Veldonderzoek in 20 zwemplassen naar relaties tussen aantallen en soorten watervogels, waterplanten, helderheid Fenina Final l rereport p ort fecale bacteriën concentraties
Stationsplein 89
POSTBUS 2180 3800 CD AMERSFOORT
De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
TEL 033 460 32 00 FAX 033 460 32 50
De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
2013
rapport
12
2013 12
STOWA 2013 12 omslag.indd 1
12-04-13 11:10
De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
2013
rapport
12
ISBN 978.90.5773.591.2
[email protected] www.stowa.nl TEL 033 460 32 00 FAX 033 460 32 01
Stationsplein 89 3818 LE Amersfoort POSTBUS 2180 3800 CD AMERSFOORT
Publicaties van de STOWA kunt u bestellen op www.stowa.nl
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
COLOFON UITGAVE Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer Postbus 2180
3800 CD Amersfoort
Auteurs H.J. de Lange (Alterra)
D.R. Lammertsma (Alterra)
H. Keizer-Vlek (Alterra) M. de Haan (Royal HaskoningDHV) Het onderzoek is uitgevoerd door Alterra en begeleid door Royal HaskoningDHV (namens STOWA). Alterra en Royal HaskoningDHV zijn opdrachtnemers van STOWA. De volgende tien waterbeheerders en vier provincies hebben deelgenomen in onderzoek: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Waternet, Waterschap Brabantse Delta, Waterschap Groot Salland, Waterschap Regge & Dinkel, Waterschap Rivierenland, Wetterskip Fryslân, Provincie Noord-Holland, Provincie Noord-Brabant, Provincie Zuid-Holland, Provincie Overijssel Klankbordgroep Corine van den Berg (Provincie Noord-Holland) Eva de Bruin (Waternet) Gert van Ee (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Ciska Schets (RIVM) Tessa van der Wijngaart (STOWA) Foto voorkant Kralingse plas, fotograaf: Hanneke Keizer-Vlek DRUK Kruyt Grafisch Adviesbureau STOWA STOWA 2013-12 ISBN
978.90.5773.591.2
Copyright
De informatie uit dit rapport mag worden overgenomen, mits met bronvermelding. De in het rapport ontwikkelde, dan wel verzamelde kennis is om niet verkrijgbaar. De eventuele kosten die STOWA voor publicaties in rekening brengt, zijn uitsluitend kosten voor het vormgeven, vermenigvuldigen en verzenden.
Disclaimer Dit rapport is gebaseerd op de meest recente inzichten in het vakgebied. Desalniettemin moeten bij toepassing ervan de resultaten te allen tijde kritisch worden beschouwd. De auteurs en STOWA kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die ontstaat door toepassing van het gedachtegoed uit dit rapport.
II
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Ten Geleide Nederland kent grote aantallen watervogels die ten minste een deel van hun tijd zijn te vinden op het water. Zij maken geen onderscheid tussen water met een zwemwaterfunctie en water zonder die functie. Voor zwemwater gelden strenge kwaliteitsnormen, die op veel locaties regelmatig worden overschreden. Dat kan worden veroorzaakt door uitwerpselen van watervogels. De relatie tussen watervogels en gemeten concentraties bacteriën is niet eenduidig: grotere aantallen vogels betekent niet altijd dat er ook meer bacteriën in het water worden gevonden. In een uitvoerig onderzochte plas bleek dat ook de helderheid van het water en de begroeiing met waterplanten een rol kunnen spelen. In deze studie is die relatie met helderheid en waterplanten voor twintig locaties onderzocht. Vier provincies en tien waterschappen hebben een bijdrage geleverd aan het onderzoek. Voor de twintig geselecteerde locaties zijn de concentraties fecale bacteriën en andere waterkwaliteitsparameters (inclusief zwevende stof en helderheid), waterplantenbegroeiing en aantallen en soorten vogels gemonitord. De verzamelde data van alle locaties zijn samengevoegd en geanalyseerd met statistische technieken. Uit het onderzoek blijkt dat in een helder systeem met weinig zwevend stof en veel waterplanten - onafhankelijk van het aantal vogels - lagere concentraties aan fecale bacteriën aanwezig zijn. Blijkbaar overleven fecale bacteriën in een helder systeem korter dan in een troebel systeem. Als er regelmatig te hoge concentraties bacteriën worden gemeten is het aanpakken van de bron natuurlijk de meest effectieve maatregel. In het geval van watervogels is dat niet zo eenvoudig: vogels hebben meestal een beschermde status en kunnen niet zomaar worden ‘verwijderd’. Daarmee is de relevantie van dit onderzoek duidelijk: als de bron niet kan worden aangepakt is het zaak om de leefomstandigheden voor fecale bacteriën in een zwemplas te verslechteren. Dat betekent meer waterplanten, een beter doorzicht en minder zwevend stof. Concrete maatregelen zijn bijvoorbeeld het stimuleren van waterplantengroei, het verwijderen van bodemwoelende vis en het verwijderen of afdekken van een slibrijke bodem. Dergelijke maatregelen zullen de zwemwaterkwaliteit verbeteren en hebben ook een positief effect op de ecologische kwaliteit van het water.
Bas van der Wal STOWA
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Samenvatting Achtergrond en doel van het onderzoek In Nederland zijn ongeveer 700 officiële zwemwaterlocaties in oppervlaktewater, die tenminste tweewekelijks worden gecontroleerd op het voorkomen van de fecale bacteriën Escherichia coli (E. coli) en intestinale enterococcen (IE). Deze bacteriën komen voor in de uitwerpselen van mensen en dieren, en geven een aanwijzing of er ook ziekteverwekkende organismen (virussen, bacteriën, protozoa) in het water zitten. Te hoge concentraties fecale bacteriën met als gevolg overschrijdingen van de zwemwaterkwaliteitsnorm komen in Nederland geregeld voor in zwemplassen. De bron van de fecale bacteriën kan verschillend zijn, bijvoorbeeld afspoeling vanuit de omgeving, watervogels, honden of paarden, zwemmers, of riooloverstorten. Vogels worden vaak gezien als een belangrijke bron van fecale bacteriën en zijn daardoor een oorzaak van overschrijding van de zwemwaternorm. De concentratie van fecale bacteriën in het water en het mogelijk optreden van een normoverschrijding wordt enerzijds bepaald door de bron (bijv. vogels) en anderzijds door de karakteristieken van het ontvangende water. Het volume van de plas bepaalt in hoeverre er verdunning optreedt. De overlevingsduur van fecale bacteriën in het water hangt af van de weersomstandigheden (temperatuur en zonnestraling). Uit een eerdere studie bleek de hoeveelheid zwevend stof in het water gerelateerd te zijn aan de concentratie E. coli1, waaruit de hypothese werd geformuleerd dat zwevend stof de overleving van fecale bacteriën in de waterkolom vergroot. Deze hypothese is gebaseerd op onderzoek in slechts één plas. Het hier beschreven onderzoek heeft daarom als doel om vast te stellen: Welke eigenschappen van zwemwaterlocaties zijn gerelateerd aan de concentratie E. coli en IE in het water? Het onderzoek richt zich op de volgende onderdelen: 1 Aantallen watervogels als bron; 2 Structuur ecosysteem, met name de aanwezigheid van waterplanten en helderheid van het water, in relatie tot overleving van fecale bacteriën; 3 Concentraties fecale bacteriën E. coli en IE, en optioneel Campylobacter als ziekteverwekker en indicator voor watervogels als bron. Aanpak Vier provincies en tien waterschappen hebben deelgenomen aan deze studie. Voor de studie zijn twintig zwemwaterlocaties geselecteerd waarvan op voorhand duidelijke verschillen in de frequentie van het aantal overschrijdingen van de zwemwaternormen (te hoge concentraties fecale bacteriën) werden verwacht. Alterra heeft bij elke locatie de watervogels geteld en een waterplanteninventarisatie uitgevoerd. De waterschappen hebben een extra E. coli en IE meting uitgevoerd en, gedurende het zwemseizoen, de concentratie zwevend stof gemeten. Hiermee werd beoogd om de concentratie van fecale bacteriën te relateren aan de bron (aantallen en soorten vogels) en aan factoren die van invloed zijn op de overleving van fecale bacteriën (zwevend stof, waterplanten, grootte en volume plas). De data van alle locaties zijn vervolgens samengevoegd, en geanalyseerd met correlatie, ordinatie en regressie technieken.
1
Kleijn, D., & B.G. Meerburg, 2011. Watervogels en fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna. Studie naar relaties en oplossingen. Alterra rapport 2191. 40 pp.
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Synthese resultaten Deze studie heeft het inzicht verbeterd in de relaties tussen aantallen en soorten watervogels, waterplanten, helderheid en concentraties van fecale bacteriën in zwemplassen. Hieruit kun nen de volgende knelpunten voor een goede bacteriologische zwemwaterkwaliteit worden beschreven. • Bron van fecale bacteriën: Watervogels zijn een bron van fecale bacteriën. Grote aantallen watervogels op een zwemplas geven een vergrote input van fecale bacteriën. Herbivoren zijn in grotere aantallen aanwezig dan carnivoren, en produceren meer feces per etmaal. Carnivoren hebben hogere concentraties bacteriën in hun feces. • Overleving in het water: Of een vergrote input van bacteriën leidt tot verhoogde concentraties in het water, wordt bepaald door de verdunning in het systeem en hoe lang de bacteriën er kunnen overleven. Uit het veldonderzoek blijkt dat in het algemeen een helder systeem met weinig zwevend stof en veel waterplanten lagere concentraties aan fecale bacteriën heeft. Het mechanisme hierachter is waarschijnlijk dat bacteriën in een troebel systeem langer overleven. Uit het veldonderzoek blijkt ook dat diepe plassen in het algemeen lagere concentraties hebben dan ondiepe plassen. Locaties met een grote zwemzone hebben in het algemeen hogere concentraties. • Concentratie en bescherming gezondheid zwemmer: Uit deze studie, gecombineerd met andere studies, blijkt dat de E. coli concentratie enorm kan variëren binnen een plas en tussen opeenvolgende dagen. De grote dagelijkse variatie geeft aan dat met name de E. coli concentratie een momentopname is, waarbij in een tweewekelijks of maandelijks bemonsterings schema pieken vaker gemist worden dan gemeten. De huidige wijze van monitoring geeft een goed beeld op de lange termijn, waarbij goede en slechte locaties (de uitersten) goed onderscheiden kunnen worden. De vraag is in hoeverre locaties in het tussengebied goed gekarakteriseerd worden, en of op de korte termijn (“we gaan vandaag zwemmen”) locaties met een overschrijding en dus een risico herkend worden. Adviezen voor maatregelen Er bestaan geen generieke maatregelen die geschikt zijn voor alle zwemwaterlocaties met periodieke overschrijdingen van normen voor fecale bacteriën, als gevolg van belasting door vogels. Iedere locatie is anders en vraagt om maatwerkmaatregelen. In de meeste gevallen is de bron (de watervogels) moeilijk aan te pakken. Beheer gericht op het verkorten van de overleving van bacteriën in het water is een betere aanpak. Dat betekent beheer gericht op meer waterplanten, een beter doorzicht en minder zwevend stof. Dergelijke maatregelen verbeteren de zwemwaterkwaliteit en hebben een positief effect op de ecologische kwaliteit van het water. Mogelijke maatregelen die het ecologisch functioneren van een plas verbeteren en de kans op overschrijdingen van normen voor fecale bacteriën verminderen zijn: • Stimuleren van de groei van waterplanten; daarbij moet vooral gedacht worden aan waterplanten in de plas buiten de zwemzone. In incidentele gevallen kan ook waterplantengroei in de zwemzone worden toegelaten en kan worden afgezien van maaien in de zwemzone. Als de groei van waterplanten in of nabij zwemwaterzones wordt gestimuleerd is het van belang om alert te zijn op de aanwezigheid van slakjes met zwemmersjeuk veroorzakende cercariën. • Voorkómen van opwerveling van bodemmateriaal door vis. In sommige gevallen zijn bodemwoelende vissen verantwoordelijk voor het troebel maken en houden van opper vlaktewater. In dergelijke gevallen kan de toestand door actief visbeheer verbeteren.
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
• Voorkómen van overmatige opwerveling van bodemmateriaal door recreanten. Als er bij voorbeeld sprake is van een slibbige bodem in de zwemzone die wordt opgewerveld door zwemmers, kan de bodem worden verwijderd tot een diepte waarop een stevigere bodem aanwezig is en/of de bodem worden afgedekt met zand.
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De STOWA in het kort De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, kortweg STOWA, is het onderzoeksplatform van Nederlandse waterbeheerders. Deelnemers zijn alle beheerders van grondwater en opper vlaktewater in landelijk en stedelijk gebied, beheerders van installaties voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater en beheerders van waterkeringen. Dat zijn alle waterschappen, hoogheemraadschappen en zuiveringsschappen en de provincies. De waterbeheerders gebruiken de STOWA voor het realiseren van toegepast technisch, natuurwetenschappelijk, bestuurlijk juridisch en sociaal-wetenschappelijk onderzoek dat voor hen van gemeenschappelijk belang is. Onderzoeksprogramma’s komen tot stand op basis van inventarisaties van de behoefte bij de deelnemers. Onderzoekssuggesties van derden, zoals kennisinstituten en adviesbureaus, zijn van harte welkom. Deze suggesties toetst de STOWA aan de behoeften van de deelnemers. De STOWA verricht zelf geen onderzoek, maar laat dit uitvoeren door gespecialiseerde instanties. De onderzoeken worden begeleid door begeleidingscommissies. Deze zijn samen gesteld uit medewerkers van de deelnemers, zonodig aangevuld met andere deskundigen. Het geld voor onderzoek, ontwikkeling, informatie en diensten brengen de deelnemers samen bijeen. Momenteel bedraagt het jaarlijkse budget zo’n 6,5 miljoen euro. U kunt de STOWA bereiken op telefoonnummer: 033 - 460 32 00. Ons adres luidt: STOWA, Postbus 2180, 3800 CD Amersfoort. Email:
[email protected]. Website: www.stowa.nl
VII
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Referaat Dit rapport beschrijft de invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit van twintig zwemplassen. Hiervoor is in twintig zwemplassen veldonderzoek verricht naar relaties tussen aantallen en soorten watervogels, waterplanten, helderheid en concentraties fecale bacteriën. De concentratie zwevend stof en de begroeiing met waterplanten zijn beide factoren die de concentratie van fecale bacteriën beïnvloeden. Beheer gericht op het verbeteren van het doorzicht, verminderen van zwevend stof en bevorderen van waterplanten zal de overleving van fecale bacteriën verkorten. Dergelijke maatregelen zullen de zwemwaterkwaliteit verbeteren en hebben ook een positief effect op de ecologische kwaliteit van het water Trefwoorden E. coli, intestinale enterococcen, Campylobacter, fecale bacteriën, ziekteverwekkers/pathogenen, watervogels, waterplanten, zwemwaterkwaliteit, bacteriologische kwaliteit.
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
INHOUD
ten geleide
Samenvatting STOWA IN HET KORT 1 Inleiding
1
1.1 Leeswijzer rapport
1
1.2 Invloeden op zwemwaterkwaliteit
1
1.3 Watervogels als bron van ziekteverwekkers
2
1.4 Kennis uit Park van Luna
4
1.5 Kennisleemten en onderzoeksdoel
5
2 Aanpak onderzoek
7
2.1 Opzet veldonderzoek
7
2.1.1 Selectie onderzoekslocaties 2.1.2 Door Alterra uitgevoerde metingen en tellingen 2.1.3 Metingen waterschap
7 8 11
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
3
Datavoorbereiding en data-analyse 3.1 Volledigheid dataset
12
3.2 Gebruikte data voor statistische analyse
12
3.2.1 Waterplanten
14
3.2.2 Vogeltellingen
14
3.2.3 E. coli en IE
14
3.2.4 Doorzicht en zwevend stof
14
3.2.5 Weerdata
14
3.2.6 Morfologie zwemplas
15
3.3 Statistische analyses
15
3.3.1 Dataverkenning met correlatie en ordinatie
15
3.3.2 Analyse met regressiemodellen
15
4 Resultaten
17
4.1 Metingen per locatie
17
4.2 Samenhang variabelen en locaties
18
4.2.1 Correlatie tussen variabelen
18
4.2.2 Ordinatie van locaties en variabelen
20
4.3 Sturende variabelen voor bacteriologische zwemwaterkwaliteit
21
4.3.1 Dataset 1 met directe koppeling vogels en fecale bacteriën
22
4.3.2 Dataset 2 met vogels en fecale bacteriën in periode
23
4.3.3 Samenvatting uitkomsten regressiemodellen
26
5 Synthese van resultaten en conclusies
6
12
29
5.1 Interpretatie van data-analyse
29
5.2
32
De rol van zwevend stof in de overleving van fecale bacteriën
5.3 Watervogels als bron, vergeleken met andere bronnen van fecale bacteriën
32
5.4 Wat geven de fecale indicatoren aan?
33
5.5 Conclusies
35
5.6 Reflectie op gevolgde methode
35
Doorwerking van de resultaten
36
6.1 Inzicht in knelpunten
36
6.2 Adviezen voor maatregelen
37
6.3 Vervolgonderzoek
37
Literatuur
39
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
1 Inleiding 1.1 Leeswijzer rapport Figuur 1 geeft de samenhang tussen de hoofdstukken weer, en laat twee leesroutes zien, een snelle route en een verdiepende route. De snelle leesroute omvat de hoofdstukken 1, 2, 5 en 6. 1. Inleiding
• In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding en achtergrond van deze studie beschreven.
1.1 Leeswijzer rapport • De1gevolgde onderzoeksaanpak wordt beschreven 2. zien, een snelle Figuur geeft de samenhang tussen de hoofdstukken weer, en in laathoofdstuk twee leesroutes route en een verdiepende route.de Dedatavoorbewerking snelle leesroute omvaten dehoofdstuk hoofdstukken 1, 2, 5 en 6. • Hoofdstuk 3 beschrijft 4 de statistische analyse.
• •
zijn bedoeld voor degenen die de van de data-analyse •hoofdstukken In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding en achtergrond vanachtergrond deze studie beschreven. •begrijpen. De gevolgde onderzoeksaanpak wordt beschreven in hoofdstuk 2. Overige lezers kunnen deze hoofdstukken overslaan. • Hoofdstuk 3 beschrijft de datavoorbewerking en hoofdstuk 4 de statistische analyse. Deze Hoofdstuk 5 geeft synthese van dedie resultaten en discussie. hoofdstukken zijn een bedoeld voor degenen de achtergrond van de data-analyse willen begrijpen. lezers kunnen deze hoofdstukken Hoofdstuk 6 Overige tenslotte geeft de aanbevelingen dieoverslaan. uit deze studie volgen. • Hoofdstuk 5 geeft een synthese van de resultaten en discussie. • Hoofdstuk 6 tenslotte geeft de aanbevelingen die uit deze studie volgen.
Deze
willen
Figuur 1 Leeswijzer en samenhang tussen hoofdstukken, met daarin aangegeven de snelle leesroute en de verdiepende leesroute
Figuur 1: Leeswijzer en samenhang tussen hoofdstukken, met daarin aangegeven de snelle leesroute en de verdiepende leesroute. 1.2 Invloeden op zwemwaterkwaliteit
In Nederland zijn ongeveer 700 officiële zwemwaterlocaties, die tussen 1 mei en 1 oktober 1.2 op zwemwaterkwaliteit ten Invloeden minste tweewekelijks worden gecontroleerd. Bij de controle van de zwemwaterkwaliteit In Nederland zijn ongeveer 700 officiële zwemwaterlocaties, die tussen 1 mei en 1 oktober ten minste wordt gekeken of de fecale bacteriën Escherichia (E. coli) en intestinale tweewekelijks worden gecontroleerd. Bij de controle van coli de zwemwaterkwaliteit wordt enterococcen gekeken of de (IE) in fecale bacteriën Escherischia coli (E.coli)komen en intestinale enterococcen (IE) in hetvan water zitten. Deze het water zitten. Deze bacteriën voor in de uitwerpselen mensen en dieren. Ze bacteriën komen voor in de uitwerpselen van mensen en dieren. Ze geven een aanwijzing of er ook geven ziekteverwekkende een aanwijzing of er ook andere ziekte verwekkende (virussen, bacteriën, andere organismen (virussen, bacteriën, protozoa) organismen in het water zitten. Bemonstering en beoordeling in de Bemonstering Europese Zwemwaterrichtlijn. Er zijnzijn vier vastgelegd beoordelingsklassen: protozoa) in zijn hetvastgelegd water zitten. en beoordeling in de Europese uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht.
Zwemwaterrichtlijn. Er zijn vier beoordelingsklassen: uitstekend, goed, aanvaardbaar en
Te hoge concentraties fecale bacteriën met als gevolg overschrijdingen van de zwemwaterkwaliteitsnorm slecht. komen in Nederland geregeld voor. De bron van de fecale bacteriën kan verschillend zijn, bijvoorbeeld afspoeling vanuit de omgeving, watervogels, honden of paarden, zwemmers, lozingen vanuit vuilwatertanks, al dan niet gezuiverd afvalwatermet van als rioolwaterzuiveringen, en/of riooloverstorten. Het Te hoge concentraties fecale bacteriën gevolg overschrijdingen van de zwemwater beheer ter plekke is ook van invloed op de input van fecale bacteriën in het water, bijvoorbeeld of het kwaliteits norm komen in Nederland geregeld voor. isDe bron van dezwemwaterprofiel, fecale bacteriën kan strand al dan niet regelmatig wordt geschoond. Elke zwemplas behandeld in een waarin de verschillende verontreinigingsbronnen zijn vanuit beschreven. verschillend zijn, bijvoorbeeld afspoeling de omgeving, watervogels, honden of
paarden, zwemmers, lozingen vanuit al dan nietvaak gezuiverd afvalwater van Behalve fecale bacteriën veroorzaken toxischevuilwatertanks, blauwalgen en zwemmersjeuk problemen in zwemplassen. Deze worden en/of in onderhavige studie niet onderzocht. rioolwaterzuiveringen, riooloverstorten. Het beheer ter plekke is ook van invloed op de
Boy Tijbosch 8-4-13 09:23 Deleted: er
Boy Tijbosch 8-4-13 09:24
Deleted: regelmatig het strand
input van fecale bacteriën in het water, bijvoorbeeld of het strand al dan niet regelmatig wordt 1.3 Watervogels bron van is ziekteverwekkers geschoond. Elkeals zwemplas behandeld in een zwemwaterprofiel, waarin de verschillende Verschillende veldstudies laten zien dat vogels een belangrijke bron van fecale bacteriën kunnen zijn in verontreinigingsbronnen zijn beschreven. verschillende typen wateren. Het verjagen van meeuwen van een strand in de Verenigde Staten leidde tot een verbeterde waterkwaliteit: een afname van 665 naar zeventien meeuwen reduceerde E. Coli- en IE-gehaltes in het zwemwater en verminderde het aantal overschrijdingen (Converse et al., 2012). Het
1
Boy Tijbosch 8-4-13 09:24 Deleted: 17
Boy Tijbosch 8-4-13 09:24 Deleted:
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Behalve fecale bacteriën veroorzaken toxische blauwalgen en zwemmersjeuk vaak problemen in zwemplassen. Deze worden in onderhavige studie niet onderzocht.
1.3 Watervogels als bron van ziekteverwekkers Verschillende veldstudies laten zien dat vogels een belangrijke bron van fecale bacteriën kunnen zijn in verschillende typen wateren. Het verjagen van meeuwen van een strand in de Verenigde Staten leidde tot een verbeterde waterkwaliteit: een afname van 665 naar zeventien meeuwen reduceerde E. coli- en IE-gehaltes in het zwemwater en verminderde het aantal overschrijdingen (Converse et al., 2012). Het verjagen van meeuwen die een drinkwaterreservoir in Schotland als overnachtingsplek gebruikten reduceerde de E. coli concentratie in het water (Benton et al., 1983). In een Canadese studie waarin meeuwen juist gelokt werden met voedsel op het strand, bleek dat de fecale coliforme bacterieconcentratie in het water significant toenam bij meer meeuwen op het strand (Levesque et al., 1993). In een veldstudie in Oostenrijk, waarin het aantal uitwerpselen op het strand werd geteld, bleek dat dit een betere relatie met de E. coli- en IE-concentraties in het water gaf, dan aantallen watervogels (eenden, ganzen, meeuwen en steltlopers) (Kirschner et al., 2004). Uit deze studies blijkt dat watervogels een belangrijke bron kunnen zijn van fecale bacteriën. Verschillende factoren in het besmettingsgevaar van zwemwater door watervogels kunnen hierin worden onderscheiden (Alderisio & DeLuca, 1999; Kleijn & Meerburg, 2011): • de aanwezige vogels (soort en aantallen); • de concentratie fecale indicator bacteriën en ziekteverwekkers in de uitwerpselen; • de hoeveelheid uitwerpselen die een soort produceert per tijdseenheid; • de locatie waar de uitwerpselen worden gedeponeerd; • de duur van het verblijf. Dit zijn allemaal factoren die de input van fecale bacteriën in het water beschrijven - en daarmee watervogels als bron van ziekteverwekkers. Of er daaropvolgend een normoverschrijding voor E. coli of IE optreedt, hangt af van de karakteristieken van het zwemwater. Het volume van de plas bepaalt in hoeverre er verdunning optreedt. De overlevingsduur van fecale bacteriën in het water hangt af van onder andere weersomstandigheden en lijkt ook te worden beïnvloed door de hoeveelheid zwevend stof in het zwemwater. Dit wordt in paragraaf 1.4 verder behandeld. Concentraties van fecale bacteriën in feces De meeste aandacht in het onderzoek naar bacteriën in feces van watervogels gaat uit naar de indicatoren E. coli en IE. Deze bacteriën zijn zelf geen ziekteverwekkers, maar worden gebruikt als indicator voor de aanwezigheid van feces in het water en daarmee de mogelijke aanwezigheid van ziekteverwekkers. Het vóórkomen (prevalentie = percentage vogels dat besmet is) en de concentratie in de feces verschilt tussen soorten en tussen bacteriën. Tabel 1 geeft een overzicht van de prevalentie en concentratie van de meest voorkomende fecale indicatoren en ziekteverwekkers bij watervogels. Hieruit blijkt dat het vóórkomen van E. coli bij de onderzochte soorten varieert tussen meer dan de helft (wilde eend en ganzen) tot bijna alle vogels (meeuwen, meerkoet, zwarte zwaan). De E. coli-concentratie verschilt aanzienlijk tussen soorten en wordt in belangrijke mate bepaald door de voedselkeuze van de soort. De maximale concentratie E. coli is het hoogst in omnivore meeuwen, en lager in grotendeels (meerkoet) en volledig (ganzen en zwarte zwaan) herbivore soorten.
2
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
In een beperkt aantal studies is het voorkomen van andere ziekteverwekkers onderzocht. Campylobacter wordt aangetroffen in de feces van één derde tot de helft van alle vogels. De prevalentie van de andere ziekteverwekkers is veel lager, tussen de 0 en 5 %. Met uitzondering van Cryptosporidium die in de feces van één ganzensoort (Grote Canadese gans) bij 64 % van de individuen kan voorkomen. Zoals blijkt uit tabel 1 komt er de laatste jaren steeds meer kennis beschikbaar, maar er bestaan nog veel hiaten in de kennis. Verder moet bij de interpretatie van tabel 1 rekening worden gehouden met mogelijke geografische verschillen in prevalentie en concentraties. Tabel 1
prevalentie en concentratie van de belangrijkste fecale indicatoren en ziekteverwekkers in feces van watervogels. N.g. = niet gemeten, # is concentratie per drooggewicht
Groep/soort
Fecale indicator of
Prevalentie (%)
ziekteverwekker meeuwen
E. coli
Concentratie range
Referenties
(aantal/gram versgewicht feces) 90 - 100
8,7 * 104 – 1,9 * 109
Gould & Fletcher, 1978 Levesque et al., 1993 Alderisio & DeLuca, 1999 Fogarty et al., 2003 Nelson et al., 2008
ganzen
E. coli
63 - 100
1,5 * 104 – 8,8 * 106
Moriarty et al., 2011 Alderisio & DeLuca, 1999 Meerburg et al., 2011
Wilde eend
E. coli
50 - 95
Moriarty et al., 2011 Fallacara et al., 2001
9,5 * 107
Fallacara et al., 2004 Moriarty et al., 2011 Meerburg et al., 2011
Meerkoet
E. coli
100
1 * 107
Zwarte zwaan
E. coli
94
1,9 * 106
meeuwen
IE
91 - 99
2*
104
– 2,4 *
Moriarty et al., 2011 108
Fogarty et al., 2003
# 104 – 108
Moriarty et al., 2011
ganzen
IE
98
2,5 * 104
Wright et al., 2009 Moriarty et al., 2011
eenden
IE
100
1,01 * 108
Moriarty et al., 2011 Wright et al., 2009 Moriarty et al., 2011 Moriarty et al., 2011
Zwarte zwaan
IE
79
# 104 – 107 1,1 * 106
meeuwen
Campylobacter
59
7,7 * 102
ganzen
Campylobacter
32 - 52
4,8 *
103
Kassa et al., 2001 Fallacara et al., 2001 Fallacara et al., 2004
Wilde eend
Campylobacter
29 - 40
59
Moriarty et al., 2011 Fallacara et al., 2001 Fallacara et al., 2004
Zwarte zwaan
Campylobacter
45
2,0 * 102
Moriarty et al., 2011 Moriarty et al., 2011
meeuwen
Salmonella
0-?
4,1 * 103
Levesque et al., 1993
ganzen
Salmonella
0-2
n.g.
Moriarty et al., 2011 Fallacara et al., 2004
Wilde eend
Salmonella
0-1
n.g.
Moriarty et al., 2011 Fallacara et al., 2001 Fallacara et al., 2004
Zwarte zwaan
Salmonella
0
0
Moriarty et al., 2011 Moriarty et al., 2011
meeuwen
Clostridium
n.g.
18 – 8,8 * 102
Gould & Fletcher, 1978
meeuwen
Cryptosporidium
0
n.g.
Moriarty et al., 2011
ganzen
Cryptosporidium
5 - 64
n.g.
Kassa et al., 2001 Zhou et al., 2004
Wilde eend
Cryptosporidium
1,3
n.g.
Moriarty et al., 2011 Moriarty et al., 2011
Zwarte zwaan
Cryptosporidium
2,5
n.g.
Moriarty et al., 2011
3
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Hoeveel feces produceert een vogel? Behalve de concentratie wordt de vracht aan fecale bacteriën bepaald door de hoeveelheid (massa) per uitwerpsel en het aantal uitwerpselen per tijdseenheid (bijvoorbeeld etmaal). De combinatie van deze twee factoren bepaalt de totale massa aan uitwerpselen per tijdseenheid. Deze factoren verschillen tussen soorten. Over het algemeen produceren herbivoren meer uitwerpselen dan carnivoren. Het gewicht per uitwerpsel is bij meeuwen in de orde grootte 0,2 tot 0,5 g versgewicht (Alderisio & DeLuca, 1999; Hahn et al., 2007), bij eenden en ganzen in de orde grootte 2 tot 8 g versgewicht (Alderisio & DeLuca, 1999; Murphy et al., 2005). Inschatting van de productie per etmaal is 336 g voor eenden, 250 g voor de Canadese gans, 50 g voor meeuwen, en 418 g voor de zwarte zwaan (Moriarty et al., 2011). Andere studies schatten de fecale productie per etmaal voor meeuwen in als 10 tot 24 g (Hahn et al., 2007), of 14,4 g (Gould & Fletcher, 1978), en de fecale productie per etmaal voor ganzen als 160 g (Manny et al., 1975). Op basis van deze verschillende studies kunnen de verschillende vogelsoorten en -groepen als volgt geordend worden op productie per etmaal van laag naar hoog: meeuwen < ganzen < eenden. Ook per etmaal produceren herbivoren meer uitwerpselen dan carnivoren. Waar poepen de vogels? Watervogels houden zich in het algemeen op nabij de overgang van land naar water (Kleijn & Meerburg, 2011). Vooral meerkoeten, ganzen en meeuwen gebruiken zwemstranden in grote aantallen als rustplaats. Over het poepgedrag van watervogels is weinig bekend. Het dieet van meeuwen is zeer variabel door hun opportunistische foerageergedrag, waardoor de bacte riële samenstelling van de uitwerpselen varieert (soorten en gehaltes) als ook de locatie waar uitwerpselen worden gedeponeerd variabel is. Ganzen poepen vooral tijdens het foerageren, hetgeen ze voornamelijk op het land doen. Ze produceren ca. iedere vijf minuten een keutel (Owen, 1971). De aantallen keutels zijn het hoogst op vegetaties met een hoog eiwitgehalte en een goede verteerbaarheid, de bulk van de keutels wordt daardoor niet op het strand gedeponeerd (Loonen & Bos, 2003). Van de meerkoet is onvoldoende informatie beschikbaar over hun gedrag. Meerkoeten foerageren op het water en poepen dus naar verwachting daar (Kleijn & Meerburg, 2011).
