor de Ontwikkelingsstrategie Almere Oost
2
Inhoud
1. Inleiding 2. Opdracht, principes en doelen 2.1. Inleiding 2.2. Kwalitatieve principes 2.3. Doelen 3. Programmatische eisen en bandbreedten 3.1. Inleiding 3.2. Gebiedsbeschrijving en reeds vastgesteld programma 3.3. Duurzaamheid 3.4. Water 3.5. Groen en landschap 3.6. Mobiliteit en infrastructuur 3.7. Organische stedenbouw 3.8. Sociaal-maatschappelijk programma 3.9. Wonen 3.10. Werken 3.11. Recreatie 3.12. Voorzieningen 4. Vier varianten voor Almere Oost 4.1. Inleiding 4.2. Systematiek van de vier varianten 4.3. Overzicht kwantitatieve variabelen 4.4. Variant I: Landelijk Oost 4.5. Variant II: Oostelijke Kernen 4.6. Variant III: Groot Oost 4.7. Referentievariant: Hout zonder schaalsprong
3
1.
Inleiding
De aanleiding voor ‘De Knoppen van Oost’ is te vinden in de zogeheten Noordvleugelbrief (2006) waarin het Rijk, de regio en de gemeente Almere zijn overeengekomen de ontwikkeling van de west- èn oostzijde van Almere nader te onderzoeken. Gestreefd wordt naar een groei van 60.000 woningen in Almere in de periode tussen 2010 en 2030. Het Rijk heeft in de brief de Noordvleugel opgedragen tot het opstellen van een Masterplan Pampus en een ontwikkelingsstrategie Almere Oost. In het ‘UpR-contract Schaalsprong Almere’ dat op 29 oktober 2007 is ondertekend door de minister van VROM, Jacqueline Cramer, en de wethouder stedelijke ontwikkeling van Almere, Adri Duivesteijn is de opgave van Almere bekrachtigd. Het UpR-contract benoemt als doelstelling voor de Schaalsprong de doorgroei van Almere naar een complete stad met 350.000 inwoners in 2030 met een eigen herkenbare identiteit, een goede bereikbaarheid via de weg en openbaar vervoer en versterking van de groenblauwe structuur. Bovendien moet de Schaalsprong bijdragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel van de Randstad, vergroting van de leefbaarheid en het ontzien van kwetsbare gebieden. Een belangrijk deel van de Schaalsprong zal worden gerealiseerd in het gebied tussen Zeewolde en Almere, kortheidshalve aangeduid als ‘Almere Oost’. De ontwikkelingsstrategie voor dit gebied wordt uitgewerkt in opdracht van de gemeenten Almere en Zeewolde, de provincies Flevoland en Utrecht, het waterschap Zuiderzeeland, en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf van het Rijk. Gezamenlijk vormen zij sinds juni 2007 de Stuurgroep Almere Oost. De Stuurgroep heeft eind 2007 een Plan van Aanpak vastgesteld waarin de ‘bestuurlijke opdracht’ voor de ontwikkelingsstrategie is vastgelegd. In deze opdracht is bewust een zeer ruime programmatische marge aangehouden. In dit stadium is het denkbaar dat er 15.000 woningen in het gebied komen, maar ook 40.000. Het gewenste aantal arbeidsplaatsen varieert van 40.000 tot 80.000. Ongeacht deze marge is nu al duidelijk dat het om een zeer omvangrijke ontwikkeling gaat. Er wordt gezocht naar locaties voor wonen, werken en recreatie in een plangebied dat in totaal 6.700 hectare beslaat. Ter vergelijking: de grote Vinex-locatie Leidsche Rijn bij Utrecht telt 30.000 woningen op 2.100 hectare. Toch is de ontwikkeling van Almere Oost niet in de eerste plaats een kwantitatieve, maar vooral een kwalitatieve opgave. Dat is af te leiden uit de bovengenoemde doelstellingen van het UpR-contract en ook uit de bestuurlijke opdracht in het Plan van Aanpak. De opgave bestaat eruit om, gebruikmakend van de kwaliteiten van het plangebied, unieke nieuwe en hoogwaardige woon- en werkmilieus aan Almere en de Noordvleugel van de Randstad toe te voegen, en deze tevens te verbinden met de omliggende groen- en waterrijke aanwezige en nog te realiseren natuurgebieden van formaat. Een plan voor zo’n bijzondere en omvangrijke opgave is er niet in één keer. Het nadenken over wat mogelijk en wenselijk is, vereist een geduldig proces met tijd voor onderzoek, overleg en bespiegeling. In de loop van dit proces wordt de uitwerking van stap tot stap concreter. De onderhavige discussienotitie ‘De Knoppen van Oost’ is het ‘reisverslag’ van de eerste fase van dit proces, uitmondend in de beschrijving van vier programmavarianten die in de komende fase worden uitgewerkt tot volwaardige en meer integrale ontwikkelingsvarianten. Deze notitie maak duidelijk aan welke eisen die varianten hoe dan ook moeten voldoen, en hoe groot de speling bij de uitwerking is.
4
Eerst wordt de ‘bestuurlijke opdracht’ geïnterpreteerd en aangevuld met de kwalitatieve principes voor de ontwikkeling van het gebied. Op basis hiervan wordt de doelstelling voor Almere Oost verwoord en toegelicht. (Hoofdstuk 2.) Dan gaan we nader in op het programma voor Almere Oost. Zowel de harde eisen als de bandbreedten komen aan de orde. Duidelijk wordt aan welke knoppen er bij de ontwikkeling van Oost kan worden gedraaid, en wat hun verschillende standen zijn. (Hoofdstuk 3.) Vervolgens wordt het scala van mogelijkheden geordend in de vorm van de vier programmavarianten die in de komende maanden nader worden uitgewerkt. (Hoofdstuk 4.) Belangrijke achtergrondthema’s komen aan de orde in de bijlage ‘Trends en matschappelijke ontwikkelingen’. Daarin is gekeken naar belangrijke externe trends en ontwikkelingen waarmee bij de ontwikkeling van Oost rekening moet worden gehouden. Het werd duidelijk dat deze trends niet exclusief op Oost inwerken, maar voor de hele Schaalsprong relevant zijn. Specifieke gevolgen voor Oost komen in de loop van hoofdstuk 3 aan bod.
5
2.
Opdracht, principes en doelen
2.1.
Inleiding
Wat willen wij met Almere Oost? Welk karakter van dit toekomstige woongebied staat ons voor ogen? Deze vragen worden in dit hoofdstuk op hoofdlijnen beantwoord. Het hoofdstuk bevat daarmee de beginselen of ankerpunten voor de verdere gedachtevorming, visievorming, planvorming en uitvoering. Het hoofdstuk bestaat uit twee onderdelen. Paragraaf 2.2 bevat de kwalitatieve principes. Wij putten hierbij uit meerdere bronnen. De bestuurlijke opdracht voor Almere Oost geeft het brede kader aan. Voor de kwalitatieve opgave heeft het Projectbureau Almere Oost vijf kernwaarden benoemd. Deze kernwaarden lopen in feite vooruit op de Almere Principes die voor alle onderdelen van de Schaalsprong zullen gelden. De Almere Principes zijn nog niet openbaar, maar de richting waarin ze zullen wijzen is al wel duidelijk. Uit deze verschillende elementen ontstaat een samenhangend beeld van de principes voor Almere Oost. In paragraaf 2.3 wordt de stap gezet van algemene principes naar de concrete doelstelling voor Almere Oost. Er worden zes doelen voor de Ontwikkelingsstrategie Almere Oost onderscheiden en toegelicht. Hiermee is de opstap gemaakt naar hoofdstuk 3, waarin de programmaonderdelen in detail worden beschreven.
2.2.
Kwalitatieve principes
De ontwikkeling van Almere Oost is in de eerste plaats een kwalitatieve opgave. Natuurlijk is ook de kwantiteit belangrijk, en de aantallen te realiseren woningen en arbeidsplaatsen zijn aanzienlijk, maar toch staan zij niet voorop. De hoofdvraag is hoe Almere Oost tot een bijzonder woon- en werkgebied kan worden gemaakt. De gekozen aantallen woningen, het nagestreefde aantal arbeidsplaatsen en de andere kwantitatieve eisen zijn daarbij middelen en geen doelen in zichzelf. Deze kwalitatieve invalshoek is reeds herkenbaar in de bestuurlijke opdracht voor het Projectbureau, die aldus luidt: Maak een ontwikkelingsstrategie Almere Oost die meerdere scenario’s bevat (voorzien van een effectmeting) voor de transformatie van het huidige (agrarische) gebied naar een aansprekend nieuw landschap, waarin op organische wijze tot 2040 een verstedelijking kan plaatsvinden variërend van 15.000 tot 40.000 woningen en 40.000 tot 80.000 arbeidsplaatsen, zodanig dat medio 2008 een gefundeerde afweging kan worden gemaakt voor de ontwikkeling van dit deel van de regio. 1 De zeer brede marges die hier worden aangehouden, maken duidelijk dat de kwantitatieve doelstellingen niet rigide zijn. Dat leidt de aandacht als vanzelf naar de kwalitatieve trefwoorden, zoals: ‘een aansprekend nieuw landschap’ en ‘verstedelijking op organische wijze’. Het Projectbureau heeft deze trefwoorden geïnterpreteerd en uitgewerkt tot vijf kernwaarden. Deze kernwaarden zijn essentiële kenmerken en karaktereigenschappen van Almere Oost, die in iedere programmavarianten tot uiting moet komen. Ze moeilijk te 1
Plan van Aanpak, pag. 16 6
kwantificeren en hebben daarom nadrukkelijke vermelding nodig. De kernwaarden zijn: duurzaamheid, ecologie, organische ontwikkeling, alzijdige oriëntatie, en landschap. Intussen zijn voor de toekomstige stedelijke ontwikkeling van Almere als geheel de zogeheten Almere Principes in wording. De gemeente Almere werkt hierbij samen met de Amerikaanse ontwerper William McDonough (bureau WM+P), die eerder samen met Michael Braungart de vergelijkbare ‘Hannover Principles’ schreef en de duurzaamheidfilosofie ‘Cradle to Cradle’ ontwikkelde. De Almere Principes zullen een beginselverklaring voor duurzame stedelijke kwaliteit vormen, met als doel ‘om helder en op hoofdlijnen de richting te wijzen en de toon te zetten voor de doorontwikkeling van de stad.’ 2 De Almere Principes zijn nog niet openbaar, maar het is duidelijk dat zij qua inhoud en toon verwant zullen zijn aan de genoemde kernwaarden. In de Almere Principes zal aandacht zijn voor diversiteit, verankering van de stad in het landschap, alzijdige relaties, de verbinding tussen natuur en verstedelijking, flexibiliteit voor de toekomst, innovatie, verduurzaming van stedelijke systemen (vervoer, water, energie, afval, enz.), en de principiële zeggenschap van burgers over hun woning en woonomgeving (‘Mensen maken de stad’). Deze principes zullen ook in de ontwikkeling van Almere Oost richtinggevend zijn. Zij moeten daarvoor worden toegespitst op de concrete opgave. In de volgende paragraaf wordt de bestuurlijke opdracht daarom uitgewerkt in de vorm van zes doelen voor Almere Oost, waarin de kwalitatieve kernwaarden en principes al zoveel mogelijk zijn geïncorporeerd.
2.3.
Doelen
Na de algemene beginselen wordt hier de doelstelling voor de ontwikkelingsstrategie Almere Oost weergegeven. Bij de doelstelling worden zes afzonderlijke doelen onderscheiden, die uiteraard op talloze manieren onderling met elkaar verweven zijn. Deze doelen gelden voor alle scenariovarianten. Dat de uitwerking en de accenten per scenario zullen verschillen, komt onder nr. I expliciet aan de orde en spreekt overigens voor zich.
I. Realiseer een integrale gebiedsontwikkeling die op het punt van duurzaamheid, ecologie en flexibele toekomstwaarde een voorbeeldfunctie kan vervullen. Almere Oost moet een veelzijdig gebied worden. Er is ruimte voor wonen en werken, er is een goede infrastructuur en een passend pakket voorzieningen, en dit alles bevindt zich in een aansprekend landschap, dat voortbouwt op bestaande kwaliteiten en soepel verbonden is met zowel de stedelijke sfeer van Almere Stad (en de Noordvleugel) als de landelijke sfeer van de polder. De ontwikkeling van dit gebied is een integrale opgave. Ieder scenario is een volledig concept voor de integrale ontwikkeling van het gebied. Per scenario zal de mengverhouding van de onderdelen verschillen (het ene scenario zal bv. ‘stedelijker’ zijn dan het andere) maar binnen ieder scenario is deze verhouding weldoordacht. De ecologische, economische en sociale belangen worden verbonden in een integrale duurzaamheidsaanpak voor de huidige en toekomstige generaties. Het gaat hierbij om de systeembenadering (de aanleg van een nieuw robuust casco voor de toekomstige ontwikkeling; het uitwerken van het ‘Cradle to Cradle’-concept), en ook om de invulling van deze systemen met nieuwe vormen van stedelijke ontwikkeling. Door expliciet te kiezen voor 2
Aldus wethouder Adri Duivesteijn in de uitnodigingsbrief voor een expert meeting over de Almere Principes op 9 april 2008. 7
duurzaamheid als leidend thema draagt de ontwikkeling van Almere Oost bij aan natuurwaarden en leefbaarheid op nationaal en internationaal niveau.
