De invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers Literatuur- en programmaverkenningen participatie en gezondheid - thema 6 Participatie en gezondheid in relatie tot ouderen en hun arbeidsproductiviteit.
Eindrapportage September 2008 Lex Burdorf Tilja van den Berg Leo Elders Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC, Rotterdam
1
2
Samenvatting Achtergrond van de literatuurstudie In de Westerse landen met een vergrijzende samenleving wordt de arbeidsparticipatie van de oudere werknemer in de komende decennia een van de grootste uitdagingen. Behoud van inzetbaarheid en het bevorderen van de mobiliteit van oudere werknemers zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. In het behoud van de inzetbaarheid van oudere werknemers is gezondheid een cruciale factor, omdat gezondheidsproblemen een belangrijke reden zijn voor het verlaten van het arbeidsproces door arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vervroegde pensionering. Er is echter onvoldoende inzicht in de belangrijkste determinanten van verminderde arbeidsparticipatie door arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of vroegtijdige pensionering. Er is tevens weinig bekend over de invloed van arbeidsomstandigheden en leeftijd- en functiebewust personeelsbeleid in ondernemingen op de gezondheid van de oudere werknemer en de consequenties daarvan voor arbeidsproductiviteit en verzuim. Dit roept tevens de vraag op wat de effecten zijn van maatregelen en interventies ter bevordering van de arbeidsparticipatie van de oudere werknemer en welke preventieve interventies kunnen voorkomen dat ouderen het arbeidsproces verlaten. Dit systematische onderzoek van Nederlandse en buitenlandse literatuur richt zich primair op de invloed van gezondheid en belastende arbeidsomstandigheden op verschillende vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. De zoekstrategie is dan ook zodanig geformuleerd dat de rol van gezondheid en arbeidsomstandigheden in arbeidsparticipatie centraal staat. De selectie van relevante studies is gericht op studies waarin causaliteit van oorzaak en gevolg kan worden geïnterpreteerd. Onderscheiden vormen van verminderde arbeidsproductiviteit Verminderde arbeidsproductiviteit is onderscheiden in (1) verminderde productiviteit tijdens het werk ten gevolge van gezondheidsproblemen, (2) verzuim en (3) verminderde arbeidsparticipatie ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vervroegde pensionering. Verminderde arbeidsproductiviteit heeft daarmee een beperktere reikwijdte dan het begrip duurzame inzetbaarheid van werknemers. Als relevante determinanten zijn benoemd: fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, demografische factoren, leefstijlfactoren en gezondheidsproblemen. Belangrijkste risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit Een matig tot slechte gezondheid is een belangrijke, consistente risicofactor voor alle vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. Het algemene beeld is ook dat fysieke belasting tijdens het werk een belangrijke determinant is. Voor psychosociale factoren ontbreken soms de noodzakelijke studies, maar er zijn sterke aanwijzingen dat ook bepaalde factoren, met name stress en gebrekkige regelmogelijkheden, belangrijk zijn. Genoemde determinanten zijn gerapporteerd in studies in de algemene beroepsbevolking, in specifieke beroepsgroepen en in beroepsgroepen van oudere werknemers. Het algemene beeld van de invloed van leefstijlfactoren op een verminderde inzetbaarheid van werknemers is weinig consistent, mede door het ontbreken van onderzoek. Roken is een belangrijke factor van verminderde arbeidsproductiviteit.
3
Verschil in invloed van deze risicofactoren tussen oudere en jongere werknemers Een hogere leeftijd is sterk geassocieerd met een verhoogde kans op vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid. De invloed van leeftijd op productiviteitsverlies op het werk, ziekteverzuim en werkloosheid is weinig onderzocht en levert geen consistent beeld op. Er zijn sterke aanwijzingen dat oudere werknemers in het algemeen minder maar wel langer verzuim. Voor de leeftijdsafhankelijke invloed van de invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op arbeidsparticipatie ontbreekt enig bewijs, omdat geen enkele studie heeft gekeken of of de invloed van een bepaalde risicofactor op verminderde arbeidsparticipatie sterker is onder oudere dan jongere werknemers. Dit is ook moeilijk te onderzoeken door de sterke selectie op gezondheid in beroepen met een hoge arbeidsbelasting. Kosten en effectiviteit van maatregelen ter bevordering van arbeidsproductiviteit Er zijn weinig experimentele studies beschikbaar naar de kosten en baten en de kosteneffectiviteit van interventies gericht op het voorkomen cq. verbeteren van verminderde arbeidsproductiviteit. De invloed van de bekende ‘ontziemaatregelen’ in Nederland op arbeidsparticipatie is grotendeels onbekend. Studies die de kosten-effectiviteit van deze maatregelen beschrijven, ontbreken eveneens geheel. Aanbevelingen voor onderzoek op korte termijn De aanbevelingen voor onderzoek op korte termijn zijn: • het schatten van de theoretische opbrengst van interventies op arbeidsparticipatie • het bestuderen van de tijdsduur tussen gezondheidsproblemen, belastende arbeid en ongezonde leefstijl en de uitstroom uit het arbeidsproces • het vaststellen van de invloed van gezondheid op uittreding uit het arbeidsproces in verschillende leeftijdscategorieën • het produceren van een systematisch overzicht van kosten-effectiviteit van primaire, secundaire en tertiaire interventies op gezondheid. Aanbevelingen voor onderzoek op lange termijn Onderwerpen voor onderzoek met een langere looptijd zijn: • het bestuderen van de rol van gezondheid in het werkvermogen en de inzetbaarheid • het bepalen van de bijdrage van belastende arbeidsomstandigheden en ongunstige leefstijlfactoren in de invloed van een slechte gezondheid op vermindering van duurzame inzetbaarheid • het bestuderen van de rol van specifieke ziekten, zoals psychische problemen, bewegingsapparaataandoeningen of hart- en vaatziekten, in arbeidsuitval • het evalueren van de kosten-effectiviteit van interventies op intermediaire maten, zoals gezondheid, ervaren arbeidsbelasting en werkvermogen • het vaststellen van de factoren en interventies die bepalen dat werknemers met een chronische ziekte zich in het arbeidsproces kunnen staande houden.
4
Inhoudsopgave 1. Achtergrond van de studie 1.1 Gezondheid en arbeidsparticipatie 1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen 1.3 Werkwijze 1.4 Leeswijzer
7 8 10 12
2. Gezondheid, werk en vervroegde pensionering 2.1 Selectie van literatuur 2.2 Determinanten van vervroegde pensionering 2.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
13 13 15
3. Gezondheid, werk en arbeidsongeschiktheid 3.1 Selectie van literatuur 3.2 Determinanten van arbeidsongeschiktheid 3.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
19 19 22
4. Gezondheid, werk en werkloosheid 4.1 Selectie van literatuur 4.2 Determinanten van werkloosheid 4.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
25 25 27
5. Gezondheid, werk en ziekteverzuim 5.1 Selectie van literatuur 5.2 Determinanten van ziekteverzuim 5.3 Nederlandse situatie 5.4 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
31 31 36 37
6. Gezondheid, werk en verminderde productiviteit op het werk 6.1 Selectie van literatuur 6.2 Determinanten van verminderde productiviteit op het werk 6.3 Productiviteitsverlies van ouderen en Nederlandse werknemers 6.4 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
39 39 40 41
7. Effectieve interventies 7.1 Selectie van literatuur 7.2 Effectiviteit van interventies 7.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
43 43 44
8. Kennisleemten 8.1 Determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit 8.2 Potentiële kosten-effectiviteit van interventies 8.3 Aanbevelingen voor onderzoek
47 52 53
5
9. Algemene conclusies en aanbevelingen 9.1 Reikwijdte van de analyse 9.2 Algemene conclusies 9.3 Aanbevelingen
57 57 58
Referenties
61
Bijlagen 1 t/m 7
66
6
1. Achtergrond van de studie 1.1 Gezondheid en arbeidsparticipatie Vergrijzing en arbeidsparticipatie In de meeste Westerse landen met een vergrijzende samenleving wordt de arbeidsparticipatie van de oudere werknemer in de komende decennia een van de grootste uitdagingen. Behoud van inzetbaarheid en het bevorderen van de mobiliteit van oudere werknemers is in belang van organisaties. In het behoud van de inzetbaarheid van oudere werknemers is gezondheid een cruciale factor, omdat gezondheidsproblemen een belangrijke reden zijn voor het verlaten van het arbeidsproces door arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vervroegde pensionering (1-4). In navolging van de maatschappelijke opgave op het terrein van de volksgezondheid “Langer gezond leven”, is dit thema te vertalen naar de noodzaak tot ‘Langer gezond werken’ (2). Gezondheid en arbeidsparticipatie Gezondheid en arbeidsparticipatie hangen sterk samen. Goede arbeidsomstandigheden dragen bij aan een productieve werknemer in goede gezondheid. Een goede gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor langdurige participatie in het arbeidsproces (5). Recent onderzoek heeft laten zien dat in Europese landen een slechte gezondheid een belangrijke oorzaak is voor oudere werknemers om het arbeidsproces te verlaten. In Nederland was met name het risico op werkloosheid ten gevolge van een slechte gezondheid opvallend hoog (2). De belangrijkste factoren onder werknemers van 50 jaar en ouder die bijdragen aan de uitstroom uit het arbeidsproces door werkloosheid en vroeg pensioen zijn: een matige/slechte algemene gezondheid, ongezonde leefstijl (met name gebrek aan lichamelijke inspanning en ernstig overgewicht) en belastende arbeidsomstandigheden (met name fysieke belasting en hoge werkdruk) (2). Er wordt geschat dat het gecombineerde effect van deze drie factoren verantwoordelijk is voor zo’n 20% van de arbeidsuitval door vroeg pensioen en 38% van de arbeidsuitval door werkloosheid voor het 65ste levensjaar. Preventieve interventies op deze drie factoren hebben daarmee een groot potentieel om arbeidsuitval voor de 65-jarige leeftijd te verminderen (2). Verlies aan productieve arbeidsjaren In specifieke beroepsgroepen kunnen belastende arbeidsomstandigheden een belangrijke oorzaak zijn van het verlies aan productieve arbeidsjaren door regelmatig terugkerend verzuim en een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid. Een studie naar fysiek belastende arbeid in Nederlandse verpleeg- en verzorgingshuizen heeft aangetoond dat hoge fysieke belasting leidde tot een verhoogde kans op het optreden van rugklachten en daaraan geassocieerd ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Op basis van een modelsimulatie is geschat dat gedurende de denkbeeldige 40-jarige carrière van een werknemer met deze hoge fysieke belasting het verlies aan productieve arbeidsjaren ruim 2,5 werkjaar bedraagt (3). Deze studie maakt inzichtelijk dat arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen een aanzienlijke invloed kunnen hebben op de arbeidsproductiviteit.
7
1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen Probleemstelling Er is onvoldoende inzicht in het relatieve belang van de belangrijkste determinanten van verminderde arbeidsparticipatie door arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of vroegtijdige pensionering. Er is tevens weinig bekend over de invloed van arbeidsomstandigheden en leeftijd- en functiebewust personeelsbeleid in ondernemingen op de gezondheid van de oudere werknemer en de consequenties daarvan voor arbeidsproductiviteit en verzuim. Dit roept tevens de vraag op wat de effecten zijn van maatregelen en interventies ter bevordering van de arbeidsparticipatie van de oudere werknemer en welke preventieve interventies kunnen voorkomen dat ouderen het arbeidsproces verlaten. Onderzoeksvragen Bovengenoemde probleemstelling vraagt om een nadere afbakening. Deze literatuurstudie is primair gericht op de positieve en negatieve invloed van arbeidsomstandigheden, individuele factoren en gezondheid op de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers en de effecten van interventies op deze factoren op de duurzame inzetbaarheid. Daarbij staan drie onderzoeksvragen centraal: (1) Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit onder werknemers? (2) Verschilt de invloed van deze risicofactoren voor verminderde arbeidsparticipatie tussen oudere en jongere werknemers? (3) Wat is de (kosten)effectiviteit van maatregelen ter bevordering van de arbeidsproductiviteit onder oudere werknemers? De beantwoording van de eerste onderzoeksvraag geeft inzicht in de belangrijkste risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit in de werkende bevolking. In de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag wordt specifiek gekeken of de onderscheiden risicofactoren in de eerste onderzoeksvraag een leeftijdsafhankelijke invloed hebben, dat wil zeggen of het verband tussen een bepaalde risicofactor en een specifieke vorm van verminderde arbeidsparticipatie sterker is onder oudere dan jongere werknemers. De derde onderzoeksvraag richt zich allereerst op de kosten en baten (in monetaire termen) van interventies en vervolgens op de kosten-effectiviteit waarin wordt vastgesteld of de kosten van de interventies resulteren in voldoende gezondheidswinst. Risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit De eerste onderzoeksvraag wordt beantwoord door een systematisch overzicht van de (inter)nationale literatuur over risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit onder oudere werknemers. Als belangrijkste domeinen van risicofactoren zijn benoemd: fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, demografische factoren, leefstijlfactoren en ervaren gezondheid en gezondheidsproblemen. Verminderde arbeidsproductiviteit is onderscheiden in (1) verminderde productiviteit tijdens het werk ten gevolge van gezondheidsproblemen, (2) verzuim en (3) verminderde arbeidsparticipatie ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vervroegde pensionering. Verminderde arbeidsproductiviteit is in dit literatuuroverzicht geen
8
synoniem van de duurzame inzetbaarheid van werknemers, omdat duurzame inzetbaarheid ook aspecten bevat als het vermogen van werknemers om breed inzetbaar te zijn in diverse functies en het vermogen van werknemers om zich aan te passen aan veranderende taakeisen in een specifieke functie. In schema 1 is het onderzoekskader kort weergegeven.
Fysieke arbeidsomstandigheden
Verminderde productiviteit op werk arbeidsomstandighede
Psychosociale arbeidsomstandigheden
Ziekteverzuim
Demografische factoren
Verminderde arbeidsproductiviteit (verschillen tussen oudere en jongere werknemers)
Arbeidsongeschiktheid
Leefstijl-factoren
Werkloosheid
Gezondheid
Vervroegde pernsionering
Schema 1 Risicofactoren en de verschillende vormen van verminderde arbeidsproductiviteit Het literatuuroverzicht zal inzicht geven in de belangrijkste risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit, het relatieve belang van deze risicofactoren, en hun onderlinge samenhang in de diverse vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. Daarbij is het tevens van belang vast te kunnen stellen of onder oudere werknemers andere risicofactoren van belang zijn dan bij jongere werknemers of dat dezelfde risicofactoren van belang zijn, maar de grootte van hun invloed aanmerkelijk verschilt tussen oudere en jongere werknemers. Dit kan leiden tot een gedifferentieerd preventiebeleid met een andere mix van maatregelen en interventies voor verschillende leeftijdsgroepen. Kosten-effectiviteit van interventies De derde onderzoeksvraag wordt beantwoord door een systematisch overzicht van de (inter)nationale literatuur over kosten en effecten van interventies en maatregelen ter bevordering van de arbeidsproductiviteit onder oudere werknemers. Het onderzoek beperkt zich tot de literatuur waarin op wetenschappelijk verantwoorde wijze de effectiviteit van interventies en maatregelen wordt gerapporteerd. Een cruciale vraag
9
daarbij is of geïdentificeerde (bewezen effectieve) interventies en maatregelen zijn gericht op de onderkende risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit, en in welke mate deze interventies erin slagen de invloed van deze risicofactoren substantieel te verminderen. Bij de evaluatie van de kosten-baten en kosten-effectiviteit is gekozen voor een maatschappelijk perspectief. Een belangrijke, aanvullende vraag is of op basis van de wetenschappelijke literatuur een uitspraak kan worden gedaan over de kosteneffectiviteit van bekende ‘ontziemaatregelen’ (zoals meer vakantiedagen, kortere werkweken, geen ploegendienst, andere functie-inhoud).
1.3 Werkwijze Opdrachtgever In de startnotitie “Literatuur- en programmaverkenningen participatie en gezondheid” van de ministeries van VWS, SZW en BZK wordt geconstateerd dat door de vergrijzing van Nederland ‘Langer gezond leven’ een van de 5 maatschappelijke opgaven op het terrein van de volksgezondheid is. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC de opdracht verstrekt literatuuronderzoek te doen en leemten in kennis te beschrijven. Literatuuronderzoek Voor het literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van Medline/Pubmed (medische en gezondheidskundige literatuur) en Web of Science (eveneens enige economische literatuur). Er zijn vijf afzonderlijke categorieën gedefinieerd: verminderde productiviteit tijdens het werk door gezondheidsproblemen (productiviteitsverlies), ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en vroegtijdige pensionering. Voor elk eindpunt van verminderde arbeidsproductiviteit is een systematische literatuursearch verricht met gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. Deze literatuursearch is primair gericht op de invloed van een verminderde gezondheid en/of belastende arbeidsomstandigheden op verminderde arbeidsproductiviteit. De zoekstrategie is dan ook zodanig geformuleerd dat de rol van gezondheid en arbeidsomstandigheden in arbeidsparticipatie centraal staat. De resultaten van de geselecteerde artikelen zijn samengevat in enkele figuren en tabellen. Selectie van longitudinale studies Voor het literatuuronderzoek zijn voornamelijk longitudinale studies geselecteerd. In een longitudinale studie worden groepen werknemers in de loop van de kalendertijd gevolgd. Een deel van de studiepopulatie heeft bij aanvang van het onderzoek een bepaalde risicofactor (bijvoorbeeld hoge fysieke belasting of lage lichamelijke activiteit in vrije tijd) die bij het andere deel van de studiepopulatie ontbreekt. Na een bepaalde tijdsperiode wordt het optreden van verminderde arbeidsproductiviteit in beide groepen vastgesteld. Indien in beide groepen de frequentie van verminderde arbeidsproductiviteit gelijk is, is er geen effect van de risicofactor op het optreden van verminderde arbeidsproductiviteit. In beide groepen wordt tevens het absolute risico op de ongewenste gebeurtenis (verminderde arbeidsproductiviteit) uitgerekend. Het quotiënt van twee absolute risico’s noemt men het relatieve risico (RR); een uitdrukking van het aantal
10
malen dat de kans op de ongewenste gebeurtenis bij een persoon met een bepaalde risicofactor groter is dan bij een persoon zonder deze risicofactor. In sommige onderzoeken wordt het RR rechtstreeks berekend, in andere onderzoeken wordt het RR benaderd door associatiematen zoals Odds Ratio (OR) en Hazard Ratio (HR). Indien het RR (of de OR, HR) boven de waarde 1 ligt, is er een verhoogd risico onder blootgestelden ten opzichte van niet-blootgestelden. Een risicofactor waarvan het bijbehorende betrouwbaarheidsinterval geheel boven de waarde 1 ligt, geeft aan dat er een statistisch verhoogd relatie risico is. De keuze voor longitudinale studies maakt het mogelijk de resultaten te interpreteren in termen van causaliteit, omdat de oorzaak (bv fysieke belasting) altijd vooraf is gegaan aan het gevolg (bv werkloosheid). Voor de meest voorkomende onderzoeksopzet, het dwarsdoorsnede-onderzoek, kan dit niet. Beperkingen in reikwijdte Dit literatuuronderzoek richt zich primair op de invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op verschillende vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. Daarbij staan de determinanten die worden gemeten op individueel niveau centraal. Belangrijke andere factoren die van invloed zijn op individuele belissingen rond arbeidsparticipatie, zoals economische factoren, sociaal-culturele aspecten en kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg zijn niet in deze literatuurstudie meegenomen. Economische en organisatorische determinanten op meso- of macroniveau zijn buiten beschouwing gelaten. Bestaande regelingen op het terrein van sociale zekerheid en pensioenvoorzieningen hebben een sterke invloed op de arbeidsparticipatie in bedrijven, bedrijfssectoren en landen. Economisch-fiscale drijfveren kunnen de invloed van arbeidsomstandigheden en gezondheid op arbeidsparticipatie sterk beïnvloeden. In dit literatuuronderzoek is geen poging gedaan om de onderlinge wisselwerking van determinanten op verschillend aggregatienieveau te analyseren. Leemten in kennis Op basis van het literatuuronderzoek zijn hiaten in kennis over participatie en gezondheid onder oudere werknemers in kaart gebracht. Het hiatenoverzicht is getoetst op overeenstemming met een aantal toonaangevende internationale rapporten. Als verificatiestap zijn vertegenwoordigers van belangrijke nationale organisaties gevraagd te reflecteren op het geformuleerde overzicht van leemten in kennis. Deze verkenning heeft geresulteerd in een kernachtige overzicht van: - de belangrijkste hiaten in de kennis over determinanten (mn. arbeidsomstandigehden en gezondheid) van arbeidsparticipatie, met name onder ouderen; - (gebrek aan) inzicht in (kosten)effectiviteit van interventies op deze determinanten; - gewenste prioriteiten en inhoud van onderzoek naar geconstateerde hiaten in kennis; - haalbaarheid van onderzoek om de belangrijkste vragen te kunnen beantwoorden.
11
1.4 Leeswijzer De hoofdstukken 2 tot en met 6 beschrijven de belangrijkste bevindingen van het literatuuronderzoek naar determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit, onderscheiden naar categorie. Te samen leveren deze hoofdstukken het antwoord op de vraag wat de belangrijkste determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit zijn. Hierdoor ontstaat inzicht in de relatieve invloed van arbeidsomstandigheden en gezondheid in de uittreding uit het arbeidsproces, ten opzichte van sociaal-demografische determinanten zoals leeftijd, opleiding, geslacht en etniciteit. Verschillen in invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op uittreding uit het arbeidsproces tussen verschillende leeftijdscategorieën maakt duidelijk of gevonden associaties anders zijn bij oudere dan jongere werknemers. Tevens wordt dan duidelijk welke aspecten in de arbeidsbelasting het functioneren op het werk negatief beïnvloeden (fysiek belastende omstandigheden, mentale arbeidsbelasting, werkervaring, werkinhoud) en of bestaande ontziemaatregelen een (gedeeltelijke) oplossing kunnen bieden voor specifieke situaties. Voor de leesbaarheid van het rapport is gekozen voor presentatie van de kernbevindingen per hoofdstuk in een samenvattende figuur. De onderliggende tabel met gedetailleerde informatie is terug te vinden in de bijlagen. In hoofdstuk 7 wordt de kosten-effectiviteit van interventies op deze belangrijkste determinanten beschreven. Dit overzicht maakt enerzijds duidelijk wat er reeds voorhanden is om arbeidsuittreding op oudere leeftijd te voorkomen en anderzijds of huidige maatregelen op het terrein van leeftijd- en functiebewust personeelsbeleid hierop aansluiten. Tot slot worden in hoofdstuk 8 de hiaten in kennis over participatie en gezondheid onder oudere werknemers gepresenteerd, alsmede de richting en het type gewenste onderzoek om openstaande vragen te beantwoorden. Hoofdstuk 9 bevat de algemene conclusies en aanbevelingen.
12
2. Gezondheid, werk en vervroegde pensionering 2.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Relevante wetenschappelijke literatuur is gezocht in Medline/Pubmed (1966-2007) en Web of Science (1988-2007). Een vergelijkbare zoekstrategie in Web of Science resulteerde in 173 artikelen, waarvan 98 artikelen niet reeds waren geïdentificeerd in Pubmed. In het totaal zijn 272 artikelen geselecteerd. De gehanteerde zoekstrategie staat in tabel 1 van bijlage 1. Inclusie en exclusie De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd: - onderzoekspopulatie is werkzaam tijdens de nulmeting; - duidelijke definitie van vervroegde pensionering als uitkomstmaat; - informatie over de determinanten fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, ervaren gezondheid of gezondheidsproblemen; - kwantitatieve beschrijving van verbanden tussen determinanten en uitkomstmaat. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd: - vervroegde pensionering als determinant in plaats van uitkomstmaat; - ontbreken van een geschikte kwantitatieve maat voor de samenhang tussen determinant en vervroegde pensionering; - methodologische problemen bij de interpretatie van de associatiemaat. Opbrengst De 272 potentieel interessante artikelen zijn gescreend, waarvan 153 zijn geselecteerd op basis van titel en vervolgens 40 op basis van abstract. Na lezing van deze 40 volledige artikelen zijn uiteindelijk 10 longitudinale studies (5-14) en 2 dwarsdoorsnede studie geïncludeerd voor verdere analyse (15-16). 2.2 Determinanten van vervroegde pensionering Determinanten In figuur 1 staat een schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op vervroegde pensionering, onderverdeeld naar de 5 onderscheiden typen determinant. Een risicofactor waarvan het bijbehorende betrouwbaarheidsinterval geheel boven de waarde 1 ligt, geeft aan dat er een statistisch verhoogde kans is op vervroegde pensionering. De uitgebreidere, onderliggende resultaten staan in bijlage 2. Een korte samenvatting per type determinant: - gezondheid: In 8 van de 10 longitudinale studies is de invloed van gezondheid onderzocht. In alle 8 studies bleek een minder goede gezondheid te leiden tot een verhoogde kans op vervroegd pensioen met risico’s variërend van 1,04 tot 13,9 (5,6,9-14), waarbij 6 van de 8 studies een statistisch significant verband lieten zien (5,6,9-12). Deze associatie is gevonden in zowel de algemene beroepsbevolking (5,9,11,12) als in specifieke
13
beroepsgroepen zoals gemeente-ambtenaren (14), huisvuilbeladers (13), fabrieksarbeiders (6) en verpleegkundigen (10). Figuur 1 Schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op vervroegde pensionering
Risicofactoren vroegpensioen Gezondheid Astrand (1988) Medisch werkvermogen* Lund (2001) Knieklachten Karpansalo (2005) Depressie* Schuring (2007) Slechte gezondheid+lage opleiding* Frijs (2007) Slechte gezondheid* Mein (2000m) Slechte gezondheid* Mein (2000f) Slechte gezondheid Karpansalo (2004) Slechte gezondheid* Elovainio (2003f) Slechte gezondheid* Elovainio (2003m) Slechte gezondheid* Cardano (2004) Vrouw* Demografie Cardano (2004) Lage opgeleiding* Blekesaune (2005) Lage opleiding* Elovainio (2003f) Alleenstaand* Elovainio (2003m) Alleenstaand* Lund (2001) Alleenstaand* Schuring (2007) Alleenstaand Blekesaune (2005) Alleenstaand Elovainio (2003a) Lage sociale participatie* Elovainio (2003b) Lage sociale participatie Fysiek Lund (2001) Extreme buiging nek* Astrand (1988) Slechte fysieke werkomgeving* Blekesaune (2005) Fysiek belastend werk Frijs (2007) Fysiek belastend werk Mein (2000m) Geen plezier in werk* Psychosoc. Mein (2000f) Geen plezier in werk* Frijs (2007) Hoge werkdruk* Blekesaune (2005) Stress op werk Frijs (2007) Gebrek aan fysieke activiteit* Leefstijl Lund (2001) Roken Frijs (2007) Obesitas
0,1
0,2
0,3
0,4 0,5 0,6 0,70,80,9
1
2
3
4
5
6
7 8 9
10
Associatiemaat
-
demografie: Er zijn 4 demografische determinanten onderzocht, te weten geslacht, opleiding, huwelijkse staat en sociale participatie. In een Italiaanse studie hadden vrouwen een sterk verhoogde kans op vroeg pensioen (OR=3,7), maar in de bovengenoemde Europese studie werd dit niet bevestigd (5, 8). In een studie bleek een lagere opleiding samen te hangen met vervroegde pensionering (7), terwijl in een Italiaanse studie werknemers met een lage opleiding juist vaker doorwerkten (8). Voor huwelijkse staat zijn eveneens tegenstrijdige bevindingen gerapporteerd. In een Deense studie hadden samenwonenden een verhoogde kans op vroeg pensioen (13), terwijl in de Finse en Europese studie samenwonenden juist minder vaak met vroeg pensioen gingen (5, 9). In een studie in Noorwegen bleek dit overigens geen invloed te hebben (7). In de langdurige follow-up onder Finse werknemers van 40 jaar en ouder bleek vroeg pensioen voor mannen en vrouwen samen te hangen met een klein sociaal netwerk, en voor vrouwen ook met een gering aantal personen in hun sociale netwerk (9).
