De InnoFisk1 Een haalbaarheidsstudie naar een nieuw concept voor duurzame visteelt aan boord van een schip - geactualiseerde versie -
Haalbaarheidsstudie in het kader van de thema’s ‘Transitie Duurzame Landbouw’ en ‘Voeding voor een gezonde samenleving’. Uitgevoerd door : V. van Laere en dr. O. van Batenburg (Stichting Dreamstart) Projectleider: Dr. Henk J. Huizing
De InnoFisk1 Een haalbaarheidsstudie naar een nieuw concept voor duurzame visteelt aan boord van een schip - geactualiseerde versie -
InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster Postbus 19197 3501 DD Utrecht tel.: 070 378 56 53 internet: http://www.agro.nl/innovatienetwerk/ ISBN: 90 – 5059 – 235 – X Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Rapportnr. 04.2.086 (serie achtergrondrapporten), Utrecht, mei 2005
Ten geleide Vis moet Vis speelt al sinds mensenheugenis een rol in ons dieet als een goede eiwitbron. Maar het is ook een bron van selenium, dat het lichaam beschermt tegen schadelijke stoffen. Speciale vetzuren, die in vette vis voorkomen, hebben een positieve invloed op hart en bloedvaten. Verder is het mogelijk om met visolie ADHD, een gedragsstoornis met hyperactiviteit, te behandelen. Van oudsher is levertraan gebruikt als bron van vitamines, hoewel niet meer nodig omdat er alternatieven zijn. En we gaan meer vis eten De FAO verwacht een wereldwijde toename in de visconsumptie van 100 miljoen ton in 2000, naar 150 miljoen ton in 2030. Deze toename moet worden opgevangen door visteelt, omdat wilde vis steeds schaarser wordt.
Visproductie (bron: FAO)
Miljoen ton
200 150 Viskweek
100
Visvangst
50
20 20
20 00
19 90
19 76
0
Mondiale Visteelt Vanaf de 70-er jaren neemt de visteelt toe. Momenteel wordt er wereldwijd per jaar 1 miljoen ton zalm geteeld. Dat is de helft van de wereldconsumptie. Het aantal bezwaren ten aanzien van de visteelt neemt echter hand over hand toe. Er wordt melding gemaakt van ernstige milieuverontreiniging, van overmatig antibioticum gebruik, van uitbraken van ziekten, van aantasting van de biodiversiteit. Er wordt gewaarschuwd voor het invoeren van genetisch gemodificeerde zalm. De gesignaleerde problemen, maar ook de tegenvallende zalmprijzen zijn aanleiding om naar alternatieven om te zien. Uitgangspunten Uit een aantal analyses is gebleken dat een alternatieve vorm van visteelt moet voldoen aan een aantal uitgangspunten. • Op het terrein van dierenwelzijn: o Creëer voldoende bewegingsruimte voor de vis o Minimaliseer stress • Op het terrein van duurzaamheid: o Voorkom milieuverontreiniging o Pas geen diergeneesmiddelen en schadelijke chemicaliën toe De InnoFisk1
i
o Maak optimaal gebruik van natuurlijke hulpbronnen o Sluit zo veel mogelijk stofkringlopen o Zorg voor optimale voederconversie • Op het terrein van biodiversiteit: o Voorkom ontsnappen van gekweekte vis naar natuurlijke populaties o Gebruik zo min mogelijk vismeel en visolie als visvoer • Op het terrein van de consument: o Produceer hoogwaardig (lekker) visvlees o Voldoe aan alle wettelijke normen o Zorg voor een transparante keten o Ontwikkel een betrouwbaar keurmerk. Met deze uitgangspunten in gedachten heeft InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster het idee gelanceerd om visteelt te bedrijven aan boord van een op zijn plaats gefixeerd, niet varend schip. Maar uiteraard kan ook worden gedacht aan een drijvende container of bak. In deze studie wordt het concept van een gefixeerd schip nader uitgewerkt. Haalbaarheidsstudie De Stichting Dreamstart heeft een eerste studie uitgevoerd naar de technologische en commerciële haalbaarheid van het concept. Momenteel zijn de basistechnologieën voor realisatie van het concept in kaart gebracht. Deze basistechnologieën zijn ondergebracht in “unit-operations”, blokken die kunnen worden doorgerekend op massabalans, efficiëntie en investeringskosten. De ontwerpfase De basis van het concept vormt uiteraard het schip, de ruimte waarin en waarop de apparatuur wordt geplaatst.
Ruimte genoeg (bron: Bluewater)
Zoals het zich nu laat aanzien, zijn de volgende “unit-operations” aan boord van het schip van belang: • Zout water tanks voor de teelt van de zalm • Zoet water recirculatie tanks voor de opkweek van de jonge zalm • Waterzuiverings- en ontziltingsapparatuur • Productieapparatuur voor diverse gassen (zuurstof, stikstof, koolzuur)
De InnoFisk1
ii
• Fermentatiecapaciteit voor de productie van Single Cell Protein (SCP) • Fermentatiecapaciteit voor de productie van omega-vetzuren als alternatief voor visolie • Opslagruimte voor hulpstoffen • Productiefaciliteit van visvoer • Slachtlijn en verwerkingslijn • Diepvries opslagruimte • Productie van elektriciteit en stoom met gasgeneratoren • Apparatuur voor het positioneren en vastleggen van het schip
Recirculatietanks (bron: Fleuren-Nooijen)
Verder zijn er faciliteiten nodig voor vervoer en opslag van aardgas, dat als energiebron en als grondstof voor de SCP productie wordt gebruikt.
Gastanker (bron: Conoship International)
Conclusies van de haalbaarheidsstudie Kijkend naar de technologische haalbaarheid van het InnoFisk concept kan worden geconcludeerd dat in grote lijnen voor de zes unit-operations het concept technisch haalbaar is: • Het kweken van zalm kan op een schip plaatsvinden. Aangeraden wordt om de teelt aan te vangen bij het uitbroeden van de eitjes en niet vanaf de smoltfase. Het transporteren van smoltzalm naar een schip om teelt vanaf dat moment aan te vangen is om meerdere redenen niet wenselijk. • Op de InnoFisk zullen meerdere zoet- en zout water bassins moeten worden aangebracht, wil men op verantwoorde wijze minimaal 100.000 zalmen kweken. Om het uitbreken van ziektes te voorkomen en de stress van de zalm zo laag mogelijk te houden, wordt aanbevolen om een maximale dichtheid aan te houden van 20 kg/m3 wat neerkomt op maximaal vier volwassen zalmen van 5 kilogram per stuk per m3. • Alle technologische kennis is aanwezig om de zalm in zijn verschillende levensfasen van een evenwichtige voeding te voorzien. Uitgebalanceerde zalmvoederpakketten zijn reeds beschikbaar. Ook het gebruik van SCP als gedeeltelijke vervanger van vismeel is een bewezen technologie die al commercieel wordt toegepast. Recirculatiesystemen om het water in de bassins De InnoFisk1
iii
•
•
•
•
•
•
continu te zuiveren en te monitoren op zuurstofgehalte, stroming en temperatuur zijn beschikbaar voor zoet en zout water. Het produceren van SCP uit methaan is een bewezen technologie, die reeds wordt toegepast in Noorwegen. Zowel de lengte als hoogte van de huidige SCP reactor in Noorwegen zijn aanzienlijk en vormen een knelpunt, wanneer men overweegt om de reactor op de InnoFisk te plaatsen. De reactor zal drastisch moeten worden verkleind om toepassing op een schip mogelijk te maken. Het verkleinen van de reactor tot een maximale lengte van bij voorbeeld 5 meter, met behoud van de oorspronkelijke productiecapaciteit, is nog niet gerealiseerd. Voor de productie van SCP uit methaan kan niet worden uitgegaan van methaan dat nu wordt afgefakkeld. Ten eerste is het methaan, dat nu wordt afgefakkeld, ernstig vervuild en moet eerst worden gezuiverd. Ten tweede wordt nog nauwelijks methaan afgefakkeld en alleen nog bij verkenningen die slechts van korte duur zijn. Methaan zal dus op een andere manier moeten worden ingekocht, hetzij van een nabijgelegen boorplatform, hetzij vanuit een gastanker. Wil men methaan opslaan op het InnoFisk schip, dan moet rekening worden gehouden met strenge wet- en regelgeving. Overwogen kan worden om het methaan op te slaan in een nabijgelegen gasboei. Het verwerken van zalm op de InnoFisk is technisch haalbaar. Apparatuur noodzakelijk voor visverwerking en –verpakking is beschikbaar en kan op een schip worden geïnstalleerd. Het lozen van visafval in zee wordt enkel toegestaan wanneer het gaat om vers afval van gezonde en zeer recent geslachte dieren. Ook zal moeten worden aangetoond dat het afval geen toxische residuen bevat. Het verwerken van visafval tot vismeel is technisch mogelijk en kan op het schip plaatsvinden. Met betrekking tot de inrichting van het InnoFisk schip moet men uitgaan van een groot schip met een minimale lengte van circa 300 meter. De productie en verwerking van 500 ton zalm per jaar is op een dergelijk schip mogelijk. Ten aanzien van de commerciële haalbaarheid van het InnoFisk concept moet voorlopig worden geconcludeerd dat het concept voor een productiecapaciteit van 500 ton zalm per jaar niet haalbaar is. In het InnoFisk concept wordt sterk afgeweken van de traditionele kweekmethoden. Allereerst wordt zalm geteeld in een fysiek begrensde ruimte (een schip) en ten tweede wordt op het schip zo veel mogelijk gebruik gemaakt van alternatieve grondstoffen en geavanceerde technologieën. Dit houdt in dat de investeringskosten aanzienlijk hoger liggen dan bij een traditionele zalmkwekerij. De aanschaf van een schip van 350 meter lengte, de inkoop van een SCP reactor, voerproductie- en visverwerkingsapparatuur zorgen ervoor dat de investeringen aanzienlijk zijn en ook de operationele kosten (plus afschrijvingen) niet te vergelijken zijn met de kosten van traditionele zalmkwekers.
Kijken we in detail naar de operationele kosten, de vereiste investeringen en de verwachte inkomsten in de eerste twee jaren, dan is het InnoFisk concept op dit moment commercieel niet haalbaar. Zelfs wanneer een ambitieuze verkoopprijs van € 10 per kilogram zalm wordt gehanteerd – die drie keer hoger ligt dan de huidige groothandelprijs voor kweekzalm - dan zijn de inkomsten in jaar 2 en de daarop volgende jaren hooguit 67 procent van de totale kosten. Ook indien men de productiecapaciteit zou verdubbelen naar 1.000 ton zalm per jaar, is het concept nog steeds niet commer cieel haalbaar, zij het dat de commerciële haalbaarheid aanzienlijk dichterbij komt. Bij een productiecapaciteit van 1.000 ton zalm ziet het financiële plaatje er in jaar 2 meer hoopgevend uit en bedraagt het verlies nog maar 7,3 procent van de totale kosten. Aangezien de inkomsten en kosten in de De InnoFisk1
iv
daaropvolgende jaren identiek zijn aan jaar 2, blijft het concept vooralsnog verlieslatend en wordt geen break-even punt bereikt. Het loont echter wel de moeite om na te gaan bij welke productiecapaciteit er winst zou worden gerealiseerd. Hiervoor is uiteraard achteraf een aantal redenen aan te geven: 1. Bij de aanzet tot deze haalbaarheidsstudie werd er nog vanuit gegaan dat er een groot overschot is aan laadruimte in de vorm van enkelwandige tankers. Deze worden steeds meer uit de vaart genomen, omdat vanwege milieutechnische redenen steeds meer wordt overgegaan naar het gebruik van dubbelwandige tankers. Door een sterk toegenomen vraag naar schroot, vooral in China, liggen de verkoopprijzen van deze uit de vaart genomen tankers momenteel in de buurt van de 20 miljoen €, waar zij kortgeleden eigenlijk nog niet konden worden verkocht. Hierdoor zijn de investeringskosten voor een concept als de InnoFisk 1 sterk toegenomen. 2. De reden om aardgas als energiebron en als koolstofbron in het concept te kiezen werd ingegeven vanuit de gedachte dat er nog steeds veel gas werd afgefakkeld op boorplatforms. Via dit concept werd hiervoor een alternatief gezocht. Ondertussen is gebleken dat er nog maar weinig gas wordt afgefakkeld. Huidige informatie leert ons echter, dat onder de uit productie genomen platforms nog veel gas aanwezig is dat niet meer op rendabele wijze kan worden afgezet op het vasteland. Het is echter wel degelijk geschikt om bij voorbeeld locaal in energiebehoeften te kunnen voorzien of te worden gebruikt als koolstofbron voor SCP productie. 3. De zalmprijs zakt steeds verder weg. Dat zet de ROI (return on investment) van dit concept nog verder onder druk. Om de economische haalbaarheid van het concept te kunnen berekenen werd zalmteelt als voorbeeld gekozen omdat er, in verhouding met de situatie bij andere vissoorten, bij zalm veel bekend is over de operationele- en investeringskosten bij de teelt. Er werd al vastgesteld dat door verbreding van het aantal vissoorten in de teelt veel meer mogelijkheden liggen om binnen een InnoFisk concept een betere ROI te kunnen realiseren. Momenteel is er echter nog geen goede kennisbasis voorhanden om in een economische studie goed te kunnen doorrekenen welke cashflow kan worden gerealiseerd door toepassing van een teeltsysteem met meerdere vissoorten. Daarvoor is meer onderzoek nodig. 4. De indruk kan niet worden weggenomen, dat de ongunstige economische randvoorwaarden die bepalen dat dit concept momenteel economisch niet haalbaar is, voor een belangrijk deel worden afgewenteld op ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van milieu, kwaliteit en dierenwelzijn. Dat geldt, zoals het zich laat aanzien, momenteel voor meer aan “Landbouw-gerelateerde” ontwikkelingen. Dit concept heeft verder niet alleen de functie om als “platte” haalbaarheidsstudie te fungeren. De studie levert een schat aan informatie voor hen, die zich in de visteelt willen ontwikkelen en bekwamen. Het is echter ook een eerste aanzet tot het nadenken over de kansen die de verbinding van mariene en maritieme technologieën biedt. Het vervolg In dit concept werd voor een zeer geavanceerd en risicovol ontwerp gekozen, met alle risico’s van dien. In een vervolg, een InnoFisk 2 of een InnoFisk 3 zal worden bezien of het verbreden of juist het versimpelen van het concept kan leiden tot een ontwerp met een positieve cash-flow. Gedacht kan worden aan bestaande schepen die door de geldende quota maar slechts ten dele operationeel zijn en daardoor
De InnoFisk1
v
ruimte aan boord hebben voor alternatieven als visteelt. Maar ook wordt ingezien dat productverbreding in de teelt (andere soorten vissen, eventueel ook in combinatie met schelp- of schaaldieren) tot een betere financiële situatie kan leiden. Voor een goede inschatting van de kansen van een dergelijk ontwerp is evenwel veel meer kennis nodig. Daarvoor wordt op basis van de conclusies voorgesteld om binnen Nederland een brainstormsessie te organiseren met diverse ondernemingen en kennisinstellingen, die op dit terrein reeds jaren actief zijn, om te toetsen of er interesse is voor deelname aan een demonstratieproject en vervolgens te onderzoeken: Ø Hoe de contouren van dit demonstratieproject kunnen worden uitgewerkt. Ø Wat de mogelijkheden zijn voor het optuigen van een strategisch project, dit zowel binnen het Kaderprogramma van de Europese Commissie of het Eureka programma. Langs deze lijn kan misschien een basis worden gelegd voor een concept in de richting van een hoogwaardig Nederlands of Europees onderzoeks- en demonstratieschip met een hoge mate van uitstraling: een soort CERN of ESA voor de visteelt. Dr. G. Vos, Directeur InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster.