II. Draag bij aan de ontwikkeling van de Noordvleugel van de Randstad: bouw woningen, biedt ruimte aan arbeid en aan bijzondere bovenlokale voorzieningen, draag bij aan versterking van de internationale concurrentiepositie, wees deel van de metropool. Almere Oost krijgt een eigen identiteit, maar is op een hoger schaalniveau verbonden met de ontwikkeling van de Noordvleugel van de Randstad. Dat uit zich in meerdere vormen. Almere Oost levert een substantiële bijdrage aan de ‘Schaalsprong Almere 2030+’. Volgens de Schaalsprong zal Almere tussen 2010 en 2030/40 nog eens groeien met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen, mede ter verlichting van de ruimtedruk in de rest van de Noordvleugel. De uitvoering wordt verdeeld over meerdere locaties: Almere Poort en Almere Pampus in het westen, Almere Hout (gemeente Almere) en Spiegelhout (gemeente Zeewolde) in het oosten. Hout en Spiegelhout worden hier samen ‘Almere Oost’ genoemd. De kwantitatieve verdeling over deze locaties staat nog niet vast. Voor Almere Oost worden op basis van de onderhavige notitie drie varianten uitgewerkt, waarin het aantal woningen uiteenloopt van 15.000 tot 40.000 en het aantal arbeidsplaatsen van 40.000 tot 80.000. Almere Oost neemt dus, afhankelijk van de gekozen variant, 25 tot 67 procent van de totale woningbouwopgave van de Schaalsprong voor zijn rekening, en 40 tot 80 procent van de arbeidsplaatsen. 3 Almere Oost draagt bij aan een sterkere internationale concurrentiepositie en aan de metropoolvorming van de Noordvleugel op de as Schiphol-Amsterdam-Almere-Utrecht, afgekort SAA(U). Dit komt tot uitdrukking in een woonprogramma met woonmilieus die elders schaars zijn; een onderwijsprogramma om goed opgeleid arbeidspotentieel te kunnen bieden; ruimte voor economische groei en economische structuurversterking gerelateerd aan zowel de Amsterdamse als de Utrechtse regio; hoogwaardige (OV-, weg- en data-)verbindingen met de regio met benutting van de infrastructurele knopen (A6-zone, A6/A27, mogelijk A27/A30) en de ligging tussen twee luchthavens; en tenslotte in een toeristisch-recreatief programma dat voor de gehele Noordvleugel betekenis heeft. Een belangrijke uitdaging is om de nieuwe woon- en werkgebieden integraal onderdeel te laten uitmaken van de woon- en arbeidsmarkten van zowel de Amsterdamse als de Utrechtse regio. Om integraal deel uit te kunnen maken van deze woon- en arbeidsmarkten is een alzijdige ontsluiting van Almere essentieel. Ongeacht de maat van de ontwikkeling in Almere Oost is een alzijdige ontsluiting altijd noodzakelijk als Almere de schaalsprong maakt. Aan de Oostkant van de stad vraagt met name de verbinding met Utrecht aandacht. Almere Oost biedt bij uitstek ruimte om plaats te reserveren voor toekomstige, grootschalige thematische concepten op het gebied van economie, recreatie, sport en/of cultuur. Hier kunnen hoogwaardige groene bedrijventerreinen worden ontwikkeld met een kwaliteit die elders niet meer mogelijk is. Er is ruimte voor sportcentra die de kwaliteit van Papendal als nationaal sportcentrum evenaren en de kans bieden om Almere als sportstad van Nederland op de kaart te zetten. Het ontwikkelen van concepten waarbij de kwaliteit van Almere Oost wordt ingezet voor vernieuwing en innovatie is essentieel. 3
Als vierde variant wordt een referentievariant uitgewerkt die laat zien hoe het gebied Almere Hout zich zonder schaalsprong zou kunnen ontwikkelen. 8
III. Benut de reeds bestaande kwaliteiten in en om het plangebied. De kwaliteiten die met Almere Oost worden nagestreefd, hoeven niet vanuit het niets te worden geschapen. Er zijn nu al tal van kwaliteiten en potenties aanwezig in en om het gebied, waarvan gebruik kan worden gemaakt bij de ontwikkeling van Oost. Het landschap van Almere Oost biedt goede kansen voor een duurzaam en wervend woonen vestigingsklimaat met een sterke differentiatie van het aanbod van locaties. Sterke kwaliteiten zijn de ligging aan grootschalig groen en water, het unieke agrarische landschap, de ligging aan het Oostvaarderswold en de Boswachterij Almeerderhout, de stadslandgoederen de Kemphaan en het Kasteel, en de kwaliteiten van de ‘onderwereld’ met haar rijkdom aan archeologische waarden langs de oevers van de oude Eem. Ook kan Almere Oost profiteren van zijn ligging in de regio. Het ligt vlakbij de luchthaven Lelystad, het Mediapark Hilversum, de Utrechtse regio, het Gooi, de Vechtstreek en Eemland. Ten opzichte van Almere heeft Oost ruimte voor specifieke woon-, leef- en werkmilieus en voorzieningen die Almere als totale stad binnen het stedelijk netwerk compleet maken en in balans brengen, en die de diversiteit vergroten. Tegelijkertijd kan Almere Oost ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische relaties aangaan met Zeewolde en met Gelderland. Er is dus een alzijdige oriëntatie mogelijk. Dat biedt tal van kansen op het gebied van wonen, werken, toerisme en recreatie, en levert een verrijking op voor de positionering van het totale gebied van Zuidelijk Flevoland. Sterke kwaliteiten zijn voorts de autobereikbaarheid en de hoge kwaliteit van het openbaar vervoer. De ligging aan A6 en A27 biedt gunstige voorwaarden voor een omvangrijk economisch programma. Mede dankzij Almere Oost wordt het haalbaar om een hoogwaardige openbaarvervoersas (HOV) aan te leggen, die niet alleen de grote afstanden binnen Almere overbrugt (tussen Pampus, Stadshart en Oost), maar ook zal worden opgeschaald tot een regionale as Amsterdam-Almere-Utrecht.
IV. Laat de ontwikkeling van Almere Oost gelijk opgaan met behoud en verbetering va natuurwaarden en leefbaarheid, en met oplossingen voor de wateropgaven. Natuurontwikkeling en verstedelijking sluiten elkaar niet uit, en Almere Oost kan dat aantonen. De ontwikkeling van Almere Oost kan en moet bijdragen aan behoud en versterking van natuurwaarden en leefbaarheid op nationaal en internationaal niveau. Dit kan op meerdere schaalniveaus en langs meerdere wegen. Bijvoorbeeld door duurzaamheid als leidend thema te kiezen (zie ook onder I.), en dit op ieder niveau te laten doorwerken, van de grote stedelijke systemen (verkeer, water, energie, afval) tot en met het detailniveau van bouw en inrichting (nestvriendelijke bouwwijze, halfdoorlaatbare verharding, enz.). Door de ontwikkelingsstrategie Oost te grondvesten op de landschappelijke kernwaarden in het gebied (zie ook onder II.). Door de aangrenzende robuuste multifunctionele groenblauwe verbindingszone Oostvaarderswold (onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur) te benutten en te versterken. En door de unieke kwaliteiten van de lange kustlijn van Almere (ook aan de oostelijke zijde) te benutten. Indirect draagt de schaalsprong van Almere eraan bij dat kwetsbare landschappen in met name het Groene Hart kunnen worden gespaard. Tegelijkertijd kan en moet Almere Oost een duurzame bijdrage leveren aan twee dringende wateropgaven: het biedt mogelijkheden voor waterberging en het kan helpen de waterkwaliteit te verbeteren.
9
Ruimte voor water is een noodzaak om calamiteiten te voorkomen, en die noodzaak is des te knellender aangezien het waterpeil buiten de polder stijgt en het bodempeil binnen de polder daalt. Tegelijkertijd wordt de waterkwaliteit bedreigd door verzilting en eutrofiëring. Almere Oost biedt de kans een duurzaam watersysteem te ontwikkelen waarin berging, kwaliteit en veiligheid worden gewaarborgd. Almere Oost moet een voorbeeld worden van integrale gebiedsontwikkeling waarin stedenbouwkundige kwaliteit, duurzaamheid, ecologische ontwikkeling en klimaatrobuustheid hand in hand gaan. Om dit te bereiken worden innovatieve oplossingen gezocht op het gebied van waterhuishouding, watervoorziening, bodem en ondergrond, beheersing van zetting en bodemdaling, klimaatbeheersing en waterrobuustheid.
V. Zorg voor ‘organische stedenbouw’: een geleidelijke transformatie van agrarisch gebied naar een aansprekend multifunctioneel stadslandschap, waarin binnen een robuust groenblauw casco optimale ruimte is voor burgers en ondernemers om hun dromen te realiseren. Er is een flexibele ontwikkelingsstrategie nodig, aanpasbaar en wendbaar om snel in te kunnen spelen op tussentijds wijzigende omstandigheden. Sociaal-economische motieven bepalen de agenda boven een puur kwantitatieve insteek. Nieuwe concepten, die voortvloeien uit maatschappelijke en economische trends krijgen volop ruimte. Almere Oost komt dus niet tot stand door ‘blauwdrukplanning’, maar in een geleidelijk en onderweg aanpasbaar proces, dat om die reden ook wel ‘organisch’ wordt genoemd. Almere Oost wordt feitelijk gebouwd in een wisselwerking tussen ingrepen topdown (landschappelijk en stedenbouwkundig raamwerk) en bottom up (burgerinitiatieven). De top downcomponenten krijgen logischerwijze extra nadruk in deze notitie, want op dit hoge schaalniveau kunnen de condities voor duurzaamheid, flexibiliteit en ruimtelijke kwaliteit worden gewaarborgd en tevens de voorwaarden worden geschapen voor het eigen initiatief en de zelforganisatie van burgers en ondernemers. Een bijzonder aandachtspunt is de fasering. De ontwikkeling van de eerste fase van Almere Hout, Overgooi, de Boswachterij en Stichtse Kant moet los van de schaalsprong op eigen kracht kunnen plaatsvinden. Tegelijkertijd moet het op zo’n wijze dat de schaalsprong tussentijds kan ingrijpen op de aard, het tempo en de fasering van het te realiseren programma en de te realiseren milieus. Van belang is ook het grondeigendom. De positie van private grondeigenaren in het gebied is een complicerende factor bij de gebiedsontwikkeling. Op de toekomstige gebiedsontwikkeling is de nieuwe grondexploitatiewetgeving van toepassing. Een actieve inzet van het Rijk is noodzakelijk om tot een voor het publiek domein gunstige grondstrategie te komen. Voor de kwaliteit van het groenblauwe casco is de aanleg van het Oostvaarderswold van grote betekenis. Aan de noordoostgrens van het plangebied zal de komende jaren een grootschalige multifunctionele groenblauwe verbindingszone van ca. 2.000 ha. worden aangelegd. Dit Oostvaarderswold verbindt de Oostvaardersplassen en het Horsterwold. De zone maakt het mogelijk dat grote groepen edelherten en grote grazers trekken tussen deze twee gebieden. Het benutten van deze kwaliteit als recreatieve topattractie, ecologische bron en/of als bijzondere versterking van de woonomgeving is een unieke kans voor Almere Oost. In de transformatie van het agrarisch gebied naar een ‘aansprekend nieuw multifunctioneel landschap’ zal de landbouw hoe dan ook ruimte inleveren en van karakter veranderen. 10
Tegelijkertijd passen bepaalde agrarische activiteiten juist heel goed in Almere Oost. De landbouw verliest areaal maar kan zich ontwikkelen tot een waardevol component in het programma, zowel economisch als ecologisch en maatschappelijk. De nu nog grootschalige en extensieve landbouw kan geleidelijk transformeren naar een meer kleinschalige en ‘verbrede’ stadslandbouw of stadslandschapsbouw die een duurzame plaats inneemt in het palet van economische functies in het gebied.
VI. Realiseer een voorzieningenaanbod dat tenminste past bij de maat van de lokale ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor recreatieve voorzieningen. Almere Oost zal in ieder geval die voorzieningen hebben die passen bij de voorgenomen ontwikkeling, oftewel de ‘volgende’ voorzieningen op het gebied van wonen en werken. Maar Almere Oost kan veel meer bieden. Dankzij de maat van het gebied en de nabijheid van natuurgebieden als het Horsterwold, het Oostvaarderswold en de Oostvaardersplassen zijn er uitgelezen mogelijkheden om (recreatie)voorzieningen te realiseren die niet alleen aantrekkelijk zijn voor de eigen bewoners, maar ook voor mensen in een veel wijder gebied (Almere, Zeewolde, de regio). Hierbij kan worden gedacht aan waterrecreatie, golf, sportvoorzieningen en natuurbeleving.
11
3.
Programmatische eisen en bandbreedten
3.1.
Inleiding
Op basis van de principes en doelen uit hoofdstuk 2 wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het programma van eisen voor Almere Oost. Samen vormen de programmaonderdelen het ‘knoppenpaneel’ van Almere Oost. Met iedere knop wordt een onderdeel van het programma bediend; de meeste knoppen kunnen hoger of lager worden gedraaid (uitzonderingen zijn het ‘Reeds vastgestelde programma’); van sommige knoppen kan de variatie nu al nauwkeurig worden aangegeven, terwijl ze bij andere knoppen op dit moment nog globaal blijft. De knoppen staan niet volledig los van elkaar; de verschillende combinatiestanden worden in hoofdstuk 4 geschetst. Vooraf passen nog enkele opmerkingen over het karakter van het programma: - Kwalitatief programma. In deze vroege fase van de ontwikkeling van Oost gaat het vooral om een kwalitatief programma van eisen. Het is een verhalend programma met nadruk op principes en uitgangspunten. Het maakt duidelijk wat wij willen en wat daarbij onze drijfveren zijn. De harde cijfers ontbreken niet maar spelen vooralsnog een ondergeschikte rol. - Programma in context. De principes en uitgangspunten voor Almere Oost staan niet op zichzelf. Ze komen voort uit bredere visies en ambities, die ook elders in de gemeente Almere en/of Zeewolde worden uitgewerkt. Per onderdeel wordt naar deze bredere visies verwezen. - Integraal en sectoraal programma. De programmaonderdelen in dit hoofdstuk zijn niet allemaal gelijksoortig. Sommige hebben een meer overkoepelend en integraal karakter (duurzaamheid, organische stedenbouw) terwijl andere meer sectoraal zijn. Het sectorale beleid is in veel gevallen afkomstig van de gemeente Almere. Het beleid van de gemeente Zeewolde is opgenomen in de ‘Contourennota Ontwikkeling Zeewolde’ en komt op hoofdlijnen overeen met de inhoud van dit hoofdstuk. 4 - Variabel programma. Sommige eisen liggen al vast, andere zijn nog variabel. Vandaar dat wij spreken van ‘eisen en bandbreedten’. De bandbreedten worden nader onderzocht in hoofdstuk 4. - Reeds vastgesteld programma. Enkele eerder genomen besluiten voor het gebied staan niet ter discussie. Dat geldt ook voor de reeds bestaande elementen. Deze worden als gegeven in het programma opgenomen. In paragraaf 3.2 gaan wij hierop in. Het hoofdstuk begint met een gebiedsbeschrijving (3.2). Daarna komen achtereenvolgens aan de orde de onderwerpen duurzaamheid (3.3), water (3.4), groen en landschap (3.5), mobiliteit en infrastructuur (3.6), organische stedenbouw (3.7), sociaal-maatschappelijk programma (3.8), wonen (3.9), werken (3.10), recreatie (3.11), en voorzieningen (3.12).
4
Contourennota Ontwikkeling Zeewolde, februari 2008. 12
3.2.