14
20
30
-
-
-
fysieke arbeidsomstandigheden: In 4 studies is de invloed van fysieke arbeidsomstandigheden onderzocht. Als risicofactoren voor vroeg pensionering zijn geïdentificeerd werkzaamheden met sterke buiging van de nek (vuilnisophalers) (13) en een slechte fysieke werkomgeving (werknemers papierfabriek) (6). In twee andere studies lag de invloed van fysiek belastende werkzaamheden dicht bij de waarde 1, een indicatie voor het ontbreken van een verband (7, 10). psychosociale arbeidsomstandigheden: In drie studies is de invloed van psychosociale aspecten onderzocht. In een studie bleek dat gebrek aan plezier in het werk (ambtenaren) een risicofactor was (14). Een hoge werkdruk was onder verpleegkundigen een beperkte risicofactor (10), maar in de algemene beroepsbevolking in Noorwegen niet relevant (7). leefstijlfactoren Leefstijlfactoren zijn slechts onderzocht in 2 studies waaruit bleek dat fysiek actieve verpleegkundigen een verhoogde kans op vroeg pensioen hadden (10) en roken en obesitas geen significante associatie met vroeg pensioen hadden (10,13).
Dwarsdoorsnede-onderzoek naar gezondheidsproblemen In een dwarsdoorsnede-onderzoek naar gezondheidsproblemen onder vroeggepensonieerden in vergelijking met werkenden van 50-65 jaar kwamen angststoornissen (OR=3,1), depressie (OR=4,3), artrose/reuma (OR=3.8), rug/nek klachten (OR=2,4), andere bewegingsapparaatklachten (OR=2,4), hart- en vaatziekten (OR=2,4) en ziekten van het zenuwstelsel (OR=2,3) significant vaker voor onder mannen met vroeg-pensioen. Bij vrouwen kwamen rug/nek klachten (OR=2,1), andere bewegingsapparaatklachten (OR=1,8) en hart- en vaatziekten (OR=1,9) significant vaker voor dan onder nog werkenden (15). In een tweede dwarsdoorsnede-onderzoek onder vroeggepensioneerden in vergelijking met werknemers van 45 jaar en ouder kwam stukswerk (OR=7,0), zwaar tillen (OR=2,24), gebrek aan vrije tijd (OR=2,33), verminderde werkcapaciteit (OR=1.87) en alcohol misbruik (OR=3,19) significant vaker voor onder de vroeggepensioneerden. Door het design van beide studies is het niet mogelijk de causaliteitsrichting te bepalen (16).
2.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen Bespreking van belangrijkste determinanten Een minder goede gezondheid blijkt in nagenoeg alle studies onder een grote diversiteit van beroepen een belangrijke determinant van uittreding uit het arbeidsproces door vroeg pensioen. In een vergelijkende Europese studie bleek dat 50-64 jarigen in Nederland personen met een matig tot slechte ervaren gezondheid een 1,5x zo hoge kans hadden om in het daaropvolgende jaar met vroeg pensioen te zijn gegaan (2). In de meeste studies is gezondheid als een generieke maat gehanteerd, met name algemene ervaren gezondheid, zonder verdere onderverdeling naar de bijdrage van specifieke diagnosegroepen. In een studie is depressie als belangrijke determinant geïdentificeerd (12). In een vergelijkend onderzoek tussen werkenden en personen met
15
vroeg pensioen kwamen in deze laatste groep diverse andere ziekten aanmerkelijk frequenter voor (15), hetgeen suggereert dat de aanwezigheid van verschillende ziekten de beslissing om vroegtijdig te stoppen met werken zal beïnvloeden. De meeste longitudinale studies rapporteerden geen informatie over de tijdsafhankelijkheid van de geconstateerde relatie tussen verminderde gezondheid en uittreding. In de Europese studie met verschillende tijdsperioden voorafgaande aan de transitie van betaalde arbeid naar vroeg pensioen, zijn sterke indicaties gevonden dat er eerder sprake lijkt te zijn van een langdurige opbouw van gezondheidsverslechtering over enkele jaren dan een abrupte gezondheidsverslechtering direct voorafgaande aan de beslissing met vroeg pensioen te gaan (5). Voor de invloed van de socio-demografische factoren zijn sterk tegenstrijdige resultaten gevonden, waardoor geen algemene conclusies kunnen worden getrokken. De tegenstrijdige resultaten in diverse landen kunnen deels worden verklaard door verschillen in pensioenvoorzieningen waardoor langer doorwerken financieel noodzakelijk is en deels doordat in sommige landen vrouwen zich ook uit de arbeidsmarkt terugtrekken om te gaan zorgen voor het huishouden (bv Nederland en de mediterrane landen), terwijl in andere landen deze route nauwelijks cultureel geaccepteerd lijkt te zijn (bv Scandinavische landen) (2). Ook voor samenwonenden zijn tegenstrijdige resultaten gevonden. Omdat de geselecteerde studies de onderlinge samenhang tussen huwelijkse staat, geslacht en werkstatus van de partner niet hebben onderzocht, laten de resultaten zich moeilijk interpreteren. Er bestaan overigens wel aanwijzingen dat het effect van een slechte gezondheid op uittreding uit het arbeidsproces wordt gemodificeerd door dit type sociaal-demografische factoren (5). Het effect van leeftijd op vroeg pensioen is in geen enkele studie verder onderzocht, mede omdat vroeg pensioen per definitie leeftijdsafhankelijk is. Het is een verrassende constatering dat slechts 5 longitudinale studies de invloed van arbeidsomstandigheden op vroeg pensioen hebben onderzocht (6,7,10,13,14). Fysieke en psychosociale belasting op het werk lijken relevante determinanten, maar het is onvoldoende duidelijk of hier sprake is van een direct effect van arbeidsbelasting op vroeg pensioen of een indirect effect waarbij belastende arbeid leidt tot een slechtere gezondheid en deze gezondheidsverslechtering vervolgens de oorzaak is van de uittreding. Van de psychosociale arbeidsomstandigheden zijn alleen werkdruk/stress en gebrek aan plezier in het werk onderzocht in de geselecteerde longitudinale studies, en er zijn bijvoorbeeld geen studies bekend naar aspecten zoals pesten en discriminatie. In een recent dwarsdoorsnede onderzoek naar de intentie tot vroeg pensionering onder Europese werknemers van 50 jaar en ouder, bleken de psychosociale factoren ‘gebrek aan regelmogelijkheden op het werk’ en ‘verstoorde balans tussen inzet en waardering’ een statistisch significante samenhang te hebben met deze intentie. Deze associaties waren nauwelijks van invloed op de eveneens aanwezige samenhang tussen slechtere gezondheid en intentie tot stoppen met werk. Opvallend in dit onderzoek was dat inkomen niet van invloed was op de intentie, maar mannen en werknemers met lagere opleiding vaker de intentie uitspraken zo vroeg mogelijk te willen stoppen met werken als mogelijk (17).
16
In de 5 studies naar de invloed van werk op uittreding blijkt effectmodificatie van belastende arbeidsomstandigheden op de relatie gezondheid en uittreding niet te zijn onderzocht, waardoor inzicht ontbreekt in het vraagstuk of een lage opleiding per sé een belangrijke determinant is of dat de hogere fysieke belasting in het werk van lager opgeleiden de drijvende factor is. De invloed van leefstijlfactoren op vroegtijdige pensionering is slechts onderzocht in 2 studies (10,13). Gezien de bekende invloed van leefstijlfactoren op de gezondheid, is het de verwachting dat de leefstijlfactoren vooral een indirect effect hebben, waarbij deze factoren via hun invloed op een slechtere gezondheid een bijdrage leveren aan een vervroegde uittreding. Conclusies 1. Een minder goede gezondheid is de belangrijkste risicofactor voor vroegtijdige pensionering 2. Er zijn aanwijzingen dat fysieke belasting op het werk (met name extreme werkhoudingen en slechte fysieke omgeving) en psychosociale aspecten op het werk (met name gebrek aan plezier in het werk) relevante determinanten van vroeg pensioen zijn. Aanbevelingen 1. De rol van specifieke diagnosegroepen in de transitie van betaalde arbeid naar vroegtijdige pensionering is nauwelijks bekend. Onderzoek wordt aanbevolen naar het relatieve belang van diverse chronische ziekten op dit transitieproces, als ondersteuning van het aangeven van prioriteiten in de sociaal-medische begeleiding van werknemers met (chronische) ziekten. 2. De tijdsduur tussen gezondheidsverslechtering door specifieke ziekten en de uittreding uit het arbeidsproces door vroegtijdige pensionering is grotendeels onbekend. Longitudinaal onderzoek dient deze tijdsafhankelijk beter in kaart te brengen, teneinde de ‘windows of opportunity’ voor interventies vast te stellen 3. Bij welke personen en in welke arbeidsomstandigheden een verslechtering in de gezondheid leidt tot vroegtijdige pensionering is nog nauwelijks vastgesteld. Longitudinaal onderzoek is nodig om te bezien of een matig/slechte gezondheid een grotere invloed heeft op vervroegde pensionering onder werknemers in fysiek belastende beroepen dan in werknemers in mentaal belastende beroepen. Inzicht in dergelijke effectmodificatie is nodig om te komen tot gericht beleid, dat is afgestemd op de individuele werknemer en zijn werkomgeving.
17
test
18
3. Gezondheid, werk en arbeidsongeschiktheid 3.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Relevante wetenschappelijke literatuur is gezocht in Medline/Pubmed (1966-2007) en Web of Science (1988-2007). Een vergelijkbare zoekstrategie in Web of Science resulteerde in 533 artikelen, waarvan 341 artikelen niet reeds waren geïdentificeerd in Pubmed. In het totaal zijn 30 artikelen geselecteerd. De gehanteerde zoekstrategie staat in tabel 3 van bijlage 1. Inclusie en exclusie De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd: - onderzoekspopulatie is werkzaam tijdens de nulmeting; - duidelijke definitie van arbeidsongeschiktheid als uitkomstmaat; - informatie over de determinanten fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, ervaren gezondheid of gezondheidsproblemen; - kwantitatieve beschrijving van verbanden tussen determinanten en uitkomstmaat. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd: - arbeidsongeschiktheid als determinant in plaats van uitkomstmaat; - ontbreken van een geschikte kwantitatieve maat voor de samenhang tussen determinant en arbeidsongeschiktheid; - arbeidsongeschiktheid in specifieke populaties van patiënten met chronische ziekten; - methodologische problemen bij de interpretatie van de associatiemaat. Opbrengst De 30 potentieel interessante artikelen zijn gescreend, waarvan er uiteindelijk 22 longitudinale studies zijn geïncludeerd voor verdere analyse (7,11-13,18-35). 3.2 Determinanten van arbeidsongeschiktheid Determinanten In figuur 2 staat een schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op arbeidsongeschiktheid, onderverdeeld naar de 5 onderscheiden typen determinant. De uitgebreidere, onderliggende resultaten staan in bijlage 3. Een korte samenvatting per type determinant: - gezondheid: In 15 van de 22 longitudinale studies is de invloed van gezondheidsklachten op arbeidsongeschiktheid onderzocht, waarbij 26 van de 29 associatiematen statistisch significant waren. De belangrijkste diagnosegroepen met een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid waren aandoeningen van het bewegingsapparaat (13,19, 21,22,26,28,31) met risico’s variërend van 1,4 tot 3,3 en chronische obstructieve longaandoeningen (13,19,26,31) met risico’s variërend van 1,3 tot 3,7. De invloed van een slechte gezondheid op arbeidsongeschiktheid is gevonden in een zeer breed scala aan beroepsgroepen.
19
Figuur 2 Schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op arbeidsongeschiktheid Risicofactoren arbeidsongeschiktheid Gezondheid
Demografie
Fysiek
Psychosoc.
Leefstijl
Leone (2006) Vermindering in fysiek functioneren* Biering-Sorensen (1999) Slechte gezondheid* Karpansalo (2002) Slechte gezondheid* Lund (2003) Slechte mentale gezondheid* Karpansalo (2005) Depressie klachten* Eriksen (1998) Geestelijke klachten* van Amelsvoort (2002) Vermoeidheid* Sivertsen (2006) Slapeloosheid* Haahr (2007m) Angst voor gezondheidsproblemen Haahr (2007f) Angst voor gezondheidsproblemen* Siebert (2001) Jicht Siebert (2001) Huidziekten Rothenbacher (1997) Rugklachten* Stover (2007) Klachten bovenste extremiteiten* Lund (2003) Nek/schouderaandoening Eriksen (1998) Klachten bewegingsapparaat* Siebert (2001) Gewrichtsaandoening* Lund (2001) Knieaandoening* Lund (2001) Heup aandoening* Siebert (2001) Rugaandoening* Stover (2007) Klachten rug/nek* Siebert (2001) Leverziekten* Lund (2003) Chronische bronchitis* Lund (2001) Chronische bronchitis* Siebert (2001) Chronische longaandoening* Siebert (2001) Astma Siebert (2001) Hoge bloeddruk Siebert (2001) Ischaemische hartziekten* Karpansalo (2003) Slechte conditie* Stover (2007) Vrouw* Eriksen (1998) Vrouw Hartig (2006f) Allochtoon* Hartig (2006m) Allochtoon* Hartig (2006f) Lage opleiding* Hartig (2006m) Lage opleiding Blekesaune (2005) Lage opleiding Stover (2007) Alleenstaand Eriksen (1998) Alleenstaand Blekesaune (2005) Alleenstaand* Blekesaune (2005) Leeftijd >65jr Biering-Sorensen (1999) Leeftijd 60 jr* Biering-Sorensen (1999) Leeftijd 50 jr* Biering-Sorensen (1999) Leeftijd 30 jr Eriksen (1998) Leeftijd 60-62 vs. 20-22 jr* Arndt (2005) Leeftijd 60-64 jr* Arndt (2005) Leeftijd 55-59 jr* Arndt (2005) Leeftijd 50-54 jr* Arndt (2005) Leeftijd 45-49 jr Arndt (2005) Leeftijd 40-44 jr Arndt (2005) Leeftijd 25-39 jr Stover (2007) Leeftijd >45 vs. <30 jr* Leone (2006) Leeftijd (in jaren)* Haahr (2007f) Arbeider vs. kantoorwerker Solomon (2007) Belastende armhoudingen* Lund (2003) Belastende armhoudingen* Karpansalo (2002) Belastende werkhouding* Karpansalo (2002) Statische belasting* Solomon (2007) Knielen en bukken* Solomon (2007) Tillen en duwen* Karpansalo (2002) Tillen en duwen* Eriksen (1998) Zwaar tillen* Blekesaune (2005) Hoge fysieke belasting Haahr (2007f) Hoge fysieke belasting Haahr (2007m) Repetitief werk* Haahr (2007f) Repetitief werk Appelberg (1996f) Werkconflict* Appelberg (1996m) Werkconflict Schröer (2005) Decentrale organisatiestructuur Stover (2007) Groot bedrijf Schröer (2005) Groot bedrijf Schröer (2005) profit vs. non-profit organisatie Blekesaune (2005) Lage autonomie* Blekesaune (2005) Stress op werk Solomon (2007) Ploegendienst* Haarh (2007m) Geen plezier in het werk Haahr (2007f) Geen plezier in het werk* Haahr (2007f) Lage sociale steun* Haahr (2007f) Lage regelmogelijkheden Lund (2003) Slecht opleidingsmogelijkheden* Lund (2003) Slechte ontplooiingsmogelijkheden* Lund (2001) Slechte ontplooiingsmogelijkheden* Eriksen (1998) Gebrek aan fysieke activiteit Haahr (2007f) Gebrek aan fysieke activiteit Eriksen (1998) Gebrek aan fys. act.+roken Haahr (2007f) Roken Lund (2003) Roken* Lund (2001) Roken* Eriksen (1998) Roken* Rothenbacher (1998) Roken Rissanen (1990m) Obesitas* Rissanen (1990f) Obesitas* Biering-Sorensen (1999) Obesitas* Haahr (2007m) Obesitas Lund (2001) Obesitas Siebert (2001) Obesitas
0,1
0,2
0,3
0,4 0,5 0,60,70,80,91
2
3
Associatiemaat
20
4
5 6 7 8 910
20
30
-
-
-
-
demografie: Acht studies presenteerden informatie over demografische factoren met een toenemende kans op arbeidsongeschiktheid onder oudere bouwvakkers (19), samenwonenden (7), hoog opgeleide Zweedse alleenstaande en allochtonen (23), ouderen (25) en Noorse ouderen, gehuwden en vrouwen (34). De enige demografische factoren met een zeer consistent patroon in verschillende studies zijn leeftijd (oudere werknemers hebben een grotere kans op arbeidsongeschikhtheid) en allochtone status. Alleenstaanden (7) en lager opgeleide vrouwen (23) zijn geassocieerd met een lagere kans op arbeidsongeschiktheid, maar deze bevindingen zijn niet bevestigd in andere studies. fysieke arbeidsomstandigheden: In 6 studies zijn fysieke arbeidsomstandigheden als determinanten van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, met in 9 van de 13 associaties een statistisch significant verband. Voor fysieke belasting zijn statistisch significante verbanden gerapporteerd voor tillen en dragen van zware lasten (12, 21, 33), belastende werkhoudingen (12), knielen en hurken (33), belastende armhoudingen (26, 33) en hoge statische belasting (12). Voor werk met veel repeterende handelingen werd een verhoogd, maar niet statistisch significant, verband geconstateerd onder vrouwen (OR=1,4), en een sterker, significant verband onder mannen (OR=2,7) (22). psychosociale arbeidsomstandigheden: In 7 studies zijn psychosociale arbeidsomstandigheden als determinanten van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, waarbij 8 van de 16 keer een statistisch significant verhoogd risico is geconstateerd, zoals gebrek aan regelmogelijkheden op het werk (7, 22), gebrek aan sociale steun op het werk (22), geringe opleidingsmogelijkheden in het bedrijf (26), slechte ontplooiingsmogelijkheden in het werk (13, 26). Voor gebrek aan plezier in het werk werd wel een statistisch significant verband geconstateerd onder vrouwen (OR=1,8), maar niet onder mannen (OR=1,1) (22). Eenzelfde geldt voor arbeidsconflicten (18). Voor verschillen in de bedrijfscultuur werden geen significante verbanden gevonden (30). leefstijlfactoren: Zeven studies beschrijven leefstijlfactoren als determinanten met 7 van de 14 verbanden statistisch significant. In 4 van de 5 studies bleek er een statistisch significant verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid onder rokers (13, 21, 26, 29). Zwaarlijvigheid hing samen met een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid, maar de gerapporteerde risicomaten waren in slechts 2 van de 5 studies statistisch significant (20, 27).
Dwarsdoorsnede-onderzoek naar gezondheidsproblemen In een dwarsdoorsnede-onderzoek onder een steekproef van personen met chronische ziekten in Nederlandse huisartspraktijken bleek dat arbeidsongeschiktheid vaker voorkwam onder oudere personen en lager opgeleiden (36).
21
3.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen Bespreking van belangrijkste determinanten Het is weinig verrassend dat specifieke gezondheidsklachten als potentiële oorzaak van arbeidsongeschiktheid goed zijn onderzocht, met als belangrijkste diagnosegroepen aandoeningen van het bewegingsapparaat en chronische obstructieve longaandoeningen. Voor andere ziekten zijn minder studies beschikbaar, maar de resultaten zijn nagenoeg altijd hetzelfde. De aanwezigheid van depressieve symptomen was onder Finse mannen een risicofactor (11) evenals een slechte geestelijke gezondheid voor Deense gemeentewerkers (26), maar psychische ziekten niet onder Duitse bouwvakkers (19). Een deel van deze tegenstrijdige resultaten kan worden verklaard door bepaalde studiekenmerken, zoals de gehanteerde statistische analysetechniek en correctie voor andere factoren. Dit kan worden geïllustreerd met onderzoek onder Duitse bouwvakkers, met in de ene studie een verhoogd risico voor ischaemische hartziekten (RR = 1,62) maar niet voor huidziekten (RR = 0,98) (31), en in de andere studie een verhoogd risico voor huidziekten (RR = 1,61) maar niet voor ischaemische hartziekten (RR = 0,86) (19). De geselecteerde longitudinale studies rapporteerden geen informatie over de tijdsafhankelijkheid van de geconstateerde relatie tussen specifieke ziekten en arbeidsongeschiktheid. Deze informatie zal deels te verkrijgen zijn door longitudinale studies onder chronisch zieken die langdurig worden vervolgd nadat de diagnose is gesteld. Een recente review over de consequenties van reuma voor sociale participatie geeft aan dat in de 2 jaar na de initiële diagnose reumatoïde artritis zo’n 30% van de patiënten een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt (37). Het valt buiten het kader van dit literatuuronderzoek om voor diverse patiëntengroepen vergelijkbare informatie te presenteren. Opvallend is het gebrek aan studies naar de invloed van psychologische kenmerken op het proces van arbeidsongeschiktheid, te meer omdat psychische problematiek een belangrijke diagnosecategorie is onder Nederlandse arbeidsongeschikten. In 1 studie onder Deense werknemers bleek dat angst voor gezondheidsproblemen onder mannen (OR = 2,5) en vrouwen (OR = 3,7) een sterk voorspellend vermogen had voor verlies van betaalde arbeid waarin gezondheidsproblemen een rol speelden (22). In een Nederlandse studie bleek vermoeidheidsklachten (OR 2,2-12,8) een associatie te hebben met arbeidsongeschiktheid (35). Voor emotionele klachten OR 1,04-1,73) werd eveneens een positief verband gevonden (21). Leeftijd is de belangrijkste demografische determinant met een sterk toenemende kans op arbeidsongeschiktheid bij hogere leeftijd. In het beschikbare onderzoek valt overigens geen onderscheid te maken tussen de gevolgen van langdurige blootstelling aan belastende arbeidsomstandigheden en de invloed van verminderde fysieke en mentale capaciteiten op oudere leeftijd, omdat de duur van de blootstelling sterk samenvalt met de leeftijd. In 2 studies is de invloed van opleiding onderzocht, waarbij onder Zweedse mannen en vrouwen werknemers met een lagere opleiding een kleinere kans op arbeidsongeschiktheid hadden (23), terwijl eenzelfde effect in de Noordse beroepsbevolking na correctie voor fysieke en psychosociale arbeidsomstandigheden niet aanwezig was (7). Dit tegenstrijdige resultaat is niet goed te interpreteren zonder
22
diepgaand inzicht in de toegangscriteria voor arbeidsongeschiktheid om te kunnen uitsluiten dat lager opgeleiden met ernstige gezondheidsproblemen vooral werkloos worden en hoger opgeleiden in eenzelfde situatie eerder een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. Er is een breed scala van fysieke en psychosociale determinanten in de arbeidsbelasting onderzocht. Hoewel een enkele studie geen effect van fysieke belasting heeft gevonden (7, 22), tonen de meeste studies consistent aan dat het tillen van lasten en belastende werkhoudingen duidelijke risicofactoren zijn voor het ontstaan van arbeidsongeschiktheid. Relevante psychosociale factoren zijn gebrek aan regelmogelijkheden en gebrek aan sociale steun. In geen van de 10 longitudinale studies zijn interactie-effecten onderzocht tussen gezondheidsproblemen en arbeidsbelasting, waardoor inzicht ontbreekt welke aspecten in de arbeidsbelasting voor welke chronische ziekten zodanig problematisch zijn dat zij bijdragen aan de uiteindelijke arbeidsongeschiktheid. Een Deense studie onder een representatieve steekproef van de werkende bevolking wijst op het grote belang van interne opleiding en ontplooiing in het bedrijf (13, 26), maar verder inzicht ontbreekt of dit leeftijdsafhankelijk is. Opleiding en ontwikkeling worden vaak genoemd als essentieel onderdeel van ouderenbeleid binnen organisaties (4), maar er zijn weinig wetenschappelijk onderbouwende studies die deze factoren hebben onderzocht in relatie tot arbeidsongeschiktheid. In de geselecteerde longitudinale studies wordt geen informatie verstrekt over de mogelijke invloed van de psychosociale aspecten, zoals agressie, pesten en discriminatie. Roken is een consistente leefstijl-determinant van arbeidsongeschiktheid. Zwaarlijvigheid heeft in 4 studies verhoogde (niet significante) risico’s op arbeidsongeschiktheid (13, 20, 22, 27), maar in een grote studie onder bouwvakkers ontbrak dit verband volledig (RR = 0,98) (31). In een recente review van de beschikbare literatuur wordt gesteld dat obese werknemers een verhoogd risico op (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid hebben (38). Bij Deense vrouwen was lichamelijke activiteit in de vrije tijd geassocieerd met een lagere kans op verlies van betaalde arbeid waarin gezondheidsproblemen een rol speelden, maar het gevonden beschermende effect (OR = 0,6) was zwak statistisch significant (p=0,09) na correctie voor andere factoren (22). Conclusies 1. Diverse gezondheidsproblemen voorspellen toekomstige arbeidsongeschiktheid, met name klachten van het bewegingsapparaat, chronisch obstructieve luchtwegklachten en depressieve klachten. 2. Er is een consistent patroon dat fysieke belasting op het werk, met name tillen van lasten en belastende werkhoudingen, een duidelijke risicofactor is voor het ontstaan van arbeidsongeschiktheid. 3. De invloed van psychosociale factoren in het werk is niet eenduidig. Er zijn aanwijzingen dat gebrek aan regelmogelijkheden, gebrek aan sociale steun en gebrek aan opleidingsmogelijkheden bijdragen aan een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid.