De InnoFisk1
vi
Inhoudsopgave
Ten geleide
i
Inleiding
1
1.
Beschrijving totaalconcept InnoFisk
3
2.
Technische haalbaarheid
7
2.1. Leef- en eetgewoonten van gekweekte zalm
8
3.
2.2. Conclusies ten aanzien van de leef- en eetgewoonten van zalm
15
2.3. SCP (single cell protein)-productie
16
2.4. Conclusies ten aanzien van SCP-productie uit methaan
19
2.5. Methaanwinning en -transport
20
2.6. Conclusies ten aanzien van methaanwinning en -transport
22
2.7. Inrichting van de kweekvijvers voor de zalm
22
2.8. Conclusies ten aanzien van de inrichting van kweekvijvers voor zalm
25
2.9. Visverwerking en visafval
25
2.10. Conclusies ten aanzien van visverwerking en visafval
27
2.11. Schip en bijbehorende apparatuur
27
2.12. Conclusies ten aanzien van het schip en bijbehorende apparatuur
30
2.13. Eindconclusies technische haalbaarheidsstudie
31
Commerciële haalbaarheid
33
3.1. Generieke economische gegevens zalmteelt
33
3.2. Massabalans overzichten InnoFisk-concept
36
3.2.1. Massabalans SCP-productie
36
3.3. Conclusie
44
3.4. Additionele informatie: literatuur / octrooien:
45
3.5. Massabalans zalmproductie
46
3.6. Massabalans-bassins
48
4.
Markt en marketingstrategie
51
5.
Financiering InnoFisk
55
De InnoFisk1
6.
Eindconclusies commerciële haalbaarheid
61
7.
Eindconclusies en suggesties voor de toekomst
63
7.1. Conclusies haalbaarheidsstudie
63
7.2. Suggesties te ondernemen vervolgstappen
64
8.
Samenvatting
69
9.
InnoFisk Executive summary
73
Bijlage A: Geraadpleegde bronnen
71
Bijlage B: Vragenlijst technische haalbaarheid
75
Bijlage C: Addendum V. van Laere
79
Bijlage D: Verslag Workshop InnoFisk d.d. 16 december 2004
81
Bijlage E: Gegevens van de auteurs
87
De InnoFisk1
Inleiding In opdracht van InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster heeft de Stichting Dreamstart een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor het InnoFisk-concept.1 Dit rapport omvat een eerste verkenning van de technische en commerciële haalbaarheid van het concept en doet aanbevelingen voor mogelijke vervolgstappen. Het rapport vangt aan met een summiere beschrijving van het totaalconcept, waarbij wordt uitgegaan van een hypothetische ideaalsituatie waarin de beoogde grondstoffen en energiebronnen zonder problemen voorradig en beschikbaar zijn. In hoofdstuk 2 van het rapport wordt de technische haalbaarheid beschreven. De technische haalbaarheid is opgesplitst in zes inhoudelijke blokken (unit-operations) van deelaspecten die ieder eerst afzonderlijk op hun technische haalbaarheid moeten worden uitgezocht, vooraleer een oordeel kan worden geveld over de technische haalbaarheid van het totale concept. In hoofdstuk 3 wordt een eerste voorzichtige commerciële haalbaarheid uitgewerkt. Er wordt een beschrijving gegeven van de vereiste investeringen en een inschatting gemaakt van de operationele kosten. Hoofdstuk 4 bevat een marketinganalyse. Uit de resultaten van de hoofdstukken 4 en 5 wordt een financieringsmodel afgeleid, uitmondend in de conclusies in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 worden deze verder uitgewerkt, waarna een aantal suggesties volgt voor een eventuele nadere uitwerking van deze haalbaarheidsstudie. Hoofdstuk 8 bevat een samenvatting van de bevindingen in het Nederlands en in het Engels. Voor de uitwerking van de studie heeft Dreamstart een uitgebreid scala van instanties en kennisinstellingen geraadpleegd, alsook diverse internetsites. Ook zijn meerdere symposia op het gebied van visteelt bezocht en zijn diverse (telefonische) interviews afgenomen. In Bijlage A vindt u een overzicht van alle informatiebronnen die zijn geraadpleegd. Bijlage B is een overzicht van de vragenlijst voor de technische haalbaarheid welke aan de diverse experts werd voorgelegd. Bijlage C, ten slotte, is een overzicht van de gegevens van de auteurs. Alle cartoons die in het rapport zijn verwerkt, zijn afkomstig van Esther Mosselman. Zij heeft deze gemaakt in opdracht van A&F (Agrotechnology and Food Innovations, Wageningen) en ICIS (Maastricht) in het kader van het KLICT-seminar “The future of salmon” in Baarn.
1
Het InnoFisk-concept is bedacht en beschermd door InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, in de haalbaarheidsstudie zal verder worden gesproken over de InnoFisk. De InnoFisk1
1
De InnoFisk1
2
1. Beschrijving totaalconcept InnoFisk (V. van Laere en Dr. O. van Batenburg, Stichting Dreamstart ) 2
Het InnoFisk-concept is bedacht en de naam is beschermd door InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster. Doelstelling van het concept is het uitwerken en realiseren van een duurzame en innovatieve vorm van visteelt waarbij bestaande hoogwaardige technologieën worden gecombineerd en aandacht voor milieu, kwaliteit en gezondheid van mens en vis centraal staat. In het InnoFisk-concept wordt uitgegaan van het kweken van zalm op een nietvarende VLS (Very Large Ship: een schip met een minimale lengte van 300 m), die op volle zee op zijn plaats wordt gefixeerd. Maar uiteraard kan ook worden gedacht aan een drijvende container of bak of inderdaad zelfs aan een varend schip. In deze studie wordt het concept van een gefixeerd schip nader uitgewerkt. De gekweekte vis wordt zo veel mogelijk gevoed met minerale en organische grondstoffen, die op maatschappelijk verantwoorde manier geproduceerd zijn. Zo wordt onder meer gezocht naar alternatieven voor visolie, die steeds duurder, minder voorradig en meer vervuild is. Ook zal in het InnoFisk-concept worden nagegaan in hoeverre methaangas (bijvoorbeeld afkomstig van boorplatforms) kan worden aangewend voor het aandrijven van gasturbines, het opwekken van stroom, het genereren van stoom en het produceren van Single Cell Protein (voortaan SCP), als voedingsbron voor de te kweken vis. Het InnoFisk-concept kiest bewust voor visteelt op een zeewaardig schip. Allereerst is het kweken van zoutwatervissen op land (in Nederland) weinig economisch, maar vooral ecologisch niet verantwoord. Visteelt vereist een grote beschikbare ruimte en de prijzen voor grond zijn in Nederland onbetaalbaar geworden. Ten tweede wordt in diverse regio’s in bestemmingsplannen geen ruimte gemaakt voor visteeltbedrijven, en ten derde zijn er strenge milieurichtlijnen met betrekking tot het binnendijks vervoeren van zout water. Visteelt in open water gebeurt al volop op diverse plekken in de wereld. Zalm wordt bijvoorbeeld in Canada (baai van New Brunswick) en Schotland in open zee geteeld. In Noorwegen vindt zalmteelt plaats in fjorden. Visteelt in open water heeft verschillende nadelen. Allereerst is er veel kritiek van consumenten ten aanzien van de kwaliteit van het visvlees. Zowel de structuur, textuur als de smaak van het visvlees is matig en dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het feit dat de geteelde zalm te weinig bewegingsvrijheid heeft. Ten tweede zorgt visteelt voor een aanzienlijke vervuiling van het water. Ten derde is er ontsnappingsgevaar van geteelde vis, en ten vierde wordt de wildvis blootgesteld aan medicijnen die worden toegediend aan geteelde vis en in sommige gevallen resulteren in resistentie onder wildvis. Ook visziekten die uitbreken in kweekkooien in open zee, kunnen in het open water worden overgedragen aan wildvis. Visteelt in een gesloten systeem zorgt ervoor dat alle processen fysiek ingeperkt zijn en beheersbaar blijven. Ontsnappingsgevaar doet zich niet voor en gevaar voor overdracht van ziekten naar wildvis is uitgesloten. Visteelt op een schip op volle zee 2
In 2004 overgegaan in TechnoPartner (EZ, Senter/NOVEM).
De InnoFisk1
3
biedt ook andere voordelen. Voor de toevoer van diverse grondstoffen – waarbij gedacht kan worden aan methaan en soja – worden de transportkosten aanzienlijk verlaagd omdat geen opslag en overslag op land hoeft plaats te vinden. Transport over zee is sowieso al een goedkope vervoersmethode. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een begrip dat centraal staat in het InnoFisk-concept. Het concept wordt gezien als een startpunt voor een lange-termijnproject dat de ambitie heeft om een aantal maatschappelijke en ecologische problemen op structurele wijze aan te pakken. Internationale en nationale overheden zijn het erover eens dat de vangst van wildvis op langere termijn voor diverse vissoorten vrijwel uitgesloten zal zijn. De wildvisbestanden raken steeds meer uitgeput en aquacultuur (de teelt van vis) wordt door nationale en internationale overheden (zoals LNV en FAO) gezien als een uitstekende mogelijkheid om vis op lange termijn nog steeds een belangrijke voedingsbron van mensen te laten vormen. Vis wordt tot op heden nog steeds gezien als een gezond product. Vooral vette vis bevat veel onverzadigde vetzuren (omega-3-vetzuren) die goed zijn tegen hart- en vaatziekten. De vraag naar vis (het hele jaar door) neemt nog steeds toe. Consumenten eten niet alleen meer vis, ze worden ook steeds kritischer ten aanzien van de manier waarop vis gevangen, geteeld of verwerkt wordt en eisen een product dat veilig en gezond is en bovendien op een maatschappelijk verantwoorde wijze wordt geproduceerd. Dit alles leidt ertoe dat steeds meer gezocht wordt naar maatschappelijk verantwoorde visteeltmethoden. Visteelt is vergeleken met andere sectoren een relatief jonge sector die in Nederland nu circa 30 jaar bestaat. Hoewel de visteelt op dit moment nog gelimiteerd is tot een beperkt aantal soorten (in Nederland vooral paling, meerval en sinds kort ook Tilapia), is de sector groeiende en wordt veel onderzoek verricht naar het kweken van nieuwe vissoorten (zowel zoet- als zoutwater-vissen). Visteelt vindt in Nederland hoofdzakelijk plaats op het land (bijvoorbeeld in Brabant door voormalige varkenshouderijen). Teelt van zoutwatervissen gebeurt slechts in beperkte mate in Nederland en dan vooral op locaties in de nabijgelegen kuststreken in de buurt van IJmuiden, Urk, Den Helder en Yerseke. Visteelt op een zeewaardig schip op zee is in Nederland nog niet op serieuze wijze overwogen3. In Frankrijk wordt voor de kust van Normandië volgens Nutreco al op kleine schaal aan visteelt gedaan op een VLS. In de Golf van Mexico wordt visteelt bedreven in de buurt van boorplatforms.
3
Tien jaar geleden is – zoals mondeling meegedeeld - voorzichtig geëxperimenteerd met de teelt van zeebaars op een schip. Aangezien het schip niet bestand was tegen de ruige condities op volle zee, is het project al snel gestrand. De InnoFisk1
4
Voorlopig wordt in het InnoFisk-concept uitgegaan van een VLS, zoals ruw geschetst op onderstaande afbeelding. De VLS zal in diverse unit-operations worden opgesplitst en bestaan uit meerdere bassins voor de verschillende levensfasen van de zalm. Er zullen zoetwater-kweekvijvers worden aangebracht en ook zoutwaterbassins voor het verder kweken van de zalm na de smoltfase. Op de VLS wordt een bioreactor geplaatst voor de productie van SCP uit methaan. Het methaan wordt hetzij via een boorplatform, hetzij via een gastanker aangeleverd en zal naast de productie van SCP ook worden aangewend voor het genereren van stroom, het opwekken van stoom (noodzakelijk voor de productie van SCP) en het eventueel koelen of verwarmen van het water in de kweekvijvers en de positionering van het schip. Naast SCP zal het visvoer bestaan uit diverse andere bestanddelen. De samenstelling zal afhangen van de levensfase waarin de zalm zich bevindt. Visvoersamenstelling en -toediening zal op de VLS worden geautomatiseerd. Iedere kweekvijver wordt voorzien van een recirculatiesysteem om het water te voorzien van de nodige zuurstof en om het water te zuiveren van afvalstromen. Voor zover mogelijk zal ammoniak dat door de te kweken vis als afvalstof wordt uitgescheiden, worden teruggewonnen en aangewend voor de productie van SCP. Het schip wordt ook voorzien van een visverwerkingsunit. De vis wordt na teelt geoogst, gefileerd, verpakt en diepgevroren. Ook zal worden nagegaan in hoeverre het visafval kan worden ingezet voor de productie van vismeel of voor het voeren van wildvis in open zee.