Gebiedsbeschrijving en reeds vastgesteld programma
Het plangebied voor Almere Oost bestaat uit het Almeerse stadsdeel Hout en het spiegelbeeld hiervan op het gebied van de gemeente Zeewolde, in de volksmond Spiegelhout geheten. Het gebied heeft met ongeveer 6.700 hectare een formidabele omvang. Het wordt, met de klok mee vanaf het noordwesten, omsloten door de A6, het Adelaarswegtracé, de Gooiseweg, het Gooimeer en het stadsdeel Almere Haven. De A27 doorsnijdt het plangebied en markeert twee ruimten met elk een verschillende identiteit en kwaliteit. Ten oosten van de snelweg ligt een wijds gebied, ingericht met rechte wegen en sloten volgens het klassieke polderontwerp, en al vier decennia in gebruik bij agrariërs en vogelaars. Aan de westkant ligt een gebied met bossen, groene kammen en open velden. Hier heeft inmiddels enige verstedelijking plaatsgevonden, zij het in beperkte mate en minder dan in het eerste structuurplan voor Almere (1973) was voorzien. De A27 is bewust laag gehouden om de sfeer van weidsheid te behouden.
fig. 1: plangebied Oost
Binnen het gebied zijn een aantal elementen te onderscheiden die bij de verdere ontwikkeling van Oost als een gegeven moeten worden gezien. De ontwikkelingsstrategie van Oost kan wel hun bestaande kwaliteiten verrijken en intensiveren. Het gaat om deze elementen: - Spiegelhout. Dit uitgestrekte gebied met boerderijen op grote percelen straalt landelijkheid en rust uit. De rust is relatief doordat Spiegelhout in de Nota Ruimte is aangewezen als potentieel terrein voor verstedelijking. Spiegelhout maakt deel uit van het grondgebied van Zeewolde. In de recent verschenen ‘Contourennota Ontwikkeling Zeewolde’ is aangegeven dat Zeewolde zich geleidelijk wenst te ontwikkelen met de bestaande kernkwaliteiten van rust, ruimte, groen en dynamiek als randvoorwaarde. Bij de mogelijke transformatie van het
13
Zeewoldense deel van Almere Oost dient het gebied in de visie van Zeewolde een eigen mix van deze kernkwaliteiten te krijgen. 5 - Oostvaarderswold. Om een ecologische verbinding te leggen tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold is ter hoogte van de Adelaarsweg ruimte voor een groene corridor gereserveerd. Deze hoogwaardige voorziening zal de omvang van de leefgebieden voor flora en fauna vergroten, met als resultaat een grotere diversiteit en meer overlevingskansen. - Stichtse kant. Dit zuidelijkste bedrijventerrein van Almere is sinds 2006 in ontwikkeling in de oksel van de A27 en de dijk van het Gooimeer. Het gebied mikt op logistieke bedrijvigheid in brede zin, mogelijk inclusief een helihaven. De eerste delen van het bedrijventerrein worden op dit moment gerealiseerd. - Overgooi. Deze wijk met grote kavels en bijzondere allure bedient de bovenkant van de woningmarkt. In vier etappen van ieder 200 kavels worden de deelgebieden ontwikkeld; de tweede etappe is zojuist begonnen. In het hart van Overgooi zal in de komende drie jaar een bijzondere landschapszone ontstaan. - Almeerderhout. Met het stadslandgoed de Kemphaan als brandpunt is een ontwikkeling ingezet voor verdere leisure-ontwikkeling in Almeerderhout. Het naastgelegen gebied Braambergen is de eerstvolgende stap in de ontwikkeling naar een volwaardig stadsbos. - Het Kasteel. Het Kasteel heeft, ook in half afgebouwde staat, de potentie van een icoon. Als kruispunt in een doorlopende waterverbinding tussen het centrum en het Almeerse Bos, of als historisch conferentie- en verblijfscentrum. - Ecudorp. Binnen de diversiteit van woonmilieus nemen de plannen voor Ecudorp een bijzondere plaats in. De ontwikkelende partij streeft, met stichting Alminde als gebruiker, naar een autarkisch woon- en leefmilieu, waar een gemeenschap tot bloei komt die geen isolement voorstaat maar wel qua leefplek geheel op eigen benen kan staan. - Hout Noord. In het noorden van het plangebied, tussen A6 en Golfterrein Almeerderhout, start dit jaar de ontwikkeling van de nieuwe, op sociale duurzaamheid gerichte wijk Hout Noord (voorheen Westerterp genoemd). De gemeente Almere wil hierbij partners vinden die langdurig verantwoordelijkheid willen nemen voor deze wijk van ongeveer 4.200 woningen. Wonen, met 30 % betaalbaar, werken en voorzieningen worden zoveel mogelijk gemengd en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en instellingen wordt zo groot mogelijk. - Vogelhorst 1. Tussen de golfbaan Almeerderhout en de vogelweg ligt het villapark Almeerderhout. Het woongebied telt zo’n 500 luxe koopwoningen, geheel of half vrijstaand op kavels van 500 tot 1.000 m2. Het project is vanaf 1990 in fasen gerealiseerd. De oppervlakte bedraagt ca. 6o ha. - Vogelhorst 2. Binnen dezelfde stedenbouwkundige benadering zijn plannen gereed voor een verdubbeling van het huidige villadorp Vogelhorst. De plannen voorzien in ca. 250 woningen in het hogere marktsegment, gelegen om een groene openbare ruimte waar ten tijde van de Steentijd een van de eerste nederzettingen van de zogenaamde Swifterbant cultuur ontstond. - Paradijsvogelweg/Prieelvogelweg. In een strook langs de Paradijsvogelweg zijn vanaf 1995 gronden uitgegeven voor de functie ‘stadsrandwonen’. Op het ‘oude land’ wordt deze mengvorm van stedelijk en landelijk wonen veelal in de stadsrand aangetroffen, als resultaat 5
Contourennota Ontwikkeling Zeewolde, pag. 36-37. 14
van transformatieprocessen. In de nieuwe stad Almere is een dergelijk vestigingsmilieu bewust gepland. De strook omvat 36 kavels van ca. 1.500m2. Direct aan de strook grenst een agrarisch bedrijventerrein (Prieelvogelweg). - Overige reeds vastgestelde plannen. Binnen het plangebied zijn voorts de volgende ontwikkelingen voorgenomen: - De ontwikkeling van de knoop A6/A27 met een bedrijventerrein van ca. 300 ha. - De verbreding van de A27 en de Waterlandseweg. - De realisatie van een wateropgave die mimimaal 6% van de oppervlakte van het plangebied beslaat. - Van invloed zijn ook enkele eerder genomen besluiten buiten het plangebied, zoals de verdere ontwikkeling van de luchthaven Lelystad. Het plangebied Oost beslaat een omvangrijk gebied waarbinnen zich zeer uiteenlopende ontwikkelingen afspelen, met elk een eigen geschiedenis en een eigen gebruiks- en belevingswaarde. Het is een ultieme uitdaging aan ontwikkelende partijen om de verstedelijkingsopgave te combineren met de reeds aanwezige kwaliteiten op natuurlijk, sociaal en ruimtelijk gebied.
3.3.
Duurzaamheid
Beleid Duurzaamheid en ecologie zijn leidende en richtinggevende thema’s voor de ontwikkeling van Almere Oost. Zo staat het in het UpR-contract ‘Schaalsprong Almere 2030’: Deze principes worden ingezet op alle onderdelen van de Schaalsprong Almere 2030, en vertaald in de ontwerpmethodiek. Hierbij wordt ingezet op het duurzaamheidsprincipe Cradle to cradle en de biodiversiteit in het stedelijk groen (‘ecologische stad’). Deze thema’s worden bepalend voor de eigen identiteit van Almere met bijbehorende aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus. 6 Het begrip duurzaamheid heeft zich verbreed van de gangbare milieuthema’s naar een integrale benadering van de pijlers people (welzijn), planet (wereld) en prosperity (welvaart). De driedeling vindt haar basis in het rapport Our Common Future (1987) van de commissie Brundtland, waarin een koppeling werd gelegd tussen grote milieuproblemen, sociale problemen en economische instabiliteit. De term duurzame ontwikkeling was geboren. De essentie van deze ‘Triple P’-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten van deze drie duurzaamheidsdimensies. Tegenwoordig wordt een vierde P toegevoegd om het belang te benadrukken van concretisering in Projecten en Processen. Een ontwikkeling wordt als duurzaam beschouwd wanneer de productie en de consumptie ervan plaatsvinden zonder uitputting van de natuurlijke hulpbronnen of zonder hun eventuele vernieuwing te verhinderen. McDonough en Braungart 7 brengen deze filosofie verder met de Cradle to cradle-benadering (van wieg tot wieg), die ernaar streeft om in onze eigen behoeften te voorzien en tegelijkertijd nieuwe mogelijkheden te bieden aan toekomstige generaties. De centrale gedachte hierbij is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. De architect McDonough heeft inmiddels tal van huizen, kantoren, scholen en universiteiten ontworpen volgens dit principe, maar de beginselen moeten ook toepasbaar zijn op het hogere schaalniveau van de stads- en gebiedsontwikkeling. 6
UpR contract Schaalsprong Almere 2030, 2007. William McDonough & Michael Braungart, 2002, Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things.
7
15
De grote uitdaging voor Almere Oost is om duurzaamheid vanaf het begin als grondbeginsel in de verschillende systemen in te brengen. Zoals de peetvaders van Almere dertig jaar geleden robuuste keuzen voor duurzaamheid definieerden voor de stedelijke en ruimtelijke systemen, zo worden wij uitgenodigd om dat opnieuw te doen bij de aanleg van de nieuwe systemen (casco’s) in Oost, gebruik makend van de kennis en de mogelijkheden van nu. Dit werkt door in systeemkeuzen over de elementen (zoals water, groen, wind, energie, klimaat, afval), de ruimtelijke en landschappelijke benadering, de toedeling van functies aan de ruimte, de infrastructuur en de ‘onderwereld’ van de geomorfologische en archeologische bodemeigenschappen. Het motto hierbij is: ‘Van groei naar transformatie’. De keuze voor een nieuwe benadering betekent tevens dat de huidige, meer incrementele (stapsgewijze) benadering van duurzame stedelijke ontwikkeling moet worden overstegen. McDonough en Braungart werken hun ideeën uit in de ‘Almere Principles’ die voorjaar 2008 zullen worden gepresenteerd. Elementen voor het programma Vooruitlopend op de ‘Almere Principles’ kunnen wij de volgende kansen en kwaliteiten voor de transformatie naar duurzame ontwikkeling onderscheiden: -
Bouw voort op authentieke kernkwaliteiten. Zoals gezegd heeft Almere ook in het verleden werk gemaakt van duurzame ontwikkeling. De bouwstenen van de afgelopen dertig jaar zijn de ‘stepping stones’ voor de komende dertig jaar. Het is te overwegen om de esthetische criteria (architectuur, landschapsontwerp) als even belangrijk te beschouwen als milieutechnische, functionele en sociale criteria.
-
Gebruik ecologie, natuur en water als vliegwiel voor gebiedsontwikkeling. De ecologische en wateropgaven, noodzakelijk vanwege de klimaatverandering, bieden synergiekansen met andere opgaven. Denk aan het creëren van aantrekkelijke en bijzondere woon- en werkmilieus, het introduceren van extensieve (stads)landbouw, en de identiteitsontwikkeling van de stad Almere.
-
Versterk de verwevenheid van stad, water, groen, energie en ruimte. Dit op de tuinstad geënte ordeningsprincipe kan naar een hoger niveau worden getild voor zowel de bestaande stad als de nieuwe uitleggebieden. Dit kan door verwevenheid niet alleen op de hogere schaalniveaus na te streven, maar ook op de laagste schaalniveaus (bv. zichtbare afkoppeling hemelwater, toepassing groendaken).
-
Ontwikkel een energie-effectieve en intelligente stedelijke structuur en dito systemen. Door energie als meestructurerende ruimtelijke ordeningslaag te benutten wordt een nieuwe benadering van gebiedsontwikkeling mogelijk. Dit kan behalve in Oost ook in Almere Pampus worden uitgewerkt, bv. op basis van energiepotentiekaarten. Een tweede opgave is het vergroten van het aanbod van duurzame energie bv. met windturbines, WKO en grootschalige toepassing van zonne-energie in de gebouwde omgeving. Deze dragen bovendien bij aan de zichtbaarheid van het Almeerse duurzaamheidstreven. Ook kunnen ze specifieke kenmerken creëren voor buurt, wijk en stadsdeel (vgl. Zoneiland Almere in Noorderplassen West). Als het energieverbruik in de toekomstige stadsdelen dankzij deze ingrepen substantieel lager uitvalt, zal de bestaande stad een relatief steeds groter aandeel van het totale energieverbruik vormen. Daarmee wordt het upgraden of transformeren van het bestaande energienetwerk relevant.
-
Integreer en verduurzaam de essentiële stromen in de gebouwde omgeving, zoals afval (autonomie of heteronomie). De transitie van het huidige Almere naar een ‘Ecostad’ vraagt om trendbreuken. Hoe binnen de (gebouwde) leefomgeving ‘essentiële stromen’
16
als afvalmateriaal en afvalwater optimaal kunnen worden verduurzaamd met kringlopen is een centrale (nieuwe) vraag.
3.4.
Water
Flevoland heeft, net als andere laaggelegen delen van Nederland, een ‘wateropgave’. Er zijn maatregelen noodzakelijk om waterproblemen tegen te gaan of, bij voorkeur, te voorkomen. Tegelijkertijd maken deze ingrepen het mogelijk om nieuwe woon-, werk-, recreatie-, natuuren landbouwlandschappen te scheppen. Dat vraagt om een innovatieve benadering die recht doet aan beproefde oplossingen uit het verleden en die tegelijkertijd de motor is voor een vernieuwende aanpak. Almere Oost moet een watersysteem krijgen dat veelzijdig is en onder normale omstandigheden perfect functioneert, zowel kwalitatief als kwantitatief. Het moet bovendien zo robuust zijn dat het ook binnen acceptabele grenzen blijft functioneren onder extreme omstandigheden van wateroverlast of droogte. In deze paragraaf wordt de minimuminzet geschetst. Bij de uitwerking van de varianten kunnen ook andere oplossingen worden meegewogen. Veiligheid De waterveiligheid vereist aandacht vanwege de stijgende waterpeilen buiten de polder 8 én vanwege de bodemdaling binnen de keringen 9 . Het overstromingsrisico (samengesteld uit de kans op een overstroming en de ernst van de gevolgen) stijgt voorts door de toename van het aantal bewoners en investeringen in de polder. Vooralsnog dienen alle te ontwikkelen varianten voor Almere Oost te voldoen aan de bestaande veiligheidsnorm van 1:4.000 jaar, oftewel een kans op één overstroming per 4000 jaar. Binnenkort wordt echter nieuw rijksbeleid verwacht waarin de norm wordt aangescherpt tot 1:10.000. De kosten en ruimtelijke consequenties van een eventuele verhoging van de norm naar 1:10.000 worden in dit kader zichtbaar gemaakt, Verkleining van het overstromingsrisico kan op meerdere manieren. Door dijken te versterken en te verhogen wordt de kans op een doorbraak verkleind. Naast het versterken van de keringen draagt het beperken van de gevolgen van een eventuele overstroming ook bij aan het verkleinen van het overstromingsrisico, conform het voorziene veiligheidsbeleid Waterveiligheid 21e eeuw van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De ontwikkeling van Almere Oost biedt hiervoor kansen. Gevolgen van een eventuele overstroming kunnen bijvoorbeeld worden verkleind door het land achter de dijk te compartimenteren. Momenteel verkent het waterschap samen met Almere de mogelijkheden voor compartimentering van het gebied. Het risico kan voorts verkleind worden door te ‘ontwerpen met water’. Waterkwantiteit: de wateropgave voor Almere Oost Het begrip ‘wateropgave’ wordt door waterbeheerders gebruikt om de mate waarin het waterhuishoudkundige systeem niet voldoet, aan te geven. Voor het waterschap is de wateropgave het resultaat van de toets of een gebied wel of niet aan de Flevolandse Norm (uit het OPF2) voldoet. Deze Flevolandse Norm voor stedelijk gebied houdt in dat het maaiveld hooguit 1 keer in de 100 jaar net niet mag inunderen. Voor agrarisch gebied is deze norm 1:80. De wateropgave in Zuidelijk- en Oostelijk Flevoland is dan ook de
8
Het huidige Rijksbeleid gaat uit van een peilstijging in het IJmeer / Markermeer van 1 meter tot 2100. 9 Mogelijk tot 60 cm in de 21e eeuw 17
oppervlakte aan gebieden in hectares die niet aan de Flevolandse Norm voldoen en waar dus vaker dan 1 keer in de 100 jaar water op het maaiveld komt. Momenteel voldoet circa 1% van het totale beheersgebied van het waterschap Zuiderzeeland (Zuidelijk en Oostelijk Flevoland) niet aan deze norm, oftewel 1.100 hectare. Door bodemdaling en zeespiegelrijzing zal dit naar verwachting oplopen tot 6 à 7% in 2050. De wateropgave bedraagt dan 6.200 hectare voor Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Bijna de helft van deze wateropgave, 3.000 ha, kan verspreid over de polder worden opgelost met ingrepen zoals het aanbrengen van duurzame oevers, het opheffen van blokkeringen en het optimaliseren van de inzet van gemalen. De gebiedsontwikkeling in Oostvaarderswold kan daarnaast een deel van de restopgave voor haar rekening nemen. Ook wanneer er in Almere Oost geen verstedelijking plaatsvindt, ligt daar in 2050 een wateropgave. Deze opgave neemt toe wanneer er een groter aantal woningen wordt gebouwd. Dit hangt samen met de toename van het verharde oppervlak en doordat in stedelijk gebied strengere normen (1:100) gelden dan in het landelijk gebied (1:80, de huidige situatie). Wanneer bij de aanleg van Almere Oost door ophoging een drooglegging van 1,20 m (na bodemdaling) wordt gerealiseerd en daarnaast 6% open water wordt aangelegd, is de lange termijn wateropgave opgelost. Vanuit andere overwegingen, zoals het creëren van aantrekkelijke waterwoonmilieus, kunnen andere varianten met meer open water dan de minimale 6% overwogen worden. Bijvoorbeeld in de vorm van een aaneengesloten binnenmeer, meerdere plassen verspreid over het gebied, wetlands, of een zeer gefragmenteerd waterland, verweven met de verblijfsgebieden. Hierbij dient er rekening mee te worden gehouden dat wanneer het maaiveld dicht op het streefpeil wordt aangelegd, de beschikbare marge voor peilfluctuaties van het grond- en oppervlaktewater in het plangebied, maar ook in het omliggende watersysteem beperkt wordt. Een versnippering van het watersysteem is vanuit de stuurbaarheid van het watersysteem gezien ongewenst. De uitdaging is dus een goede balans hierin te vinden. Waterkwaliteit Goede leef, verblijf en voortplantingsmogelijkheden voor de planten en dieren in het water van Almere Oost zijn van groot belang. De Europese Kaderrichtlijn Water maakt inzichtelijk welke chemische en ecologische doelen voor het gebied gaan gelden en water voor beheer er gevoerd moet worden om deze doelen te halen. Wanneer er in de te ontwikkelen programmavarianten open water wordt gerealiseerd, moet er rekening mee worden gehouden dat dit open water in het gebied van nature, vanwege de voedselrijke kwel, eutroof van karakter zal zijn. Zonder aanpassingen zal het water hier niet de kwaliteit hebben die noodzakelijk is voor de beleving van water in stedelijk gebied. Verblijftijd van het oppervlaktewater binnen het systeem, doorstroming en mogelijkheden voor doorspoeling zijn aandachtspunten bij de verdere planontwikkeling. Aandachtspunt is ook de grootte van de aan te leggen waterberging in relatie tot de waterkwaliteit. Het Waterschap doet de aanbeveling om hiervoor een oppervlakte in het ontwerp op te nemen, die in verhouding staat tot het veroorzaakte probleem. Wanneer ’te veel’ oppervlaktewater wordt aangelegd, kunnen moeilijk te beheersen problemen als botulisme en blauwalg ontstaan in warme droge zomers. In de programmavarianten voor Oost kan, door te spelen met verschillende waterpeilen, een optimum voor de waterkwaliteit worden gezocht.