1.4 Kennis uit Park van Luna In 2010 en 2011 is door Alterra onderzoek gedaan naar het vóórkomen van fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna, in relatie tot het zoeken naar (inrichtings)maatregelen om natuur en recreatie duurzaam met elkaar te verbinden (Kleijn et al., 2010; Kleijn & Meerburg, 2011). De resultaten van dit onderzoek suggereren dat de kans op te hoge concentraties fecale bacteriën (resulterend in overschrijdingen van de zwemwaterkwaliteitsnormen) wordt beïnvloed door een combinatie van het vóórkomen van watervogels en de aanwezigheid van zwevend stof (‘onopgeloste bestanddelen’) in de waterkolom. Deze relatie verloopt in twee stappen: 1 Watervogels zorgen voor aanvoer van fecale bacteriën in de waterkolom; 2 Zwevend stof vergroot de overleving van fecale bacteriën in de waterkolom. Ad 2) De relatie tussen zwevend stof en verminderde inactivatie van fecale bacteriën kan via twee verschillende werkingsmechanismen verlopen. Ten eerste dringt bij een hogere concentratie zwevend stof het zonlicht minder ver door in het water. Zonlicht, en met name het ultraviolette deel van de straling, is een belangrijke factor voor inactivatie van fecale bacte-
4
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
riën (Whitman et al., 2004; Deller et al., 2006). Uv-straling dooft sneller uit dan het zichtbare zonlicht: de uitdoving vindt plaats in gemiddeld één tot enkele decimeters, afhankelijk van de helderheid van het water (de Lange, 1999). Uit een Amerikaanse studie (Noble et al., 2004) blijkt dat op zonnige dagen het tijdstip van monsteren van invloed is op de gemeten concentratie E. coli. Op bewolkte dagen was er nauwelijks verschil in E. coli-concentratie tussen ochtend en middag. De hoogste concentratie is in de ochtend; zonlicht inactiveert de E. coli, wat resulteert in een lagere concentratie in de middag (Noble et al., 2004). Ten tweede kan het hechten van E. coli-bacteriën aan zwevend stof een beschermend effect hebben. Fecale bacteriën overleven langer in het sediment dan vrij in het water (Howell et al., 1996). Met name fijne kleideeltjes met een groot oppervlak bieden bescherming tegen factoren zoals Uv-straling, zout, toxische effecten en predatie door bacteriofagen (Kleijn et al., 2010). De fractie E. coli gebonden aan zwevend stof kan variëren tussen 10 en 90 %, afhankelijk van de weersomstandigheden en onder welke omstandigheden het zwevend stof is gemeten (Pachepsky & Shelton, 2011). De concentratie zwevend stof is over het algemeen negatief gerelateerd aan de bedekking van de bodem van een plas met waterplanten (Scheffer, 1998). Meer waterplanten zorgen voor een betere vastlegging van de bodem, waardoor er minder slibdeeltjes vanaf de bodem opwervelen en het zonlicht dieper kan doordringen. Daarnaast komt in plassen met veel waterplanten minder algenbloei voor, wat ook de helderheid van het water positief beïnvloedt (Scheffer, 1998).
1.5 Kennisleemten en onderzoeksdoel De hypothese dat er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid van watervogels, de concentratie zwevend stof en de bacteriologische zwemwaterkwaliteit is gebaseerd op onderzoek in slechts één plas (Kleijn & Meerburg, 2011). Voordat hierop beleid kan worden geformuleerd of maatregelen kunnen worden uitgevoerd, is het belangrijk om de robuustheid van deze relatie te toetsen in een groter aantal Nederlandse zwemwateren. Het hier beschreven onderzoek heeft daarmee tot doel om vast te stellen: Welke eigenschappen van zwemwaterlocaties zijn gerelateerd aan de concentraties E. coli en IE in het water? Het onderzoek richt zich nadrukkelijk op de rol die watervogels spelen bij de problematiek van fecale bacteriën en zwemwaterkwaliteit, het analyseren of watervogels een oorzaak zijn van E. coli-overschrijdingen, en de invloed die andere fysisch-chemische en ecologische waterkwaliteitsaspecten hebben op de concentratie fecale bacteriën. Een belangrijke reden daarvoor is dat bij beheerders van zwemwateren veelal de wens bestaat om (grote aantallen) watervogels en goede zwemwaterkwaliteit samen te laten gaan. In het onderzoek is ook de informatie uit de beschikbare zwemwaterprofielen over andere mogelijke bronnen betrokken. Het onderzoek richt zich op de volgende onderdelen: 1 Aantallen watervogels als bron; 2 Structuur ecosysteem, met name de aanwezigheid van waterplanten en helderheid van het water in relatie tot overleving van fecale bacteriën; 3 Concentraties fecale bacteriën E. coli en IE, en optioneel Campylobacter als ziekteverwekker en indicator voor watervogels als bron. De relatie tussen de aantallen watervogels, de concentratie zwevend stof en de frequentie van overschrijdingen van de zwemwaterkwaliteitsnorm biedt mogelijkheden om te voorspellen in welk type zwemplassen (groot of klein, waterplanten of geen waterplanten, wel of geen grote aantallen watervogels, enz.) de kans groot is dat zich overschrijdingen zullen voordoen.
5
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Als aannemelijk is dat vogels een belangrijke bron van fecale verontreiniging zijn is het lang niet altijd mogelijk of wenselijk om de bron (de vogels dus) aan te pakken. Het is daarom een pré als de inzichten uit deze studie kunnen worden gebruikt om duurzame maatregelen te treffen die regelmatige overschrijdingen van zwemwaternormen door hoge concentraties fecale bacteriën tegengaan, zonder dat ingegrepen hoeft te worden in het vóórkomen van watervogels. Dit is wenselijk als we het voorkomen van hoge aantallen watervogels duurzaam willen laten samengaan met een zwemwaterkwaliteit die voldoet aan de Europese richtlijnen.
6
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
2 Aanpak onderzoek 2.1 Opzet veldonderzoek 2.1.1 Selectie onderzoekslocaties Voor de studie zijn twintig zwemwaterlocaties geselecteerd waarvan op voorhand duidelijke verschillen in de frequentie van het aantal overschrijdingen van de zwemwaternormen (te hoge concentraties fecale bacteriën) werden verwacht. Deze selectie heeft een bias richting locaties waar overschrijdingen plaatsvinden, maar omvat ook locaties met een goede bacterio logische zwemwaterkwaliteit. Bemonstering van zo’n groot aantal locaties is nodig omdat de relatie tussen de concentratie fecale bacteriën en een groot aantal verklarende variabelen onderzocht moet worden. Het overzicht van deelnemende waterbeheerders en provincies is gegeven in tabel 2, de ligging van de locaties in figuur 2. Figuur 2 Overzicht van de onderzochte zwemplassen
Figuur 2: Overzicht van de onderzochte zwemplassen.
7
2.1.2 Door Alterra uitgevoerde metingen en tellingen Tussen 4 juni en 28 augustus 2012 zijn de locaties uit tabel 2 bezocht. Alterra heeft watervogeltellingen uitgevoerd, waterplanten geïnventariseerd en het doorzicht bepaald (Tabel 3). Watervogeltellingen Om een directe relatie tussen watervogeltelling en bacteriemeting te kunnen onderzoeken moeten deze
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De selectie van de plassen is door het projectteam in overleg met de betrokken waterbeheerders en begeleidingscommissie gemaakt. De waterbeheerders hebben een voorselectie gemaakt van plassen waar de meeste basisvariabelen standaard worden gemeten. Bij de uiteindelijke selectie zijn plassen geselecteerd met frequente aanwezigheid van watervogels, waar de waterkwaliteitsnorm voor fecale bacteriën regelmatig wordt overschreden en plassen waar dat niet het geval is. Op alle locaties worden gegevens verzameld van de variabelen die van invloed zijn op het doorzicht en de hoeveelheid zwevende stof, zie tabel 3. Tabel 2 Overzicht deelnemende waterschappen en provincies, en de onderzochte locaties
Waterschap/provincie
Locatie
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Park van Luna
Hoogheemraadschap van Delfland
Prinsenbos
Hoogheemraadschap van Rijnland
Droompark Buitenhuizen
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Kralingse plas
‘t Skarpet Wilhelminapark Toolenburgerplas Krimpenerhout Waternet
Maarsseveense plas Sloterplas
Waterschap Brabantse Delta
Binnenschelde Westpolderplas
Waterschap Groot Salland
Agnietenplas
Waterschap Regge & Dinkel
Lageveld
Waterschap Rivierenland
Groene Heuvels Rijkerswoerdse plassen De Rotonde Walburgen
Wetterskip Fryslân
De Heide De Welle
Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland Provincie Overijssel
2.1.2 Door Alterra uitgevoerde metingen en tellingen Tussen 4 juni en 28 augustus 2012 zijn de locaties uit tabel 2 bezocht. Alterra heeft water vogeltellingen uitgevoerd, waterplanten geïnventariseerd en het doorzicht bepaald (Tabel 3). Watervogeltellingen Om een directe relatie tussen watervogeltelling en bacteriemeting te kunnen onderzoeken moeten deze in de tijd kort op elkaar uitgevoerd zijn, aangezien fecale bacteriën slechts enkele dagen kunnen overleven. Om praktische redenen is ervoor gekozen om de waterschappen een extra E. coli-bemonstering en -meting uit te laten voeren, afgestemd op de watervogeltelling. Het aantal watervogels op en rond de plas is drie keer geteld binnen een periode van maximaal zeven (meestal drie) dagen voorafgaande aan de extra E. coli-meting. Door drie keer te tellen is een nauwkeurig beeld verkregen van de aantallen vogels. Het tellen is uitgevoerd met behulp van een kijker en telescoop. De aantallen per soort zijn per deelgebied in kaart gebracht. Voor alle zwemwateren betreft dit de aantallen in de oeverzone en zwemzone en - afhankelijk van de grootte van het zwemwater - op (deelgebieden van) de hele plas. De derde telling is tegelijk met de waterplanteninventarisatie uitgevoerd vanuit het bootje. De watervogeltellingen zijn in de tijd door twee deskundigen uitgevoerd, volgens deze standaard aanpak.
8
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Waterplanten inventarisatie Tussen 6 juni en 1 augustus zijn opnames gemaakt van de waterplantenbedekking in de twintig zwemplassen. Per locatie is een eenmalige vegetatie-opname gemaakt, gecombineerd met één van de watervogeltellingen. De verwachting is dat deze eenmalige opname een goed beeld geeft van de structuur van het watersysteem gedurende het hele zwemseizoen, aangezien de aanwezigheid van waterplanten relatief constant is gedurende de zomer. De opname omvat de bedekkingspercentages per groeivorm. De metingen zijn uitgevoerd door steeds dezelfde deskundige, volgens het hier volgende standaardprotocol. In alle plassen is de zwemzone geïnventariseerd door deze in verschillende lijnen loodrecht op het strand (transecten) te bevaren/lopen, tot de ballenlijn die de grens van de zwemzone markeerde. Het aantal transecten was afhankelijk van het patroon en de homogeniteit van de vegetatie. Bij bodemzicht is er visueel geïnventariseerd met behulp van een onderwaterkijker (bathyscoop). Indien er geen bodemzicht bestond, is gebruik gemaakt van een (werp)hark waarbij, op regelmatige afstand, de vegetatie is bemonsterd. De benodigde bemonsteringsintensiteit was afhankelijk van het patroon en de homogeniteit van de vegetatie. Op basis van de hoeveelheid opgeharkte vegetatie is een inschatting gemaakt van de bedekking. De strategie voor inventarisatie van de waterplanten buiten de zwemzone was afhankelijk van de grootte van de plas: • Kleine plassen zijn volledig geïnventariseerd; • Grote plassen zijn gedeeltelijk geïnventariseerd. In tabel 4 staat aangegeven welke plassen als ‘klein’ c.q. ‘groot’ zijn beschouwd. In de kleine plassen is de keuze van de vaarroute gebaseerd op de karakteristieken van de plas (o.a. diepteprofiel) en de zichtbare vegetatiepatronen. In principe is in banen over de gehele plas gevaren van oever tot oever, of van oever tot de ondergrens van het begroeibaar areaal. In de grote plassen zijn vanuit de boot transecten bemonsterd, loodrecht op de zwemzone. Het aantal transecten was afhankelijk van de benodigde inspanning (bepaald door de zichtdiepte, diepteprofiel en de grootte van de zwemzone) en indien mogelijk door het patroon en de homogeniteit van de vegetatie. De transecten liepen in diepe plassen tot de ondergrens van het begroeibaar areaal. In ondiepe plassen was de lengte van de transecten afhankelijk van de benodigde inspanning en mogelijk door het patroon en de homogeniteit van de vegetatie. Indien de vegetatie niet met het oog of de bathyscoop kon worden waargenomen, is op regelmatige afstand in drie richtingen de werphark uitgegooid. Op basis van de hoeveelheid opgeharkte vegetatie is een inschatting gemaakt van de bedekking. Zowel binnen als buiten de zwemzone zijn de volgende aspecten van de waterplantenvegetatie geïnventariseerd: • % totale bedekking met waterplanten; • % bedekking ondergedoken waterplanten (waarbij onderscheid is gemaakt tussen krans wieren en overige vegetatie); • % bedekking drijvende waterplanten (waarbij onderscheid is gemaakt tussen kroos/drijflaag wieren en overige vegetatie); • % vulling waterkolom met waterplanten; • % oever met helofyten (incl. gemiddelde breedte van deze strook).
9
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
In de zwemplassen Groene Heuvels, Rijkerswoerd en Toolenburg zijn op twee locaties opnames gemaakt van de waterplanten overeenkomstig met de punten voor E. coli-bemonstering. In deze plassen bestond, naast het officiële zwemstand, ook een onofficieel zwemstrand. In de plassen Toolenburg en Rijkerswoerd is op de tweede locatie alleen de zwemzone geïnventariseerd. In de Groene Heuvels is op beide locaties zowel binnen als buiten de zwemzone geïnventariseerd, waarbij één locatie is ingedeeld als ‘groot’ en één locatie als ‘klein’ (zie Bijlage 2). Van alle zwemplassen is een inschatting gemaakt van de bedekking van de gehele plas. Op basis van de bedekkingen binnen en buiten de zwemzone en zijn de plassen ingedeeld in zeven categorieën (ordinale schaal), naar oplopende dekking (1 = lage bedekking, 7 = hoge bedekking). Dit wordt in de analyses vegetatierang genoemd. Meting doorzicht Vanuit het bootje is een aantal (één tot drie) Secchi-doorzichtmetingen verricht waarmee het gemiddelde doorzicht is bepaald. De metingen zijn in het midden van de plas verricht, representatief voor de hele plas. Het doorzicht kan veel variatie vertonen gedurende het zwemseizoen. Deze eenmalige meting is erop gericht om het directe verband tussen doorzicht, zwevend stof, en E. coli-concentratie te onderzoeken. Tabel 3 Gemeten variabelen op de zwemwaterlocaties
Variabele
Reden
Uitvoerende
Meetperiode
Concentratie E. coli
Overschrijden norm
Waterschap
Gehele zwemseizoen; plus eenmalig extra afgestemd op watervogeltellingen
Concentratie intestinale enterococcen
Overschrijden norm
Waterschap
Gehele zwemseizoen; plus eenmalig extra afgestemd op watervogeltellingen
Concentratie Campylobacter
Ziekteverwekker die door watervogels verspreid
Waterschap
wordt Grootte en ligging
Grootte, ligging, diepte en bodemtype bepalen
Diepte
hoe veel invloed de wind heeft op resuspensie
Gehele zwemseizoen; plus eenmalig extra afgestemd op watervogeltellingen. Optioneel
Waterschap
Gegevens zijn beschreven in het zwemwaterprofiel
Ouderdom Bodemtype Zwevend stof
Beïnvloedt het doorzicht en inactivatie E. coli
Waterschap
Gedurende gehele zwemseizoen
Asgewicht = slib
Maat voor aandeel slib in onopgeloste
Waterschap
Gedurende gehele zwemseizoen
Waterschap
Gedurende gehele zwemseizoen
Alterra
Veldtelling drie keer voorafgaand aan extra E. coli
bestanddelen Asvrijdrooggewicht = alg (levend en
Maat voor aandeel alg (levend en dood) in
dood)
onopgeloste bestanddelen
Watervogels
Input van E. coli
meting Waterplanten bedekking
Waterplanten versterken het evenwicht van
Alterra
Eenmalige veldinventarisatie
Alterra
Eenmalige veldmeting, gelijk met waterplanten
helder water met stevig sediment Geeft aan hoe diep het licht doordringt,
Doorzicht Secchi
is mogelijk gecorreleerd met concentratie onopgeloste bestanddelen maar makkelijker te meten
10
inventarisatie
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Tabel 4 Overzicht per zwemplas van de datum waarop de bedekking met waterplanten is opgenomen en de indeling van de plas naar grootte in verband met de bemonsteringsstrategie
Naam zwemplas Park van Luna
Datum inventarisatie
Indeling naar grootte
6 juni 2012
groot
’t Skarpet
6 juni 2012
klein
Toolenburgerplas
12 juni 2012
groot
Droompark Buitenhuizen
12 juni 2012
klein
Maarsseveense plas
14 juni 2012
groot
Sloterplas
14 juni 2012
groot
Binnenschelde
21 juni 2012
groot
Westpolderplas
21 juni 2012
klein
Prinsenbos
22 juni 2012
klein
Wilhelminapark
22 juni 2012
klein
De Groene Heuvels 1
12 juli 2012
groot
De Groene Heuvels 2
12 juli 2012
klein
De Rotonde
12 juli 2012
klein
De Welle
18 juli 2012
klein
De Heide
18 juli 2012
groot
Kralingseplas
23 juli 2012
groot
Krimpenerhout
23 juli 2012
klein
Rijkerswoerdse plassen
26 juli 2012
groot
Walburgen
26 juli 2012
klein
Lageveld
1 augustus 2012
klein
Agnietenplas
1 augustus 2012
klein
2.1.3 Metingen waterschap Aanvullend op de standaard zwemwaterbemonstering per locatie is met elk deelnemend waterschap afgesproken dat deze de volgende aanvullende metingen zou uitvoeren. Zwevend stof De hoeveelheid zwevend stof bepaalt naar verwachting de overleving van fecale bacteriën in het water (zie ook Deller et al., 2006 en Pachepsky & Shelton, 2011). Naast het totale gehalte (mg/l) kunnen metingen van het asgewicht (= anorganische sediment deeltjes) en asvrij drooggewicht (= organische algen deeltjes), gedurende het zwemseizoen informatie leveren over de samenstelling van het zwevend stof. De bemonstering van het zwevend stof wordt in combinatie met de standaard zwemwater bemonsteringen uitgevoerd. De analyse van asgewicht en asvrij drooggewicht is volgens NEN-EN 872:2005. Additionele E. coli- en Ie-meting Voor het onderzoek wordt één extra bemonstering voor E. coli en IE uitgevoerd, op de standaardmeetpunten per locatie binnen een dag na de laatste vogeltelling. Optioneel Campylobacter metingen Campylobacter is een veel voorkomende ziekteverwekker die door watervogels wordt verspreid. Daarom is de waterschappen verzocht Campylobacter te meten gedurende het zwemseizoen. Door resultaten van deze metingen te vergelijken met de concentraties E. coli en IE kan de invloed van de watervogels als bron worden bestudeerd.
11
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
3 Datavoorbereiding en data-analyse Dit hoofdstuk beschrijft de datavoorbewerking en de uitgevoerde statistische analyses met de dataset. Het is een methodisch hoofdstuk wat bedoeld is voor de geïnteresseerde waterschapper en onderzoeker.
3.1 Volledigheid dataset Aan de waterschappen is verzocht om een aantal additionele metingen uit te voeren. Tabel 5 geeft een overzicht van de door de waterschappen verzamelde data voor dit onderzoek. Uit de tabel blijkt dat niet alle metingen overal zijn verricht. De volgende metingen ontbreken: • De extra bemonstering door het waterschap is niet verricht bij Krimpenerhout (verwisseling locatie), en bij Prinsenbos en Wilhelminapark; • IE is niet extra gemeten in het Lageveld; • Campylobacter ontbreekt op tien locaties. Deze meting is optioneel door de waterschappen uitgevoerd; • Zwevend stof ontbreekt op zeven locaties, terwijl gloeirest op nog eens vijf locaties niet is gemeten. Voor de meeste locaties ontbrak de extra meting, en was het zwevend stof bij de standaard bemonstering wel gemeten. Ontbrekende waarden zijn geschat op basis van doorzicht-zwevend stof relatie. Door het ontbreken van de gloeirest op de meeste locaties, kan er in de data-analyse geen onderscheid gemaakt worden tussen opgewerveld sediment (het anorganische deel) en algen (het organische deel).
3.2 Gebruikte data voor statistische analyse Vanwege het ontbreken van veel van de extra metingen is gekozen voor de volgende, aangepaste, aanpak voor de data-analyse. Er zijn twee datasets opgesteld. Dataset 1 maakt alleen gebruik van de extra metingen, waarbij een directe koppeling kan worden gelegd met de watervogeltellingen. Hiervoor zijn negentien meetpunten op zeventien locaties beschikbaar. Daarnaast hebben we een tweede dataset gemaakt die gebruik maakt van alle meetgegevens. Het gaat om een dataset met in totaal 23 meetpunten op twintig locaties. Hiervoor is de aanname gemaakt dat de getelde watervogels representatief zijn voor een langere periode. Deze aanname wordt ondersteund door 1) de geringe dag-tot-dag-variatie in de drie tellingen in onderhavig onderzoek, en 2) waarnemingen uit het onderzoek in het Park van Luna waar relatief lage constante aantallen vogels aanwezig waren rondom de broedperiode (februariaugustus), waarna de aantallen snel toenamen en piekten in december en januari (Kleijn & Meerburg, 2011). Tabel 6 geeft een overzicht van het aantal gebruikte metingen per locatie.
12
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Tabel 5 Uitgevoerde extra metingen door de waterschappen. IE = Intestinale Enterococcen, ZS = zwevend stof; GR = gloeirest. Groen (+): gemeten, Rood: niet gemeten
Locatie Agnietenplas Binnenschelde Droompark Buitenhuizen
Meetpunt code waterschap
E. coli
IE
lag12
(+)
(+)
830.001
(+)
(+)
ROP30914
(+)
(+) (+)
De Groene Heuvels 1
162
Campylobacter
ZS
GR
(+)
(+)
(+)
(+)
De Groene Heuvels 2
162b
(+)
De Heide
9001
(+)
(+)
(+)
(+)
Kralingse plas
00128
(+)
(+)
(+)
(+)
(+)
Lageveld 1
13-701
(+)
(+)
(+)
(+)
Lageveld 2
13-702
(+)
(+)
(+)
(+)
Park van Luna
3N0601
(+)
(+)
(+)
(+)
(+)
Maarsseveense plas
PMW007
(+)
(+)
(+)
(+)
(+)
0204A
(+)
(+)
205
(+)
(+)
‘t Skarpet
86001
(+)
(+)
(+)
(+)
(+)
Sloterplas
SBI017
(+)
(+)
(+)
(+)
(+)
Toolenburgerplas 1
ROP180116
(+)
(+)
(+)
(+)
Toolenburgerplas 2
ROP180147
(+)
(+)
(+)
(+)
208
(+)
(+) (+)
(+)
Krimpenerhout
Prinsenbos Rijkerswoerdse plassen De Rotonde
Walburgen De Welle
OW015-05
0813
(+)
(+)
Westpolderplas
202.603
(+)
(+)
Wilhelminapark
412-29
Tabel 6 Aantal metingen gebruikt in dataset2 uit reguliere en additionele bemonsteringen
Locatie
zwevend stof
E. coli
IE
Agnietenplas
1
5
3
Binnenschelde
3
4
4
Droompark Buitenhuizen
5
5
5
De Groene Heuvels 1
4
4
4
4
4
5
5
De Groene Heuvels 2 De Heide
5
Kralingse plas
Campylobacter
1
1
4
4
Krimpenerhout
4
5
5
5
Lageveld 1
3
4
3
1
Lageveld 2
3
4
3
1
Park van Luna
5
5
5
5
Maarsseveense plas
4
5
5
4
Prinsenbos
3
4
4
4
Rijkerswoerdse plassen
4
5
5
De Rotonde
4
4
4
‘t Skarpet
5
5
5
5
Sloterplas
5
5
5
5
Toolenburgerplas 1
5
5
5
Toolenburgerplas 2
5
5
5
Walburgen
4
4
4
De Welle
4
5
5
Westpolderplas
4
5
5
Wilhelminapark
4
4
4
1 1 4
13
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
3.2.1 Waterplanten Voor beide datasets zijn twee waarden voor waterplanten gebruikt. Het percentage (totale) bedekking in de zwemzone, en de vegetatierang (ordinale maat op schaal 1 tot 7) van de gehele plas. 3.2.2 Vogeltellingen Voor beide datasets zijn de vogeltellingen op dezelfde manier bewerkt. Alleen de getelde vogels in de zwemzone zijn gebruikt in de analyse, aangezien deze vogels het meest direct gerelateerd kunnen worden aan het meetpunt in de zwemzone. Dit is uitgedrukt in aantal (gemiddeld over de drie tellingen), en in dichtheid (gemiddeld aantal/ha), berekend voor de zwemzone. Oppervlaktes van de zwemzone zijn uit de zwemwaterprofielen gehaald. Indien deze informatie niet voorhanden was, is met behulp van Google Earth het oppervlak bepaald. Het aantal en de dichtheid is berekend voor alle vogels en opgesplitst in carnivoren (meeuwen, aalscholvers, futen, visdief) en herbivoren (overige soorten). 3.2.3 E. coli en IE Dataset 1: alleen de extra meting voor E. coli en IE is gebruikt in de analyse. Dataset 2: voor alle locaties zijn de twee reguliere metingen voor en twee metingen na de vogeltelling meegenomen in de analyse. Indien er een additionele meting was gedaan door het waterschap is deze ook meegenomen. Voor elke locatie zijn dus vier of vijf metingen gebruikt, bemonsterd in een periode van zes weken voor de meeste locaties (minimaal vier en maximaal acht weken). Onze aanname is dat in deze periode de aantallen vogels relatief constant zijn en onze vogeltelling representatief voor deze periode. Op deze manier konden alle locaties betrokken worden in de analyses, inclusief de locaties waar de extra bemonstering niet was uitgevoerd. In de gemeten gehaltes gedurende het gehele zwemseizoen van E. coli komen grote verschillen voor (Bijlage 2), met incidenteel hoge pieken. Zie bijvoorbeeld de Sloterplas, waar de additionele meting van 480/100 ml op 19 juni sterk contrasteert met de opvolgende reguliere meting van 3 juli van 21000/100 ml. Over de periode van vier á vijf metingen rondom de vogeltellingen, bepaalden we daarom de mediaan en de maximale waarde van E. coli en IE. Campylobactermetingen waren in onvoldoende mate aanwezig voor een analyse. 3.2.4 Doorzicht en zwevend stof Voor doorzicht is in beide datasets de Alterra-veldmeting gebruikt. Zwevend stof is in wisselende mate gemeten door de waterschappen. Gloeirest % is in onvoldoende mate bepaald om hiervan gebruik te maken en het zwevend stof op te kunnen splitsen in organisch stof en anorganisch zwevend stof. Dataset 1: de extra bemonstering, evt. geschat op basis van doorzicht (gemeten door Alterra) en zwevend stof relatie. Dataset 2: de mediaan van de beschikbare metingen. 3.2.5 Weerdata Weerdata zijn verkregen van de dichtstbij gelegen stations van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). De gemiddelde temperatuur (etmaal gemiddelde temperatuur in 0,1 graden Celsius), neerslag (etmaalsom van de neerslag in 0,1 mm) en instraling (globale straling in J/cm2) zijn als meest relevant geselecteerd en gebruikt in de analyse. Dataset 1: het gemiddelde in de vier dagen voorafgaand aan de extra bemonstering. Dataset 2: het gemiddelde in de periode van vier á vijf metingen.
14
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
3.2.6 Morfologie zwemplas De volgende karakteristieken van de zwemplassen zijn opgenomen in beide datasets: oppervlakte zwemzone, maximale diepte plas, volume plas en isolatiemeetpunt ten opzichte van gehele plas. Deze gegevens zijn uit de zwemwaterprofielen gehaald. De isolatie is ingeschat in 3 klassen, waarbij 1 = niet geïsoleerd, 2 = matig geïsoleerd en 3 = sterk geïsoleerd. Deze variabele is toegevoegd om een indicatie te geven of een meetpunt sterk geïsoleerd is van de gehele plas, waardoor menging beperkt is, of dat het meetpunt goed gemengd is met de gehele plas.
3.3 Statistische analyses De datasets zijn eerst nader verkend met behulp van correlatie- en ordinatietechnieken. Vervolgens zijn de datasets geanalyseerd met behulp van multipele lineaire regressie en Generalized Linear Mixed Models (GLMM). 3.3.1 Dataverkenning met correlatie en ordinatie Correlatie is uitgevoerd op beide datasets. Er is gebruik gemaakt van de non-parametrische Spearman-rangcorrelatiecoëfficiënt, die gebruik maakt van de rangnummers van de data in plaats van de data zelf. Deze methode is geschikt om ordinale data te analyseren, die ook in onze dataset zitten. Correlatie analyse is een veel gebruikte techniek om de samenhang tussen twee variabelen te onderzoeken. De mate van correlatie is berekend met Genstat 15th Edition. De data zijn ook multivariaat verkend met behulp van ordinatie. Hiervoor is dataset 2 gebruikt, aangezien deze alle locaties bevat. Ordinatie is een multivariate analysetechniek waarbij alle variabelen tegelijk worden gebruikt en waarbij locaties worden vergeleken op basis van de waarden van de variabelen die per locatie gemeten zijn. Er zijn twee ordinaties uitgevoerd. In de eerste ordinatieanalyse zijn de precieze tellingen per locatie van de verschillende soorten watervogels gebruikt om de locaties te vergelijken op basis van de aangetroffen soorten vogels. In de tweede analyse zijn alle gemeten variabelen gebruikt om de locaties te vergelijken, waarbij de vogelsoorten samengevoegd zijn tot herbivoren en carnivoren. Voor beide analyses is Principale Componenten Analyse (PCA) gebruikt, een indirecte gradiëntanalyse uitgaande van een lineair responsmodel. De concentraties E. coli en IE zijn log-getrans formeerd. PCA is uitgevoerd met behulp van Canoco versie 4.5. 3.3.2 Analyse met regressiemodellen Regressieanalyse is een statistische techniek waarbij de relatie tussen afhankelijke (respons) variabelen en onafhankelijke (verklarende) variabelen wordt onderzocht. Daarvoor worden op voorhand de beschikbare variabelen verdeeld in respons variabelen en verklarende varia belen. In deze studie is multipele lineaire regressie gebruikt, waarbij de uitkomst van de lineaire regressie een model is in de vorm van: Y (responsvariabele) = a + b*X1 (verklarende variabele 1) + c*X2 (verklarende variabele 2) + d*X1*X2 (interactieterm tussen verklarende variabele 1 en 2). Het aantal verklarende variabelen kan variëren. De regressieanalyse richt zich op welke variabelen het meest bijdragen aan de verklaring van de responsvariabele en of er ook significante interacties zijn. Relaties worden lineair verondersteld. Waar nodig zijn variabelen log getransformeerd om een normale verdeling te verkrijgen. Belangrijk bij de interpretatie is om te kijken of het model significant is en wat het percentage verklaarde variantie is. Het regressiemodel kan gebruikt worden om aan de hand van de verklarende variabelen de waarde van de responsvariabele te voorspellen.
15
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
In dataset 1 zijn de respons variabelen E. coli en IE. In dataset 2 zijn de respons variabelen maximum E. coli, mediaan E. coli, maximum IE en mediaan IE. Allereerst is gecontroleerd of de data normaal zijn verdeeld. Dit was het geval na logtrans formatie. Dit houdt in dat de data met multipele lineaire regressie geanalyseerd kunnen worden (zie ook Bolker et al., 2008). Vervolgens zijn per dataset en responsvariabele de volgende stappen gemaakt: 1 Effect van elke afzonderlijke verklarende variabele op model met behulp van optie TRY; 2 Selectie van de belangrijkste verklarende variabelen met behulp van voorwaartse selectie; 3 Berekening van het regressiemodel met de geselecteerde verklarende variabelen; 4 Analyse of toevoegen interactietermen het model verbeteren; In de analyse zijn alle variabelen gebruikt. A priori is vastgesteld dat de weersvariabelen beschouwd kunnen worden als random (corrigerende) variabelen, terwijl de overige variabelen als verklarende variabelen beschouwd worden. In die gevallen waarbij uit de voorwaartse selectie weersvariabelen zijn geselecteerd, is er nog een vijfde stap uitgevoerd: 5 Uitvoeren GLMM met weersvariabelen als random factor en de overige geselecteerde varia belen als fixed factor. De lineaire regressie en GLMM analyses zijn uitgevoerd met Genstat 15th Edition.