23
Aanbevelingen 1. Er is weinig inzicht in de tijdsperiode tussen het ontstaan van (chronische) gezondheidsproblemen en het arbeidsongeschikt worden, en de mogelijk versnellende rol van fysieke en psychosociale arbeidsomstandigheden in dit proces. Onderzoek wordt aanbevolen naar het tijdsverloop van (chronische) ziekten tot arbeidsongeschiktheid en de specifieke invloed van belastende arbeidsomstandigheden op dit tijdsverloop. 2. De invloed van psychologische kenmerken op het voorspellen van arbeidsongeschiktheid is grotendeels onbekend. Onderzoek is nodig naar het belang van psychologische kenmerken, zoals ziekteperceptie en ziektegedrag, op het verband tussen (chronische) ziekten en arbeidsongeschiktheid. Als eerste stap kan een literatuuronderzoek worden overwogen naar de individuele factoren die van invloed zijn op arbeidsparticipatie onder chronisch ziekten. 3. Onderzoek naar de invloed van gebrek aan professionele competenties op arbeidsongeschiktheid is schaars, terwijl ontbreken van opleiding en gebrekkige ontplooing relevante determinanten lijken te zijn. De centrale rol hiervan in het personeelsbeleid in veel organisaties rechtvaardigt onderzoek naar de positieve effecten van levenslange scholing en persoonlijke ontwikkeling in bedrijven op de gezondheidsbeïnvloede uittreding uit het arbeidsproces.
24
4. Gezondheid, werk en werkloosheid 4.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Relevante wetenschappelijke literatuur is gezocht in Medline/Pubmed (1966-2007) en Web of Science (1988-2007). Een vergelijkbare zoekstrategie in Web of Science resulteerde in 1095 artikelen, waarvan 800 artikelen niet reeds waren geïdentificeerd in Pubmed. In het totaal zijn 259 artikelen geselecteerd. De gehanteerde zoekstrategie staat in tabel 5 van bijlage 1. Inclusie en exclusie De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd: - onderzoekspopulatie is werkzaam tijdens de nulmeting; - duidelijke definitie van werkloosheid als uitkomstmaat; - informatie over de determinanten fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, ervaren gezondheid of gezondheidsproblemen; - kwantitatieve beschrijving van verbanden tussen determinanten en uitkomstmaat. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd: - werkloosheid als determinant in plaats van uitkomstmaat; - ontbreken van een geschikte kwantitatieve maat voor de samenhang tussen determinant en werkloosheid; - werkloosheid in specifieke populaties van patiënten met chronische ziekten; - methodologische problemen bij de interpretatie van de associatiemaat. Opbrengst De 1549 potentieel interessante artikelen zijn gescreend, waarvan 259 zijn geselecteerd op basis van titel en vervolgens 78 op basis van abstract. Na lezing van het volledige artikel zijn uiteindelijk 14 longitudinale studies geïncludeerd voor verdere analyse.
4.2 Determinanten van werkloosheid Determinanten In figuur 3 staat een schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op werkloosheid, onderverdeeld naar de 5 onderscheiden typen determinant. De uitgebreidere, onderliggende resultaten staan in bijlage 4. Een korte samenvatting per type determinant: - gezondheid: In 13 van de 14 longitudinale studies is een slechte gezondheid onderzocht als voorspellende factor voor werkloosheid, waarbij 11 van de 16 associaties aangeven dat er een statistisch significant samenhang is tussen slechte gezondheid en werkloosheid. In 4 studies leidde een slechte geestelijke gezondheid of psychische problemen of depressieve klachten tot een verhoogde kans op werkloosheid met risico’s variërend van 1,16 tot 7,75 (40, 44, 47, 49). De 4 studies over chronische ziekten waren minder eenduidig met twee positieve studies (OR = 1,46 - 2,88) (46,
25
-
-
-
-
48) en twee studies zonder enig verband (OR = 0,79-1,1) (39, 47). In een Europese studie was een sterke interactie aanwezig van slechte gezondheid en opleiding, waarbij het effect van een slechte gezondheid op werkloosheid aanmerkelijk groter was onder hoog opgeleiden (OR=2,1) dan onder laag opgeleiden (OR=1,2) (5). demografie: In 8 studies is een breed scala van demografische factoren onderzocht. In 6 studies is de kans op werkloosheid onderzocht onder alleenstaanden ten opzichte van samenwonenden, waarbij in 3 studies alleenstaanden een verhoogde kans op werkloosheid hadden (5, 44, 49), in 2 studies er geen significant effect was (41, 47), terwijl in een studie alleenstaanden juist een geringere kans op werkloosheid hadden (Liira 1999). Voor leeftijd zijn tegenstrijdige resultaten in 6 verschillende studies gevonden, waarbij in slechts een studie een significant effect is gevonden (5). Voor de overige demografische factoren zijn er enige aanwijzingen dat vrouwen vaker werkloos werden (8, 39, 47), terwijl het moederschap een determinant van zeer beperkte kracht bleek met risico’s variërend tussen 1,05 en 1,20 (5, 8, 41). fysieke arbeidsomstandigheden: In 3 studies zijn fysieke arbeidsomstandigheden in beschouwing genomen, waarbij fysieke belasting een significante risicofactor bleek in 3 van de 4 onderzochte verbanden (13, 46). In de niet-significante relatie was de risicomaat van vergelijkbare grootte als in de significante verbanden. psychosociale arbeidsomstandigheden: In 5 studies zijn psychosociale aspecten in het werk onderzocht. Een tijdelijk arbeidscontract was een belangrijke risicofactor voor werkloosheid (40). Onder Zweedse vrouwen was een gebrek aan opleidingsmogelijkheden op het werk een belangrijke risicofactor (OR=4,6) (40), terwijl onder mannelijke vuilnisophalers slechte ontplooiingsmogelijkheden een risicofactor was (13). leefstijl: De drie onderzochte leefstijlfactoren in 5 studies zijn: roken, alcoholgebruik, en obesitas. In deze 5 studies hebben rokers een verhoogd risico op werkloosheid (OR = 1,3 - 2,58) (13, 43-45, 49), met als enige uitzondering vrouwen in de Franse beroepsbevolking (43). In 2 Finse studies bleek bovenmatig alcoholgebruik een risicofactor (44, 45). In een studie onder Finse bouwvakkers bleek dat zowel een te laag gewicht (OR=2,35) als een te hoog gewicht (OR=1,71) samenhingen met een verhoogde kans op werkloosheid (44). De invloed van obesitas is onduidelijk. Een significant positief verband (OR=2,0) werd gevonden voor vrouwen met obesitas (OR=2.0), terwijl voor mannen juist een tegengesteld effect (OR=0,5) werd gevonden (43).
Dwarsdoorsnede-onderzoek naar gezondheidsproblemen In een dwarsdoorsnede-onderzoek naar respiratoire aandoeningen in de algemene bevolking in 5 Spaanse gebieden bleek dat chronische bronchitis samenhing met werkloosheid (OR=1,77), maar voor andere aandoeningen werden geen associaties gevonden (50).
26
Figuur 3 Schematisch overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op werkloosheid Risicofactoren werkloosheid Gezondheid *Whooley (2002) Depressieve klachten* Bildt (2003m) Verminderde geestelijke gezondheid *Bildt (2003f) Verminderde geestelijke gezondheid* *Earle (2002) Functionele beperkingen* Arrow (1996) Chronische ziekte *van de Mheen (1996) Chronische ziekte* Mastekaasa (1996) Chronische ziekte Lindholm (2002) Chronische ziekte* Leino-Arjas (1999) Frequent stress symptomen* Jusot (2008m) Slechte gezondheid* Jusot (2008f) Slechte gezondheid* Liira (1999) Slechte gezondheid* Schuring (2007) Slechte gezondheid+lage opleiding* Lund (2001) Heupklachten Heponiemi (2007m) Ziekenhuisopname Heponiemi (2007f) Ziekenhuisopname Mastekaasa (1996) Vrouw Demografie Cardano (2004) Vrouw* Arrow (1996) Vrouw Cardano (2004) Lage opleiding* Mastekaasa (1996) Lage opleiding Earle (2002) Leeftijd per jaar Mastekaasa (1996) Leeftijd per 10 jr Schuring (2007) Leeftijd 25-44 vs. 55-64jr Leino-Arjas (1999) Leeftijd 55-59 vs. 40-44 jr Liira (1999bouw) Leeftijd >40 vs. <29 jr Liira (1999bos) Leeftijd >40 vs. <29 jr Arrow (1996) Leeftijd 51-64 vs. 30-50 Whooley (2002) Alleenstaand* Earle (2002) Alleenstaand Mastekaasa (1996) Alleenstaand Leino-Arjas (1999) Alleenstaand* Liira (1999bouw) Alleenstaand Schuring (2007) Alleenstaand* Schuring (2007) Kinderen<12 jr* Schuring (2007) Laag inkomen* Lindholm (2002) Handarbeiders vs. kantoor* Fysiek Lund (2001) Sterke buiging rug* Lund (2001) Duwen/trekken zware lasten* Bildt (2003f) Hoge fysieke belasting Bildt (2003f) Geen opleidingsmogelijkheden* Psychosoc. Lund (2001) Slechte ontplooiingsmogelijkheden* Mastekaasa (1996) Geen leidinggeven Leino-Arjas (1999) <jr werkervaring* Bildt (2003f) Tijdelijk arbeidscontract* Bildt (2003m) Tijdelijk arbeidscontract* Arrow (1996) Groot bedrijf Whooley (2002) Roken* Leefstijl Lund (2001) Roken Leino-Arjas (1999) Roken* Jusot (2008m) Roken Jusot (2008f) Roken Liira (1999bos) Roken* Liira (1999bouw) Roken* Liira (1999bouw) Frequent alcohol gebruik* Leino-Arjas (1999) Frequent alcohol gebruik* Leino-Arjas (1999) Obesitas Jusot (2008m) Obesitas Jusot (2008f) Obesitas
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5 0,6 0,7 0,80,9
1
2
3
4
5
6
Associatiemaat
4.3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen Bespreking van de belangrijkste determinanten Een slechtere gezondheid blijkt de belangrijkste, consistente determinant van uittreding uit het arbeidsproces door werkloosheid. Evenals bij de studies naar vroeg pensioen, is in de meeste studies gezondheid als een generieke maat gehanteerd, zoals algemene ervaren gezondheid, aanwezigheid van een chronische ziekte, of functionele beperkingen door gezondheidsproblemen. De studies naar de effecten van een verminderde geestelijke gezondheid rapporteerden eveneens geen onderliggende diagnostiek, zoals depressie of
27
7 8 9
10
20
angststoornissen. De meeste longitudinale studies beschreven geen tijdsafhankelijkheid van de geconstateerde relatie tussen verminderde gezondheid en werkloosheid. In de Europese studie met verschillende tijdsperioden voorafgaande aan de transitie van betaalde arbeid naar werkloosheid zijn sterke indicaties gevonden dat onder de laag en middelbaar opgeleide werknemers sprake lijkt te zijn van langdurige opbouw van gezondheidsverslechtering terwijl onder hoog opgeleide werknemers de invloed van de slechtere gezondheid snel afneemt naarmate de periode voorafgaande aan het werkloos worden langer is (5). Er bestaat weinig consistentie in de belangrijkste demografische factoren voor werkloosheid. Voor alleenstaanden zijn significant tegenstrijdige resultaten gevonden. In de meeste studies naar de invloed van geslacht op werkloosheid blijkt dat vrouwen een verhoogde kans op werkloosheid hebben. De samenhang van de demografische factoren met andere determinanten van werkloosheid, met name gezondheid en belastende arbeidsomstandigheden, is nauwelijks bestudeerd. Hierdoor kan geen scherp onderscheid worden gemaakt tussen de directe invloed van bijvoorbeeld een lagere opleiding en de indirecte invloed van lagere opleiding via slechtere arbeidsomstandigheden in banen voor lager opgeleiden. Het beschikbare onderzoek naar arbeidsomstandigheden laat een consistent beeld zien voor wat betreft de invloed van fysieke belasting op werkloosheid (13, 40, 46), maar hierbij is onvoldoende duidelijk of de fysieke belasting een direct of indirecte risicofactor is. Daarnaast kunnen de geobserveerde verbanden wellicht eerder een gevolg zijn van de arbeidsmarkt (slechte arbeidsomstandigheden in veelal tijdelijke werkgelegenheid) dan de daadwerkelijke oorzaak van werkloosheid. Het gebrek aan opleidingsmogelijkheden en slechte ontplooiingsmogelijkheden in het werk lijken belangrijke aspecten van psychosociale belasting met invloed op werkloosheid (13, 40). In beide studies met zowel fysieke als psychosociale belasting is de samenhang met werkloosheid niet gecorrigeerd voor een slechtere algemene gezondheid (13, 40). De sterke samenhang tussen een tijdelijk contract en werkloosheid (40) is een erg voor de hand liggende bevinding. De invloed van leefstijlfactoren op werkloosheid geeft een consistent beeld van roken en bovenmatig alcoholgebruik als belangrijkste determinanten. Gezien de bekende invloed van leefstijlfactoren op de gezondheid, is het de verwachting dat deze leefstijlfactoren vooral via hun invloed op een slechtere gezondheid een bijdrage leveren aan werkloosheid. De studie onder Finse bouwvakkers liet een U-vormig verband zien, waarbij zowel ondergewicht als obesitas risicofactoren voor werkloosheid waren (44). In de studie van Jusot et al. (43) werd wel een positief verband gevonden voor obesitas onder vrouwen, maar juist niet onder mannen. Andere studies naar de invloed van obesitas op werkloosheid ontbreken in dit literatuuronderzoek, zodat deze resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.
28
Conclusies 1. Een slechtere gezondheid, met name door psychische problemen, is een belangrijke risicofactor voor werkloosheid 2. De invloed van demografische factoren op het risico om werkloos te worden is weinig consistent. 3. Er is een consistent beeld dat fysieke belasting op het werk een relevante determinant van werkloosheid is. 4. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat psychosociale belasting op het werk (gebrek aan ontplooiing, geen opleidingsmogelijkheden) een relevante determinant van werkloosheid is. 5. Roken en bovenmatig alcoholgebruik hangen samen met een verhoogde kans op werkloosheid. Aanbevelingen 1. Naar analogie met vroeg pensionering, is bij werkloosheid weinig bekend over de tijdsduur tussen de gezondheidsverslechtering door (specifieke) ziekten en de uittreding uit het arbeidsproces. Longitudinaal onderzoek is nodig om de tijdsafhankelijkheid beter in kaart te brengen, mede als onderdeel van de optimale timing van secundaire en tertiaire interventies. 2. Over de consequenties van een slechte gezondheid in beroepen met verschil in arbeidsbelasting voor werkloosheid is weinig bekend. Onderzoek kan laten zien of belastende arbeidsomstandigheden een directe invloed hebben op de kans op werkloosheid of dat ze een indirecte invloed uitoefenen via verslechtering van de gezondheid.
29
test
30
5. Gezondheid, werk en ziekteverzuim 5.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Aangezien risicofactoren voor ziekteverzuim relatief vaak zijn onderzocht in de wetenschappelijke literatuur, is in de zoekstrategie gefocust op relevante beschikbare literatuuronderzoeken in Medline/Pubmed (1966-2007) en Web of Science (1988-2007). Een vergelijkbare zoekstrategie in Web of Science resulteerde in 43 artikelen, waarvan 28 artikelen niet reeds waren geïdentificeerd in Pubmed. In het totaal zijn 69 reviews geselecteerd. De gehanteerde zoekstrategie staat in tabel 7 van bijlage 1. Inclusie en exclusie De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd: - onderzoekspopulatie is werkzaam tijdens de nulmeting; - duidelijke definitie van werkloosheid als uitkomstmaat; - informatie over de determinanten fysieke arbeidsomstandigheden, psychosociale arbeidsomstandigheden, ervaren gezondheid of gezondheidsproblemen; - kwantitatieve beschrijving van verbanden tussen determinanten en uitkomstmaat. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd: - werkloosheid als determinant in plaats van uitkomstmaat; - ontbreken van een geschikte kwantitatieve maat voor de samenhang tussen determinant en werkloosheid; - werkloosheid in specifieke populaties van patiënten met chronische ziekten; - methodologische problemen bij de interpretatie van de associatiemaat. Opbrengst De 69 potentieel interessante artikelen zijn gescreend, waarvan 5 zijn geselecteerd op basis van abstract. Na lezing van de volledige artikelen is 1 artikel geïncludeerd voor verdere analyse, omdat dit artikel een formele meta-analyse betreft (51). Daarnaast zijn een aantal recente artikelen op het terrein van fysieke belasting in relatie tot ziekteverzuim geselecteerd (52-56).
5.2 Determinanten van ziekteverzuim De literatuurstudie is een zeer recente, formele meta-analyse van 20 studies in diverse (Europese) beroepsgroepen naar de invloed van determinanten van ziekteverzuim gerelateerd aan psychosociale problematiek (51). De uitgebreidere, onderliggende resultaten staan in bijlage 5. In figuren 4 en 5 staat een overzicht van de belangrijkste bevindingen.
31
Determinanten In figuur 4 en 5 staat een overzicht van de invloed van diverse risicofactoren op de kans op psychosociaal ziekteverzuim van 3 dagen of minder en meer dan 3 dagen. Een korte samenvatting per type determinant: - gezondheid: Significante gezondheidsgerelateerde factoren voor zowel een verzuim van meer dan 3 dagen, als minder dan 3 dagen waren het ervaren van psychosomatische klachten, gebruik van medicijnen, burnout en psychologische problemen met risico’s variërend van 1,09 tot 2,34. Het ervaren van stressvolle gebeurtenissen is alleen geassocieerd met verzuim van minder dan 3 dagen, terwijl vermoeidheid alleen is geassocieerd met verzuim van meer dan 3 dagen. - demografie: In de meta-analyse zijn 9 artikelen opgenomen welke gericht zijn op de relatie tussen de twee demografische kenmerken huwelijkse staat en opleidingsniveau en ziekteverzuim. De demografische factor ‘alleenstaand’ heeft een significante associatie met zowel lang (OR=1,37) als kort ziekteverzuim (OR=1,28). Daarnaast is verzuim langer dan 3 dagen geassocieerd met een hogere opleiding van de werknemer (OR=1,85). - fysieke arbeidsomstandigheden: Hoge fysieke taakeisen zijn positief geassocieerd met langdurig ziekteverzuim (OR=1,66). - psychosociale arbeidsomstandigheden: In deze meta-analyse zijn in 19 artikelen diverse psychosociale arbeidsomstandigheden geïdentificeerd als risicofactor voor een kort, dan wel langdurig verzuim met associatiematen variërend van 1,08 tot 2,15. Factoren binnen psychosociale arbeidsomstandigheden bestaan zowel uit psychosociale werkgerelateerde factoren als uit organisatorische factoren, zoals reorganisatie. Met uitzondering van werkstress en reorganisatie zijn alle onderzochte factoren significant geassocieerd met langdurig verzuim. Gebrek aan regelmogelijkheden, gebrek aan beslissingsbevoegdheid, en het ervaren van ongelijkheid op de werkvloer zijn significante werkgerelateerde factoren voor zowel kort als langdurig ziekteverzuim als gevolg van psychosociale klachten. Het ervaren van een hoge werkstress is enkel geassocieerd met kortdurend verzuim (OR= 1,20). - leefstijl: De drie onderzocht leefstijlfactoren in 4 studies zijn: roken, alcoholgebruik en gebrek aan fysieke inspanning. Rokers bleken in vergelijking met niet-rokers eenzelfde kortdurend en langdurig verzuim te hebben. Alcohol is enkel geassocieerd met langdurig verzuim (OR=1,24), terwijl een gebrek aan fysieke inspanning enkel is geassocieerd met kortdurend verzuim (OR=1,19).
32
Figuur 4 Risicofactoren kortdurend psychosociaal ziekteverzuim (<= 3 dagen) Psychosomatische klachten* Medicijn gebruik* Burnout* Psychologische problemen* Stressvolle levensgebeurtenis* Demografie Alleenstaand* Psychosociale factoren Lage regelmogelijkheden* Gebrek aan invloed op werktijden Hoge psychologische taakeisen Hoge werkstress* Gebrek aan beslissingsbevoegdheid* Gebrek aan sociale steun Ongelijkheid* Agressie en geweld Leefstijl Roken Alcohol Gebrek aan fysieke inspanning*
Gezondheid
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5 0,6 0,7 0,80,9 1
2
3
4
Associatiemaat
Figuur 5 Risicofactoren langdurig psychosociaal ziekteverzuim (> 3 dagen)
Gezondheid
Psychosomatische klachten* Medicijn gebruik* Burnout* Psychologische problemen* Stressvolle levensgebeurtenis Vermoeidheid* Demografie Alleenstaand* Hoge opleiding* Fysieke factoren Hoge fysieke taakeisen* Lage regelmogelijkheden* Psychosociale factoren Gebrek aan invloed op werktijden* Hoge psychologische taakeisen* Hoge werkstress Gebrek aan beslissingsbevoegdheid* Gebrek aan beslissingsvrijheid* Gebrek aan sociale steun* Ongelijkheid* Agressie en geweld* Gebrek aan benutten van capaciteiten* Werkontevredenheid* Herstelbehoefte* Hoge betrokkenheid* Reorganisatie Roken Leefstijl Alcohol* Gebrek aan fysieke inspanning 0,1
0,2
0,3
0,4 0,5 0,60,70,80,91
Associatiemaat
33
2
3
4
5
6 7 8 910
In figuur 6 staat een overzicht van de resultaten van longitudinale studies naar de invloed van fysieke belasting op het optreden van verzuim. Een korte samenvatting per type determinant: - demografie: In twee studies (52, 53) is gekeken naar de invloed van de demografische variabelen leeftijd en huwelijkse staat op ziekteverzuim. Onder Deense mannelijke werknemers in de leeftijdsgroep van 50-66 jaar bestaat een verhoogde kans (OR=2.4) op ziekteverzuim van meer dan 10 weken ten opzichte van werknemers in de leeftijdsgroep van 18-49 jaar. Onder Nederlandse steigerbouwers (52) is leeftijd geen risicofactor voor langdurig, dan wel kortdurend ziekteverzuim ten gevolge van lage rugpijnklachten. In beide studies blijkt huwelijkse staat geen determinant van ziekteverzuim. - fysieke arbeidsomstandigheden: In vijf studies is de invloed van fysieke arbeidsomstandigheden op ziekteverzuim onderzocht. Het merendeel van de studies meet fysieke arbeidsomstandigheden door middel van vragenlijsten, een enkele studie (54) onder 688 Nederlandse werknemers heeft gebruik gemaakt van video-observaties. De generieke maat ‘fysiek zwaar werk’ wordt gemeten in twee studies (53, 55) met associatiematen variërend van 1,4 tot 2,8. Fysiek belastende activiteiten door regelmatig duwen en trekken (56) en het tillen en dragen van lasten (54, 56) zijn significante risicofactoren voor verzuim met associatiematen variërend van 1,2 tot 3,3. Fysiek belastende werkhoudingen zijn gemeten in 4 studies. Een significante associatie met ziekteverzuim wordt gevonden voor gebogen rug (54), draaien van de romp (54, 55), buigen/draaien van de rug/nek (56) en staan of hurken (56) met associatiematen variërend van 1,2 tot 3,3. De studie van Hoogendoorn et al. (54) bevestigt daarnaast een blootstelling-respons relatie voor de werktijd met buiging van de romp en ziekteverzuim. Voor belastende houdingen en bewegingen van schouder en arm worden wisselende resultaten gepresenteerd met significante associaties voor belastende armbewegingen (52) maar niet voor werktijd met geheven armen (56). Geen significante associaties zijn gevonden voor repetitieve taken en blootstelling aan lichaamstrillingen (55). Monotoon werk is wel een significante voorspeller van ziekteverzuim (OR = 1,7) onder Deense mannen, in tegenstelling tot Deense vrouwen (53).