18
Beheer en onderhoud Vanuit het oogpunt van beheersbaarheid moet het waterschap het watersysteem ook duurzaam kunnen beheren. Het is daarom belangrijk dat het systeem zo onderhoudsvrij mogelijk wordt aangelegd en dat er langs watergangen en waterpartijen voldoende ruimte wordt gereserveerd zodat het watersysteem bereikbaar is voor benodigd onderhoud. Uitgangspunt is een watersysteem met voldoende diep water, voldoende drooglegging en met natuurvriendelijke oevers.
3.5.
Groen en landschap
Voor Almere Oost is de aanhechting met bestaande groenstructuren, zoals de Boswachterij, van groot belang. Daarnaast zijn nieuwe voorinvesteringen nodig in de groene en blauwe hoofdstructuur. Een sterke groenstructuur zorgt voor een geleding van het stedelijk gebied. De stedelijke kernen krijgen duidelijke ‘groene grenzen’. Dit zijn geen onbeheerde achterkanten, maar uitnodigende landschappen: attractieve woonmilieus en recreatiegebieden. Het bos, het park en het speelveld is altijd nabij de woning en de werkplek. Bij toekomstige verdichting zal de bestaande groenstructuur zoveel mogelijk intact moeten blijven. De opgave is om met het huidige landschap als vertrekpunt het toekomstige landschap een fundamentele bijdrage te laten leveren aan de stedelijke, landschappelijke en architectonische differentiatie van Almere Oost, van Almere als stad en van de regio. De opgave begint met het benoemen van de randvoorwaarden die voortvloeien uit vorm en kennis van het bestaande landschap. Het gaat daarbij niet alleen om het zichtbare landschap, maar ook om onderliggende lagen. Gekozen kan worden voor een zogenaamde lagenbenadering, waarin naast geologie, archeologie, geomorfologie, bodem en beplanting, natuur, milieu en water kaderstellend zijn. Deze randvoorwaarden kunnen de duurzaamheid en klimaatbestendigheid op structureel niveau voor lange tijd waarborgen en de toekomstige identiteit van het gebied in sterke mate bepalen. Het huidige cultuurlandschap van Almere Oost kent een sterke rationaliteit, en met name aan de oostkant van de A27 een grote openheid. Een belangrijke vraag is in hoeverre deze structuur moet en/of kan worden behouden en dominant moet zijn bij verdere ontwikkelingen. Kan de bestaande landschapsstructuur bijvoorbeeld niet (deels) worden vervangen door een nieuwe structuur voortkomend uit nieuwe maatschappelijke wensen (waterberging, woningbouw en ecologie) en wellicht aansluiting vindend bij oudere dieper liggende ‘lagen’ dan het huidige landschap. In eerdere studies is bijvoorbeeld al geëxperimenteerd met volledig nieuwe landschappen, zoals het duinlandschap van Vista. Het benoemen van de factor tijd op de verschillende schaalniveaus is daarbij een belangrijke component. De factor tijd kan – meer dan voorheen – worden gebruikt om (stedelijke en landschappelijke) differentiatie te laten plaatsvinden. De landschapsstructuur moet flexibel zijn in ruimte (wélke landschappelijke milieus, wáár in Oost) en in tijd (wanneer effectief te benutten). Hierbij kan worden geleerd van de al bestaande structuur: een bos is pas na 20 jaar voor verstedelijking te benutten (luwte, massa bosbeleving), en open water vrijwel direct. De programmavarianten kunnen worden opgebouwd uit: open water, reliëf, moerasmilieus, ruig terrein, agrarisch gebied, lanen en bossingels. De tijd moet in het voordeel van de ontwikkeling van (omgevings-)kwaliteit werken. De ontwikkeling van Almere Oost wordt daarmee leiden en verleiden in steeds wisselende volgorde. De kwaliteit van het bestaande zal moeten leiden tot investeringen in nieuwe initiatieven. Nieuwe initiatieven moeten verleiden tot volgende initiatieven.
19
Voorinvestering in de kwaliteit van de omgeving is per traditie een in Almere toegepaste strategie. De traditie kan worden gecontinueerd. Het vinden van een strategie voor voorinvesteringen voor de ontwikkeling van de nieuwe delen van Almere Oost is een belangrijk onderdeel van de opgave. Het benutten van de al gepleegde voorinvesteringen in het westelijke deel van het plangebied is dat eveneens.
3.6.
Mobiliteit en infrastructuur
Uitgangspunten van beleid Niet alleen voor Almere Oost, maar voor heel Almere geldt duurzaamheid als een belangrijke doelstelling van het verkeer en vervoerbeleid. Het Almeerse doel moet zijn: het faciliteren van de mobiliteit van personen en goederen door middel van een robuust, betrouwbaar, beschikbaar, betaalbaar en veilig vervoersysteem dat een bijdrage levert in het verminderen van de milieudruk. 10 In de duurzame mobiliteitsontwikkeling moet een optimum worden gevonden tussen people, planet en profit, oftewel tussen mensen (sociale veiligheid en verkeersveiligheid), milieu (luchtverontreiniging en geluidsbelasting) en economie. Almere kan voortbouwen op het unieke verkeersysteem (met voor het OV een drager met railvervoer in de vorm van de Flevolijn en de vrijliggende busbanen) dat al dertig jaar functioneert. Nu Almere verder groeit is het de vraag hoe nieuwe ideeën over duurzaamheid kunnen worden toegepast, zowel bij het op adequate wijze per openbaar vervoer ontsluiten van nieuwe woongebieden als door het toepassen van andere duurzame mobiliteitstechnieken (bijvoorbeeld dynamisch verkeersmanagement). De toekomstige infrastructuurnetwerken in Almere hebben niet alleen een interne bereikbaarheidsfunctie. Ze moeten ook de onderlinge verbindingen in de Noordvleugel en de omliggende gebieden verstevigen. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten: -
Versterk de relatie Almere-Amsterdam. Een vergroting van de onderlinge betrokkenheid van Almere en Amsterdam door een structurerend metropolitaan openbaar vervoer versterkt de economische en stedelijke structuur van de Noordvleugel. Agglomeratievoordelen en de diversiteit van het gebied worden beter benut.
-
Versterk de meerzijdigheid. Bij de ontwikkeling van Almere tot de tweede grote kern in de Noordvleugel speelt meerzijdige bereikbaarheid een belangrijke rol. Daardoor ontstaat een minder perifere positie in het netwerk, met als resultaat dat het transportsysteem beter functioneert en de bereikbaarheid van locaties toeneemt. Deze worden aantrekkelijker voor wonen en economische of maatschappelijke activiteiten.
-
Verdicht de stad. Naarmate de stedelijke dichtheid hoger wordt is de afhankelijkheid van een hoogwaardig OV-systeem groter; voor deze hoogwaardigheid is de combinatie snelheid, frequentie, betrouwbaarheid en directe verbinding cruciaal, in combinatie met hoge vervoerscapaciteit. Andersom geldt dat voor een hoogwaardig OV-systeem ook een hoge stedelijke dichtheid nodig is. Op korte acceptabele afstand van een halte of station is dan eerder voldoende draagvlak aanwezig.
10
Gemeente Almere, 2007, Mobiliteitsbouwstenen voor Structuurvisie Almere, Masterplan Pampus & Ontwikkelingsstrategie Oost. 20
-
Maak OV herkenbaar. Een openbaarvervoersysteem op basis van een herkenbare infrastructuur (bijvoorbeeld rail) heeft meer uitstraling en zorgt dus voor een aantrekkelijker vestigingsklimaat dan een overigens vergelijkbaar OV-systeem zonder zo’n herkenbare infrastructuur.
-
Benut de knopen. Onderlinge verknoping van de netwerken in combinatie met een uitgekiend ruimtelijk programma op de knopen is een harde voorwaarde voor het goed functioneren van het geheel. De meest kansrijke knopen zijn niet alleen soepele op- en overstapmachines, maar plekken waar ook allerlei stedelijke functies kunnen floreren als gevolg van de uitstekende bereikbaarheid.
Voor Almere Oost zijn drie zaken van belang, die hieronder worden uitgewerkt: de openbaarvervoeroplossing (zowel regionaal als intern), de te kiezen bovenlokale weginfrastructuur (A27, A30, etc), en de aanhaking van Almere Oost op de rest van de stad. Openbaar vervoer Een meerzijdige ontsluiting van Almere voor openbaar vervoer (OV) is onderdeel van een blijvend inzet op duurzame mobiliteit. Het huidige Almere kent een uitstekend functionerend OV-systeem. Dit is gebaseerd op een centrale drager (de Flevolijn) ondersteund door een voedend systeem (de vrijliggende busbanen). Vanaf vrijwel elke locatie in Almere kan men per openbaar vervoer binnen 20 minuten op treinstation Almere Centrum zijn. Om zo’n kwaliteit ook in Almere Oost te kunnen aanbieden is een hoogwaardige railverbinding (metro of RER) noodzakelijk. Momenteel wordt een dergelijke verbinding bijvoorbeeld onderzocht in de Planstudie OV SAAL. Een hoogwaardige (rail)verbinding in Almere Oost staat of valt met het programma (woningen en arbeidsplaatsen) dat rondom het systeem wordt gerealiseerd. Ook een bijzonder programma met bezoekersintensieve en bovenlokale voorzieningen draagt bij aan de haalbaarheid. Denk bijvoorbeeld aan een ziekenhuis, een sportcentrum of een universiteit. Sterke verdichting in de directe omgeving van de stations is een voorwaarde. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de benodigde dichtheden. Type vervoer Sprinter / RER Metro Sneltram Tram Stadsbus
Invloedsgebied
In/uitstappers per station
900 m
3.500
Drempelwaarde aantal reizigers per dag 20.000
800 m 600 m 500 m 400 m
3.000 1.250 650 200
30.000 20.000 12.000 4.000
Minimaal aantal woningen/ha (bruto) < 400 m > 400 m 35-40 20-25 40-45 25-30 20-25 5-15
20-25 15-20 10-15 n.v.t.
Er is maar één mogelijkheid om een hoogwaardige railverbinding (metro of RER) af te takken van de spoorbundel bij de Flevolijn,namelijk iets ten westen van de Tussenring. Een railverbinding zal dan ook altijd iets ten westen van de Tussenring het gebied binnenkomen. Binnen het gebied is het tracé in principe variabel, met de kanttekening dat het omwille van kosten en ruimtebeslag wenselijk is om het tracé zo gestrekt mogelijk te houden. Van oudsher zijn in Almere Oost echter altijd 2 tracés gereserveerd. Enerzijds een tracé langs de A27, anderzijds een tracé tussen de Paradijsvogelweg en Kievitsweg (parallel aan de A27). Het programma in Oost (Hout) wordt in enkele varianten specifiek toegesneden op een railverbinding om een dergelijke grote investering mogelijk te maken. Daarbij zullen beide tracévarianten worden doorgerekend.