De InnoFisk1
5
De InnoFisk1
6
2. Technische haalbaarheid Vooraleer het InnoFisk-concept wordt getoetst op commerciële haalbaarheid, is gekeken of het concept met haar diverse unit-operations ook technisch haalbaar is. Blijkt immers dat één of meerdere blokken in het plan technisch niet te realiseren zijn, dan heeft een verdere commerciële haalbaarheidsstudie weinig of geen zin of moet worden gekozen voor een andere benadering van één of meerdere delen van het concept. Voor de uitwerking van de technische haalbaarheidsstudie is uitgegaan van de wensen van de opdrachtgever. Deze wensen zijn als randvoorwaarden voor de studie geformuleerd en zijn de volgende: • Alle handelingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd op een schip dat specifiek voor het InnoFisk-concept zal worden herontworpen/herbouwd. • Aanvankelijk is de focus op het kweken van volwassen zalm. Voorlopig wordt dus uitgegaan van zalm in de smoltfase (wanneer de jonge zalm het zoet water verlaat en naar zee trekt). Pas later zal worden gekeken naar het kweken van jonge zalm. Jonge zalm krijgt een ander visdieet voorgeschreven en leeft in zoet water. • Theoretisch wordt uitgegaan van een schip met een kweekvijver die ruimte biedt voor het kweken van 100.000 zalmen. • In het InnoFisk-plan zal zo veel mogelijk worden uitgegaan van het aanwenden van methaan (welke zuiverheidgraad het methaan moet hebben, dient nog te worden onderzocht). Idealiter wordt het methaan de basis voor het produceren van SCP, dat als visvoer zal worden toegediend. Ook zal het methaan zo veel mogelijk worden aangewend voor het aandrijven van diverse installaties, het koelen of verwarmen van de bassins en het opwekken van stroom. Blijkt dat het gebruik van methaan voor de productie van SCP en het aandrijven van apparatuur technisch niet haalbaar is, dan vervalt deels de kracht en de toegevoegde waarde van het InnoFisk-concept. • Met betrekking tot visvoer voor zalm zal te allen tijde gekeken worden naar het gebruik van organische bestanddelen die zo veel mogelijk het huidige vismeel of de visolie vervangen. Visolie wordt immers gewonnen uit wildvis. Aangezien de wildvisbestanden steeds verder uitgeput raken, is het zoeken naar alternatieven voor visolie gewenst. Alternatieven die zullen worden onderzocht, zijn SCP, soja en een specifieke alg. Blijkt gaande de technische haalbaarheidsstudie dat niet aan alle randvoorwaarden kan worden voldaan, dan wordt dit in het rapport vermeld en worden - waar mogelijk - alternatieve oplossingen aangedragen. Omdat het InnoFisk-concept diverse vraagstukken behandelt die ieder eigen technologische oplossingen vereisen is de technische haalbaarheidsstudie opgesplitst in 6 unit-operations die eerst ieder afzonderlijk zijn getoetst. Pas daarna is gekeken naar een integratie van de unitoperations in het totale plan. Per unit-operation zijn technische vragen geformuleerd die moeten worden beantwoord om de technische haalbaarheid te kunnen beoordelen. De geformuleerde vragen zijn terug te vinden in Bijlage B bij deze haalbaarheidsstudie. Op uitdrukkelijke wens van de opdrachtgever is voor het beantwoorden van de technische vragen zo veel mogelijk een beroep gedaan op De InnoFisk1
7
informatie, kennis en expertise van niet-commerciële instellingen, zoals overheidsinstanties, productschappen, belangenverenigingen en kennisinstellingen en publieke informatie, zoals wetenschappelijke publicaties. Alle technische vragen, geformuleerd voor de 6 unit-operations, zijn in voldoende mate beantwoord om als basis te dienen voor een eerste haalbaarheidsstudie. Hieronder vindt u per unit-operation een beschrijving van de stand van zaken, de technische oplossingen die kunnen worden geboden, en er worden – daar waar knelpunten zijn gesignaleerd - ook alternatieve oplossingen aangedragen.
2.1.
L e e f- e n e e t g e w o o n t e n v a n g e k w e e k t e z a l m
Zalm is een carnivoor die een deel van zijn leven in zoet water doorbrengt (tot aan de zogenaamde smoltfase) en vervolgens naar een zoutwateromgeving verhuist. In het wild jagen zij overdag; zalm eet ’s nachts niet. Aan het einde van zijn leven zoekt de zalm voor het kuitschieten opnieuw de zoete wateren op. Deze trektocht van zoet naar zout water en omgekeerd heeft uiteraard gevolgen voor de invulling van de zalmteelt. Bij de teelt zullen de verschillende levensomstandigheden moeten worden nagebootst en moeten dus zowel zoet- als zoutwater-kweekvijvers worden ontworpen. In Canada en Schotland worden de zalmen tot aan de smoltfase in zoetwatertanks op het land gekweekt en wordt de zalm na de smoltfase getransporteerd naar kooien (van 30 bij 30 bij 20 meter) in open zee. In Noorwegen liggen deze kooien in fjorden. De eerste fase van de zalm in zoet water duurt minimaal 6 en maximaal 18 maanden. Het verder kweken van een marktklare zalm in zout water duurt minimaal 12 maanden en kan tot zelfs 2 jaar oplopen (tot de zalm een gewicht bereikt van circa 5 kilogram). Het totale teeltproces neemt in ieder geval minimaal 18 maanden in beslag tot de zalm klaar is voor consumptie. Het kweken van zalm start bij het selecteren en verzamelen van broedstock, gezonde mannelijke en vrouwelijke zalm die geslachtsrijp is. Na bevruchting worden de eitjes eerst in trays (bakken van ongeveer 20 cm hoog) geplaatst. In een tray kunnen 28.000 eitjes worden geplaatst. Meerdere trays kunnen boven elkaar worden geschoven. Zodra de eitjes uitkomen en er sprake is van de zogenaamde “eyed eggs”, worden ze verhuisd naar hatcheries ( broedplaatsen). Daar worden de eitjes gehouden tot ze uitgroeien tot fry en een gewicht hebben van 0,2 gram. In de vrije natuur komen de eitjes uit aan het einde van de winter of het begin van de lente. De broedplaatsen, waar de bevruchte eitjes moeten uitbroeden, zijn kleine tanks gevuld met vers zoet water dat van zuurstof wordt voorzien. De eitjes worden in schemerdonker en in water van gemiddeld 4 tot 8 °C gehouden. Soms wordt de temperatuur verhoogd naar 10 °C om het uitkomen te bespoedigen. Het water in de broedplaats moet continu worden gefilterd, zodat er geen vervuiling kan plaatsvinden, want dat beschadigt de eitjes. Zodra de eitjes uitkomen, worden de alevins (piepjonge zalm) blootgesteld aan het schemer-donker. Alevins groeien uit tot fry en vervolgens tot parr. Alevins en fry voeden zich met hun eigen dooierzak. Zodra de fry een gewicht heeft bereikt van 0,2 gram, wordt hij opnieuw verhuisd naar een grotere zoetwatertank, waar hij verblijft tot hij een gewicht van 5 gram heeft bereikt en is uitgegroeid tot parr. De parr worden gevoed met een zorgvuldig geselecteerd en zeer eiwitrijk dieet om ze uit te
De InnoFisk1
8
laten groeien tot smolt. Continu monitoren van de temperatuur (van 4 tot 8 °C), de zuiverheid en het zuurstofniveau van het water is vereist. Parr wordt vooral gekweekt in cirkelvormige tanks van verschillende omvang, waarbij het water continu wordt gecirculeerd. De tanks in Noorwegen en Schotland zijn doorgaans 3 tot 4 meter in diameter en 1 meter diep. Zodra de zalm ongeveer 12,5 cm (5 inch) lang is of 80 gram weegt, ondergaat hij de smoltfase en wordt hij getransporteerd naar zoutwaterkooien die zich meestal bevinden in de kustwateren en maar ook steeds meer op volle zee, in offshore gebieden. Om een snelle groei te bevorderen, krijgen de smoltzalmen een speciale voeding toegediend. De zoutwaterkooien zijn meestal vierkant en meten 30 bij 30 meter en zijn ongeveer 20 meter diep. Per m3 mag maximaal 25 kilogram zalm worden gehouden, wat neerkomt op 5 volwassen zalmen per m3. Als men deze Europese aanbevolen dichtheidsnorm zou aanhouden, dan betekent dit dat in een kooi van een dergelijke omvang ongeveer 90.000 zalmen van ieder 5 kilogram kunnen worden gehouden. In de realiteit wordt meestal een hogere dichtheid aangehouden en wordt gekweekt met een norm van 30 tot wel 50 kilogram per m3. Dit verklaart deels de slechte textuur en structuur van het visvlees van de geteelde zalm. De kooien worden voorzien van netten, gemaakt van pvc of staal. De bedoeling van die netten is om ervoor te zorgen dat de zalmen binnen de kooien blijven. Soms wordt over het oppervlak van de kooien ook nog een net gespannen, om te voorkomen dat de zalmen de lucht in springen of dat vogels duiken naar de zalm. De kooien worden aan de zeebodem vastgemaakt en zijn meestal geclusterd in groepen van 8 tot 20 subkooien, die samen één kweekgebied vormen met aansluitend een platform voor de opslag van voer en andere benodigdheden. Het duurt 12 maanden tot 2 jaar na de smoltfase voor de zalm echt kan worden geoogst voor verkoop. Hij weegt bij oogst gemiddeld 5 kilogram. Vaak wordt hij al verkocht bij een lichaamsgewicht van 3 kilogram. Oogst moet plaatsvinden vlak voordat de zalm geslachtsrijp is. De kwaliteit van het vlees van een geslachtsrijpe zalm vermindert snel en wordt niet langer beschouwd als geschikt voor consumptie. Vijf dagen voor de slacht wordt geen voer meer toegediend. Het doel hiervan is om ervoor te zorgen dat de maag van de zalm leeg is, het vetgehalte wordt verminderd en het vlees steviger wordt. De vis wordt via airlifts of vispompen uit de kooien gehaald. Meestal wordt hij gedood door koolstofdioxide toe te dienen als slaapmiddel. Deze methode wordt als diervriendelijk beschouwd. Soms wordt de zalm gedood door hem te transporteren naar een ijsbad. Door het ijsbad raakt de zalm in comateuze toestand, waarna slacht plaatsvindt. In het InnoFisk-concept kan de zalmteelt volledig worden nagebootst door in de VLS verschillende kweekbassins aan te brengen. Eerst wordt gewerkt met trays (fase 0). Vervolgens worden de eitjes overgebracht naar de broedplaatsen, hatcheries (fase 1). Weegt de fry 0,2 gram, dan gaat hij naar iets grotere zoetwaterbassins (fase 2). De fry groeit uit tot parr en verhuist bij een lichaamsgewicht van 5 gr. naar een nog groter zoetwaterbassin (fase 3). In fase 3 groeit de parr uit tot smoltzalm. Bereikt de zalm de smoltfase, dan verhuist hij naar een groot zoutwaterbassin (fase 4). Het grote zoutwaterbassin is bedoeld om de smoltzalm verder op te kweken tot hij consumptierijp is. Belangrijk is dat alle kweekbassins worden voorzien van een recirculatiesysteem waarin de vereiste temperatuur en het zuurstofgehalte goed worden bewaakt. Ook zullen de door de zalm geproduceerde afvalstoffen uit het water moeten worden verwijderd. In Nederland bestaan dergelijke recirculatiesystemen al geruime tijd, zowel voor zoetwater- als voor
De InnoFisk1
9
zoutwaterbassins. Hesy is een bekend Nederlands producent van recirculatiesystemen. Het dieet van een gekweekte zalm is afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin hij zich bevindt. Het toedienen van speciale voeding voor het stimuleren van een snelle groei is vooral belangrijk in de smoltfase. Hoewel de ontwikkeling van voer voor gekweekte zalm steeds aan veranderingen onderhevig is, kan men stellen dat zalmvoer sinds 1998 hoofdzakelijk bestaat uit de drie basiselementen eiwit, vetten en koolhydraten. De overige 14 procent van het zalmvoer bestaat uit vitaminen, mineralen, kleurstof, vezels en vocht. Dankzij de ontwikkeling van extrusietechnieken, lage temperatuur vacuüm drogen en een verbeterd inzicht in zalmvoeding, is er een verschuiving in aandacht ontstaan van het gebruik van eiwit naar het gebruik van vetten als primaire energiebron voor zalmvoer. De energie die wordt verkregen uit het omzetten van vetten is Samenstelling zalmvoer energie- en kostenefficiënter en ook in %-en milieuvriendelijker dan de energie uit het 14 10 metabolisme van eiwit. Het gebruik van vetten (bijvoorbeeld in de vorm van visolie) in zalmvoer is toegenomen en het 38 gebruik van eiwit is afgenomen, zij het dat het 38 eiwitgebruik veel meer gebalanceerd is. Eiwitten Koolhydraten
Vetten Overig
Eiwitten zijn vooral nodig voor de groei van de zalm. Eiwit is de belangrijkste component van visweefsel en maakt voor 45 tot 80 procent deel uit van de totale lichaamsmassa van de zalm. Zalm heeft behoefte aan 20 verschillende aminozuren (eiwitten zijn lange ketens van aminozuren). Tien van deze aminozuren kunnen door de zalm zelf worden gemaakt. Tien moeten echter via het voer worden toegediend, omdat de zalm zelf niet in staat is om deze aan te maken. Eiwitten worden hoofdzakelijk toegediend om de groei te stimuleren. Het is belangrijk om in de voeding ervoor te zorgen dat eiwitten louter en alleen worden toegediend voor de groei en dat vetten vooral worden gegeven om te voorzien in de energiebehoefte van de zalm. De eiwitvoorziening in het zalmvoer is doorgaans in de vorm van vismeel. Steeds meer wordt gezocht naar alternatieven voor het duurder wordende vismeel. Een reeds veelvuldig gebruikt alternatief is geconcentreerd soja-eiwit, beter bekend als SPC (Soy Protein Concentrate). Naast eiwitten heeft de zalm vooral veel behoefte aan vetten. Vetten werken in eerste instantie als energiebron, maar zijn ook essentieel voor structurele functies, zoals de celmembranen. Zalm heeft behoefte aan specifieke vetzuren. Vet wordt in de zalm opgeslagen in de vorm van triglyceriden. De belangrijkste vetzuren waaraan een zalm behoefte heeft, zijn de omega-3-vetzuren en de n-6-vetzuren. Uit onderzoek is bekend dat naarmate de temperatuur waarin de zalm zich bevindt daalt, de behoefte aan vetzuren toeneemt. Een gebrek aan vetzuren in het dieet van de zalm leidt tot zenuwdisfunctie, huidwonden en een verhoogde sterfte.
