De invloed der zenuwen op de ontsteking proefondervindelijk getoetst
http://hdl.handle.net/1874/303852
? de invloed der zenuwen OP DE ONTSTEKING PROEFONDERVINDELIJK GETOETST BOOR H. SNELLEN. PROEFSCHRIFT TERKRUaiNG VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDEAAN DB UTRECHTSCHE HOOGESOHOOL, // 4 Julij 1857. UTRECHT,P, W. VAN DE WEIJER.1857.
?
? DE INVLOED DER ZENUWEN ONTSTEKING PROEFONDERVINDELIJK GETOETST.
?
? Gewijzigde zenuwwerking wordt, ter verklaring vanl^et ontstekings-proces, bij de verschillende hypothesen, innieerdere of mindere mate op den voorgrond gesteld.I^® neuro-pathologen zoeken daarin het wezenlijke der^\'ntstekiïig. In de paralyse-theorie i) wordt de wijziging\'Opgevat als verminderde werking der vaatzenuwen, dieantagonistisch, door irritatie der gevoelszenuwen, zoude•ontstaan. De spasmus-theorie 2) kent daarentegen alle waardeaan den vernaauwden toestand der vaten, die doordirecte irritatie der vaatzenuwen geboren wordt. Volgensattractie-theorie s) hebben de zenuwen slechts eenen\'^^\'jzigenden invloed op de ontsteking, die zelve als eeneVerhoogde omzetting in de weefsels, met gewijzigde be-trekking tusschen weefsels en bloed, wordt beschouwd. Sedert ludwig den directen invloed der zenuw- Henle, Allgemeine Anatomie. Leipzig. 1841, S. 512.Brücke, Archiv f. pliysiolog. Heilk., Bd. X. S. 493.Zirchow, Handbuch
der Spce. Path. u. Tlier. Bd. I. S. 67. 1
? prikkeling op de klierafscheiding bewees, werden ook inde overige weefsels zenuwdraden gezocht, onder wierinvloed de uitzweeting zoude tot stand komen. Zoo neemtspiess 1) in zijne ontstekingsleer , hoewel geheel hypo-thetisch , draden in de vaatwanden aan, onder welkerinvloed de bloedwei uit de vaten zoude gedrevenworden, en tevens de vermeerderde vorming van vezel-stof uit eiwit zoude volgen. Deze voorstelling zoueen\' gewigtigen physiologischen grond bezitten, zoode proeven van axmann 2) bevestiging hadden ge-vonden; deze schenen, namelijk, te bewijzen, dat devoeding, even als de klierafscheiding, afhankelijk is vande ganglio-spinaal-zenuwen, terwijl de onwillekeurigezamentrekking op de ganglio-sympathische draden zouberusten. De gewigtige ontdekking van bbrnard, dat door-snijding van den sympathicus-stam aan den hals paralyseder vaten aan het hoofd veroorzaakt, heeft
eene reeksvan onderzoekingen te voorschijn geroepen (büdg-b,wallek, schifp, brown-séquard, donders, deruiter, callenfels, kussmaül enz.), waardoor debaan der vaatzenuwen en haar invloed op den bloeds-omloop in een helder daglicht zijn gesteld. Hetschijnt ons toe, dat deze onderzoekingen ook den wegaanwijzen, langs welken de invloed der zenuw-werk-dadigheid op het ontstekings-proces moet bestudeerd 1)nbsp;SpiesS, zur Lehre der Entzündung 1854. — Spiess,Path. Physiol. Bd. I, S. 147. 2)nbsp;Carl Axmann, Beiträge zur microscop. Anat. u. Phys.des Ganglien-Nerrecsystems. Berlin, 1853.
? worden. Wij hebben ons daarom voorgesteld, proefon-dervindelijk na te gaan, hoe het ontstekings-proces verloopt,wanneer eenige of alle zenuwen van een deel zijn doorgesne-den. Vooraf hebben wij echter de verschillende proevendoorloopen, die ons de beteekenis der vaatzenuwen totden normalen bloedsomloop en de voeding doen kennen;wij hebben daarbij vooral onze aandacht gevestigd op deverhouding der vaatzenuwen tot de gevoelszenuwen. Als een geschiht voorwerp, om deze proeven te bewerk-stelligen, diende ons in de eerste plaats het konijn-oor;de vaten zijn aldaar, namelijk, goed zigtbaar, de tempe-ratuur is er gemakkelijk te bepalen en de gevoels- envaatzenuwen loopen er grootendeels in verschillendebanen. Op het oog en de poot van genoemd dierhebben wij dezelfde proeven, zooveel mogelijk, herhaald. Ligt er eenige waarde in dit ons onderzoek, wijdanken dit voor een groot deel aan de
voortreffelijkegelegenheid die in het physiologisch laboratorium alhierons werd aangeboden, maar, in de eerste plaats, aande hulp en de vele aanwijzingen, die wij daarbij vanonzen geëerden promotor, professor donders, mogtenondervinden. Het zij mij vergund ü , Hoogleeraar, openlijk mijnendank hiervoor uit te spreken. Dank ook voor de gene-genheid en de bijzondere leiding, die ik gedurende alflaijne studiejaren van u heb genoten. Uwe voortdurende vriendschap blijft een mijner hoogste wenschen.