21
Of een hoogwaardige railverbinding door Almere Oost kan worden doorgetrokken naar de Amersfoortse en/of Utrechtse regio is minder afhankelijk van het programma in Almere Oost. Een dergelijke verbinding zal vooral dienen als Oostelijke ontsluiting van Almere als geheel, als ontlasting voor de toenemende verkeersdruk op de A27 en een betere en meer rechtstreeks verbinding bieden tussen deze regio’s en de nieuw te realiseren woon- en werklocaties in de Flevopolder. Bij lage dichtheden (10 tot 15 woningen per hectare) is een traditioneel HOV-concept niet realistisch. Hier is de ‘Navigatiebus’ een optie: een luxe minibus die in de spitsuren volgens een vaste dienstregeling rijdt, en die buiten de spits van de route kan afwijken om passagiers zo dicht mogelijk bij huis op te halen of af te zetten. Ook onbemand openbaar vervoer is denkbaar. Onbemande metro’s met een hoge frequentie zijn succesvol in steden als Kopenhagen en Lyon. De onbemande Peoplemover (operationeel in kantorenpark Rivium, Capelle a/d IJssel) is geschikt voor afstanden tot enkele kilometers, en dus vooral voor het begin en het eind van vervoersketens. Bovenlokale weginfrastructuur Almere Oost heeft te maken met enkele autonome opgaven, die zowel gegevenheden als kansen zijn: - De Gooiseweg en de Waterlandseweg worden verdubbeld. - Aanleg van de A30 is wenselijk uit het oogpunt van meerzijdige ontsluiting van Almere. In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) Flevoland is een voorkeurstracé vastgelegd waarin de A30 wordt aangetakt in de bocht van de A27. Hiermee vormt de A30 een alternatief voor het doorgaand verkeer op de provinciale wegen, terwijl dit tracé ook de mogelijkheden voor de ecologische ontwikkeling van het Oostvaarderswold verbetert. - De A27 verandert van karakter. Deze weg wordt steeds meer, net als de A6, een belangrijke verbinding voor doorgaand verkeer en tevens een ontsluiting voor Almeerse stadsdelen en bedrijventerreinen. Vooral het deel tussen de aansluiting met de A30 en de A6 wordt een drukbereden stuk snelweg. Aandacht voor goede inpassing in het gebied is noodzakelijk. Afhankelijk van de ‘grenzen aan deze oplossing’ (verkeerskundig/belevingswaarde) moet rekening worden gehouden met een alternatief tracé ‘bovenlangs’, vergelijkbaar met het oorspronkelijk gereserveerde ‘Adelaarstracé’. Aanhaking autoverkeer Almere Oost op rest van de stad Om Oost te verbinden met Almere Stad en Almere Buiten moet de A6 gepasseerd worden. Met de auto is het op vier punten mogelijk de A6 ‘over te steken’: - Bestaande verbinding Waterlandseweg/Veluwedreef - Aantakken op de Tussenring - Aantakken op de Spectrumdreef - Aantakken op de Buitenring
3.7.
Organische stedenbouw
Beleid De gemeente Almere wil op stedenbouwkundig gebied nieuwe wegen inslaan, met grotere vrijheid voor de burger. Hierover schrijft zij: De Nederlandse stedenbouw is uniek in de wereld. Nergens anders worden op zo’n grote schaal zoveel partijen met zoveel belangen verenigd in een plan. Eén van de belangrijkste peilers van die stedenbouw – de collectieve woningbouw – is echter grondig aan herziening toe. Het beginsel dat grote institutionele partijen vanuit een collectief idee de woonomgeving, inclusief de individuele woning ontwerpen, is achterhaald. De noodzaak van dat projectmatige model had destijds haar oorsprong in de volksgezondheid, later in de naoorlogse woningnood. Inmiddels lijkt het systeem
22
zichzelf in stand te houden door de nadruk op productieafspraken tussen Rijk en gemeenten en door de grondposities die ontwikkelaars innemen teneinde bouwrechten te verwerven. Anno 2006 staat het denken over woningbouw echter in een ander licht. Burgers willen expressie geven aan het wonen, het is onderdeel van hun identiteit. De taak van de gemeente is dan ook niet langer zorgen voor volkshuisvesting, maar mogelijkheden creëren voor de burger om een huis te laten bouwen dat volledig voldoet aan zijn of haar wensen. Mensen maken de stad! 11 Elementen voor het programma Als uitwerking hebben drie stedenbouwkundige bureaus in 2007 in opdracht van de gemeente Almere ontwerpend onderzoek gedaan naar vernieuwende stedenbouwkundige principes. Het studiegebied was Almere Hout. Uit deze stedenbouwkundige verkenningen zijn belangrijke lessen te trekken voor organische stedenbouw en met name voor de rol daarin van (gemeentelijke) overheid. Deze lessen zijn direct relevant voor het programma van Almere Oost: -
Benader de stad als geregisseerd spel. Bij organische stadsontwikkeling is Mensen maken de Stad het uitgangspunt. Burgers (individuen, groepen, ondernemers, instellingen) nemen hun verantwoordelijkheid voor de eigen woon- of werksituatie. Dit betekent niet een ‘alles kan’-beleid, maar vrijheid binnen spelregels, waarbij de spelregels ervoor zorgen dat de stad meer is dan de optelsom van de individuele gebouwen. Organische stadsontwikkeling met vrijheid binnen spelregels betekent dat de overheid, afhankelijk van wat de situatie vraagt, nu eens passief stuurt, dan weer actief stuurt (door aanjagen of afremmen) of faciliteert.
-
Stuur op identiteit. In de uitwerking van het principe ‘vrijheid binnen spelregels’ moet de overheid actief sturen op identiteit, de kwaliteit van de openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur. Spelregels op dit vlak vormen een strak kader waarbinnen de burger handelingsvrijheid heeft op het schaalniveau van bouwvlek of kavel. Ook stuurt de overheid actief op de beschikbaarheid van een divers aanbod aan (clusters van) kavels. Sturing op identiteit past vooral op het niveau van de hoofdstructuur van het gebied. Maar ook op de lagere schaalniveaus kan de overheid richting geven aan de identiteit van het gebied. Dat kan d.m.v. het ontwerp en het beheer van de openbare ruimte: De kwaliteit en het unieke van de openbare ruimte zullen bewoners, ondernemers en instellingen als een belangrijke vestigingsfactor zien. Zij zullen worden uitgedaagd om hier concreet invulling aan te geven. Waarmee deze ‘spelers’ een concrete bijdrage leveren aan het uitbouwen van de identiteit van een gebied. In de eerste plaats door hun eigen woning te realiseren, maar ook door betrokken te worden bij de inrichting van de woonomgeving en de realisatie van voorzieningen. In deze balans tussen sturen en loslaten zit het avontuurlijke van organische stedenbouw. 12
-
11 12
Garandeer overmaat. Om geleidelijke ontwikkeling (en transformatie) gedurende een lange periode mogelijk te maken is ‘overmaat’ een belangrijk principe. Overmaat is de ruimtelijke equivalent van de post ‘onvoorzien’ op een begroting, en ze zou even vanzelfsprekend moeten zijn. Op kavelniveau is overmaat nodig om mensen de ruimte te bieden om hun woning en/of bedrijf aan te passen aan de levensfase waarin men zich bevindt. Ook op het niveau van de openbare ruimte en de hoofdinfrastructuur is overmaat onmisbaar. Ten eerste omdat Gemeente Almere, 2006, Meervoudige ontwerpopdracht Hout. Gemeente Almere; projectgroep Hout, 2007, Bouwstenen voor organische stedenbouw. 23
de hoofdinfrastructuur gefaseerd zal worden gerealiseerd, ten tweede als ruimtelijke reservering voor toekomstige voorzieningen. -
Zorg voor morfologische resistentie. De grootste opgave zit in het ontwikkelen van een robuust stedenbouwkundig patroon. Een dergelijk patroon is een voorwaarde om te kunnen bouwen met een diversiteit aan particuliere of collectieve opdrachtgevers. Het stedenbouwkundige patroon moet eveneens robuust zijn in de zin dat het de tand des tijds kan doorstaan: het moet solide en kwalitatief sterk genoeg zijn om ook grote ruimtelijke en functionele veranderingen aan te kunnen. We kunnen in het jargon van de organische stedenbouw een nieuw kwaliteitsbegrip introduceren voor stedenbouwkundige patronen: ‘morfologische resistentie’. Het (natuurlijk en cultuurhistorisch) landschap waarin de stedenbouwkundige structuur wordt ingebed, is daarbij van grote waarde. Er is onderzoek nodig naar de mogelijkheden om stedenbouwkundige structuren te laten aansluiten (of anders te laten reageren) op de unieke karakteristieken van het landschap.
-
Benut levendigheid en stilte als spannend stedelijk contrast. Een aandachtspunt bij organische stedenbouw is de afwisseling van levendige zones en stiltezones binnen het stedenbouwkundig patroon. In Plan Zuid in Amsterdam zien we bv. hoe Berlage heeft geworsteld met de opgave om grote en belangrijke functies op cruciale plekken te realiseren, terwijl het nog volstrekt onduidelijk was of deze functies er zouden komen. Elementen als het Olympisch Stadion, een Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, treinstations en later een sterk groeiend RAI complex zijn voor Plan Zuid van levensbelang geweest en hebben geleid tot levendigheid op bepaalde plekken en rust en stilte op andere meer beschutte plaatsen.
3.8.
Sociaal-maatschappelijk programma
De ontwikkeling van Almere Oost is niet alleen een ruimtelijke, maar ook een sociale en economische opgave. Dat een stad, een dorp of een wijk een ‘sociaal-ruimtelijke constructie’ is, geldt per definitie. Maar in de ontwikkeling van Almere Oost wordt het ook expliciet benadrukt. Hiermee wordt afstand genomen van de dominante praktijk uit de afgelopen vijftien jaar, waarin het scheppen van nieuwe wijken vooral een kwestie was van projectontwikkeling, terwijl het sociale programma onderbelicht bleef. Achtereenvolgens behandelen we het principe van sociale duurzaamheid en enkele specifieke sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Sociale duurzaamheid In Almere Oost wordt gestreefd naar ‘sociaal duurzame’ stedelijke ontwikkeling. De principes en ambities op dit terrein zijn voor het eerst onder woorden gebracht in relatie tot het deelgebied Westerterp: Wie een nieuwe wijk ontwikkelt en beheert, stapelt niet alleen stenen en plant niet alleen bomen, maar bouwt ook aan de maatschappij. Niet alleen nu, maar ook voor een toekomst van vele tientallen jaren. (…) Ruimtelijke en sociale planvorming zijn respectievelijk de hardware en de software van stedenbouw en wijkontwikkeling. 13 Wat ‘sociaal duurzaam’ inhoudt, is nog niet volledig uitgekristalliseerd, maar:
13
Gemeente Almere, Naar een sociaal duurzame wijk; Notitie over de ideologische uitgangspunten voor Westerterp, 2008. 24
Het begrip ‘sociaal duurzaam’ houdt in ieder geval in dat de wijk met een zodanige kwaliteit is ontworpen en gerealiseerd, dat zij bestand is tegen veranderingen in de tijd, en dat zij door de jaren heen haar aantrekkelijkheid behoudt en steeds nieuwe aantrekkelijkheid kan krijgen. Een sociaal duurzame wijk is een wijk die na de oplevering alleen maar beter wordt en dus niet na enkele tientallen jaren degenereert tot een probleemwijk. Een sociaal duurzaam wijk is niet noodzakelijkerwijs volstrekt harmonieus of onveranderlijk. Integendeel, de wijk kan bijzonder dynamisch zijn, maar in een sociaal duurzame wijk is die dynamiek een kracht en geen gevaar. Een sociaal duurzame wijk is een wijk die in zichzelf de kracht heeft om generatie na generatie prachtig te zijn en te blijven. Een sociaal duurzame wijk is een wijk die haar bewoners – jong en oud, autochtoon en allochtoon – de voorwaarden biedt en de kracht geeft om zich te ontplooien. Een sociaal duurzame wijk wordt geconcipieerd met uitzicht op een levensduur van minstens een eeuw. Bij nadere uitwerking van het begrip ‘sociaal duurzame wijk’ valt te denken aan termen als sociale stabiliteit, sociale autarkie, sociale inclusie, sociale participatie, sociaal ondernemerschap en sociale stijging, terwijl levensloopbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en ecologische duurzaamheid er ook een vanzelfsprekend deel van uitmaken. 14 Sociaal-maatschappelijke vraagstukken Enkele concrete vraagstukken voor Almere Oost kunnen worden afgeleid uit de probleemanalyse bij het Integraal Ontwikkelingsplan (IOP) Almere. De stad kent een aantal sociaal-maatschappelijke onevenwichtigheden, zoals het gebrek aan verwevenheid tussen de lokale bedrijven en het onderwijs en opleidingenaanbod. “Daarvoor ontbreekt het in Almere niet alleen aan een voldoende breed opleidingenaanbod in het hogere segment, maar ook aan een aantal grotere werkgevers die sterker afhankelijk zijn van investeringen in kennis en innovatie” 15 Niet alleen het hoger onderwijs is achtergebleven bij de bevolkingsgroei. Dat geldt ook voor bevolkingsvolgende voorzieningen op het gebied van welzijn, gezondheidszorg, cultuur en vrijetijdsbesteding. Ondanks een inhaalslag is er op deze terreinen nog steeds een forse achterstand. Om de stad aantrekkelijker te maken voor mensen met verschillende leefstijlen, inkomens, leeftijden en afkomst zijn de volgende opgaven uit de Sociale Structuurschets Almere (2003) blijvend relevant, ook bij de uitwerking van Almere Oost: 16 -
Verhoog het aandeel jongeren. Maak de stad aantrekkelijker voor mensen tussen 18 en 24 jaar door o.m. vergroting van het onderwijsaanbod, het woningaanbod en het voorzieningenniveau voor uitgaan, winkelen, cultuur en sport.
-
Anticipeer op de vergrijzing. Dat kan door het aanbieden van een kwalitatief goede zorg aan ouderen, een geschikt woningaanbod, bereikbaarheid van voorzieningen en de ontwikkeling van individuele zorgconcepten en nieuwe financieringsarrangementen op het raakvlak van zorg, welzijn en wonen.
-
Ontwikkel stedelijkheid. Dat kan o.m. door het aantrekken van studenten en het aanbieden van een hoogwaardig en breed cultuuraanbod.
-
Benut de ondernemingszin en internationale oriëntatie van etnische minderheden. Dat draagt bij tot de verdere ontwikkeling van een evenwichtige, kleurrijke stad.
14
Idem. Projectbureau Toekomst Almere, 2003, Toekomst Almere; Integraal Ontwikkelingsplan. 16 Sociale Structuurschets Almere (2003). 15
25
-
Benut de groeimarkt van de vrije tijd. Leg een sterk accent op de ontwikkeling van recreatieve functies, waardoor de huidige en toekomstige inwoners van Almere een groter deel van hun vrije tijd kunnen besteden in Almere zelf.
-
Voorkom zoveel mogelijk grotestadsproblemen. Dat kan door tijdig te investeren in het voorzieningenniveau van de stad en in behoud, beheer, preventie en opvang.