De InnoFisk1
10
Bij ATO4 wordt al geruime tijd onderzoek verricht naar een specifieke alg die in staat is om DHA (docosa-hexaneenzuur) te produceren: een meervoudig onverzadigd vetzuur dat uitstekend als vervanger van visolie kan worden aangewend. De geselecteerde alg heet Crypthecodinium cohnii en gedijt prima in een donker reactorvat bij een temperatuur van 25 tot 30 °C en onder zuurstofrijke omstandigheden. De alg wordt gevoed met een koolstofrijke bron als glucose, azijnzuur of ethanol. Momenteel is de alg in staat om 40 tot 50 procent van diens gewicht aan vet te produceren. Per liter algensuspensie wordt nu 16 gram vetzuur geproduceerd. Op dit moment is de productie van het vetzuur door de alg nog niet rendabel genoeg om als vervanger van visolie te dienen. Door A&F wordt hard gewerkt aan het verbeteren van de efficiëntie van het proces. Het onderzoek wordt verricht in nauwe samenwerking met Nutreco en andere internationale kennisinstellingen en bedrijven. Zalm heeft naast eiwitten en vetten ook behoefte aan koolhydraten (verzamelnaam voor diverse soorten suikers), met name monosacchariden zoals glucose. Hoewel zalm zelf in staat is om glucose te produceren vanuit aminozuren en glycerol, heeft onderzoek uitgewezen dat het toedienen van kleine hoeveelheden koolhydraten een positief effect heeft op de groei van de zalm. Koolhydraten maken nooit meer dan 10 procent uit van het totale visvoer en worden vaak toegediend in de vorm van tarwezetmeel. Tarwezetmeel werkt ook uitstekend als bindmiddel om het voer in korrelvorm te produceren. Vitaminen waaraan een zalm behoefte heeft zijn A, D, E, K, B en C en foliumzuur. Mineralen waaraan een zalm behoefte heeft zijn ijzer en koper (voor een goede hemoglobine-productie en daarmee een goed zuurstoftransport) en calcium, fosfor en magnesium voor de botvorming en botontwikkeling. Mineralen maken ongeveer 10 procent uit van het dagelijkse voer. Om het vlees van de zalm de donkeroranje kleur te geven die hij in het wild heeft, maar ook voor het optimaliseren van de voortplanting, worden carotenoïden aan het voer toegediend. Het carotenoïde dat meestal in zalmkwekerijen wordt toegediend, is astaxanthine. Tot op heden werd vooral synthetisch astaxanthine gebruikt. De afgelopen jaren wordt meer en meer gebruikgemaakt van natuurlijk astaxanthine, geproduceerd uit algen of bijvoorbeeld uit Phaffia-gist. De kleurstof is een erg kostbare component in zalmvoer en maakt 30 procent uit van de totale voerkosten. Per ton visvoer is ongeveer 2 tot 3 kilogram kleurstof nodig. Synthetisch astaxanthine kost nu circa 50 $ per kilogram. De voederdosering en het aantal keren per dag dat de zalm gevoerd wordt, hangen eveneens af van de grootte en het gewicht van de zalm. Jonge, kleine zalm (tot 500 gram) wordt om het uur gevoerd. Naarmate de zalm toeneemt in gewicht en de voederdosering wordt teruggebracht tot 2 procent van zijn lichaamsgewicht, neemt ook het aantal voedertoedieningen per dag af tot 2 keer. ’s Nachts wordt de zalm niet gevoerd, tenzij hij in kunstlicht wordt geteeld. Het groeitempo is het hoogst bij jonge zalm. Naarmate de zalm ouder en groter wordt, vertraagt zijn groeiproces en verandert ook zijn voedingsbehoefte. Bij jonge, snelgroeiende zalm is een voeding nodig met een hoog eiwitgehalte. Wordt de zalm groter, dan vertraagt zijn verteringstempo en heeft hij minder behoefte aan eiwit, 4
ATO heet voortaan Agrotechnology & Food Innovations (kortweg A&F).
De InnoFisk1
11
maar des te meer aan vetten om zijn energieniveau op peil te houden. Dit heeft tot gevolg dat in zijn dieet het eiwitgehalte verlaagd en het vetgehalte verhoogd moet worden. Factoren die de voedingsconversie van zalm aanzienlijk beïnvloeden zijn: • intrinsieke voedereigenschappen (hoeveelheid, kwaliteit, balans, opslag), • omgeving (leefruimte in de kweekvijvers, leeftijd van de vis, stress in de groep en de algehele gezondheidssituatie van de zalm in de kweekvijver), • milieu (temperatuur, zuurstof), • beheer (voedermethode, timing en voedseltoediening). Bij de gemiddelde Canadese zalmkwekerij ziet het zalmdieet er als volgt uit: 38% vismeel, • 27% visolie, • 34% soja, tarwemeel en maïsgluten, • mineralen (calcium, fosfor, ijzer, magnesium en zink), • vitaminen (A, C, D, E en foliumzuur en eventueel K en B), • synthetisch caroteen. Volwassen, volgroeide zalm heeft een erg efficiënte voederconversie: 543 gram visvoer leidt tot 454 gram zalmweefsel. Dit komt overeen met een voederconversie van 0,8. In vergelijking met sommige andere dieren is dit zeer efficiënt. Varkens bijvoorbeeld hebben een veel minder efficiënte voederconversie van 3,9. Hoewel de voederconversie voor zalm 0,8 bedraagt, kan men in de praktijk zeggen dat de voederconversie ongeveer 1 op 1 bedraagt. Dit betekent dat 1 kilogram voer leidt tot 1 kilogram visvlees. Dit komt echter mede door de wateropname. Onderstaande tabel geeft aan hoe de voederconversie van verschillende dieren is:
Kijken we naar het InnoFisk-concept, dan kan zonder problemen de juiste voeding worden toegediend tijdens de verschillende levensfasen. Er zijn voldoende gerenommeerde zalm-voederproducenten die het juiste voer in de juiste fase kunnen aanleveren. De InnoFisk1
12
Ten aanzien van de leefruimte van gekweekte zalm (dichtheid in het kweekbassin) is er een aantoonbaar verband tussen een te grote zalmdichtheid en het ontstaan van diverse ziekten. Zalm is een vis die veel bewegingsruimte nodig heeft na de smoltfase en gevoelig is voor stress die kan ontstaan wanneer zalmen onvoldoende bewegingsvrijheid krijgen in hun bassin. Bovendien heeft de mate waarin een zalm in stroming kan zwemmen een aanzienlijke invloed op de textuur van zijn vlees. De Raad van Europa (en meer specifiek het Comité van de Europese Conventie voor de bescherming van dieren) heeft een document gepubliceerd met aanbevelingen en richtlijnen voor het inrichten van kweekvijvers voor de teelt van vissoorten. Ook voor zalm zijn dergelijke richtlijnen opgesteld.5 Met betrekking tot de dichtheid van kweekzalm wordt aangegeven dat de dichtheid van 25 kg/m3 niet mag worden overschreden. Kijken we naar de smoltzalm en het gegeven dat een marktrijpe zalm circa 5 kilogram weegt, dan houdt dit in dat maximaal 5 zalmen per m3 kunnen worden gehouden. Internetgegevens van hoogwaardige Schotse zalmkwekerijen geven aan dat een veel lagere dichtheid wordt aangehouden om ziekten tegen te gaan. Om stress en dus ook het uitbreken van ziekten te voorkomen, is het dus aan te raden om een lagere dichtheid aan te houden van circa 20 kg/ m3. Wil men 100.000 zalmen kweken en gaat men ervan uit dat zij gemiddeld 2 kilogram wegen in het zoutwaterbassin, dan is een bassin-inhoud van 10.000 m3 vereist. Een lagere dichtheid is niet aan te bevelen, want ook een te lage dichtheid kan nadelig zijn voor de gezondheid van de zalm en kan tot territoriumgedrag van zalm gaan leiden, hetgeen ongewenst is. Ten aanzien van de vereiste temperatuur van het water in de kweekvijvers, wordt tijdens het uitkomen van de eitjes een temperatuur aangehouden van 8 tot maximaal 10 °C. Voor smoltzalm is de aanbevolen temperatuur van de Raad van Europa tussen de 6 en 18 °C. Een hogere temperatuur beïnvloedt het zuurstof-gehalte in het water en maakt zalm gevoeliger voor ziekten. Een belangrijk aspect naast de temperatuur van het water is ook de stroming van het water en het daarmee samenhangende zuurstofgehalte van het water. Richtlijnen geven aan dat zalm water verkiest met een hoog zuurstofgehalte. Voor zalm tot aan de smoltfase wordt een minimum-zuurstofverzadiging aangehouden van 70 procent. Voor volwassen zalm wordt een minimale verzadiging van 60 procent aangehouden. De hoeveelheid O2 per liter afvalwater moet tussen de 6 en 7 milligram liggen. De door de Raad van Europa aangegeven richtlijnen zijn in het InnoFisk-concept toepasbaar. Waterrecirculatiesystemen bieden de mogelijkheid om de temperatuur en het zuurstofgehalte van het water continu te bewaken en bij te stellen.
5
Strassbourg, 28-02-03, Draft Recommendation concerning Farmed Fish, 13th revision.
De InnoFisk1
13
Europese richtlijnen m.b.t. inrichting bassin voor smoltzalm Temperatuur water 6 tot 18 ° C Zuurstofverzadiging 60 % Zuurstof in afvalwater tussen 6 en 7 mg per liter afvalwater Zalmdichtheid maximaal 25 kg per m3 water Voortplanting van de zalm vindt niet plaats in de kweekbassins. Zalm wordt geoogst vóór het kuitschieten, omdat bij het kuitschieten de kwaliteit van het vlees afneemt. Het kuitschieten van zalm vindt plaats in zoet water en in de periode van november tot januari. De kweek vangt aan met het laten uitkomen van bevruchte eitjes. Met betrekking tot het voorkómen en bestrijden van ziekten staat vast dat zalm erg gevoelig is voor een breed scala aan ziekten. De vatbaarheid voor ziekten houdt direct verband met de aanwezigheid van stress. Stress wordt met name veroorzaakt door een gebrek aan zuurstof en een gebrek aan bewegingsvrijheid. Het zuurstofgehalte en het aanhouden van een lage zalmdichtheid in kweekvijvers zijn bijgevolg cruciale aandachtspunten om ziekten te voorkomen en het gebruik van medicijnen te minimaliseren. De belangrijkste ziekten en parasietdoorbraken die bij zalm worden waargenomen, zijn: Infectieuze anemie (ISA Infectious salmon anemia) Bij deze ziekte is sprake van een griepachtig virus dat goed gedijt in koud water en momenteel bij zalmkwekers veel schade aanricht. Het virus leidt tot inwendige bloedingen in de nieren, milt en andere organen, tast het immuunsysteem van de zalm aan en zorgt voor een vertraagde groei. ISA is in vele gevallen fataal voor de zalm. Voorlopig bestaat het vermoeden dat het virus zich verspreidt via zeeluis of via bloed dat tijdens visverwerking in het water terechtkomt. Hygiëne tijdens het slachten verwerkingsproces wordt als essentieel beschouwd om het virus te bestrijden. Het virus is in diverse zalmkwekerijen aangetroffen in Noorwegen, Schotland en Canada. Recent wordt ook melding gemaakt van de ziekte in Chili. Na een ernstige uitbraak van het virus in Schotland in 1998 heeft de Raad van Europa een richtlijn ontworpen die bepalingen omvat met betrekking tot het vaccineren van zalmen in infectiegebieden.6 Furunculose Furunculose is een veelvoorkomende bacteriële infectie die zich kan voordoen in zoet en zout water en gedurende de hele levensloop van de zalm. De bacterie veroorzaakt puisten en knobbels op de huid en/of vinnen van de zalm. Sinds 1985 is de bacterie ontdekt in Noorwegen en Schotland en heeft zij in 1989 gezorgd voor een ware epidemie. De ziekte kan worden voorkomen door vaccinatie en bodemdesinfectie in de eitjesfase. Bacteriële nierziekte Deze bacterie, die de nieren van de zalm aantast, wordt met name aangetroffen in de VS en Canada. Vibriosis
6
Richtlijn 2000/27/EG van de Raad voor vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten. De InnoFisk1
14
Deze ziekte doet zich voor in zout water en veroorzaakt spierverwondingen en interne bloedingen. Koudwatervibriosis is aangetroffen bij zalmkwekerijen in Noorwegen en Schotland. Vaccinatie is mogelijk. Infectieuze pancreas necrose Deze virale infectie tast vooral de Atlantische zalm aan en zorgt voor een hoog sterftecijfer van de Europese zalm. Zeeluis (Lepeophtheirus salmonis) Zeeluis is een veelvoorkomende parasiet die een ernstige bedreiging vormt voor zalmtelers. Besmette zalm krijgt huidontstekingen waarbij de huid loskomt. Diverse publicaties geven aan dat zalmkwekers de oorzaak zijn van de wildgroei van deze parasiet. Onderzoek van de North Atlantic Salmon Conservation Organisation toont aan dat de dichtheid van zeeluis in Noorse wateren waar zalm wordt gekweekt, 10 keer hoger is dan in wateren waar geen zalm wordt geteeld. Ook wordt een verband gelegd tussen de aanwezigheid van zeeluis en het uitbreken van infectieuze anemie. Het gebruik van waterstof-peroxide, pyrethrine en ivermectine is in noodsituaties toegestaan om zeeluis te bestrijden. Voor de behandeling van bovengenoemde ziekten zijn antibiotica, vaccins en andere geneesmiddelen ontwikkeld, die ook regelmatig worden toegediend. Door de kritiek die er bestond over het overmatig gebruik van antibiotica in de zalmteelt – wat resulteerde in resistentie, ook bij wilde zalm – is het toedienen van antibiotica de afgelopen jaren sterk afgenomen. Voor het gebruik van diergeneesmiddelen in de visteelt bestond tot voor kort in Nederland geen officiële regelgeving. Dit houdt in dat er geen diergeneesmiddelen voor gebruik bij vissen waren geregistreerd. Een werkgroep van NEVEVI (de Nederlandse Vereniging van Vistelers) heeft in april 2000 een lijst opgesteld die door LNV moest worden goedgekeurd. Uitgangspunt bij het opstellen van de lijst was dat in het consumptieproduct geen residuen van het medicijn mogen worden aangetroffen. Geneesmiddelen die zeer recent (oktober 2003) zijn goedgekeurd door LNV voor toediening aan vissen zijn formaline, mebendazole, oxylinezuur, flumequine, trimethosulfmix, oxytetracycline, pyceze. Voor het doden van de zalm is het raadzaam om te werken met kooldioxide en/of met ijs, aangezien deze bedwelmingsmethoden als diervriendelijk worden beschouwd.