34
Figuur 6 - Fysieke arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim
Demografie
Elders (2003kort) Leeftijd >44 vs. <35 jaar Elders (2003kort) Leeftijd 35-44 vs. <35 jaar Elders (2003lang) Leeftijd >44 vs. <35 jaar Elders (2003lang) Leeftijd 35-44 vs. <35 jaar Eshoj (2001v) Leeftijd 50-66 vs. 18-49 Eshoj (2001m) Leeftijd 50-66 vs. 18-49* Eshoj (2001v) Alleenstaand vs. samenwonend Eshoj (2001m) Alleenstaand vs. samenwonend Lund (2006m) Staan of hurken* Lund (2006v) Staan of hurken* Lund (2006m) Geheven armen Lund (2006v) Geheven armen Labriola (2006) Lichaamstrillingen Labriola (2006) Repetitieve taken Lund (2006m) Duwen/trekken* Lund (2006v) Duwen/trekken* Labriola (2006) Duwen/trekken Lund (2006m) Tillen/dragen* Lund (2006v) Tillen/dragen* Labriola (2006) Tillen >30 kg Hogendoorn (2002kort) >15x >25 kg tillen Hogendoorn (2002kort) 1-15x >25 kg tillen Hogendoorn (2002kort) tillen 10-25kg Hogendoorn (2002kort) tillen<10 kg* Hogendoorn (2002lang) >15x >25 kg tillen* Hogendoorn (2002lang) 1-15x >25 kg tillen* Hogendoorn (2002lang) tillen 10-25kg* Hogendoorn (2002lang) tillen<10 kg* Labriola (2006) Draaien van de rug* Hogendoorn (2002kort) >10% romp gedraaid Hogendoorn (2002kort) 5-10% romp gedraaid Hogendoorn (2002lang) >10% romp gedraaid* Hogendoorn (2002lang) 5-10% romp gedraaid* Lund (2006m) Buigen of draaien rug/nek* Lund (2006v) Buigen of draaien rug/nek* Labriola (2006) Voorovergebogen houding Hogendoorn (2002kort) >20% gebogen rug Hogendoorn (2002kort) 15-20% gebogen rug Hogendoorn (2002kort) 10-15% gebogen rug Hogendoorn (2002kort) 5-10% gebogen rug Hogendoorn (2002lang) >20% gebogen rug* Hogendoorn (2002lang) 15-20% gebogen rug* Hogendoorn (2002lang) 10-15% gebogen rug* Hogendoorn (2002lang) 5-10% gebogen rug Eshoj (2001f) Monotoon werk Eshoj (2001m) Monotoon werk* Labriola (2006) Fysiek zwaar werk* Eshoj (2001f) Fysiek zwaar werk* Eshoj (2001m) Fysiek zwaar werk* Elders (2003kort) Fysiek bel. armbewegingen*
Fysieke arbeidsomst.
0,1
0,2
0,3
0,4 0,5 0,6 0,70,80,91
2
3
Associatiemaat
Bespreking van de belangrijkste determinanten Gezondheidsklachten en arbeidsomstandigheden blijken de belangrijkste determinanten van ziekteverzuim. In de meta-analyse naar psychosociaal ziekteverzuim zijn specifieke gezondheidsklachten als burnout en psychologische problemen geïncludeerd, maar de resultaten gelden eveneens voor een algemene maat zoals medicijngebruik. Met uitzondering van stressvolle gebeurtenissen en vermoeidheid zijn alle gezondheidsklachten geassocieerd met kort en lang psychosociaal ziekteverzuim. In deze studies zijn drie demografische determinanten beschreven. Alleenstaanden hebben een verhoogd risico op ziekteverzuim. Er is een verlaagd risico voor psychosociaal ziekteverzuim onder hoger opgeleiden gevonden. Hoge fysieke taakeisen hebben een verhoogd risico op langdurig psychosociaal ziekteverzuim. Daarnaast geldt dat zowel fysiek belastende taken als fysiek belastende houdingen een risicofactor zijn voor ziekteverzuim. In een Nederlandse studie (54) is door middel van observatie technieken aangetoond dat voor buigen van de rug een blootstelling-respons relatie aanwezig is, dat wil zeggen des te meer gewerkt moet worden in een werkhouding met gebogen rug, des te hoger het risico op verzuim. In de resultaten kan geen onderscheid worden gemaakt tussen de directe invloed van zware
35
4
5
6 7 8 9 10
fysieke arbeidsomstandigheden op ziekteverzuim, dan wel indirecte invloed via gezondheidsklachten. Eenzelfde geldt voor psychosociale risicofactoren, echter hier speelt naast een eventuele indirecte invloed via gezondheidsklachten ook een eventuele indirecte invloed via fysieke belasting. Een gebrek aan regelmogelijkheden zou bijvoorbeeld invloed kunnen hebben op de hoeveelheid ervaren fysieke belasting. Indien voldoende regelmogelijkheden aanwezig zijn, zou de mogelijkheid bestaan de fysieke belasting, bijvoorbeeld in perioden van verminderde fysieke belastbaarheid, tijdelijk te verminderen. De meta-analyse naar psychosociale arbeidsomstandigheden laat een consistent beeld zien voor wat betreft de invloed van psychosociale werkgerelateerde en organisatorische factoren op ziekteverzuim. Hierbij is echter onvoldoende duidelijk of de psychosociale werkbelasting een directe of indirecte risicofactor is. Gebrek aan regelmogelijkheden, gebrek aan beslissingsbevoegdheid, en het ervaren van ongelijkheid op de werkvloer waren significante werkgerelateerde factoren voor ziekteverzuim als gevolg van psychosociale klachten. Deze resultaten komen overeen met het bekende job-demandcontrol model (57). Tegenstrijdige resultaten zijn gevonden voor leefstijlfactoren, zoals alcoholmisbruik en gebrek aan fysieke inspanning in de vrije tijd. Deze tegenstrijdige resultaten zijn wellicht deels te verklaren door onderscheid in kortdurend en langdurend verzuim.
5.3 Nederlandse situatie Een belangrijk dwarsdoorsnede-onderzoek naar factoren van verzuim is een Nederlandse studie op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2005 [58]. Deze studie is in dit literatuuroverzicht opgenomen, omdat het een breed scala van determinanten van verzuim analyseert dat goed aansluit bij de primaire vragen van het literatuuronderzoek. In de NEA 2005 zijn vragen opgenomen over de aanwezigheid van verzuim in de afgelopen dagen en het aantal werkdagen dat men heeft verzuimd in het afgelopen jaar. Op basis van de antwoorden heeft men voor iedere participant (n=17489) het verzuimpercentage uitgerekend. In onderstaande tabel staan de determinanten met een significant invloed op het verzuimpercentage, zoals bepaald in een multivariabele lineaire regressie-analyse waarin voor elkaars invloed is gecorrigeerd. Gezondheid bleek verreweg de sterkste determinant van verzuim te zijn. De belangrijkste werkgebonden factoren van het verzuimpercentage waren: intimidatie door chefs en/of collega’s, werkdruk, gebrek aan zelfstandigheid in het werk, emotioneel zwaar werk, geen goede arbeidsomstandigheden, gevaarlijk werk en geen overwerk en weekend werk doen. De laatste twee factoren duiden op een selectieproces in de beroepsbevolking. De determinanten zonder enige statistisch significante invloed op het verzuimpercentage waren: leeftijd, etniciteit, huwelijkse staat, eenouder gezin, stedelijkheidsgraad, omvang arbeidscontract (uren/week), regelmatig avond/nacht-dienst, bedrijfsgroottte, intimidatie door klanten, beeldschermwerk, werk met gevaarlijke stoffen, lawaai, werken in zorgsector, en werken in financiële dienstensector.
36
Tabel 10
Determinanten van ziekteverzuim in Nederland in 2005
Determinant Vrouwelijk geslacht Opleiding; basisschool versus academische opleiding Huishoudelijke en zorgtaken; hoogste versus laagste categorie Tijdelijk dienstcontract Aantal uren overwerk; hoogste versus laagste categorie Regelmatig werken in het weekend Zelfstandigheid in het werk: veel versus geen Emotioneel zwaar werk; altijd versus nooit Intimidatie door chefs en/of collega’s; vaak versus nooit Goede arbeidsvoorwaarden; hoogste versus laagste categorie Fysiek zwaar werk; vaak versus nooit Gevaarlijk werk; regelmatig versus nooit Ervaren gezondheid; uitstekend versus slecht Chronische ziekte aanwezig Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering
Invloed op verzuimpercentage + 0,03% + 0,24% + 0,28% - 0,03% - 0,18% + 0,04% - 0,08% + 0,09% + 0,16% - 0,12% + 0,08% + 0,04% - 0,60% + 0,09% + 0,07%
Bij de interpretatie van de determinanten in bovenstaande tabel dient overigens wel in ogenschouw te worden genomen dat het volledige regressiemodel met alle 15 relevante determinanten te samen slechts zo’n 9% van de variatie in verzuimpercentage verklaart. Verreweg het grootste deel van het verzuimpercentage kan dus niet worden verklaard door bovengenoemde determinanten.
5.4 Samenvattende conclusies en aanbevelingen Conclusies 1. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat fysieke arbeidsomstandigheden, met name tillen/duwen/trekken en belastende rughoudingen, een relevante determinant van ziekteverzuim zijn. 2. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat psychosociale belasting op het werk, met name werkstress, gebrek aan regelmogelijkheden, gebrek aan beslissingsbevoegdheid en ervaren ongelijkheid op de werkvloer, een relevante determinant van ziekteverzuim is. 3. De invloed van demografische factoren op het risico voor ziekteverzuim is in beperkte mate onderzocht en laat geen consistent beeld zien. Jongere werknemers lijken vaker te verzuimen, terwijl oudere werknemers langer verzuimen. 4. De invloed van leefstijlfactoren op het risico voor ziekteverzuim is weinig consistent.
Aanbevelingen 1. Naar analogie met vervroegde pensionering en werkloosheid, is bij ziekteverzuim weinig bekend over de tijdsduur tussen de start van de blootstelling aan werkgerelateerde risicofactoren en het moment waarop het ziekteverzuim gaat
37
optreden. Longitudinaal onderzoek is nodig om de tijdsafhankelijkheid beter in kaart te brengen, mede als onderdeel van de optimale timing van secundaire en tertiaire interventies. 2. Onderzoek naar de invloed van arbeidsomstandigheden op de relatie gezondheid en ziekteverzuim is schaars. Er zijn specifieke studies nodig om te bepalen wanneer belastende arbeidsomstandigheden bij werknemers met gezondheidsproblemen gaat leiden tot verzuim en welke individuele factoren hierop van invloed zijn.
38
6. Gezondheid, werk en verminderde productiviteit op het werk 6.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Aangezien op het gebied van risicofactoren voor productiviteitsverlies een actueel literatuuronderzoek (59) beschikbaar is, wordt in dit hoofdstuk naar deze review verwezen. Daarnaast worden een aantal Nederlandse studies beschreven waarin determinanten van productiviteitsverlies op het werk zijn onderzocht (60-62). 6.2 Determinanten van verminderde productiviteit op het werk De systematische literatuurstudie is een recente analyse van productiviteitsverlies, met name onder werknemers met bepaalde gezondheidsproblemen. In deze studie worden de resultaten van 35 studies samengevat (59). Omdat het productiviteitsverlies op verschillende manieren is gemeten en de associaties tussen determinanten en productiviteitsverlies in verschillende associatiematen zijn uitgedrukt, is het niet mogelijk een kwantitatieve analyse te presenteren. In onderstaande tabel zijn de resultaten samengevat. De uitgebreidere, onderliggende resultaten staan in bijlage 6. Tabel 11
Determinanten van productiviteitsverlies op het werk
Determinant
Negatief effect op productiviteit Geen effect op productiviteit (aantal studies) (aantal studies)
Gezondheid: Algemene gezondheid Allergie/astma Artrose Bewegingsapparaatklachten Bipolaire stoornis Chronische ziekte Darmklachten/maagzuur Diabetes Depressie Hoge bloeddruk Pijnklachten Rugklachten Demografie (geen studies) Fysieke arbeidsomstandigheden Psychosociale belasting Leefstijlfactoren: Gebrek aan fysieke fitheid Gebrek aan lichamelijke activ. Overgewicht / obesitas Roken
1 7 6 1 1 1 3 3 6 1 2 1
1 1
1 3 1 2 4 1
39
2 1 4 0
Determinanten Een korte samenvatting per type determinant: - gezondheid: De focus van het merendeel van de wetenschappelijke literatuur op het gebied van productiviteitsverlies op de werkplek ligt op specifieke gezondheidsproblemen, zoals astma, artrose en depressie, waarin wordt aangetoond dat werknemers met deze gezondheidsproblemen een significante daling in productiviteit op het werk hebben. Daarnaast is in een aantal studies aangetoond dat een slechtere algemene gezondheid of het ervaren van chronische gezondheidsproblemen risicofactoren zijn voor productiviteitsverlies. - demografie: Demografische factoren zijn niet onderzocht in relatie tot gezondheidsklachten en productiviteitsverlies. - fysieke arbeidsomstandigheden: Fysieke arbeidsomstandigheden zijn slechts in een studie onderzocht in relatie tot productiviteitsverlies, waarin wordt aangetoond dat onder artritis patiënten productiviteitsverlies samenhangt met de taakeisen in het werk en knelpunten in de fysieke werkomgeving en werkplek. - psychosociale arbeidsomstandigheden: Psychosociale arbeidsomstandigheden zijn nauwelijks onderzocht in relatie tot productiviteitsverlies. Een enkele studie onder de algehele beroepsbevolking constateert een significant verhoogd productiviteitsverlies als gevolg van stress en gebrek aan emotionele voldoening. - leefstijl: In 11 studies zijn leefstijlfactoren zoals een fysieke fitheid (conditie), gebrek aan lichamelijke inspanning, body mass index (BMI) en roken onderzocht. De resultaten zijn niet consistent, waarbij in sommige studies significante associaties met productiviteitsverlies worden gerapporteerd, maar in andere studies deze verbanden niet worden gereproduceerd.
6.3 Productiviteitsverlies van ouderen en Nederlandse werknemers Een Nederlandse studie onder 388 productiewerkers en 182 bouwvakkers geeft aan dat productiviteitsverlies significant samenhangt met klachten aan het bewegingsapparaat, slechte fysieke, mentale en algehele gezondheid, en recent ziekteverzuim (61). Een andere Nederlandse studie onder 2252 werknemers in een breed scala van bedrijfssectoren (62) geeft aan dat productiviteitsverlies is geassocieerd met beperkingen als gevolg van gezondheidsklachten (OR = 1,28) en gebrek aan regelmogelijkheden in het werk (OR = 1,36). In deze studie wordt een beschermend effect van leeftijd op productiviteitsverlies gevonden; gezien het cross-sectionele karakter van de studie kan echter niet worden bepaald of dit kan worden verklaard door het ‘healthy-worker-effect’. Een Nederlandstalig literatuuronderzoek (60) richt zich op de vraag of ouderen minder productief zijn in vergelijking met hun jongere collega’s. Ondanks de methodologische moeilijkheden van dit vraagstuk worden twee belangrijke conclusies
40
gepresenteerd. Ten eerste, in diverse studies wordt geen relatie tussen prestatie en leeftijd gevonden en in de studies welke wel een relatie vinden wordt een omgekeerd U-profiel gevonden, waarbij een toenemende arbeidsprestatie wordt gevolgd door een afname van prestaties. De afname zet zich vaak in rond het 50e levensjaar, maar uit sommige studies lijkt dit al veel eerder plaats te vinden. Helaas verschillen de studies dermate dat geen vergelijking tussen beroepssectoren gemaakt kan worden. Het blijft dus onbekend of de afname in de kennisindustrie bijvoorbeeld later inzet dan in een sector met fysiek zwaar werk zoals de bouw. Ten tweede, uit deze literatuurstudie blijkt dat een relatie tussen leeftijd en prestatie consistenter wordt aangetoond, indien gebruik wordt gemaakt van objectieve meetmethoden voor productie. De auteurs concluderen dat productiviteitsverlies bij oudere leeftijd optreedt, maar dat hiervan pas sprake is na een jarenlange toename van de prestaties (60).
6.4 Samenvattende conclusie en aanbevelingen Bespreking van de belangrijkste resultaten Een slechtere gezondheid blijkt de belangrijkste determinant van productiviteitsverlies, zowel diverse chronische ziekten als algemene gezondheidsmaten. In deze studies is overigens geen analyse gepresenteerd of dit productiviteitsverlies mede afhankelijk is van de arbeidsomstandigheden, waardoor het niet mogelijk is een uitspraak te doen welke belastende arbeidsomstandigheden voor werknemers met (chronische) ziekten de oorzaak zijn van productiviteitsverlies op het werk en bij welke arbeidsomstandigheden werknemers met (chronische) ziekten geen productiviteitsverlies zullen ervaren. In dit verband is het interessant dat de Nederlandse studie onder ruim 2252 werknemers laat zien dat de aanwezigheid van gezondheidsklachten minder invloed heeft dan de gepercipieerde functionele beperkingen van deze gezondheidsklachten. Dit komt goed overeen met de andere belangrijke determinant, gebrek aan regelmogelijkheden. Dit laatste suggereert dat werknemers met gezondheidsklachten vooral te maken krijgen met productiviteitsverlies, indien zij hun activiteiten niet kunnen aanpassen aan hun gezondheidsproblemen. Over de invloed van leeftijd op productiviteitsverlies bestaan eveneens kennishiaten. Een verkennende studie naar bestaande literatuur op dit gebied toont aan dat een omgekeerde U-vorm aannemelijk is. Echter, onbekend zijn de verschillen per sector in de steilheid van de curve en de leeftijd waarop het omslagpunt zich voordoet. Conclusies 1. Een slechtere gezondheid is een belangrijke risicofactor voor productiviteitsverlies op het werk. 2. De invloed van psychosociale en fysieke arbeidsomstandigheden op productiviteitsverlies op het werk onder werknemers met een (chronische) ziekte is grotendeels onbekend.
41
3. De invloed van leefstijlfactoren is weinig consistent, waardoor niet bekend is in hoeverre deze factoren de oorzaak zijn van productiviteitsverlies op het werk onder werknemers met een (chronische) ziekte. Aanbevelingen 1. Omdat er weinig bekend is welke blootstelling aan werkgerelateerde risicofactoren onder werknemers met een (chronische) ziekte leidt tot productiviteitsverlies op het werk, is longitudinaal onderzoek onder chronisch ziekten nodig om beter in kaart te brengen in welke arbeidssituaties hun chronische ziekte zal gaan leiden tot problemen in het functioneren op het werk. 2. De rol van functionele beperkingen in productiviteitsverlies op het werk verdient nadere aandacht in onderzoek, omdat genoegzaam bekend is dat diverse individuele kenmerken de ervaren functionele beperkingen bij eenzelfde gezondheidsprobleem sterk kunnen beïnvloeden.
42
7. Effectieve interventies 7.1 Selectie van literatuur Zoekstrategie Relevante wetenschappelijke literatuur is gezocht in Medline/Pubmed (1966-2007) en Web of Science (1988-2007). De gehanteerde zoekstrategie staat in bijlage 1 (tabel 10). In het totaal zijn 35 artikelen geselecteerd. Inclusie en exclusie De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd: - onderzoekspopulatie is werkzaam tijdens de nulmeting; - duidelijke definitie van werkloosheid of vroeg pensioen of arbeidsongeschiktheid of ziekteverzuim of productiviteitsverlies als uitkomstmaat; - een duidelijke omschrijving van de interventie; - kwantitatieve beschrijving van het effect van de interventie. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd: - ontbreken van een geschikte kwantitatieve maat voor de effectiviteit van de interventie; - interventiestudie in specifieke populaties van patiënten met chronische ziekten; - interventiestudie gericht op een snelle terugkeer naar de werkplek; - methodologische problemen bij de interpretatie van de effectiviteit. Opbrengst De 74 potentieel interessante artikelen zijn gescreend, waarvan 35 zijn geselecteerd op basis van abstract. Na lezing van de volledige artikelen zijn 7 artikelen geïncludeerd voor verdere analyse.
7.2 Effectiviteit van interventies De resultaten van de gevonden effectiviteitstudies zijn gesplitst in experimenteel onderzoek (tabel 11) en observationeel onderzoek (tabel 12) in bijlage 7. In algemene zin kan worden gesteld dat de methodologische kwaliteit van de experimentele studies hoger is dan van de observationele studies. In de experimentele studies wordt bijvoorbeeld altijd gewerkt met een controle groep, welke de betrouwbaarheid van de studie vergroot. De interventies richten zich voornamelijk op individuele counselling cq, begeleiding door de bedrijfsgezondheidsdienst en op het verkrijgen van een gezonde leefstijl. Een Nederlandse studie onder 116 werknemers van een productiefabriek (63) toont een significante vermindering in het aantal werknemers dat met vroeg pensioen gaat na 6 maanden individuele counselling door de bedrijfsarts. In deze studie worden geen significante effecten gevonden op het ziekteverzuimpercentage of het aantal mensen dat een arbeidsongeschiktheiduitkering ontvangt. Een Nederlandse studie (64) onder 292 bouwvakkers is niet in staat een positief effect van een counselling en opleidingsprogramma aan te tonen op het percentage werknemers
43
dat een arbeidsongeschiktheiduitkering ontvangt. Een nadelig maar niet significant effect op ziekteverzuim wordt gevonden na een interventie van 8 maanden sporttraining op de werkplek (65). Een positieve, maar niet significante trend wordt gevonden voor ziekteverzuim na consulten van een fysiotherapeut gericht op een gezondere leefstijl (66) en bedrijfsgeneeskundige begeleiding (67). De twee observationele studies tonen geen positief significant effect van de onderzochte interventies op verzuim (68, 69). De studie naar het effect van een viermaal hoger budget voor beleid op gebied van arbeid en gezondheid geeft wel een verlaagd risico op het aantal werknemers dat met pensioen gaat (68). Deze studie veronderstelt dat een hogere financiële investering een hogere effectiviteit oplevert. In deze studie is niet duidelijk welke verschillen de beide bedrijven op voorhand hebben met betrekking tot gezondheidsbeleid en arbeidsomstandigheden en welke interventie precies heeft plaats gevonden. 7.3 Samenvattende conclusie en aanbevelingen Bespreking van de belangrijkste resultaten De effectiviteit van interventies gericht op verhoging van de arbeidsparticipatie blijkt op basis van experimenteel onderzoek niet consistent positief. Het merendeel van de studies toont geen significant positief effect, maar de gemiddelde follow-up tijd in deze studies is beperkt tot maximaal 2 jaar. In de gevonden studies wordt ziekteverzuim het meest frequent gebruikt als uitkomstmaat voor verminderde arbeidsparticipatie. Slechts één studie richt zich op kosteneffectiviteit (69), de overige studies enkel op effectiviteit. Een beperkt aantal interventiestudies maakt gebruik van de uitkomstmaat verminderde arbeidsparticipatie. De kleinschalige studie in een Nederlands productiebedrijf laat positieve resultaten van specifieke sociaal-medische begeleiding op vermindering van vervroegde pensionering. Dit resultaat is echter moeilijk te beoordelen door gebrek aan informatie over flankerend beleid, bijvoorbeeld veranderingen in de fiscale-economische situatie. Het merendeel van de interventiestudies op het gebied van arbeid en gezondheid richt zich op gezondheidsgerelateerde maten. Interventiestudies naar bijvoorbeeld het effect van bedrijfsfitness kijken met name naar uitkomstmaten als conditie, spierkracht en gewichtsverlies (70). Hierin wordt een sterk bewijs gevonden voor een positief effect van bedrijfsfitness op fysieke activiteit en klachten aan het bewegingsapparaat. De resultaten voor vermoeidheid, conditie, algemene gezondheid, bloeddruk en vetwaarden in het bloed zijn minder evident. Echter, op basis van deze resultaten is niet duidelijk of de interventie ook een effect heeft op arbeidsparticipatie, aangezien deze factoren niet als consistente determinanten van verminderde arbeidsparticipatie in de hoofdstukken 2 t/m 6 naar voren komen. Daarnaast moet worden bedacht dat de uitgevoerde literatuurverkenning niet was gericht op het vaststellen van de effecten van gezondheidsbevorderende maatregelen op gezondheid van werknemers.
44
Door de gehanteerde zoekstrategie in de wetenschappelijke literatuur ontbreken in dit overzicht ook de vele interventiestudies op specifieke arbeidsomstandigheden. Een recente review-studie naar de effecten van ergonomische interventies laat zien dat goede ergonomische werkomstandigheden kunnen leiden tot minder fysiek belastende arbeidsomstandigheden en daardoor tot minder klachten van het bewegingsapparaat en minder ziekteverzuim (71). Daardoor is de verwachting gerechtvaardigd dat dit op termijn ook positieve effecten heeft op de diverse vormen van verminderde arbeidsproductiviteit, maar langdurig onderzoek om dit aan te tonen onbreekt. In het kader van dit literatuuronderzoek is specifiek gezocht naar de studies over de kosten-effectiviteit van bekende ‘ontziemaatregelen’ (zoals meer vakantiedagen, kortere werkweken, geen ploegendienst, andere functie-inhoud). Er is geen literatuur gevonden waarin de invloed van deze maatregelen wordt aangetoond op de onderscheiden vijf vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. Studies die de kosten-effectiviteit van deze maatregelen beschrijven, ontbreken eveneens geheel. Conclusies 1. Verminderde arbeidsparticipatie wordt zelden gebruikt als uitkomstmaat voor effectiviteitstudies in de algemene beroepsbevolking. 2. Effectiviteit van interventies gericht op behoud van werk is niet consistent positief. 3. De invloed van de determinanten die ten grondslag liggen aan de bekende ‘ontziemaatregelen’ in Nederland op arbeidsparticipatie is grotendeels onbekend. Studies die de kosten-effectiviteit van deze maatregelen beschrijven, ontbreken eveneens geheel. Aanbevelingen 1. Aangezien verminderde arbeidsparticipatie zelden wordt gebruikt als uitkomstmaat voor effectiviteitstudies, is interventie-onderzoek nodig op dit gebied. Voor een korte termijn inzicht is onderzoek nodig op basis van gemodelleerde gegevens naar de potentiële effecten van het wegnemen van de risicofactoren voor verminderde arbeidsparticipatie.