? I. PROEVEN, OP HET KONIJN-OOR GENOMEN. Anatomie van het Imiijn-oor. Het konijn-oor is eendun, half doorschijnend, kraakbeenachtig orgaan, dat aande binnenvlakte met eene dunne drooge vaatarme huidbedekt is, terwijl de buitenvlakte bekleed is met eeneverschuifbare, behaarde huid, waaronder onmiddellijk vrijaanzienlijke vaat- en zenuwstammen gezien worden-Ongeveer in het midden bevindt zich eene vrij breedeslagader, die uit de arteria carotis externa haren oor-sprong neemt. Deze strekt zich als een regte stam naarboven uit, geeft hier en daar kleine takken af en eindigtaan den top meestal in twee takken, die zich wedereenigzins naar beneden ombuigen. Drie tot vieraderen gaan, ongeveer evenwijdig aan de slagader, naarbeneden en vereenigen zich aan de basis van het oor,om zich in de vena jugularis externa uit te storten.Een aanzienlijke zenuwstam vergezelt de slagader tot aanden top van het oor, waar
hij zich als gevoelszennw inde huid verliest. Deze stam loopt aan den hals vrij opper-vlakkig en ontspringt uit twee takken, van het derde envierde zenuwpaar (tusschen den tweeden en derden entusschen den derden en vierden halswervel) afkomstig. Aanden voorrand, den dikken rand, van het oor loopt eentweede zenuwstam, die aan den nek, vrij diep onder de spier-laag doorloopende, onder den bovensten halswervel ont-springt. Deze beide zenuwen geven aan de nekspierenen achterste oorspieren beweegtakken af en loopen danals gevoelszenuwen naar boven, om zich in de huid aande buitenzijde van het oor te verdeelen. Verder krijgt
? iet oor nog een klein takje van den nervus vagus, da t^ich aan de basis van het oor in de huid verliest, enenidelijii beweegtakken voor de voorste oorspieren vanden nervus facialis. %\'gt;npat/iiscke zenuwen van het honijn-oor. De vaat-voor de slagader van het konijn-oor loopen voor^et grootste gedeelte door den halsstam van den n. sjm-^thicus 1) en gaan in het ganglion superius cervicale.aarmt ontspringen zij als een vrij aanzienlijke wortelde buitenzijde van het ganglion ongeveer op de helftder hoogte en gaan als een plexus op de arteria carotisesterna over. Verder worden in de banen der spinaal-^ennwen bij verschillende konijnen in meerdere of minderesympathische zenuwdraden aangetroffen. 2)Experiment. een krachtig, volwassen konijn wordt de stamden regter n. sympathicus aan den hals blootgelegd endoorgesneden. Beide ooren waren vóór de proef bleeken koud, 24» C. — Eenige oogenhlikken na de door-^iiijding is het regter oor
rood en warm, 86° C; deklopt duidelijk voelbaar. Het peripherisch uit-einde wordt met behulp van den galvanischen slede-toestelDubois-retmond geprikkeld: dadelijke contractieder slagader; het geheele oor wordt langzamerhandbleeker; na het ophouden der prikkeling krijgt het 1) Cl. Bernard. Comptes rendus 1852, XXXIV. Fe\'vr. p. 472, Schiff. Arch. f. phys. Hik. Bd. XIII. s. 523.\'Kallenfels, Onderzoekingen over den invloed der vaatzenuwenden bloedsomloop en den warmtegraad, 1855, M. 51.
? oor zijne roodheid en warmte terug. — De draden,die uit het ganglion naar de arteria carotis externa encommunis gaan, worden nu doorgesneden; deze operatiegelukt met eenige voorzorg, zonder het ganglion verderte kwetsen en bijna zonder bloedverlies. Prikkelingvan den stam aan den hals blijft nu zonder invloed ophet oor, maar doet de pupil nog als altijd verwijden;de diepliggende vaten op den bulbus vernaauwen zichsterk, om na het ophouden der prikkeling zich meeruit te zetten. — Het ganglion wordt geheel geëxstirpeerd:de pupil vernaauwt zich nu; het oor blijft rood enongeveer even warm; het wisselt in roodheid en warmteeenigzins af, naarmate de hartswerking meer of minderkrachtig is. Eesultaten. 1. Prikkeling van den sjmpathicus-stam aan den halsgeeft vernaauwing van de oorslagader; doorsnijding geeftparalyse van den slagaderwand. 2.. Doorsnijding van den n. sympathicus boven het gan-glion of exstirpatie
van het ganglion leveren geen merkbaarverschil op met doorsnijding van den sympathicus-stamonder het ganglion. 3. De contractie der arteria carotis interna en derhersenvaten i), die bij prikkeling van den tak, die naar dearteria carotis interna gaat, moet ontstaan, of de uitzettingdierzelfde vaten, die men bij de exstirpatie van het ganglionwaarneemt,zijn niet belangrijk genoeg, om vicariërend eenigewijziging in de slagader van het oor voort te brengen. Tot nadere toetsing, of de doorsnijding van den n. symquot; J) Callenfels, 1. c. W. 66.
? Pathicus en de exstirpatie van het ganglion superiusgeen verschillend resultaat zouden opleveren, werd nog^J Vier konijnen aan de regterzijde het ganglion, aan® linkerzijde een gedeelte van den stam weggenomen:6 ooren werden rood en vertoonden in warmtegraad^?^oit eenig constant verschil. — De roodheid en warmte,den paralytischen toestand van den slagaderwandontstaan, blijft eenigzins afwisselend, omdat zij niet alleenden ge wijzigden toestand der vaten, maar ook van® kracht der hartswerking afhangt.?Öet gevolg van sympathicus-doorsnijding is in \'t alge-onmiddellijk na de operatie het aanzienlijkst, om\'in allengs weder eenigzins te verminderen. Deze ver-öiindering vindt eene waarschijnlijke verklaring in de^icariërend verhoogde werking der vaatzenuwen, die in^ baan der spinaalzenuwen naar het oor verloopen.^ oorsnijdt men deze tevens, zoo is de verhooging derperatuur aanzienlijker en duurzamer. Weken en^^anden lang blijf
dan het verschijnsel zich vertoonen,ans. Wanneer een vrij aanzienlijk stuk van de zenuw^i^esneden, zoodat deze zich niet regenereren kan, —^ \'lovendien het dier warm gehouden en goed gevoed^ordt. Wordt daarentegen het dier niet voldoendeö^^oed, zoo daalt de temperatuur van het oor spoedig,(3 ^^^^ ongetwijfeld afhankelijk is van de vermin-® hartswerking en algemeene anaemie, die bij ge-Paraljseerde oorslagaderen spoediger blijkt te ontstaanbij normale dieren. — Wij vonden hier dus de doori^ofessor donders gegevene voorstelling bevestigd, 1) Call enfels, I. c, bl. 38.
? dat hetgeïnjiciëerde oor vermeerderd warmteverlies veroor-zaakt, en er dus meer voedsel — meer materiaal voorwarmte-productie — vereischt wordt. Het bleek dan ook,dat na doorsnijding van beide n. sympathici, spoedigerdan na doorsnijding aan slechts ééne zijde, de roodheiden warmte werden verminderd, wanneer slechts degewone hoeveelheid voedsel werd toegestaan. Tot verklaring der warmte-vermeerdering, na doorsnij-ding van den n. sympathicus, werd door bebnakd *), bijde ontdekking van dit gewigtige feit, te geringe waardegehecht aan den vermeerderden bloedsaandrang. Zijnemeening was, dat er door de zenuw-paraljse eene vermeer-derde warmte-productie zoude ontstaan, en wel op grond,dat de verhoogde temperatuur nog zou voortbestaan, wan-neer de roodheid reeds was geweken. Latere waarnemers,vooral donders en Callenpels, weerspreken hem hier-omtrent, op grond, dat zij de warmte-productie nimmerboven de
gewone bloedswarmte zagen stijgen. Dat werke-lijk alléén de wijziging in de hoeveelheid doorstroomendbloed in staat is, het waargenomen verschijnsel voort tebrengen, werd onlangs nog nader door küSSMAUL en TEI^\'ner 2) bewezen: zij toonden aan, dat na stremming vanden collateralen bloedsomloop, door onderbinding der beidearteriae subclaviae en der arteria carotis van de andere zijde,bij afwisselende onderdrukking of vrijlating van den bloeds-omloop in de arteria carotis, volkomen dezelfde verschillenin warmte en afkoeling ontstaan als bij prikkeling of 1)nbsp;Comptes rendus 1852 T. XXXII. bl. 472. 2)nbsp;Jac. M O le Schott. Unters, z. Naturl. d. mensch, u. d-Thiere, Bd. I. S. 9o.