2.2.
C o n c l u s i e s t e n a a n z i e n v a n d e l e e f- e n eetgewoonten van zalm
Kijkend naar de leef- en eetgewoonten van zalm kan men ervan uitgaan dat zalm in een zeewaardige VLS van 300 tot 350 meter lengte kan worden gekweekt. Deze VLS zal moeten beschikken over meerdere bassins voor de verschillende levensfasen van De InnoFisk1
15
de zalm. Er zullen minimaal drie zoet waterbassins aanwezig moeten zijn (één voor het broeden, één voor de fry en één voor de parr) en minimaal één groot zoutwaterbassin dat voldoende ruimte biedt voor de jonge smoltzalm om uit te groeien tot een consumptierijpe zalm van minimaal 5 kilogram. Om waterrecirculatie optimaal te realiseren gaat de voorkeur uit naar het gebruik van twee zoutwater tanks. De zoutwaterbassins moeten groot zijn, wil men de dichtheidsnorm van 20 kilogram per m3 kunnen hanteren. Ook moet een diepte van minimaal tien meter worden aangehouden om voldoende bewegingsvrijheid voor de volwassen zalm te garanderen. Variaties in de afmetingen zijn mogelijk, zolang de voorgestelde zalmdichtheid maar wordt aangehouden. Gaat men ervan uit dat de zalm in een zoutwaterbassin gemiddeld twee kilogram weegt en er in totaal 100.000 zalmen worden gekweekt, dan is een minimale bassininhoud van 10.000 m3 vereist, bij voorkeur te verdelen over meerdere bassins. De zoetwatertanks hoeven geen grote omvang te hebben, en een hoge dichtheid van fry en parr is wenselijk. Er kunnen meerdere bassins naast elkaar worden geplaatst. Gezien de aanwezigheid van hoogwaardige recirculatiesystemen waarbij temperatuur, zuurstof en kwaliteit continu bewaakt worden en ook stroming kan worden opgewekt, is het mogelijk om op een InnoFisk-schip zalm te kweken die onder de gewenste omstandigheden gezond en milieuvriendelijk kan opgroeien. In het oorspronkelijk InnoFisk-concept wilde men eerst alleen uitgaan van het kweken van volwassen zalm (na de smoltfase). Uitgangspunt was om de smoltzalm in te kopen en vervolgens verder op te kweken. Om diverse redenen is deze aanpak niet gewenst en is het aan te raden om de zalmteelt op een InnoFisk VLS te starten bij het uitkomen van de eitjes. Allereerst is het waarschijnlijk economisch geen verstandige optie om te starten met smoltzalm. Het kweken van de zalm tot de smoltfase is een tijdrovend en nauwkeurig proces en het inkopen van smoltzalm zal dan ook zeer kostbaar zijn. De prijs voor de aankoop van smolt ligt nu rond de € 0,80 per smolt. Ten tweede is de wetgeving met betrekking tot transport van levende dieren aanzienlijk aangescherpt om verspreiding van ziekten te voorkomen. Het transport over water van smoltzalm zal aan zeer strenge eisen moeten voldoen en bijgevolg nog duurder worden. Een derde argument om de zalmteelt aan te vangen bij het broedproces is dat het transporteren van de stressgevoelige smoltzalm zal resulteren in een verhoogd sterftecijfer. Bovendien is het kweken van de zalm in de eerste levensfase een beheersbaar proces dat makkelijk op de VLS kan worden geïntegreerd en relatief weinig ruimte in beslag neemt.
2.3.
SCP (single cell protein)-productie
Single cell protein (voortaan SCP) wordt nu al gemaakt op basis van methaan en wordt al toegepast als basisbestanddeel voor visvoer en kattenvoer. Deze technologie is ontwikkeld en wordt toegepast bij het Noorse bedrijf Norferm. De reactie verloopt als volgt: CH4 + 1,5 O2 + 0,1 NH3
De InnoFisk1
0,5 C1,8 O0,5 N0,2 + 0,5 CO2 + 1,7 H2O + Q
16
Voor de SCP-productie is een aantal belangrijke grondstoffen nodig, namelijk methaan, zuurstof, ammoniak. Vooralsnog wordt in het InnoFisk-concept uitgegaan van het gebruik van methaan dat nu wordt afgefakkeld op boorplatforms. In paragraaf 2.5. wordt hier in detail op ingegaan. De hoeveelheid zuurstof die nodig is voor de reactie is aanzienlijk. Per ton eiwit is 1950 Nm3 zuurstof nodig. Zuurstof kan uit lucht worden geproduceerd middels membranen (gasscheiding middels membraantechnologie), maar deze technologie vereist een aparte installatie met hoge onderhoudskosten. Hiermee dient rekening te worden gehouden. Zuurstof kan ook in vloeibare vorm worden ingekocht en opgeslagen. De hoeveelheid ammoniak die noodzakelijk is, bedraagt 127 Nm3 / t (per ton eiwit). Men zou kunnen overwegen om de ammoniak, die door de kweekzalm wordt geproduceerd als afvalstof, opnieuw aan te wenden voor de SCP-productie. Overzicht vereiste grondstoffen voor SCP-reactor per ton eiwit Methaan, CH4 1.564 Nm3/t Zuurstof, O2 1.950 Nm3/t Ammoniak, NH3 127 Nm3/t In de Norferm-reactor is ook stikstof nodig voor de koeling van het proces. Op een InnoFisk-schip zou dit efficiënter kunnen door bijvoorbeeld te werken met een open koelsysteem op basis van zeewater. Daarnaast wordt ook een behoorlijke hoeveelheid stoom gebruikt voor de reactie. Norferm meldt dat 4 ton per uur stoom vereist is. Dit houdt in dat een stoominstallatie zal moeten worden aangeschaft om voldoende stoom aan te maken. Het SCP-proces levert veel water op dat vervolgens in 3 stappen (onder meer via microfiltratie) wordt verwijderd. De verteerbaarheid en de voedingswaarde van het SCP zijn uitgebreid getest en deze gegevens zijn bekend bij Norferm. Het bedrijf Norferm heeft een reactor en bijbehorende fabriek gebouwd van 100 meter lang en 10 meter hoog. De U-buisreactor loopt 40 meter heen en 40 meter terug en heeft een diameter van 2 meter. Deze fabriek is een proeffabriek geweest en de afmetingen van de Noorse installatie zijn nog aanzienlijk te verkleinen. De productiecapaciteit van de Norferm-reactor bedraagt 10.000 ton SCP per jaar. De productiviteit en efficiëntie van de fabriek kunnen nog aanzienlijk worden geoptimaliseerd. Het bedrijf Norferm is ontstaan vanuit het Deense onderzoeksinstituut Dansk Protein, gericht op SCP-winning. Het concept en de proefinstallatie zijn opgekocht door het Noorse Statoil. Norferm is een aparte BV van Statoil die specifiek is opgezet voor de exploitatie van SCP-productie. Norferm produceert al geruime tijd SCP en verwerkt het SCP vervolgens in diverse diervoeders. Ook wordt het SCP als grondstof opgekocht door mengvoerbedrijven. Overzicht procesgegevens Norferm-reactor Volume 300 m3 Lengte 105 m Hoogte circa 12 m Diameter 1,9 m Productiecapaciteit 10.000 ton eiwit per jaar Conversiewaarde 0,91 gram eiwit per gram methaan Bij de RU Groningen is ook veel SCP-kennis aanwezig, zij het dat bij de RUG een procédé is ontwikkeld waarbij SCP wordt geproduceerd op basis van methanol en De InnoFisk1
17
niet direct op basis van methaan. Dit houdt in dat eerst methaan moet worden omgezet in methanol (dit is een katalytisch proces) en dat vervolgens pas SCP kan worden gemaakt. Deze technologie is ook in de jaren zeventig ontwikkeld door ICI en Shell. Shell had in 1974 zelfs als doelstelling om een SCP-fabriek te bouwen met een productiecapaciteit van 100.000 ton SCP per jaar. 7 Shell heeft deze plannen laten varen om twee redenen. Allereerst kon Shell met haar SCP nauwelijks concurreren tegen de zeer lage prijzen voor soja en maïs. Ten tweede was het bijzonder moeilijk voor Shell om deze geavanceerde technologie toepasbaar te maken in ontwikkelingslanden. SCP is een mogelijk alternatief eiwit ter vervanging van het gangbare vismeel dat een belangrijk bestanddeel vormt van het huidige zalmdieet. Het SCP dat door Norferm wordt geproduceerd, is bacterieel eiwit. Het is een mengcultuur en er zijn geen schadelijke bijwerkingen bekend. Rekening houdend met de gegevens uit paragraaf 2.1. dat de voeding van zalm gemiddeld voor 38% uit eiwit bestaat en dat eiwit beschouwd wordt als een relatief dure voedingscomponent, loont het de moeite om een deel van het eiwitdieet van de zalm uit SCP te laten bestaan. Wageningen UR geeft echter wel aan dat het van essentieel belang is dat de eiwitvoorziening van de zalm gevarieerd is en niet bestaat uit één enkele soort eiwit. Een uitgebalanceerde combinatie van dierlijke, plantaardige en bacteriële eiwitten is gewenst. Norferm zelf adviseert om zalm tot aan de smoltfase 19% SCP van het totale eiwitgehalte toe te dienen. Smoltzalm kan worden gevoerd met een voeder dat voor 33% van het totale eiwitgehalte uit SCP bestaat. De SCP-reactor van Norferm is 300 m3 groot en is in staat om 10.000 ton per jaar aan eiwit te produceren. De grootte en efficiëntie van de reactor kunnen nog aanzienlijk worden geoptimaliseerd. Ervan uitgaande dat de grootte van de reactor kan worden gereduceerd tot 250 m3 met eenzelfde productiecapaciteit van 10.000 ton per jaar eiwit, is het de vraag of de reactor in staat is om voldoende SCP te produceren voor het voeren van 100.000 zalmen. Om de vereiste productiecapaciteit van de SCP reactor op het schip te kunnen bepalen, is het noodzakelijk om te weten hoeveel SCP jaarlijks moet worden geproduceerd. Voor de berekening van de vereiste hoeveelheid SCP wordt gemakshalve uitgegaan van 100.000 volwassen zalmen aan 5 kg per stuk. Een volwassen zalm eet dagelijks 3% van zijn lichaamsgewicht wat neerkomt op 150 gram voer per dag. Het voer bestaat voor 40% uit eiwitten, oftewel 60 gram. Van die eiwitten mag slechts een deel bestaan uit SCP. Norferm geeft aan dat voor een volwassen zalm het SCP gehalte 33% mag zijn van het totale eiwitgehalte. Dit komt neer op 19,8 gram per dag. Dat komt vervolgens neer op 7,2 kilogram per jaar en voor 100.000 zalmen is dus 720 ton SCP per jaar vereist. De huidige Norferm-reactor is bijgevolg in staat om meer dan voldoende SCP te produceren om de zalmen te voorzien in hun dagelijkse SCP-behoefte. Zelfs wanneer de productie van het aantal zalmen zou worden verhoogd, is dat nog steeds haalbaar. Het is nog niet duidelijk hoe zuiver het methaan moet zijn voor de productie van SCP. Het methaan dat door Norferm wordt gebruikt, wordt via pijpleidingen direct naar de Norferm-fabriek getransporteerd. Aangezien sprake is van de productie van visvoer uit methaan, kan men ervan uitgaan dat het methaan een hoge zuiverheidsgraad zal moeten hebben. Om methaan te zuiveren, moet het diverse zuiveringsstappen ondergaan. Methaan wordt ontwaterd. Ook moet het worden ontdaan van koolzuur, koolstofdioxide en zware metalen. Ook de langere 7
Prof. C.J. Israelidis, Nutrition, SCP, Twenty years later, Food Technology Institute, Athens.