45
test
46
8. Kennisleemten 8.1 Determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit Algemeen oordeel Op basis van de voorgaande vijf hoofdstukken is een samenvattend oordeel gemaakt over de invloed van de belangrijkste risicofactoren op verminderde duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Door de grote verschillen in definitie van risicofactoren, heterogeniteit in studiepopulaties en verschillen in studie-opzet in de geselecteerde longitudinale studies, is het niet mogelijk schattingen te maken van het gecombineerde effect van risicofactoren in de algemene beroepsbevolking of schattingen te maken van de relatieve invloed van risicofactoren in specifieke beroepsgroepen. Tabel 13 presenteert een kwalitatief oordeel van de auteurs over het belang van de risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit door (1) verminderde productiviteit tijdens het werk ten gevolge van gezondheidsproblemen, (2) ziekteverzuim en (3) verminderde arbeidsparticipatie ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, (4) verminderde arbeidsparticipatie ten gevolge van werkloosheid en (5) verminderde arbeidsparticipatie ten gevolge van vervroegde pensionering. Tabel 13 Overzicht van het belang van de risicofactoren voor diverse vormen van verminderde arbeidsproductiviteit
Matig/slechte gezondheid Fysieke arbeidsomstandigheden: - tillen - belastende houdingen Demografie: - leeftijd Psychosociale belasting: - gebrek regelmogelijkheden - werkdruk - weinig plezier in het werk - geringe opleidingsmogelijkheden - geringe ontplooiingsmogelijkheden Leefstijlfactoren: - roken - obesitas - alcohol - gebrek lichamelijke activiteit
Vervroegde
Arbeids-
Werkloos-
Ziekte-
Productiviteits-
pensionering +
ongeschiktheid +
heid +
verzuim + +
verlies op werk + ±
? ±
+ +
+ +
+
+
0
0
?
? ± + ? ?
± ? ± + +
? ? ? + +
+ ± + ? +
? + ? ? ?
0 0 ? ?
+ + ? 0
+ ± + ?
0 ? + ±
+ ± ? +
+ determinant verhoogt de kans op verminderde arbeidsproductiviteit, ± = in sommige studies is een effect op verminderde arbeidsproductiviteit aangetoond, in andere studies niet , 0 = determinant heeft geen invloed op verminderde arbeidsproductiviteiteffect, ? = gegevens ontbreken voor een oordeel.
47
Beantwoording van de onderzoeksvragen In deze literatuurstudie staan drie onderzoeksvragen centraal, die hieronder kort worden beantwoord: (1) Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor verminderde arbeidsproductiviteit onder werknemers? Een matig tot slechte gezondheid is een belangrijke en consistente risicofactor voor verminderde arbeidsproductiviteit in alle 5 vormen. Het algemene beeld is ook dat fysieke belasting tijdens het werk een belangrijke determinant is. Voor psychosociale arbeidsomstandigheden ontbreken soms de noodzakelijke studies, maar er zijn sterke aanwijzingen dat ook bepaalde psychosociale aspecten op het werk, met name stress en gebrekkige regelmogelijkheden, determinanten zijn. De significante determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit zijn gerapporteerd in studies in de algemene beroepsbevolking, in specifieke beroepsgroepen en in beroepsgroepen van oudere werknemers. Bovenstaande conclusies zijn gebaseerd op onderzoeken waarbij in de statistische analyse de onderzochte determinanten vaak zijn gecorrigeerd voor andere determinanten. Dergelijke analyses geven echter geen inzicht of het gecombineerde effect van twee determinanten groter is dan de optelsom van de effecten van beide determinanten apart. (2) Verschilt de invloed van deze risicofactoren voor verminderde arbeidsparticipatie tussen oudere en jongere werknemers? Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag dient specifiek gekeken te worden of de geconstateerde determinanten in de eerste onderzoeksvraag een leeftijdsafhankelijke invloed hebben, dat wil zeggen of het verband tussen een bepaalde risicofactor en een specifieke vorm van verminderde arbeidsparticipatie sterker is onder oudere dan jongere werknemers. Helaas ontbreekt hiervoor enig bewijs, omdat geen enkele geselecteerde studie hier specifiek naar heeft gekeken. De studies onder oudere werknemers laten overigens geen afwijkende resultaten zien van de studies in het gehele leeftijdsbereik in de algemene beroepsbevolking. Dit geeft aan dat beleid ten aanzien van optimale inzetbaarheid van werknemers op alle leeftijdsgroepen dient te zijn gericht. Onderzoek laat duidelijk zien dat vroeg pensionering afhankelijk is van leeftijd, maar dit kan simpelweg een gevolg zijn van bestaande arbeidsvoorwaardenregelingen in de onderzoekspopulaties die leeftijdsafhankelijk zijn. Het is niet goed te achterhalen in het bestaande onderzoek welk deel van de leeftijdsafhankelijkheid van vroeg pensionering te wijten is aan gezondheidsproblemen of belastende arbeidsomstandigheden. Arbeidsongeschiktheid stijgt eveneens met de leeftijd, maar het beschikbare onderzoek geeft geen goed inzicht of hier sprake is van een direct leeftijdseffect of een indirect effect van langdurige blootstelling aan belastende arbeidsomstandigheden. (3) Wat is de (kosten)effectiviteit van maatregelen ter bevordering van de arbeidsproductiviteit onder oudere werknemers? Er zijn weinig experimentele studies beschikbaar naar de kosten en baten en de kosten-effectiviteit van interventies gericht op het voorkomen cq. verbeteren van verminderde arbeidsproductiviteit. De weinige studies die beschikbaar zijn laten over
48
het algemeen geen duidelijke effecten zien. Daarbij moet evenwel worden geconstateerd dat het beschikbare onderzoek beperkt is en veel maatregelen, zoals ondermeer ontziemaatregelen en personeelsbeleid gericht op duurzame inzetbaarheid, niet zijn geëvalueerd. Relevante determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit Op basis van bovenstaande tabel kunnen de volgende conclusies worden getrokken over bestaande verbanden tussen de onderscheiden risicofactoren en de onderscheiden vormen van verminderde arbeidsproductiviteit: - Gezondheid: Een matig tot slechte gezondheid is een belangrijke risicofactor voor alle vormen van verminderde arbeidsproductiviteit van werknemers. Specifieke gezondheidsproblemen die voortdurend naar voren komen in het onderzoek zijn: chronische ziekten, aandoeningen aan het bewegingsapparaat en psychische aandoeningen. - Leeftijd: Een hogere leeftijd is sterk geassocieerd met een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid en vervroegde pensionering. De invloed van leeftijd op productiviteitsverlies op het werk, ziekteverzuim en werkloosheid is weinig onderzocht en levert geen consistent beeld op. Het beschikbare onderzoek geeft weinig inzicht of gezondheidsproblemen en belastende arbeidsomstandigheden onder oudere werknemers eerder leiden tot verminderde arbeidsproductiviteit dan onder jongere werknemers. - Fysieke arbeidsomstandigheden: Een hogere fysieke belasting leidt tot ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Er zijn sterke aanwijzingen dat fysieke belasting ook van invloed is op productiviteitsverlies op het werk en vervroegde pensionering. Daarmee komt een consistent beeld naar voren dat een hoge fysieke belasting een belangrijke risicofactor is voor alle vormen van een verminderde arbeidsproductiviteit van werknemers. - Psychosociale arbeidsomstandigheden: Het algemene beeld van de invloed van psychosociale arbeidsomstandigheden op een verminderde arbeidsproductiviteit van werknemers is weinig consistent, mede door het ontbreken van onderzoek. Een opvallende constatering is dat beperkte opleidingsmogelijkheden in de huidige baan en geringe ontplooiingsmogelijkheden in het werk in diverse onderzoeken belangrijke factoren zijn voor ziekteverzuim, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. - Leefstijlfactoren: Het algemene beeld van de invloed van leefstijlfactoren op een verminderde arbeidsproductiviteit van werknemers is weinig consistent, mede door het ontbreken van onderzoek. Roken is statistisch significant geassocieerd met 3 van de 5 vormen van verminderde inzetbaarheid van werknemers. Alcohol is van invloed op ziekteverzuim en werkloosheid. Obesitas hangt samen met een hogere kans op arbeidsongeschiktheid en beïnvloedt waarschijnlijk ook werkloosheid en productiviteitsverlies op het werk.
49
Bovenstaande analyse moet worden gezien in het licht van de onderzoeksopdracht waarin de rol van gezondheid en arbeidsomstandigheden in arbeidsparticipatie centraal stond. Er bestaat een uitgebreide economische literatuur over de invloed van financiële prikkels op instroom in werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen en beslissingen van werknemers ten aanzien van vervroegde pensionering (74). Kennishiaten Bovenstaande tabel en de voorgaande hoofdstukken leveren ook een goed beeld op van de bestaande kennishiaten. Deze zijn hieronder kort samengevat: -
wat is het specifieke effect van leeftijd? Het geselecteerde onderzoek geeft weinig inzicht in de leeftijdsspecifieke effecten van belastende arbeidsomstandigheden, ongunstige leefstijl, en een matige/slechte gezondheid op een verminderde arbeidsproductiviteit. Daartoe is onderzoek nodig dat in verschillende leeftijdsgroepen de invloed van risicofactoren op verminderde arbeidsproductiviteit bestudeert, om te kunnen vaststellen of de sterkte van deze verbanden toeneemt met toenemende leeftijd of niet. Studies naar de afhankelijkheid van het werkvermogen van leeftijd zijn schaars, maar er zijn enige aanwijzingen dat determinanten van een verminderd werkvermogen niet voor alle leeftijdsgroepen even belangrijk zijn (72). Zoals reeds in de inleiding gemeld, is verminderde arbeidsproductiviteit in dit literatuuroverzicht geen synoniem van de duurzame inzetbaarheid van werknemers, omdat duurzame inzetbaarheid ook aspecten bevat als het vermogen van werknemers om breed inzetbaar te zijn in diverse functies en het vermogen van werknemers om zich aan te passen aan veranderende taakeisen in een specifieke functie. Over de belangrijkste determinanten van problemen in de inzetbaarheid, anders dan via gezondheidsproblemen, kan in dit literatuuroverzicht weinig worden gezegd. De openstaande vraag hierbij is: * in hoeverre zijn de risicofactoren voor verminderde inzetbaarheid leeftijdsafhankelijk?
-
gezondheid als directe of intermediaire factor ? Uit het beschikbare onderzoek wordt niet duidelijk in welke mate de directe invloed van een slechte gezondheid op vermindering van duurzame inzetbaarheid een indirect gevolg is van de invloed van belastende arbeidsomstandigheden en ongunstige leefstijlfactoren op de gezondheid. In verreweg het meeste onderzoek naar de invloed van gezondheid op verminderde productiviteit cq verminderde arbeidsparticipatie wordt niet gecorrigeerd voor de invloed van belastende arbeidsomstandigheden. Daarmee blijft de volgende vraag grotendeels onbeantwoord: * welk deel van het effect van een matige/slechte gezondheid op verminderde arbeidsparticipatie is toe te schrijven aan de invloed van belastende arbeidsomstandigheden op de gezondheid van werknemers?
50
-
is er synergie tussen effecten van gezondheid en belastende arbeidsomstandigheden? Het beschikbare onderzoek geeft geen goed inzicht wanneer een matige/slechte gezondheid een risicofactor wordt, gegeven de belastende arbeidsomstandigheden in het beroep. Er zijn enige aanwijzingen dat bij voldoende regelmogelijkheden in het werk in een aantal beroepen een slechte gezondheid niet persé negatieve consequenties hoeft te hebben op de arbeidsproductiviteit. Er is echter geen onderzoek bekend naar de invloed van gezondheid op de inzetbaarheid bij verschillende niveaus van belastende arbeidsomstandigheden. Daardoor blijft de volgende vraag grotendeels onbeantwoord: * bij welke mate van belastende fysieke en psychosociale arbeidsomstandigheden zullen gezondheidsproblemen een negatieve invloed gaan uitoefenen op de arbeidsproductiviteit?
-
wat is de relatieve invloed van arbeidsomstandigheden, leefstijl en gezondheid? Gezien bovenstaande opmerkingen is het ook niet goed mogelijk op basis van de huidige literatuur te komen tot een precieze inschatting van het relatieve belang van belastende arbeidsomstandigheden, ongunstige leefstijl, en een matige/slechte gezondheid in een lagere arbeidsproductiviteit op het werk en een verminderde arbeidsparticipatie in de algemene beroepsbevolking. Hiertoe dient in eenzelfde longitudinale studie de invloed van arbeidsomstandigheden, leefstijl en gezondheid op arbeidsparticipatie voor elkaar te worden gecorrigeerd. Dit roept de volgende vraag op: * wat is de unieke invloed van arbeidsomstandigheden, leefstijl en gezondheid op een verminderde inzetbaarheid van werknemers?
-
hoe lang duurt het voordat een verslechterde gezondheid leidt tot arbeidsuitreding? De meeste longitudinale studies rapporteren geen informatie over de tijdsafhankelijkheid van de geconstateerde relatie tussen verminderde gezondheid en uittreding. Er zijn aanwijzingen in enkele studies dat voorafgaande aan de transitie van betaalde arbeid naar vroeg pensioen en werkloosheid sprake lijkt te zijn van een langdurige opbouw van gezondheidsverslechtering over enkele jaren. Deze informatie is essentieel om de ‘window of opportunity’ vast te stellen voor actieve interventies. De openstaande vraag luidt dan ook: * wat is de tijdsafhankelijkheid tussen verslechterde gezondheid en uittreding uit het arbeidsproces?
-
wat zijn effecten van huidige ontziemaatregelen? In de wetenschappelijke literatuur zijn nauwelijks studies beschikbaar die aantonen dat de bekende ‘ontziemaatregelen’ (zoals meer vakantiedagen, kortere werkweken, geen ploegendienst, andere functie-inhoud) positieve effecten hebben op de arbeidsproductiviteit. In de analyse van de Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden 2005 hebben werknemers met veel overuren per week juist een lager verzuimpercentage, maar door gebrek aan inzicht in de leeftijdsafhankelijkheid van deze relatie is het niet mogelijk in te schatten wat de effecten zijn van aanpassing van het aantal arbeidsuren op oudere leeftijd. De kleine interventiestudie in een
51
productiebedrijf (63) geeft aanwijzingen dat het actief begeleiden van werknemers met een verminderd werkvermogen door de bedrijfsarts positief kan zijn voor hun arbeidsparticipatie. Deze studie laat eveneens zien dat het wellicht verstandig is de effecten van ontziemaatregelen te evalueren op intermediaire maten, zoals gezondheid, ervaren arbeidsbelasting en werkvermogen, omdat interventie-effecten op deze intermediaire maten veel eerder zichtbaar worden dan op de uiteindelijke eindmaten van arbeidsparticipatie. Dit leidt dan ook tot de volgende vraag: * wat zijn de effecten van ontziemaatregelen voor (intermediaire maten van) arbeidsproductiviteit? -
wat zijn effecten van ontwikkelmaatregelen? In de wetenschappelijke literatuur zijn geen studies beschikbaar die aantonen dat ontwikkelmaatregelen, zoals extra scholing op oudere leeftijd en functiemobiliteit, positieve effecten hebben op de arbeidsproductiviteit. In longitudinaal onderzoek zijn er wel enige indicaties dat geringe opleidings- en ontplooiingsmogelijkheden in het werk bijdragen aan verzuim, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Inzicht in de effectiviteit van ontwikkelmaatregelen op de gezondheid is echter wel gewenst in het kader van functiebewust personeelsbeleid. Daarbij dient dan tevens in ogenschouw te worden genomen dat in toenemende mate graduele uittreding uit het arbeidsproces opkomt, waarin gezondheid en arbeidsomstandigheden een geheel andere rol kunnen spelen dan bij een abrupte uittreding uit het arbeidsproces (74). Dit roept de volgende vraag op: * wat zijn de effecten van ontwikkelmaatregelen op arbeidsproductiviteit en (gedeeltelijke0 uittreding uit het arbeidsproces?
8.2 Potentiële kosten-effectiviteit van interventies Op basis van een recente analyse van twee internationale databestanden, de European Community Household Panel studie en de Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe onder werknemers van 50 jaar en ouder, is geschat dat 3 factoren een bijdrage leveren aan de uitstroom door werkloosheid en vroeg pensioen onder 50-jarigen en ouder: een matige/slechte algemene gezondheid, ongezonde leefstijl (met name gebrek aan lichamelijke inspanning en ernstig overgewicht) en belastende arbeidsomstandigheden (met name fysieke belasting en hoge werkdruk). Het gecombineerde effect van deze 3 factoren verklaart 20% van de arbeidsuitval door vroeg pensioen (respectievelijk 8%, 6% en 6%) en 38% van de arbeidsuitval door werkloosheid (respectievelijk 12%, 16% en 10%) voor het 65ste levensjaar (2). Alhoewel de analyse niet is uitgevoerd voor arbeidsongeschiktheid, mag worden verwacht dat de bijdrage van de 3 factoren aan arbeidsongeschiktheid minimaal even groot is dan de bijdrage aan de arbeidsuitval door werkloosheid. In theorie kunnen preventieve interventies op deze 3 factoren een groot potentieel hebben om arbeidsuitval in de leeftijdscategorie 50-65 jarigen te verminderen. Door aanpassing van de eerder uitgevoerde analyse in 2006 (opname van arbeidsongeschiktheid in de uitstroom uit het arbeidsproces en de aanname dat dit proces net zo belangrijk is als vervroegde pensionering) is het de verwachting dat bij volledige
52
eliminatie van de invloed van genoemde 3 factoren mannen gemiddeld zo’n 13 maanden later uit het arbeidsproces treden en vrouwen zo’n 16 maanden. Geredeneerd vanuit een maatschappelijk perspectief kunnen door interventies, bij het jaarlijkse modale inkomen in Nederland van ruim €30.000, maximaal zo’n €32.500 tot €40.000 worden bespaard doordat werknemers langer in het arbeidsproces actief blijven. In een kosten-baten analyse betekent dit dat het maximale financiële plafond voor gecombineerde interventies op gezondheid, leefstijl en arbeidsomstandigheden rond het modale inkomen zal liggen. In een kosten-batenanalyse zal vervolgens wel dienen te worden aangetoond dat de gedane investeringen ook inderdaad leiden tot een verlenging van de arbeidsparticipatie en verbetering van de arbeidsproductiviteit.
8.3 Aanbevelingen voor onderzoek Onderzoek op korte termijn 1. Modellering van theoretische opbrengst van interventies op arbeidsparticipatie In 2006 is een analyse uitgevoerd van de theoretische winst op arbeidsparticipatie door eliminatie van de invloed van slechte gezondheid, belastende arbeidsomstandigheden en ongezonde leefstijlfactoren op werkloosheid en vervroegde pensionering. Deze analyse was gebaseerd op dwarsdoorsnede-onderzoek en hield bovendien geen rekening met de belangrijkste gezondheidsgerelateerde uitstroom uit het arbeidsproces: arbeidsongeschiktheid. Het verdient aanbeveling eenzelfde exercitie uit te voeren naar alle vormen van uitstroom uit het arbeidsproces (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, vervroegde uittreding, huishouden), waarbij bovendien de invloed van de drie domeinen (gezondheid, arbeidsomstandigheden, leefstijl) voor elkaars werking worden gecorrigeerd. Een dergelijke modellering is mogelijk in de Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE-studie onder personen van 50 jaar en ouder), waarin zeer recent de eerste longitudinale gegevens beschikbaar zijn gekomen. Een waardevolle uitbreiding van dit onderzoek kan zich richten op het modelleren van de verwachte effecten van (bewezen effectieve) primaire preventieve interventies op de ‘werkverwachting’ [working life expectancy] en ‘werkverwachting in goede gezondheid’ via ‘multistate paid employment tables’. Door literatuuronderzoek kunnen de effecten van primaire preventieve interventies op leefstijlfactoren en belastende arbeidsomstandigheden worden vastgesteld, waarna deze effecten in het model met ‘multistate paid employment tables’ kunnen worden geëvalueerd op hun invloed op arbeidsparticipatie. Zo’n model-aanpak kan inzichtelijk maken welke primaire interventies enig effect hebben op arbeidsparticipatie en wat de relatieve bijdragen van verschillende primaire preventieve interventies kunnen zijn aan het verbeteren van de arbeidsparticipatie op oudere leeftijd. Als extra uitbreiding kan tevens worden gedacht aan het koppelen van de effecten op arbeidsparticipatie aan de kosten van deze interventies en de baten in termen van additioneel inkomen en verminderd beslag op sociale zekerheid.
53
2. De tijdsafhankelijkheid van de invloed van gezondheid, arbeid en leefstijl op uitstroom uit het arbeidsproces. In longitudinaal onderzoek kunnen de bijdragen van leefstijl, arbeidsomstandigheden en gezondheid aan de transitiekansen van werk naar werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en vroegtijdige pensionering in kaart worden gebracht. Daar waar mogelijk worden specifieke diagnosegroepen onderzocht, met name psychische problemen, klachten aan het bewegingsapparaat, en hart- en vaatziekten. In beschikbare gegevens van de European Community Household Pannel Survey (ECHP-studie met meerjarige follow-up gegevens) kan bovendien de tijdsafhankelijkheid van de determinanten van uittreding worden onderzocht om zodoende beter inzichtelijk te maken of een gezondheidsverslechtering direct voorafgaande uittreding belangrijk is of dat er een langdurige opbouw van gezondheidsverslechtering aan voorafgaat (5). Dit bepaalt in sterke mate de ‘window of opportunity’, die bovendien kan verschillen naar leeftijd, leefstijl, gezondheid en belastende arbeidsomstandigheden. 3.
Is er effectmodificatie van de invloed van gezondheid op uittreding uit het arbeidsproces? Het is de stellige verwachting dat de invloed van een matige/slechte gezondheid op de duurzame inzetbaarheid van werknemers zal variëren over diverse sociaal-demografische factoren, zoals geslacht, opleiding en leeftijd, alsmede het type werk (fysiek en psychosociaal belastend werk, gebrek aan regelmogelijkheden). In de bestaande longitudinale studies is hieraan geen aandacht gegeven, terwijl inzicht in de aanwezigheid van effectmodificatie zeer belangrijk is voor het op maat aanbieden van primaire preventieve interventies. Door heranalyse van de bovengenoemde gegevens van de SHARE-studie en de ECHP-studie kan beter inzicht worden verkregen of de bestaande verbanden tussen gezondheid, leefstijl en arbeidsomstandigheden leeftijdsafhankelijk zijn en wat hiervan de consequenties zijn voor het inzetten van gerichte interventies. De leeftijdsafhankelijkheid is niet onderzocht in de geselecteerde literatuurstudies en dit is een belangrijke omissie omdat de verwachting is dat op oudere leeftijd belastende arbeidsomstandigheden en een slechtere gezondheid een grotere invloed hebben op het fysieke en mentale vermogen van een werknemer om zijn werkzaamheden uit te voeren. Dit onderzoek kan ook worden uitgevoerd op belangrijke intermediaire maten, zoals bijvoorbeeld het werkvermogen van een werknemer (72,73). 4. Systematisch overzicht van kosten-effectiviteit van primaire, secundaire en tertiaire interventies op gezondheid en productiviteitsverlies en ziekteverzuim. De voorliggende literatuurverkenning geeft geen inzicht in de invloed van preventieve interventies op het voorkomen van gezondheidsproblemen en in tertiaire interventies ter voorkomen van verergering van gezondheidsproblemen, bijvoorbeeld onder werknemers met chronische ziekten. Gezondheid blijkt een van de belangrijkste determinanten te zijn voor vermindere arbeidsproductiviteit en bestudering van effectieve interventies op gezondheid geeft een veel beter inzicht in de mogelijke besparingen door gezondheidsmanagement in bedrijven. Immers, een betere gezondheid zal op lange termijn leiden tot minder arbeidsuitval.