? doorsnijding van den n. sympathicus. Wij vonden ookbevestigd, dat de vermeerderde warmte en de vermeerderdevaatvulling volkomen hand aan hand gaan, en wijzagen na doorsnijding nimmer verschijnselen, dievoor éénig ander resultaat dan paralyse van denvaatwand zouden pleiten. De door den vermeerderdenbloedsaandrang secundair verhoogde stofwisseling en?^armte-productie schijnen te gering te zijn, om naast denaanzienlijken invloed der vaatvnlling te worden waar-genomen. Invloed der spinaal-zemiwen op Tiet honijn-oor. Eeedsdoor schiff en callenfels wordt aangegeven, datin de banen der spinaalzenuwen vaso-motorischedraden voor het konijnoor worden aangetroffen. Wij\'hebben daarom bij verschillende konijnen de spinaal-zenuwen doorgesneden en daarop de peripherische uit-einden geprikkeld. Na de doorsnijding verkregen wijslechts eene zeer geringe verhooging van tempera-tuur, maar door
galvanische irritatie werd in den regeleene verbleeking van het oor waargenomen, welk effectachter bij de verschillende konijnen een\' zeer verschil-lenden graad van sterkte en uitgebreidheid bereikte.Meestal vertoonde zich de vernaauvving der vaten hetaanzienlijkst in den top van het oor. Bij een onzerdieren ontstond volkomene bleekheid van den top, terwijlhet oor overigens onveranderd rood bleef. De slagader ver-toonde nu een afgeknot uiteinde, doordien ongeveerbet vijfde bovenste gedeelte volkomen vernaauwd was. Ook door prikkeling van het centrale gedeelte derdoorgesnedene zenuw namen wij zeer in het oog loopende 2
? verschijnselen waar. Daarbij ontstaat, namelijk, telkenszeer sterke vernaauwing, met opvolgende verwijding dervaten. Wij vonden bevestigd hetgeen hieromtrent doorCALLENFELS reeds opgegeven wordt, dat dit verschijnselals rejlexie van de gevoelszenuwen op de vaatzenuwenmoet worden opgevat. Daar het ons van gewigt scheenter verklaring van de beteekenis, die gevoelszenuwenvoor de ontsteking konden hebben, hebben wij hieropmeer bepaaldelijk onze aandacht gevestigd. Experiment. Bij een volwassen zwart konijn worden aan deregterzijde de beide nervi auriculares blootgelegd.Dit geschiedt door aan den hals juist op den processustransversus van den bovensten halswervel eene huidsnedete maken. Onmiddellijk ligt daardoor de oppervlakkigezenuwstam bloot, die uit de zenuwen, die tusschen dentweeden en vierden halswervel te voorschijn komen,ontspringt en aan het oor de slagader vergezelt. Ietsmeer naar
buiten en dieper, onmiddellijk onder hetzijdelingsche uitsteeksel van den eersten halswervel, ligtde tweede; het praepareren van deze is iets bezwaar-lijker, omdat daarbij eene vrij aanzienlijke spierlaag moetgekbefd worden. — Beide zenuwstammen worden door-gesneden. Het regter oor is nu volkomen ongevoelig,behalve het voorste gedeelte van de basis, hetgeen eenzenuwtakje van den n. vagus ontvangt. De ooren ver-toonen in congestie en temperatuur slechts zeer weinigverschil; het regter oor is evenwel iets rooder en onge-veer drie graden C. warmer dan het linker. — Ditverschil- blijft ook de volgende dagen voortbestaan, entevens meenen wij op te merken, dat het ongevoelige o(ïï
? «w roodheid en temperatuur minder afwisseling aanbiedtdan het gezonde oor. — Galvanische prikkeling vanhet peripherische uiteinde heeft vernaauwing van dearterie ten gevolge, die na het ophouden der prikkelingvoor eene roodheid plaats maakt, die duidelijk iets hoogerIS, dan de roodheid, die voor de prikkeling bestond.Prikkeling van het centrale gedeelte der gevoelszenuwen(meestal M^as slechts eene zeer kortstondige mechanischeirritatie mogelijk wegens de groote onrust van het diergedurende deze piinlijke aanraking) geeft oogenblikkelijkvernaauwing, die ongeveer negen sekunden aanhoudt, omdan langzamerhand -weder voor roodheid plaats te maken,die ongeveer binnen twintig secunden haar maximumbereikt. waarbij het oor dan een graad van congestieera warmte vertoont, die het effect van doorsnijding vanden n. sympathicus nog schijnt te overtreffen. E)oor den rand van een normaal konijn-oor met eenpincet vrij
krachtig te knijpen i), verkrijgt men vol-komen hetzelfde resultaat als door prikkeling van hetcentrale gedeelte der gevoelszenuwen. Daar het bloot-^•^ggen der gevoelszenuwen eene vrij ingrijpende operatieis, hebben wij vooral op deze wijze getracht, dit ver-schiinsel nader te bestuderen. Ten dien einde hebben^ij, na doorsnijding der verschillende zenuwen, het konijn-op deze wijze geïrriteerd. Knijpt men de randen van een konijn-oor, waarvande gevoelszenuwen zijn doorgesneden, zoo verkrijgt menin den algemeenen congestie-toestand volstrekt geenewijziging. — Het genoemde verschijnsel is dus geea 1) Callenfels. 1. c. bl. 39.