De InnoFisk1
18
koolwaterstofketens moeten uit het methaan worden verwijderd. Voorlopig is nog onduidelijk of al deze zuiveringsstappen vereist zijn om SCP te produceren uit methaan. Toch zal met zuiveringsstappen moeten worden rekening gehouden voor het toetsen van de commerciële haalbaarheid. Het door Norferm geproduceerde SCP heeft een eiwitgehalte van 69% (zuiver eiwit) en bestaat verder voor 9% uit vet, voor 7% uit as en voor de rest uit vezel. Deze producten zijn niet schadelijk en hoeven niet verder te worden gezuiverd. SCP wordt na sproeidrogen in poedervorm aangeleverd. Het kan als droge stof ook prima opgeslagen en bewaard worden. SCP is lang houdbaar en wordt door mengvoederbedrijven vervolgens verder verwerkt. De SCP-reactor van Norferm zou in principe op een schip kunnen worden geplaatst. Wel is het dan noodzakelijk om een kleinere reactor te bouwen dan de huidige Norferm-reactor. Vooral de lengte van 100 meter kan een probleem vormen. Het plaatsen van de reactor op een schip op volle zee heeft echter niet de voorkeur. Wanneer je immers continu het zwaartepunt van de reactor verplaatst, zal de SCPreactor daaronder lijden. Wil men de reactor toch op het schip plaatsen, dan zal een kompasconstructie moeten worden aangebracht (cardanische ophanging) om het zwaartepunt van de reactor continu hetzelfde te houden. Gezien de lengte van de huidige reactor is dat technisch moeilijk haalbaar en economisch zeker niet. Wel zou men kunnen overwegen om de reactor op het land of op een nabijgelegen boorplatform te zetten. Je zou kunnen overwegen om het boorplatform uit te breiden, aangezien de Noordzee toch relatief ondiep is. De proefinstallatie bij Norferm kan inmiddels aanzienlijk worden geoptimaliseerd. Verder is de SCP-productie op basis van methaan ook een technologie die door een Deense onderzoeker te koop wordt aangeboden. Hij biedt een reactor aan van 300m3 die in staat is om 10.000 ton per jaar aan eiwit te produceren. De kostprijs van de reactor is niet bekend. Verder lijkt ook bij het Brits bedrijf ICI de technologische kennis aanwezig te zijn om SCP te produceren uit methaan. Men heeft per shift 3 tot 4 mensen nodig om de Norferm-reactor te bedienen en te onderhouden.
2.4.
Conclusies ten aanzien van SCP-productie uit methaan
De technologie om SCP (bacterieel eiwit) te produceren uit methaan is bekend en bewezen en onder andere aanwezig bij het Noorse bedrijf Norferm, een dochter van Statoil. De huidige reactor (een proefreactor bij Norferm) kan inmiddels aanzienlijk worden geoptimaliseerd en eventueel ook gedeeltelijk worden verkleind. Kijkend naar de dagelijks eiwitbehoefte van een volwassen zalm, dan is de huidige reactor van Norferm in staat om voldoende SCP te produceren voor het voeren van 100.000 zalmen in de InnoFisk VLS. Voedingsdeskundigen geven echter aan dat SCP zeker niet de enige eiwitcomponent kan zijn die aan zalm moet worden toegediend. Een goede balans tussen plantaardige en dierlijke eiwitten is vereist. Een deskundige inzake de Norferm-reactor geeft aan dat het niet wenselijk is om de reactor te plaatsen op een schip waarvan het zwaartepunt regelmatig wordt verlegd. De InnoFisk1
19
Men moet er dus rekening mee houden dat de bioreactor middels een kompasconstructie (cardanische constructie) zodanig wordt gepositioneerd op een schip dat hij een stabiele basis heeft en het zwaartepunt niet voortdurend wordt verlegd. Indien dit niet mogelijk is, moet worden overwogen om de reactor buiten het schip te plaatsen, bij voorkeur in de nabijheid van een boorplatform waar methaan wordt gewonnen. Beschikbare Norferm-documentatie geeft niet aan hoe zuiver het methaan moet zijn voor SCP-productie. Aangezien in het InnoFisk-concept methaan wordt aangewend voor de productie van voedercomponenten voor de teelt van zalm die voor menselijke consumptie bestemd is, is het raadzaam om uit te gaan van methaan met een hoge zuiveringsgraad. In de commerciële haalbaarheid moet dan rekening worden gehouden met extra kosten voor het zuiveren van het methaan.
2.5.
Methaanwinning en -transport
Aardgas is in Nederland een belangrijke energie- en warmtebron. Aardgas bestaat voor een groot deel uit methaan. Methaan (CH4) kan voor diverse doeleinden worden ingezet en in dit InnoFisk-concept wordt nagegaan in hoeverre methaan, beschikbaar in aardgas, kan worden aangewend voor SCP-productie. Methaan dat door offshore bedrijven wordt ontgonnen, komt meestal niet in zuivere vorm voor. Vaak moet het diverse zuiveringsstappen ondergaan, vooraleer sprake is van zuiver methaan. Methaan moet eerst worden ontwaterd. Vervolgens moet het worden ontdaan van koolzuur, koolstofdioxide en zware metalen. Methaan wordt ook vaak aangetroffen in de vorm van methaancondensaat. Dit bestaat uit diverse schadelijke aromaten en lange koolwaterstofketens die moeten worden verwijderd. Bij gasboringen is er sprake van het affakkelen of afbranden van methaan. Bij oude boorplatforms waarvan de technologiebasis inmiddels verouderd is, wordt nog methaan afgefakkeld. Het methaan dat wordt afgefakkeld is dan sterk verontreinigd en moet diverse zuiveringsstappen ondergaan vooraleer het zuiver is. Moderne boorplatforms fakkelen nog nauwelijks methaan af. Alleen bij gasexploraties (eerste verkenningen van gasvelden om te kijken hoeveel delfstof aanwezig is) vindt nog affakkeling plaats, omdat op het moment van verkenning nog onduidelijk is hoeveel methaan zal worden aangetroffen. Bovendien is bij een gasexploratie winning nog niet aan de orde. De instantie die in Nederland verantwoordelijk is voor het toezicht op gasverkenningen, het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte is Staatstoezicht op de Mijnen, onderdeel van het Ministerie van EZ. Staatstoezicht op de Mijnen weet ook hoeveel en door welke organisaties methaan wordt afgefakkeld. In het InnoFisk-concept was het uitgangspunt om methaan dat nu wordt afgefakkeld, aan te wenden voor SCP-productie. Kijken we naar de affakkelingssituatie nu, dan lijkt dit uitgangspunt niet meer realistisch. Het methaan dat nu wordt afgefakkeld is ofwel afkomstig van oude boorplatforms en dus sterk vervuild, ofwel komt het vrij bij gasexploraties en dan is het slechts van korte duur (enkele dagen) en is er dus geen continue levering mogelijk.
De InnoFisk1
20
Het ziet er dus naar uit dat methaan - dat gratis beschikbaar zou zijn (het zou immers normaliter worden afgefakkeld) - niet kan worden benut voor SCP-productie. Er zal dus naar alternatieve oplossingen moeten worden gekeken. Meerdere korte- en lange-termijnopties kunnen worden bekeken. Allereerst kan men overwegen om het schip te positioneren in de nabijheid van een boorplatform. Een extra vertakking in de pijpleidingen van het boorplatform zou kunnen worden aangebracht om het methaan rechtstreeks naar de InnoFisk te leiden. Een tweede mogelijkheid is het inkopen en opslaan van zuiver methaan vanuit een gastanker, bijvoorbeeld goedkoop methaan dat per gastanker vanuit Algerije wordt getransporteerd. Men kan op lange termijn ook kijken naar de mogelijkheid om methaan te gebruiken dat gewonnen wordt uit methaanhydraat op de zeebodem. Sommige bacteriën kunnen leven zonder zuurstof. Ze voeden zich met organische stoffen en produceren methaangas. Sinds 1970 is er methaan gevonden in ijs dat zich op enkele tientallen meters diepte onder de oceaanbodem buiten de kustlijn bevindt. De methaanijscombinatie wordt "methaanhydraat" genoemd. Sommige experts schatten dat de totale hoeveelheid koolstof in methaanhydraten twee maal zo groot is als in de bekende voorraden kool, olie en natuurlijke gassen van de hele wereld.8 Voorzichtige ramingen aangegeven door het Ministerie van EZ melden 10.000 Gton, wat twee keer de ruimste schatting van andere fossiele energievoorraden is. Methaanijs of methaanhydraat wordt gevonden op de bodem van de diepzee (> 1km). De meningen zijn echter nog erg verdeeld over de winning, kansen en risico’s. Omdat de hydraatvoorkomens zijn geconcentreerd op continentale breuklijnen, zouden exploratie en exploitatie de kans op aardbevingen vergroten. Ook vergoot de exploitatie de kans op emissies van methaan, een krachtig broeikasgas. Methaan wordt in het InnoFisk-concept niet alleen gezien als basisbestanddeel voor de productie van SCP. Ook zou het meteen op het InnoFisk-schip kunnen worden aangewend als energiebron. Middels gasturbines (die al beschikbaar zijn bijvoorbeeld in de glastuinbouw en de offshore industrie) kan het methaan aangewend worden voor het opwekken van stroom, het genereren van stoom en het eventueel verwarmen van water. Dit heeft als voordeel dat methaan op zeer nuttige wijze multifunctioneel inzetbaar is en kan worden ingezet voor alle activiteiten waarbij stroom gewenst is. Wanneer deze intentie wordt aangehouden in het InnoFiskconcept, is het van cruciaal belang om het schip zodanig te positioneren dat methaan makkelijk kan worden bevoorraad en opgeslagen. Het methaan zou bijvoorbeeld tijdelijk in lege aardgasvelden kunnen worden opgeslagen en vervolgens met een pijpleiding naar het schip kunnen worden gebracht. Het aanwenden van lege gasvelden voor opslag gebeurt al, bijvoorbeeld voor de opslag van kooldioxide. Ook kan men overwegen om het methaan op te slaan in een nabijgelegen boei. Het winnen en opslaan van delfstoffen, waaronder methaan, is in Nederland streng gereglementeerd en vergunningen voor winning en opslag zijn vereist.9 Voor de winning van delfstoffen is de Mijnbouwwet van toepassing wanneer delfstoffen op een diepte van meer dan 100 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem aanwezig zijn. Er is sprake van 3 soorten vergunningen: • de opsporingsvergunning die van toepassing is op exploraties • de winningsvergunning voor het winnen van delfstoffen • de opslagvergunning voor het opslaan van stoffen 8 9
JAMSTEC, Japan Science and Technology Center en IIASA. De volledige vergunningprocedure staat beschreven in de Mijnbouwwet 542 van 31 oktober 2002.
De InnoFisk1
21
De vergunningen worden verstrekt door het Ministerie van EZ voor een bepaalde periode en voor een afgebakend gebied. Afbakening gebeurt altijd voorafgaand aan de winningactiviteiten. Bij het toekennen van een opslagvergunning wordt naar verschillende aspecten gekeken, zoals de financiële draagkracht van de aanvrager, de wijze van opslag en blijk van verantwoordelijkheidszin (aandacht voor veiligheid en planmatig beheer, risico voor bodembeweging). In een opslagvergunning wordt bepaald voor welke stoffen, voor welk gebied en voor welk tijdvak de opslag is toegestaan. Ook wordt in de vergunning aangegeven of de in de ondergrond aangebrachte stoffen op een geregeld tijdstip moeten worden teruggehaald of dat de stoffen definitief in de ondergrond achtergelaten worden.
2.6.
Conclusies ten aanzien van methaanwinning en -transport
Het oorspronkelijke uitgangspunt om methaan, dat nu slechts sporadisch wordt afgefakkeld, aan te wenden voor de productie van SCP, is niet langer realistisch. Methaan dat nu wordt afgefakkeld is hetzij afkomstig van verouderde boorplatforms en dus zwaar verontreinigd, hetzij afkomstig van exploraties, en dan is er slechts tijdelijk sprake van af te fakkelen methaan en is continue levering niet mogelijk. Het gebruik van methaan blijft een interessante optie, omdat het niet alleen aangewend kan worden voor de productie van SCP, maar ook voor het opwekken van stroom, stoom en voor aandrijven, koelen of verwarmen. Technologische oplossingen om methaan hiervoor aan te wenden zijn reeds beschikbaar. Een voorbeeld is het gebruik van gasturbines in de glastuinbouw en op boorplatforms. Indien geen gebruik kan worden gemaakt van af te fakkelen methaan, kan alsnog gekeken worden naar goedkope inkoop van methaan (bijvoorbeeld van boorplatforms of gastankers). Op lange termijn en na de succesvolle afloop van voorlopig fundamenteel onderzoek kan worden gekeken of methaan, gewonnen uit methaanhydraat, kan worden aangewend.
2.7.
Inrichting van de kweekvijvers voor de zalm
Zoals reeds vermeld in paragraaf 2.1. zal voor de teelt van zalm moeten worden gewerkt met meerdere kweekvijvers of bassins, omdat de zalm verschillende levensfasen doormaakt die deels in zoet, deels in zout water plaatsvinden. In fase 0 wordt gebruikgemaakt van trays die boven elkaar kunnen worden gestapeld en weinig plaats in beslag nemen. In een tray kunnen 28.000 eitjes worden geplaatst. In fase 1, het uitkomen van de bevruchte eitjes tot fry, kan men gebruikmaken van een kleine broedplaats. De alevin en later de fry voedt zich hoofdzakelijk met resten van zijn dooierzak en houdt zich schuil in zijn paaibed. Een klein zoetwaterbassin is hiervoor noodzakelijk. Belangrijk is dat het uitbroeden in een donkere ruimte plaatsvindt en dat de temperatuur van het water tussen de 6 en maximaal 10 °C ligt. De zuurstofverzadiging moet tot aan de smoltfase 70% zijn. De hoeveel zuurstof in het afvalwater mag niet minder dan 6 mg per liter water bedragen.