54
Zo’n literatuurstudie kan inzichtelijk maken welke interventies enig effect hebben op gezondheid en vervolgens kan door koppeling van deze kennis aan de bestaande inzichten over de relatie gezondheid en arbeidsparticipatie een goed onderbouwde inschatting worden gemaakt van de kosten van deze interventies en de baten in termen van additioneel inkomen en verminderd beslag op sociale zekerheid. Onderzoek op lange termijn 1. De rol van gezondheid in werkvermogen In het beleid ten aanzien van duurzame inzetbaarheid van werknemers speelt het begrip ‘werkvermogen’ een centrale rol. Werkvermogen wordt daarbij gezien als het vermogen van een individuele werknemer, gegeven zijn gezondheid, mentale en fysieke capaciteiten en kennis en vaardigheden, om zijn werk goed te kunnen uitvoeren. Beleid op het werkvermogen kan een belangrijke bijdrage leveren aan gezonde, gemotiveerde en productieve inzetbaarheid van werknemers (75). Daartoe is onderzoek nodig naar de determinanten van werkvermogen, de specifieke rol van gezondheid hierin, en de effecten van beschikbare interventies om het werkvermogen van werknemers te behouden en te verbeteren. 2. Gezondheid als directe of intermediaire factor In longitudinaal onderzoek kan duidelijk worden in welke mate de invloed van een slechte gezondheid op vermindering van duurzame inzetbaarheid een gevolg is van belastende arbeidsomstandigheden en ongunstige leefstijlfactoren. Hiertoe dient te worden onderzocht in hoeverre belastende arbeidsomstandigheden de gezondheid negatief beïnvloeden en die gezondheid vervolgens de oorzaak is van uittreding uit het arbeidsproces. Daarmee wordt het mogelijk te bepalen welke deel van het effect van een matige/slechte gezondheid op verminderde arbeidsparticipatie is toe te schrijven aan de invloed van belastende arbeidsomstandigheden op de gezondheid van werknemers. Zo’n aanpak vraagt longitudinaal onderzoek met meerjarige follow-up gegevens, bv ECHPstudie of de lopende SHARE-studie waarin de komende jaren uitgebreide gezondheidsinformatie worden verzameld, waarin een levensloop-perspectief kan worden geanalyseerd. Een interessante optie is daarbij is dat er wordt mogelijk gemaakt dat gegevens uit de SHARE-studie kunnen worden koppelen aan administratieve gegevensbestanden (inkomen, vermogen, pensioenaanspraken ed). 3. De invloed van objectieve versus subjectieve gezondheid Nagenoeg al het longitudinale onderzoek naar de invloed van gezondheid is gebaseerd op de ervaren gezondheid, waarin een algemeen oordeel over de gezondheid wordt vervat. Belangrijke vragen daarbij zijn: - is de transitie naar werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en vroegtijdige pensionering afhankelijk van diagnosegroepen zoals psychische problemen, aandoeningen van het bewegingsapparaat of hart- en vaatziekten?
55
-
wat is de rol van objectieve gezondheidsmaten in deze transitie ? Hierbij kan worden gedacht aan objectieve karakterisering van zowel specifieke gezondheidsproblemen (bv longfunctie, cardiorespiratoire fitness) als generieke gezondheidsmaten zoals hand-grijpkracht.
4. Kosten-effectiviteit van ontzie- en ontwikkelmaatregelen Zoals reeds eerder gesteld, is er verrassend weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar naar de kosten en effecten van de bekende ontzie- en ontwikkelmaatregelen voor oudere werknemers in Nederland. Een van de kernproblemen daarbij is ongetwijfeld dat de oorzaken van uittreding uit het arbeidsproces (matig/slechte gezondheid, belastende arbeidsomstandigheden) ook onderliggende determinanten zijn van het gebruik maken van mogelijkheden om minder lang cq intensief te gaan werken (17). Bij onderzoek op dit terrein is het verstandig de effecten van ontziemaatregelen te evalueren op intermediaire maten, zoals gezondheid, ervaren arbeidsbelasting en werkvermogen. Daarnaast zijn studies nodig naar de determinanten van ontwikkelmaatregelen, zodat inzicht ontstaat in welke redenen bepalen of werknemers langer blijven werken en hoe het beleid in bedrijven hierop een positieve invloed kan uitoefenen. 5. Arbeidsparticipatie van werknemers met chronische ziekten In dit literatuuroverzicht is de aandacht uitgegaan naar de invloed van een verslechterde gezondheid op de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Een belangrijke vraag die daarbij buiten beschouwing is gebleven, zijn de factoren en interventies die bepalen dat werknemers met een chronische ziekte zich in het arbeidsproces staande kunnen houden. Een belangrijke kennishiaat is longitudinaal onderzoek onder werknemers met chronische ziekten waarin wordt nagegaan welke individuele en werkgebonden kenmerken uittreding uit het arbeidsproces bepalen en vervolgens welke interventies hierop moeten worden ontwikkeld. Er zijn enkele cohortstudies van patiënten met beginnende chronische ziekten, zoals bijvoorbeeld reuma, waarin goede mogelijkheden aanwezig zijn om de specifieke rol van ziekte, ziektegedrag en demografische kenmerken in relatie tot de werkeisen en arbeidsproductiviteit te bestuderen. Dit kan waardevolle aangrijpingspunten opleveren voor het ontwikkelen van gerichte interventies.
56
9. Algemene conclusies en aanbevelingen 9.1 Reikwijdte van de analyse Alvorens de belangrijkste conclusies en aanbevelingen te presenteren, is het noodzakelijk de beperkingen in de reikwijdte van het verrichte literatuuronderzoek te presenteren. Dit onderzoek gaat over de invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op verschillende vormen van verminderde arbeidsproductiviteit. De zoekstrategie is dan ook geheel gericht op gezondheid en arbeidsomstandigheden in relatie tot een van de vijf vormen van vermindere arbeidsproductiviteit. Dit heeft ondermeer als consequentie dat determinanten van verminderde arbeidsproductiviteit op het niveau van de individuele werknemer centraal staan. Dit onderzoek richt zich dus niet op een algemene beschrijving van alle relevante determinanten die de arbeidsparticipatie van de oudere werknemer bepalen. Belangrijke andere factoren die van invloed zijn op individuele belissingen rond arbeidsparticipatie, zoals sociaal-culturele aspecten en kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg, zijn niet in deze literatuurstudie meegenomen. Ook interventies op het behoud van het werkvermogen bij werknemers met chronische ziekten komen in deze studie niet aan bod. Een belangrijke groep van determinanten die eveneens buiten beschouwing zijn gelaten, zijn de economische en fiscale factoren. Door het fiscaal onaantrekkelijk maken van vervroegde pensionering zal de arbeidsparticipatie onder oudere werknemers sterk worden beïnvloed. Economische consequenties van regelingen op het terrein van sociale zekerheid en pensioenvoorzieningen hebben een sterke invloed op de arbeidsparticipatie in bedrijven, bedrijfssectoren en landen. In dit literatuuronderzoek is geen poging gedaan om de onderlinge wisselwerking van determinanten op verschillend aggregatienieveau te analyseren. Een laatste belangrijke beperking is dat in dit literatuuronderzoek de verschillende vormen van arbeidsproductiviteit onafhankelijk van elkaar zijn beoordeeld. In werkelijkheid zullen deze vormen van arbeidsproductiviteit elkaar beïnvloeden, omdat de specifieke vorm van uittreding uit het arbeidsproces in sterke mate wordt bepaald door de mogelijkheden gebruik te maken van bepaalde regelingen. In toekomstig onderzoek zullen de bestaande mogelijkheden tot uittreding meer in samenhang moeten worden bekeken.
9.2 Algemene conclusies 1. Een matig tot slechte gezondheid is een belangrijke risicofactor voor alle vormen van een verminderde arbeidsproductiviteit van werknemers. Specifieke gezondheidsproblemen die voortdurend naar voren komen als belangrijke determinanten zijn: chronische ziekten, aandoeningen aan het bewegingsapparaat en psychische aandoeningen. 2. Een hogere leeftijd is sterk geassocieerd met een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid en vervroegde pensionering. De invloed van leeftijd op productiviteitsverlies op het werk, ziekteverzuim en werkloosheid is weinig
57
3.
4.
5.
6.
7.
8.
onderzocht en levert geen consistent beeld op. Er zijn sterke aanwijzingen dat oudere werknemers in het algemeen minder maar wel langer verzuim. Een hogere fysieke belasting leidt tot ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Er zijn sterke aanwijzingen dat fysieke belasting ook van invloed is op productiviteitsverlies op het werk en vervroegde pensionering. Daarmee komt een consistent beeld naar voren dat een hoge fysieke belasting een belangrijke risicofactor is voor alle vormen van een verminderde inzetbaarheid van werknemers. Het algemene beeld van de invloed van psychosociale arbeidsomstandigheden op een verminderde inzetbaarheid van werknemers is weinig consistent, mede door het ontbreken van onderzoek. Een opvallende bevinding in een beperkt aantal studies is dat beperkte opleidingsmogelijkheden in de huidige baan en geringe ontplooiingsmogelijkheden in het werk belangrijke factoren zijn voor ziekteverzuim, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Het algemene beeld van de invloed van leefstijlfactoren op een verminderde inzetbaarheid van werknemers is weinig consistent, mede door het ontbreken van onderzoek. Roken is statistisch significant geassocieerd met 3 van de 5 vormen van verminderde inzetbaarheid van werknemers. Voor de leeftijdsafhankelijke invloed van de invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op arbeidsparticipatie ontbreekt enig bewijs, omdat geen enkele geselecteerde studie hier specifiek naar heeft gekeken. De studies onder oudere werknemers laten overigens geen afwijkende resultaten zien van de studies in de algemene beroepsbevolking. Er zijn weinig experimentele studies beschikbaar naar de kosten en baten en de kosten-effectiviteit van interventies gericht op het voorkomen cq. verbeteren van verminderde arbeidsproductiviteit. De weinige studies die beschikbaar zijn laten over het algemeen geen duidelijke effecten zien. De invloed van de determinanten die ten grondslag liggen aan de bekende ‘ontziemaatregelen’ in Nederland op arbeidsparticipatie is grotendeels onbekend. Studies die de kosten-effectiviteit van deze maatregelen of de opkomende ontwikkelmaatregelen beschrijven, ontbreken eveneens geheel.
9.3 Aanbevelingen Onderzoek op korte termijn 1. Modellering van theoretische opbrengst van interventies op arbeidsparticipatie Door model-aanpak kan in een longitudinale analyse de theoretische winst op arbeidsparticipatie worden geschat van de eliminatie van de invloed van slechte gezondheid, belastende arbeidsomstandigheden en ongezonde leefstijlfactoren op werkloosheid, vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid. Een dergelijke modellering is mogelijk in de Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE-studie onder personen van 50 jaar en ouder), waarin zeer recent de eerste longitudinale gegevens beschikbaar zijn gekomen.
58
Een waardevolle uitbreiding van dit onderzoek kan zich richten op het modelleren van de verwachte effecten van (bewezen effectieve) primaire preventieve interventies op de ‘werkverwachting’ [working life expectancy] en ‘werkverwachting in goede gezondheid’ via ‘multistate paid employment tables’. 2. De tijdsafhankelijkheid van de invloed van gezondheid, arbeid en leefstijl op uitstroom uit het arbeidsproces. In longitudinaal onderzoek kunnen de bijdragen van leefstijl, arbeidsomstandigheden en gezondheid aan de transitiekansen van werk naar werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en vroegtijdige pensionering in kaart worden gebracht. Daar waar mogelijk worden specifieke diagnosegroepen onderzocht, met name psychische problemen, klachten aan het bewegingsapparaat, en hart- en vaatziekten. In beschikbare gegevens van de European Community Household Pannel Survey (ECHP-studie met meerjarige follow-up gegevens) kan bovendien de tijdsafhankelijkheid van de determinanten van uittreding worden onderzocht om zodoende beter inzichtelijk te maken of een gezondheidsverslechtering direct voorafgaande uittreding belangrijk is of dat er een langdurige opbouw van gezondheidsverslechtering aan voorafgaat. Dit bepaalt in sterke mate de ‘window of opportunity’, die bovendien kan verschillen naar leeftijd, leefstijl, gezondheid en belastende arbeidsomstandigheden. 3.
Is er effectmodificatie van de invloed van gezondheid op uittreding uit het arbeidsproces? Het is aan te bevelen aan analyse te doen van de invloed van een matige/slechte gezondheid op de duurzame inzetbaarheid van werknemers en de invloed van diverse sociaal-demografische factoren, zoals geslacht, opleiding en leeftijd, alsmede het type werk (fysiek en psychosociaal belastend werk, gebrek aan regelmogelijkheden) op deze relatie. 4. Systematisch overzicht van kosten-effectiviteit van primaire, secundaire en tertiaire interventies op gezondheid en productiviteitsverlies en ziekteverzuim. Het wordt aanbevolen een kwantitatieve literatuurstudie te verrichten naar de invloed van preventieve interventies op het voorkomen van gezondheidsproblemen en van tertiaire interventies op het voorkomen van verergering van gezondheidsproblemen onder werknemers met chronische ziekten. Door koppeling van de kwantitatieve kennis over kosten en effecten van interventies op gezondheid aan de bestaande inzichten over de relatie gezondheid en arbeidsparticipatie kan een goed onderbouwde inschatting worden gemaakt van de kosten van deze interventies en de baten in termen van additioneel inkomen en verminderd beslag op sociale zekerheid.
Onderzoek op lange termijn 1. De rol van gezondheid in werkvermogen In het beleid ten aanzien van duurzame inzetbaarheid van werknemers speelt het begrip ‘werkvermogen’ een centrale rol. Werkvermogen wordt daarbij gezien als het vermogen
59
van een individuele werknemer, gegeven zijn gezondheid, mentale en fysieke capaciteiten en kennis en vaardigheden, om zijn werk goed te kunnen uitvoeren. Daartoe is onderzoek nodig naar de determinanten van werkvermogen, de specifieke rol van gezondheid hierin, en de effecten van beschikbare interventies om het werkvermogen van werknemers te behouden en te verbeteren. 2. Gezondheid als directe of intermediaire factor In een meerjarig follow-up onderzoek kan duidelijk worden in welke mate de invloed van een slechte gezondheid op vermindering van duurzame inzetbaarheid een gevolg is van belastende arbeidsomstandigheden en ongunstige leefstijlfactoren. Hiermee wordt het mogelijk te bepalen welke deel van het effect van een matige/slechte gezondheid op verminderde arbeidsparticipatie is toe te schrijven aan de invloed van belastende arbeidsomstandigheden op de gezondheid van werknemers. 3. De invloed van objectieve versus subjectieve gezondheid Nagenoeg al het longitudinale onderzoek naar de invloed van gezondheid is gebaseerd op de ervaren gezondheid, waarin een algemeen oordeel over de gezondheid wordt vervat. Van belang is het meer inzicht te krijgen in de rol van specifieke diagnoses zoals psychische problemen, aandoeningen aan het bewegingsapparaat of hart- en vaatziekten, en objectieve parameters van gezondheid, zoals longfunctie en cardiorespiratoire fitness, op de transitie naar werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en vroegtijdige pensionering. 4. Kosten-effectiviteit van ontzie- en ontwikkelmaatregelen Er is verrassend weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar naar de kosten en effecten van de bekende ontziemaatregelen voor oudere werknemers in Nederland. Een tussenstap is het evalueren op intermediaire maten, zoals gezondheid, ervaren arbeidsbelasting en werkvermogen. Daarnaast zijn studies nodig naar de determinanten van ontzie- en ontwikkelmaatregelen, zodat inzicht ontstaat in factoren die bepalen of werknemers langer blijven werken. Hiertoe dienen dan niet alleen maatregelen te worden betrokken die ingaan op arbeidsomstandigheden en gezondheid, maar tevens economische maatregelen die sterk van invloed kunnen zijn op individuele beslissingen. 5. Arbeidsparticipatie van werknemers met chronische ziekten In dit literatuuroverzicht is de aandacht uitgegaan naar de invloed van een verslechterde gezondheid op de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Een belangrijke vraag die daarbij buiten beschouwing is gebleven, zijn de factoren en interventies die bepalen dat werknemers met een chronische ziekte zich in het arbeidsproces kunnen staande houden. Een belangrijke kennishiaat is longitudinaal onderzoek onder werknemers met chronische zieken waarin wordt nagegaan welke individuele en werkgebonden kenmerken uittreding uit het arbeidsproces bepalen en vervolgens welke interventies hierop moeten worden ontwikkeld. Er zijn enkele cohortstudies van patiënten met beginnende chronische ziekten, zoals bijvoorbeeld reuma, waarin goede mogelijkheden aanwezig zijn om de specifieke rol van ziekte, ziektegedrag en demografische kenmerken in relatie tot de werkeisen en arbeidsproductiviteit te bestuderen. Dit kan waardevolle aangrijpingspunten opleveren voor het ontwikkelen van gerichte interventies.
60
Referenties 1. 2. 3.
4. 5.
6.
7. 8. 9.
10.
11.
12. 13.
14. 15. 16. 17.
Burdorf A. (2006) Nieuwe mogelijkheden om de bijdrage van de arbeidshygiëne aan de volksgezondheid te kwantificeren. T toegepaste Arbowetenschap 19:43-6. Burdorf A, Mackenbach PJ. (2006) De invloed van gezondheid op vervroegde uittreding uit het arbeidsproces. Zoetermeer; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Burdorf A, Jansen J. (2006) Predicting the long-term course of low back pain and its consequences for sickness absence and associated work disability. Occup Environ Med 63:522-9. Ilmarinen J. (2005) Towards a longer working life. Ageing and the quality of worklife in the European Union. Helsinki: Finnish Institute of Occupational Health. Schuring M, Burdorf A, Kunst A, Mackenbach J. (2007) The effects of ill health on entering and maintaining paid employment: evidence in European countries. J Epidem Commun Health 61:597-604. Astrand, N. E., S. O. Isacsson, et al. (1988). "Prediction of early retirement on the basis of a health examination. An 11-year follow-up of 264 male employees in a Swedish pulp and paper company." Scand J Work Environ Health 14(2): 110-7. Blekesaune, M. and P. E. Solem (2005). "Working conditions and early retirement - A prospective study of retirement behavior." Research on Aging 27(1): 3-30. Cardano, M., G. Costa, et al. (2004). "Social mobility and health in the Turin longitudinal study." Social Science & Medicine 58(8): 1563-1574. Elovainio, M., M. Kivimaki, et al. (2003). "Social support, early retirement, and a retirement preference: A study of 10,489 Finnish adults." Journal of Occupational and Environmental Medicine 45(4): 433-439. Frijs, K., O. Ekholm, et al. (2007). “Influence of healht, lifestyle, working conditions, and sociodemography on early retirement among nurses: The Danish Nurse Cohort Study.” Scandinavian Journal of Public Health 35: 23-30. Karpansalo, M., J. Kauhanen, et al. (2005). "Depression and early retirement: prospective population based study in middle aged men." Journal of Epidemiology and Community Health 59(1): 70-74. Karpansalo, M., P. Manninen, et al. (2004). "Perceived health as a predictor of early retirement." Scand J Work Environ Health 30(4): 287-92. Lund, T., L. Iversen, et al. (2001). "Work environment factors, health, lifestyle and marital status as predictors of job change and early retirement in physically heavy occupations." American Journal of Industrial Medicine 40(2): 161-169. Mein, G., P. Martikainen, et al. (2000). "Predictors of early retirement in British civil servants." Age and Ageing 29(6): 529-536. Buxton, J. W., N. Singleton, et al. (2005). "The mental health of early retirees - National interview survey in Britain." Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology 40(2): 99-105. Szubert, Z., and W. Sobala, (2005). “Current determinants of early retirement among blue collar workers in Poland.” Int J Occup Med Environ Health 18(2): 177-84. Siegrist, J., M. Wahrendorf, et al. (2007). "Quality of work, well-being, and intended early retirement of older employees: baseline results from the SHARE Study." Eur J Public Health 17(1): 62-8.
61
18. Appelberg, K., K. Romanov, et al. (1996). "Interpersonal conflict as a predictor of work disability: a follow-up study of 15,348 Finnish employees." J Psychosom Res 40(2): 157-67. 19. Arndt, V., D. Rothenbacher, et al. (2005). "Construction work and risk of occupational disability: a ten year follow up of 14 474 male workers." Occupational and Environmental Medicine 62(8): 559-566. 20. Biering-Sorensen, F., J. Lund, et al. (1999). “Risk indicators of disability pension.” Dan Med Bull 46: 258-62. 21. Eriksen, W., B. Natvig, et al. (1998). "Smoking as a predictor of long-term work disability in physically active and inactive people." Occup Med (Lond) 48(5): 315-20. 22. Haahr, J. P. L., P. Frost, et al. (2007). "Predictors of health related job loss: A two-year follow-up study in a general working population." Journal of Occupational Rehabilitation 17(4): 581-592. 23. Hartig, T. and U. Fransson (2006). “Housing tenure and early retirement for health reasons in Sweden.” Scandinavian Journal of Public Health 34: 472-479. 24. Karpansalo, M., T. A. Lakka, et al. (2003). "Cardiorespiratory fitness and risk of disability pension: a prospective population based study in Finnish men." Occupational and Environmental Medicine 60(10): 765-769. 25. Leone, S. S., M. J. H. Huibers, et al. (2006). "Long-term predictors of outcome in fatigued employees on sick leave: a 4-year follow-up study." Psychological Medicine 36(9): 12931300. 26. Lund, T. and A. Csonka (2003). "Risk factors in health, work environment, smoking status, and organizational context for work disability." American Journal of Industrial Medicine 44(5): 492-501. 27. Rissanen, A., M. Heliovaara, et al. (1990). "Risk of disability and mortality due to overweight in a Finnish population." Bmj 301(6756): 835-7. 28. Rothenbacher, D., V. Arndt, et al. (1998). "Early retirement due to permanent disability in relation to smoking in workers of the construction industry." Journal of Occupational and Environmental Medicine 40(1): 63-68. 29. Rothenbacher, D., H. Brenner, et al. (1997). "Disorders of the back and spine in construction workers. Prevalence and prognostic value for disability." Spine 22(13): 1481-6. 30. Schroer, C. A., M. Janssen, et al. (2005). "Organizational characteristics as predictors of work disability: a prospective study among sick employees of for-profit and not-for-profit organizations." J Occup Rehabil 15(3): 435-45. 31. Siebert, U., D. Rothenbacher, et al. (2001). "Demonstration of the healthy worker survivor effect in a cohort of workers in the construction industry." Occupational and Environmental Medicine 58(12): 774-779. 32. Sivertsen, B., S. Overland, et al. (2006). "The long-term effect of insomnia on work disability: the HUNT-2 historical cohort study." Am J Epidemiol 163(11): 1018-24. 33. Solomon, C., J. Poole, et al. (2007). "Health-related job loss: findings from a communitybased survey." Occup Environ Med 64(3): 144-9. 34. Stover, B., T.M. Wickizer, et al. (2007). “Prognostic factors of long-term disability in a workers’ compensation system.” Joem 49(1): 31-40. 35. van Amelsvoort, L. G., I. J. Kant, et al. (2002). "Fatigue as a predictor of work disability." Occup Environ Med 59(10): 712-3.
62
36. Baanders, A. N., P. M. Rijken, et al. (2002). "Labour participation of the chronically ill. A profile sketch." Eur J Public Health 12(2): 124-30. 37. Geuskens GA, Burdorf A, Hazes JMW (2007). “Consequences of rheumatoid arthritis for performance of social roles - a literature review.” Journal of Rheumatology 34:1248-60. 38. Schmier J, Jones ML, Halpern MT. (2006). “Cost of obesity in the workplace. Scand J work Environ Health.” 32:5-11. 39. Arrow, J. O. (1996). "Estimating the influence of health as a risk factor on unemployment: a survival analysis of employment durations for workers surveyed in the German SocioEconomic Panel (1984-1990)." Soc Sci Med 42(12): 1651-9. 40. Bildt, C. and H. Michelsen (2003). "Occupational conditions exceed the importance of nonoccupational conditions and ill health in explaining future unemployment among women and men." Arch Womens Ment Health 6(2): 115-26. 41. Earle, A. and S. J. Heymann (2002). "What causes job loss among former welfare recipients: the role of family health problems." J Am Med Womens Assoc 57(1): 5-10. 42. Heponiemi, T., M. Elovainio, et al. (2007). “Relationship between unemployment and health among health care professionals: Health selection or health effect?. ” Journal of sychosomatic Research 63: 425-31. 43. Jusot, F., M. Khlat et al. (2008). “Job loss from poor health, smoking and obesity: a national prospective survey in France.” J Epidemiol Community Health 62: 332-337. 44. Leino-Arjas, P., J. Liira, et al. (1999). "Predictors and consequences of unemployment among construction workers: prospective cohort study." Bmj 319(7210): 600-5. 45. Liira, J. and P. Leino-Arjas (1999). "Predictors and consequences of unemployment in construction and forest work during a 5-year follow-up." Scand J Work Environ Health 25(1): 42-9. 46. Lindholm, C., B. Burstrom, et al. (2002). "Class differences in the social consequences of illness?" J Epidemiol Community Health 56(3): 188-92. 47. Mastekaasa, A. (1996). "Unemployment and health: Selection effects." Journal of Community & Applied Social Psychology 6(3): 189-205. 48. Van de Mheen, H., K. Stronks, et al. (1999). "The influence of adult ill health on occupational class mobility and mobility out of and into employment in The Netherlands." Social Science & Medicine 49(4): 509-518. 49. Whooley, M.A., C.I. Kiefe et al. (2002). “Depressive symptoms, unemployment and loss of income.” Arch Intern Med 162: 2614-2620. 50. Kogevinas, M., J. M. Anto, et al. (1998). "Respiratory symptoms, lung function and use of health services among unemployed young adults in Spain. Spanish Group of the European Community Respiratory Health Survey." Eur Respir J 11(6): 1363-8. 51. Duijts, S.F.A., I. Kant et al. (2007). “A meta-analysis of observational studies identifies predictors of sickness absence.” J Clin Epidemiol 60:1105-15. 52. Elders, L.A., J.Heinrich et al. (2003). “Risk factors for sickness absence because of low back pain among scaffolders: a 3-year follow-up study.” Spine 15(28): 1340-6. 53. Eshøj, P., J.R. Jepsen et al. (2001). “Long-term sickness absence – risk indicators among occupationally active residents of a Danish county.” Occup Med 51(5): 347-53. 54. Hoogendoorn, W.E., P.M. Bongers et al. (2002). “High physical work load and low job satisfaction increase the risk of sickness absence due to low back pain: results of a prospective cohort study.” Occup Environ Med 59: 323-28.