? effect van directe prikkeling van het weefsel zelf, maarreflexie-werking langs de baan der gevoelszennwen. Knijpt men een oor, waarvan de vaatzenuwen zijndoorgesneden, zoo krijgt men slechts een zeer geringeffect; eene tijdelijke vermindering van bloedsaandrangIS naauwelijks waar te nemen, maar het is meestal welduidelijk, dat de congestie eenige Sekunden later nogiets toeneemt. — De verschijnselen zijn das niet teverklaren alléén door gewijzigde hartswerking, die alsgevolg van den psychischen invloed der pijn zoude kunnenontstaan; maar het is eene reflexie-werking, die van degevoelszennwen in het vaatzenuwstelsel wordt opgewekt.De geringe vernaauwing, die men nu nog blijft waar-nemen, vindt hare verklaring in de overgeblevene vasomo-torische draden, welke in de baan der spinaalzenuwenverloopen. Knijpt men een afgelegen deel van het konijn, b. v.een der pooten, zoo verkrijgt men op het oor tijdelijkebleekheid
met opvolgende roodheid, doch in veel gerin-gere mate, dan wanneer men het oor zelf knijpt; even-eens, wanneer men het regter oor knijpt, ziet men het ver-schijnsel in geringere mate ook op het linker oor. Gaatmen voort, het regter oor van tijd tot tijd te knijpen,zoo verkrijgt men telkens dezelfde verschijnselen, en hetenidresultaat is: groote roodheid en warmte van het reg-ter oor, terwijl het linker oor slechts weinig meergeïnjiciëerd is dan voor de proef. dJe gevoelszemmen verhouden zich dus tot de vaatze-nuwen op gelijke wijze als tot de beweeg zenuwen. Prih-helmg van de gevoelszenuw geeft door reflexie verhoogdewerlang van de vaatzenuw van dezelfde zijde en vari
? hetzelfde deel. By sterke prikkeling, plant de rejiexie-^siaeging op de matzenuwen, even als op de leweegze-nuwen, zicJi ook tot andere sphaeren over. Dit resultaat sluit zich volkomen aan de waarneming vanquot;Maller 1), die door prikkeling van het ruggemerg, terhoogte van den tweeden en derden halswervel (dus terplaatse waar de gevoelszenuw voor het oor ontspringt), sterkste contractie der oorslagader verkreeg.• Na de vernaauwing der vaten, door verhoogde vaat-zennwwerkdadigheid te weeg gebragt, volgt constantallengs zich ontwikkelende bovenmatige verwijdingdierzelfde vaten. Hoe deze te verklaren? Wij hebbenOns de vraag voorgesteld, of deze secundaire paralyse vanden slagaderwand zoude af hangen van eenen gewijzigdenspanningstoestand der zenuwcentra^ die secundair na de?\'Verhoogde werking, door prikkeling te voorschijn geroepen,Zoude kunnen ontstaan, —- dan wel, of de verklaring in^enen gewijzigden
voedingstoestand van het vaatstelsel^^Ive te zoeken is. Hiertoe hebben wij , na doorsnij-quot;^hig der zenuwen, de peripherische uiteinden geprik-l^eld en nu naauwkeurig bepaald, of de congestie grooterZoude worden, dan die welke vóór de contractie bestond;^\'^y zijn daarbij tot het zekere resultaat gekomen, dat^erhooging der congestie, als gevolg van tijdelijke con-der vaten, zich even zeer ontwiktcelt, nadat de\'^quot;\'^Izenuwen van haar centrum gescheiden zijn. Experiment. Êij een goed gevoed, volwassen, zwart konijn wordenaan |gt;eide zijden de n. sympathici en de n. auriculares i) Waller, Coraptes rendns XXXVI. p. 378.
? blootgelegd en doorsneden. Beide ooren hebben nuhun maximum van roodheid en warmte, beide zijn 38° C.; het dier wordt daarop voor een paar uren aan zich zelf overgelaten. De ooren zijn nu iets minder warm,beiden 35quot; C.; de grootere vaatstammen zijn nog zeeruitgezet, maar de algemeene kleur van het weefsel isblanker en de kleinere stammen zijn duidelijk smaller.Waarschijnlijk is deze verandering van verminderdehartswerking afhankelijk. De peripherische uiteindenvan den regter n. sympathicus en den regter n. auricu-laris worden nu afwisselend eenige malen geïrriteerd.Telkens wordt de gewone bleekheid met opvolgenderoodheid verkregen. Het eind-resultaat is, dat het regteroor nu rooder en warmer is geworden, terwijl het linkerniet van temperatuur is veranderd. Het regter oor isnu 390 c., het linker nog 35o C. Deze proef werd bij nog drie konijnen met hetzelfderesultaat herhaald en levert dus het bewijs; datspastisch
gecontraheerde toestand van den vaatwa.nd zelveten gronde ligt aan noodzakelijk opvolgenden vermindlt;\'-t-den tonus, zoodat, ook hij gelijke hartswerking, na vernaau-wing vermeerderde verwijding der vaten moet ontstaan,zonder dat de zenuwwerking lehoeft te verminderen. Ontstekingsproeven, na doorsnijding der zenuwenaan het konijn-oor. Onze kennis omtrent de beteekenis der zenuwen is d«®\' dat de prikkeling der gevoelszenuwen door reflexiv ver-hoogde vaatzènuwwerking van hetzelfde deel ten gevolgdheeft, welke weder aan noodzakelijk opvolgende vaatpard-
? h^e ten gronde ligt. Wij stellen ons nu voor, na tegaan, in hoeverre deze invloed van beteekenis voor hetontstekingsproces is, en hebben daartoe aan de beideooren gelijke prikkels trachten aan te wenden, terwijl^^n de eene zijde alle zenuwen of alleen de gevoelszenu-wen of de vaatzenuwen waren doorgesneden. Om volkomen gelijke prikkels te hebben, diealleen mechanisch zouden irriteren, bragten wij gelijkeglazen koralen onder de huid- In den regel was ditechter niet toereikende, om ontsteking voort te bren-gen; vTij hebben daarom ook aan beide zijden gelijkestukken huid geheel weggesneden-Hxperiment A. Bij een groot, volwassen, grijs konijn worden aande regter zijde, ter hoogte van het zijdelingsche uit-steeksel van den eersten halswervel, de gevoels-zenuwendoorgesneden (zie bl. 10). Deze wond schijnt aanvan-kelijk goed te genezen, doch spoedig ontwikkelt zicheene ruime ettering. Twaalf dagen later
wordt ookde sympathicus-stam doorgesneden. Van dat oogenblikaan vermindert de suppuratie aan den hals in het oogloopend. Het regter oor is nu ongevoelig, zeer rood enWarm, 86\'J C.; het linker oor vertoont daarentegen degewone afwisseling in temperatuur en congestie. Aan beide ooren wordt, op overeenkomstige plaatsen,ongeveer op de helft van de hoogte, aan de buitenzijdeVan de slagader, eene zeer kleine huidsnede gemaakt;daardoor wordt eene zuilvormige glazen koraal, naarbeneden, tusschen huid en kraakbeen ingebragt; hetwondje wordt met eene knoopnaad gesloten. I L.