16
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
4 Resultaten Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de veldmetingen en de uitkomsten van de statistische analyses. Het hoofdstuk is met name bedoeld voor de geïnteresseerde waterschappen en onderzoeker. 4.1 Metingen per locatie Een overzicht van de vogeltellingen wordt gegeven in bijlage 1, een overzicht van alle meetgegevens per locatie wordt gegeven in bijlage 2. In totaal zijn tijdens drie veldbezoeken in alle zwemplassen 8046 vogels geteld, verdeeld over 25 soorten. Meest getelde soorten zijn in aflopende volgorde meerkoet, wilde eend, grauwe gans, Nijlgans en kokmeeuw. De gemiddeld getelde aantallen in het Park van Luna in juni 2012 (N=488) komen overeen met de aantallen in de studie van Kleijn & Meerburg (2011). Binnen de zwemzones zijn gemiddeld over drie veldbezoeken in totaal 851 vogels geteld (range 0-192, bijlage 2). De veldwaarnemingen van de waterplanten en doorzicht zijn gegeven in tabel 7. Zowel de bedekking met waterplanten als het doorzicht varieerde tussen de onderzochte locaties. Tabel 7 Overzicht per zwemplas van de bedekking van waterplanten en het gemeten doorzicht
Locatie
Afkorting in figuren
Bedekkings% zwemzone
Vegetatierang hele plas
Doorzicht (m)
Agnietenplas
Ag
0
1
1.30
Binnenschelde
Bs
10
7
0.36
Droompark Buitenhuizen
DB
0
1
0.30
De Groene Heuvels 1
GH1
50
7
5.43
De Groene Heuvels 2
GH2
65
7
5.43
De Heide
He
5
3
1.60
Kralingse plas
Kp
0.5
1
0.40
Krimpenerhout
Kh
2.5
2
3.85
Lageveld 1
La1
25
6
2.30
Lageveld 2
La2
0.5
6
2.30
Park van Luna
Lu
15
7
1.45
Maarsseveense plas
Mv
7
4
4.30
Prinsenbos
Pb
0
1
0.30
Rijkerswoerdse plassen
Rw
5
4
1.53
De Rotonde
Ro
35
6
3.36
‘t Skarpet
Sk
0.5
1
0.65
Sloterplas
Sl
55
7
4.60
Toolenburgerplas 1
To1
5
3
4.35
Toolenburgerplas 2
To2
5
3
4.35
Walburgen
Wb
12.5
6
1.73
De Welle
We
2.5
1
0.40
Westpolderplas
Wep
10
5
4.13
Wilhelminapark
Wil
0
1
0.13
17
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Tabel 8 geeft de concentraties E. coli en IE weer, zoals gebruikt in de data-analyse. In dataset 1 zitten slechts twee overschrijdingen voor E. coli (> 2000 n/100 ml) en één overschrijding voor IE (> 400 n/100 ml). De maximale waarden voor E. coli en IE in de periode van vijf metingen rond de vogeltellingen laten meer overschrijdingen zien. Met name Sloterplas is een hoge uitschieter voor E. coli. De maximale waarde voor IE in de periode rond de vogeltellingen is in vier locaties boven de overschrijdingsnorm. Tabel 8 Overzicht per locatie van de E. coli en IE concentratie (n/100 ml) in dataset 1 en dataset 2
Dataset 1 Locatie
Dataset 2
Dataset 1
Dataset 2
E. coli
mediaan E. coli
max. E. coli
IE
mediaan IE
max. IE
Agnietenplas
7.5
15
353
100
54
100
Binnenschelde
144
55
144
15
15
15
Droompark Buitenhuizen
660
160
660
200
30
200
De Groene Heuvels 1
104
65
594
5
37
234
24
76
8
10
De Heide
160
160
180
20
20
20
Kralingse plas
94
435
700
15
46
94
94
160
30
61
De Groene Heuvels 2
Krimpenerhout Lageveld 1
60
85
140
45
61
Lageveld 2
7.5
146
250
8
290
Park van Luna
20
30
890
15
15
80
2100
180
2100
710
50
710
62
270
31
200
Rijkerswoerdse plassen
194
194
260
62
54
76
De Rotonde
43
14
22
72
8
88
‘t Skarpet
180
130
200
80
80
130
Sloterplas
480
480
21000
15
15
1200
Toolenburgerplas 1
2000
460
2000
130
77
130
Toolenburgerplas 2
30
46
210
30
30
130
Walburgen
110
110
134
12
78
422
De Welle
250
270
1100
140
130
1000
Westpolderplas
46
46
77
76
30
213
235
410
94
380
Maarsseveense plas Prinsenbos
Wilhelminapark
4.2 S amenhang variabelen en locaties 4.2.1 Correlatie tussen variabelen De samenhang tussen variabelen is onderzocht met behulp van de Spearman-rangcorrelatie coëfficiënt ρ. Hieronder worden de belangrijkste significante correlaties uit dataset 1 kort beschreven (Tabel 9). De complete correlatietabellen voor beide datasets worden gegeven in bijlage 3. Morfologie en ecologie plas: • Diepte van de plas is positief gecorreleerd met volume en doorzicht; • Plassen met een groot volume gaan gepaard met grotere aantallen carnivoren; • Een groter oppervlak van de zwemzone gaat gepaard met grotere aantallen herbivoren en carnivoren, en met een hogere E. coli-concentratie;
18
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
• Isolatie meetpunt ten opzichte van rest van de plas is positief gecorreleerd met bedekkings percentage vegetatie in de zwemzone; • Bedekkingspercentage en vegetatierang zijn sterk gecorreleerd; • Een groter bedekkingspercentage vegetatie in de zwemzone gaat samen met een beter doorzicht; • Doorzicht en zwevend stof zijn negatief gecorreleerd. Dit komt overeen met de verwach ting dat door waterplant gedomineerde plassen een beter doorzicht hebben, met minder zwevend stof; • Zwevend stof is positief gecorreleerd met verschillende maten voor vogels, het sterkst met het aantal herbivore vogels per hectare. Een mogelijke relatie is via extra input nutriënten via feces en daardoor algengroei; • Zwevend stof is positief gecorreleerd met neerslag; • De verschillende maten voor vogels zijn onderling gecorreleerd. Fecale bacteriën: • De concentratie E. coli van de extra bemonstering is positief gecorreleerd met het totaal aantal vogels, het aantal herbivore vogels en de oppervlakte van de zwemzone. Totaal aantal vogels en oppervlakte zwemzone zijn ook gecorreleerd; • De concentratie IE van de extra bemonstering is negatief gecorreleerd met bedekkings percentage en vegetatierang; • In dataset 2 is de maximale concentratie E. coli positief gecorreleerd met aantallen vogels (het sterkst met totaal aantal vogels) en negatief met temperatuur. De mediaan E. coli is positief gecorreleerd met het totaal aantal vogels. De maximale concentratie IE is nergens mee gecorreleerd. De mediaan IE is negatief gecorreleerd met vegetatierang. (zie bijlage 3). Tabel 9
Spearman-rangcorrelatiecoëfficiënten berekend met dataset 1. Alleen significante correlaties zijn weergegeven (p<0.05, n=19; * n=17). Volledige correlatietabel wordt weergegeven in bijlage 3. De correlatiecoëfficiënt geeft de sterkte van de correlatie weer, waarbij ρ tussen 0,4 en 0,7 een matig sterke correlatie weergeeft, en ρ > 0,7 een sterke correlatie
volume
0,638
bedekking%
0,497
vegetatie-rang doorzicht
0,841
0,499
0,517
zwevend stof
-0,486
0,494
carnivoren
0,493
herbivoren
0,497
vogels
0,573
0,555
0,649
carnivoren/ha
0,945
0,912
0,504
herbivoren/ha
0,561
0,645
0,557
vogels/ha
0,500
0,698
0,688
0,464
0,547
herbivoren
vogels
neerslag
0,565
-0,512
0,461
E. coli
-0,609
IE *
-0,674 gemiddelde temperatuur
carnivoren
zwevend stof
doorzicht
vegetatie-rang
bedekking%
isolatie
oppervlakte zwemzone
volume
diepte
19
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
4.2.2 Ordinatie van locaties en variabelen In hoeverre locaties op elkaar lijken aan de hand van de aanwezige watervogels en de gemeten variabelen, is onderzocht met PCA-ordinatie. Dit is een multivariate techniek, waarbij wordt geanalyseerd in hoeverre locaties op elkaar lijken op basis van de gemeten variabelen. Figuur 3 geeft de uitkomsten van de ordinatie met watervogels. Locaties die dicht bij elkaar liggen in figuur 3, lijken op elkaar qua aanwezige watervogels. De grootste verschillen zitten en zwevend stof en in mindere mate negatief gecorreleerd met E. coli. Verder valt op dat de pijlen van op de eerste as, rechts zijn de locaties met veel watervogels (Sloterplas, Kralingse plas, Park IE, zwevend stof, E. coli en carnivoren dezelfde richting uitwijzen. Dit geeft aan dat deze vier variabelen gecorreleerd zijn,Luna), met name zwevend het aantal E. coli. Het aantal herbivoren de Welle, de Rotonde). van enIE,links de stof, locaties metcarnivoren weinigen watervogels (’t Skarpet, hangt vooral samen met het oppervlakte van de zwemzone. Boy Tijbosch 8-4-13 09:55 Deleted: en
Locaties die in figuur 4 dicht bij elkaar liggen lijken op elkaar, op basis van de gemeten variabelen. De locaties die rechts liggen (Sloterplas, Kralingse Plas), worden gekenmerkt door een groot aantal Deleted: , volgens tabel 7. Locaties die dicht bij elkaar liggen opHeuvels, elkaar qua aanwezige watervogels. De projectie van de locatie herbivore en carnivore vogels. De locaties die boven liggen (bijv.lijken Groene Rotonde) worden Boy Tijbosch 8-4-13 09:55 gekenmerkt door een goed doorzicht en een hoog bedekkingspercentage vegetatie in de zwemzone. De op de soortenpijl geeft informatie over de aantallen van de soort op de betreffende locatie; hoe groter de afstand Deleted: en van de locaties die onder liggen (bijv. Welle, Prinsenbos, Wilhelminapark), worden gekenmerkt door hogere IEBoy Tijbosch 8-4-13 09:55 projectie tot en de meer oorsprong hoe stof. groter de aantallen van de soort op de betreffende locatie en E. Coli-concentraties zwevend
Boy Tijbosch 8-4-13 09:55 Figuur 3 Ordinatie van vogelsoorten (pijlen) en locaties (stippen). Vogelnamen zijn afgekort volgens bijlage 1, locaties zijn afgekort
Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 09:55 Deleted: p
Boy Tijbosch 8-4-13 09:56 Deleted: h
Boy Tijbosch 8-4-13 09:56 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 09:56 Deleted: ,
Figuur 3: Ordinatie van vogelsoorten (pijlen) en locaties (stippen). Vogelnamen zijn afgekort volgens Figuur 4 geeft de uitkomst van de ordinatie met omgevingsvariabelen. Hiervoor zijn de morbijlage 1, locaties zijn afgekort volgens tabel 7. Locaties die dicht bij elkaar liggen lijken op elkaar qua aanwezige watervogels. projectie van de locatie op de soortenpijl geeft informatie over de aantallen fologischeDeen ecologische variabelen gebruikt. De vogelsoorten zijn gesommeerd tot herbi-
voren en carnivoren. De pijlen in figuur 4 geven per variabele aan de richting waarin die variabele de grootste verschillen heeft in het ordinatiediagram. Wanneer twee pijlen dezelfde kant op wijzen (dus een kleine hoek tussen de twee pijlen) zijn de variabelen positief gecorreleerd. Wanneer twee pijlen precies de andere kant op wijzen (dus een hoek van 180°) zijn de variabelen negatief gecorreleerd. Als twee pijlen een hoek van 90° maken zijn ze de variabelen niet gecorreleerd. Uit figuur 4 valt op dat bedekking, diepte, doorzicht en in iets mindere mate vegetatierang, positief met elkaar gecorreleerd zijn, en negatief gecorreleerd met IE en zwevend stof en in mindere mate negatief gecorreleerd met E. coli. Verder valt op dat de pijlen
20
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
van IE, zwevend stof, E. coli en carnivoren dezelfde richting uitwijzen. Dit geeft aan dat deze vier variabelen gecorreleerd zijn, met name IE en zwevend stof, en het aantal carnivoren en E. coli. Het aantal herbivoren hangt vooral samen met het oppervlakte van de zwemzone. Locaties die in figuur 4 dicht bij elkaar liggen lijken op elkaar, op basis van de gemeten variabelen. De locaties die rechts liggen (Sloterplas, Kralingse Plas), worden gekenmerkt door een groot aantal herbivore en carnivore vogels. De locaties die boven liggen (bijv. Groene Heuvels, Rotonde) worden gekenmerkt door een goed doorzicht en een hoog bedekkingspercentage vegetatie in de zwemzone. De locaties die onder liggen (bijv. Welle, Prinsenbos, Wilhelminapark), worden gekenmerkt door hogere IE- en E. coli-concentraties en meer zwevend stof. Figuur 4 Ordinatie van milieuvariabelen (pijlen) en locaties (stippen). Locaties zijn afgekort volgens tabel 7. Locaties die dicht bij elkaar liggen lijken op elkaar qua milieuvariabelen. De projectie van de locatie op de pijl van een milieuvariabele geeft informatie over de waarde van de variabele op de betreffende locatie; hoe groter de afstand van de projectie tot de oorsprong van de soort op de betreffende locatie; hoe groter de afstand van de projectie tot de oorsprong hoe hoe groter de waarde op de betreffende locatie groter de aantallen van de soort op de betreffende locatie.
4.3
Figuur 4: Ordinatie van milieuvariabelen (pijlen) en locaties (stippen). Locaties zijn afgekort volgens tabel 7. Locaties die dicht bij elkaar liggen lijken op elkaar qua milieuvariabelen. De projectie van de locatie op de pijl van een milieuvariabele geeft informatie over waarde van de variabele op de Sturende voor bacteriologische zwemwaterkwaliteit betreffendevariabelen locatie; hoe groter de afstand van de projectie tot de oorsprong hoe groter de waarde op de betreffende locatie. In de voorgaande paragraaf is de samenhang tussen de gemeten variabelen beschreven
met
behulp van correlatie (univariaat) en ordinatie (multivariaat). In deze paragraaf wordt een 4.3 Sturende variabelen voor bacteriologische zwemwaterkwaliteit stap verder gezet, namelijk het opsplitsen van de gemeten variabelen in responsvariabelen In de voorgaande paragraaf is de samenhang tussen de gemeten variabelen beschreven met behulp van correlatieen (univariaat) en ordinatie (multivariaat). In deze paragraaf Het wordtdoel een stap verklarende variabelen in regressieanalyse. vanverder dezegezet, analyse is om te bepalen Boy Tijbosch 8-4-13 09:56 namelijk het opsplitsen van de gemeten variabelen in responsvariabelen en verklarende variabelen in welke variabelen het grootste effect hebben op de concentratie IE en E. coli. Deze Deleted: kunnen regressieanalyse. Het doel van deze analyse is om te bepalen welke variabelen het grootste effect hebben op de concentratie IE en E. Deze kunnen beschouwd worden als sturende variabelen voor de Boy Tijbosch beschouwd worden alscoli. sturende variabelen voor de bacteriologische zwemwaterkwaliteit. In 8-4-13 09:56 bacteriologische zwemwaterkwaliteit. In de hoofdtekst worden de uitkomsten van de multipele regressie Deleted: de hoofdtekst worden de uitkomsten multipele in bijlage 4 de weergegeven, in bijlage 4 de uitkomsten van de GLMM. van Dezede verschilden nietregressie veel van deweergegeven, multipele Boy Tijbosch 8-4-13 09:57 regressie. Vanwege het beperkte aantal meetpunten is ervoor gekozen om de significantiegrens op Deleted: aangezien uitkomsten van de GLMM. Deze verschilden niet veel van de multipele regressie. Vanwege het p<0,10 te zetten.
Tijbosch 8-4-13 09:57 beperkte aantal meetpunten is ervoor gekozen om de significantiegrens op p<0,10 te Boy zetten. Deleted: d
4.3.1 Dataset 1 met directe koppeling vogels en fecale bacteriën
Boy Tijbosch 8-4-13 09:57 Deleted: verschilden
21
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
4.3.1 Dataset 1 met directe koppeling vogels en fecale bacteriën E. coli Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met twee variabelen, oppervlakte zwemzone en zwevend stof. Het toevoegen van de interactieterm tussen deze twee variabelen verbeterde het model. Uit deze analyse volgt dat zowel oppervlakte zwemzone als zwevend stof een positieve relatie hebben met concentratie E. coli. Dit model heeft een p-waarde van 0,069, en een verklaarde variantie van 24,2% (tabel 10). Dit is niet erg hoog, waaruit geconcludeerd kan worden dat de meeste variatie wordt bepaald door variabelen die wij niet gemeten hebben. E. coliIn het eerdere onderzoek in de Plas van Luna kwam het zwevend stofgehalte er ook uit als Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met twee significant gerelateerd aan E. coli. In het regressiemodel heeft een verandering in zwevend variabelen, oppervlakte zwemzone en zwevend stof. Het toevoegen van de interactieterm tussen deze twee variabelen verbeterde het model. deze analyse oppervlakte zwemzone stof het grootste effect op E.Uit coli. Figuur 5 volgt geeftdat dezowel relatie tussen E. coli en als zwevend stof zwevend stof een positieve relatie hebben met concentratie E. coli. Dit model heeft een p-waarde van respectievelijk oppervlakte zwemzone voor de verschillende zwemplassen weer. 0,069, en een verklaarde variantie van 24,2% (tabel 10). Dit is niet erg hoog, waaruit geconcludeerd kan worden dat de meeste variatie wordt bepaald door variabelen die wij niet gemeten hebben. Tabel 10 Parameterschatting regressiemodel coli. Volgorde van de variabelen is de volgorde in deuit voorwaartse selectie. In het eerdere onderzoek in de Plaslog vanE. Luna kwam het zwevend stofgehalte er ook als significant
gerelateerd aan E. coli. In verklaarde het regressiemodel heeft een verandering in zwevend stof het grootste effect P-waarde model = 0,069, variantie = 24,2% op E. coli. Figuur 5 geeft de relatie tussen E. coli en zwevend stof respectievelijk oppervlakte zwemzone voor de verschillende zwemplassen weer. Parameter Waarde Significantie
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted: 2
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted: 2
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted:
Tabel Constante 10: Parameterschatting regressiemodel log E. coli. Volgorde van de variabelen is de volgorde in de 1,512 <0,001 voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,069, verklaarde variantie = 24,2% Oppervlakte zwemzone 0,0000299 0,024 Parameter Waarde Significantie Constante 1,512 Zwevend stof Oppervlakte zwemzone 0,0000299 Interactie stof Zwevend stof term Oppervlakte zwemzone * zwevend 0,0270 Interactie term Oppervlakte -0,00000163 zwemzone * zwevend stof
<0,001 0,024 0,038 0,165
0,0270
0,038
-0,00000163
0,165
Figuur 5 Relatie tussen E. coli en zwevend stof (linker paneel) en oppervlakte zwemzone (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7 10000
10000
To1 DB
Sl Rw He
Sk
We Bs
Wb GH1 Kp
100
La1 Ro To2
1000 DB
Sl
Sk Bs He 100 Wb GH1
Wep
Ro
Lu 10
Mv
To1
E. coli (n/100 ml)
E. coli (n/100 ml)
Mv 1000
We Rw Kp
La1
Wep
To2
Lu
La2
Ag
0
10
10 20
30
40
zwevend stof (mg/l)
50
60
70
La2 Ag 0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
opp. zwemzone (m2)
Figuur 5: Relatie tussen E. coli en zwevend stof (linker paneel) en oppervlakte zwemzone (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7.
Intestinale enterococcen
Intestinale enterococcen Voorwaartse selectieprocedure multipele lineaire regressie resulteerde Voorwaartse selectieprocedure in multipelein lineaire regressie resulteerde in een model met vierin een model variabelen: vegetatierang, oppervlakte zwemzone, aantal vogels en temperatuur. toevoegen van de met vier variabelen: vegetatierang, oppervlakte zwemzone, aantalHet vogels en temperatuur. interactieterm tussen oppervlakte zwemzone en aantal vogels verbeterde het model. Dit model heeft een Het van toevoegen van deverklaarde interactie term tussen oppervlakte zwemzone en aantal vogels verbeterde p-waarde 0,004 en een variantie van 65,1% (tabel 11). Dat is behoorlijk goed, gegeven het beperkte aantal locaties.
het model. Dit model heeft een p-waarde van 0,004 en een verklaarde variantie van 65,1%
Het aantal heeft sterkste effect IE, maar deze factor isaantal niet significant. (tabelvogels 11). Dat ishet behoorlijk goed,op gegeven het beperkte locaties.De vegetatierang heeft het op één na sterkste effect op IE, en is wel significant. Figuur 6 laat de relatie tussen IE en deze twee factoren zien.
aantal vogels heeft het sterkste op IE,van maar deze factor niet significant. De Tabel Het 11: Parameterschatting regressiemodel logeffect IE. Volgorde de variabelen is deisvolgorde in de voorwaartse selectie. P-waarde = 0,004, verklaarde variantie = 65,1% vegetatierang heeft hetmodel op één na sterkste effect op IE, en is wel significant. Figuur 6 laat de Parameter Waarde Significantie relatie tussen IE en deze twee factoren zien. Constante 2,189 0,002 Vegetatierang -0,1540 0,002 Oppervlakte zwemzone 0,00003275 0,002 Aantal vogels 0,00246 0,571 Gemiddelde temperatuur -0,00142 0,676 Interactieterm Oppervlakte -0,000000257 0,029 zwemzone 22 * Aantal vogels
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted: 4
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 0 Deleted: ,
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Tabel 11 Parameterschatting regressiemodel log IE. Volgorde van de variabelen is de volgorde in de voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,004, verklaarde variantie = 65,1%
Parameter
Waarde
Significantie
Constante
2,189
0,002
Vegetatierang Oppervlakte zwemzone Aantal vogels Gemiddelde temperatuur Interactieterm Oppervlakte zwemzone * Aantal vogels
-0,1540
0,002
0,00003275
0,002
0,00246
0,571
-0,00142
0,676
-0,000000257
0,029
Figuur 6 Relatie tussen IE en gemiddeld aantal vogels (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7 1000
1000
Mv
Mv
DB
Ag Sk Ro Wep
To1We
We
IE (n/100 ml)
IE (n/100 ml)
DB 100
Rw
To1
Ag Sk
100
Rw
Ro
To2
To2
He
He Bi Wb
10
Wep
Lu
Sl
Kp
Kp
Wb
10
GH1
GH1 0
Lu Sl Bi
50
100
150
200
0
2
4
6
vegetatierang
gemiddeld aantal vogels
Figuur 6: Relatie tussen IE en gemiddeld aantal vogels (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7. 4.3.2 Dataset 2 met vogels en fecale bacteriën in periode
4.3.2 Dataset Mediaan E. coli2 met vogels en fecale bacteriën in periode Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met één variabele, het gemiddeld aantal herbivoren. Dit model heeft een p-waarde van 0,117, en een verklaarde variantie Mediaan coli van 7,8% (tabelE. 12, figuur 7). Dit is niet significant, wat betekent dat we de mediaan E. coli niet kunnen verklaren aan de hand van de gemeten variabelen. Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model
Boy Tijbosch 8-4-13 09:58 Deleted:
met
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59
het gemiddeld aantal DitP-waarde model heeft p-waarde van 0,117, enDeleted: met Tabeléén 12: variabele, Parameterschatting regressiemodel logherbivoren. mediaan E. coli. modeleen = 0,117, verklaarde variantie = 7,8% een verklaarde variantie van 7,8% (tabel 12, figuur 7). Dit is niet significant, wat betekent dat Parameter Waarde Significantie Constant 1,853 <0,001 we de mediaan E. coli niet kunnen verklaren aan de hand van de gemeten variabelen. Aantal herbivoren 0,00411 0,117 Tabel 12 Parameterschatting regressiemodel log mediaan E. coli. P-waarde model = 0,117, verklaarde variantie = 7,8%
Parameter Constant Aantal herbivoren
Waarde
Significantie
1,853
<0,001
0,00411
0,117
Maximum E. coli Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met zes variabelen: volume, temperatuur, diepte, isolatie, vegetatierang en aantal herbivoren per hectare. Dit model heeft een p-waarde van 0,023, en een verklaarde variantie van 43,8%. Het toevoegen van een interactieterm tussen diepte en volume (want gecorreleerd) verbeterde het model tot p = 0,012 en verklaarde variantie van 47,4% (tabel 13). Diepte heeft het sterkste effect op de maximale E. coli-concentratie. De daaropvolgende sterkste factoren zijn vegetatierang en isolatie. Beiden zijn niet significant. Het effect van diepte op de E. coliconcentratie wordt in figuur 8 geïllustreerd, alleen de drie plassen met diepte > 30 meter vallen uit het patroon.
23
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Figuur 7 Relatie tussen gemiddeld aantal herbivore vogels en mediaan E. coli. Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7
1000
Sl
mediaan E. coli (n/100 ml)
To1 Kh We He La2 100
Rw Mv Sk Wb
Wil
DB Kp
La1 GH1 Bi To2 Wep
Pb
Lu GH2 Ag Ro 10 0
20
40
60
80
100
120
140
gemiddeld aantal herbivoren
Figuur 7: Relatie tussen gemiddeld aantal herbivore vogels en mediaan E. coli. Let op de logaritmische yas. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7. Tabel 13 Parameterschatting regressiemodel log maximum E. coli. Volgorde van de variabelen is de volgorde in
Maximum E. coli Voorwaartsede selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde een model met zes voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,023, verklaarde variantiein = 43,8% variabelen: volume, temperatuur, diepte, isolatie, vegetatierang en aantal herbivoren per hectare. Dit model heeft een p-waarde van 0,023, en een verklaarde variantie van 43,8%. Het toevoegen van een Parameter Waarde Significantie interactieterm tussen diepte en volume (want gecorreleerd) verbeterde het model tot p = 0,012 en verklaarde variantie Constantevan 47,4% (tabel 13). Diepte heeft het sterkste effect 6,53 op de maximale E. Coli- 0,004 concentratie. De daaropvolgende sterkste factoren zijn vegetatierang en isolatie. Beiden zijn niet significant. Het effect van diepte op de E. coliconcentratie wordt in -0,000000033 figuur 8 geïllustreerd, alleen de drie Volume 0,783 plassen met diepte > 30 meter vallen uit het patroon.
Gemiddelde temperatuur
-0,0243
0,063
Tabel 13: Parameterschatting regressiemodel log maximum E. coli. Volgorde van de variabelen is de Diepte -0,0324 0,077 volgorde in de voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,023, verklaarde variantie = 43,8% Parameter Isolatie Waarde Significantie 0,264 0,130 Constante 6,53 0,004 Vegetatierang -0,0693 0,214 Volume -0,000000033 0,783 Gemiddelde temperatuur -0,0243 0,063 Herbivoren/ha -0,00246 0,174 Diepte -0,0324 0,077 Isolatie 0,264 0,130 Interactieterm diepte *volume 4,74E-09 0,186 Vegetatierang -0,0693 0,214 Herbivoren/ha -0,00246 0,174 Interactieterm diepte *volume 4,74E-09 0,186 Figuur 8 Relatie tussen max E. coli en diepte (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel).
We Lu Kh GH1 DB Wil Pb La2 Sk Kp Bi La1
max E. coli (n/100 ml)
max E. coli (n/100 ml)
Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted: um Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted: b
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted: j
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted:
10000
Mv
To1
100
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59
Sl
10000
1000
Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59
Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7
Sl
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59
To1
Ag Rw Wb
To2
He Wep
GH2
Mv
We Kh DB
1000
Wil Ag Pb Sk
Lu GH1
Kp
To2 He
Rw
La2 La1 Wb
100
Wep
Ro
Bi GH2
Ro
10
10 0
10
20
diepte (m)
30
40
0
1
2
3
4
5
6
7
vegetatierang
Figuur 8: Relatie tussen max E. coli en diepte (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7. Mediaan IE Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met zes variabelen: temperatuur, volume, instraling, isolatie, vegetatierang en neerslagsom. Dit model heeft een p-waarde van 0,009, en een verklaarde variantie van 51,7% (tabel 14). Isolatie en vegetatierang hebben het sterkste effect op de mediaan IE (figuur 9). Tabel 4: Parameterschatting regressiemodel log mediaan IE. Volgorde van de variabelen is de volgorde in de voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,009, verklaarde variantie = 51,7% 24 Parameter Waarde Significantie Constante 4,49 0,045 Gemiddelde temperatuur -0,02631 0,006 Volume -9,30E-09 0,673 Instraling 0,001071 0,159 Isolatie 0,178 0,127 Vegetatierang -0,0765 0,063 Neerslag -0,01585 0,135
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted:
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit Sl
Sl 10000
Mv
To1
1000
Mediaan IE We Lu
Kh GH1 DB Wil La2Pb Sk Kp Bi La1
max E. coli (n/100 ml)
max E. coli (n/100 ml)
10000
Mv
To1 We Kh DB
1000
Lu
GH1 Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een model met Wil Ag Ag
100
Rw
To2
Pb Sk
Rw
To2
La2
He He Kp Bi zes variabelen: temperatuur, volume, instraling, isolatie, vegetatierang en Dit La1 Wb Wb neerslagsom. 100 Wep
GH2
Wep
GH2
model heeft een p-waarde van 0,009, en een verklaarde variantie van 51,7% (tabel 14). Isolatie 10
Ro en vegetatierang hebben het sterkste effect op de mediaan IE (figuur 9).
Ro
10
0
10
20
30
40
0
1
2
3
diepte (m)
4
5
6
7
vegetatierang
Tabel 4 Parameterschatting regressiemodel log mediaan IE. Volgorde van de variabelen is de volgorde in de voorwaartse selectie.
Figuur 8: Relatie tussen max E. coli en diepte (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens P-waarde model = 0,009, verklaarde variantie = 51,7% tabel 7.
Parameter
Waarde
Significantie
Mediaan IE Voorwaartse selectieprocedure in multipele lineaire regressie resulteerde in een Constante 4,49model met zes 0,045 variabelen: temperatuur, volume, instraling, isolatie, vegetatierang en neerslagsom. Dit model heeft een Gemiddelde temperatuur -0,02631 0,006 p-waarde van 0,009, en een verklaarde variantie van 51,7% (tabel 14). Isolatie en vegetatierang hebben het sterkste effect op de mediaan IE (figuur 9).
Volume
-9,30E-09
Boy Tijbosch 8-4-13 09:59 Deleted:
0,673
Tabel 4: Parameterschatting regressiemodel log mediaan IE. Volgorde van de variabelen is de volgorde Instraling 0,001071 0,159 in de voorwaartse selectie. P-waarde model = 0,009, verklaarde variantie = 51,7% Parameter Waarde Significantie Isolatie 0,178 0,127 Constante 4,49 0,045 Vegetatierang -0,0765 0,063 Gemiddelde temperatuur -0,02631 0,006 Volume -9,30E-09 0,673 Neerslag -0,01585 0,135 Instraling 0,001071 0,159 Isolatie 0,178 0,127 Vegetatierang -0,0765 0,063 Neerslag -0,01585 0,135 Figuur 9 Relatie tussen mediaan IE en temperatuur (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Locaties zijn afgekort volgens tabel 7 140
140 We
We 120
100
Wil Sk
80
Wb
To1
60
Rw
Ag
Mv
Kh
40
Sl
Lu
La1
GH1 Kp
Pb To2 DB Wep 20
mediaan IE (n/100 ml)
mediaan IE (n/100 ml)
120
Ro GH2
Wil
80
Sk
60
Wb
To1
Ag
Rw Mv
Kh
40
Pb DB
He
Bs
100
Kp
20
La1
He
La2
0
GH1
Wep
To2
La2 Ro
Bs Lu Sl GH2
6
7
0 140
150
160
170
180
190
0
temperatuur (0,1 C)
1
2
3
4
5
8
vegetatierang
Figuur 9: Relatie tussen mediaan IE en temperatuur (linker paneel) en vegetatierang (rechter paneel). Locaties zijn afgekort volgens tabel 7.