63
55. Labriola, M., K.B. Christensen et al. (2006). “Multilevel analysis of workplace and individual risk factors for long-term sickness absence.” J Occup Environ Med 48:923-29. 56. Lund, T., M. Labriola et al. (2006). “Physical work environment risk factors for long term sickness absence: prospective findings among a cohort of 5357 employees in Denmark.” BMJ 332: 449-52. 57. Karasek, R., and T.Theorell. (1990). “Healthy work: Stress, productivity and the reconstruction of working life.” New York: Basic Books. 58. Smulders P. Werksituatie en ziekteverzuim. In: Jehoel-gijsbers G (red). Beter aan het werk. Trendsrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkhervatting. Den Haag: SCP/CBS/TNO, 2007. 59. Schultz, A.B., and D.W. Edington (2007). “Employee health and presenteeism: a systematic review.” J Occup Rehabil 17(3): 547-79. 60. de Looze, M.P., P.R.A. Oeij. (2007). “Zijn ouderen minder productief?” Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 23(3): 240-49. 61. Meerding, W.J., W. IJzelenberg, et al. (2005). “Health problems lead to considerable productivity loss at work among workers with high physical load jobs.” J Clin Epidemiol 58(5): 517-23. 62. Alavinia, S.M., and A.Burdorf . Productivity loss in the workforce: associations with health, work demands, and individual characteristics. Am J Ind Med 2008, in press. 63. de Boer, A.G.E.M., J-C van Beek, et al. (2004). “An occupational health intervention programme for workers at risk for early retirement; a randomised controlled trial.” Occup Environ Med 61:924-29. 64. de Boer, A.G.E.M., A. Burdorf, et al. (2007). “The effect of individual counselling and education on work ability and disability pension: a prospective intervention study in the construction industry.” Occup Environ Med 64: 792-97. 65. Nurminen, E., A. Malmivaara, et al. (2002). “Effectiveness of a worksite exercise program with respect to perceived work ability and sick leaves among women with physical work.” Scand J Work Environ Health 28(2): 85-93. 66. Proper, K.I., A.J. van der Beek, et al. (2004). “Worksite health promotion using individual counselling and the effectiveness on sick leave; results of a randomised controlled trial.” Occup Environ Med 61:275-79. 67. Taimela, S., S. Justén, et al. (2008). “An occupational health intervention programme for workers at high risk for sickness absence. Cost effectiveness analysis based on a randomised controlled trial.” Occup Environ Med 65: 242-248. 68. Goine, H., A. Knutsson, et al. (2004). “Sickness absence and early retirement at two workplaces – effects of organisational intervention in Sweden.” Soc Sc Med 58: 99-108. 69. Loisel, P., J. Lemaire, et al. (2002). “Cost-benefit and cost-effectiveness analysis of a disability prevention model for back pain management; a six year follow up study.” Occup Environ Med 59: 807-15. 70. Proper K.I., M. Koning, et al. (2003). “The effectiveness of worksite physical activity programs on physical fitness, and health.” Clin J Sport Med 13(2): 106-17. 71. Lötters F, Burdorf A. (2002) “Are changes in mechanical exposure and musculoskeletal health good performance indicators for primary prevention”. Int Arch Occup Environ Health 75: 549-61.
64
72. Van den Berg, T.I.J., S.M. Alavinia, et al. (2008). “The influence of psychosocial factors at work and life style on health and work ability among professional workers.” Int Arch Occup Environ Health 81(8): 1029-37. 73. Alavinia S.M., Van Duivenbooden C, Burdorf A. (2007). “Influence of work-related factors and individual characteristics on work ability among Dutch construction workers.” Scand J Work Environ Health 33: 351-7. 74. Kantarci, T., Van Soest, A. (2008). “Gradual retirement: preferences and limitations”. De Economist 156:113–44. 75. De Zwart, B., Burdorf, A. (2007). “Van Finse meren naar Hollandse polders. Een korte geschiedenis van het begrip werkvermogen”. In: Molenaar, D. (red). Werkvermogen, verantwoord werken aan duurzame inzetbaarheid. PreventNed, 2007.
65
Bijlage 1 De zoekstrategieën in de literatuur Tabel 1 Zoekstrategie voor determinanten van vroegtijdige pensionering in Pubmed Search terms
#1
#2 #3
#4
#5
#6 #7
# items found # items PubMed found WOS
Work-related occupation* OR work-related OR worker OR industrial OR work OR labour OR labor OR job OR occupational health [Mesh] Early-retirement early-retirement Physical work demands physical* OR manual-material handling OR push* OR pull* OR lifting OR posture OR vibration OR workload OR repetitive movement* OR bend* Psychosocial work demands psychosocial-work* OR job stress* OR job-support OR workpace OR mental-stress* OR monotonous-work OR jobdissatisfaction OR job-satisfaction OR autonomy OR workschedule* OR work-time* OR work-pressure* OR socialsupport Health health-status* [MESH] OR perceived-health OR ill-health OR health #3 OR #4 OR #5 #1 AND #2 AND #6
652995
>100.000
345
447
476773
>100.000
70029
39888
1079494
>100.000
1506794 174
>100.000 173
Tabel 3 Zoekstrategie voor determinanten van arbeidsongeschiktheid in Pubmed Search terms #1
#2 #3
#4
#5
#6 #7
Work-related occupation* OR work-related OR worker OR industrial OR work OR labour OR labor OR job OR occupational health [Mesh] disability work-disability Physical work demands physical* OR manual-material handling OR push* OR pull* OR lifting OR posture OR vibration OR workload OR repetitive movement* OR bend* Psychosocial work demands psychosocial-work* OR job stress* OR job-support OR work-pace OR mental-stress* OR monotonous-work OR job-dissatisfaction OR job-satisfaction OR autonomy OR work-schedule* OR work-time* OR work-pressure* OR social-support Health health-status* [MESH] OR perceived-health OR ill-health OR health #3 OR #4 OR #5 #1 AND #2 AND #6
66
# items found PubMed 652995
# items found WOS >100.000
524 476773
909 >100.000
70029 39888
1079494 >100.000 1506794 386
>100.000 533
Tabel 5 Zoekstrategie voor determinanten van werkloosheid in Pubmed Search terms #1
#2 #3
#4
#5
#6 #7
Work-related occupation* OR work-related OR worker OR industrial OR work OR labour OR labor OR job OR occupational health [Mesh] unemployment unemployment [Mesh] Physical work demands physical* OR manual-material handling OR push* OR pull* OR lifting OR posture OR vibration OR workload OR repetitive movement* OR bend* Psychosocial work demands psychosocial-work* OR job stress* OR job-support OR work-pace OR mental-stress* OR monotonous-work OR jobdissatisfaction OR job-satisfaction OR autonomy OR workschedule* OR work-time* OR work-pressure* OR socialsupport Health health-status* [MESH] OR perceived-health OR ill-health OR health #3 OR #4 OR #5 #1 AND #2 AND #6
# items found PubMed
# items found WOS
652995
>100.000
3203 476773
10.381 >100.000
70029 39888
1079494 >100.000 1506794 749
>100.000 1095
Tabel 7 Zoekstrategie voor reviews met betrekking tot ziekteverzuim in Pubmed Search terms
#1 #2
# items found Pubmed
sickness-absence sickness-absence [Mesh] review
Tabel 10
#2 #3
41
43
Zoekstrategie voor determinanten van vroegtijdige pensionering in Pubmed
Search terms
#1
572
# items found Web of Science 915
# items found # items PubMed found WOS
Work-related occupation* OR work-related OR worker OR industrial OR work OR labour OR labor OR job OR occupational health [Mesh] Intervention intervent* AND effective* Early-retirement early-retirement
67
652995
>100.000
52751
>100.000
345
447
Search terms
#4 #5 #6 #7 #8 #9
# items found # items PubMed found WOS
Disability work-disability Unemployment unemployment [Mesh] Sickness-absence sickness-absence [Mesh] Presenteism Productivity #3 OR #4 OR #5 OR #6 OR #7 #8 AND #1 AND #2
68
524
909
3203
10.381
572
915
154310 161329 74
69863 84416 7157
Bijlage 2 Vroegtijdige pensionering Tabel 2 Determinanten van vroegtijdige pensionering in longitudinale epidemiologische studies in beroepsgroepen (OR = odds ratio, HR = hazard ratio, RR = relatief risico)1 Auteur Astrand et al. 1988 (6) Blekesaune et al. 2005 (7)
Follow up 11 jr 3,4 jr
Populatie
Determinant
264 mannen in papierfabriek 19114 personen, 60-67 jr
Verlaagd werkvermogen volgens leiding Slechte fysieke werkomgeving Samenwonend Hogere opleiding Fysiek belastend werk Stress op werk Lage autonomie in het werk Vrouw Lage opleiding Moeder Alleenstaanden Hogere beroepsopleid tov acad. opleiding Lage opleiding tov academische opleiding Geen opleiding tov academische opleiding Matig tot slechte gezondheid Aantal personen in netwerk 11-20 vs. 21+ Aantal personen in netwerk 1-10 vs. 21+ Aantal personen in netwerk 0 vs. 21+ Aantal sociale netwerken 3-4 vs. 5-6 Aantal sociale netwerken 1-2 vs. 5-6 Aantal sociale netwerken 0 vs. 5-6 Allenstaanden Hogere beroepsopleid. tov acad. opleiding Lage opleiding tov academische opleiding Geen opleiding tov academische opleiding Matig tot slechte gezondheid Aantal personen in netwerk 11-20 vs. 21+ Aantal personen in netwerk 1-10 vs. 21+ Aantal personen in netwerk 0 vs. 21+ Aantal sociale netwerken 3-4 vs. 5-6 Aantal sociale netwerken 1-2 vs. 5-6 Aantal sociale netwerken 0 vs. 5-6 Slechte gezondheid
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval RR 4.6* 2.0-10.8 RR 2.0* 1.4-3.0 OR 0.92 0.64-1.34 OR 0.96 0.94-0.98 OR 0.93 0.86-1.01 OR 1.04 0.91-1.19 OR 1.17* 1.11-1.24 OR 3.74* 3.32-4.20 OR 0.75* 0.65-0.86 OR 0.96 0.83-1.11 OR 3.05* 2.12-4.49 OR 2.70* 1.33-5.50 OR 4.11* 2.06-8.10 OR 6.77* 3.36-13.64 OR 13.91* 9.89-19.58 OR 0.96 0.65-1.44 OR 1.61* 1.08-2.40 OR 2.60* 1.27-5.33 OR 1.53 0.59-3.99 OR 1.90 0.74-4.88 OR 4.75* 1.48-15.24 OR 3.77* 2.73-5.20 OR 2.66* 1.48-4.77 OR 3.93* 2.25-6.88 OR 4.52* 2.53-8.10 OR 5.47* 4.22-7.09 OR 1.05 0.70-1.57 OR 0.94 0.64-1.37 OR 0.84 0.47-1.50 OR 5.32* 1.06-11.22 OR 5.97* 1.45-24.60 OR 4.24 0.91-19.82 HR 1.28* 1.16-1.41
Avonddienst vs. geen ploegendienst Nachtdienst vs. geen ploegendienst Ploegendienst Hoge werkdruk Gebrek aan invloed op het werk Hoge fysieke belasting Fysiek actief in de vrije tijd Overgewicht (BMI 25-30) Obesitas (BMI > 30) Veel depressieve symptomen Matig depressieve symptomen Matig tot slechte gezondheid
HR 0.89* HR 1.04 HR 0.80* HR 1.09* HR 1.09 * HR 1.08* HR 1.13* HR 1.12* HR 1.06 HR 1.86* HR 1.04 OR 3.36*
0.80-0.98 0.92-1.19 0.72-0.89 1.01-1.17 1.01-1.18 1.00-1.17 1.04-1.22 1.04-1.21 0.91-1.24 1.37-2.51 0.78-1.37 2.20-5.13
OR 6.78* OR 1.56 OR 0.80 OR 0.64 OR 2.79* RR 1.99*
2.56-17.96 0.67-3.60 0.27-2.38 0.21-1.99 1.08-7.19 1.56-2.53
Cardano et al. 2004 (8)
10 jr
127384 mensen in Turijn, 25-49 jaar
Elovainio et al. 2003 (9)
6 jr
5960 Finse vrouwen, 40-55 jaar
4529 Finse mannen, 40-55 jaar
Frijs et al. 2007 9 jr (10)
Karpansalo et al. 2005 (11) Karpansalo ’04 (12) Lund et al. 2001 (13)
Mein et al.
5538 verpleegkundigen, 51-59 jr
1 jr
1726 mannen
6 jr
1748 mannen
2,5 jr
149 vuilnisophalers en Sterke buiging van nek gemeentewerkers, Knieklachten mannen Huidige roker Ex-roker Samenwonend 1699 mannelijke Geen plezier in werk
7 jr
69
Auteur
Follow up
Populatie
Determinant
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval RR 1.23 0.98-1.54 RR 1.55* 1.18-2.04 RR 1.63* 1.12-2.38 RR 1.16 0.78-1.73 OR 1.7* 1.4-2.2 OR 1.3* 1.0-1.6 OR 2.0* 1.6-2.7 OR 1.4* 1.1-1.6 OR 1.5* 1.0-2.2 OR 0.8* 0.7-1.0
ambtenaren, 50-59.5 jr Matige gezondheid (zeer) slechte gezondheid 833 vrouwelijke Geen plezier in werk ambtenaren, 50-59.5 jr Matige gezondheid Schuring et al. 1 jr 4514 personen, 55-65 Slechte gezondheid - lage opleiding 2007 (5) jr Goede gezondheid- lage opleiding Slechte gezondheid - middelbare opleiding Goede gezondheid- middelbare opleiding Slechte gezondheid - hoge opleiding Samenwonend * statistisch significant verschil (p< 0,05) 1 Een associatiemaat van 1 betekent het volledig ontbreken van een verband, een associatiemaat van 2 betekent dat personen met deze determinant een 2x zo hoge kans hebben op vervroegde pensionering dan personen zonder deze determinant 2000 (14)
70
Bijlage 3 Arbeidsongeschiktheid Tabel 4 Determinanten van arbeidsongeschiktheid in longitudinale epidemiologische studies in beroepsgroepen (OR = odds ratio, HR = hazard ratio, RR = relatief risico)1 Auteur
Follow up Appelberg et al. 6 jr 1996 (18) Arndt et al. 10 yr 2005 (19)
BieringSørensen et al. 1999 (20)
15 yr
Blekesaune et al. 2005 (7)
8 yr
Eriksen et al. 1998 (21)
4 jr
Haahr et al. 2007 (22)
2 jr
Populatie
Determinant
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval 8021 mannen 24-64 jr Arbeidsconflict OR 1.15 0.74-1.81 7327 vrouwen 24-64 jr Arbeidsconflict OR 1.55* 1.01-2.38 14474 bouwvakkers, Leeftijd 25-39 jaar RR 0.97 0.7-1.3 man, 25-64 jr Leeftijd 40-44 jaar RR 1.0 0.8-1.3 Leeftijd 45-49 jaar RR 1.1 0.9-1.3 Leeftijd 50-54 jaar RR 1.4* 1.3-1.5 Leeftijd 55-59 jaar RR 1.6* 1.5-1.7 Leeftijd 60-64 jaar RR 1.7* 1.5-1.9 Tumoren RR 1.26* 1.08-1.27 Psychische ziekten RR 0.95 0.81-1.11 Hart- en vaatziekten RR 1.09 0.98-1.20 Respiratoire aandoeningen RR 1.27* 1.03-1.55 Maag-darm ziekten RR 1.20 0.88-1.61 Huidziekten RR 1.61 0.65-3.32 Bewegingsapparaataandoeningen RR 2.16* 2.03-2.30 Ongevallen RR 2.52* 2.06-3.05 892 Deense bevolking Leeftijd 30 jr OR 0.42* 0.18-0.98 Leeftijd 50 jr OR 2.09* 1.10-3.97 Leeftijd 60 jr OR 2.09* 1.08-4.07 Slechte gezondheid OR 3,40* 2.09-5.53 OR 0.84 0.29-2.44 BMI ≤ 20 vs BMI 20-27 BMI > 27 vs BMI 20-27 OR 2.44* 1.48-4.00 19114 personen, 60-67 jr Leeftijd >65 jaar OR 1.05 0.97-1.14 Samenwonend OR 2.20* 1.15-4.21 Hogere opleiding OR 1.00 0.96-1.04 Fysiek belastend werk OR 1.01 0.90-1.14 Stress op werk OR 1.14 0.92-1.41 Lage autonomie in werk OR 1.21* 1.08-1.36 1426 Noorse werknemers Roken OR 1.58* 1.04-2.41 18-62jr Man vs. vrouw OR 1.02 0.65-1.58 Leeftijd 30-32 vs. 20-22 jr OR 1.61 0.68-3.84 Leeftijd 40-42 vs. 20-22 jr OR 1.77 0.78-4.02 Leeftijd 50-52 vs. 20-22 jr OR 2.90* 1.27-6.64 Leeftijd 60-62 vs. 20-22 jr OR 6.30* 2.59-15.33 Samenwonend vs. single OR 1.27 0.72-2.25 Werktijd per week <20 vs. ≥40 uur OR 1.81 0.75-4.33 Werktijd per week 20-39 vs. ≥ 40 uur OR 1.53 0.94-2.47 Fysieke activiteit <1 keer per week vs. ≥1 OR 1.07 0.70-1.64 Matige emotionele klachten vs. weinig OR 1.04 0.06-1.78 Veel emotionele klachten vs. weinig OR 1.73* 1.04-2.88 Matige klachten bewegingsapparaat OR 1.41 0.79-2.52 Veel klachten bewegingsapparaat OR 2.63* 1.54-4.51 Zwaar tillen op het werk OR 2.31* 1.51-3.53 Roken en gebrek aan fysieke activiteit OR 2.14 0.93-4.94 2080 vrouwelijke Huidige roker OR 1.3 0.8-2.0 werknemers, 18-67 jr Lichamelijk actieven vs inactieven OR 0.6 0.4-1.1 Bewegingsapparaat-aandoening OR 3.0* 1.6-5.1 Matige angst voor gezondheidsproblemen OR 2.3* 1.3-3.9 Veel angst voor gezondheidsproblemen OR 3.7* 2.1-6.6 Contact met arts in afgelopen jaar OR 2.2* 1.4-3.6 Ambachtsman vs kantoorwerker OR 1.3 0.7-2.5 Arbeider vs kantoorwerker OR 1.8 0.9-3.8 Repeterend werk OR 1.4 0.8-2.2
71
Auteur
Follow up
Hartig & Fransson 2006 (23)
9 yr
Karpansalo et al. 2004 (12)
6 yr
Karpansalo et al. 2003 (24)
11-14 jr
Karpansalo et al. 2005 (11) Leone et al. 2006 (25)
1-6 yr 4 jr
Lund et al. 2001 2,5 jr (13)
Lund et al. 2003 7 yr (26)
Populatie
Determinant
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval Lage regelmogelijkheden OR 1.3 0.8-2.0 Lage sociale ondersteuning op werk OR 2.5* 1.7-3.8 Geen plezier in werk OR 1.8* 1.2-2.9 1181 mannelijke OR 1.3 0.5-3.4 BMI ≥ 30 vs. BMI < 30 werknemers, 18-67 jr Bewegingsapparaat-aandoening OR 3.3 0.9-11.1 Matige angst voor gezondheidsproblemen OR 2.5* 1.2-5.3 Veel angst voor gezondheidsproblemen OR 2.5* 1.0-6.2 Contact met arts in afgelopen jaar OR 1.6 0.8-3.3 Repeterend werk OR 2.7* 1.4-5.1 Geen plezier in werk OR 1.1 0.6-2.2 216567 mannen Zweedse Opleiding 13-15 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.79* 0.69-0.91 bevolking 40-63 jr. Opleiding 10-12 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.86* 0.76-0.98 Opleiding 6-9 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.96 0.84-1.08 Alleenstaande ouder vs. single OR 0.81* 0.70-0.93 Samenwonend kinderloos vs. single OR 0.93 0.86-1.01 Samenwonend met kinderen vs. single OR 0.67* 0.61-0.73 Autochtonen vs. allochtonen OR 0.53* 0.49-0.57 232666 vrouwen Opleiding 13-15 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.62* 0.55-0.69 Zweedse bevolking 40- Opleiding 10-12 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.53* 0.48-0.59 63jr. Opleiding 6-9 jr vs. ≥ 16 jr OR 0.51* 0.46-0.57 Alleenstaande ouder vs. single OR 0.93* 0.87-1.00 Samenwonend kinderloos vs. single OR 0.88* 0.79-0.97 Samenwonend met kinderen vs. single OR 0.66* 0.61-0.72 Autochtonen vs. allochtonen OR 0.51* 0.48-0.54 1748 mannen, middelbare Slechte gezondheid OR 2.69* 2.04-3.56 leeftijd Langdurig zitten op werk OR 0.74 0.51-1.08 Langdurig lopen op werk OR 0.88 0.55-1.39 Veelvuldig tillen en dragen OR 1.64* 1.15-2.33 Hoge statische belasting OR 1.51* 1.08-2.12 Belastende werkhoudingen OR 1.50* 1.08-2.08 Hoge fysieke belasting OR 1.45 0.99-2.11 Belastende rughoudingen OR 1.25 0.97-1.62 Belastende houdingen onderste OR 1.20 0.93-1.56 extremiteiten 1307 Finse mannen Max. zuurstofopname 7.4-25.7 vs >37.6 OR 2.08* 1.36-3.19 Max. zuurstofopname 25.7-29.5 vs. >37.6 OR 1.72* 1.15-2.56 1.18-2.54 Max. zuurstofopname 29.5-33.1 vs. >37.6 OR 1.73* Max zuurstofopname 33.1-37.6 vs. >37.6 OR 1.54* 1.05-2.25 1726 mannen Veel depressieve symptomen HR 1.43* 1.21-1.79 Matig depressieve symptomen HR 1.06 0.89-1.26 127 vermoeide Oudere leeftijd OR 1.96* 1.17-3.29 werknemers met 6-26 Beter fysiek functioneren OR 0.26* 0.14-0.47 weken ziekteverzuim Vermindering van het fysiek functioneren OR 3.63* 1.93-6.97 in de afgelopen 3 jaar 2033 vuilnisophalers en Chronische obstructieve longaandoening OR 3.68* 1.97-6.89 gemeentewerkers, Heupklachten OR 2.72* 1.54-4.81 mannen Knieklachten OR 1.91* 1.11-3.28 Matige ontplooiingsmogelijkheden OR 1.25 0.49-3.10 Slechte ontplooiingsmogelijkheden OR 2.70* 1.10-6.60 Overgewicht (BMI25-30) OR 1.11 0.60-2.04 OR 1.83 0.87-3.85 Obesitas (BMI≥30) Ondergewicht (BMI<20) OR 3.91* 1.00-15.35 Huidige roker OR 2.31* 1.09-4.90 Ex-roker OR 1.35 0.53-3.44 3163 werknemers, 19-59 Slechte geestelijke gezondheid OR 3.8* 1.66-8.81 jr Bewegingsapparaat-klachten OR 1.6 0.92-2.77 Chronische obstructieve longaandoening OR 1.8* 1.01-3.21 Huidige roker OR 2.0* 1.07-3.74 Belastende armhoudingen OR 2.1* 1.22-3.73
72
Auteur
Follow up
Rissanen et al. 1990 (27)
10-16 jr
Rothenbacher et al. 1998 (28 Rothenbacher et al. 1997 (29) Schröer et al. 2005 (30)
4,4 yr
Siebert et al. 2001(31)
4,5 yr
Sivertsen et al. 2006 (32) Solomon et al. 2007 (33)
2 jr
4,4 yr 15 mnd
Populatie
Determinant
Slechte ontplooiingsmogelijkheden Matige ontplooiingsmogelijkheden Weinig opleidingsmogelijkheden Matige opleidingsmogelijkheden 12053 Finse vrouwen BMI 22.5-24.9 vs. BMI < 22.5 BMI 25.0-27.4 vs. BMI < 22.5 BMI 27.5-29.9 vs. BMI < 22.5 BMI 30.0-32.4 vs. BMI < 22.5 BMI ≥ 32.5 vs. BMI < 22.5 19076 Finse mannen BMI 22.5-24.9 vs. BMI < 22.5 BMI 25.0-27.4 vs. BMI < 22.5 BMI 27.5-29.9 vs. BMI < 22.5 BMI 30.0-32.4 vs. BMI < 22.5 BMI ≥ 32.5 vs. BMI < 22.5 3550 bouwvakkers, man, Huidige rokers 40-59 jr 4576 bouwvakkers, man, Rugaandoeningen 40-64 jr 455 werknemer met Profit vs. non-profit organisatie minimaal 6 weken Klein bedrijf (<800) vs. groot verzuim, 18-65jr. Decentrale organisatiestructuur Proces vs. resultaat gerichte cultuur Functie vs. werknemer gerichte cultuur Open vs. gesloten cultuur 9977 bouwvakkers, 15-64 Obesitas jr Ischaemische hartziekten Hoge bloeddruk Astma Chronische obstructieve longaandoening Lever ziekten Rugaandoeningen Gewrichtsaandoeningen Huidziekten Jicht 37308 Noren 20-67 jr Slapeloosheid