3.9. Wonen Beleid Het woonbeleid van de gemeente Almere heeft meerdere uitgangspunten, die het programma voor Almere Oost bepalen. 1. Mensen maken de stad. De gemeente benadrukt dat burgers zo veel mogelijk in staat moeten zijn om over hun eigen woonsituatie te beschikken. Dit komt tot uitdrukking in principes als: ‘Mensen maken de stad’ en ‘Ik bouw mijn huis in Almere.’ Niet alleen de woning zelf, maar ook de woonomgeving komt sterker dan voorheen onder invloed van de bewoners tot stand. Daarmee geeft de overheid de zeggenschap terug aan de burgers. Concreet houdt dit in dat minstens een derde van de woningbouwopgave door particulier opdrachtgeverschap (PO) moet worden gerealiseerd, in individuele of collectieve vorm, met daarnaast ook innovatieve vormen van ‘mede-opdrachtgeverschap’. Een wezenlijk grotere inbreng van burgers impliceert dat de partijen die tot nu toe de woningbouw domineerden (overheid, corporaties, projectontwikkelaars), per saldo aan zeggenschap inboeten. Het wordt minder gemakkelijk om, zoals tot nu toe gebruikelijk, van bovenaf een precies en gedifferentieerd woningbouwprogramma op te stellen. Het is welbewuste stap die vertrouwen in blauwdrukstedenbouw vervangt door vertrouwen in de zelfsturende kracht van burgers. 2. De overheid is verantwoordelijk voor evenwicht en kwaliteit. Terwijl burgers een grote verantwoordelijkheid dragen in de feitelijke vormgeving van het woonprogramma, stuurt de overheid op hoofdlijnen vanuit haar verantwoordelijkheid voor het grotere gebied van gemeente of regio. Zij let op een hoger schaalniveau op zaken als differentiatie in wijken en woonmilieus en toegankelijkheid van woningen en wijken voor specifieke groepen. Ook is zij verantwoordelijk voor het sociaal-ruimtelijk raamwerk. De invloed van de overheid verloopt onder meer via het stedenbouwkundig plan en het sociale programma. 3. Kwantitatieve eisen en bandbreedten. Tenslotte het kwantitatieve uitgangspunt. Zoals aangegeven ligt de bandbreedte van het aantal te bouwen woningen in de periode tot 2030 tussen de 15.000 en 40.000. Daarmee neemt Almere Oost een kwart tot tweederde van de ‘schaalsprong’ (60.000 woningen) voor zijn rekening. In hoofdstuk 5 wordt hierop nader ingegaan. Aandachtspunten voor het programma Aandachtspunten zijn hier: -
Differentiatie voor stad en regio. Het woonprogramma voor Oost moet bijdragen aan een sterke woonmilieudifferentiatie op het schaalniveau van stad en regio. Daarbij moet rekening worden gehouden met de belangrijke demografische en sociaal-culturele trends, zoals vergrijzing, individualisering en diversificatie (zie bijlage ‘Trends en ontwikkelingen’). Er is extra woningaanbod gewenst voor (a) de hogere en hoogste inkomensgroepen, (b) ouderen, (c) jongeren, onder wie studenten, (d) de snel groeiende groep één- en tweepersoonshuishoudens boven 55 jaar en (e) de dito groep één- en tweepersoonshuishoudens beneden de 35 jaar.
26
-
Sociale duurzaamheid en diversiteit. Sociale diversiteit is een belangrijk onderdeel van het streven naar een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van Almere Oost. Een ‘sociaal complete woonkern’ is minder kwetsbaar voor externe factoren en kan makkelijker inspelen op maatschappelijke veranderingen. Woningen en voorzieningen moeten deze diversiteit en dynamiek mogelijk maken. Van de woningen wordt minimaal 30% in particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd; naar gelang de varianten kan dit oplopen tot 50%. De sociale woningbouwsegmenten beslaan gemiddeld 30%.
-
Woonmilieudifferentiatie. De gemeente Almere wil dat in 2030, over de hele gemeente gerekend, 20% van de woningen in (centrum)stedelijke woonmilieus te vinden is, 60% in suburbane woonmilieus en 20% in landelijke woonmilieus nabij de stad. Om dit te bereiken, moet er in de periode 2010-2030 extra veel worden gebouwd in de (centrum)stedelijke (35%) en landelijke woonmilieus (37%). 17
-
Hoogwaardig woonmilieu. Almere Oost is een van de laatste grote uitbreidingslocaties in Almere en in de Noordvleugel. Dit vraagt om een kwalitatief hoogwaardig en onderscheidend woonmilieu, zodat voor Almeerders de keuze wordt verbreed en Almere zijn aantrekkingskracht voor woningzoekenden uit de gehele Noordvleugel (en overig Nederland) behoudt. Groen en blauw kenmerken het ‘woonmilieu Oost’. Leidend in deze identiteit kan een ‘Landschapsplan’ zijn met het Oostvaarderswold als basis voor uitbreiding. Meer water in Oost geeft aanleiding tot het ontwikkelen van bijzondere watergerelateerde woonmilieus en bijbehorende woningtypen.
-
Aanpasbaarheid en overmaat. Woning en woonomgeving moeten aanpasbaar zijn aan individuele wensen en veranderbaar naarmate die wensen wijzigen. Dat vraagt, naast ruimte voor PO en een gedifferentieerd aanbod, ook om overmaat in de plannen. De Almeerse traditie van reserveruimte voor later wordt voortgezet. Een gedifferentieerd aanbod maakt het mogelijk om binnen de wijk wooncarrière te maken, wat de sociale cohesie in de wijken ten goede komt.
-
Leisure. In Oost kan de groeimarkt ‘vrije tijd’ (leisure) worden benut, met een accent op ontwikkeling van recreatieve functies, zodat huidige en toekomstige Almeerders een groter deel van hun vrije tijd besteden in Almere zelf kunnen besteden. Met een koppeling tussen vrijetijds- en woonconcepten.
3.10.
Werken
Algemeen beleid Zoals gezegd groeit de werkgelegenheid in Almere sterk (par. 3.6). Toch groeit ze nog altijd minder sterk dan de bevolkingsomvang. Om de groei van de werkgelegenheid te versnellen, is actief beleid uitgezet. Als onderdeel van de ‘schaalsprong’ streven Rijk en Almere er naar dat er in de periode 2010-2030 in de stad 100.000 arbeidsplaatsen bijkomen. Er kan niet genoeg op gehamerd worden dat gedurende tientallen jaren een substantiële inspanning moet worden verricht om bedrijven van ‘buiten’ naar Almere te halen. Het is een hoog streefcijfer, maar daar staat tegenover dat Zuidelijk Flevoland belangrijke troeven heeft als vestigingsplaats voor bedrijven. De concurrentiepositie wordt naar verwachting alleen maar beter. De bedrijvigheid groeit niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit, door het reeds gevestigde bedrijfsleven en door starters die vaak in de eigen woning beginnen en gaandeweg groeien.
17
Projectbureau Toekomst Almere, 2003, Toekomst Almere; Integraal Ontwikkelingsplan. 27
Verbetering concurrentiepositie in de Randstad Volgens het ‘Economisch Actieplan Almere’ zijn de belangrijkste kwaliteiten van de stad als vestigingsplaats voor bedrijven: 18 - Strategische ligging 19 - Ruimte om te ondernemen - Een ruime arbeidsmarkt - Bereikbaarheid - Een prettig woon- en leefklimaat. De concurrentiepositie zal kunnen verbeteren wanneer de bereikbaarheid van de stad op peil kan worden gehouden daar de Randstad onvermijdelijk verder dichtslibt en de bereikbaarheid en de vestigingsmogelijkheden er afnemen. Dit wordt nog versterkt doordat de groeipotenties en groeiambities van Schiphol ertoe kunnen leiden dat niet-luchthaven gerelateerde economische functies uit de Haarlemmermeer en omgeving worden verdrongen. Almere kan voor de opvang van die economische activiteiten een belangrijke rol spelen. Eenzelfde ontwikkeling is te bespeuren in de Utrechtse regio. In de Gooi- en Vechtstreek en in Eemland bepalen de kwetsbare landschappen nu al de grenzen van de economische ontwikkeling. Almere kan eraan bijdragen dat de economische groeipotenties van daar gevestigde bedrijven niet weglekt uit de Noordvleugel naar andere regio’s in het land of zelfs naar het buitenland. Almere wil daarom internationale concurrentiepositie versterken, in overeenstemming met de in de Noordvleugel gewenste metropolitane strategie. Dit gebeurt o.m. door hoogwaardige vestigingsmilieus aan te bieden en stuwende werkgelegenheid aan te trekken. Nieuwe werklocaties zullen zodanig ontwikkeld worden dat zij in groter regionaal verband een onderscheidend vermogen bieden en de economisch potenties ervan uitbuiten. Uiteraard wordt ook de ‘autonome’ bevolkingsvolgende werkgelegenheid in het economisch beleid gekoesterd. Almere richt het economisch beleid op de volgende vier pijlers: 1. Ontwikkelen kansrijke marktsegmenten. Het gaat om deze segmenten: - Zorg - Onderwijs - Vrijetijdssector - Starters en doorstarters - Retail, funshoppen - Fashion & Design - Zakelijke dienstverlening - Back office kantoren - Call centers - ICT - Logistiek 2. Beter benutten bestaande bedrijven en instellingen 3. Kwaliteit van dienstverlening 4. Verbeteren van het vestigingsklimaat.
18
‘Economisch Actieplan Almere’, november 2006. Ten opzichte van de Randstad, de Nederlandse markt en de ‘economische motor’ Schiphol. De economische as Schiphol-Amsterdam-Almere is een belangrijke en zal in belang nog toenemen wanneer deze wordt verlengd tot Lelystad Airport. 19
28
Landbouw De agrarische sector in Zuidelijk Flevoland staat er in economisch opzicht aanzienlijk beter voor dan in de meeste andere delen van het land, en ze kan ook in de toekomst rendabel blijven (zij bijlage ‘Trends en ontwikkelingen’). Toch is het uitgesloten dat de landbouw zonder enige aanpassing zal voortbestaan in combinatie met de ontwikkeling van Almere Oost. In iedere variant verdwijnt een deel van het landbouwareaal, terwijl in het resterende gebied (of delen daarvan) nagedacht moet worden over een transitie naar een andere vorm van landbouw. Landbouw die primair gericht is op grootschalige, gespecialiseerde agrarische productie is slecht te combineren met uitbreiding van het stedelijke gebied van Almere. Interessante mogelijkheden kunnen ontstaan door woningbouw in lage dichtheden te combineren met vormen van (stads)landbouw. Verweving van stad en land biedt economische kansen voor boeren en een aantrekkelijke woonomgeving voor stedelingen. Verbreding en diversifiëring van de landbouw kunnen stad en land opnieuw met elkaar in contact brengen, bijvoorbeeld door een commercieel boerenbedrijf te combineren met als zorg, onderwijs, recreatie en horeca. Deze verbrede (stads)landbouw vereist echter een heel ander type bedrijf dan de nu bestaande grootschalige agrarische bedrijven. Vanuit het ondernemingsperspectief is een grote omslag noodzakelijk, en het is de vraag in welke mate de nu aanwezige boeren deze omslag willen en kunnen maken. Natuurontwikkeling (Oostvaarderswold) zorgt eveneens voor krimp van het agrarische areaal. Ze biedt tegelijkertijd aam boeren in of nabij het gebied de mogelijkheid om hun bedrijfsvoering uit te breiden met recreatieve functies of het leveren van groen/blauwe diensten, zoals het betaald beheer van natuur, landschap, water en recreatie. Ook hier is het de vraag of aanwezige agrariërs zo’n bedrijfsmatige omslag kunnen en willen maken. Een eerste onderzoek naar de mogelijkheden voor stadslandbouw vond plaats in 2007 op initiatief van Agromere, PPO, een onderdeel van Wageningen UR. Landbouw verdient volgens PPO uit het oogpunt van duurzaamheid en sociale cohesie een vaste plaats in het stedelijke gebied. De vraag is of dit maatschappelijk, planologisch en economisch uitvoerbaar is, en of stedelingen en boeren ervoor openstaan. De PPO ziet volop kansen voor integratie van landbouw met natuur, water, wonen en recreatie, en heeft dit inmiddels geïllustreerd aan de hand van vier concepten voor stadslandbouw: Topspot, Ecostad, Boerenbrink en Agripel. De concepten zijn uitgewerkt tot een innovatief agrarisch-woonwijk concept waarin wonen, werken, winkelen en recreëren is gecombineerd. Almere Oost Achtereenvolgens gaan wij in op de kwantitatieve opgave, de kwalitatieve opgave in relatie tot duurzaamheid, de verscheidenheid aan bedrijventypes en werklocaties, starters en thuiswerkers, en een eventuele containerterminal. Kwantitatieve werkgelegenheidsopgave. Een aanzienlijk deel van de Almeerse schaalsprong van 100.000 extra arbeidsplaatsen (periode 2010-2030) moet in Almere Oost worden gerealiseerd. Voorlopig gaat het om 40.000 tot 80.000 arbeidsplaatsen. Ook het Platform Bedrijventerreinen en kantoorlocaties (Plabeka) kijkt voor mogelijke bedrijven- en kantoorlocaties naar Almere Oost en met name naar op de locatie ‘A6/A27’ (voor een deel grondgebied gemeente Zeewolde). Hier kan ruimte worden gevonden voor 200.000m2 bvo kantoren en minimaal 300 ha. bedrijventerrein. 20 20
In het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties (Plabeka) werken grondinbrengende gemeenten als Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad samen met Flevoland, Noord-Holland en ROA om als Noordvleugel beter op de wensen van het internationale bedrijfsleven 29
In de Plabeka-cijfers is nog geen rekening wordt gehouden met de overloop van bedrijvigheid vanuit de NV Utrecht. In de periode 2015-2030 is in de NV-Utrecht 432 ha bruto nodig. 244 ha in het stadsgewest Utrecht, 91 ha in Eemland en 97 ha in Gooi- en Vechtstreek. Eemland en Gooi- en Vechtstreek kunnen maximaal 59 ha in het gebied zelf realiseren. Voor ongeveer 129 ha bruto zal een beroep op Almere gedaan worden. Hoe groot de uiteindelijke opgave in Oost zal zijn, is mede afhankelijk van realisering elders in Almere en de rest van Flevoland. Het is bijvoorbeeld voorstelbaar dat een deel van de logistieke bedrijvigheid bij Lelystad Airport of op Trekkersveld Zeewolde komt. Duurzaamheid als kwaliteit De kwalitatieve opgave komt voort uit het streven naar duurzame (economische) gebiedsontwikkeling. Daarbij moeten wonen en werken meer in evenwicht worden gebracht. Er is ruimte voor innovatieve woon-werk- en werkconcepten. Door de sterke nadruk op duurzame ontwikkeling, wordt Almere Oost interessant voor (innovatief) duurzaam ondernemerschap. ‘Duurzaamheid’ kan een wervend thema zijn voor het type bedrijvigheid dat het gebied aantrekt. Er is plaats voor een grootschalig themapark over ‘De duurzame toekomst’, ondersteund door een gespecialiseerd business- en sciencecentrum, waarin de kennissector en de industriële sector hun krachten bundelen, terwijl het Almere met haar schaalsprong als de grootste proeftuin van Nederland ‘voor de deur’ is. In het landelijke deel van Oost ligt stimulering van duurzame, biologische landbouw voor de hand. Variëteit In het gebied passen zowel kleinschalige als grootschalige werklocaties. Kleinschalige locaties met grote inbreng van de feitelijke gebruikers zijn goed denkbaar gezien het landschappelijke karakter van het gebied. Een dergelijke functiemenging op een laag schaalniveau, waarbij werken en wonen kunnen worden gecombineerd, kunnen we ‘particulier ondernemerschap’ noemen in analogie met particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast zijn op strategische plekken grootschalige, duurzaam ingerichte werkterreinen gewenst. Voor de bedrijventerrein kunnen deze typen worden onderscheiden: parkachtig, modern gemengd en binnenstedelijk. Voor de kantoorlocaties past een onderscheid in: snelwegmilieus, knooppuntenmilieus, binnenstedelijke milieus, bedrijven in het groen. Ook de verhouding tussen de verschillende typen werk (op kantorenlocaties, op bedrijfsterreinen en ‘in de wijken’ service en dienstverlening, werken aan huis en eventuele kleinschalige kantoorinpassingen) ligt nog niet vast. Wel is voor de programmavarianten een indicatieve verdeling gemaakt; zie hoofdstuk 5. Wonen en werken Een opvallend groot deel van de werkgelegenheid in Almere betreft starters en bedrijven aan huis (zie par. 3.5). Uitgangspunt voor Oost is in 20% van alle woningen een arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Daarmee wordt, afhankelijk van het woningbouwprogramma, ruimte geboden aan 3.000 tot 8.000 arbeidsplaatsen aan huis. Daarnaast is het mogelijk om in of nabij woonwijken kleine bedrijfsverzamelgebouwen te realiseren voor bedrijven die door hun omvang of aard niet aan huis kan plaatsvinden.
in te kunnen spelen. Gestreefd wordt naar een qua prijs en kwaliteit op internationaal niveau concurrerende, gedifferentieerd en bereikbare "ijzeren voorraad" van direct uitgeefbare locaties voor het aantrekken van het internationale bedrijfsleven naar de Noordvleugel op korte, middellange en lange termijn. 30
Containeroverslagterminal Een specifieke economische voorziening die mogelijk relevant is voor Oost is een containeroverslagterminal. Rijk, provincie en gemeente stimuleren het vervoer over water en de komst van een containerterminal in Almere draagt hieraan bij. Volgens een haalbaarheidsstudie van de gemeente Almere en Haven Amsterdam komen drie locaties in aanmerking: Blocq van Kuffeler, Pampushaven en Stichtsekant. De studie concludeert dat Stichtsekant (Oost) de meeste potentie biedt om op de middellange termijn een permanente containerterminal te realiseren, ‘… waarbij op de (zeer) lange termijn zelfs aansluiting op het landelijk spoorwegnet tot de mogelijkheden zou kunnen behoren’. 21 Het onderwerp komt in de structuurvisie opnieuw aan de orde.