De InnoFisk1
22
Een recirculatiesysteem is noodzakelijk om de temperatuur en het zuurstofgehalte continu te monitoren. Overzicht bassin-eisen per fase van de kweekzalm Levensfase Gewicht Aard bassin zalm Fase 0, eitjes -, Trays van 28.000 stuks Fase 1, van tot 0,2 gr. Zoetwaterbassins alevin tot fry van max. 2 m diameter Fase 2, van fry tot 5 gr. Zoetwaterbassins tot parr van max. 2 m diameter Fase 3, van parr tot 80 gr. Zoetwaterbassins tot smolt van 4 m diameter en 1 m diep Fase 4, van tot 5 kg Zoutwaterbassins smolt tot van in totaal 10.000 volwassen zalm m3
Omstandigheden Donker, 6 tot 10 ° C, 70% zuurstofverzadiging Schemerdonker, 6 tot 10° C, 70% zuurstofverzadiging Schemerdonker, 6 tot 10° C, 70% zuurstofverzadiging 6 tot 18 ° C, 70 % zuurstofverzadiging Max. 20 kg zalm per m3, 6 tot 18 ° C, 60% zuurstofverzadiging
In grote bassins wordt gebruikgemaakt van een zuurstofreactor om het water van voldoende zuurstof te voorzien. Na zuivering gaat het water door de zuurstofreactor heen en wordt het verzadigd met zuurstof. Per kilogram visvoer is ongeveer 600 gram zuurstof nodig. Normaliter wordt de vloeibare zuurstof ter plaatse opgeslagen. Wanneer vloeibare zuurstof niet voorradig is, wordt zuurstof in situ geproduceerd met geavanceerde zuurstofproductie-apparatuur. In deze eerste fase groeit de alevin uit tot fry (de dooierzak is verbruikt en de fry verlaat het paaibed). De fry verlaat het eerste bassin wanneer hij 0,2 gram weegt en wordt overgebracht naar een volgend zoetwaterbassin (fase 2). Daar groeit de fry uit tot parr en bereikt een gewicht van 5 gram. In fase 3 verlaat de parr van 5 gram het bassin en gaat naar een groter zoetwaterbassin, waar hij verder uitgroeit tot smolt. De parr moet groeien in een kweekbassin van grotere afmetingen. Gedacht moet worden aan een bassin van 3 tot 4 meter in diameter en 1 meter diep. In deze fase is het voeden van de parr van cruciaal belang en moet een evenwichtige en eiwitrijke voeding worden toegediend. Ook het water moet goed worden voorzien van zuurstof (een zuurstofverzadiging van minimaal 70%) en een pH-waarde hebben die ligt tussen 6.0 en 8.5. De temperatuur van het water moet liggen tussen de 6 en 18 °C. Een recirculatiesysteem voor het continu monitoren van de kwaliteit en de temperatuur van het water is vereist in het bassin. Zodra de zalm ongeveer 12,5 cm lang is of 80 gram weegt, ondergaat hij de smoltfase en wordt hij getransporteerd naar een bassin met zout water (fase 4). In fase 4, de zoutwaterfase, heeft de smoltzalm behoefte aan veel bewegingsvrijheid. Het bassin moet bijgevolg ook voldoende groot en diep zijn (minimale diepte van 10 meter). Variaties in de afmetingen zijn mogelijk, zolang de aanbevolen dichtheid wordt aangehouden. Voor 100.000 zalmen van gemiddeld 2 kilogram per stuk komt dit neer op een bassin-inhoud van 10.000 m3. Het water moet opnieuw zeer zuurstofrijk zijn en een verzadiging hebben van 60 procent. Ook in dit bassin zal zuurstof middels een zuurstofreactor aan het water worden toegediend. De temperatuur van het water moet tussen de 6 en 18 °C bedragen. Het zoutgehalte van het water mag maximaal 35 ppt (parts per thousand) bedragen. De InnoFisk1
23
Het plaatje op de volgende pagina geeft weer hoe een kweekbassin met recirculatiesysteem eruitziet. Deze afbeelding is afkomstig van Hesy, dat wereldwijd zoet- en zoutwaterrecirculatiesystemen installeert. De smoltzalm heeft behoefte aan beweging en stromend water. Het recirculatiesysteem kan voorzien in stroming in het water. Hesy beveelt aan om gebruik te maken van minimaal twee zoutwaterbassins voor het kweken van 500 ton vis (dat is 100.000 zalmen van 5 kilogram per stuk) om twee redenen. Allereerst is het raadzaam om kleine smoltzalm gescheiden te houden van de volwassen zalm die 5 kilogram weegt. Ten tweede heeft een recirculatiesysteem een maximale capaciteit en is het te duur om te werken met één recirculatiesysteem voor één groot bassin. De vereiste technologie voor het bouwen en beheren van de waterbassins voor het kweken van zalm is aanwezig. Op de InnoFisk vormt de aanwezigheid van zout water geen probleem, aangezien dit makkelijk vanuit zee in het schip kan worden gepompt. Zoet water is niet direct beschikbaar, maar kan wel middels een ontziltingsinstallatie vanuit zout water worden geproduceerd. Deze technologische kennis is beschikbaar en wordt bijvoorbeeld al op grote schepen toegepast. Bekend is dat geavanceerde schepen ontziltingsinstallaties hebben die tot 50 m3 zoet water produceren per dag. Het gebruik van recirculatiesystemen is in Nederland gangbaar en Hesy is op dat vlak de bekendste producent en toeleverancier. Hesy schat in dat bij het gebruik van recirculatiesystemen op een VLS waar circa 100.000 zalmen worden gekweekt, na afvalverwerking een nat slib ontstaat van maximaal 2 m3 per dag. Het natte slib zou vervolgens kunnen worden gedroogd en als biomassa kunnen worden aangewend voor de productie van warmte of energie. Overwogen kan worden om het ammoniak dat aanwezig is in de afvalstoffen van de zalm opnieuw aan te wenden. Ammoniak is immers één van de vereiste grondstoffen voor de productie van SCP. Op deze wijze wordt op duurzame wijze een afvalstof nuttig hergebruikt. Ook kennis voor het toedienen van de juiste voeding aan zalm in zijn diverse levensfasen is bekend en Nutreco is op dit vlak expert en marktleider, zowel qua productie van zalmvoer als in de teelt van zalm. Machines voor het mengen, doseren en toedienen van visvoer zijn beschikbaar. Aangezien op de InnoFisk gewerkt zal worden met meerdere kweekbassins, kan overwogen worden om een voederrobot te ontwikkelen die door middel van een railsysteem langs de diverse bassins loopt en vooraf geprogrammeerd wordt, zodat in de juiste bassins op de juiste momenten de vereiste hoeveelheid voer wordt toegediend.
De InnoFisk1
24
2.8.
C o n c l u s i e s t e n a a n z i e n v a n d e i n r i c h t in g v a n kweekvijvers voor zalm
Men kan concluderen dat in het InnoFisk-schip meerdere bassins moeten worden aangebracht voor de verschillende levensfasen die de zalm doorloopt. Er zijn minimaal drie bassins nodig die zoet water bevatten en minimaal twee bassins die zout water bevatten. Zout water kan makkelijk vanuit zee in de tanker gepompt worden. Zoet water zal door middel van ontziltingsinstallaties worden geproduceerd uit zout water. De zoutwaterbassins moeten voldoende groot zijn, een totale inhoud hebben van 10.000 m3 en een minimale diepte van 10 meter. Rekening houdend met bestaande richtlijnen is het mogelijk om op een schip bassins in te richten die voldoen aan alle eisen met betrekking tot het welzijn van de zalm. De vereiste technologische kennis voor het ontwerpen van recirculatiesystemen is aanwezig. Ook de technologie die nodig is voor het gecontroleerd toedienen van voer in de bassins is bewezen. Een stabiele positionering van het schip en een slim ontwerp van de bassins zijn wel vereist.
2.9.
Visverwerking en visafval
In het InnoFisk-concept wordt ervan uitgegaan dat naast het kweken van zalm ook de zalmoogst, -doding en verwerking op het schip kan plaatsvinden. Deze benadering is in principe niet nieuw. Op vele visserijschepen vinden meteen na de vangst visverwerkingsactiviteiten plaats. Bij garnalenvissers bijvoorbeeld worden de garnalen meteen na vangst in zout water gekookt voor het verhogen van de houdbaarheid. In het geval van zalm zijn diverse verwerkingsstappen mogelijk. Na doding kan hakken, fileren, roken en vervolgens invriezen of inpakken plaatsvinden. Machines en kennis noodzakelijk voor de diverse verwerkingsstappen zijn beschikbaar. Ook transport- en sorteerbanden en verpakkingsmachines zijn beschikbaar en te koop. Wil men de zalm roken, dan kunnen ook op het schip rookkamers worden ingericht. Uiteraard moet het schip voldoende groot zijn om naast de kweekbassins ook ruimte te bieden voor de installatie van diverse verwerkingsunits. Ook zullen koel- en vrieskamers moeten worden ingericht om de zalm vers te houden voor consumptie. Met betrekking tot de inrichting van een schip waar ook visverwerking plaatsvindt, heeft de Raad van de Europese Gemeenschap diverse richtlijnen in het leven geroepen. Ook het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft beleidsregels met betrekking tot het ontwerp van waterdichte afsluitingen en de inrichting van het De InnoFisk1
25
werkdek wanneer vis wordt verwerkt.10 Wil men de InnoFisk zodanig inrichten dat de zalm wordt verwerkt en direct beschikbaar wordt voor consumptie, dan zal het schip worden beschouwd als een levensmiddelenproducent en zijn diverse Europese richtlijnen van toepassing die betrekking hebben op toegestane additieven, verpakkingsmaterialen, etikettering en gezondheidscontroles door de Keuringsdienst van de betreffende lidstaat. De verwerkte zalm zal regelmatig aan controles worden onderworpen. De controles hebben betrekking op de wijze waarop de zalm verwerkt wordt, de traceerbaarheid van de diverse stappen en de mate van hygiëne aan boord. Zo moet het slachten plaatsvinden onder passende hygiënische omstandigheden. De zalm mag niet met aarde, slijk of uitwerpselen worden bevuild. Indien de zalmproducten niet onmiddellijk na het slachten worden verwerkt, moeten zij gekoeld worden bewaard. Het verwerkingsproces moet duidelijk beschreven zijn en de kritieke punten in het proces moeten geïdentificeerd zijn. De opstelling en uitvoering van methoden moet inzichtelijk zijn, zodat controle kan worden uitgeoefend. Er vindt periodiek monsterneming plaats met het oog op analyse in een door de bevoegde instantie goedgekeurd laboratorium. Ook wordt gekeken naar de gehanteerde reinigings- en desinfecteer-methoden, om na te gaan of de neergelegde normen worden nageleefd. Bewaring van schriftelijke stukken met betrekking tot verwerking en desinfectie is vereist om deze aan de bevoegde instantie te kunnen voorleggen. De resultaten van de verschillende controles en tests zullen gedurende ten minste twee jaar moeten worden bewaard. Ook zijn hygiënische voorschriften van toepassing op visserijproducten die zijn verkregen aan boord van bepaalde vissersvaartuigen en wordt een regelmatig geactualiseerde lijst van vriesschepen bijgehouden. Naast Europese en nationale voorschriften met betrekking tot visverwerking zijn er ook richtlijnen van toepassing op visafval. Zo bepaalt de Raad van de Europese Gemeenschap dat vers visafval afkomstig van bedrijven die voor de menselijke consumptie bestemde visproducten vervaardigen - beschouwd wordt als laag-risicoafval en voor bedrijven die laagrisicoafval produceren, zijn specifieke richtlijnen van toepassing. Voor het afvoeren van visafval gelden ook beleidsregels van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot de inrichting van het schip. Voor het afvoeren van visafval moet een stortkoker worden ingericht en moeten - om het verzamelen van te veel water te voorkomen - specifieke, waterdichte luiken worden aangebracht vooraleer spoelwater en klein visafval naar buiten worden geloosd. Wordt van het visafval vismeel gemaakt, dan zullen van laag- of hoog-risicomateriaal representatieve monsters worden genomen van iedere verwerkte partij. Zo wordt nagegaan of aan de gestelde microbiologische normen is voldaan en of geen fysisch-chemische residuen aanwezig zijn. Wordt visafval direct in open zee geloosd, dan zal moeten worden aangetoond dat het gaat om slachtafval van zalm die op milieu- en diervriendelijke wijze is geteeld, dat de zalm bij slachting niet ziek was, het afval vers is en dat het geen residuen van medicijnen bevat.
10
Beleidsregel waterdichte afsluiting van vissersvaartuigen, Staatscourant, juli 2003.
De InnoFisk1
26
Visafval wordt momenteel al vaak gebruikt voor verdere verwerking tot vismeel. Ook dit zou kunnen worden overwogen in het InnoFisk-concept. Het is verboden om de InnoFisk-zalm opnieuw te voeren met vismeel dat uit InnoFisk-afval is geproduceerd. Wel kan het vismeel aan visvoerproducenten worden verkocht. Het lozen van visafval in open zee heeft ook gevolgen op de aanwas van wildvis en de aanwezigheid van vogels, zoals de noordse stormvogel en de aalscholver. Tot nu toe heeft het lozen vooral veel negatieve publiciteit opgeleverd, omdat soms besmet afval is geloosd of afval met toxische residuen. In het InnoFisk-concept zal duidelijk aantoonbaar moeten zijn dat het gaat om vers afval van gezonde zalm zonder aanwezigheid van medicijnresiduen.
2.10. Conclusies ten aanzien van visverwerking en visafval Het verwerken van de zalm op de InnoFisk is technisch haalbaar. Momenteel wordt al op veel visserijschepen direct aan visverwerking gedaan en wordt vis meteen na vangst gefileerd en diepgevroren. Apparatuur noodzakelijk voor visverwerking en – verpakking is al beschikbaar en kan op een schip worden geïnstalleerd. Wel zal men rekening moeten houden met zeer strenge wet- en regelgeving, zowel voor de productie van vis voor menselijke consumptie als voor het lozen van visafval. Het visverwerkingprocédé zal zeer transparant en goed gedocumenteerd moeten zijn en controles van de Keuringsdienst zullen van toepassing zijn. Ook heeft men te maken met voorschriften met betrekking tot etikettering en verpakking. Het lozen van laag risico visafval op zee is toegestaan, wanneer kan worden aangetoond dat het afval geen toxische residuen bevat. Productie van vismeel uit visafval is technisch mogelijk.