Maximum IE
Maximum IE Voorwaartse selectieprocedure multipele lineaire regressie resulteerde een model met Voorwaartse selectieprocedure in multipele in lineaire regressie resulteerde in een model met éénin variabele, Boy Tijbosch 8-4-13 10:00 volume (tabel 15, figuur 10). Dit model heeft een p-waarde van 0,170, en een verklaarde variantie van Deleted: één variabele, volume (tabel 15, figuur 10). Dit model heeft een p-waarde van 0,170, en een 4,9%. Dit is niet significant, wat betekent dat de maximale waarde voor IE niet verklaard kan worden Boy Tijbosch 8-4-13 10:00 variantie van 4,9%. is niet significant, wat betekent dat de maximale waarde met deverklaarde variabelen die in dit onderzoek zijn Dit gemeten. Deleted: gemeten
voor IE niet verklaard kan worden met de variabelen die in dit onderzoek zijn gemeten. Tabel 15 Parameterschatting regressiemodel log maximum IE. P-waarde model = 0,170, verklaarde variantie = 4,9%
Parameter Constante Volume
Waarde
Significantie
2,115
<0,001
3,39E-08
0,170
25
Tabel 15: Parameterschatting regressiemodel log maximum IE. P-waarde model = 0,170, verklaarde variantie = 4,9% Parameter STOWA 2013-12 De invloed van watervogels Waarde Significantie op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit Constante 2,115 <0,001 Volume 3,39E-08 0,170
Figuur 10 Relatie tussen volume plas en max IE. Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7
Sl
1000 We
max IE (n/100 ml)
Mv Wb Wil La2 GH1 Wep DB Pb To1 Sk 100 KhAg Ro La1
He
To2 Lu Rw Kp
Bs GH2
10
0.0
5.0e+6
1.0e+7
1.5e+7
2.0e+7
2.5e+7
volume plas (m3)
Figuur 10: Relatie tussen volume plas en max IE. Let op de logaritmische y-as. Locaties zijn afgekort volgens tabel 7.
4.3.3 Samenvatting uitkomsten regressiemodellen
4.3.3 Samenvatting uitkomsten regressiemodellen Tabel 16 geeft eenvan samenvatting uitkomsten uitHieruit de regressieanalyses. Tabel 16 geeft een samenvatting de uitkomsten van uit dede regressieanalyses. komt het volgende beeld naar voren van de belangrijke voorspellende variabelen voor E. coli of IE.
Hieruit komt
Tijbosch 8-4-13 10:00 het volgende beeld naar voren van de belangrijke voorspellende variabelen voor E. coli Boy of IE.
E. coli: positief: zwevend stof en oppervlakte zwemzone negatief: diepte en temperatuur niet-significant: aantal herbivoren en isolatiemeetpunten ten opzichte van de plas, beiden met E. coli: een positief effect positief: zwevend stof en oppervlakte zwemzone IE: positief: oppervlakte zwemzone negatief: vegetatierang en temperatuur negatief: diepte en temperatuur niet-significant: aantal vogels, instraling en isolatiemeetpunt met een positief effect en temperatuur met een negatief Volume kan zowel positief als negatief zijn afhankelijk vande niet-significant: aantaleffect. herbivoren en isolatiemeetpunten ten opzichte van de gebruikte dataset, beide keren is de parameterwaarde niet significant.
met een positief effect
De belangrijkste (significante) verklarende variabelen zijn dus zwevend stof, oppervlakte zwemzone, diepte, temperatuur, en vegetatierang. • De positieve IE: relatie tussen zwevend stof en E. coli bevestigt de eerdere resultaten uit het Park van Luna (Kleijn & Meerburg, 2011). Zwevend stof kan op twee manieren zorgen voor een positief: oppervlakte zwemzone langere overleving van fecale bacteriën in het water; door uitdoving van zonlicht en door het bieden van eenvegetatierang bindingsplaats voor bacteriën waardoor bacteriën langer kunnen overleven. negatief: en temperatuur • De oppervlakte zwemzone is positief gerelateerd aan E. Coli- en IE-concentratie. De mogelijke niet-significant: aantal vogels, instraling en isolatiemeetpunt met een positief verklaring hiervoor is dat de relatie via het aantal vogels verloopt. Uit de correlatieanalyse (tabel
Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 10:00 Deleted:
Tijbosch 8-4-13 10:00 plas, Boy beiden Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 10:00 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 10:01 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 10:01 Deleted:
effect en BoytemTijbosch 8-4-13 10:38
Deleted: peratuur met een negatief effect. Volume kan zowel positief als negatief zijn afhankelijk van correlatie-analyse
de gebruikte dataset, beide keren is de parameterwaarde niet significant. De belangrijkste (significante) verklarende variabelen zijn dus zwevend stof, oppervlakte zwemzone, diepte, temperatuur, en vegetatierang. • De positieve relatie tussen zwevend stof en E. coli bevestigt de eerdere resultaten uit het Park van Luna (Kleijn & Meerburg, 2011). Zwevend stof kan op twee manieren zorgen voor een langere overleving van fecale bacteriën in het water; door uitdoving van zonlicht en door het bieden van een bindingsplaats voor bacteriën waardoor bacteriën langer kunnen overleven. • De oppervlakte zwemzone is positief gerelateerd aan E. coli- en IE-concentratie. De mogelijke verklaring hiervoor is dat de relatie via het aantal vogels verloopt. Uit de correlatieanalyse (tabel 9) blijkt dat een grotere zwemzone positief gecorreleerd is met aantallen vogels (Spearman-rangcorrelatiecoëfficiënt ρ = 0,573), en dat E. coli het sterkst was gecorreleerd met aantallen vogels (Spearman-rangcorrelatiecoëfficiënt ρ = 0,547).
26
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
• De vegetatierang is negatief gerelateerd aan IE, dus meer vegetatie gaat samen met een lagere concentratie IE. Mogelijke causale relatie loopt via minder zwevend stof, beter doorzicht en een grotere inactivatie van fecale bacteriën. Dit is vergelijkbaar met de uitkomsten van de correlatieanalyse waar zwevend stof en doorzicht significant negatief gecorreleerd zijn (tabel 9, Spearman-rangcorrelatiecoëfficiënt ρ = -0,486). • De gemiddelde temperatuur is negatief gerelateerd aan E. coli en IE. De hoogste fecale bacterie concentraties zijn dus aanwezig bij de lagere temperaturen. Een mogelijke verklaring is een snellere inactivatie bij hogere temperaturen. De temperatuur in de onderzoeks periode was overigens aan de lage kant met een gemiddelde etmaal temperatuur van 15,4 °C. hetgeen resulteerde in lage aantallen zwemmers. De invloed van zwemmers op E. coli is in onze dataset daarom waarschijnlijk minder belangrijk. • Diepte is negatief gerelateerd aan de E. coli-concentratie. Diepere plassen hebben lagere maximale concentraties, alleen de drie plassen met diepte > 30 meter vallen uit het patroon (zie figuur 8). Een mogelijke verklaring is dat diepere plassen een spronglaag hebben en dat de diepe laag als ‘sink’ kan fungeren voor sedimenterende fecale bacteriën. Twee van de drie diepe plassen, Sloterplas en Maarsseveense plas, hebben een opvallend hoge concentratie E. coli, waarbij de mogelijke oorzaak locatiespecifiek gezocht moet worden. Bij de Maarsseveense plas kan het de aanwezigheid van meeuwen geweest zijn, op deze locatie werden in 2012 vaak meeuwen op het strand aangetroffen. Echter, niet elke keer in combinatie met een hoge E. coli-concentratie. Verder zijn de volgende variabelen ook van belang in de verklaring van E. coli en/of IE. Deze zijn echter minder sterk (niet significant): • Isolatie is positief gerelateerd aan E. coli, dus meer geïsoleerde meetpunten hebben een hogere maximale concentratie E. coli. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er minder menging optreedt ter plaatse van het meetpunt; • Het aantal vogels is positief gerelateerd aan IE, en het aantal herbivoren is positief gere lateerd aan E. coli, terwijl de dichtheid herbivoren per hectare zwemzone een zeer klein negatief effect heeft op E. coli; • Volume is negatief gerelateerd aan de max E. coli en de mediane IE-concentratie. Een plas met een groter volume heeft in het algemeen lagere concentraties. Verdunning kan de verklaring zijn. Echter, volume heeft een klein positief effect op max. IE. Volume is sterk gecorreleerd aan diepte (tabel 9); • Instraling is positief gerelateerd aan de mediaan IE, een mogelijke verklaring is dat bij meer zon er meer zwemmers aanwezig zijn, die via resuspensie van het sediment weer bacteriën in de waterkolom brengen. • Neerslagsom is negatief gerelateerd aan mediaan IE. De range van neerslagwaarden was vrij klein, er waren in de onderzoeksperiode geen extreme regenbuien die hebben geleid tot veel afspoeling. Mogelijk dat de neerslag tot verdunning heeft geleid en/of dat er geen afspoeling van IE heeft plaatsgevonden. De verschillende regressiemodellen verschillen in verklaarde variantie en significantie. De dataset is relatief beperkt voor een goede regressieanalyse (slechts negentien of 23 meetpunten). Het beste model is voor IE de directe dataset, waar de vier verklarende variabelen 65% van de variatie de concentratie IE kunnen voorspellen. De modellen voor max E. coli en mediaan IE (dataset 2) verklaren ongeveer 50% van de variatie in concentratie. Voor een dataset met veldwaarnemingen is deze verklaarde variantie van 50% of 65% behoorlijk goed, maar het betekent ook dat 35 tot 50% van de variatie in E. coli wordt veroorzaakt door factoren die niet gemeten zijn. De modellen voor E. coli in de directe dataset en mediaan E. coli en max
27
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
IE in dataset 2, kunnen de variatie in de responsvariabele maar in beperkte mate voorspellen: respectievelijk 24%, 8% en 5%. Voor deze responsvariabelen geldt dat de meeste variatie veroorzaakt wordt door factoren die niet zijn gemeten. Tabel 16 Overzicht voorspellende variabelen in de multipele lineaire regressie modellen. Vetgedrukt = parameterwaarde is significant (p<0,10)
Dataset
Respons
Voorspellende variabele
Richting effect
variabele Dataset 1: Directe koppeling E. coli vogeltelling
IE
Dataset 2: Periode
Mediaan E. coli
Verklaarde variantie en significantie model
Oppervlakte zwemzone
Positief
Zwevend stof
Positief
Interactie opp. zwemzone X zwevend stof
Negatief
Vegetatierang
Negatief
Oppervlakte zwemzone
Positief
Gemiddeld aantal vogels
Positief
Gemiddelde T
Negatief
Interactie opp. zwemzone X vogels
Negatief
Herbivoren
Positief
24,2% P = 0,069
65,1% P = 0,004
7,8% P = 0,1173
Max E. coli
Mediaan IE
Max IE
Diepte
Negatief
Volume
Negatief
Interactie diepte X volume
Positief
Gemiddelde T
Negatief
Isolatie
Positief
Vegetatie rang
Negatief
Herbivoren per hectare
Negatief
Gemiddelde T
Negatief
Volume
Negatief
Instraling
Positief
Isolatie
Positief
Vegetatierang
Negatief
Neerslag
Negatief
Volume
Positief
47,4% p = 0,023
51,7% p = 0,009
4,9% P = 0,170
28
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
5 Synthese van resultaten en conclusies In deze studie is de volgende vraag onderzocht: Welke eigenschappen van zwemwaterlocaties zijn gerelateerd aan de concentratie E. coli en IE in het water? Hiertoe is veldonderzoek uitgevoerd in twintig zwemplassen, gericht op de volgende drie aspecten: 1 Aantallen watervogels als bron; 2 Structuur ecosysteem, met name de aanwezigheid van waterplanten en helderheid van het water, in relatie tot overleving van fecale bacteriën; 3 Concentraties fecale bacteriën E. coli en IE als indicator voor watervogels als bron. De resultaten worden bediscussieerd aan de hand van de volgende punten. • Interpretatie van data-analyse; • De rol van zwevend stof; • Watervogels als bron; • Fecale indicatoren. 5.1 Interpretatie van data-analyse Drie verschillende statistische methoden zijn gebruikt in de data-analyse. Deze kunnen als ‘multiple lines of evidence’ worden gebruikt in de interpretatie. Bij de interpretatie van alle uitkomsten moet gerealiseerd worden dat de opzet van het veldonderzoek zich er niet toe leent om causale relaties aan te tonen. Op grond van de uitkomsten worden slechts verbanden tussen variabelen worden aangetoond. De verschillen tussen de uitkomsten van deze drie methoden worden verklaard uit de beperkte grootte van de dataset enerzijds en de samenhang tussen variabelen anderzijds. In het kort maken de analysetechnieken op de volgende wijze gebruik van de data: • De Spearman-rangcorrelatie maakt gebruik van de rangorde van de data, en niet de waarde van de data zelf. De rangcorrelatiecoëfficiënt geeft de samenhang tussen twee variabelen weer; • De ordinatie vergelijkt de locaties op basis van overeenkomsten in variabelen, waarbij alle variabelen in samenhang worden beschouwd. Hierbij worden de waarden van de data gebruikt; • De multipele lineaire regressie analyseert voor de variabelen die op voorhand als respons variabelen benoemd zijn (in deze studie E. coli en IE), welke andere variabele(n) de beste voorspeller is/zijn. Hierbij worden de waarden van de data gebruikt.
29
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De samenhang in de uitkomsten ten aanzien van de relatie tussen watervogels en fecale bacteriën is als volgt: • Uit de correlatie analyse blijkt dat de concentratie E. coli (zowel dataset 1 als dataset 2) het sterkst is gecorreleerd met het totaal aantal vogels. De concentratie IE in dataset 1 is negatief gecorreleerd met bedekkingspercentage en vegetatierang. De mediaan IE uit dataset 2 is negatief gecorreleerd met vegetatierang; • De ordinatie-analyse laat zien dat de pijlen van IE, zwevend stof, E. coli en aantallen carnivoren dezelfde richting uitwijzen. Dit geeft aan dat er samenhang is tussen het zwevend stof en de fecale bacteriën en dat het aantal carnivoren en E. coli met elkaar samenhangen. Het aantal herbivoren hangt vooral samen met het oppervlakte van de zwemzone. Herbivoren zijn in deze studie vooral ganzen en meerkoeten die zowel op het strand als op het water verblijven. Carnivoren zijn in deze studie vooral meeuwen, waarvan bekend is dat deze hogere concentraties E. coli in hun feces hebben. De locatie waar meeuwen poepen kan sterk variëren; • De uitkomsten van de multipele regressieanalyse laten zien dat de structuur van het systeem belangrijk is: zwevend stof en vegetatie. Ook de morfologie van de plas is van belang: diepte en oppervlakte zwemzone. Het aantal vogels is minder belangrijk, maar dit wordt wel in een aantal analyses als verklarende variabele geselecteerd (tabel 16); • Voor Campylobacter zijn geen conclusies te trekken, aangezien deze bacterie op te weinig locaties gemeten is voor een goede statistische analyse. Als we de uitkomsten van de drie statistische methoden samen beoordelen in een ‘multiple lines of evidence’-benadering, komt het volgende beeld naar voren (tabel 17). Aantallen vogels zijn alleen in de correlatie en ordinatie te relateren aan hoge E. coli- en/of IE-concentraties. De beste voorspellers uit de regressieanalyses zijn de morfologie van de plas (oppervlakte zwemzone en diepte) en de structuur van het ecosysteem (zwevend stof en vegetatie). Deze zijn beide belangrijk voor de overleving van de fecale bacteriën in het water. Verder is de temperatuur belangrijk voor de overleving van fecale bacteriën. Tabel 17
E. coli
Gecombineerde beoordeling van de drie statistische methoden + geeft een positieve (cor)relatie weer, en – een negatieve (cor)relatie
Correlatie
Ordinatie
Regressie
Op basis van rangorde, variabelen 1 op 1
Lineaire respons,
Lineaire respons, zoeken naar de beste
alle variabelen in samenhang
voorspellende variabele
Aantal vogels +
Zwevend stof +
Zwevend stof +
Aantal herbivoren +
Carnivoren +
Oppervlakte zwemzone +
Oppervlakte zwemzone +
Vegetatie -
Diepte Temperatuur -
IE
Bedekkingspercentage -
Zwevend stof +
Oppervlakte zwemzone +
Vegetatierang -
Vegetatie -
Vegetatierang Temperatuur -
30
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De samenhang tussen deze voorspellende variabelen en de concentratie van fecale bacteriën als respons, wordt weergegeven in figuur 11. • De rol van zwevend stof bevestigt de eerdere resultaten uit het Park van Luna (Kleijn & Meerburg, 2011). Zwevend stof kan op twee manieren zorgen voor een langere overleving van fecale bacteriën in het water, door uitdoving van zonlicht en door het bieden van een bindingsplaats voor bacteriën waardoor deze beschermd worden tegen inactivatie of predatie door protozoa; • Meer vegetatie gaat samen met minder zwevend stof en een beter doorzicht. Dit leidt tot een kortere overleving door snellere inactivatie van fecale bacteriën; • Een grotere oppervlakte zwemzone gaat samen met meer watervogels, en daarmee een grotere input van fecale bacteriën. • Diepere plassen hebben een spronglaag, wat betekent dat de diepe waterlaag niet meer mengt met de bovenste waterlaag. De diepe waterlaag zou als ‘sink’ kunnen fungeren voor sedimenterende fecale bacteriën. • Bij een hogere gemiddelde temperatuur is de overleving van fecale bacteriën korter. Indirect kan een hogere temperatuur zorgen voor meer input van bacteriën door zwemmers. Echter, in onze studieperiode waren de weersomstandigheden niet zodanig dat hogere temperaturen gepaard gingen met meer zwemmers. Figuur 11
Schematische weergave van samenhang tussen de systeemeigenschappen van een zwemplas. Groene variabelen hebben een verlagend effect op de concentratie van fecale bacteriën (FB). Rode variabelen hebben een verhogend effect op de concentratie. Zwarte variabelen hebben geen significant effect. Cursief gedrukte variabelen zijn niet bepaald in deze studie. De pijlen geven het voorgestelde mechanisme aan
Figuur 11: Schematische weergave van samenhang tussen de systeemeigenschappen van een zwemplas. Groene variabelen hebben een verlagend effect op de concentratie van fecale bacteriën (FB). Rode variabelen hebben een verhogend effect op de concentratie. Zwarte variabelen hebben geen significant effect. Cursief gedrukte variabelen zijn niet bepaald in deze studie. De pijlen geven het voorgestelde mechanisme aan.
Boy Tijbosch 8-4-13 10:38 Deleted: regressie analyse
5.2 De rol van zwevend stof in de overleving van fecale bacteriën Uit de ordinatie en de regressieanalyse komt de concentratie aan zwevend stof naar voren als belangrijke variabele. Daarmee lijkt zwevend stof een centrale positie in te nemen in het mechanisme om de fecale bacteriën concentratie te verklaren. Zowel zwevend stof als de aanwezigheid van vegetatie zijn significante verklarende variabelen voor de concentratie fecale bacteriën (E. coli respectievelijk IE). Zwemplassen met veel vegetatie hebben in het algemeen een lager zwevend stofgehalte en lagere concentraties fecale bacteriën. Zwemplassen met een hoge concentratie zwevend stof hebben in het algemeen hogere concentraties fecale bacteriën. Uit de regressieanalyse kwam doorzicht niet direct als verklarende variabele. Hieruit valt af te leiden dat de relatie van fecale bacteriën met zwevend stof vooral lijkt te verlopen via de beschikbaarheid van een bindingsplaats voor bacteriën en minder via inactivatie door zonnestraling. In onze studie konden we door het ontbreken van gloeirestmetingen op veel locaties, helaas geen onderscheid maken tussen het anorganische deel van het zwevend stof (opgewerveld sediment), en het organische deel (algen). Uit eerder literatuuronderzoek van Alterra (Kleijn et al., 2010) bleek dat de overleving van fecale bacteriën in oppervlaktewater het kortst is bij hoge temperaturen, zandbodems, weinig zwevend stof of zuurstofrijke omstandigheden. In laboratoriumonderzoek is aangetoond dat fecale bacteriën langer in het sediment overleven dan vrij in het water (Howell et al., 1996). De grootte van de sedimentdeeltjes is hierbij van invloed, de overleving van met name fecale coliforme bacteriën (zoals E. coli) is langer in fijn
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted:
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 10:38 Deleted: regressie-analyse
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11
31Deleted: bij
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: bij
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: ,
Boy Tijbosch 8-4-13 10:11 Deleted: bij
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
5.2 De rol van zwevend stof in de overleving van fecale bacteriën Uit de ordinatie en de regressieanalyse komt de concentratie aan zwevend stof naar voren als belangrijke variabele. Daarmee lijkt zwevend stof een centrale positie in te nemen in het mechanisme om de fecale bacteriën concentratie te verklaren. Zowel zwevend stof als de aanwezigheid van vegetatie zijn significante verklarende variabelen voor de concentratie fecale bacteriën (E. coli respectievelijk IE). Zwemplassen met veel vegetatie hebben in het algemeen een lager zwevend stofgehalte en lagere concentraties fecale bacteriën. Zwemplassen met een hoge concentratie zwevend stof hebben in het algemeen hogere concentraties fecale bacteriën. Uit de regressieanalyse kwam doorzicht niet direct als verklarende variabele. Hieruit valt af te leiden dat de relatie van fecale bacteriën met zwevend stof vooral lijkt te verlopen via de beschikbaarheid van een bindingsplaats voor bacteriën en minder via inactivatie door zonnestraling. In onze studie konden we door het ontbreken van gloeirestmetingen op veel locaties, helaas geen onderscheid maken tussen het anorganische deel van het zwevend stof (opgewerveld sediment), en het organische deel (algen). Uit eerder literatuuronderzoek van Alterra (Kleijn et al., 2010) bleek dat de overleving van fecale bacteriën in oppervlaktewater het kortst is bij hoge temperaturen, zandbodems, weinig zwevend stof of zuurstofrijke omstandigheden. In laboratoriumonderzoek is aangetoond dat fecale bacteriën langer in het sediment overleven dan vrij in het water (Howell et al., 1996). De grootte van de sedimentdeeltjes is hierbij van invloed, de overleving van met name fecale coliforme bacteriën (zoals E. coli) is langer in fijn sediment (klei) dan in zand. Een mogelijke verklaring is dat kleideeltjes een groter beschikbaar oppervlak hebben, en dat bacteriën die zich hechten aan sedimentdeeltjes beter zijn beschermd tegen factoren zoals Uv-straling, zout, toxische effecten en predatie door bacteriofagen (Kleijn et al., 2010). Sediment is vaker zuurstofloos dan het bovenstaande water en dat bevordert de overleving van fecale bacteriën. Het sediment is daarmee belangrijk als reservoir voor fecale bacteriën. Opwerveling van het sediment, bijvoorbeeld door activiteit van zwemmers, kan de fecale bacteriën weer in het water brengen. Dit is aangetoond voor E. coli (Pachepsky & Shelton, 2011), maar waarschijnlijk kan IE op dezelfde wijze worden opgewerveld. De fractie E. coli gebonden aan zwevend stof kan variëren tussen 10 en 90 %, afhankelijk van de weersomstandigheden en studie (Pachepsky & Shelton, 2011). De overleving van fecale bacteriën wordt ook beïnvloed door ecologische interacties, met name predatie door bacteriofagen (protozoa). Deze predatiedruk is hoger bij hogere temperaturen. Verder kan in de zomer door fotosynthese door algen of waterplanten de zuurstofconcentratie en pH in het water toenemen, wat ook de overleving van fecale bacteriën vermindert (An et al., 1992).
5.3 Watervogels als bron, vergeleken met andere bronnen van fecale bacteriën De resultaten van deze veldstudie laten zien dat er een correlatie is tussen watervogels en concentraties fecale bacteriën in het water, met name E. coli. De locaties verschilden behoorlijk in aantallen vogels, variërend tussen gemiddeld 0 en 192 in de zwemzone en 11 en 706 op de gehele locatie. Voor de statistische analyse zijn de soorten opgedeeld in herbivoor of carnivoor. Carnivoren (met name meeuwen) zijn in veel lagere aantallen aanwezig dan herbivoren. Uit ons onderzoek bleek dat de aantallen vogels toenemen bij een grotere oppervlakte van de zwemzone. Daarmee is er ook een grotere input van fecale bacteriën in de zwemplas, wat de waargenomen relatie tussen oppervlakte zwemzone en fecale bacteriën kan verklaren. Echter, als de aantallen vogels omgerekend worden naar dichtheid per oppervlakte
32
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
zwemzone, verdwijnt de relatie. Welke rol het oppervlakte van de zwemzone precies speelt, is niet geheel duidelijk. Wellicht dat er nog andere variabelen die wij niet in het onderzoek hebben betrokken een rol spelen, zoals de verhouding van het oppervlakte van de zwemzone met het totaal oppervlakte van de plas of de diepte van de plas. Uit eerder onderzoek van Alterra in het Park van Luna was er geen duidelijke relatie tussen aantallen vogels en E. coli (Kleijn & Meerburg, 2011). Verschillende andere veldstudies laten wel zien dat vogels, met name meeuwen, een belangrijke bron van fecale bacteriën in oppervlaktewater kunnen zijn (Benton et al., 1983; Levesque et al., 1993; Converse et al. 2012). Uit een Amerikaanse veldstudie in 99 meren in Florida bleek dat de E. coli-concentratie positief was gecorreleerd met het aantal watervogels en met de trofiegraad van het systeem en negatief met het doorzicht (Hoyer et al., 2006). Deze studie liet geen correlatie zien met vegetatie of de grootte van het meer, terwijl zwevend stof niet was gemeten. Andere mogelijke bronnen van fecale bacteriën zijn de zwemmers zelf, afspoeling door regen vanaf omringend land, en eventueel andere dieren zoals paarden of honden. Vooral hondenpoep bevat hoge concentraties aan fecale bacteriën (Wright et al., 2009). Als orde grootte kan gesteld worden dat één hondendrol eenzelfde hoeveelheid E. coli-bacteriën bevat als tien meeuwenflatsen of honderd ganzen- of eendenkeutels (Webster, 2012). Actieve riooloverstorten zijn niet aanwezig op de twintig onderzochte locaties. Op de Kralingse plas en Sloterplas zijn jachthavens aanwezig die van invloed kunnen zijn. In het grootste deel van de veldwerkperiode was het weer matig en bleven de aantallen zwemmers beperkt. De mogelijke invloed van de zwemmers kan zowel direct zijn (slechte persoonlijke hygiëne) of indirect door het opwervelen van sediment, waarmee fecale bacteriën vanuit het sediment weer in het water worden gebracht. Door het beperkte aantal zwemmers is deze bron waarschijnlijk niet zo groot. De aanwezigheid van paarden of honden op het strand en langs het water is niet meegenomen in de statistische analyse. Deze bron kan niet worden uitgesloten, maar is waarschijnlijk beperkt. Enkele honden zijn waargenomen op het strand bij de Kralingse Plas en Groene Heuvels. Bij de Westpolderplas zijn bij één van de drie veldbezoeken drie geiten op het strand waargenomen.
5.4 Wat geven de fecale indicatoren aan? In de zwemwaterrichtlijn worden E. coli en IE gebruikt als indicator voor fecale verontreiniging. Intestinale enterococcen bestaan uit de soorten Enterococcus faecalis, E. faecium, E. durans en E. hirae. De vroegere term fecale streptococcen verwijst naar ruwweg dezelfde groep bacteriën. De verschillende gebruikte methoden voor detectie geven allemaal een vergelijkbaar resultaat (Bartram & Rees, 2000). Concentratie van IE in feces is meestal een orde grootte lager dan de concentratie E. coli. Voor zowel IE als E. coli wordt de concentratie in feces mede bepaald door de voedselvoorkeur, waarbij een carnivoor of omnivoor dieet hogere concentraties geeft dan een herbivoor dieet. IE overleeft langer in water dan E. coli en wordt daarom ook wel gebruikt als indicator voor een oude verontreiniging. Sommige studies geven aan dat IE een betere indicator dan E. coli is voor verontreiniging door vogels (de Man et al., 2009). Dit lijkt zo te zijn voor situaties met een bemonsteringsfrequentie van tweewekelijks tot maandelijks (Kirschner et al., 2006). Dit komt waarschijnlijk door de langere overleving van IE in oppervlaktewater en daarmee het minder
33
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
vaak voorkomen van uitschieters in de concentratie. Uit onze regressieanalyse met dataset 2 (periode van vier of vijf metingen) blijkt dat het beste model voor E. coli gebruik maakt van de maximale waarde (dus juist de piek). Het beste model voor IE maakt gebruik van de mediaan waarde. Van alle modellen was het model voor IE gebruik makend van dataset 1 het model met de grootste verklaarde variantie. In een studie in opdracht van waterschap Rivierenland is onderzocht wat de variatie in ruimte en tijd is tussen E. coli-metingen. Deze bleek groot te zijn (de Lange, 2012). Er waren grote verschillen tussen de metingen op vier opeenvolgende dagen. Per dag werden dertien meetpunten bemonsterd. Er bleek een significant verschil te zijn tussen de meetpunten het dichtst bij het strand en de meetpunten die meer op de plas genomen waren. Dit verschil komt overeen met wat Hoyer et al. (2006) vonden in hun studie: concentraties in open water waren lager dan in de oeverzone. In een andere Amerikaanse studie is ook een grote ruimtelijke spreiding aangetoond: concentraties op dezelfde locatie kunnen tot een factor tien verschillen, met ook hier de hoogste concentraties in de zone het dichtst bij het strand (Bertke, 2007). Uit dit onderzoek bleek ook dat een mengmonster een gelijk resultaat gaf als het gemiddelde van afzonderlijke monsters. Dit kan een aanzienlijke kostenreductie geven (Bertke, 2007). Vanuit gezondheidsrisico voor de zwemmer zijn ziekteverwekkers zoals Campylobacter, Salmonella, Cryptosporidium of Giardia belangrijk. De vraag is derhalve of de fecale indicatoren een goede relatie geven met ziekteverwekkers. Echter, verschillende studies laten zien dat de correlatie tussen Campylobacter en fecale indicatorbacteriën beperkt is (Jones, 2001; Abulreesh et al., 2004; Wilkes et al., 2009; Van Dyke et al., 2010). Ook voor de aanwezigheid van Salmonella zijn de fecale indicator bacteriën geen goede voorspellers (Jenkins et al., 2012). Dorner et al. (2007) laten zien dat de concentraties pathogenen zwak zijn gecorreleerd met indicator bacteriën en turbiditeit. De zwakke correlaties uit veldstudies tussen fecale indicatoren en ziekteverwekkers kan worden veroorzaakt doordat er verschillende bronnen zijn van ziekteverwekker en indicator. De laatste jaren is brondetectie van fecale bacteriën een techniek in opkomst (McLellan et al., 2003; Hagedorn et al., 2011). Het is mogelijk om met DNA-fingerprinting-technieken de concentratie en herkomst van ziekteverwekkers te meten. Het is wel belangrijk dat in de ontwikkeling van deze technieken aandacht wordt besteed aan de persistentie van DNAtarget-moleculen en relatie tussen het voorkomen van een bepaalde DNA-type en de risico’s voor de volksgezondheid (Kleijn et al., 2010). Een andere mogelijkheid is dat de overleving in het oppervlaktewater anders verloopt. Goede veldstudies hiernaar zijn schaars. Uit een veldstudie waar zowel op verschillende punten langs een rivier als gedurende 25 uur is gemeten, bleek dat inactivatie door zonlicht voor Salmonella niet belangrijk was, maar wel voor E. coli en enterococcen (Sassoubre et al., 2011). Uit een microcosm-studie bleek dat Salmonella langer overleeft dan andere fecale bacteriën (Chao et al., 1987). Uit verschillende studies met de ruststadia van Giardia en Cryptosporidium blijkt dat de overleving vergelijkbaar is met die van fecale indicatoren, namelijk langer in het sediment dan in het water (Karim et al., 2004), langer bij 4 °C dan bij 20 °C (Nichols et al., 2004), en inactivatie door het UV-deel van zonlicht (King et al., 2008).
34
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
5.5 Conclusies Op basis van de resultaten van deze studie kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • Aantallen vogels zijn gecorreleerd aan hogere E. coli-concentraties en zijn daarmee een bron van fecale bacteriën; • De aanwezige watervogels op de onderzochte locaties zijn vooral herbivoren. Uit literatuur onderzoek blijkt dat carnivore vogels een hogere concentratie E. coli en IE in hun feces hebben. Herbivore vogels produceren meer uitwerpselen per etmaal en zijn in grotere aantallen aanwezig; • Door de relatief slechte weersomstandigheden gedurende het grootste deel van het veldwerk, zijn zwemmers minder van belang geweest als mogelijke bron van E. coli en IE; • De beste voorspellende variabelen in de regressiemodellen voor E. coli en IE zijn de morfo logie van de plas (oppervlakte zwemzone en diepte), de structuur van het ecosysteem (zwevend stof en vegetatie), en de temperatuur; • Voor de concentratie in het water lijkt de overleving belangrijker te zijn dan de input vanuit watervogels, aangezien de beste voorspellende variabelen in de regressiemodellen van invloed zijn op de overleving; • Zwevend stof is waarschijnlijk belangrijk als bindingsplaats voor fecale bacteriën, waardoor deze langer in het water overleven.