? Eegter oornbsp;Linker oor. (gevoelloos en rood). Rondom de koraal is tamelijk Rondom de koraal is nagenoegveel bloed uitgestort.nbsp;evenveel bloed uitgestort als aan De temperatuur van het oor het regter oor.is 37quot; C.nbsp;Temperatuur: 19,5 C. Na zes dagen: Het bloed rondom de koraalnbsp;Het extravasaat rondom de is langzamerhand opgeslorpt, ennbsp;koraal is slechts zeer vreinig nu geheel verdwenen.nbsp;verminderd. De huid is rondom De huid is zeer weinig ge-nbsp;de koraal gezvirollen, zoodat deze zwollen, zoodat de koraal alsnbsp;niet scherp te voelen is. scherp omschreven te voelen is.nbsp;Het oor is bleek. Na twaalf dagen: De naad van de wond, waar-nbsp;De zwelling rondom de koraal door de koraal is ingebragt, heeftnbsp;is toegenomen; door drukking losgelaten; het wondje is nu eenenbsp;komt er een dru])pel dikke etter opening met droogen gecioatri-nbsp;te voorschijn. De huid boven ceerden
rand.nbsp;de koraal vormt een\' lap, die aan Rondom de koraal is geennbsp;den omtrek begint los te laten-vocht en geene zwelling. Na vijftien dagen: De koraal is gemakkelijk weg Het lapje huid, waaronder dete nemen, ligt los en droog koraal ligt, heeft losgelaten,onder de normale huid.nbsp;De wond vertoont eene ette- Volstrekt geene etter-vorming rende vlakte; de randen he-in den omtrek.nbsp;ginnen te cicatriseren. De cicatrisatie gaat van d®randen uit langzamerhand voort,zoodat de wond twaalf dagenna het uitvallen van de koraalgeheel genezen is, en eene vastevezelachtige cicatrix vertoont. Aan beide ooren wordt op overeenkomstige plaatsenaan de binnenzijde van de slagader een even grootstukje huid weggesneden.
? Eegter oor. Na eenige uren is de wondeen droog korstje bedekt;door drukking komt daarondereen druppel licht gekleurd serumte voorschijn, waarin mikrosko-pisch bloedligchaampjes en groo-tere cellen metkorreligeninhoud,ongeveer in gelijke boeveelheid,gevonden worden. De wond bedekt zich met eenedrooge korst, daaronder granu-latie met ettervorming,terwijl vanöen rand uitgaande zich liktee-ken-weefsel vormt. In tien dagen is de wond ge-beel genezen. Linker oor. Volkomen als het regier. Het aanzien van de wond isvolkomen als die der regter zijde ;alleen gaat de likteckeu-vormingiets langzamer. Eerst na veertien dagen is dewond geheel genezen. Experiment B. Bij een groot, volwassen, grijs konijn worden aanregterzijde de beide n. auriculares doorgesneden.I^eze wond blijft bij voortduring etteren (vergelijk Ahl. 15) Het oor is volkomen ongevoelig; op overeenkomstigeplaatsen worden in beide ooren, even als bij A, koraleningebragt.
Rondom de koralen is zeer weinig bloed uitgestort. Binnen zes dagen is het bloed rondom de koralengeheel opgeslorpt. Er ontstaat geene ontsteking rondom de koralen;deze worden dus verwijderd, terwijl nu aan beide zijdengelijke stukken huid weggesneden worden. — Beidehouden bedekken zich volkomen gelijk met korsten;daaronder vertoont zich ettervorming. Beide wonden 3
? cicatriseren even spoedig, zoodat zij in veertien dagengeheel genezen zijn.Experiment C. Bij een volwassen zwart bont konijn wordt de regtern. sympathicus aan den hals doorgesneden. Het regteroor is nu vrij rood en warm, het linker daarentegenafwisselende. Op overeenkomstige plaatsen wordenkoralen ingebragt: Regter oor.nbsp;Linker oor. Temperatuur 33» C.nbsp;Temperatuur 19» C. Eondom de koraal is vrij veel Even veel Hoed rondom deWoed geëxtravaseerd.nbsp;koraal als regts. Het bloed rondom de koraal Het bloed rondom de koraalvermindert dagelijks, zoodat het vermindert langzamer dan aanin vier dagen geheel geabsor- de regterzgde, zoodat het eerstbeerd is.nbsp;na acht dagen geheel geabsor- Er komt geene ontsteking. beerd is. Eondom de koraal is de huideen weinig gezwollen, doch ervolgt geene ettervorming. Van beide ooren wordt nu op overeenkomstige plaatseneen lapje huid weggesneden. Aan beide zijden
ontstaat ettering met korstvorming;beide wonden hebben een volkomen gelijk aanzien;allée\'n cicatriseert de wond aan de zijde, waar de n. sym-pathicus is doorgesneden, spoediger, zoodat het regteroor in tien, het linker in veertien dagen volkomengenezen is. Bij drie andere konijnen worden deze proeven her-haald, en het resultaat bevestigd gevonden: dat door-snijding der gevoelszenuwen het ontstekingsproces nietessentieel verandert, en dat doorsnijding der vaatzenu-
? het proces eenigzins hevordert, en wel hepaaldelyJcde absorptie van Uoed en de cicatrisatie versnelt. II. PROEVEN, OP HET KONIJN-OOG GENOMEN. Invloed van den halsstam van den n. sympathicus op^et oog. Eondom de cornea ziet men een zeer digtnet van vaten, die men bij eenige meerdere injectiegemakkeUjk verder op de sclerotica kan vervolgen.I^eze, bij een normaal oog zeer smal en zonder loupenaauwelijks zigtbaar, zetten zich bij doorsnijding van^en n. sympathicus aanmerkelijk uit. Zij vernaauwen^ich dan weder door prikkeling van het bovenste uit-einde, en wel bepaaldelijk door prikkeling van densympathicus-tak, die boven uit het eerste halsganglionontspringt en de art. carotis interna vergezelt (zie blz. 4). Van dit feit uitgaande, scheen ons ook de cornea eenbijzonder geschikt orgaan toe, om den invloed van densympathicus op de ontsteking te bestuderen. Alsprikkel beproefden wij het geconcentreerd azijnzuur,
enverkregen daardoor werkelijk in zeer korten tijd dehevigste keratitis. Experiment. Bij een half volwassen, goed gevoed, zwart konijn,^ordt de regter sympathicus-stam aan den hals doorge-sneden. Het regter oor is nu rood, de pupil klein,®n de vaten op den regter bulbus geïnjicïeerd. Inbeide oogen wordt op volkomen gelijke wijze een zeerkleine druppel geconcentreerd azijnzuur gebragt. Onmid-
? dellijk werd de geheele oppervlakte melkwit, hetgeenvan een troebel worden van het epithelium bleek afhan-kelijk te zijn. Den volgenden dag is op beide oogenhet epithelium afgestooten. De corneae hebben harenglans verloren en vertoonen een korrelig mat aanzien.De corneae worden allengs week, geel-wit van kleur,geheel ondoorschijnend. Op beiden ontwikkelt zich eenvrij uitgebreid ulcus in het midden. De conjunctivaezijn zeer gezwollen^ scheiden veel slijm af en vertoonentalrijke kleine ecchymoses. Zoo verloopt de ontste-king gedurende de eerste tien dagen, zonder merkbaarverschil. Daarna begint het regter oog rijker aaovaten te worden en in het oog loopend te verbeteren. Eegter oog. Yan den bovenrand der corneadringt een digt net van vatenin. — De zwelling der conjunc-tiva begint te verminderen. Zes dagen later hebben devaten zich tot aan het centrumder cornea ontwikkeld en ver-toonen drie vrij aanzienlijke tak-ken, die
van den rand naar hetmidden verloopen. De cornea heldert langza-merhand op, zoodat de pupil?weder te zien komt. De toestandder conjunctiva verbetert. Na vier weken staat het oogweder helder open en vertoontalleen in het midden der corneaeene ligte macula. De vaten zijnkleiner geworden, maar nog aan-wezig. Linker oog. Aan de cornea is nog geenspoor van vaten te zien. Vcgeheele cornea is troebel. Deconjunctiva verbetert zich niet. Zes dagen later begint zich ookeen spoor van vaatontwikkeliugaan den onderrand der cornea tevertoonen. De cornea blijft troe-bel. De conjunctiva verbetert al-lengs, maar de zwelling neemtveel langzamer af dan aanlinker zyde. Na vier weken zijn er nogslechts kleine vaten in de cornea,die nog zoo troebel is,dat er nietsvan de pupil te zien is.