0 yr
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval OR 2.2* 1.11-4.39 OR 1.2 0.62-2.14 OR 2.4* 1.11-5.26 OR 1.7 0.77-3.90 OR 1.2* 1.0-1.4 OR 1.5* 1.3-1.7 OR 1.5* 1.3-1.8 OR 1.9* 1.6-2.3 OR 2.1* 1.7-2.5 OR 1.0 0.9-1.2 OR 1.1* 1.0-1.2 OR 1.2* 1.1-1.4 OR 1.4* 1.2-1.6 OR 1.8* 1.4-2.2 RR 1.3* 1.0-1.8 RR 1.6*
1.3-2.1
OR 2.02 OR 0.89 OR 1.55 OR 0.97 OR 0.63 OR 1.82 RR 0.98 RR 1.62* RR 1.24 RR 0.83 RR 1.54* RR 1.52* RR 1.50* RR 1.57* RR 0.98 RR 1.31* OR 3,9*
0.93-4.37 0.41-1.95 0.65-3.70 0.45-2.12 0.31-1.28 0.92-3.63 0.78-1.23 1.13-2.31 0.99-1.56 0.21-3.34 1.09-2.17 1.18-1.96 1.20-1.88 1.20-2.06 0.62-1.56 1.00-1.72 3.2-4.8
7040 mannen in Loondienst vs zelfstandige OR 2.0* agrarische sector, 24-70 jr Ploegendienst OR 1.4* Tillen lasten > 25 kg OR 1.7* Knielen en hurken >1uur OR 1.4* Handen boven schouderhoogte >1 uur OR 1.3* Stover et al 6 yr 81077 arbeidsongeschikt- Leeftijd 30-44 vs. <30 jr OR 1.80* 2007 (34) heidsclaims 18-65 jr Leeftijd ≥ 45 vs. <30jr OR 2.08* Vrouw OR 1.56* Getrouwd OR 1.03 Bedrijfsgrootte >15-50 vs. ≤ 15 OR 0.87* Bedrijfsgrootte >50 vs. ≤ 15 OR 0.78* van Amelsvoort 32 10927 werknemers 18CIS vermoeidheidsscore 2e kwartiel OR 2.17* et al. 2002 (35) mnd 65jr CIS vermoeidheidsscore 3e kwartiel OR 3.30* CIS vermoeidheidsscore 4e kwartiel OR 12.8* * statistisch significant verschil (p< 0,05) 1 Een associatiemaat van 1 betekent het volledig ontbreken van een verband, een associatiemaat van 2 betekent dat personen met deze determinant een 2x zo hoge kans hebben op arbeidsongeschiktheid dan personen zonder deze determinant
73
1.7-2.3 1.2-1.7 1.4-2.0 1.1-1.6 1.1-1.6 1.71-1.89 1.97-2.20 1.49-1.63 0.99-1.07 0.82-0.91 0.74-0.82 1.17-4.03 1.67-6.52 5.14-32.1
Bijlage 4 Werkloosheid Tabel 6 Determinanten van werkloosheid in longitudinale epidemiologische studies in beroepsgroepen (OR = odds ratio, RR = relatief risico)1 Auteur Arrow 1996 (39)
Follow up 6 jr
Populatie
Determinant
2424 werknemers, 18-64 jr
Vrouw Leeftijd 18-29 vs. 30-50 Leeftijd 51-64 vs. 30-50 Grootbedrijf Chronische ziekte Verzuim > 42 dagen Tijdelijke baan Geen opleidingsmogelijkheden Hoge fysieke belasting Verminderde geestelijke gezondheid Tijdelijke baan Verminderde geestelijke gezondheid Vrouw Lage opleiding Moeder Functionele beperkingen Kind met functionele beperkingen Recente zwangerschap Aantal kinderen Kind onder 5 jaar Alleenstaand Aantal jaren opleiding Etniciteit, niet-blank Leeftijd per jaar Ziekenhuisopname
Bildt et al. 2003 4 jr (40)
220 werknemers, vrouwen, < 59 jr
Cardano et al. 2004 (8)
198 werknemers, mannen, < 59 jr 127384 mensen in Turijn, 25-49 jaar
10jr
Earle et al. 2002 7 jr (41)
783 werknemers, vrouwen
Heponiemi et al. 2007 (42)
10849 vrouweljike werknemers 1742 mannelijke Ziekenhuisopname werknemers 2420 vrouwelijke Slechte gezondheid werknemers 30-54 jr Overgewicht vs. normaal BMI(<25) Obesitas (BMI≥30) vs. normaal (BMI<25) Roken 3287 mannelijke Slechte gezondheid werknemers 30-54 jr Overgewicht vs. normaal BMI(<25) Obesitas (BMI≥30) vs. normaal (BMI<25) Roken 586 bouwvakkers, Leeftijd 45-49 vs. 40-44 jr mannen 40-59 jr Leeftijd 50-54 vs. 40-44 jr Leeftijd 55-59 vs. 40-44 jr Minder dan 3 jaar in huidige baan Alleenstaand Huidige roker Hoge alcohol consumptie BMI < 23 vs. BMI 23-29 BMI > 29 vs. BMI 23-29 Frequent stress symptomen Slechte geestelijke gezondheid Huidziekten 814 bosarbeiders, Leeftijd 30-39 vs. ≤ 29 jr mannen < 50 jr Leeftijd ≥ 40 vs. ≤ 29 jr Huidige roker 692 bouwvakkers, Leeftijd 30-39 vs. ≤ 29 jr
1-6 jr
Jusot et al. 2008 4 jr (43)
Leino-Arjas et al. 1999 (44)
4 jr
Liira et al. 1999 5 jr (45)
74
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval RR 1.4* 1.0-1.9 RR 2.5* 1.7-3.6 RR 1.1 0.8-1.5 RR 0.7* 0.6-0.8 RR 1.1 0.9-1.5 RR 0.9 0.5-1.8 RR 5.7* 2.4-13.2 RR 4.6* 1.3-16.5 RR 2.2 0.9-5.6 RR 2.7* 1.1-6.7 RR 4.5* 1.4-14.9 RR 2.5* 1.0-6.1 OR 2.79* 2.61–2.99 OR 1.85* 1.69-2.03 OR 1.16* 1.06-1.28 OR 1.57* 1.19-2.07 OR 1.33* 1.14-1.56 OR 1.69* 1.15-2.49 OR 1.06 0.99-1.13 OR 1.05 0.77-1.44 OR 1.16 0.95-1.41 OR 0.93* 0.89-0.98 OR 0.81* 0.67-0.99 OR 0.97 0.94-1.01 OR 1.04 0.98-1.09 OR 1.11
0.94-1.31
OR 1.7* OR 1.3 OR 2.0* OR 0.9 OR 1.5* OR 0.8 OR 0.5* OR 1.3 OR 1.12 OR 2.00* OR 1.39 OR 3.09* OR 1.84* OR 2.58* OR 2.11* OR 2.35* OR 1.71 OR 1.97* OR 7.75* OR 1.99* OR 0.75 OR 2.27 OR 2.21* OR 1.01
1.2-2.3 0.9-1.9 1.2-3.4 0.6-1.4 1.1-2.2 0.6-1.2 0.2-1.0 0.8-2.0 0.62-2.03 1.08-3.71 0.55-3.52 1.88-5.08 1.09-3.12 1.42-4.69 1.05-4.25 1.26-4.36 0.96-3.02 1.22-3.21 1.51-39.93 1.01-3.93 0.29-1.97 0.97-5.32 1.25-3.91 0.60-1.71
Auteur
Lindholm et al. 2002 (46)
Follow up
8 jr
Populatie
Determinant
mannen < 50 jr
Leeftijd ≥ 40 vs. ≤ 29 jr Alleenstaand Slechte gezondheid Huidige roker Frequent alcohol gebruiker Handarbeiders, Chronische ziekten Hoofdarbeiders, Chronische ziekten Handarbeiders vs hoofdarbeiders
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval OR 1.53 0.94-2.51 OR 1.91* 1.26-2.89 OR 2.64* 1.44-4.86 OR 2.18* 1.46-3.27 OR 2.19* 1.31-3.65 OR 2.88* 2.2-3.8 OR 2.15* 1.5-3.1 OR 1.81* 1.5-2.2
1620 werknemers, 25-64 jr 12235 werknemers, 25-64 jr zonder chronische ziekten Lund et al. 2001 2,5 jr 2068 vuilnisophalers Slechte ontplooiingsmogelijkheden OR 2.73* 1.06-7.03 (13) en gemeentewerkers, Matige ontplooiingsmogelijkheden OR 1.68 0.65-4.35 mannen Duwen/trekken van zware lasten OR 2.03* 1.09-3.80 Duwen/trekken van middelzware lasten OR 1.64 0.93-2.89 Sterke buiging van de rug OR 2.03* 1.15-3.58 Heupklachten OR 1.33 0.75-2.38 Huidige roker OR 1.35 0.80-2.28 Ex-roker OR 0.94 0.46-1.93 Mastekaasa et 4 jr 2119 werknemers Vrouw OR 1.15 0,61-2,16 al. 1996 (47) Leeftijd per 10 jaar OR 1.00 0,87-1,16 Samenwonend OR 0.77 0,53-1,13 Hoge opleiding OR 0.96 0,89-1,03 Leidinggevend - laag niveau OR 0.64 0,37-1,08 Leidinggevend - middelbaar niveau OR 0.84 0,55-1,28 Leidinggevend - hoog niveau OR 1.03 0,52-2,05 Chronische ziekte OR 0.79 0,47-1,33 Psychische problemen OR 1.16* 1,03-1,31 Schuring et al. 50 078 personen, 16- Slechte gezondheid - lage opleiding 1 jr OR 2.2* 1.8-2.6 2007 (5) 65 jr Goede gezondheid- lage opleiding OR 1.9* 1.7-2.2 Slechte gezondheid - middelbare opleiding OR 2.4* 2.0-2.9 Goede gezondheid- middelbare opleiding OR 1.4* 1.2-1.6 Slechte gezondheid - hoge opleiding OR 2.1* 1.6-2.6 Leeftijd 16-24 vs. 55-64 OR 1.0 0.9-1.3 Leeftijd 25-44 vs. 55-64 OR 0.8* 0.7-0.9 Leeftijd 45-54 vs. 55-64 OR 0.8* 0.7-0.9 Samenwonend OR 0.7* 0.6-0.7 Kinderen onder < 12 jr OR 1.2* 1.1-1.3 Persoonlijk inkomen >75th vs. < 25th perc. OR 0.2* 0.2-0.3 Persoonlijk inkomen 25-75th vs < 25th perc OR 0.5* 0.4-0.5 van de Mheen 4 jr 1506 workers aged Matig/slechte gezondheid OR 1.42* 1.00-2.02 et al. 1999 (48) 15-74yr Chronische ziekte OR 1.46* 1.08-1.98 Whooley et al. 5 jr 2334 werknemers Depressieve klachten OR 1.6* 1.2-2.0 2002 (49) Gehuwd OR 0.7* 0.6-0.9 Roken OR 1.4* 1.1-1.8 * statistisch significant verschil (p< 0,05) 1 Een associatiemaat van 1 betekent het volledig ontbreken van een verband, een associatiemaat van 2 betekent dat personen met deze determinant een 2x zo hoge kans hebben op werkloosheid dan personen zonder deze determinant
75
Bijlage 5 Ziekteverzuim Tabel 8 Meta-analyse naar de determinanten van verzuim wegens psychosociale aspecten (51) Categorie
Determinant
Gezondheid
Psychosomatische klachten Medicijn gebruik Burnout Psychologische problemen Stressvolle levensgebeurtenis Vermoeidheid Alleenstaand
Demografie
Fysieke arbeidsomstandigheden Psychosociale arbeidsomstandigHeden
Leefstijl
Verzuim <=3 dagen Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval OR 1.43* 1.08-1.90 OR 1.44* 1.32-1.58 OR 1.28* 1.23-1.34 OR 1.27* 1.23-1.31 OR 1.14* 1.03-1.27 OR 1.28*
1.14-1.44
Hoge opleiding Hoge fysieke taakeisen
Lage regelmogelijkheden Gebrek aan invloed op werktijden Hoge psychologische taakeisen Hoge werkstress Gebrek aan beslissingsbevoegdheid Gebrek aan beslissingsvrijheid Gebrek aan sociale steun Ongelijkheid Agressie en geweld Gebrek aan benutten van capaciteiten Werktevredenheid Herstelbehoefte Hoge betrokkenheid Reorganisatie Roken Alcohol Gebrek aan fysieke inspanning
* statistisch significant verschil (p< 0,05)
76
Verzuim > 3 dagen Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterval OR 1.79* 1.54-2.07 OR 3.13* 1.71-5.72 OR 2.34* 1.59-3.45 OR 1.97* 1.37-2.85 OR 1.09 0.93-1.29 OR 1.32* 1.04-1.69 OR 1.37* 1.15-1.64 OR 1.85* OR 1.66*
1.59-2.33 1.45-1.90
OR 1.27* OR 0.93
1.14-1.39 0.83-1.23
OR 1.28* OR 1.15*
1.23-1.33 1.10-1.20
OR 0.96 OR 1.20* OR 1.23*
0.71-1.30 1.13-1.28 1.15-1.30
OR 1.15* OR 1.27 OR 1.49*
1.12-1.19 0.78-2.09 1.04-2.13
OR 1.08 OR 1.19* OR 1.09
0.98-1.18 1.06-1.33 0.98-1.21
OR 1.33* OR 1.08* OR 1.30* OR 1.26* OR 1.11*
1.13-1.56 1.00-1.16 1.18-1.45 1.10-1.44 1.02-1.20
OR 1.92* OR 2.15* OR 1.15* OR 1.25 OR 1.08 OR 1.24* OR 0.95
1.49-2.50 1.01-4.62 1.03-1.29 0.94-1.68 0.82-1.41 1.02-1.52 0.76-1.19
OR 0.91 OR 1.20 OR 1.19*
0.76-1.09 0.96-1.52 1.06-1.35
Tabel 9 Fysieke belasting als determinant van verzuim in longitudinale epidemiologische studies in beroepsgroepen (OR = odds ratio, RR = relatief risico, PR = prevalentie ratio, HR = hazard ratio)1 Auteur
Elders et al. 2003 (52)
Eshoj et al. 2001 (53)
Follow up 3 jaar
2 jaar
Populatie
Uitkomstmaat
288 steigerbouwers
Ziekteverzuim <2 weken
215 Deense mannen
266 Deense vrouwen
Hogendoorn 3 jaar et al. 2002 (54)
Labriola et 5 jaar al. 2006 (55)
688 Nederlandse werknemers
1610 Deense werknemers
Determinant
Leeftijd 35-44 vs. <35 jaar Leeftijd >44 vs. <35 jaar Fysiek belastende armbewegingen Ziekteverzuim Leeftijd 35-44 vs. <35 jaar >2 weken Leeftijd >44 vs. <35 jaar Ziekteverzuim Leeftijd 50-66 vs 18-49 >10 weken Alleenstaand vs. samenwonend Fysiek zwaar werk Monotoon werk Ziekteverzuim Leeftijd 50-66 vs 18-49 >10 weken Alleenstaand vs. samenwonend Fysiek zwaar werk Monotoon werk Ziekteverzuim 5-10% van de werktijd gebogen 3-7 dagen voor rug vs. ≤5% lage rugklachten 10-15% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% 15-20% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% >20% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% 5-10% van de werktijd romp gedraaid vs. ≤5% >10% van de werktijd romp gedraaid vs. ≤5% nooit ≥10kg vs. nooit tillen nooit ≥25kg vs. nooit tillen 1-15 maal ≥ 25 kg per dag vs. nooit tillen >15 maal ≥ 25 kg per dag vs. nooit tillen 5-10% van de werktijd gebogen Ziekteverzuim >7 dagen voor rug vs. ≤5% lage rugklachten 10-15% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% 15-20% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% >20% van de werktijd gebogen rug vs. ≤5% 5-10% van de werktijd romp gedraaid vs. ≤5% >10% van de werktijd romp gedraaid vs. ≤5% nooit ≥10kg vs. nooit tillen nooit ≥25kg vs. nooit tillen 1-15 maal ≥ 25 kg per dag vs. nooit tillen >15 maal ≥ 25 kg per dag vs. nooit tillen Ziekteverzuim Voorovergebogen houding Draaien van de rug ≥8 weken
77
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterv al PR 0.62 0.36-1.06 PR 0.53 0.24-1.14 PR 2.98* 1.57-5.66 PR 0.52 PR 0.93 OR 2.4* OR 1.5 OR 2.1* OR 1.7 * OR 1.2 OR 0.9 OR 2.8* OR 1.3 OR 1.56
0.27-1.01 0.53-1.62 1.7-3.5 0.9-2.1 1.5-3.0 1.2-2.4 0.8-1.7 0.6-1.2 2.0-3.9 0.9-1.9 0.74-3.20
OR 1.35
0.55-3.07
OR 2.18
0.74-5.60
OR 1.17
0.43-2.82
OR 1.52
0.78-2.89
OR 1.04
0.37-2.56
OR 2.68* OR 1.46 OR 2.46
1.13-6.46 0.64-3.44 0.96-6.41
OR 0.89
0.24-2.89
OR 1.07
0.59-1.89
OR 3.21*
1.91-5.34
OR 3.66*
1.86-6.91
OR 2.93*
1.55-5.33
OR 2.30*
1.51-3.47
OR 2.54*
1.30-4.71
OR 3.19* OR 2.99* OR 2.78*
1.72-6.01 1.68-5.54 1.40-5.58
OR 3.26*
1.52-6.98
OR 1.01 OR 1.32*
0.85-1.21 1.08-1.61
Auteur
Follow up
Populatie
Uitkomstmaat
Determinant
Associatiemaat met betrouwbaarheidsinterv al OR 0.94 0.78-1.14 OR 0.88 0.72-1.07 OR 0.93 0.80-1.08 OR 1.00 0.86-1.16 OR 1.41* 1.18-1.67 HR 1.21* 1.05-1.40
Tillen >30kg Duwen/trekken Repetitieve taken Lichaamstrillingen Fysiek zwaar werk Buigen of draaien van de nek of Lund et al. 78 2446 Deense Ziekteverzuim rug 2006 (56) weken vrouwen ≥8 weken Geheven armen of gedraaide HR 1.05 0.89-1.23 handen Staan of hurken HR 1.31* 1.10-1.56 Tillen of dragen van lasten HR 1.27* 1.08-1.49 Trekken of duwen HR 1.20* 1.04-1.39 2587 Deense Ziekteverzuim Buigen of draaien van de nek of HR 1.41* 1.21-1.63 mannen rug ≥8 weken Geheven armen of gedraaide HR 1.15 0.97-1.33 handen Staan of hurken HR 1.54* 1.29-1.84 Tillen of dragen van lasten HR 1.51* 1.29-1.76 Trekken of duwen HR 1.28* 1.08-1.52 1 Een associatiemaat van 1 betekent het volledig ontbreken van een verband, een associatiemaat van 2 betekent dat personen met deze determinant een 2x zo hoge kans hebben op werkloosheid dan personen zonder deze determinant * statistisch significant verschil (p< 0,05)
78
Bijlage 6 Productiviteitsverlies Tabel 10 Determinanten van productiviteitsverlies in longitudinale epidemiologische studies in beroepsgroepen (59) Studie 1.
Populatie 16651 werknemers financiële dienstverlening
2.
5369 werknemers Werkbeperking chemische industrie Onderzoeksdataba Productiviteit se
3.
4.
940 huishoudpanel
5.
2350 werknemers in 4 beroepen
6.
10714 fabrieksarbeiders 634 telefonisten helpdesk 8267 werknemers Review
7.
Uitkomstmaat Werkbeperking
Moeilijkheden in de uitvoering van werkzaamheden Productiviteit
Productiviteit
Associatie + + + + + + + + +
Artrose Hoge bloeddruk Depressie Allergie Chronische ziekte
+ + + + +
Artrose Astma COPD Allergie symptomen
+ + + + + _ + + + +
16651 werknemers 28310 werknemers 420 Amerikaanse werknemers 1039 werknemers 28902 werknemers
Productiviteitsverlies
Toename pollen concentratie Medicijngebruik Allergie symptomen Taakeisen Knelpunten in de werkomgeving en werkplek Arthrose
Productiviteitsverlies Productiviteit per uur Productiviteitsverlies
Arthrose Arthrose Arthrose met pijnklachten
+ 0 +
Productiviteitsverlies Productiviteitsverlies
+ +
15.
472 werknemers
Productiviteitsverlies
16.
7055 werknemers
+ + +
17.
1776 bank medewerkers Review 69 patienten met dysthymia en 175 controls 286 depressieve patienten en 2 controlegroepen
Aanwezigheid van gezondheidsproblemen die de uitvoer van betaald werk beperken Productiviteitsverlies
Pijnklachten Pijnklachten vanwege hoofdpijn, rugpijn, en overige klachten aan het bewegingsapparaat Diabetes Duur van de ziekte Diabetes
Prikkelbaar darmsyndroom
+
Productiviteitsverlies Productiviteitsverlies
Darmklachten Zwaarmoedigheid
+ +
Productiviteitsverlies
Depressie
+
8. 9.
10. 11. 12. 13. 14.
18. 19.
20.
Productiviteit (objectief)
Determinant Depressie Artrose Rugklachten Allergie Brandend maagzuur Diabetes Geïrriteerd darmsyndroom Depressie Ademhalingsproblemen
Productiviteitsverlies Productiviteitsverlies geassocieerd met arthritis
79
Studie 21.
Populatie retrospectieve database 389 patienten met dysthymia en/of depressie 451 depressieve werknemers en controlegroep
Uitkomstmaat Productiviteitsverlies
Determinant Bipolaire stoornis
Associatie +
Productiviteitsverlies
Depressie
+
Productiviteitsverlies
Zwaarmoedigheid
+
1283 Zweedse kantoorwerkers 2264 werknemers
Productiviteitsverlies
+ +
Productiviteit (objectief gemeten)
27. 28.
564 telefonische helpdeskmedewer kers 7026 werknemers 500 werknemers
Depressie Klachten aan het bewegingsapparaat Overgewicht Gebrek aan fysieke inspanning Stress Gebrek aan emotionele voldoening Gezondheidsrisico’s
29.
683 werknemers
22.
23.
24. 25.
26.
30.
Productiviteitsverlies
+
Verandering in productiviteit Toename in gezondheidsrisico Productiviteitsverlies Vermindering van gezondheidsrisico Productiviteitsverlies Matige en uitstekende fysieke fitheid Goede cardiorespiratoire conditie Lage BMI Productiviteitsverlies Roken
+
Productiviteitsverlies
Obesitas
+
Productiviteitsverlies
Obesitas Overgewicht Overgewicht vrouwen Obesitas vrouwen Overgewicht mannen Obesitas mannen Deelname bedrijfsfitness Gebrek aan fysieke inspanning Lage conditie Hoge BMI
+ 0 + + 0 0 + + -
32.
28902 werknemers 17952 werknemers 7472 werknemers
33.
4290 werknemers
Productiviteitsverlies
34. 35.
5379 werknemers 683 werknemers
Productiviteitsverlies Productiviteitsverlies
31.
+ + + +
80
+ -
Bijlage 7 Effectiviteit van interventies Tabel 11: Effectiviteit van ontziemaatregelen gericht op behoud en verlenging van arbeidsparticipatie in experimenteel onderzoek Studie
Onderzoekspopulatie
Interventie
Uitkomstmaat
de Boer et al. 2004 (63)
116 werknemers van een productiefabriek
6 maanden individuele counselling door een bedrijfsarts
Vroeg pensioen (proportie werknemers)
de Boer et al. 2007 (64) Nurminen et al. 2002 (65) Proper et al. 2004 (66) Taimela et al. 2008 (67)
292 (83 interventie) bouwvakkers
counselling en opleidingsprogramma
260 vrouwelijke werknemers van een wasserette 312 kantoorwerkers van een gemeentelijke instelling 418 werknemers in de zorg met een verhoogd risico op ziekteverzuim
Gedurende 8 maanden 26 sporttrainingen op de werkplek Gedurende 9 maanden 7 consulten van een fysiotherapeut gericht op leefstijl Bedrijfsgeneeskundige begeleiding
Arbeidsongeschiktheid (proportie werknemers) Ziekteverzuim verschil in % werknemers arbeidsongeschikt Verschil in ziekteverzuim (uren) Relatieve daling in ziekteverzuimpercentage Relatieve daling in ziekteverzuimfrequentie Ziekteverzuimduur (in dagen)
Followup 2 jaar
Effectmaat
Conclusie
11 vs. 28%*
Significant minder mensen met vroeg pensioen Geen effect
6 vs. 0%
9 mnd 18 mnd 26 mnd 8 mnd 12 mnd 15 mnd 1 jaar
0.8% 5.4% 11.8% +5.7 +12.0 +22.5 -6.09% -0.10
1 jaar
- 30 dagen (I) - 11 dagen (C)
Geen effect Nadelig, maar niet significant Nadelig, maar niet significant Vermindering, maar niet significant Positief effect
Tabel 12: Effectiviteit van ontziemaatregelen gericht op behoud en verlenging van arbeidsparticipatie in observationeel onderzoek (RR = relatief risico) Studie Goine et al. 2004 (68)
Loisel et al. 2002 (69)
Onderzoekspopu latie 2461 werknemers van 2 papierfabrieken
26 werknemers meer dan 4 weken verzuimend voor rugklachten
Interventie
Uitkomstmaat
Geldsom voor reïntegratie programma, technologie en verbetering in fysieke arbeidsomstandigheden 4 maal hoger in bedrijf A dan B (referentie)
Kortdurend ziekteverzuim Langdurig ziekteverzuim Zeer langdurig ziekteverzuim Pensioen
Standaard zorg Klinische zorg Participatieve ergonomie Participatieve ergonomie en klinische zorg
Aanvullende kosten gedeeld door vermindering van verzuimdagen
* Significant effect (p<0.05)
81
Followup 10 jaar
6.4 jaar
Effectmaat
Conclusie
RR 1.02 (0.94-1.12)
Geen effect
RR 0.94 (0.65-1.34)
Geen effect
RR 1.17 (0.67-2.05)
Geen effect
RR 0.56* (0.40-0.80)
Verlaagd risico Positief effect
Referentie besparing –67.5 besparing –88.4 besparing –63.5