5.6 Reflectie op gevolgde methode Bij de conclusies van dit onderzoek dient met volgende rekening gehouden te worden. De opzet van deze veldstudie was erop gericht om een groot aantal locaties te onderzoeken. Uiteindelijk hebben tien waterschappen en vier provincies geparticipeerd in dit onderzoek en zijn twintig locaties onderzocht. De selectie van twintig locaties heeft een bias richting locaties waar overschrijdingen plaatsvinden. Dit aantal van twintig is niet bijzonder groot om biologische relaties in het veld te onderzoeken, aangezien biologische variabelen gekenmerkt worden door veel natuurlijke variatie. Het beste regressiemodel voor E. coli verklaarde 47% van de variatie, het beste model voor IE 65%. 35 tot 53% van de variatie wordt veroorzaakt door factoren die niet zijn gemeten. Dat kunnen andere bronnen van IE of E. coli zijn, verschillen in de concentraties van de feces per locatie of andere lokale factoren die de overleving van E. coli en IE beïnvloeden. Bij de interpretatie van alle uitkomsten moet worden gerealiseerd dat de opzet van het veldonderzoek zich er niet toe leent om causale relaties aan te tonen, maar dat op grond van de uitkomsten slechts verbanden tussen variabelen kunnen worden aangetoond.
35
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
6 Doorwerking van de resultaten 6.1 Inzicht in knelpunten Deze studie heeft het inzicht verbeterd in de relaties tussen aantallen en soorten watervogels, waterplanten, helderheid en concentraties van fecale bacteriën in zwemplassen. Hieruit kunnen de volgende knelpunten voor een goede bacteriologische zwemwaterkwaliteit worden beschreven. Bron van fecale bacteriën Watervogels zijn een bron van fecale bacteriën. Grote aantallen watervogels op een zwemplas geven een vergrote input van fecale bacteriën. Herbivoren zijn in grotere aantallen aanwezig dan carnivoren en produceren meer feces per etmaal. Carnivoren hebben hogere concentraties bacteriën in hun feces. Overleving in het water Of een vergrote input van bacteriën leidt tot verhoogde concentraties in het water wordt bepaald door de verdunning in het systeem en hoe lang de bacteriën kunnen overleven in het water. Uit het veldonderzoek blijkt dat in het algemeen een helder systeem met weinig zwevend stof en veel waterplanten lagere concentraties aan fecale bacteriën heeft. Het mechanisme hierachter is waarschijnlijk dat bacteriën in een troebel systeem langer overleven. Uit het veldonderzoek blijkt ook dat diepe plassen in het algemeen lagere concentraties hebben dan ondiepe plassen. Locaties met een grote zwemzone hebben in het algemeen hogere concentraties. Concentratie en bescherming gezondheid zwemmer Uit deze studie, gecombineerd met de aanvullende studie in drie plassen van Rivierenland (de Lange, 2012), blijkt dat de E. coli-concentratie enorm kan variëren binnen een plas en tussen opeenvolgende dagen. De zone met het grootste risico op overschrijding is de ondiepe zone direct aan het strand. Echter, in de meeste zwemplassen zal het vaste meetpunt niet representatief zijn voor deze zone. De grote dagelijkse variatie geeft aan dat met name de E. coli-concentratie een momentopname is, waarbij in een tweewekelijks of maandelijks bemonsteringsschema pieken vaker gemist worden dan gemeten. Dit wordt ook geïllustreerd door de grote variatie in concentraties gedurende het zwemseizoen in de twintig onderzochte locaties (bijlage 2). De huidige wijze van monitoring geeft een goed beeld op de lange termijn, waarbij goede en slechte locaties (de uitersten) goed worden onderscheiden. De vraag is in hoeverre locaties in het tussengebied goed gekarakteriseerd worden en of op de korte termijn (“we gaan vandaag zwemmen”) locaties met een overschrijding en dus een risico herkend worden.
36
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
6.2 Adviezen voor maatregelen Er bestaan geen generieke maatregelen die geschikt zijn voor alle voor zwemwaterlocaties met periodieke overschrijdingen van normen voor fecale bacteriën als gevolg van belasting door vogels. Iedere locatie is anders en vraagt om maatwerkmaatregelen. Maatregelen die zijn gericht op het verjagen van de vogels zelf blijven hier buiten beschouwing. In dit onderzoek zijn relaties tussen enerzijds concentraties van fecale bacteriën en anderzijds helderheid van het water en aanwezigheid van waterplanten onderzocht en aangetoond. Op basis hiervan kan de richting van de maatregelen worden gezocht in het beperken van de overleving van fecale bacteriën, waarbij het ecologisch functioneren van een plas verbeterd wordt. Daarbij wordt niet voorbij gegaan aan de wensen en belangen van de recreanten, waarvoor de zwemwaterlocaties immers zijn bedoeld. Mogelijke maatregelen die het ecologisch functioneren van een plas verbeteren en de kans op overschrijdingen van normen voor fecale bacteriën verminderen zijn: • Stimuleren van de groei van waterplanten; daarbij moet vooral gedacht worden aan waterplanten in de plas buiten de zwemzone. Waterplanten worden immers door zwemmers vaak als hinderlijk ondervonden. In incidentele gevallen kan ook waterplantengroei in de zwemzone worden toegelaten en kan (bij afwezigheid van klachten) worden afgezien van bijvoorbeeld maaien in de zwemzone. Als de groei van waterplanten in of nabij zwem waterzones wordt gestimuleerd is het van belang om alert te zijn op de aanwezigheid van slakjes met zwemmersjeuk veroorzakende cercariën; • Voorkómen van opwerveling van bodemmateriaal door vis. In sommige gevallen zijn bodemwoelende vissen verantwoordelijk voor het troebel maken en houden van opper vlaktewater. In dergelijke gevallen kan de toestand door actief visbeheer verbeteren; • Voorkómen van overmatige opwerveling van bodemmateriaal door recreanten. Als bij voorbeeld sprake is van een slibbige bodem in de zwemzone die wordt opgewerveld door zwemmers, kan de bodem worden verwijderd tot een diepte waarop een stevigere bodem aanwezig is en/of de bodem worden afgedekt met zand. Behalve maatregelen die zijn gericht op het ecologische functioneren van de plas, om daarbij de overleving van de fecale bacteriën te verkorten, blijft het beheer ter plekke uiteraard belangrijk om géén vogels aan te trekken. Dit kan door: • De aanwezigheid van voldoende afvalbakken, om te Voorkómen dat meeuwen en andere vogels worden aangetrokken door zwerfvuil; • Goede voorlichting naar de recreanten, waardoor ze hun etensresten weggooien en niet aan de vogels geven.
6.3 Vervolgonderzoek Behalve nieuwe inzichten blijven er ook nog onderdelen minder goed bekend en onderzocht. Vervolgonderzoek zou met name gericht moeten zijn op de volgende aspecten: • Het meten van ziekteverwekkers in de feces van verschillende soorten watervogels. Hierover is nog maar weinig bekend. Aanbevolen wordt om de verschillen tussen soorten beter te onderzoeken, gekoppeld aan de voedselvoorkeur, variatie tussen locaties binnen Nederland en variaties in de tijd gedurende het seizoen; • De locatie waar vogels hun uitwerpselen deponeren is slecht bekend. Wat op het strand ligt is zichtbaar, maar onbekend is bijvoorbeeld hoeveel feces door bijvoorbeeld ganzen en meerkoeten rechtstreeks in het water wordt gedeponeerd. Dit moet verder onderzocht worden;
37
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
• Uit dit onderzoek, en uit eerder onderzoek in het Park van Luna, komt naar voren dat de concentratie zwevend stof een goede voorspeller is van de E. coli-concentratie. Waarschijnlijk hangt dit samen met een langere overleving van E. coli, maar het is niet precies bekend welk mechanisme hieraan ten grondslag ligt. Ook is niet bekend of de samenstelling van het zwevend stof, dus sediment- of alg-deeltjes, van belang is. Dit moet verder onderzocht worden; • Uit de statistische analyse kwam meerdere keren de oppervlakte van de zwemzone als belangrijk naar voren. Dit moet verder onderzocht worden, bijvoorbeeld in een data-analyse aan alle Nederlandse zwemlocaties om de morfologie van een plas (oppervlakte, diepte, volume) te relateren aan bacteriële overschrijdingen; • Bij een overschrijding van IE of E. coli is het belangrijk om te weten welke bron van fecale verontreiniging verantwoordelijk is voor de overschrijding, zodat de juiste maatregelen genomen kunnen worden. Het (verder) ontwikkelen van DNA-fingerprinting technieken om de verschillende bronnen van ziekteverwekkers te onderscheiden is hierbij een waardevol hulpmiddel. Daarbij kan worden gedacht aan het onderscheid maken tussen vogels, honden, paarden, mens, maar ook aan het onderscheid tussen verschillende soorten vogels; • Het ontwikkelen van een “early warning-systeem”, waarbij op basis van aanwezige vogels, weer en karakteristieken van de zwemplas een inschatting wordt gemaakt over de kans op normoverschrijding, om zo de gezondheid van de zwemmers beter te beschermen.
38
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Literatuur Abulreesh, H. H., Paget, T. A. & Goulder, R. 2004. Waterfowl and the bacteriological quality of amenity ponds. Journal of water and health, 2, 183-189. Alderisio, K. A. & DeLuca, N. 1999. Seasonal enumeration of fecal coliform bacteria from the feces of ring-billed gulls (Larus delawarensis) and Canada geese (Branta canadensis). Applied and Environmental Microbiology, 65, 5628–5630. An, Y.-J., Kampbell, D. H. & Peter Breidenbach, G. 2002. Escherichia coli and total coliforms in water and sediments at lake marinas. Environmental Pollution, 120, 771-778. Bartram, J. & Rees, G. eds. (2000) Monitoring Bathing Waters. New York, NY: E & FN Spon. Benton, C., Khan, F., Monaghan, P., Richards, W. N. & Shedden, C. B. 1983. The contamination of a major water supply by gulls (Larus sp.): A study of the problem and remedial action taken. Water Research, 17, 789-798. Bertke, E. E. 2007. Composite analysis for Escherichia coli at coastal beaches. Journal of Great Lakes Research, 33, 335-341. Bolker, B. M., Brooks, M. E., Clark, C. J., Geange, S. W., Poulsen, J. R., Stevens, M. H. H. & White, J.-S. S. 2009. Generalized linear mixed models: a practical guide for ecology and evolution. Trends in Ecology & Evolution, 24, 127-135. de Bruijne, W.J.J. 2011. Zwemwaterprofiel het Lageveld. Arcadis Nederland bv. Chao, W., Ding R., & Chen R. 1987. Survival of pathogenic bacteria in environmental microcosms. Chin. J. Microb. Immunol., 20, 339-348. Converse,R.R., J.L. Kinzelman, E.A. Sams, E. Hudgens, A.P. Dufour,, H. Ryu, J. W. Santo-Domingo, C. A. Kelty, O.C. Shanks, S. D. Siefring, R.A. Haugland & T.J. Wade 2012. Dramatic improvements in beach water quality following gull removal. Environ. Sci. Technol. 46: 10206-10213. Deller, S., Mascher, F., Platzer, S., Reinthaler, F. F. & Marth, E. 2006. Effect of solar radiation on survival of indicator bacteria in bathing waters. Central European Journal of Public Health, 14, 133-137. Dorner, S.M., Anderson W.B., Gaulin T., Candon H.L., Slawson R.M., Payment P., & Huck P.M. 2007. Pathogen and indicator variability in a heavily impacted watershed. J. Wat. Hlth., 5, 241. Fallacara, D. M., Monahan, C. M., Morishita, T. Y., Bremer, C. A. & Wack, R. F. 2004. Survey of parasites and bacterial pathogens from free-living waterfowl in zoological settings. Avian Diseases, 48, 759-767. Fallacara, D. M., Monahan, C. M., Morishita, T. Y. & Wack, R. F. 2001. Fecal shedding and antimicrobial susceptibility of selected bacterial pathogens and a survey of intestinal parasites in free-living waterfowl. Avian Diseases, 45, 128-135. Fogarty, L. R., Haack, S. K., Wolcott, M. J. & Whitman, R. L. 2003. Abundance and characteristics of the recreational water quality indicator bacteria Escherichia coli and enterococci in gull faeces. Journal of Applied Microbiology, 94, 865-878. Groot-Abbenes, J.F. & J. Stoffels 2011. Zwemwaterprofiel Grote Maarsseveense plas. Waternet.
39
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Groot-Abbenes, J.F., J. Stoffels, J.M. Stroom & E. de Bruin 2011. Zwemwaterprofiel Sloterplas. Waternet. Gould, D. J. & Fletcher, M. R. 1978. Gull droppings and their effects on water quality. Water Research, 12, 665-672. de Haan, M. 2006. Zwemwaterprofiel plas Prinsenbos. Hagedorn, C., Blanch, A.R. & Harwood, V.J. 2011. Microbial Source Tracking: methods, applications and case studies. New York: Springer Science and Business Media. Hahn, S., Bauer, S. & Klaassen, M. 2007. Estimating the contribution of carnivorous waterbirds to nutrient loading in freshwater habitats. Freshwater Biology, 52, 2421-2433. Hoeijmakers, M. 2006. Zwemwaterprofiel zwemvijver Wilhelminapark. Howell, J. M., Coyne, M. S. & Cornelius, P. L. 1996. Effect of sediment particle size and temperature on fecal bacteria mortality rates and the fecal coliform/fecal streptococci ratio. J. Environ. Qual., 25, 1216-1220. Hoyer, M. V., Donze, J. L., Schulz, E. J., Willis, D. J. & Canfield Jr, D. E. 2006. Total coliform and Escherichia coli counts in 99 Florida lakes with relations to some common limnological factors. Lake and Reservoir Management, 22, 141-150. Hulsegge, W. & S. Haverkamp 2008. Zwemwaterprofiel recreatieplas Toolenburg. Tauw, Deventer. Jenkins, M.B., D.M. Endale, D.S. Fisher, M.P. Adams, R. Lowrance, G.L. Newton, & G. Vellidis. 2012. Survival dynamics of fecal bacteria in ponds in agricultural watersheds of the Piedmont and Coastal Plain of Georgia. Wat. Res., 46, 176-186 Jones, K. 2001. Campylobacters in water, sewage and the environment. J. Appl. Microbiol., 90, 68S-79. Karim, M.R., Manshadi F.D., Karpiscak M.M., & Gerba C.P. 2004. The persistence and removal of enteric pathogens in constructed wetlands. Wat. Res., 38, 1831-1837. Kassa, H., Harrington, B. & Bisesi, M. S. 2001. Risk of occupational exposure to Cryptosporidium, Giardia, and Campylobacter associated with the feces of giant Canada geese. Applied Occupational and Environmental Hygiene, 16, 905-909. King, B.J., D. Hoefel, D.P. Daminato, S. Fanok, & P.T. Monis. 2008. Solar UV reduces Cryptosporidium parvum oocysts infectivity in environmental waters. J. Appl. Microbiol., 104, 1311-1323. Kirschner, A. K. T., Zechmeister, T. C., Kavka, G. G., Beiwl, C., Herzig, A., Mach, R. L. & Farnleitner, A. H. 2004. Integral strategy for evaluation of fecal indicator performance in bird-influenced saline inland waters. Applied and Environmental Microbiology, 70, 7396-7403. Kleijn, D., Meerburg, B.G. & Harmsen, J. 2010. Fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna, Heerhugowaard. Een verkenning van oorzaken en oplossingen. Alterra rapport 2057. 41 pp. Kleijn, D., & Meerburg, B.G. 2011. Watervogels en fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna-studies naar relaties en oplossingen. Alterra-rapport 2191, Wageningen. de Lange, H.J., 1999. Effects of ultraviolet-B radiation on phytoplankton-zooplankton interactions. Proefschrift Wageningen Universiteit. 187 pp.
40
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
de Lange, H.J., 2012. Aanvullend onderzoek in drie zwemplassen van waterschap Rivierenland. Grip krijgen op de variatie van E. coli concentratie in ruimte en tijd. Alterra-notitie. Vertrouwelijk. 28 pp. Leenen, E.J.T.M., M. Maessen & F.J. va Wijk 2004. Pilot-onderzoek herziening Europese zwemwaterrichtlijn. Grontmij 13/99053549/IL, Houten. Leenen, I., M. de Haan, R. Veldhuizen, B.J. Vreman & J. van Tent 2012. Zwemwaterprofiel Krimpenerhout. Grontmij/DHV, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Levesque, B., Brousseau, P., Simard, P., Dewailly, E., Meisels, M., Ramsay, D. & Joly, J. 1993. Impact of the ring-billed gull (Larus delawarensis) on the microbiological quality of recreational water. Applied and Environmental Microbiology, 59, 1228-1230. Loonen, M.J.J.E. & D. Bos 2033. Geese in the Wadden Sea: an effect of grazing on habitat preference. In: W.J. Wolff, K. Essink, A. Kellermann & M.A. van Leeuwe (eds.) – Challenges to the Wadden Sea. Proceedings of the10th International Scientific Wadden Sea Symposium, Groningen, 2000. Ministry of Agriculture, Nature Management and Fisheries / University of Groningen, Dept. of Marine Biology, 2003. de Man, H., M. Kuiper, I. Leenen, 2009. Volksgezondheid en water in het stedelijk gebied. Gezondheidsrisicoanalyse. STOWA rapport 2009-25. 62 pp. Manny, B.A., Wetzel R.G. & Johnson W.C. 1975. Annual contribution of carbon, nitrogen, and phosphorus by migrant Canada geese to a hardwater lake. Verh. int. Ver. Limnol, 19, 949–951. McLellan, S.L., A.D. Daniels & A.K. Salmore, 2003. Genetic characterization of Escherichia coli populations from host sources of fecal pollution by using DNA fingerprinting. Applied and Environmental Microbiology, 69, 2587-2594.
Meerburg, B. G., Koene, M. G. J. & Kleijn, D. 2011. Escherichia coli concentrations in feces of geese, coots, and gulls residing on recreational water in The Netherlands. Vector-Borne and Zoonotic Diseases, 11, 601-603. Moriarty, E. M., Karki, N., MacKenzie, M., Sinton, L. W., Wood, D. R. & Gilpin, B. J. 2011. Faecal indicators and pathogens in selected New Zealand waterfowl. New Zealand Journal of Marine and Freshwater Research, 45, 679-688. Murphy, J., Devane, M. L., Robson, B. & Gilpin, B. J. 2005. Genotypic characterization of bacteria cultured from duck faeces. Journal of Applied Microbiology, 99, 301-309. Nelson, M., Jones, S. H., Edwards, C. & Ellis, J. C. 2008. Characterization of Escherichia coli populations from gulls, landfill trash, and wastewater using ribotyping. Diseases of Aquatic Organisms, 81, 53-63. Nichols, R.A.B., Paton C.A., & Smith H.V. 2004. Survival of Cryptosporidium parvum oocysts after prolonged exposure to still natural mineral waters. J. Food Prot. ,67, 517-523. Noble, R. T., Lee, I. M. & Schiff, K. C. 2004. Inactivation of indicator micro-organisms from various sources of faecal contamination in seawater and freshwater. Journal of Applied Microbiology, 96, 464472. Oostveen, M. 2012. Zwemwaterprofiel Park van Luna 2007 t/m 2010. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier/ DHV. Owen, M. 1971. The selection of feeding site by white-fronted geese at the New grounds, Slimbridge. J. Appl. Ecol. 9: 385-398.
41
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Pachepsky, Y. A. & Shelton, D. R. 2011. Escherichia coli and fecal coliforms in freshwater and estuarine sediments. Critical Reviews in Environmental Science and Technology, 41, 1067-1110. Sassoubre, L. M., Walters, S. P., Russell, T. L. & Boehm, A. B. 2011. Sources and fate of Salmonella and fecal indicator bacteria in an urban creek. Journal of Environmental Monitoring, 13, 2206-2212. Scheffer, M. 1998. Ecology of shallow lakes. Chapman & Hall, 357 pp. Van Dyke, M. I., Morton, V. K., McLellan, N. L. & Huck, P. M. 2010. The occurrence of Campylobacter in river water and waterfowl within a watershed in southern Ontario, Canada. Journal of Applied Microbiology, 109, 1053-1066. Vreman, B.J. 2011. Zwemwaterprofiel het Skarpet 2007 t/m 2010. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier/ DHV. Waterschap Brabantse Delta 2008a. Zwemwaterprofiel Binnenschelde. Waterschap Brabantse Delta 2008b. Zwemwaterprofiel Westpolderplas. Waterschap Groot Salland, 2008. Zwemwaterprofiel Agnietenplas. Waterschap Rivierenland 2008a. Zwemwaterprofiel De Rotonde. Waterschap Rivierenland 2008b. Zwemwaterprofiel De Groene Heuvels. Waterschap Rivierenland 2008c. Zwemwaterprofiel Walburgen. Waterschap Rivierenland 2008d. Zwemwaterprofiel Rijkerswoerdse plassen. Webster, P. 2012. Bathing Waters – Implementing the rBWD. Presentatie EPA 2012 National Water Event. van de Wee, P. & Slot, D. 2007. Zwemwaterprofiel vijver camping Weltevreden. Wetterskip Fryslân 2009. Zwemwaterprofiel van het zwemwater de Heide. Whitman, R. L., Nevers, M.B., Korinek, G. C. & Byappanahalli, M. N. 2004. Solar and temporal effects on Escherichia coli concentration at a Lake Michigan swimming beach. Applied and Environmental Microbiology, 70, 4276-4285. Wilkes, G., Edge, T.A., Gannon, V.P.J., Jokinen, C., Lyautey, E., Neumann, N.F., Ruecker, N., Scott, A., Sunohara, M., Topp, E., & Lapen, D.R. 2011. Associations among pathogenic bacteria, parasites, and environmental and land use factors in multiple mixed-use watersheds. Water Research, 45, 5807-5825. Wright, M. E., Solo-Gabriele, H. M., Elmir, S. & Fleming, L. E. 2009. Microbial load from animal feces at a recreational beach. Marine Pollution Bulletin, 58, 1649-1656. Zhou, L., Kassa, H., Tischler, M. L. & Xiao, L. 2004. Host-adapted Cryptosporidium spp. in Canada geese (Branta canadensis). Applied and Environmental Microbiology, 70, 4211-4215.
De bijlagen bij dit rapport kunt u vinden op www.stowa.nl bij het item van deze publicatie (rapport 2013-12) in de bibliotheek
42
50,00 50,00 0,00 0,00
AGNIETENPLAS1 AGNIETENPLAS1 BINNENSCHELDE1 BINNENSCHELDE1 DROOMPARK DROOMPARK GROENEHEUVELS1 GROENEHEUVELS1 GROENEHEUVELS4 GROENEHEUVELS4 HEIDE1 HEIDE1 KRALINGSEPLAS1 KRALINGSEPLAS1 KRIMPENERHOUT KRIMPENERHOUT LAGEVELD1 LAGEVELD1 LAGEVELD2 LAGEVELD2 LUNA1 LUNA1 MAARSSEVEENSEPLAS1 MAARSSEVEENSEPLAS1 PRINSENBOS1 PRINSENBOS1 RIJKERSWOERDSEPLASSEN RIJKERSWOERDSEPLASSEN ROTONDE1 ROTONDE1 SKARPET SKARPET SLOTERPLAS1 SLOTERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS2 TOOLENBURGERPLAS2 WALBURGEN1 WALBURGEN1 WELLE WELLE WESTPOLDERPLAS1 WESTPOLDERPLAS1 WILHELMINAPARK WILHELMINAPARK
N/ha N/ha 50,0 50,0 avg_herbi avg_herbi
0,0 0,0 avg_carni avg_carni
AGNIETENPLAS1 AGNIETENPLAS1 BINNENSCHELDE1 BINNENSCHELDE1 DROOMPARK DROOMPARK GROENEHEUVELS1 GROENEHEUVELS1 GROENEHEUVELS4 GROENEHEUVELS4 HEIDE1 HEIDE1 KRALINGSEPLAS1 KRALINGSEPLAS1 KRIMPENERHOUT KRIMPENERHOUT LAGEVELD1 LAGEVELD1 LAGEVELD2 LAGEVELD2 LUNA1 LUNA1 MAARSSEVEENSEPLAS1 MAARSSEVEENSEPLAS1 PRINSENBOS1 PRINSENBOS1 RIJKERSWOERDSEPLASSEN RIJKERSWOERDSEPLASSEN ROTONDE1 ROTONDE1 SKARPET SKARPET SLOTERPLAS1 SLOTERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS1 TOOLENBURGERPLAS2 TOOLENBURGERPLAS2 WALBURGEN1 WALBURGEN1 WELLE WELLE WESTPOLDERPLAS1 WESTPOLDERPLAS1 WILHELMINAPARK WILHELMINAPARK
N N
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Bijlage 1
Bijlage11- -Veldmetingen Veldmetingen Bijlage
Veldmetingen Avg AAbundance bundance Avg
250,0 250,0
200,0 200,0
150,0 150,0
100,0 100,0
150,00 150,00 100,00 100,00
11
AvgOfSum_birds AvgOfSum_birds
Gemiddeldeabundantie abundantie van vogelsininde dezwemzone zwemzone (gemiddelde vande dedrie drie telrondes). Carni Gemiddelde van vogels (gemiddelde van telrondes). Carni ==carnivoor Gemiddelde abundantie van vogels in de zwemzone (gemiddelde van de drie telrondes). Carni =carnivoor carnivoor (meeuwen,aalscholvers, aalscholvers,futen, futen,visdief), visdief),herbi herbi==overige overigevogels vogels (meeuwen, (meeuwen, aalscholvers, futen, visdief), herbi = overige vogels
Avg DDensity ensity Avg
350,00 350,00 300,00 300,00
250,00 250,00 200,00 200,00
herbi/ha herbi/ha
carni/ha carni/ha
totalbird/ha totalbird/ha
Gemiddeldedichtheid dichtheid vanvogels vogelsper per oppervlakte zwemzone. Carni==carnivoor carnivoor (meeuwen, aalscholvers, futen, Gemiddelde dichtheid van vogels per oppervlakte zwemzone. Carni = carnivoor (meeuwen, aalscholvers, Gemiddelde van oppervlakte zwemzone. Carni (meeuwen, aalscholvers, futen, visdief),herbi herbi==overige overigevogels vogels visdief), futen, visdief), herbi = overige vogels
43
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Getelde vogelsoorten, dieet en gebruikte afkorting in figuren rapportage
dieet
afkorting
Meerkoet
herbivoor
MK
Fuut
carnivoor
FU
Waterhoen
herbivoor
WH
Wilde eend
herbivoor
WE
Kuifeend
herbivoor
KE
Tafeleend
herbivoor
TE
Bergeend
herbivoor
BergE
Zilvermeeuw
carnivoor
ZM
Kleine mantelmeeuw
carnivoor
KM
Kokmeeuw
carnivoor
KokM
Stormmeeuw
carnivoor
StormM
Knobbelzwaan
herbivoor
KZ
Grauwe gans
herbivoor
GG
Soepgans
herbivoor
SoepG
Canadese gans
herbivoor
CanG
Nijlgans
herbivoor
NG
Brandgans
herbivoor
BrandG
Scholekster
herbivoor
SE
Tureluur
herbivoor
Tu
Kievit
herbivoor
Ki
Grutto
herbivoor
Gr
Aalscholver
carnivoor
Aalsch
Visdief
carnivoor
Visdief
Blauwe reiger
herbivoor
BlReig
Dodaars
herbivoor
Dodaars
44
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Samenhang E. coli en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet gebruikt
Campylobacter Campylobacter (n/dl) (n/dl)
1000 1000 100 100 10 10 1 1 10 10
100 100
1000 1000
0.1 0.1
‑
10000 10000
100000 100000
E. coli (n/dl) E. coli (n/dl)
Samenhang E. coli en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de Samenhang E.gebruikt. coli en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet detectielimiet gebruikt. Samenhang IE en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden
boven de detectielimiet gebruikt
Campylobacter Campylobacter (n/dl) (n/dl)
1000 1000 100 100 10 10 1 1 10 10
100 100
0.1 0.1
1000 1000
10000 10000
IE (n/dl) IE (n/dl)
Samenhang IE en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de Samenhang en Campylobacter concentraties, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimietIEgebruikt. Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, p-waardes ** = <0.01 detectielimiet gebruikt. 1
Campylobacter
Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, p-waardes ** = <0.01 E. coli Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, p-waardes ** =0.398** <0.01
Campylobacter 1 IE Campylobacter 1 E. coli 0.398** E. coli 0.398** IE 0.387** IE 0.387** Campylobacter Campylobacter
1 1 0.789** 0.789** E. coli E. coli
0.387** Campylobacter 1 1 IE IE
1 0.789**
1
E. coli
IE
45 3 3
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Samenhang zwevend stof en E. coli, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet gebruikt
100.000 100.000
E. coli (n/dl) E. coli (n/dl)
10.000 10.000 1.000 1.000 100 100 10 10 1
1 1
1
10 100 10 100 zwevend stof (mg/l) zwevend stof (mg/l)
1.000 1.000
Samenhang zwevend stof en E. coli, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet Samenhang zwevend stof en E. coli, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet gebruikt. gebruikt. Samenhang zwevend stof en IE, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de
detectielimiet gebruikt
10.000,00 10.000,00
IE (n/dl) IE (n/dl)
1.000,00 1.000,00 100,00 100,00 10,00 10,00 1,00 1,00 1 1
10 100 10 100 zwevend stof (mg/l) zwevend stof (mg/l)
1.000 1.000
Samenhang zwevend stof en IE, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet gebruikt. Samenhang zwevend stof en IE, alle locaties samengevoegd. Alleen waarden boven de detectielimiet gebruikt. Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, p-waardes * = <0.05, ** = <0.01 p-waardes * = <0.05, ** = <0.01 Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, Spearmanrangcorrelatiecoëfficiënten, p-waardes * = <0.05, ** = <0.01
E. coli 1 E. coli E. coli 1 IE 0.605** IE IE 0.605** Zwevend stof 0.189* Zwevend stof Zwevend 0.189* stof E. coli E. coli
1 1 1 0.605** 0.057 1 0.057 0.189*1 IE Zwevend stof IE Zwevend E.scoli tof
46 4
4
1 0.057
1
IE
Zwevend stof
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Bijlage 2
Korte kenschets van de locaties De kenschets per locatie kent de volgende onderdelen: • Kaartje van de zwemplas, met daarin weergegeven de verschillende zones waarin de vogels zijn geteld. • Een korte beschrijving van de locatie. • Per meetpunt een figuur met concentratie E. coli en zwevend stof gedurende het zwemseizoen. • Tabel met de aantallen vogels per soort (per zone het gemiddelde en de standaarddeviatie van de drie tellingen) • Tabel met de gemeten fecale bacteriën (de extra meting is gemarkeerd). De locaties staan in alfabetische volgorde.
47
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Agnietenplas
Agnietenplas
De AgnietenplasDeisAgnietenplas gelegen aanisde rand aan van de Zwolle en heeft oppervlak van ca. 8 haca. (Waterschap GrootGroot gelegen rand van Zwolleeen en heeft een oppervlak van 8 ha (Waterschap Salland, 2008). Er werden drie zones onderscheiden bij de vogeltellingen. Tijdens het derde veldbezoek waren Salland, 2008). Er werden drie zones onderscheiden bij de vogeltellingen. Tijdens het derde veldbezoek er ca. 150 mensen op het strand en in de zwemzone aanwezig. De plas kenmerkt zich door een matig doorzicht waren ca. 150 mensen op het strandgrafiek en in de zwemzone aanwezig. plas kenmerkt zichde door een en het ontbreken van er waterplanten. Onderstaande geeft een overzicht vanDe het verloop tijdens bemonsteringenmatig door doorzicht het waterschap van E. colivan en waterplanten. zwevend stof Onderstaande op meetpunt grafiek lag12. Over het overzicht algemeenvan zijnhet en het ontbreken geeft een de concentraties E. coli en IE zeer laag, de hoogste waarden voor E. coli en IE zijn in augustus, respectievelijk verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt lag12. 353 en 292 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
Over het algemeen zijn de concentraties E. coli en IE zeer laag, de hoogste waarden voor E. coli en IE zijn in augustus, respectievelijk 353 en 292 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
6
48
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Agnietenplas 400
12
350 E coli n/dl
8
250 200
6
150
ZS mg/l
10
300
Ecoli
4
100
ZS
2
50
0 0 4-‐1-‐2012 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012 Date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 sd 2 sd 3 plas sd 2 zwemplek 1 zwemplek sd 3 plas sd zone zwemplek zwemplek west oost oost west Meerkoet
Meerkoet
Wilde eend
Wilde eend
Kokmeeuw
Kokmeeuw
Visdief
Visdief Grauwe gans
Nijlgans
1.0
Nijlgans
0.7
1.0
1.7
1 2.0
1.0 1.2
1.71.0
22.0 1.7
6.1
2.0
0.0
0
1.0
0.3
0.6
1.0
6.1
1.0
0.3
0.6
0.3
0.0
0.0
0.0
1.0
1.7
2.9
0.0
0.0
0.0
0.6
0.0
0.0
0.0
3.5 0
3.5 0.7
1.2
1.0
0.0
Grauwe gans
1
sd
0.3
0.6
0.0
1.7
2.9
0.0
0.3
0.6
0.0
0.3
1.7 0.6 0.0 0.0 0.0
22.0 1.0 0.0 0.0 0.0
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
0.0 0.0
0.0 0.0 0.0
0.0
E. coli IE vetgedrukt. Metingen doorDatum het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is 10-4-2012 15 <15 Datum E. coli IE
10-4-2012
7-5-2012
15
<15
7.5
<15
7-5-2012
21-5-2012
7.5
<15
7.5
<15
21-5-2012
4-6-2012
7.5
<15
15
<15
15
<15
15
<15
15
<15
30
<15
30
<15
15
<15
15
110
4-6-2012 18-6-2012 2-7-2012
18-6-2012 2-7-2012 16-7-2012 30-7-2012
16-7-2012
2-8-2012
15
<15
7.5
30-7-2012
13-8-2012 15
110
142
127
2-8-2012
27-8-2012 7.5
353
292
13-8-2012
10-9-2012 142
127
15
30
27-8-2012
353
292
10-9-2012
15
30
7
49
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Binnenschelde
Binnenschelde
De Binnenschelde in de gemeente op Zoom en beslaat ca.en 180 ha (Waterschap Brabantse Delta, De ligt Binnenschelde ligt inBergen de gemeente Bergen op Zoom beslaat ca. 180 ha (Waterschap Brabantse 2008a) waarvan de zwemzone ca. 1% uitmaakt. Er werden 4 telzones onderscheiden bij de vogeltellingen. Delta, 2008a) waarvan de zwemzone ca. 1% uitmaakt. Er werden 4 telzones onderscheiden bij de vogel Gedurende het veldbezoek werden geen recreanten op het strand en in de zwemzone (zone 1) waargenomen. tellingen. Gedurende het doorzicht veldbezoek, maar werden geenwel recreanten ophoge het strand en in met de zwemzone (zone 1) De plas kenmerkt zich door een slecht heeft een zeer bedekking waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een van zich het verloop de bemonsteringen hetzeer waterschap van waargenomen. De overzicht plas kenmerkt door eentijdens slecht doorzicht , maar heeft door wel een hoge bedekking E. coli en zwevend stof op meetpunt 830.001. Over het algemeen zijn de concentraties E. coli en IE laag, de met waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen hoogste waarden voor E. coli en IE zijn in september, respectievelijk 251 en 330 (n/dl). Isolatie meetpunt is door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 830.001. Over het algemeen zijn de conceningeschat als laag (1).
traties E. coli en IE laag, de hoogste waarden voor E. coli en IE zijn in september, respectievelijk 251 en 330 (n/dl). Isolatie meetpunt is ingeschat als laag (1).