? Bij een tweede konijn wordt deze proef herhaald.G-ednrende de eerste tien dagen verloopt de ontsteking inbeide oogen genoegzaam gelijk. Daarna ontstaat aande zijde, waar de n. sympathicus is doorgesneden, eene aan-zienlijke vaatvorming in de cornea, waarop de corneazich snel begint op te helderen. Aan de andere zijdeis nu (ongeveer vier weken na bet aanwenden van hetazijnzuur) nog slechts weinig vaatontwikkeling; de corneablijft doffer en de zwelling der conjunctiva neemt lang-zamer af dan aan de congestieve zijde. Ons resultaat is dus hier volkomen hetzelfde als het-geen wij reeds bij de proeven op het oor hadden ver-l^regen, dat, namelijk, de doormyding der sympatJiisehedraden het ontstekingsproces niet essentieel verandert,\'\'naar het wel doet versnellen en inzonderheid de op-slorping bevordert. I^eze versnelling van het proces vindt, naar onze mee-ning, volkomen hare verklaring in de door de paralyseder
vaatwanden veroorzaakte congestie. Door het ver-grootte lumen der vaten is de wand dunner gewordenheeft tevens eene grootere oppervlakte verkregen,?^aarin alzoo twee factoren liggen opgesloten, die de\'Osmotische werking tusschen bloed en voedingsvochtbevorderen. — Geheel ten onregte zoude men kunnen\'leenen, dat hierdoor alleen vermeerderde exsudatie zoudetot stand komen. Integendeel de absorptie zal daarbijten minste relatief meer toenemen dan de exsudatie,omdat de drukking, waaronder de weefsels staan, meerverhoogd zal worden dan de drukking op de binnen-vlakte van het bloedvatenstelsel. Zoo de hartswerking,namelijk, dezelfde blijft, bestaat er geene reden, waar-
? door de drukking binnen de vaatwanden zal vermeer-deren. De weefsels daarentegen zullen de drukkingondervinden van de kracht, die vroeger door den tonusder vaatwanden gedragen werd. De spanningstoestandder weefsels is dus vermeerderd met de elastische span-ning, die de vaatwanden verloren hebben. Hierin ligt dan ook welligt de beteekenis der vaat-zenuwen, ook voor de normale voeding, opgesloten: doorden tonus der bloedvaten afwisselend te vermeerderenen te verminderen, zullen de drukkingsverhoudingenin de weefsels telkens kunnen veranderen en daardoortot eene telkens qualitatief gewijzigde wisselwerking vanbloed en voedingsvocht aanleiding geven. Invloed van den n. trigeminus op het oog. Na doorsnijding of bij ziekelijke aandoening van denn. trigeminus, ontstaat troebelheid der cornea, welke zichin den regel tot hevige keratitis met perforatie enatrophic van het oog ontwikkelt. — Fodera i), mageN-die longet 3),
valentin, budge, schiffvon graefe 5) hebben door talrijke experimenten,zoowel als door pathologische waarnemingen, de be-teekenis van dit verschijnsel trachten te ontleden.Allen komen tot het resultaat, dat door dit experiment 1)nbsp;Fodera. Journal de phys. expérim. 1823. T. HL Pg. 207- 2)nbsp;Mag en die. id. 1824. T. IV Pg. 172. 3)nbsp;Longet. Anat. u. Phys. des Nervensyst., uebersetzt vonHein. 1849. T. il S. 133, 4)nbsp;Schiff. Unters, z. Phys. d. Nerv. 1. Heft Frankfort. 5)nbsp;V. Gracfe. Archiv f. Ophth. Bd. L
? öe tropHsclie invloed van het ganglion Gasseri voldoendebewezen is. — Axmann legt vooral dit feit ten grondeaan de verdediging zijner theorie, dat van de ganglio-spinaal-zennwen de voeding der weefsels afhankelijk zouzijn. — Met de meeste belangstelling hebben wij ditexperiment herhaald, omdat hierdoor in het oog de werkingvan voedende zenuwdraden scheen gevonden te worden,^ie wij in andere weefsels te vergeefs hadden gezocht. Experiment. Bij een half volwassen konijn wordt aan de regter zijde^e nervus trigeminus binnen den schedel doorgesneden.kgt;it geschiedt, door eerst eene huidsnede te maken tusschen^en processus mastoïdeus en den ramus adscendens deronderkaak. Nu wordt met de punt van een smal, tamelijksterk gebogen tenotoom, zoo laag mogelijk, digt langs^en processus mastoïdeus heengaande, in den schedelgestoken. Daarbij wordt vooral zorg gedragen, de venafacialis, die daar onmiddellijk
langs loopt, niet te kwetsen,maar er zooveel mogelijk achter langs te gaan, omdat dearteria temporalis ook aldaar iets meer aan de voorzijdeloopt. Terwijl nu de tenotoom langs den processusmastoïdeus van beneden naar boven, even door debasis cranii is gestoken, wordt het hecht van het mesopgeheven, zoodat de punt, nu dwars naar binnen eneen weinig naar voren voortgaande, langs de voorzijdevan het os petrosum tot aan den rand der sella turcicakomt, waarop het mes snijdende terug getrokken wordt,geheele operatie, op deze wijze volvoerd, geeftslechts weinige druppels bloed, en het dier is dadelijkquot;Wel en rustig, — Het oog is nu volkomen ongevoelig,de pupil is buitengewoon vernaauwd, de vaten der iris zijn
? 34 zeer duidelijk te zien en vrij sterk uitgezet. Na twee urenis de pupil weder aanmerkelijk verwijd. — Door sterklicht contraheert zij nu evenzeer als in normalen toe-stand. Insgelijks knippen de oogleden telkens, alsmen het oog aan zonlicht blootstelt i); het hevigsteknijpen in het ooglid brengt daarentegen volstrekt geenebeweging voort. Den volgenden dag is de corneatroebel en in het midden van epithelium ontbloot. --De vaten der iris zijn meer geinjicieerd dan gisteren, depupil heeft hare normale grootte. Het troebel wordenvan de cornea gaat voort, zoodat binnen vier dagen depupil niet meer te zien is. Er ontwikkelt zich in hetmidden der cornea een waar ulcus planum; de conjunc-tiva is rood. Bij een ander konijn, waar dezelfde operatie bewerk-stelligd wordt, ontstaat, behalve de genoemde verschijn-selen, ook exophthalmos. — Bij de autopsie blijkt, dataldaar ook de n. oculomotorius is doorgesneden. Als eene tegenproef, in hoeverre de
vermindering dertraan-secretie en het ophouden der reflexie-werkingvan den n. trigeminus op de beweging der oogledenen op de vaatzenuwen van beteekenis zou zijn, bij hetontstaan der hoornvlies-verduistering, wordt bij een ander 1) Wy merken liierby op dat de inwerking van zwak licht, bijhet konijn, slechts eene reflexie-beweging van het ooglid aandezelfde zijde ten gevolge heeft, terwijl door de inwerking vanzeer sterk licht op één oog beide oogleden knippen. Bij eengezond konijn brengt daarentegen het hevigste knijpen van eenooglid slechts beweging aan dezelfde zijde voort: Be n. optiousreflecteert dus hij het konijn hUateraal, de n. trigeminus slechteunilateraal.