3.11.
Recreatie
Beleid Almere is momenteel ruim voorzien van recreatieruimte (zie par. 3.5). Bij de verdere groei, zoals in de schaalsprong afgesproken, is er maximaal 1.400 ha extra recreatieruimte nodig. Zuidelijk Flevoland kan bovendien voorzien in een deel van de Randstedelijke behoefte aan recreatieruimte en dito voorzieningen. Daarmee wordt niet alleen de groenstructuur versterkt, het biedt ook economische kansen. De nieuwe recreatiegebieden moeten intensief te gebruiken en goed bereikbaar zijn. De nieuwe natuur wordt vooral binnen de Ecologische Hoofdstructuur aangelegd. Met Almere Oost hebben we de unieke mogelijkheid om een ontbrekende schakel in de Ecologische Hoofdstructuur (het Oostvaarderswold) aan te leggen en tegelijkertijd op een steenworp afstand een aanzienlijke stadsuitbreiding te realiseren. De potenties voor het toevoegen van grootschalige recreatieve ontwikkelingen zijn daarmee enorm.
Programma voor Almere Oost Voorgesteld wordt om 700 ha te realiseren als een groenstructuur in combinatie met de verstedelijkingsopgave van Almere Oost. De overige 700 ha wordt gerealiseerd in de aangrenzende groen-blauwe zone Oostvaarderswold en krijgt een dagrecreatieve functie. Naast deze bevolkingsvolgende voorzieningen wordt voorgesteld voor Almere Oost een reservering op te nemen voor een grootschalige toeristisch-recreatieve trekker. Indicatief wordt hiervoor een ruimtereservering van 80 ha. opgenomen. Aansluitend op de groen-blauwe kenmerken van Oost liggen er kansen om de recreatieve ontwikkeling te benaderen vanuit deze vier begrippen: - Beleving: hoge aantrekkelijkheid- en verblijfswaarde (gecombineerd met archeologie, stadstuinen en landschapskunst). - Verbinding: ontsluiting via recreatieve routestructuren d.m.v. weg en water. - Voorziening: verblijfsmogelijkheden (horeca) op knooppunten. - Differentiatie: afwisseling in groene sferen en milieus met name van West naar Oost. Ruimtelijk ontstaat er een aantakking van een west-oost-ontwikkeling, die verloopt van de stadsnatuur van bv. een speelbos in de Boswachterij/Almeerderhout, naar ecologische recreatie van een natuurcamping bij het Oostvaarderswold). Ook is een noord-zuidverbinding mogelijk, van Oostvaardersplassen via de robuuste ecologische verbindingszone en het Horsterwold naar de Veluwe.
21
Haven Amsterdam & Gemeente Almere, Haalbaarheidsstudie Container Overslagterminal in Almere, definitief concept, 2007. 31
Dit biedt uitstekende recreatieve mogelijkheden voor de stad/regio. Door middel van verbindingen als fietsroutes en wandelroutes worden de woongebieden, de agrarische gebieden en de natuur met elkaar in contact gebracht. Vanuit de zuidkant kan aangetakt worden op het Kathedralenbos en Cirkelbos. De recreatieve druk die nu op het Kotterbos staat zal verschuiven richting natuurbelevingcentrum te Almere Buiten om zodoende een overgangsgebied te maken voor flora en fauna van de Oostvaardersplassen naar het Oostvaarderswold en vice versa.
3.12. Voorzieningen Voor het programma aan bevolkingsvolgende voorzieningen op wijk- en buurtniveau wordt uitgegaan van de gangbare normen in Almere. Algemeen uitgangspunt voor dit soort voorzieningen (scholen, dagelijkse gezondheidszorg, basis sportvoorzieningen) is een reistijd van maximaal 15 tot 20 minuten van woning tot voorziening. Elk type voorziening bedient echter verschillende doelgroepen waardoor de afstand die kan worden afgelegd in 15 tot 20 minuten varieert per voorziening en per vervoermiddel. Een zorgpunt bijvoorbeeld zal over de algemeen dichter bij huis moeten zijn dan een sportvoorziening; een basisschool dient voor jonge kinderen veilig bereikbaar te zijn met langzaam vervoer terwijl een detailhandelpunt veelal door volwassenen en oudere jeugd wordt bezocht en daarom wat verder gelegen kan zijn. Naast de voorzieningen op wijk- en buurtniveau is er in Almere Oost plaats voor voorzieningen die relevant zijn voor een groter gebied. Ze kunnen landelijk of internationaal van karakter zijn, of zich richten op geheel Almere of Flevoland. Zij kunnen mede het karakter van (delen van) Almere Oost gaan bepalen. Enkele mogelijkheden zijn: Sport Almere en de provincie Flevoland willen zich presenteren als sportstad en sportprovincie. Het verwerven van de Olympische Spelen van 2028 is hierbij een optie. Een tweede initiatief op dit gebied, afkomstig van AM Wonen en anderen, is de aanleg van vijf golfbanen als de kern van een nieuw landschap, aansluitend op het Oostvaarderswold, gecombineerd met 20.000 woningen in vijf onderling verschillende woongebieden. Een onderdeel van dit idee is de bouw van een multifunctioneel stadion in combinatie met een sportcentrum (vergelijkbaar met Papendal) op de knoop A27/A6, i.s.m. NOC/NSF. Hoger Onderwijs Almere is bezig het netwerk te ontwikkelen dat op korte en middellange termijn hoger onderwijs voor de stad moet opleveren. Gedacht wordt aan een campus met verschillende vormen van hoger onderwijs. Als locatie wordt met name aan het centrum gedacht, met Poort als een tweede locatie die reeds interesse bij de markt heeft gewekt, o.m. van de Aeresgroep (MBO/HBO agrarisch Onderwijs). Daarnaast zijn er initiatieven die vanuit hun eigen sector hoger onderwijs kunnen voortbrengen. Voorbeelden zijn het INTI, een kenniscentrum over New Towns, mede gevoed door de TU Delft en de UVA, dat gedeeltelijk kan neerstrijken in Almere. Dit zal vooralsnog gaan via specifieke projecten, stages en seminars. Ook de Health Valley benadering (zie hieronder) kan een aanleiding zijn om onderwijsvormen aan te jagen of te versterken. Zorg Gezien de demografische ontwikkelingen zal ook in Almere de vraag naar zorg, gezondheid en ‘wellness’ de komende decennia sterk toenemen. Het idee van een Health Valley speelt hierop in. Het bestaat uit een combinatie van instellingen op gezondheidsgebied, zoals een tweede ziekenhuis, een zorgboulevard, Wellness, een Medical Trade Centre en een centrum
32
voor Preventie en Research. De Health Valley is daarmee een combinatie van medische voorzieningen en ‘lifestyle’ en ontspanning. Beautyfarms, kuuroorden en sauna’s bedienen de veeleisende consument die zorg voor het lichaam combineert met vrijetijdsarrangementen. Het idee voor een Health Valley is vooralsnog voor Almere Poort bedacht. De vraag is echter hoe de markt zich feitelijk zal ontwikkelen. Almere Oost biedt, gezien de landschappelijke en waterrijkdom, goede kansen voor de langere termijn op met name het Wellness- en lifestyleonderdeel. Ook kan op termijn het tweede ziekenhuis van Almere hier een plaats krijgen. Uitvaartvoorzieningen Onder uitvaartvoorzieningen wordt verstaan: begraafplaats, crematorium en uitvaartcentrum. Gezien de landelijke trends zijn steeds meer mensen bewust bezig met hun wensen omtrent hun uitvaart. De wensen zijn hierdoor steeds meer divers geworden. Ook de culturele samenstelling van de bevolking draagt hieraan bij. Nadere beleidsontwikkeling is gewenst. Almere heeft momenteel twee begraafplaatsen, in Haven en Stad. Haven is bijna vol, Stad heeft nog capaciteit voor de komende jaren, maar rond 2020 wordt een capaciteitstekort voorzien. Een derde begraafplaats in Almere Buiten is niet doorgegaan vanwege de locatie (dicht bij de bebouwing en hoogte grondwaterstand). Vanuit spreiding en tijdige reservevorming is een locatie in Oost gewenst. Het betreft een gebied van circa 9 ha. Uit analyses zijn twee mogelijke locaties voortgekomen: parallel aan de A27 en in de buurt van het Kathedralenbos. 22
22
‘Begraven en cremeren in Almere’, Bauke Betzema 33
4.
Vier varianten voor Almere Oost
4.1.
Inleiding
De bestuurlijke opdracht die aan deze notitie ten grondslag ligt (zie ook par. 2.2), luidt: Maak een ontwikkelingsstrategie Almere Oost die meerdere scenario’s bevat (voorzien van een effectmeting) voor de transformatie van het huidige (agrarische) gebied naar een aansprekend nieuw landschap, waarin op organische wijze tot 2040 een verstedelijking kan plaatsvinden variërend van 15.000 tot 40.000 woningen en 40.000 tot 80.000 arbeidsplaatsen, zodanig dat medio 2008 een gefundeerde afweging kan worden gemaakt voor de ontwikkeling van dit deel van de regio. 23 Binnen de zeer ruime marges in deze opdracht zijn sterk uiteenlopende verstedelijkings- en sturingsstrategieën mogelijk. Ook het resultaat kan (in zijn functies, karakteristiek en beeld) sterk uiteenlopen. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden binnen dit brede spectrum, zullen vier varianten worden uitgewerkt. Met deze varianten wordt de maximale bandbreedte van de mogelijkheden voor Almere Oost verkend. De vier varianten zijn zoveel mogelijk onderscheidend op de twee meest bepalende aspecten: 1. Ruimtelijk karakter en ruimtelijke hoofdstructuur. De varianten lopen uiteen van zeer gespreid en extensief met landelijke dichtheden, via ‘gebundelde concentratie’ in een aantal kernen, tot suburbaan woonlandschap met stedelijke accenten. Een bepalend onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur is het tracé en de modaliteit voor de openbaarvervoersverbindingen, zowel met het centrum van Almere (en verder naar o.m. Amsterdam) als met Zeewolde en de UtrechtsAmersfoortse regio. 2. Woonprogramma en economisch programma. De varianten bestrijken de volledige bandbreedte van 15.000 tot 40.000 woningen en 40.000 tot 80.000 arbeidsplaatsen. Drie van de vier varianten gaan uit van de ‘schaalsprong’, waarbij er tot 2030 in Almere, of ruimer genomen in Zuidelijk Flevoland, 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen bij moeten komen. De varianten voor Almere Oost nemen een deel van de schaalsprong voor hun rekening. Dit aandeel varieert van 25% tot 67% van de woningbouwopgave en 40% tot 80% van de economische opgave. 24 De vierde variant is een ‘nul-variant’, die schetst hoe het gebied zich zonder de schaalsprong zou kunnen ontwikkelen. Voor alle varianten geldt dat ze gehouden zijn aan de principes, doelen en programmatische uitgangspunten die in deze notitie zijn opgenomen (hoofdstukken 2 en 3). Iedere variant biedt een eigen interpretatie van deze uitgangspunten. De varianten moeten niet worden begrepen als ontwerpmodellen, maar als sturingsstrategieën. Ze zijn in principe onderling onafhankelijk. Ze zijn niet uitwisselbaar; de ene variant kan niet doorgroeien naar een andere variant. De primaire investeringsbeslissingen, met name in infrastructuur en landschap, zijn daarvoor te bepalend en te verschillend.
23 24
Zie noot bij par. 2.2. De vraag waar de rest van de schaalsprong wordt gerealiseerd, valt buiten deze notitie. 34
In dit hoofdstuk worden de varianten indicatief beschreven. De kenmerken van iedere variant worden schematisch weergegeven, evenals de essentiële verschillen tussen de varianten. Hiertoe wordt onder meer gebruik gemaakt van referenties in woord en beeld. De varianten worden in de maanden maart tot en met juni 2008 uitgewerkt. Gaandeweg kunnen nog aanpassingen plaatsvinden, onder meer door voortschrijdend inzicht uit de verschillende werkprocessen in het kader van de schaalsprong Almere (Pampus, Stad, Structuurvisie).
4.2.
Systematiek van de vier varianten
Het plangebied is zeer groot, het programma ook, het programma heeft een grote bandbreedte en is in principe nog zeer onzeker. De feitelijke kwalitatieve woningbehoefte is voor de komende decennia lastig in te schatten en het programma zal bovendien grotendeels worden gedragen door particuliere opdrachtgevers. Het optimaal conditioneren van het landschap voor het opvangen van een onzeker programma is de primaire opgave. Door een aantal varianten te onderzoeken, wordt verkend hoe het transformatieproces kan verlopen. Samen verkennen ze de speelruimte die de schaalsprong biedt. Drie van de vier varianten, te weten Landelijk Oost, Oostelijke Kernen en Groot Oost, zijn nieuw. De vierde variant, Bandstad Oost, is een referentievariant die laat zien hoe de ontwikkeling zou verlopen op basis van het huidige, nog van vóór de Schaalsprong daterende, Structuurplan Almere Hout (2001). 25 De drie modellen variëren op het thema ‘spreiding en concentratie’. Ze zoeken de uitersten op en gaan steeds een andere relatie met het landschap aan. In ruimtelijk opzicht variëren ze van extreme verweving van verstedelijking en landschap, waarbij de verstedelijking volgend is (Landelijk Oost), tot extreme confrontatie en contrast tussen stad en land (Groot Oost). Ook procesmatig zijn er grote verschillen. Ze vergen elk een eigen sturingsfilosofie en dito investeringsbeslissingen, en zijn daardoor niet uitwisselbaar. De varianten kunnen als volgt kort worden geïntroduceerd: Variant I: Landelijk Oost Ruimtelijk karakter en ruimtelijke structuur: Landelijk Oost heeft het karakter van een verdicht buitengebied met bebouwingslinten en kleine kernen op condensatiepunten waar de omstandigheden gunstig zijn voor ontwikkeling. Het kan een nevelstad worden zonder duidelijke hiërarchie, ontwikkeld binnen de condities die het landschap biedt. Een tapijt van excellente landelijke woonmilieus waarin de landbouw in verschillende verschijningsvormen (van reguliere landbouw tot stadslandbouw) een belangrijke rol kan blijven spelen. De variant is zeer geschikt voor een organische manier van ontwikkeling met veel ruimte voor particulier initiatief. Landelijk Oost biedt kansen voor duurzaamheidsconcepten die passen bij deze vorm van verstedelijking. Woonprogramma en economisch programma: 15.000 woningen, 40.000 arbeidsplaatsen.