8
50
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Binnenschelde
180 160 250 140 120 200 100 150 80 60 100 40 50 20 0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012
ZS mg/l
E coli n/dl
300
Ecoli ZS
date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). sd 2 noord 2 noord sd sd west sd 1 strand 1 strand sd 33 west sd Meerkoet Fuut
Meerkoet
8.7
Fuut
8.7
2.3
2.3
4.3
0.0
0.0
0.0
1.7
1.5
4.3
0.0
0.0
0.0
1.7
2.9
0.0
4.3
2.5
20.7
0.6
1.0
1.0
0.0
0.0
4.7
4.7
20.0
8.2
0.0
0.0
2.0
0.0
0.0
0.0
0.7
0.3
0.6
1.7
1.5
0.0
0.0
1.7
2.9 0.0
0.0
1.0
Zilvermeeuw Kleine mantelmeeuw 0.0
0.0 0.3
0.61.0
2.3
1.7 2.3
0.3 0.0
0.6 0.0
1.7 1.7
2.1
1.2
Kleine mantelmeeuw Kokmeeuw
0.3
0.6 0.3
0.62.3
1.7
2.3 2.9
0.0 11.0
0.0 19.1
3.3 1.7
3.1
2.1
Kokmeeuw
Kuifeend Tafeleend
Tafeleend Zilvermeeuw
4.3 0.0 0.0
4.0 0.0 0.0
4.0
4.7
0.0
0.0
0.0
0.0
1.7
1.0 4.7 0.0 0.0
0.0
0.6
1.7
Kuifeend
1.0
20.7
sd
0.0
Wilde eend
0.0
2.5
4.7
0.0
4 zuid4 zuid sd
4.7
0.0
Wilde eend
0.0
3.1
3.1
20.0 2.0 0.7
0.0 8.2 0.0
1.2
1.2
1.2
0.3
0.6 0.3
0.61.7
0.0
2.9 0.0
11.0 0.0
19.1 0.0
0.0 3.3
0.0
3.1
Stormmeeuw Knobbelzwaan 0.3
0.0 0.6
0.00.0
1.0
0.0 1.0
0.0 0.0
0.0 0.0
2.7 0.0
2.3
0.0
KnobbelzwaanCanadese gans 0.0
0.0 0.0
0.01.0
0.0
1.0 0.0
2.3 0.0
4.0 0.0
14.32.7
0.6
2.3
Scholekster Canadese gans
0.0
0.3 0.0
0.60.0
0.0
0.0 0.0
0.0 2.3
0.0 4.0
0.0 14.3
0.0
0.6
0.3
0.0
0.6
0.0
0.3
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.3
Scholekster Aalscholver
Stormmeeuw
Aalscholver Blauwe reiger
Blauwe reiger
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.3 0.0
0.0 0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.0
0.0 0.0
0.6
0.0
0.3
0.6
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Metingen doorDatum het waterschap van concentraties fecale bacteriënE.(n/dl). De extra meting is IEvetgedrukt. coli Datum E. coli IE 15 15 23-4-2012 23-4-2012 15 15 15 15 14-5-2012 14-5-2012 15 15 15 15 29-5-2012 29-5-2012 15 15 11-6-2012 15 15 11-6-2012 15 15 22-6-2012 144 15 22-6-2012 144 15 25-6-2012
25-6-2012
15
15
15
15
9-7-2012
15
94
15
16-7-2012
9-7-2012 94 16-7-2012 15
15
15
15
30-7-2012
30-7-2012 15
15
15
15
13-8-2012
13-8-2012161
46
161
46
27-8-2012
27-8-2012 61
144
61
144
10-9-2012
10-9-2012251 24-9-2012127
61
251
61
330
127
330
24-9-2012
9
51
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Droompark Buitenhuizen
Droompark Buitenhuizen
De zwemvijver ligt in het recreatiegebied Spaarnwoude Spaarnwoude in de Zuid-Spaarndammerpolder (Wee & Slot, 2007) en De zwemvijver ligt in het recreatiegebied in de Zuid-Spaarndammerpolder (Wee & Slot, heeft een oppervlak van 12000 m2. Gezien de kleine omvang van de plas is geen onderscheid gemaakt tussen 2007) en heeft een oppervlak van 12000 m2. Gezien de kleine omvang van de plas is geen onderscheid binnen en buiten de zwemzone. De plas kenmerkt zich door het ontbreken van waterplanten en heeft een tussen en buiten de zwemzone. De plas op kenmerkt zich en door ontbreken van waterslecht doorzicht.gemaakt Gedurende hetbinnen veldbezoek werden geen recreanten het strand in het de zwemzone waargenomen. Onderstaande geeft een overzicht van het tijdens de bemonsteringen door planten en heeftgrafiek een slecht doorzicht. Gedurende het verloop veldbezoek werden geen recreanten op het het strand waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt ROP30914. Over het algemeen zijn de concentraties E. coli en in de zwemzone waargenomen. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de en IE matig hoog, de hoogste waarden voor E. coli is in juni (de extra meting) met een concentratie van 660 bemonsteringen waterschap vanconcentratie E. coli en zwevend stof op meetpunt ROP30914. Over het alge(n/dl). De hoogste waarde voordoor IE ishet in april, met een van 3000 (n/dl). De concentratie Campylobacter is redelijk hoog (55 n/dl). Het gehalte zwevend stof is hoog en neemt toe het(de extra meen zijn de concentraties E. coli en IE matig hoog, de hoogste waarden voor E.gedurende coli is in juni zwemseizoen. Isolatie meetpunt is ingeschat als laag (1).
meting) met een concentratie van 660 (n/dl). De hoogste waarde voor IE is in april, met een concentratie van 3000 (n/dl). De concentratie Campylobacter is redelijk hoog (55 n/dl). Het gehalte zwevend stof is hoog en neemt toe gedurende het zwemseizoen. Isolatie meetpunt is ingeschat als laag (1).
10
52
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
700
120
600
100
500
80
400
60
300
ZS mg/l
E coli n/dl
Droompark
40
200
Ecoli ZS
20
100
0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Gehele plas sd
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Meerkoet Wilde eend Kuifeend Grauwe gans Waterhoen
0.0
Gehele plas
sd
2.7
1.5
5.0
0.0
0.3
0.6
2.7
1.5
13.7
11.0
0.3
0.6
0.3
0.6
13.7
11.0
0.3
0.6
5.0 Meerkoet Wilde eend Kuifeend Grauwe gans Waterhoen
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt.
Metingen door het waterschap van fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt Datum E. coli IEconcentraties Campylobacter
16-4-2012 1-5-2012 14-5-2012 29-5-2012 11-6-2012 13-6-2012
Datum 16-4-2012 1-5-2012 14-5-2012 29-5-2012
46
3000
30
30
30
30
61
30
160
30
660
200
E. coli
IE
46
3000
30
30
30
30
61
55
30
25-6-2012
11-6-2012
94
30
160
9-7-2012
13-6-2012 230
30
660
200
23-7-2012
25-6-2012
110
30
94
30
6-8-2012
9-7-2012
46
30
230
30
30
20-8-2012
23-7-2012
200
45
110
30
3-9-2012
6-8-2012
270
77
46
30
77
45
17-9-2012
20-8-2012
200
45
3-9-2012
270
77
17-9-2012
77
45
11
Campylobacter
55
53
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De Groene Heuvels
De Groene Heuvels
De recreatieplas Groene Heuvels nabij Bergharen is ca. 23 ha groot (Waterschap Rivierenland, 2008b). Er werden 4 zones onderscheiden bij de vogeltellingen. Er zijn drie zwemzones, waarvan er twee aan de De recreatieplas Groene Heuvels nabij Bergharen is ca. 23 ha groot (Waterschap Rivierenland, 2008b). noordzijde van de plas liggen (zone 4; meetpunt 162b) en één aan de zuidzijde bij een kleine plas bij een werden zones onderscheiden bij de zijn er drie zwemzones, waarvan twee aan bungalowpark Er (zone 1; 4 meetpunt 162). Tijdens devogeltellingen. veldbezoekenErwas geen verstoring door er mensen opdebeide locaties. Beidenoordzijde locaties kenmerken zich door zeer goed doorzicht en een hoge bedekking metplas waterplanten. van de plas liggen (zoneeen 4; meetpunt 162b) en één aan de zuidzijde bij een kleine bij een Onderstaande bungalowpark grafieken geven overzicht162). van Tijdens het verloop tijdens dewas bemonsteringen door hetmensen waterschap (zoneeen 1; meetpunt de veldbezoeken er geen verstoring door op van E. coli en zwevend stof op de twee meetpunten. Over het algemeen zijn de concentraties E. coli en IE op beide locaties. Beide locaties kenmerken zich door een zeer goed doorzicht en een hoge bedekking met beide meetpunten redelijk laag. De hoogste waarde voor E. coli op meetpunt bungalowpark is in juli (594 n/dl), waterplanten. Onderstaande grafieken geven een overzicht vanIEhet tijdens de bemonsteringen en op meetpunt plas in augustus (454 n/dl). De hoogste waarde voor opverloop meetpunt bungalowpark is in juli (234 n/dl), opdoor meetpunt plas in augustus n/dl). Isolatie meetpunt bungalowpark is algemeen ingeschatzijn alsde groot het waterschap van E. coli (42 en zwevend stof op de twee meetpunten. Over het con- (3), isolatie meetpunt plas als laag (1). centraties E. coli en IE op beide meetpunten redelijk laag. De hoogste waarde voor E. coli op meetpunt bun-
galowpark is in juli (594 n/dl), en op meetpunt plas in augustus (454 n/dl). De hoogste waarde voor IE op meetpunt bungalowpark is in juli (234 n/dl), op meetpunt plas in augustus (42 n/dl). Isolatie meetpunt bungalowpark is ingeschat als groot (3), isolatie meetpunt plas als laag (1).
54
12
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Groene heuvels bungalowpark 700
8
600
7
E coli n/dl
5
400
4
300
3
200
ZS mg/l
6
500
ZS
2
100
Ecoli
1
0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
7-‐10-‐2012
8-‐29-‐2012
0 10-‐18-‐2012
date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). 1 strand sd 3 grote plas sd 4 strand 5 strand sd 1 strand sd sd 2 plas2 plas sd 3 grote plas sd 4sd sd 5 strand 4.7 0.6 4.3 0.6 11.7 10.7 43.0 11.5 2.0 0.0 strand Meerkoet Meerkoet 4.7 0.6 4.3 0.6 11.7 10.7 43.0 11.5 2.0
Fuut
0.0
0.0
0.7
1.2
Wilde eend
Fuut
0.0
Wilde eend Kuifeend
0.7 0.0
Kuifeend mantelmeeuw Kl.
0.0
0.0
2.3
0.0
0.0
2.5
0.0
6.7
4.0
5.3
5.5
4.0 0.3
6.7
1.0
sd 0.0
1.7
1.0
0.0
0.0
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.3 0.0
0.00.6
0.0
1.7
2.5 3.75.3 0.0 0.03.7
2.1
5.5 0.0
0.0 0.0
0.0 1.2 0.0 2.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
0.0
2.1 0.3
0.0 0.6
0.00.0
0.0 0.0 0.0 0.0
Kl. mantelmeeuw Kokmeeuw
0.0 2.7
2.1 0.0 0.0 0.0 0.0
0.0 3.00.0
5.2
0.0 15.0
0.3 11.3
0.70.6
0.6 0.0
0.0
Kokmeeuw Knobbelzwaan
2.7 0.7
0.6 2.1 0.0 0.0 0.0
0.0 1.33.0
2.3
5.2 0.0
15.0 0.0
0.011.3 0.0 0.7
0.6
Knobbelzwaan gans Grauwe
0.7 0.0
0.0 0.6 0.0 0.0 0.0
0.0 0.01.3
0.0
2.3 8.7
0.0 6.1
2.70.0
4.6 0.0
0.0
Grauwe gans Scholekster
0.0 0.3
0.6 0.0 0.0 0.0 0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0 2.0
8.7 2.6
0.36.1
0.6 2.7
4.6
Scholekster Dodaars
0.3 0.0
0.0 0.6 0.0 0.0 0.0
0.0 0.30.0
0.6
0.0 0.0
2.0 0.0
0.02.6
0.0 0.3
0.6
Dodaars
0.0
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.3
Metingen door het waterschap op meetpunt 162 (bungalowpark) van concentraties fecale bacteriën (n/dl).
Metingen doorDehet op meetpunt 162 (bungalowpark) van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extrawaterschap meting is vetgedrukt extra meting is vetgedrukt. Datum E. coli IE Datum E. coli IE 17-4-2012
17-4-2012
1-5-2012
1-5-2012
15-5-2012
15-5-2012
29-5-2012
29-5-2012
<10
22
<10
54
<10
54
<10
22
122
22
122
32
10
88
<10
98
10
594
234
104
5
22
32
10
88
<10
98
10
594
234
13-7-2012 24-7-2012 104
5
12-6-2012 26-6-2012 10-7-2012
12-6-2012 26-6-2012 10-7-2012 13-7-2012
32
64
24-7-2012
7-8-2012
32
64
22
10
7-8-2012
21-8-2012
22
10
88
32
21-8-2012
4-9-2012
88
32
146
32
4-9-2012
18-9-2012
146
32
5
<10
5
<10
18-9-2012
13
55
0.0
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Groene heuvels
500 450 400 E coli n/dl
350 300 250 200
Ecoli
150 100 50 0 4-‐1-‐2012 4-‐21-‐2012 5-‐11-‐2012 5-‐31-‐2012 6-‐20-‐2012 7-‐10-‐2012 7-‐30-‐2012 8-‐19-‐2012 9-‐8-‐2012 9-‐28-‐2012 date
Metingen door het waterschap op meetpunt 162b van concentraties fecale bacteriën (n/dl). Metingen door het waterschap op meetpunt 162b van concentraties fecale bacteriën (n/dl) Datum E. coli IE
17-4-2012
Datum
5
<10
E. coli
IE
1-5-2012
17-4-2012 5
<10
5
<10
15-5-2012
1-5-2012 10
<10
5
<10
29-5-2012
15-5-2012 42
<10
10
<10
12-6-2012
29-5-2012 32
10
42
<10
26-6-2012
12-6-2012
<10
32
10
10-7-2012
26-6-2012
76
<10
42
<10
5
10
76
<10
5
10
5
10
454
42
4-9-2012
64 4-9-2012
18-9-2012
18-9-2012 98
24-7-2012 7-8-2012 21-8-2012
10-7-2012 24-7-2012 7-8-2012
42
21-8-2012
56
5
10
454
42
32
64
32
22
98
22
14
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De Heide
De Heide
Dit zwemwater is gelegen aan de zuidwest rand van Heerenveen (Wetterskip Fryslan, 2009). Er werden twee Dit zwemwater is gelegen aan de zuidwest rand van Heerenveen (Wetterskip Fryslan, 2009). Er werden zones onderscheiden bij de vogeltellingen. De zwemzone heeft een oppervlak van 9600m2. Tijdens de 2. Tijdens tweeerzones bij mensen. de vogeltellingen. zwemzone oppervlak van 9600men veldbezoeken was geenonderscheiden verstoring door De plas De kenmerkt zichheeft dooreen een redelijk doorzicht een redelijke bedekking aan waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de de veldbezoeken was er geen verstoring door mensen. De plas kenmerkt zich door een redelijk doorzicht bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 9001. Over het algemeen zijn de en een redelijke bedekking aan waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop concentraties E. coli en IE redelijk laag. De hoogste waarde voor E. coli en IE is in september, respectievelijk tijdens de De bemonsteringen waterschap van E. colilaag, en zwevend stof op 9001. 250 (n/dl) en 90 (n/dl). extra meting door voorhet Campylobacter is zeer <2 (n/dl). De meetpunt isolatie van hetOver het meetpunt is ingeschat alszijn matig (2). algemeen de concentraties E. coli en IE redelijk laag. De hoogste waarde voor E. coli en IE is in septem-
ber, respectievelijk 250 (n/dl) en 90 (n/dl). De extra meting voor Campylobacter is zeer laag, <2 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
15
57
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
de Heide
300
45 40 35
200
30 25
150
20
100
ZS mg/l
E coli n/dl
250
15
Ecoli ZS
10
50
5
0 1-‐4-‐2012
0 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). 1 strand sd 2 plas sd
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Meerkoet Fuut
Meerkoet
Wilde eend
Fuut
Wilde eend Kleine mantelmeeuw
Kokmeeuw Visdief Grauwe gans Scholekster Aalscholver
0.0
0.0
8.3 1 strand
3.8
sd
2 plas
sd
0.0
0.0
0.0 6.0
1.7
0.0
8.3
3.8
0.0
0.0
0.0 1.0
1.7
0.0
6.0
1.7
0.3
0.6
0.0 0.3
0.6
0.0
1.0
1.7
5.7
6.7
0.3
0.0
0.0
0.6
0.3
0.6
0.0
0.0
1.3
1.2
6.7
0.0
0.0
0.0
0.0
6.0
0.0
0.0
1.3
1.2
0.3
0.6
0.0
0.0
0.0
6.0
0.0
0.0
0.0
1.3
0.6
0.6
0.0
0.0
0.0
1.3
0.6
0.0
0.0
0.3 0.0
0.6
0.0
0.3
0.6
Kleine mantelmeeuw Kokmeeuw Visdief Grauwe gans Scholekster Aalscholver
Blauwe reigerBlauwe reiger
5.7 0.0 0.0 0.3 0.0
het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Metingen doorMetingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt Datum E. coli IE Campylobacter 16-4-2012
Datum
1-5-2012
16-4-2012
14-5-2012
1-5-2012
29-5-2012
14-5-2012
50
15
E. coli
IE
15
30
50
15
180
30
15
30
15
30
90
20
180
30
180
20
15
30
15
18-7-2012
25-6-2012
110 160
20
23-7-2012
9-7-2012
130
15
110
15
6-8-2012
18-7-2012
160
20
160
20
20-8-2012
23-7-2012
90
15
130
15
250
90
11-6-2012 25-6-2012 9-7-2012
3-9-2012
29-5-2012 11-6-2012
6-8-2012
90
20
180
20
<2
160
20
20-8-2012
90
15
3-9-2012
250
90
58
16
Campylobacter
<2
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Kralingse plas
Kralingse plas
De Kralingse Plas is gelegen in Rotterdam en heeft een oppervlak van ca. 100 ha (Leenen et al., 2004). Er werden 4 zonesDe onderscheiden vogeltellingen. Tijdens de veldbezoeken er geen Kralingse Plasbij is de gelegen in Rotterdam en heeft een oppervlak was van ca. 100 haverstoring (Leenen etdoor al., 2004). mensen, behalve bij het derde bezoek toen er mensen en honden op het strand (zone 1) aanwezig waren. De Er werden 4 zones onderscheiden bij de vogeltellingen. Tijdens de veldbezoeken was er geen verstoring plas kenmerkt zich door een redelijk doorzicht en een minimale bedekking met waterplanten. Onderstaande door mensen, behalve bij het derde bezoek toen er mensendoor en honden op het strand 1) en aanwezig grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen het waterschap van(zone E. coli zwevend stof opwaren. meetpunt 00128. Over het algemeen zijn de concentraties E. coli en IE redelijk laag (<400 De plas kenmerkt zich door een redelijk doorzicht en een minimale bedekking met waterplanten. n/dl), met een paar hoge uitschieters. De hoogste waarde voor E. coli is in augustus (1500 n/dl), voor IE in Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap september (920 n/dl). De concentratie Campylobacter neemt toe gedurende het zwemseizoen. De hoogste van E. coli(480 en zwevend ophoog. meetpunt 00128. Over de concentraties E. coli(2). en IE redelijk waarde is in september n/dl), stof dit is De isolatie van het het algemeen meetpuntzijn is ingeschat als matig
laag (<400 n/dl), met een paar hoge uitschieters. De hoogste waarde voor E. coli is in augustus (1500 n/dl), voor IE in september (920 n/dl). De concentratie Campylobacter neemt toe gedurende het zwemseizoen. De hoogste waarde is in september (480 n/dl), dit is hoog. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
17
59
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Kralingseplas 1600
30
1400 E coli n/dl
20
1000 800
15
600
ZS mg/l
25
1200
Ecoli
10
400
ZS
5
200
0 0 4-‐1-‐2012 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd) zone 1 strand sd 2 plas sd 3 plas sd 4 plas noord zuid zone 1 strand sd 2 plas noord sd 3 plas oost oost sd 4 plas zuid sd Meerkoet
Meerkoet
59.7
22.0
22.0
111.3
111.3
82.3
13.7
7.1
1.3
1.5
1.5
7.0
7.0
1.0
6.7
3.1
5.3
4.7
2.7
2.5
9.0
8.5
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
59.7
Fuut
Fuut
1.3
Wilde eend
82.3 1.0
6.7
224.7
3.1
13.0
94.2
94.2
13.0
1.7
1.7
2.7
Kuifeend
1.0
1.0
0.0
Zilvermeeuw
0.3
0.6
0.0 1.3
1.5
3.0
5.2
Kl. Mantelmeeuw Kokmeeuw
15.7 39.3
16.6 36.5
1.3 0.0
1.5 0.0
2.33.0
4.0 5.2
3.7 0.3
4.6
0.6
Kokmeeuw Visdief
39.3 0.3
36.5 0.6
0.0 3.0
0.0 1.0
1.72.3
1.5 4.0
0.3 3.7
0.6
4.6
Visdief Knobbelzwaan
0.30.0
0.6 0.0
3.0 0.0
1.0 0.0
3.31.7
2.9 1.5
2.3 0.3
4.0
0.6
Grauwe gans Knobbelzwaan
16.7 0.0
5.9 0.0
0.0 0.0
0.0 0.0
0.03.3
0.0 2.9
12.7 2.3
0.6
4.0
Soepgans gans Grauwe
0.3 16.7
0.6 5.9
0.0 0.0
0.0 0.0
0.00.0
0.0 0.0
1.3 12.7
1.2
0.6
Canadese gans Soepgans
25.0 0.3
12.2 0.6
0.0 0.0
0.0 0.0
0.00.0
0.0 0.0
0.7 1.3
1.2
1.2
27.0
12.3
12.2
5.7
0.0
5.1
1.3
2.3
43.3
19.3
1.2
0.3
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
1.0
1.7
0.7
1.2
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.3
Zilvermeeuw
Kl. Mantelmeeuw
15.7
Nijlgans
Canadese gans Brandgans
25.0
0.6
16.6
Nijlgans
27.0
12.3
5.7
Brandgans
0.3
0.6
0.0
Aalscholver
0.0
0.0
0.0
Waterhoen
0.0
0.0
0.7
Blauwe reiger
0.0
0.0
0.0
0.0
Aalscholver
0.0
Waterhoen
Blauwe reiger
0.0
60
0.0
0.0
0.0
0.0 0.0
0.0 5.1 0.0 0.0 1.2 0.0
18
0.0 0.0
0.0 1.3 0.0 1.0 0.0 0.0
0.0 0.0
0.0 2.3 0.0 1.7 0.0 0.0
2.3 3.0 0.3
0.7 1.0 0.7 0.3
30.0
23.6
4.7
1.0
8.5
30.0
224.7
5.3
1.0
9.0
7.1
Wilde eend Kuifeend
2.5
13.7
sd
2.3 3.0
0.7 43.3 0.7 1.0 0.7 0.3
4.0 4.4 0.6
1.2 1.0 1.2 0.6
23.6 4.0 4.4
19.3 1.2 1.0 1.2 0.6
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Datum
E. coli
IE
23-4-2012
<15
<30
7-5-2012
<15
<30
21-5-2012
46
<30
4-6-2012
160
46
18-6-2012
850
450
26-6-2012
140
<30
0.7
Campylobacter
2-7-2012
94
30
1.5
16-7-2012
130
<30
32
24-7-2012
94
<30
<0.7
7-8-2012
<15
61
0.4
13-8-2012
160
<30
1.3
27-8-2012
1500
420
51
4-9-2012
350
30
44
10-9-2012
310
130
4
25-9-2012
1100
920
480
61
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Krimpenerhout Krimpenerhout
De plas Krimpenerhout maakt deel uit van het recreatie- en natuurpark Krimpenerhout en heeft een oppervlak De plas Krimpenerhout maakt deel uit van het recreatie- en natuurpark Krimpenerhout en heeft een van ca. 3000m2 (Leenen et al., 2012). Bij het derde veldbezoek waren er ca. 30 mensen op het strand oppervlak van ca. 3000m2 (Leenen et al., 2012). Bij het derde veldbezoek waren er ca. 30 mensen op het aanwezig. De plas kenmerkt zich door een slecht doorzicht en waterplanten ontbreken. Onderstaande grafiek strand aanwezig. De plas kenmerkt zich door een slecht doorzicht en waterplanten ontbreken. Onder geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van E. coli. Op deze locatie grafiek geeft een overzicht het verloop tijdens bemonsteringen door het waterschap van ontbreken de staande zwevend stof metingen. De van concentratie E. colideneemt toe gedurende het zwemseizoen tot coli. Opde deze locatie ontbreken de zwevend stof metingen. De coli concentratie E. coli neemt toe gedurende concentraties E.boven 600 (n/dl). De hoogste waarde voor E. is in augustus (1000 n/dl). De hoogste hetiszwemseizoen tot concentraties boven de 600 (n/dl). De hoogste waarde voor E.iscoli is in augustus waarde voor IE in april (720 n/dl). De eenmalige meting voor Campylobacter vrij laag (16 n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat laag (1). (1000 n/dl). De hoogste als waarde voor IE is in april (720 n/dl). De eenmalige meting voor Campylobacter is vrij laag (16 n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1).
62
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Krimpenerhout
1200
E coli n/dl
1000 800 600 Ecoli
400 200 0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
7-‐10-‐2012
8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, gemiddelde zone sd van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd) Meerkoet
zone
1.0
1.0
sd
0.0
Fuut
Meerkoet
1.0
1.0
1.0
Wilde eend
Fuut
5.0
2.0
1.0
0.0
1.3
1.5
5.0
2.0
Kl. mantelmeeuw 4.7
1.5
1.3
1.5
2.3
4.7
1.5 2.3
Wilde eend Kl. mantelmeeuw
Visdief
Grauwe gans Visdief
1.3
Nijlgans
Grauwe gans
10.0
0.0
1.3
Aalscholver
Nijlgans
2.0
2.0
10.0
0.0
2.0
2.0
Aalscholver
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). MetingenE. door het waterschap IE van concentraties fecale bacteriën (n/dl) Datum coli Campylobacter 23-4-2012 7-5-2012 21-5-2012 4-6-2012 18-6-2012 2-7-2012
Datum 23-4-2012 7-5-2012 21-5-2012 4-6-2012
15
720
15
94
210
77
230
<30
61
160
E. coli
IE
15
720
15
94
210 230
16
77 <30
30
61
460
<30
61
160
410
<30
30
61
13-8-2012
16-7-2012 700
94
460
<30
27-8-2012
30-7-20121000
160
410
<30
10-9-2012
13-8-2012 650
<30
700
94
25-9-2012
27-8-2012 870
30
16-7-2012
18-6-2012
30-7-2012
2-7-2012
1000
160
10-9-2012
650
<30
25-9-2012
870
30
21
Campylobacter
16
63
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Lageveld
Lageveld
Recreatieplas het Lageveld heeft een oppervlak ca. 6 havan (deca.Bruijne, Er2011). zijn twee zwemzones; Recreatieplas het Lageveld heeft eenvan oppervlak 6 ha (de2011). Bruijne, Er zijn twee zwemzones; meetpunt 701 bij het beheercentrum en meetpunt 702 bij de kleutervijver. Na de eerste drie tellingen waren meetpunt 701 bij het beheercentrum en meetpunt 702 bij de kleutervijver. Na de eerste geen metingen verricht door het waterschap. Deze plas is nogmaals bezocht voor een hertelling op drie tweetellingen dagen waren geen zijn. metingen verricht waterschap. Deze plas is nogmaals bezocht voor eenzorgden. hertelling die in de analyse gebruikt Op de tweededoor daghet waren er maaiwerkzaamheden die voor verstoring Het doorzicht van de plas is redelijk goed gebruikt en de plas heeft een goede bedekking met waterplanten. die voor op twee dagen die in detot analyse zijn. Op de tweede dag waren er maaiwerkzaamheden Onderstaande grafieken geven een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap verstoringstof. zorgden. Het doorzicht plas is redelijk tothet goed en de plas heeft een goedewaarde bedekking van E. coli en zwevend De concentratie E. van coli de is laag gedurende zwemseizoen. De hoogste met waterplanten. Onderstaande grafieken geven een overzicht van het verloop tijdens de bemonstervoor E. coli op beide meetpunten is in augustus, respectievelijk 140 en 250 (n/dl) voor meetpunt beheercentrumingen en meetpunt De E.hoogste beide meetpunten in augustus, door hetkleutervijver. waterschap van coli en waarde zwevendvoor stof. IE Deop concentratie E. coli is is laag gedurende het respectievelijk 61 en 290 (n/dl). De extra meting voor Campylobacter is laag, respectievelijk 18 en <0,3 (n/dl) zwemseizoen. De hoogste waarde voor E. coli op beide meetpunten is in augustus, respectievelijk 140 en voor meetpunt beheercentrum en meetpunt kleutervijver. De isolatie van beide meetpunten is ingeschat als 250 (n/dl) voor meetpunt beheercentrum en meetpunt kleutervijver. De hoogste waarde voor IE op beide hoog (3).
meetpunten is in augustus, respectievelijk 61 en 290 (n/dl). De extra meting voor Campylobacter is laag, respectievelijk 18 en <0,3 (n/dl) voor meetpunt beheercentrum en meetpunt kleutervijver. De isolatie van beide meetpunten is ingeschat als hoog (3).