? konijn de traanklier geëxstirpeerd en aan dezelfdezijde de n. facialis en de n. sympathicus doorge-sneden. — Het dier verdraagt deze operatie volkomengoed; alle wonden genezen per primam intentionem. —Het oog staat nu voortdurend open, de vaten op denbulbus zijn geïnjicieerd en de pupil is vernaauwd. Decornea blijft volkomen helder. Gedurende elf dagenquot;wordt het dier naauwkeurig geobserveerd, doch de corneaen het geheele oog vertoont volstrekt geene verande-ringen. —? Het eenige verschil in uitwendige omstandig-heden tusschen dit konijn en datgene, wiens n. trigeminusdoorsneden is, is nu, dat dit laatste voortdurend zi^jnongevoelig oog tegen alles aanstoot, terwijl het anderealles wat zijn openstaand oog zoude irriteren zorgvuldigtracht te vermijden. Wij stellen ons dus voor, ookhier een mechanischen prikkel aan te wenden en brengendaarom een klein glad plankje in het oog, terwijl deoogleden
daarover toegebonden worden. Den volgendendag is de cornea troebel. Hoewel het plankje weg-genomen is, ontwikkelt de troebelheid zich na tweedagen verder ook tot de diepere lagen der cornea; deiris wordt rood en geïnjicieerd; er ontstaat eene oogont-steking, die volkomen hetzelfde aanzien heeft als die,^ïFelke zich na doorsnijding van den n. trigeminusontwikkelt. — Bij naauwkeuriger observatie dier dierenbleek ons dan ook, dat in de doorsnijding van denn. trigeminus eene aanleiding gelegen is tot voort-durende traumatische beleediging van het oog. Dedieren, die de voorwerpen buiten zich aan die zijde doorhet gevoel niet meer waarnemen, drukken, namelijk, bijpoging tot eten, die zijde van den kop met kracht tegen 4
? de steilen van het hok. Een onzer konijnen had op dezewijze den neus geheel tot bloeden gewreven. Het toebin-den van het oog was niet voldoende, om dezen schadelijkennivioed geheel te voorkomen; want de draden werdenniet alleen telkens losgewreven, maar de mechanischeirritatie liet ook, door het gevoellooze ooglid heen, zijneninvloed niet na. — Wij zijn toen op het denkbeeldgekomen, om het oor van het konijn zelf, als een ge-voelig orgaan, voor het gevoellooze oog vast te maken;wij hebben hierin ten slotte, het middel gevonden, otnte bewijzen, dat de keratitis na trigeminus-doorsnydinggeheel van traumatischen oorsprong is.\'Experiment. Bij een half volwassen konijn , wordt aan de regter-zijde de n. trigeminus doorgesneden. Het oog is vol-komen ongevoelig. Terwijl alle irritatie van het oogvermeden wordt, worden de oogleden met twee gekruistenaden zorgvuldig gesloten. Het oor wordt voorover gebo-gen, en als een schelp,
met twee in de huid bevestigdenaden voor het oog vastgemaakt. Het dier voelt nu metbet oor de voorwerpen buiten zich en stoot zich nietmeer. Na vijf dagen is de cornea geheel helder; de pupüheeft hare normale wijdte. De vaten op den bulbus enquot;1 de conjunctiva vertooneA geene injectie; het oog isnormaal en blank. \' Vier en twintig uren later wordthet dier weder onderzocht; de naden hebben etteringder huid te weeg gebragt\' en gedeeltelijk losgelaten.De gevormde pus heeft zich in het nu half open-staande oog opgehoopt, en de cornea vertoont daar-onder de gewone troebelheid. Het oog wordt opengelaten, waarop zich de gewone gevolgen van doorsnijdingvan den n. trigeminus verder ontwikkelen.
? S7 Bi] herhaling dezer proef op een tweede konijn ver-krijgen wij nog volkomener en meer overtuigend het-zelfde verschijnsel. Ter voorkoming van ettering worden^e naden van tijd tot tijd veranderd, met dat gevolg,•^at het oog, hoewel volstrekt ongevoelig, op dit oogen-blik, tien dagen na de doorsnijding, nog volkomennormaal en helder is.üesuUaat. De keratitis, die na doorsnijding van den n. trigeminusontstaat, hewijst geenszins den trophischen invloed van hetganglion Gasseri. Die keratitis bewijst alleen, dat werJc-tuigelyjce prikJcels ook in, gevoellooze deelen ontstekingbunnen opwekken, en dat zenuw-doorsni/jding geene wezen-^ke verandering in liet proces der ontsteking te weegbrengt. III. proeven, op den poot van hetkonijn genomen. Voor eenige jaren werd alhier een proefschrift ver-dedigd (de koning, dissertatie inaugnralis), waarinenkele proeven omtrent den invloed van zenuwdoor-snijding op ontsteking worden medegedeeld. deKoning rekent zich,
volgens zijne onderzoekingen, totbet resultaat geregtigd, dat aan den poot, na doorsnijdingder zenuwen, geene ettervorming meer kan ontstaan.I^aar dit resultaat lijnregt in strijd is met het resultaat,dat wij aan het konijnoor verkregen, hebben wij ge-meend, die proeven ook op den poot te moeten herhalen.