25
Alle modellen gaan uit van de Schaalsprong. Mocht de Schaalsprong niet doorgaan, dan kan de referentievariant het uitgangspunt voor de ontwikkeling van Almere Hout worden. In dat geval wordt een fasering in het referentiemodel aangebracht zodat realisering over een aanzienlijk langere termijn wordt gespreid. Almere Hout levert gedurende deze langere termijn een bijdrage aan de autonome groei van Almere met zo’n 1.000 woningen per jaar. 35
Variant II: Oostelijke Kernen Ruimtelijk karakter en ruimtelijke structuur: Oostelijke Kernen kenmerkt zich door een ketting van kernen met bij voorkeur elke een eigen identiteit. De kernen bepalen, in directe relatie met de omgeving, met het landschap, de kwaliteit. Het landschap zorgt ervoor dat ze een eigen plek hebben en onderling duidelijk zijn te onderscheiden. De variant biedt de mogelijkheid te kiezen voor de aanleg van opeenvolgende kernen. Het is echter ook mogelijk tegelijk te starten met de ontwikkeling van kernen, waarbij elke kern zijn eigen ontwikkeling kan doormaken. Dit werkt de differentiatie in de hand. Functioneel hebben de kernen in de ieder geval een aanbod van dagelijkse voorzieningen in de kern. Woonprogramma en economisch programma: 20.000 woningen, 40.000 arbeidsplaatsen. Variant III: Groot Oost Ruimtelijk karakter en ruimtelijke structuur: Groot Oost biedt het meest gedurfde programma. Met een programma van 40.000 woningen wordt een nieuwe stad met de omvang van Ede ontwikkelend. Met het landschap wordt het contact opgezocht, maar het is duidelijk dat het groen hier ondergeschikt is aan het verstedelijkingsprogramma. Het succes van de ontwikkeling wordt grotendeels bepaald door de mogelijkheden de kern van de stad een basis te geven door hier voldoende programma te kunnen realiseren. Naar de rand heeft de nieuwe stad woonmilieus met lagere dichtheden. De variant biedt een scherp contract tussen de compactheid van het centrum en de ruime opzet van de randen rond het centrum. Woonprogramma en economisch programma: 40.000 woningen, 80.000 arbeidsplaatsen. Referentievariant: Bandstad Oost Ruimtelijk karakter en ruimtelijke structuur: Bandstad Oost bouwt voort op de traditie van Almere, gebruikmakend van eerdere ervaringen. Het gaat uit van de inzichten van het vigerende Structuurplan 2001 Almere Hout, in omvang aangepast aan de eisen van de Schaalsprong. Bandstad Oost is dus te beschouwen als de volgende evolutionaire stap na Almere Buiten. Het wordt gebouwd in een overwegend groene setting en er is plaats voor een volwaardig centrum. Het kwantitatieve programma is vergelijkbaar met dat van Oostelijke Kernen. Woonprogramma en economisch programma: 20.000 woningen, 40.000 arbeidsplaatsen.
4.3.
Overzicht kwantitatieve variabelen
Bij de varianten functioneert het programma als schuifmaat. Het landschap is richtinggevend. Door de omvang van het programma op te voeren verspringen de modellen van kleur; van nevelstad, via losse kernen naar een zelfstandige stad. De verkeersafwikkeling is daarbij sturend en volgend tegelijk. De omvang van het programma bepaalt mede de keuze voor het vervoerssysteem en de keuze van het vervoerssysteem bepaalt de configuratie van de variant. In de gebieden op de schuifmaat tussen de varianten bevinden zich de grijze gebieden waarin varianten voorkomen die afgeleiden zijn van de gekozen varianten. In de vervolgfase zullen ook deze gebieden kunnen worden verkend. De bijgevoegde tabellen geven een vergelijkend kwantitatief overzicht van wonen, werken en voorzieningen in de vier varianten.
36
Wonen – Woningaantallen Tabel 4.1: Indicatieve verdeling woningbouwaantallen >2030 <2030 Landelijk Oost 15.000 Oostelijke Kernen 20.000 Groot Oost 40.000 Bandstad Oost 20.000
Hout
Spiegelhout
10.000
5.000
7.500
7.500
20.000
0
10.000-15.000
5.000-10.000
40.000
0
20.000
20.000
20.000
0
15.000-20.000
0- 5.000
Wonen – ruimtebeslag en woonmilieus Het ruimtebeslag voor wonen is mede afhankelijk van de gekozen dichtheden. De gemiddelde dichtheid van Almeerse woonwijken bedraagt nu 27-30 woningen per hectare (w/h). Bij de uitwerking van de programmavarianten wordt gestreefd naar maximale variatie in woonmilieus en woningdichtheden. De dichtheden kunnen in deelgebieden uiteenlopen van 5 w/h tot 60 w/h. Tabel 4.2: Indicatieve verdeling woonmilieus (Centrum) Stedelijk Landelijk Oost 0% Oostelijke Kernen 10% Groot Oost 40% Bandstad Oost 10%
Suburbaan 20% 50% 40% 70%
Landelijk 80% 40% 20% 10%
Werken Tabel 4.3: Indicatieve verdeling arbeidsplaatsen Bedrijven Kantoren Landelijk Oost 18.000 (300 ha.) 8.000 (225.000 bvo) (40.000) Oostelijke 18.000 (300 ha.) 8.000 (225.000 bvo) kernen (40.000) Groot Oost 30.000 (500 ha.) 16.000 (450.000 (80.000) bvo) Bandstad Oost 24.000 (400 ha.) 12.500(350.000 (60.000) bvo)
Aan huis 3.000
Overig 11.000
4.000
10.000
8.000
26.000
4.000
19.500
Toelichting: De werkgelegenheidsopgave heeft een bandbreedte van 40.000 tot 80.000 arbeidsplaatsen. Ten behoeve van de verschillende programmavarianten is de opgave verdeeld over grootschalige bedrijventerreinen (met name de zogenaamde knooplocaties), kantoorlocaties (eveneens op de knooplocaties), arbeidsplaatsen aan huis en ‘overige’ arbeidsplaatsen (kleinschalige detailhandel, service- en dienstverlening etc.). Er is gerekend met gemiddeld 60 arbeidsplaatsen per ha. bedrijventerrein, 28m2 bvo kantoorruimte per arbeidsplaats en 1 arbeidsplaats op elke 5 woningen.
37
Voorzieningen Benodigde ruimte voor bevolkingsvolgende voorzieningen volgens het in Almere gangbare rekenmodel. Tabel 4.4. I. Landelijk Oost
15.000 woningen 36.300 inwoners Voorzieningen Onderwijs Gezondheidszorg Sportvoorzieningen Cultuur Recreatieve voorz. Overig Reserve Totaal terreinoppervlak
II. Oostelijke Kernen IV. Bandstad Oost 20.000 woningen 48.400 inwoners
III. Groot Oost
40.000 woningen 96.800 inwoners
Bruto terreinoppervlak (m²) 73.809 98.412 17.738 23.651 40.150 53.533 30.500 40.667 50.000 66.667 32.517 43.356 14.300 19.067 259.013 345.352
196.823 47.300 107.067 81.333 133.333 86.713 38.133 690.702
38
4.4.
Variant I: Landelijk Oost
Landelijk Oost heeft het karakter van een verdicht buitengebied met bebouwingslinten en kleine kernen op condensatiepunten waar de omstandigheden gunstig zijn voor ontwikkeling. Het kan een nevelstad worden zonder duidelijke hiërarchie, ontwikkeld binnen de condities die het landschap biedt. Een tapijt van excellente landelijke woonmilieus waarin de landbouw in verschillende verschijningsvormen (van reguliere landbouw tot stadslandbouw) een belangrijke rol kan blijven spelen. In deze variant wordt er vanuit gegaan dat de schaalsprong van Almere kwantitatief gezien in hoofdzaak plaatsvindt aan de westkant van de stad. De woningbouw vindt daar plaats in Poort en Pampus zowel binnen- als buitendijks. Almere Oost is dan vooral bedoeld voor de ontwikkeling van woonmilieus die elders in Almere niet worden gerealiseerd, met name landelijke woonmilieus in lage dichtheden. Door de geringe woningbouwaantallen blijft er ruimte over voor veel oppervlaktewater. Dat schept kansen voor watergerelateerde woonmilieus en dito recreatieve en leisure-activiteiten. Het open gebied behoudt primair zijn agrarische functie. Waar agrariërs verdwijnen ontstaan mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. De variant gaat uit van in totaal 15.000 woningen. In de periode 2010-2030 worden daarvan 10.000 gerealiseerd, verspreid over Almere Hout en Spiegelhout. Na 2030 behoudt het gebied een restcapaciteit voor 5.000 woningen. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen wordt gerealiseerd rond het knooppunt A6/A27. Voor het overige wordt gezocht naar locaties die aansluiten op de gekozen vorm van verstedelijking.
fig. 2: Landelijk Oost (Nevel)
39
4.5.
Variant II: Oostelijke Kernen
Oostelijke Kernen kenmerkt zich door een ketting van kernen met bij voorkeur elke een eigen identiteit. De kernen bepalen, in directe relatie met de omgeving, met het landschap, de kwaliteit. Het landschap zorgt ervoor dat ze een eigen plek hebben en onderling duidelijk zijn te onderscheiden. De variant biedt de mogelijkheid te kiezen voor de aanleg van opeenvolgende kernen. Het is echter ook mogelijk tegelijk te starten met de ontwikkeling van kernen, waarbij elke kern zijn eigen ontwikkeling kan doormaken. Dit werkt de differentiatie in de hand. In deze variant wordt de schaalsprong uitgewerkt in een alzijdige ontwikkeling van Almere: 25.000 woningen in Pampus, 15.000 in de bestaande stad en 20.000 in Oost. Oost profiteert van eigen kwaliteiten, zoals het Almeerderhout en het OostvaarderswoldHorsterwold. Het kan woonmilieus ontwikkelen waar elders in Almere geen ruimte voor is. Dit kan door de ontwikkeling van gedifferentieerde kleine kernen waarbij hoge en lage woningdichtheden worden afgewisseld. Bij deze ontwikkeling wordt het gehele plangebied (Almere Hout en Spiegelhout) benut. Nieuwe regionale landschappen kunnen het aantrekkelijk decor voor de kernen gaan vormen en bieden ruimte aan attracties. Diverse variaties op dit thema zijn mogelijk. Een belangrijke keuze is de positie van de HOV-as. Een tracé (RER) op de locatie Paradijsvogelweg pleit voor kernen met hogere dichtheden in Hout en lagere dichtheden in Spiegelhout. Een tracé aansluitend op de A27 pleit voor een verschuiving van de hogere dichtheden van de kernen naar het noordoosten. Overigens is omvang en dichtheid van de kernen niet uitsluitend afhankelijk van de te kiezen openbaar vervoeroplossing. Ook andere aspecten zoals inpassing in het landschap en aanwezige waarden spelen daarbij een rol. Het woningbouwprogramma kan programmatisch aansluiten op dorpsmilieus. Dat betekent een sterke variatie in vorm, maat en schaal op een kleine korrel. De variatie kan ook functioneel worden vertaald door te zoeken naar functiemenging. De arbeidsplaatsen worden primair gerealiseerd bij de knoop A6/A27 en aansluitend aan de kernen.
40
fig. 3: Oostelijke Kernen
41
4.6.
Variant IV: Groot Oost
Groot Oost biedt het meest gedurfde programma. Met een programma van 40.000 woningen wordt een nieuwe stad met de omvang van Ede ontwikkeld. Het programma zoekt contact met het landschap, maar het is duidelijk dat het groen hier ondergeschikt is aan het verstedelijkingsprogramma. Het succes van de ontwikkeling wordt grotendeels bepaald door de mogelijkheden de kern van de stad een basis te geven door hier voldoende programma te kunnen realiseren. In deze variant ligt het zwaartepunt van de schaalsprong aan de Oostkant van de stad te liggen: hier komt tweederde van het totale aantal van 60.000 woningen, en zelfs tachtig procent van de extra werkgelegenheid die in de schaalsprong is afgesproken. Oost wordt in deze variant een grote stad met een eigen centrum en uiteindelijk circa 40.000 woningen en 100.000 inwoners. Van essentieel is onder meer een zeer goede spoorverbinding met Utrecht, Amersfoort en het Gooi. In deze variant worden rondom de A27 vooral stedelijke woonmilieus aan het bestaande palet toegevoegd, naar de randen snel uitlopend in suburbane en landelijke woonmilieus. De arbeidsplaatsen worden gerealiseerd bij de knoop A6/A27, bij de nieuwe koppeling van de A27 met de A30. In het centrum komt ruimte voor hoogwaardige kantoorbouw.
fig. 4: Groot Oost
42
4.7.
Referentievariant: Bandstad Oost
Net als in de variant Oostelijke Kernen wordt in deze variant de schaalsprong uitgewerkt in een alzijdige ontwikkeling van Almere: 25.000 woningen in Pampus, 15.000 in de bestaande stad en 20.000 in Oost. Het ruimtelijk concept voor de ontwikkeling aan de Oostkant van de stad is echter fundamenteel anders. Bandstad Oost bouwt voort op de traditie van Almere, gebruikmakend van eerdere ervaringen. Het gaat uit van de inzichten van het vigerende Structuurplan 2001 Almere Hout, in omvang aangepast aan de eisen van de Schaalsprong. Bandstad Oost is dus te beschouwen als de volgende evolutionaire stap na Almere Buiten. Het wordt gebouwd in een overwegend groene setting en er is plaats voor een volwaardig centrum. Het kwantitatieve programma is vergelijkbaar met dat van Oostelijke Kernen. Deze referentievariant gaat uit van de doorontwikkeling en intensivering van Almere rondom het stadscentrum. De bouwopgave wordt evenwichtig gespreid over de stad. Almere groeit binnendijks aan de kust en meer landelijk in Hout, en versterkt vooral het bestaand stedelijk gebied. In deze variant worden in de periode 2010-2030 in Oost zo’n 20.000 woningen en 60.000 arbeidsplaatsen gerealiseerd, voornamelijk in Almere Hout. Almere Hout zal in deze variant suburbaan worden ontwikkeld met enkele stedelijke accenten. Oost ontwikkelt zich als bandstad langs een nieuwe openbaar vervoerverbinding in de vorm van een ‘light rail’ of lichte trein die uiteindelijk zal worden doorgetrokken naar Utrecht. De suburbane stad Almere wordt hiermee afgerond. Er is veel aandacht voor de optimale inpassing van de hoofdwegenstructuur. De arbeidsplaatsen worden ook in deze variant met name gerealiseerd op de knoop A6/A27, op bedrijventerrein Stichtse Kant en op een aantal kleinere binnenstedelijke bedrijventerreinen.
fig. 5: Bandstad Oost
43