22
64
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Lage Veld 701
E coli n E /dl coli n/dl
140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20 4-‐1-‐2012 0 4-‐1-‐2012
5 4,5 5 4 4,5 3,5 4 3 3,5 2,5 3 2 2,5 1,5 2 1 1,5 0,5 1 0 0,5 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012 0 date 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
Lage Veld 701
ZS mg/l ZS mg/l
160
Ecoli ZS Ecoli ZS
date
Lage Veld 702 250 300 E /dl coli n/dl E coli n
4
Lage Veld 702
200 250 150 200 100 150 50 100 0 50 4-‐1-‐2012 0 4-‐1-‐2012
3,5 4 3 3,5 2,5 3 2 2,5 1,5 2 1 1,5 0,5 1 0 0,5 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012 0 date 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
ZS mg/l ZS mg/l
300
Ecoli ZS Ecoli ZS
date Getelde zone, gemiddelde vande de twee tellingen en standaarddeviatie (sd) Getelde vogels per vogels zone,per gemiddelde van twee tellingen en standaarddeviatie
(sd). 1 strand sd 2 strand sd 3 plas 2 strand 1 strand kleutervijver Getelde vogels per zone, beheercentrum gemiddelde van de twee tellingen (sd). sd en standaarddeviatie sd zone kleutervijver beheercentrum zone 1 strand sd 2 strand sd 3 plas Meerkoet 0.0 0.0 0.0 0.0 beheercentrum kleutervijver Meerkoet 0.0 0.0 0.0 0.0 49.0 Wilde eend 0.0 0.0 0.0 0.0 zone
Wilde eend Meerkoet Kuifeend Wilde eend Kokmeeuw Kuifeend Nijlgans Kokmeeuw Aalscholver Nijlgans Aalscholver
Kuifeend Kokmeeuw Nijlgans Aalscholver
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0
0.0
0.0
0.5
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0 0.7 0.0 0.7
sd 3 plas
sd
sd 49.0
2.8
2.8 15.0
12.7
15.0 0.0 49.0 0.0 4.0 15.0 0.0 0.5 4.0 0.7 1.5 0.5 0.0 1.5
12.7 4.0 2.8 0.5 1.4 12.7 1.5 0.7 1.4 0.0 2.1 0.7 0.0 2.1
0.0
0.0
1.4 0.7 2.1 0.0
23 23
65
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën op meetpunt 701 beheercentrum (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Datum
E. coli
IE
23-4-2012
<15
30
7-5-2012
<15
61
21-5-2012
<15
<15
4-6-2012
<15
<15
18-6-2012
<15
<15
2-7-2012
<15
<15
16-7-2012
30
<15
30-7-2012
<15
<15
6-8-2012
<15
<15
13-8-2012
<15
<15 61
27-8-2012
140
29-8-2012
60
10-9-2012
110
Campylobacter
18 45
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën op meetpunt 702 kleutervijver (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Datum
E. coli
IE
Campylobacter
23-4-2012
<15
<15
7-5-2012
<15
<15
21-5-2012
<15
30
4-6-2012
<15
<15
18-6-2012
<15
<15
2-7-2012
<15
<15
16-7-2012
<15
<15
30-7-2012
<15
<15
6-8-2012
<15
<15
13-8-2012
61
<15
27-8-2012
250
290
29-8-2012
<15
10-9-2012
230
66
<0.3 <15
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Park van Luna Park van Luna
Rondom de Stad van de Zon, aan de zuidkant van de gemeente Heerhugowaard, ligt het recreatiegebied Park van Luna (Oostveen, recreatiegebied 180 ha grootHeerhugowaard, en omvat bos, strand en water. Per Rondom de2012). Stad vanDit de Zon, aan de zuidkantisvan de gemeente ligtweide, het recreatiegebied december 2010 heeft de gemeente Heerhugowaard het beheer van het watersysteem van Park van Luna Park van Luna (Oostveen, 2012). Dit recreatiegebied is 180 ha groot en omvat bos, weide, strand en water. overgedragenPer aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De zwemplas ligt aan de westkant van december 2010 heeft de gemeente Heerhugowaard het beheer van het watersysteem van Park van het gebied en heeft een grootte van ongeveer 70 hectare. Het watersysteem ligt geïsoleerd van de omringende Luna overgedragen aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De zwemplas ligt aan de polders. De lengte van het strand is ca. 500m. Het oppervlak van de met een ballenlijn begrensde zwemzone is westkant van het gebied en heeft een grootte van ongeveer 70 hectare. Het watersysteem ligt geïsoleerd ca. 5000m2. Er werden vijf zones onderscheiden bij de vogeltellingen (zie figuur). Gedurende het veldbezoek de omringende polders. De lengte van strand is ca. 500m. Het oppervlakDe vanzwemzone de met een ballenlijn werden geen van recreanten op het strand en in dehetzwemzone waargenomen. kenmerkt zich door 2. Er werden vijf zones onderscheiden bij de vogeltellingen (zie figuur). begrensde zwemzone is ca. 5000m een bedekking met Kranswieren van 5-40%. In onderstaande grafiek wordt een overzicht gegeven van de data: Gedurende werden geen recreanten op het strand en is in redelijk de zwemzone E. coli en zwevend stofhet opveldbezoek meetpunt 3N0601. De concentratie E. coli laagwaargenomen. gedurende het zwemseizoen,Demet een paar hogezich waarden. hoogste voor coli is juni (890grafiek n/dl), de hoogste zwemzone kenmerkt door een De bedekking metwaarde Kranswieren vanE.5-40%. In in onderstaande waarde voor IE is in augustus (330 n/dl), de hoogste waarde voor Campylobacter is in juli (98 n/dl). De isolatie wordt een overzicht gegeven van de data: E. coli en zwevend stof op meetpunt 3N0601. De concentratie van beide meetpunten is ingeschat als het matig (2). E. coli is redelijk laag gedurende zwemseizoen, met een paar hoge waarden. De hoogste waarde voor E. coli is in juni (890 n/dl), de hoogste waarde voor IE is in augustus (330 n/dl), de hoogste waarde voor Campylobacter is in juli (98 n/dl). De isolatie van beide meetpunten is ingeschat als matig (2).
67
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
1000 20 900 18 800 16 700 14 600 12 500 10 400 8 300 6 200 4 100 2 0 0 4-‐1-‐2012 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
ZS mg/l
E coli n/dl
Luna
Ecoli ZS
date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, en3 standaarddeviatie (sd) zone 1 sdgemiddelde 2 van de drie tellingen sd sd 4 Strand Labyrinth Plas Steigerdijk 3 Plas zuid zone
1 Strand
sd
Meerkoet Meerkoet
8.3 8.3
0.6 0.6
Fuut
Fuut
2.3
2.1
2.3
1.5
1.5
14.0
7.0
2.3
Wilde eend
Wilde eend
2.3
Kuifeend
2.1
2 Labyrinth 10.0 10.0
sd
sd
zuid
4 Steigerdijk
sd
5 Dampkring
sd
5 Dampkring
sd
6.06.0 28.328.324.9 24.9
0.3 0.3
0.6
0.6 3.73.7
4.0
4.0
6.7
6.0
5.7
6.7
0.7
0.6
0.6
2.0
2.6
2.6
25.0
25.0
10.1
4.3
3.8
0.0
0.0
0.0
2.7
3.1
3.1
32.3
22.7
13.3
16.7
0.7
1.2
2.0
2.0
1.0
1.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.3
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
2.3
0.0
0.0
0.0
0.0
6.7
6.0 10.1
4.3
3.8
Tafeleend
0.0
0.0
1.0
Bergeend
0.0
0.0
0.3
2.5
0.0
Zilvermeeuw Kl. mantelmeeuw
11.3 21.0
5.5 17.5
2.3 0.0
2.5 0.0
0.0 0.0
0.0
Kl. mantelmeeuw Kokmeeuw
21.0 0.0
17.5 0.0
0.0 43.7
0.0 13.1
0.0 8.1 0.0 8.7 0.08.7 0.0 8.1
0.0 0.0
0.0
0.0 0.00.0 0.0 0.00.0
Kokmeeuw Stormmeeuw
0.0 0.0
0.0 0.0
43.7 0.7
1.213.1 0.00.0 0.0 0.0
0.0 0.0
0.0
Visdief Stormmeeuw
0.0 0.0
0.0 0.0
13.3 0.7
3.11.2
0.00.0 0.0 0.0
0.0 0.0
Knobbelzwaan Visdief
0.7 0.0
1.2 0.0
0.7 13.3
0.63.1
9.00.0 7.9 0.0
Grauwe gans Knobbelzwaan
0.0 0.7
0.0 1.2
53.3 0.7
24.6 0.6 19.09.0 32.0 7.9
0.0
Zilvermeeuw
11.3
Soepgans
Grauwe gans
5.5
1.0 0.6
0.0
0.0
0.0
3.7
53.3
1.5
0.0
0.0
0.0
2.0
2.0
0.0
8.3
2.1
1.3
4.3
2.5
0.0
4.0
1.0
0.0 0.0
0.0
Canadese gans
0.0
24.6
0.0
0.0 0.0
19.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.0
0.0 0.0
1.2 0.0 0.0
2.0 0.0 0.0
2.0 0.0 0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0
0.0 0.0
0.0
0.0 0.30.0
0.6
0.0
0.0 0.0
0.0
0.0 1.30.3
2.3
0.6
32.0
0.0
0.0
0.0
6.3
11.0
2.3
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.0
0.0
11.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
3.7
Canadese gans
0.0
0.0
2.0
Nijlgans
0.0
0.0
8.3
Scholekster
5.3
3.1
4.3
9.0
1.7
Tureluur Grutto
0.0 0.0
0.0 0.0
4.0 1.3
1.2
0.0
Kievit Aalscholver
0.0 0.0
0.0 0.0
9.0 0.0
0.01.7
Grutto Waterhoen
0.0 0.0
0.0 0.0
1.3 0.3
0.61.2
Aalscholver
0.0
0.0
0.0
0.0
1.7
1.5
0.0
0.0
0.0
0.0
Waterhoen
0.0
0.0
0.3
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Scholekster Tureluur
0.0 5.3
0.0
Kievit
0.0
68
0.0
3.1
0.0
0.0
2.0 2.1 2.5 1.0
0.0 1.3 0.0
2.3 0.0 0.0 0.0
0.0 2.3 0.0
0.0 0.0 0.0
0.0 0.0 0.0
6.3 0.0 0.0 0.0
0.0 0.0 0.0
0.0
0.0
0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0
1.70.0 1.5 0.0
0.0 0.0
0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0
0.00.0 0.0 0.0
0.0 0.0
0.0
0.0 0.00.0
0.0
0.0
26
0.0 0.0 0.0
0.0
1.3
Soepgans Nijlgans
1.5
0.0
0.7
2.7
32.3
Bergeend
16.7
0.0
2.0
7.0 0.0
13.3
0.7
14.0 0.0
22.7
5.7
6.7
Kuifeend Tafeleend
sd
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën op meetpunt 3N0601 (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Datum
E. coli
IE
23-4-2012
90
30
1-5-2012
270
20
Campylobacter
14-5-2012
30
15
13
29-5-2012
30
15
3
7-6-2012
20
15
3
11-6-2012
890
80
46
25-6-2012
20
15
11
9-7-2012
390
30
98
23-7-2012
15
15
0.5
6-8-2012
800
330
4
21-8-2012
60
50
0.7
3-9-2012
110
20
0.7
17-9-2012
160
20
0.7
69
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Maarsseveense plas
Maarsseveense plas
De grote Maarsseveense plas heeft een oppervlak van 62 ha (Groot Abbenes & Stoffels, 2011). Bij de De grote Maarsseveense plas heeft een oppervlak van 62 ha (Groot Abbenes & Stoffels, 2011). Bij de vogeltelvogeltellingen werden 2 zones onderscheiden. Bij dit onderzoek is het niet publiekelijk toegankelijke strandbad lingen werdenvan 2 zones onderscheiden. dit onderzoek het niet publiekelijk toegankelijke strandbad (zone 1) met een oppervlak 5.7 ha bemonsterd.Bij Gedurende het is veldbezoek was het bad gesloten voor recreanten. De (zone plas kenmerkt zich door een goed doorzicht en een lage bedekking met waterplanten. 1) met een oppervlak van 5.7 ha bemonsterd. Gedurende het veldbezoek was het bad gesloten voor Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van recreanten. De plas kenmerkt zich door een goed doorzicht en een lage bedekking met waterplanten. E. coli en zwevend stof op meetpunt PMW007. De concentraties E. coli en IE variëren gedurende het Onderstaande grafiekvoor geeftE.een overzicht het verloop tijdens de2100 bemonsteringen doordit hetiswaterschap zwemseizoen. De hoogste waarde coli en IE isvan in juni, respectievelijk en 710 (n/dl), een overschrijding. van De concentratie Campylobacter is daarentegen hetconcentraties gehele zwemseizoen laag, met de hoogste het E. coli en zwevend stof op meetpunt PMW007. De E. coli en IE variëren gedurende waarde ook in juni van 3.5 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
zwemseizoen. De hoogste waarde voor E. coli en IE is in juni, respectievelijk 2100 en 710 (n/dl), dit is een
overschrijding. De concentratie Campylobacter is daarentegen het gehele zwemseizoen laag, met de hoogste waarde ook in juni van 3.5 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
28
70
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Maarsseveense plas 2500
6 5 4
1500
3 1000
ZS mg/l
E coli n/dl
2000
2
500
Ecoli ZS
1
0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
0 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
7-‐10-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 zwemplek sd 2 plas sd sd zone 1 zwemplek 2 plas Meerkoet 2.7 2.1 11.7 5.8 2.1 Meerkoet 2.7 11.7
5.8
Fuut
Fuut
1.0
0.0
5.3 1.0
2.1 0.0
5.3
2.1
Wilde eend
Wilde eend
6.3
3.2
0.3 6.3
0.6 3.2
0.3
0.6
Zilvermeeuw Zilvermeeuw 0.0
0.0
0.0 1.3
2.3 0.0
1.3
2.3
2.3
27.3 7.7
10.02.3
7.7
10.0
4.5
6.7
0.6 4.5
0.3
0.6
1.7
1.5
1.7
1.5
0.7
0.6
0.0
0.0
0.0
0.7
1.2
2.7
4.6
4.6
2.0
3.5
1.0
1.7
1.7
0.0
0.0
1.0
0.0
0.0
2.7
1.2
0.0
0.0
Kl. mantelmeeuw Kl. mantelmeeuw 27.3
Kokmeeuw
Kokmeeuw
Visdief
Visdief
Knobbelzwaan Grauwe gans Nijlgans
6.7
Knobbelzwaan Grauwe gans Nijlgans Scholekster
0.3 0.7
0.0
0.7
1.2
2.0
3.5
0.0
0.0
0.0
0.0 0.0 1.2 0.6
2.7 1.0 1.0
Scholekster
Aalscholver
1.0
1.0
0.0
Aalscholver
Blauwe reiger 0.0
0.0
2.7 0.3
0.3
0.6
0.0
Blauwe reiger
0.6
sd
0.0
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. E. coli Campylobacter Datum IE Datum E. coli IE Campylobacter 16-4-2012
16-4-2012
<15
<15
<15
7-5-2012
7-5-2012 130
20
0.4
130
20
0.4
21-5-2012
21-5-2012 50
20
0.4
50
20
0.4
4-6-2012
4-6-2012 <15
<15
0.6
<15
<15
0.6
18-6-2012
18-6-2012 2100 710
3.5
2100
710
3.5
20-6-2012
370 20-6-2012
60
370
60
2-7-2012
180 2-7-2012
50
3.0
180
50
3.0
16-7-2012
220 16-7-2012
<15
0.3
220
<15
0.3
30-7-2012
90 30-7-2012
<15
0.3
90
<15
0.3
13-8-2012
<15 13-8-2012
30
0.3
30
20
1.0
<15
30
0.3
40
60
0.3
30
20
1.0
40
60
0.3
27-8-2012 10-9-2012
<15
27-8-2012 10-9-2012
29
71
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Prinsenbos
Prinsenbos
De plas Prinsenbos ligt in Naaldwijk en is ca. 8 ha groot (de Haan, 2006). De plas kenmerkt zich door een slecht doorzichtDe zonder waterplanten. Er Naaldwijk werden twee bij2006). de vogeltellingen. Tijdens plas Prinsenbos ligt in en iszones ca. 8 onderscheidden ha groot (de Haan, De plas kenmerkt zichalle door veldbezoeken waren er mensen op het strand aanwezig, waarbij de vogels niet werden verstoord. een slecht doorzicht zonder waterplanten. Er werden twee zones onderscheidden bij de vogeltellingen. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van Tijdens waren er mensen op het strand aanwezig, waarbij de vogels nietnemen werdentoe verE. coli en zwevend stofalle op veldbezoeken meetpunt OW015-05. De concentraties E. coli en IE zijn redelijk laag, en gedurende het zwemseizoen. De hoogste voor E.van colihet en verloop IE zijn in september, respectievelijk 1600 stoord. Onderstaande grafiekconcentraties geeft een overzicht tijdens de bemonsteringen door het en 440 (n/dl). De concentratie Campylobacter is op 1 meting in juli na (29 n/dl) beneden de detectielimiet. De waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt OW015-05. De concentraties E. coli en IE zijn redelijk isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
laag, en nemen toe gedurende het zwemseizoen. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in september, respectievelijk 1600 en 440 (n/dl). De concentratie Campylobacter is op 1 meting in juli na (29 n/dl) beneden de detectielimiet. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
30
72
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
60 1800 1600 50 1400 40 1200 1000 30 800 20 600 400 10 200 0 0 4-‐1-‐2012 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012
ZS mg/l
E coli n/dl
Prinsenbos
Ecoli ZS
date
Getelde vogels per zone, vanvan dededrie tellingen standaarddeviatie (sd). Getelde vogels gemiddelde per zone, gemiddelde drie tellingen en en standaarddeviatie (sd) zone 1 strand sd 2 plas sd Meerkoet Fuut
zone
5.3
Meerkoet
1.5
0.0
0.0
4.3
1.2
0.7
1.2
Kl. mantelmeeuw
0.0
0.0
Kokmeeuw
0.0
1 strand
3.7
sd
2 plas
sd
1.5
3.7
2.3
2.3
5.3
1.3
1.2
15.3
10.2
11.7
3.1
0.0
1.0
1.7
0.0
0.3 0.0
0.60.0
0.3
0.6
Grauwe gans Grauwe gans 0.0
0.0
7.3 0.0
8.10.0
7.3
8.1
Canadese gansCanadese gans 0.0
0.0
6.0 0.0
10.4 0.0
6.0
10.4
3.110.0
17.3
3.1
Wilde eend Kuifeend
Fuut Wilde eend Kuifeend
Kl. mantelmeeuw
Kokmeeuw
0.0 4.3 0.7
0.0
1.3
1.2
1.2
15.3
10.2
1.2
11.7
3.1
0.0
1.0
1.7
Nijlgans
Nijlgans
35.0
10.0
35.0 17.3
Aalscholver
Aalscholver
0.0
0.0
0.0 5.0
2.60.0
5.0
2.6
Blauwe reiger Blauwe reiger 0.0
0.0
0.0
1.00.0
1.0
1.0
1.0
door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). Er is geen extra bemonstering uitgevoerd Metingen door Metingen het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). Er is geen extra bemonstering uitgevoerd. E. coli Campylobacter Datum IE Datum E. coli IE Campylobacter 61
30
<30
<30
46
<30
<1.0
94<1.0
46
<1.0
46
<30<1.0
<30
<1.0
3-7-2012<30
<30
30<1.0
<30
<1.0
3-7-2012
17-7-2012 30
<30
270<1.0
200
29
17-7-2012
31-7-2012270
200
180 29
77
<1.0
31-7-2012
14-8-2012180
77
110<1.0
61
<1.0
14-8-2012
28-8-2012
61
94
140
<1.0
1600
440
<1.0
24-4-2012
24-4-2012
61
30
<30
<30
22-5-2012
5-6-2012 46
<30
5-6-2012
19-6-2012 94
19-6-2012
8-5-2012
28-8-2012 11-9-2012
8-5-2012
22-5-2012
110
11-9-2012
94
140
1600
440
<1.0 <1.0 <1.0
31
73
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Rijkerswoerdse plas
Rijkerswoerdse plas
De Rijkerswoerdse plassen liggen tussen Arnhem en Elst, waarbij de westelijke plas met een oppervlak van ca. 35.5 ha twee zwemzones bevat (Waterschap Er werden drie zones tijdens De Rijkerswoerdse plassen liggenRivierenland, tussen Arnhem2008d). en Elst, waarbij de westelijke plasonderscheiden met een oppervlak van de vogeltellingen. Aan de zuidzijde van plas 3 werden op 26 juli twee roodwang- en 1 geelwangschildpad ca. 35.5 ha twee zwemzones bevat (Waterschap Rivierenland, 2008d). Er werden drie zones onderscheiden waargenomen. Tijdens het derde veldbezoek waren er ca. 150 mensen op het strand en in de zwemzone tijdens de vogeltellingen. Aangemiddeld de zuidzijdedoorzicht van plas 3 op 26 juli twee roodwangen 1 geelwangaanwezig. De plas kenmerkt zich door een enwerden een matige bedekking aan waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap schildpad waargenomen. Tijdens het derde veldbezoek waren er ca. 150 mensen op het strand en van in de E. coli op meetpunt 0204A. De concentraties E. coli en IE zijn laag, met een lichte toename in juli en eerste zwemzone aanwezig. De plas kenmerkt zich door een gemiddeld doorzicht en een matige bedekking aan helft augustus. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in juli, respectievelijk 260 en 76 (n/dl). De Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door isolatie van het waterplanten. meetpunt is ingeschat als hoog (3).
het waterschap van E. coli op meetpunt 0204A. De concentraties E. coli en IE zijn laag, met een lichte toename in juli en eerste helft augustus. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in juli, respectievelijk 260 en 76 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
32
74
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Rijkerswoerdse plassen 300
E coli n/dl
250 200 150 Ecoli
100 50 0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
7-‐10-‐2012
8-‐29-‐2012
10-‐18-‐2012
date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 strand sd 2 strand sd 3 plas sd zone 1 strand klein sd 2 strand groot sd 3 plas klein groot
sd
3.0
4.4
11.0
4.6
30.0
14.9
Fuut
3.0
4.4 0.0
11.00.0
4.6 1.7
30.0 2.9
14.9 8.7
3.1
Fuut
Wilde eend
0.0
0.0 0.0
1.7 0.0
2.9 0.0
8.70.0
3.1 2.3
2.1
Wilde eend
Zilvermeeuw
0.0
0.0 0.0
0.0 0.0
0.0 0.3
2.30.6
0.7 2.1
1.2
Meerkoet
Meerkoet
0.0
0.0 3.3
0.3 5.8
0.613.3
0.712.2
52.3 1.2
72.5
Visdief
3.3
5.8
0.0
0.0
13.3
0.0
12.2
0.0
52.3
0.7
72.5
1.2
Grauwe gans
0.0
0.0
7.0
0.0
12.1
0.0
0.0
0.7
0.0
1.2
67.7
12.7
3.7
3.2
8.3
7.2
2.7
0.6
Zilvermeeuw Kokmeeuw Kokmeeuw Visdief Grauwe gans
Canadese gans
7.0
12.1
Canadese gans
7.0
12.1
Nijlgans
3.0
5.2
Aalscholver
Nijlgans
Aalscholver
7.0 3.0 0.7
0.0 0.0 2.7
12.1 5.2 1.2
0.0 0.0 4.6
0.0 2.7 0.3
0.0
67.7
12.7
3.7
3.2
8.3
7.2
4.6
0.6
0.7 1.2 0.6 Metingen door het waterschap van concentraties 0.3 fecale bacteriën0.6 (n/dl). De extra 2.7 meting is vetgedrukt Datum
E. coli
IE
32
10
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. 5 10 17-4-2012 Datum E. coli IE 17-4-2012
1-5-2012
1-5-2012
15-5-2012
15-5-2012 29-5-2012 12-6-2012 26-6-2012
29-5-2012 12-6-2012 26-6-2012 10-7-2012 24-7-2012
5
10
32
10
5
<10
32
<10
88
<10
10
<10
260
<10
5
<10
32
<10
88
<10
10
<10
208
76
194
62
10-7-2012
27-7-2012
260
<10
24-7-2012
7-8-2012
208
76
158
54
27-7-2012 21-8-2012
194
62
146
10
7-8-2012
4-9-2012
158
54
88
<10
21-8-2012
18-9-2012
146
10
32
<10
4-9-2012
88
<10
18-9-2012
32
<10
33
75
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De Rotonde De Rotonde
De Rotonde is De eenRotonde recreatieplas gelegen op gelegen enkele op kilometers van Geldermalsen met een van ca. is een recreatieplas enkele kilometers van Geldermalsen metgrootte een grootte van 3.3 ha (Waterschap Rivierenland, 2008a). Er werden twee zones onderscheidden bij de vogeltellingen. Tijdens de ca. 3.3 ha (Waterschap Rivierenland, 2008a). Er werden twee zones onderscheidden bij de vogeltellinveldbezoeken was er geen verstoring door mensen. De plas kenmerkt zich door een goed doorzicht en een gen. Tijdens de veldbezoeken was er geengrafiek verstoring door mensen. De plas kenmerkt zich door een de goed hoge bedekking met waterplanten. Onderstaande geeft een overzicht van het verloop tijdens doorzicht en een hoge bedekking met waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 205. De concentraties E. coli en IE zijn laag. Deverloop hoogste concentraties voor E.door coli het en waterschap IE zijn in juli, (n/dl). 205. De isolatie tijdens de bemonsteringen van respectievelijk E. coli en zwevend43 stofenop88 meetpunt De van het meetpunt is ingeschat als laag (1). concentraties E. coli en IE zijn laag. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in juli, respectievelijk
43 en 88 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1).
76
34
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
de Rotonde
25
12 10 8
15
6 10
ZS mg/l
E coli n/dl
20
Ecoli
4
5
ZS
2
0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
7-‐10-‐2012
8-‐29-‐2012
0 10-‐18-‐2012
date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 sd 2 sd sd zone 1 zwemplek 2 plas zwemplek plas Meerkoet
2.0
Fuut
2.0
2.1
0.0
3.3
0.6
Meerkoet
Nijlgans
2.0
2.0
4.7 0.0
2.1 0.0
1.3
0.6
Fuut
Scholekster
0.0
0.0
0.0 3.3
0.6 0.0
1.0
1.7
0.0
0.0
1.3
0.6
Nijlgans
0.0
sd
4.7
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
Scholekster
0.0
0.0
Datum
1.0
1.7
E. coli
IE
Metingen door het waterschap van concentraties fecale5 bacteriën (n/dl). De extra meting 17-4-2012 <10 is vetgedrukt. Datum E. coli IE 1-5-2012
5
<10
5
<10
5
10
22
10
17-4-2012 15-5-2012 5
<10
1-5-2012
5 29-5-2012
<10
15-5-2012 12-6-2012 5
<10
29-5-2012 26-6-2012 5
10
5
<10
10
22
88
<10
43
72
88
22
10
5
<10
5
22
5
42
10
10
12-6-2012
10-7-2012 22
26-6-2012 13-7-2012 5 10-7-2012 13-7-2012
24-7-2012
22
7-8-2012
43
72
22
10
5
<10
21-8-2012
5
22
4-9-2012
5
42
18-9-2012
10
10
24-7-2012 7-8-2012
21-8-2012 4-9-2012 18-9-2012
35
77
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
’t Skarpet
’t Skarpet
Het Skarpet is een zwemwaterplas van ca. 1 hectare (Vreman, 2011). Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is Skarpet verantwoordelijk voor het van beheer waterkwaliteit. Het van de zwemzone Het is een zwemwaterplas ca. 1van hectare (Vreman, 2011). Hetoppervlak Hoogheemraadschap Hollands is ca. van het strandje is ca. 40 m. De plas wordt omzoomd door een brede rietkraag. De gehele 700 m2 en de lengte Noorderkwartier is verantwoordelijk voor het beheer van waterkwaliteit. Het oppervlak van de zwemplas inclusief de zwemzone kenmerkt zich door slecht doorzicht en een lage bedekking (<1%) van zone is ca. 700 m2 en de lengte van het strandje is ca. 40 m. De plas wordt omzoomd door een brede rietwaterplanten. Gedurende het veldbezoek werden geen recreanten op het strand en in de zwemzone De gehele plas inclusief deeen zwemzone kenmerkt zichverloop door slecht doorzicht en een lage bedekking waargenomen. kraag. Onderstaande grafiek geeft overzicht van het tijdens de bemonsteringen door het (<1%) van waterplanten. Gedurende het veldbezoek werden geen recreanten op het strand en in de zwemwaterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 86001. De concentraties E. coli en IE zijn redelijk laag, met 1 opvallende uitschieter voorOnderstaande E. coli. De hoogste concentraties voor coli en IEtijdens zijn indeaugustus, zone waargenomen. grafiek geeft een overzicht vanE. het verloop bemonsterinrespectievelijk 5000 en 1300 (n/dl). De concentratie Campylobacter varieert gedurende het zwemseizoen, met gen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 86001. De concentraties E. coli en IE zijn als hoogste waarde 26 (n/dl) in juni. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1). redelijk laag, met 1 opvallende uitschieter voor E. coli. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in augustus, respectievelijk 5000 en 1300 (n/dl). De concentratie Campylobacter varieert gedurende het zwemseizoen, met als hoogste waarde 26 (n/dl) in juni. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1).