? Uncperimeni. Bij een krachtig volwassen konijn wordt de n. ischia-ticus, zoo hoog mogelijk,, doorsneden. Dit geschiedtdoor aan de binnenzijde van den trochanter femoris eenekleine huidsnede te maken, de aanhechting van den ra.glutaeus een weinig te klieven, om daaronder de zenuwmet een haakje op te nemen en door te snijden. Dezeoperatie geschiedt bijna zonder bloedverlies; de wondgeneest spoedig en geeft geene aanleiding tot suppuratie.Twee dagen later wordt ook de n. cruralis, zoo hoogmogelijk onder het ligamentum Pouparti afgesneden.Ook deze wond geneest per primam intentionem. De regter poot is nu, althans onder de dij, vol-komen gevoelloos en paralytisch. De temperatuur schijntbij het aanvoelen met de hand aan de paralytische zijdeiets hooger, doch door den thermometer is geen constantverschil waarneembaar. Aan de binnenzijde der onderheenen worden nu, even-wijdig aan de tibia, gelijke huidsneden gemaakt,
vanongeveer twee duim lengte, die met vier knoopnadenweder gesloten worden. Den volgenden dag zijn beidewonden per primam intentionem genezen, zoodat de nadenkunnen weggenomen worden. Aan de beide voeten wordt nu een gelijk stuknuid weggeknipt. Opdat het slep en van het paraly-tische been geen verschil in het verloop der woudenzoude teweeg brengen, worden beide wonden opdezelfde wijze met gewaste taf bedekt en met eengewoon windsel verbonden. Den volgenden dag wordende verbanden weggenomen, en - de wonden zijnbeiden bedekt met eene dikke laag etter. Beide wonden
? verhouden zieh volkomen gelijk. De volgende dagengranuleren beiden even hoog; beiden blijven etterafscheiden, — De cicatrisatie- gaat van de randen uit,aan beide wonden gelijktijdig voort, zoodat zij na zes^eken beiden gecicatriseerd zijn. — De gewrichten vanhet paralytische been zijn stijf geworden en ingetrokken,zoodat knie- en voetgewricht niet meer kunnen worden üitgestrekt.Resultaat: Elet ontstekingsproces wordt ten gevolge van doorsnij-ding der gevoelszenuiven niet wezenlijk veranderd; ette-en nienwe vorming komen op gelijke wijze, in,hetzelfde tijdsverloop, tot stand. SLOTSOM. 1\' Prikkeling der gevoelszenuwen heeft, als reflexie-^erschijnsel, verhoogde werking der vaatzenuwen inhetzelfde liffchaamsdeel ten gevolsre. In de vernaauwing der vaten, die door tijdelijkverhoogde vaat-zenuwwerking wordt voortgebragt, ligtgrond voor eene opvolgende verwijding dierzelfdeVaten. 8. Er bestaat sreen OTond, om in den vaatwand andere, -nbsp;Onbsp;ö
quot;an vaatvernaauwende zenuwdraden, aan te nemen. De vaatzenuwen wijzigen de stofwisseling, doorhet lumen der vaten te bepalen. 5. Het ontstekings-proces bestaat niet wezenlijk ineene wijziging der zenuwwerkdadigheid.
? 6. De ontsteking van het hoornvlies, die- na door-snijding van den n. trigeminus ontstaat, is geheel vantraumatischen aard, en bewijst geenszins den voedendeninvloed van het ganglion Gasseri. gt; ? 1kij
? THESES. I. I^e duidelijklieid, waarmede de stem- en adem-halings-geluiden, bij auscultatie, aan den borstwandborden waargenomen, wordt voor een groot deel^®Paald door de rigting en sterkte van den lucbt-stroom, die bij in- en uitademing in de luchtwegen ontstaat. II. Het broncbiaal-ademhalingsgeluid berust hoofdza-kelijk op eene voortplanting van het tracheaal-adeni- kalingsgeluid.
? Ten onregte beweert skoda, dat de stem zichdoor „Consonanzquot; aan den borstwand sterker kandoen hooren dan aan de plaats van haar ontstaanzelve. IV. Ten onregte beweert Siebert, dat de plenra cos-talis en de pleura pulmonalis in normalen toestandniet over elkander schuiven. V. Bij percussie wordt de weerstand niet door hetgevoel, maar door de mate der aangewende krachts-inspanning bepaald. Daarom vooral is het gebruikvan den percussie-hamer van wintrich boven datvan den vinger te verkiezen. VL „Wir wollen den therapeutischen Nihilismus, flberden man in unsern Ta^en so vielfach klaffen hört, Onbsp;O weder leugnen, noch auch in Schutz nehmen, ob-wohl er im Ganzen weit weniger schädlich undinsofern auch weit weniger tadeliiswerth sein dürfte»als der therapeutische Schlendrian früherer Zeiten,der auch jetzt noch in höherem oder geringeremGrade die unendhche Mehrzahl der praktischenAerzte
beherrscht.quot; spiess, zur Lehre von der Entzündung. S.
? Vil. Het standpunt van den therapeut wordt, in deeerste plaats, door zijne diagnostische kennis bepaald. VIII. 5)To become good and enlightened practitioners,must become able physiologists.quot; MARSHALL HALL. IX. De purgerende werking der middelzouten heeftharen grond daarin, dat zij, door hun gering diffusie-vermogen, de opslorping der in het darmkanaalAanwezige \'vochten beperken. X. Door prikkeling van den n. vagus ontstaat, als^efiexie-verschijnsel, verhoogde werking der inade-®^ingsspieren. XI. verdikking van den maagwand, onder denvan „hypertrophiamuscularis ventriculiquot; bekend,geene ware hypertrophie; zij moet als „sclerosisVentriculiquot; worden opgevat.
? XII. Bij senile cataract is, in liet belang van den lijder,de extractie boven de depressie te verkiezen. XIII. Gebeel ten onregte zegt hyrtl (Topogr. Anatom-1857. S. 59): „Blutegel an der Scbläfe, bei Augenleiden,sind ein Absurdum.quot; XIV. De algemeene bloedonttrekking moet ongetwijfeldtot de meest gevaarlijke middelen gerekend worden- XV. De reden, waarom, bij forcipalen partus, een hoog-liggend hoofd zoo moeijelijk door de tang wordtgevat, is niet zoo zeer te zoeken in de onbereik-baarheid van het hoofd, als wel in deszelfs bewege-lijkheid en vooral in den dwarsen stand, die hetboven het bekken aanneemt, als het aan zich zelfwordt overgelaten. Beide zwarigheden worden over-wonnen, zoo het hoofd, bij het aanleggen der lepels^met de diep ingebragte hand wordt bevestigd. Dr. F, A. SNELLEN, (Tijdschr. van Verlos-kunde. 1856.)
? B IJ D R A G E TOT DE GESCHIEDENIS ^AN DEN RAAB EN LEENHOVE VAN BRA-DANT EN LANDEN VAN OVERMAZE (1591—1795).
?
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)