78 36
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Skarpet 6000
35
5000
30 25
4000
20
3000
15
2000
10
1000
ZS mg/l
E coli n/dl
Ecoli ZS
5
0 0 4-‐1-‐2012 4-‐21-‐2012 5-‐11-‐2012 5-‐31-‐2012 6-‐20-‐2012 7-‐10-‐2012 7-‐30-‐2012 8-‐19-‐2012 9-‐8-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, gemiddelde zone sd van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd) Meerkoet
zone
1.3
1.2
Wilde eend
Meerkoet
9.0
4.4
1.3
1.2
Kuifeend
Wilde eend
0.3
0.6
9.0
4.4
Scholekster
Kuifeend
0.3
0.6
0.3
0.6
0.3
0.6
Scholekster
sd
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Datum E. coli IE Campylobacter Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
24-4-2012
15
40
30
15
90
90
3.3
40
20
23
7-6-2012
180 29-5-2012
80
12-6-2012
130 7-6-2012
130
26-6-2012
200 12-6-2012
10-7-2012
26-6-2012 160
23-7-2012
10-7-2012 50
7-8-2012
23-7-2012
9-8-2012
7-8-2012
1-5-2012 15-5-2012 29-5-2012
13-8-2012 21-8-2012 28-8-2012
Datum
24-4-2012 1-5-2012
15-5-2012
5000 850
9-8-2012
E. coli
IE
15
40
30
15
90
90
3.3
14 40
20
23
12 180
80
14
50
26 130
130
12
15
2005
50
26
15
160 5.3
15
5
1300 110
50
15
5.3
5000
1300
8
850
110
200
130
1
250
80
9.3
800
330
6.5
8
200
130
250
80
9.3
800
330
6.5
13-8-2012 21-8-2012
28-8-2012
Campylobacter
1
37
79
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Sloterplas
Sloterplas
De in Amsterdam gelegen Sloterplas is ca. 89 ha groot (Groot Abbenes et al., 2011). Bij de vogeltellingen werden 4 zones onderscheiden. De zwemzone van het natuurbad (zone 1) is onderdeel van het Sloterparkbad De in Amsterdam gelegen Sloterplas is ca. 89 ha groot (Groot Abbenes et al., 2011). Bij de vogeltellingen en is ca. 40.000m2 groot. Gedurende het veldbezoek was het bad gesloten voor recreanten. De zwemzone werden 4 zones De hoge zwemzone van hetaan natuurbad (zone 1)(voornamelijk is onderdeel van het Sloterparkkenmerkt zich door een goed onderscheiden. doorzicht en een bedekking waterplanten darmwier, draadalgen en kranswier). geefthet een overzichtwas vanhet het verloop tijdens de bemonsteringen bad en is ca. Onderstaande 40.000m2 groot.grafiek Gedurende veldbezoek bad gesloten voor recreanten. De zwemdoor het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt SBI017. De concentraties E. coli en IE variëren zone kenmerkt zich door een goed doorzicht en een hoge bedekking aan waterplanten (voornamelijk gedurende het seizoen, met 2 opvallende uitschieters voor E. coli. De hoogste concentraties voor E. coli en IE darmwier, draadalgen en kranswier). Onderstaande geeft een overzicht van het verloop zijn in juli, respectievelijk 21000 en 1200 (n/dl). De concentratiegrafiek Campylobacter varieert gedurende het tijdens zwemseizoen, met de hoogste waarde in augustus (> detectielimiet, kweekplaat was volgegroeid). Ook in de bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt SBI017. De concentraseptember wordt een hoge waarde gemeten (200 n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
ties E. coli en IE variëren gedurende het seizoen, met 2 opvallende uitschieters voor E. coli. De hoogste
concentraties voor E. coli en IE zijn in juli, respectievelijk 21000 en 1200 (n/dl). De concentratie Campylobacter varieert gedurende het zwemseizoen, met de hoogste waarde in augustus (> detectielimiet, kweekplaat was volgegroeid). Ook in september wordt een hoge waarde gemeten (200 n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
38
80
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Sloterplas
25000
60 50 40
15000
30 10000
ZS mg/l
E coli n/dl
20000
Ecoli ZS
20
5000
10
0 0 4-‐1-‐2012 5-‐21-‐2012 7-‐10-‐2012 8-‐29-‐2012 10-‐18-‐2012 date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). v zone 1 sd 2sdzuid v2 zuidsd sd 3 3plas plas zuid sd sd zone 1 zwemplek zwemplek eilandeneilanden zuid
4 4plas plas
sd sd
noord noord
Meerkoet
Meerkoet
76.3
76.3 21.4
21.4 18.3
18.35.9
5.9
30.730.7
27.0 27.0
14.7 14.7
7.4 7.4
Fuut
Fuut
4.3
4.3 1.5
1.5 6.7
6.7 5.0
5.0
8.7 8.7
7.5 7.5
4.0 4.0
1.7 1.7
Wilde eend
Wilde eend 13.0
13.0 6.1
6.1 1.3
1.3 2.3
2.3
4.0 4.0
5.3 5.3
5.0 5.0
2.0 2.0
Kuifeend
Kuifeend
0.0
0.0
0.7
0.0
0.7
1.2
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
1.3
0.6
2.0
4.0
0.7
1.2
0.6
12.0
11.5
14.2
16.7
14.8
0.0
0.0
0.0
0.6
0.0
0.0
3.8
0.3
0.7
1.2
0.0
0.0
Zilvermeeuw
Zilvermeeuw
0.0
1.2
2.0
Kl. mantelmeeuw
0.3
0.6
12.0
Kokmeeuw
0.0
0.0
0.0
12.3
3.8
0.3
10.7
12.9
0.0 0.0
0.0 0.0
4.0 0.0
6.9 11.34.0
1.5 6.9
10.7 0.0
0.0 12.9
0.0 24.3
4.0 2.1
9.0 6.9
2.0
4.0 18.3
6.9 15.9
0.0 6.7
11.50.0
Knobbelzwaan Soepgans
Kokmeeuw
0.0
12.3
Knobbelzwaan Soepgans
0.0
0.0 Canadese gans
Canadese gans Nijlgans
0.0
11.5 0.0 0.6
0.6 0.0
9.7 0.3 1.3
9.7 0.3 1.3 11.3
4.0
0.7
0.0
0.6
0.3
3.3
3.3
0.0
1.3
Kl. mantelmeeuw
1.0
1.0
0.0
14.2
16.7
0.6
0.0
1.2
1.2
0.7
1.5
1.2 14.8 0.0 1.2
Nijlgans
Aalscholver 24.3
2.1 1.7
9.0 1.5
0.0 2.0
0.0
18.30.0
15.9 0.0
6.7 0.7
1.2 11.5
Aalscholver
Blauwe reiger1.7
3.7 1.5
1.5 0.0
0.3 0.0
0.6
0.0 0.7
1.2 0.0
1.0 0.7
1.7 1.2
Blauwe reiger
1.5
0.3
0.6
0.7
1.2
1.0
1.7
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt
3.7
Metingen door het waterschap van concentratiesE.fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. coli Campylobacter Datum IE Datum E. coli IE Campylobacter 17-4-2012
17-4-2012
5-6-2012
730 8-5-2012 50 22-5-2012 90 5-6-2012 130
19-6-2012
19-6-2012 480
3-7-2012
3-7-2012 21000
8-5-2012 22-5-2012
110 30 <15
730 50 90
70 26 52
110
70
30
26
<15
52
<15
11
<15
130 11 4802.7
<15
2.7
1200
2100017
1200
17
17-7-2012
17-7-2012 640
<15
640 16
<15
16
31-7-2012
31-7-2012 130
30
1301.7
30
1.7
14-8-2012
130 14-8-2012
20
> detectielimiet 130
20
> detectielimiet
28-8-2012
130 28-8-2012 2800 11-9-2012
20
130 2
20
2
290
200 2800
290
200
11-9-2012
<15
39
81
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Toolenburgerplas
Toolenburgerplas
De Toolenburgerplas ligt in de gemeente Haarlemmermeer bij Hoofddorp en is ca. 85 ha groot (Hulsegge & Haverkamp, 2008). Er werden 3 zones onderscheiden bij de vogeltellingen. De plas kent 2 zwemlocaties, de De Toolenburgerplas ligt in de gemeente Haarlemmermeer bij Hoofddorp en is ca. 85 ha groot (Hulsegge ondiepe Binnenmeerplas (zone 1; meetpunt ROP180116) en het Grote strand (zone 2;meetpunt ROP180147). & Haverkamp, 2008).van Er werden 3 zones onderscheiden bij de vogeltellingen. De plasen kent 2 zwemlocaDe Binnenmeerplas is gescheiden de grote plas (zone 3) door een strekdam/ schiereiland heeft een 2 oppervlak van 26100m . De bedekking met waterplanten varieert tussen deen 0-20% en bestaat voornamelijk uit ties, de ondiepe Binnenmeerplas (zone 1; meetpunt ROP180116) het Grote strand (zone 2;meetpunt Schedefonteinkruid. De zwemzone van het grote strand is 7500 m2 groot. Gedurende het veldbezoek werden ROP180147). De Binnenmeerplas is gescheiden van de grote plas (zone 3) door een strekdam/ schiereiland geen recreanten op het strand en in de zwemzone waargenomen, behalve bij het derde bezoek aan de ondiepe enwaar heeftca. een100 oppervlak vansportdag 26100m2. hadden De bedekking waterplanten varieertvogels tussen werden de 0-20%hierdoor en bestaat Binnenmeerplas kinderen op hetmet strand. De aanwezige 2 niet verstoord. voornamelijk Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het uit Schedefonteinkruid. De zwemzone van het grote strand is 7500 m groot. Gedurende waterschap van E. coli en zwevend stof op de twee meetpunten. De concentraties E. coli en IE op de locatie het veldbezoek werden geen recreanten op het strand en in de zwemzone waargenomen, behalve bij het Grote strand zijn laag gedurende het seizoen. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in mei en juni, bezoek aan de De ondiepe Binnenmeerplas waar ca. 100 kinderen sportdag hadden op het strand. respectievelijk derde 210 en 130 (n/dl). locatie Binnenmeerplas heeft meer variatie en hogere concentraties. DeDe hoogste concentraties voor E. coli en IEhierdoor zijn in juni augustus, respectievelijk 2000 eneen 270 (n/dl). van het veraanwezige vogels werden niet en verstoord. Onderstaande grafiek geeft overzicht Opmerkelijk is de hoge concentratie Campylobacter op de locatie Grote strand (160 n/dl), en de lage loop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof op de twee meetpunten. concentratie Campylobacter op de locatie Binnenmeerplas (1.3 n/dl). De isolatie van beide meetpunten is De concentraties E. coli en IE op de locatie Grote strand zijn laag gedurende het seizoen. De hoogste coningeschat als laag (1).
centraties voor E. coli en IE zijn in mei en juni, respectievelijk 210 en 130 (n/dl). De locatie Binnenmeerplas heeft meer variatie en hogere concentraties. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in juni en augustus, respectievelijk 2000 en 270 (n/dl). Opmerkelijk is de hoge concentratie Campylobacter op de locatie Grote strand (160 n/dl), en de lage concentratie Campylobacter op de locatie Binnenmeerplas (1.3 n/ dl). De isolatie van beide meetpunten is ingeschat als laag (1).
40
82
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Toolenburg Toolenburg 1180147 80147 25 25
200 200
20 20
coli n/dl E E coli n/dl
250 250
15 15
100 100
10 10
50 50
5 5
ZS g/l ZS mm g/l
150 150
Ecoli Ecoli ZS ZS
0 0 0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 date date
Toolenburg Toolenburg 1180116 80116
2000 2000
100 100 80 80
1500 1500
60 60
1000 1000
40 40
500 500
ZS g/l ZS mm g/l
120 120
coli n/dl E E coli n/dl
2500 2500
20 20
Ecoli Ecoli ZS ZS
0 0 0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 date date Getelde vogels per zone, gemiddelde vanvan dededrie tellingen standaarddeviatie (sd). Getelde zone, gemiddelde drie tellingen en en standaarddeviatie (sd) Getelde vogels per vogels zone,per gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 Speelvijver sd 2 strand sd 3 plas sd zone 1 Speelvijver sd 2 strand sd 3 plas sd zone 1 Speelvijver sd 2 strand sd 3 plas Meerkoet 9.0 2.0 0.7 1.2 42.3 1.2 Meerkoet 9.0 2.0 0.7 1.2 42.3 1.2 Meerkoet 9.0 2.0 0.7 1.2 42.3 Fuut 1.0 1.0 0.3 0.6 7.0 3.5 Fuut 1.0 1.0 0.3 0.6 7.0 3.5 Fuut 1.0 1.0 0.3 0.6 7.0 Wilde eend 5.7 3.5 0.0 0.0 0.7 0.6 Wilde eend Wilde eend 5.7 3.5 0.0 0.0 0.7 0.6 5.7 3.5 0.0 0.0 0.7 Kuifeend 0.7 1.2 0.0 0.0 7.3 6.7 Kuifeend 0.7 1.2 0.0 0.0 7.3 Kuifeend 0.7 1.2 0.0 0.0 7.3 6.7 Zilvermeeuw Zilvermeeuw 5.3 1.5 0.0 1.5 0.00.0 3.7 3.8 5.3 0.0 3.7 Zilvermeeuw 5.3 1.5 0.0 0.0 3.7 3.8 Kl. mantelmeeuw 9.3 8.6 0.0 8.6 0.00.0 1.7 2.1 Kl. mantelmeeuw 9.3 0.0 1.7 Kl. mantelmeeuw 9.3 8.6 0.0 0.0 1.7 2.1 Kokmeeuw 5.0 4.6 0.3 4.6 0.60.3 15.0 6.1 Kokmeeuw 5.0 0.6 15.0 Kokmeeuw 5.0 4.6 0.3 0.6 15.0 6.1 Visdief 0.0 1.2 1.7 Visdief 0.0 0.0 0.7 0.0 1.20.7 1.7 2.9 Visdief 0.0 0.0 0.7 1.2 1.7 2.9 0.0 0.0 5.3 Knobbelzwaan Knobbelzwaan 0.0 0.0 0.0 0.0 0.00.0 5.3 2.1 Knobbelzwaan 0.0 0.0 0.0 0.0 5.3 2.1 0.0 0.0 0.7 Canadese gansCanadese gans 0.0 0.0 0.0 0.0 0.00.0 0.7 1.2 Canadese gans 0.0 0.0 0.0 0.0 0.7 1.2 Tureluur 0.3 0.6 0.0 0.0 0.0 Tureluur 0.3 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 Tureluur 0.3 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 Aalscholver 0.0 0.0 0.3 0.6 0.7 Aalscholver 0.0 0.0 0.3 0.6 0.7 0.6 Aalscholver Waterhoen 0.0 0.0 0.3 0.6 0.7 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 Waterhoen 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.6 Waterhoen Blauwe reiger 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 Blauwe reiger 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 1.0 Blauwe reiger 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 1.0
41 41
sd 1.2 3.5 0.6 6.7 3.8 2.1 6.1 2.9 2.1 1.2 0.0 0.6 0.6 1.0
83
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Grote strand (ROP180147)
Datum
E. coli
IE
16-4-2012
30
30
1-5-2012
180
61
14-5-2012
94
30
29-5-2012
210
30
11-6-2012
130
130
13-6-2012
30
30
25-6-2012
46
30
9-7-2012
30
30
23-7-2012
46
30
6-8-2012
30
30
20-8-2012
30
30
3-9-2012
30
30
17-9-2012
30
30
Campylobacter
160
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Binnenmeerplas (meetpunt ROP180116)
Datum
E. coli
IE
16-4-2012
500
94
1-5-2012
1000
77
14-5-2012
500
30
29-5-2012
440
130
11-6-2012
310
30
13-6-2012
2000
130
25-6-2012
650
46
9-7-2012
460
77
23-7-2012
310
30
6-8-2012
1500
270
20-8-2012
130
30
3-9-2012
730
94
17-9-2012
550
30
84
Campylobacter
1.3
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Walburgen
Walburgen
De Walburgen is een plas ten zuidwesten van Gendt met een oppervlak van ca. 3,8 ha (Waterschap Rivierenland, 2008c). Tijdens de veldbezoeken was er geen mensen. De zich De Walburgen is een plas ten zuidwesten van verstoring Gendt met door een oppervlak vanplas ca. kenmerkt 3,8 ha (Waterschap door een gemiddeld doorzicht en een hoge diversiteit en bedekking aan waterplanten. Onderstaande grafiek Rivierenland, 2008c). Tijdens de veldbezoeken was er geen verstoring door mensen. De plas kenmerkt geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van E. coli en zwevend stof zich door een gemiddeld doorzicht en een hoge diversiteithet en bedekking aan waterplanten. op meetpunt 208. De concentratie E. coli is redelijk laag gedurende seizoen, de concentratie IEOnderstaande varieert meer. De hoogste concentraties voor E. coli zijn intijdens juni, respectievelijk 208door en 804 (n/dl). De isolatie van grafiek geeft een overzicht van en hetIE verloop de bemonsteringen het waterschap van E. coli en het meetpunt iszwevend ingeschat als hoog (3). stof op meetpunt 208. De concentratie E. coli is redelijk laag gedurende het seizoen, de concen-
tratie IE varieert meer. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in juni, respectievelijk 208 en 804 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
43
85
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Walburgen
250
18 16 14 12
150
10 8
100
ZS mg/l
E coli n/dl
200
Ecoli
6
ZS
4
50
2 0 4-‐1-‐2012
5-‐21-‐2012
7-‐10-‐2012
8-‐29-‐2012
0 10-‐18-‐2012
date Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zone 1 zwemplek 2 plas zone 1 sd 2 plas sd sd zwemplek Meerkoet 1.3 1.5 1.3
Meerkoet Wilde eend Kokmeeuw Visdief
sd 1.2
Wilde eend
2.3
2.1
5.3
4.7
Kokmeeuw
1.0
1.0
0.7
1.2
Visdief Grauwe gans Canadese gans Blauwe reiger
Grauwe gans
1.3
1.5
1.3
1.2
0.3
2.3
2.1
5.3
4.7
1.0
1.0
0.7
1.2
0.3
0.6
0.0
0.0
2.7
2.5
0.0
0.0
2.7
4.0
0.3
0.6
0.0
0.0
2.5
0.0
0.0
3.5
0.0
0.0
0.6
0.0
0.0
4.0 0.0 bacteriën (n/dl). 0.0 De extra meting is vetgedrukt Canadese gans Metingen door het waterschap van 3.5 concentraties fecale Blauwe reiger
0.3
Datum
0.6
17-4-2012
0.0
E. coli
0.0
IE
5
<10
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. 1-5-2012 64 88 Datum E. coli IE 17-4-2012 1-5-2012 15-5-2012 29-5-2012
15-5-2012
5
<10
64
88
54
<10
42
10
29-5-2012 12-6-2012 14-6-2012
<10 10
208
804
10
22
10
<10
12-6-2012
208 10-7-2012
804
42
422
14-6-2012
10 24-7-2012
22
122
<10
26-6-2012
10 27-7-2012
<10
110
12
10-7-2012
7-8-2012 42
422
134
146
24-7-2012
21-8-2012 122
<10
98
10
27-7-2012
4-9-2012
12
42
422
10
<10
7-8-2012
26-6-2012
54 42
110
18-9-2012
134
146
21-8-2012
98
10
4-9-2012
42
422
18-9-2012
10
<10
86
44
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
De Welle
De Welle
De Welle is een De plas gelegen hetgelegen centrum Drachten. Tijdens de veldbezoeken was er geen Welle is eeninplas in van het centrum van Drachten. Tijdens de veldbezoeken was verstoring er geen verstordoor mensen. De Welle kenmerkt zich door een slecht doorzicht en een minimale bedekking met waterplanten ing door mensen. De Welle kenmerkt zich door een slecht doorzicht en een minimale bedekking met in de plas zelf. In twee zijarmen/sloten is een hoge bedekking waargenomen. Onderstaande grafiek geeft een waterplanten in de de plasbemonsteringen zelf. In twee zijarmen/sloten is een hoge van bedekking Onder overzicht van het verloop tijdens door het waterschap E. coli waargenomen. en zwevend stof opstaande meetpunt 0813.grafiek De concentraties E. coli van en IE het seizoen. De hoogste concentraties geeft een overzicht hetvariëren verloop gedurende tijdens de bemonsteringen door het waterschap van E.voor coli en E. coli en IE zijn in augustus, respectievelijk 1800 en 1000 (n/dl). De extra meting aan Campylobacter geeft zwevend stof op meetpunt 0813. De concentraties E. coli en IE variëren gedurende het seizoen. De hoogeen concentratie beneden de detectielimiet. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
ste concentraties voor E. coli en IE zijn in augustus, respectievelijk 1800 en 1000 (n/dl). De extra meting aan Campylobacter geeft een concentratie beneden de detectielimiet. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als matig (2).
45
87
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
de Welle
2000
35
1800
E coli n/dl
1400
25
1200
20
1000 800
15
600
10
400
zs mg/l
30
1600
Ecoli ZS
5
200
0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 date
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd) sd Meerkoet Wilde eend
Meerkoet
Wilde eend Kl. Mantelmeeuw
3.3
1.2
24.0
1.0
3.3
1.2 1.0
sd
0.7
0.6
24.0
Kokmeeuw
Kl. Mantelmeeuw 0.3
0.6
0.7
0.6
Grauwe gans
Kokmeeuw
0.7
0.6
0.3
0.6
2.0
0.0
0.7
0.6
13.3
0.6
2.0
0.0
13.3
0.6
Soepgans Brandgans
Grauwe gans Soepgans Brandgans
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt Datum E. coli IE Campylobacter 23-4-2012 7-5-2012 7-5-2012 21-5-2012
50
Datum
90
0
23-4-2012 7-5-2012
80
15
290
20
130
30
290
E. coli
IE
50
90
0 80
15
30
290
20
20
130
30
4-6-2012
7-5-2012
18-6-2012
21-5-2012
2-7-2012
4-6-2012
16-7-2012
18-6-2012
270
80
290
18-7-2012
2-7-2012
250
140
130
30-7-2012
16-7-2012 1100
1000
1-8-2012 13-8-2012 27-8-2012
130
30 <2
20
270
80
250
140
1100
1000
80
410
130
90
160
30
27-8-2012
1800
1000
29-8-2012
310
80
10-9-2012
310
90
410
130
160
30
1800
1000
310
18-7-2012 30-7-2012
29-8-2012
1-8-2012
10-9-2012
13-8-2012
88
310
Campylobacter
46
<2
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Westpolderplas Westpolderplas
De Westpolderplas is eind 2007 door de gemeente Etten-Leur gegraven Waterschap Brabantse Delta 2008b) en heeft een oppervlak van ca. 8ha inclusief moeraszone. werdenEtten-Leur 2 zones onderscheidden bij deBrabantse vogeltellingen. De Westpolderplas is eind 2007 door de Er gemeente gegraven Waterschap Delta Tijdens twee van de drie veldbezoeken was er een geringe verstoring door mensen en drie geiten op het strand. 2008b) en heeft een oppervlak van ca. 8ha inclusief moeraszone. Er werden 2 zones onderscheidden bij de De plas kenmerkt zich door een zeer goed doorzicht en een goede bedekking met waterplanten. Onderstaande vogeltellingen. Tijdens twee van de driede veldbezoeken was er door een geringe verstoring van doorE. mensen grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens bemonsteringen het waterschap coli enen drie zwevend stof opgeiten meetpunt concentratie E. coli is een laagzeer gedurende het seizoen, concentratie op het202.603. strand. DeDe plas kenmerkt zich door goed doorzicht en een de goede bedekking IE met varieert iets meer. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in augustus en juni, respectievelijk 94 en waterplanten. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door 213 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
het waterschap van E. coli en zwevend stof op meetpunt 202.603. De concentratie E. coli is laag gedurende het seizoen, de concentratie IE varieert iets meer. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in augustus en juni, respectievelijk 94 en 213 (n/dl). De isolatie van het meetpunt is ingeschat als hoog (3).
47
89
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Westpolderplas
100
70
90
E coli n/dl
70
50
60
40
50 40
30
30
20
20
ZS mg/l
60
80
Ecoli ZS
10
10 0 1-‐4-‐2012
21-‐5-‐2012
10-‐7-‐2012 date
0 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012
Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). zwemplek sddrie tellingen2enplas sd (sd) zone Getelde vogels per1zone, gemiddelde van de standaarddeviatie Meerkoet Wilde eend
zone
2.0
Meerkoet
1.0
1 zwemplek
4.3
2.0
sd
2 plas
sd
1.0
4.3
4.0
2.3
10.7
8.5
0.6
0.0
0.0
4.0
1.3
2.3
0.3
0.6
Kl. Mantelmeeuw
0.0
0.0
Knobbelzwaan
0.0
0.0
Grauwe gansGrauwe gans
6.0
5.2
6.0 3.0
5.2 5.2
3.0
5.2
Canadese gans Canadese gans
6.0
0.0
6.0 0.0
0.0 0.0
0.0
0.0
Nijlgans
1.0
1.0
1.0 2.7
2.1 1.0
2.7
2.1
0.0 0.6
0.3
0.6
0.0 0.6
0.3
0.6
Kuifeend
Wilde eend Kuifeend
Kl. Mantelmeeuw
Knobbelzwaan
Nijlgans
1.3 0.3 0.0 0.0
10.7
8.5
0.0
0.0
0.3
0.6
3.0
0.0
Aalscholver Aalscholver
0.0
0.0
0.0 0.3
Waterhoen Waterhoen
0.0
0.0
0.0 0.3
0.0
0.3
0.6
0.0
3.0
0.0
Metingen door Metingen door het waterschap concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt het waterschap vanvan concentraties fecale bacteriën (n/dl). De extra meting is vetgedrukt. Datum E. coli IE 23-4-2012 7-5-2012 21-5-2012 4-6-2012
Datum
7-5-2012
E. coli
IE
30
30
30
15
213
15
15
30
30
30
15
15
15
77
23-4-2012
21-5-2012
18-6-2012 4-6-201246
30
77
213
22-6-2012 18-6-201246
76
46
30
2-7-2012
22-6-201246
15
46
76
16-7-2012
2-7-201215
30
46
15
23-7-2012 16-7-201246
15
15
30
6-8-2012
23-7-201294
15
46
15
20-8-2012 6-8-201246 3-9-2012 20-8-201215
15
94
15
15
46
15
17-9-2012 3-9-201215
15
15
15
15
15
17-9-2012
90
48
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Wilhelminapark
Wilhelminapark
Zwemvijver Wilhelminapark is gelegen in de gemeente Rijswijk en is ca. 3.5 ha groot (Hoeijmakers, 2006). De Zwemvijver Wilhelminapark is gelegen in de gemeente Rijswijk en isvan ca. 3.5 ha groot (Hoeijmakers, plas kenmerkt zich door een zeer slecht doorzicht en het ontbreken waterplanten. Tijdens2006). het derde veldbezoek waren ca. 50 kinderen aanwezig. Alleen bij het tweede veldbezoek werden Tijdens grote aantallen De plaserkenmerkt zich door een zeer slecht doorzicht en het ontbreken van waterplanten. het ganzen geteld (150 individuen), en derde telling werden vogels waargenomen. derde veldbezoek warenbij er de ca. eerste 50 kinderen aanwezig. Alleen bij hetslechts tweede enkele veldbezoek werden grote Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door het waterschap van aantallen ganzen geteld (150 individuen), bij de eerste en derde telling werden slechts enkele vogels E. coli en zwevend stof op meetpunt 412-29. De concentraties E. coli en IE nemen toe gedurende het seizoen. waargenomen. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het verloop tijdens de bemonsteringen door De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in september, respectievelijk 470 en 440 (n/dl). De waterschap van zijn E. colilaag en zwevend stof ophet meetpunt 412-29. De met concentraties E. coli en IE nemen toe in concentratieshet Campylobacter gedurende zwemseizoen, een maximum van 7 (n/dl) gedurende het seizoen. De hoogste concentraties voor E. coli en IE zijn in september, respectievelijk 470 augustus. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1). en 440 (n/dl). De concentraties Campylobacter zijn laag gedurende het zwemseizoen, met een maximum van 7 (n/dl) in augustus. De isolatie van het meetpunt is ingeschat als laag (1).
91
49
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Wilhelminapark 500
120
450
100
400
80
300 250
ZS mg/l
Ecoli n/dl
350
60
200
40
150 100
Ecoli ZS
20
50
0 0 1-‐4-‐2012 21-‐5-‐2012 10-‐7-‐2012 29-‐8-‐2012 18-‐10-‐2012 Getelde vogels per zone, gemiddelde van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd). Getelde vogels per zone, gemiddelde zone sd van de drie tellingen en standaarddeviatie (sd)
Meerkoet
zone
5.7
1.5
sd
Fuut
Meerkoet
0.7
1.2
5.7
1.5
Visdief
Fuut
0.7
1.2
0.7
1.2
1.0
1.7
0.7
1.2
0.7
1.2
1.0
1.7
48.3
83.7
0.7
1.2
0.3
0.6
48.3
83.7
0.7
1.2
0.3
0.6
0.7
1.2
Grauwe gans Visdief Soepgans
Grauwe gans
Soepgans Canadese gans
Nijlgans
Canadese gans Nijlgans
Blauwe reiger
Blauwe reiger
Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). Er is geen extra meting uitgevoerd. Metingen door het waterschap van concentraties fecale bacteriën (n/dl). Er is geen extra meting uitgevoerd Datum E. coli IE Campylobacter 24-4-2012
Datum
<30
<30
E. coli
8-5-2012
24-4-2012 <30
<30
<30
22-5-2012 5-6-2012 19-6-2012 3-7-2012 17-7-2012 31-7-2012 14-8-2012 28-8-2012 11-9-2012
8-5-2012 22-5-2012
5-6-2012
<30
<30
180
94
290
30
94
94
19-6-2012 410 3-7-2012 140 17-7-2012 140 31-7-2012180 14-8-2012470 28-8-2012 11-9-2012
92
380 200
<30 <30 180 290 94
IE
<1 <1 <1 4 4 <1
Campylobacter
<30 <30 <30
<1
94
<1
30
<1
94
4
45
410
<1
380
4
130
140
7
200
<1
440
140
<1
45
<1
180
130
7
470
440
<1
50
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Bijlage 3
Correlatietabellen
93
94
0.311
0.069
0.461
-0.336
-0.172
-0.221
-0.184
sumRH
E. coli
-0.250
-0.118
-0.222
-0.199
-0.390
-0.434
herbi_ha
bird_ha
-0.087
0.236
0.046
0.068
0.573
0.185
0.353
-0.136
avg_bird
carni_ha
0.369
0.497
0.035
-0.236
avg_herbi
0.129
0.493
0.494
0.129
0.373
0.091
-0.366
-0.391
zwevend stof
avg_carni
diepte
avgT
0.418
volume
sumQ
-0.033
0.332
0.263
0.262
0.499
veg_ranking
doorzicht
0.319
0.156
0.202
0.238
0.416
1
0.369
0.268
opp_zwemzone
isolatie
0.638
volume
bedekking%
1
0.374
1
diepte
1
1 0.187
-0.409 0.185 sumQ
-0.512 -0.363 avgT
0.114 0.412 bird_ha
0.100 0.281 herbi_ha
-0.257 0.178 carni_ha
0.115 0.547 avg_bird
0.192 0.464 avg_herbi
-0.174 0.283 avg_carni
0.565 0.408 ZS
-0.238 -0.018 doorzicht
-0.099 -0.226 veg_ ranking
-0.021 -0.031
0.217
0.281
0.323
0.401
0.375
0.308
0.183
0.192
0.205
sumRH
bedekking%
0.028
-0.399
-0.342
-0.045
-0.419
-0.400
-0.228
-0.174
-0.109
0.123 0.130
-0.032
0.375 0.413
E. coli
-0.318
1
1 0.326
1
1 0.942
0.12 0.345
0.557 0.688
0.645 0.698
0.066 0.298
0.561 0.500
-0.341 -0.311
-0.086 -0.121
-0.041 -0.072
0.059
0.262
0.242
0.073
1
1 0.504
0.945
0.649 0.912
0.397 -0.214
0.032 0.272
-0.050
0.029
-0.054
-0.119
-0.019
0.151
0.176
0.379
0.152
0.151
0.192
0.194
0.406
0.555
-0.486
-0.353
-0.300
-0.111
0.218
1
1
1 -0.208
1
1 0.36
0.841 0.517
0.335 0.286
1
0.497
1
Tabel Spearman rangcorrelatiecoëfficiënten dataset 1. Geel en vetgedrukt = p<0.05, n=19. Groen = p<0.10, n=19 STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
isolatie
opp_zwem
zone
1 0.399
1 0.443 0.303
0.491 0.56 0.226
0.196 0.305 -0.03
-0.114 -0.108 0.308
-0.203 -0.09 -0.006
0.183 0.23 0.287
0.244 0.084 0.253 herbi_ha
-0.091 0.244 0.005 carni_ha
0.273 0.426 0.161 avg_bird
0.304 0.353 0.178 avg_herbi
-0.011 0.363 0.008 avg_carni
-0.15 0.169 0.278 mediaan_ZS
0.151 0.004 -0.251 AvgDoorzicht
-0.069 -0.212 -0.56 Veg_ranking
-0.029 -0.164 -0.355 Bedekking%
0.241
-0.058
isolatie
-0.289
volume
-0.251
diepte
med_Entero
-0.13
bird_ha
0.072
0.301 0.178
0 0.044
-0.218 -0.143
-0.096 -0.145
-0.092
-0.058
0.215
-0.008
0.182
SumRH
max_Ecoli
AvgT
-0.18
0.199 0.448
0.43
SumQ
-0.255
0.317
0.606 0.547
0.673 0.453
0.085
-0.31
0.041 -0.44
0.169 -0.365
0.072 -0.249
0.497
-0.295
-0.035
-0.091
-0.036
-0.068
AvgT
SumQ
SumRH
-0.031
-0.004
0.149
0.09
-0.097
0.54
max_Ecoli
-0.231
0.225 0.348
0.253 0.244
0.012 0.075
-0.451
-0.448
0.158
0.584
-0.425 -0.342
-0.213 -0.195
-0.178 -0.151
-0.145
-0.087
-0.126
-0.109
-0.265
-0.273
herbi_ha
bird_ha
max_Entero
max_Entero
0.135
0.398
0.352
0.204
0.571 0.649
0.66 0.667
-0.052
-0.183
0.375
0.352
0.287
0.2
0.392
0.18
carni_ha
mediaan_Ecoli
med_Ecoli
1
1 0.117
-0.078
-0.264 -0.505
-0.413
-0.424
-0.018
0.357
0.1
0.914
0.365
1
1 -0.178
1
1 0.943
1
1
1 0.944
0.287 0.541
0.492
-0.215 -0.114
-0.255 -0.141
-0.187 -0.095
-0.111
-0.058
0.068
0.212
0.107
0.485
0.221
-0.177
0.235
-0.578
-0.321
-0.553
ZS
avg_carni
-0.079
0.416
0.238
-0.552
0.362
0.351
0.324
0.334
0.539
Veg_ranking
Doorzicht
avg_herbi
-0.781
-0.519
0.874 0.636
0.457
0.426
avg_bird
1
1 -0.179
1
1 0.513
1
1
0.393
0.164
0.324
0.536
Bedekking%
1
isolatie
0.777
volume
Tabel: Spearman rank correlatiecoëfficiënten. Geel en vetgedrukt = p<0.05, n=19. Groen = p<0.10, n=19 STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
95
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
96
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Bijlage 4
Resultaten GLMM Dataset 1 E. coli Omdat er geen weersvariabelen uit de forward selectie kwamen, die als covariabelen worden beschouwd, is er geen aanvullende GLMM gedraaid. Dataset 1 IE Uitkomsten van de GLMM, waarbij temperatuur als covariabele (random factor) wordt meegenomen, geeft grotendeels vergelijkbare resultaten . Oppervlakte zwemzone, vegetatierang en aantallen vogels hebben een significant effect, waarbij opvalt dat aantal vogels nu een negatief effect heeft op IE. Uitkomsten GLMM IE
Variabele AvgT Opp_zwemzone
effect
s.e.
-0.001988
0.0035974
0.00007443
0.000011417
F waarde Wald statistic
<0.001
Veg_ranking
-0.6204
0.14557
0.001
avg_bird
-0.02717
0.009019
<0.001
Dataset2 mediaan E. coli Geen GLMM want geen weersvariabelen uit de voorwaartse selectie, die als covariabelen worden beschouwd. Dataset2 max E. coli GLMM, met avgT als random factor, geeft diepte en volume als significante variabelen. Richting effect is nu positief voor diepte, en 0 voor volume. Uitkomsten GLMM max. E. coli
Variabele AvgT diepte volume
effect
s.e.
F waarde Wald statistic
-0.00008136
0.001906820
1.304
0.8185
<0.001
0.
0.0
<0.001
-0.1534
0.19904
0.538
herbi_ha
-0.005739
0.0086898
0.518
isolatie
-0.1853
0.48538
0.569
Veg_ranking
97
STOWA 2013-12 De invloed van watervogels op de bacteriologische zwemwaterkwaliteit
Dataset2 mediaan IE GLMM geeft alleen vegetatie rang als significant, negatief effect. Uitkomsten GLMM median IE
Variabele
Effect grootte
s.e.
F waarde Wald statistic
0.
0.0
0.196
Veg_ranking
-0.1692
0.07918
0.046
Isolatie
0.1586
0.20960
0.627
0.
0.0
Volume
AvgT SumQ
0.
0.0
SumRH
0.
0.0
Dataset 2 max IE Geen GLMM want geen weersvariabelen uit de voorwaartse selectie, die als covariabelen worden beschouwd.
98