2.11. Schip en bijbehorende apparatuur Zoals uitgebreid beschreven in paragrafen 2.1. en 2.4 moeten op het schip meerdere kweekbassins worden aangebracht voor het kweken van de zalm. Er moet minimaal sprake zijn van vijf bassins (drie zoetwater- en twee zoutwaterbassins). Voor de zoutwaterbassins moeten serieuze afmetingen worden aangehouden (minimale diepte van 10 meter) en moet gedacht worden aan een totale bassininhoud van 10.000 m3 voor het kweken van 100.000 zalmen. Streeft men naar een hogere productie, dan moet gedacht worden aan de bouw van meerdere zoutwater-bassins. Naast de kweekbassins moet op het schip nog een hele reeks additionele apparatuur worden geplaatst. Zo moet rekening worden gehouden met de installatie van de bioreactor voor de productie van SCP (voorlopig heeft die nog een lengte van 100 meter), de installatie van recirculatiesystemen, gasturbines, verwarmings- en koelsystemen, een ontziltingsinstallatie, de visverwerkingapparatuur en de opslagfaciliteiten. Uiteraard zal het schip ook voldoende accommodatie moeten bieden
De InnoFisk1
27
voor het personeel dat op het schip nodig is om de reactor en andere machines te bedienen en te monitoren. Kortom, er moet gedacht worden aan een groot schip zoals die worden gevonden in de categorieën VLCC (very large crude carrier) of ULCC (ultra large crude carrier). Dit zijn schepen die oorspronkelijk zijn ontworpen voor het transport van ruwe olie. Deze schepen hebben een lengte van 300 meter of meer en een breedte van 40 meter en een hoogte van circa 30 meter of meer. Ze zijn in staat om 300.000 ton ruwe olie te transporteren. De topsnelheid van dergelijke tankers is nog steeds 30 km per uur. VLCC’s en ULCC’s zijn in ieder geval groot genoeg om de beoogde zalmteelt in het InnoFisk-concept te kunnen realiseren. Uiteraard zijn deze schepen ontworpen voor andere doeleinden, namelijk het transport van ruwe olie. Moderne en nieuwe tankers zijn dus allemaal dubbelwandig. Voor het InnoFisk-concept is dit misschien geen noodzaak11. Een belangrijke afweging die moet worden gemaakt bij het kiezen voor een bestaand schip of het ontwerpen van een nieuwe is of het InnoFisk-schip in staat moet zijn om zelfstandig te varen of niet. Om diverse redenen zou men immers kunnen overwegen om het InnoFisk-schip continu op één vaste plaats op zee te positioneren en de aan- en afvoer van grondstoffen en eindproducten door andere schepen te laten uitvoeren. Het schip zelf wordt dan - wanneer nodig - gesleept. Deze afweging is van belang, omdat zij bepaalt of het schip moet worden voorzien van motoren / aandrijfunits en bijbehorende schroeven voor transport. Zou men besluiten om het schip permanent op één locatie te houden en het alleen te gebruiken voor de teelt en verwerking van vis, dan is het aanbrengen van aandrijfunits en schroeven voor het varen niet noodzakelijk. Ook kan dan worden gedacht aan drijvende bakken of ontmantelde schepen. Economisch gezien is dit interessant. Allereerst zijn aandrijfunits en schroeven een bijzonder kostbaar onderdeel van een schip. Ten tweede nemen zij voor een tanker van behoorlijke omvang en volume veel ruimte in beslag. Verder speelt ook een ander aspect een belangrijke rol. Vaart de InnoFisk zelf, dan zorgen de motoren voor aanzienlijke trillingen die noch voor de geteelde zalm noch voor de SCP-reactor gunstig zijn. Overweegt men om de InnoFisk niet zelfvarend te maken, dan loont het de moeite om te kijken naar het FPSO-concept, dat reeds lange tijd gangbaar is in de offshore industrie. FPSO staat voor Floating Production Storage and Offloading vessel en het concept houdt in dat een schip drijft in de nabijheid van boorplatforms of bij gasvelden waar onvoldoende ruimte is voor de constructie van een boorplatform. De FPSO wordt gebruikt voor de opslag, verwerking en het verdere transport van olie en gas. Het is een zeer geavanceerd schip met alle bijbehorende olieproductieapparatuur en het wordt continu op eenzelfde positie op zee gehouden. De FPSO zelf vaart niet. Schepen varen aan om de FPSO te bevoorraden of om lading over te nemen. Een recent gebouwde FPSO met zeer moderne apparatuur is de Terra Nova FPSO, in Newfoundland (Canada), voor de opslag en verwerking van aardolie. Het schip is 292 meter lang en 45 meter breed, is gebouwd van 32.000 ton staal en heeft 10.000 ton aan pijpleidingen en kabels aan boord. Het is dubbelwandig en heeft de capaciteit om 200.000 ton ruwe olie op te slaan. Deze FPSO is – zoals vele andere FPSO’s – gebouwd in Zuid-Korea (Daewoo Heavy Industries Shipyard).
11
Indien methaan op de tanker wordt opgeslagen, kan het zijn dat richtlijnen aangeven dat een dubbelwandige tanker vereist is. De InnoFisk1
28
Een FPSO-constructie is om meerdere redenen een interessante optie voor het InnoFisk-concept. Allereerst werken FPSO’s met innovatieve positioneringsystemen om het schip continu op één plaats op volle zee te houden. Het Terra Nova schip wordt continu gemonitord door twee onafhankelijke global positioning-satellieten en een hydro-akoestisch positiereferentiesysteem. Het schip bevat vijf turbine generatoren die verantwoordelijk zijn voor de stroomvoorziening op het schip en ieder afzonderlijk veertig megawatt kunnen produceren. De generatoren kunnen werken op gas of diesel. Interessant aan de Terra Nova FPSO is dat deze ook gebruikmaakt van twee zoetwatergeneratoren die zout water converteren naar zoet water (dus door middel van ontziltingsinstallaties). Samen kunnen zij 50 m3 zoet water produceren per dag. Het schip is uitgerust met vijf schroeven, die ieder een vermogen van vijf megawatt hebben. Zij worden gebruikt om het schip continu op één plek te houden met een speling van maximaal twee meter. Verankering van het schip gebeurt op zeer geavanceerde wijze. Er wordt gebruikgemaakt van een spinboei van twintig meter diameter en een gewicht van dertienhonderd ton. Deze spinboei geeft steun aan negen ankerlijnen en negentien risers. Speciale lagers / asblokken laten toe dat het schip draait en dat de voorkant van het schip steeds gericht is naar de wind. Op de Terra Nova FPSO wordt gas gebruikt voor diverse doeleinden: voor boilers en stroomgeneratoren en voor het aandrijven van diverse machines.12 FPSO’s zoals de Terra Nova tonen aan dat het technisch mogelijk is om een schip op volle zee continu op positie te houden. De capaciteit is voldoende en ook de mogelijkheid om gas op te slaan en te gebruiken voor het aandrijven van machines is reeds bewezen. De inhoud van het schip is ruim voldoende voor het installeren van meerdere kweekbassins. De Terra Nova heeft veertien voorraadtanks en de grotere tanks hebben afmetingen van 27 x 17 meter en zijn 26 meter hoog. FPSO’s bieden de mogelijkheid om diverse grondstoffen, zoals gas, maar ook voedsel aan- en af te laden op het schip. Wel moet worden opgemerkt dat een schip dat enige tijd op een vaste plek op zee wordt geplaatst, onderhevig is aan algengroei aan de buitenkant van het schip. Na verloop van tijd zal het schip dus moeten worden verplaatst naar een dok voor het reinigen van de wand. Wil men in het InnoFisk-concept uitgaan van visteelt op een schip – gepositioneerd op volle zee, dan zal men ook rekening moeten houden met het feit dat personeel aan boord van het schip – gezien de afstand en nabijheid van een boorplatform – als
12
Bovenstaande afbeelding is afkomstig van de website van het Terra Nova-project waarop de bouw wordt toegelicht van een zeer geavanceerde FPSO in Newfoundland, Canada. De InnoFisk1
29
offshore personeel zal moeten worden aangemerkt en dus ook naar rato zal moeten worden vergoed. Ook zal bij het (her)ontwerp van de VLS rekening moeten worden gehouden met aanzienlijke engineeringkosten voor het integreren van de diverse machines en apparatuur en de installatie van de SCP-reactor. Kosten voor de bouw van een nieuw schip of het herontwerp van een bestaand schip zullen in de commerciële haalbaarheid uitgebreider aan bod komen. Overweegt men om de InnoFisk op de Noordzee te leggen, dan moet men rekening houden met het feit dat de Noordzee een drukke vaarroute is en tevens een gebied is waar veel offshore activiteiten plaatsvinden. Op de gehele Noordzee staan meer dan driehonderdnegentig olie- en gasinstallaties. Deze platforms zijn verbonden met productieputten, verdeelstations en met de kust voor verdere distributie naar raffinaderijen, energiecentrales en ten slotte naar eindgebruikers. Hiervoor zijn op dit moment meer dan zeshonderdvijftig pijpleidingen geïnstalleerd, met lengten variërend van honderd meter tot vijftienhonderd kilometer. In het Nederlandse deel van de Noordzee (het Nederlandse Continentale Plat) staan achtennegentig gas- en twaalf olie-productieplatforms. Daarnaast staat er jaarlijks een wisselend aantal boorplatforms op het NCP. De aantallen van deze platforms worden per maand gecontroleerd. In 1999 waren dat 9 en in 2000 4,6 platforms. Over de zeebodem van het NCP loopt, alleen voor olie- en gaswinning, ruim vijfentwintighonderd kilometer aan pijpleidingen. De InnoFisk zal uiteraard – zoals alle overige zeevaartschepen – moeten voldoen aan diverse wetten en regels die op de Noordzee van toepassing zijn. Relevante wet - en regelgeving in dat kader is: • Scheepvaartreglement territoriale zee (V&W) • Wet installaties Noordzee (EZ) • Convenant olie en gas (EZ) • Scheepvaartverkeerswet (V&W) • Wet voorkoming verontreiniging door schepen (VROM) • Wet bestrijding ongevallen Noordzee (V&W)
2.12. Conclusies ten aanzien van het schip en bijbehorende apparatuur Om op een schip aan zalmteelt te kunnen doen, moet men denken aan een schip van behoorlijk formaat, vergelijkbaar met de huidige VLCC- en ULCC-schepen. Deze bieden immers voldoende ruimte om de vereiste bassins met voldoende omvang en diepgang te kunnen aanleggen. Zeker wanneer overwogen wordt om de SCP-reactor op het schip te plaatsen, is een schip met een lengte van 300 meter noodzakelijk. Een belangrijke afweging die in het InnoFisk-concept moet worden gemaakt, is of het schip zelf al dan niet zal varen. Kiest men ervoor om het schip continu op één vaste positie te houden, dan kan men opteren voor het FPSO-concept, dat al zeer gangbaar is in de offshore industrie. Bij een FPSO - een schip dat eveneens een lengte heeft van 300 meter – wordt gebruikgemaakt van zeer geavanceerde technologie om het schip permanent op één positie op volle zee te houden. Bij bestaande FPSO’s is bovendien expertise aanwezig voor het gebruik van gasturbines
De InnoFisk1
30
voor het opwekken van stroom en het plaatsen van zeer gevoelige installaties, zoals een SCP-reactor. Het zal echter van cruciaal belang zijn om na te gaan in hoeverre FPSO-technologie commercieel haalbaar is voor visteeltactiviteiten in plaats van voor olie- en gasverwerkende activiteiten. Wil men in het InnoFisk-concept uitgaan van het gebruik van een schip, dan zal ook rekening moeten worden gehouden met nationale en Europese wetgeving met betrekking tot de scheepvaart, veiligheid en zichtbaarheid. Als men methaan wil opslaan en gebruiken op de VLS, dan is ook de Mijnbouwwet van toepassing.
2.13. Eindconclusies technische haalbaarheidsstudie Kijkend naar de technologische uitdagingen in de zes unit-operations van de technische haalbaarheid van het InnoFisk-concept, kan worden geconcludeerd dat in grote lijnen het totaalconcept technisch haalbaar is: • Het kweken van zalm kan op een schip plaatsvinden. Aangeraden wordt om de teelt aan te vangen bij het uitbroeden van de eitjes en niet vanaf de smoltfase. • Het transporteren van smoltzalm naar het schip om teelt vanaf dat moment aan te vangen is om meerdere redenen niet wenselijk. • Op het schip zullen minimaal vijf bassins moeten worden aangebracht. De twee zout-waterbassins moeten een minimale diepte hebben van tien meter en een totale inhoud van 10.000 m3 voor het kweken van 100.000 zalmen die gemiddeld twee kilogram per stuk wegen. • Om het uitbreken van ziektes te voorkomen en de stress van de zalm zo laag mogelijk te houden, wordt aanbevolen om een maximale dichtheid aan te houden van 20 kg/m3, wat neerkomt op maximaal vier consumptierijpe zalmen van vijf kilogram per stuk per m3. • Alle technologische kennis is aanwezig om de zalm in zijn verschillende levensfasen van een evenwichtige voeding te voorzien. • Uitgebalanceerde zalmvoederpakketten zijn reeds beschikbaar. • Recirculatiesystemen om het water in de bassins continu te zuiveren en te monitoren op zuurstofgehalte, stroming en temperatuur zijn beschikbaar voor zoet en zout water. • Het produceren van SCP uit methaan is een bewezen technologie die reeds wordt toegepast bij Norferm in Noorwegen. Het SCP kan als vervangend eiwit worden toegediend in het zalmvoer, zij het dat SCP nooit integraal als eiwitvervanger kan worden toegediend. De huidige reactor van Norferm kan aanzienlijk worden geoptimaliseerd. De reactor is in staat om voldoende SCP te produceren voor het voeren van 100.000 volwassen zalmen. Nader onderzoek moet nog plaatsvinden met betrekking tot de zuiverheid van het methaan dat in de reactor wordt gebruikt. • De plaatsing van de reactor op het schip is om twee redenen een probleem: • De lengte van de huidige reactor (100 meter) is aanzienlijk en vormt een knelpunt, wanneer men overweegt om de reactor op de InnoFisk te plaatsen. • Het lijkt evenmin wenselijk om de reactor op het schip te plaatsen wanneer deze zich op volle zee bevindt en het zwaartepunt van de reactor steeds verlegd wordt. • Er zal dus naar alternatieve oplossingen moeten worden gekeken. Een optie is het plaatsen van de reactor op het land of op een nabijgelegen boorplatform. Een De InnoFisk1
31
•
• • • •
•
•
tweede (economisch minder interessante) optie is het aanbrengen van een kompasconstructie aan boord om de reactor continu stabiel te houden. Gezien de huidige afmetingen van de reactor is dit niet de meest geschikte oplossing. Voor de productie van SCP uit methaan kan niet worden uitgegaan van methaan dat nu nog wordt afgefakkeld. Ten eerste is het methaan dat nu nog wordt afgefakkeld, ernstig vervuild en moeten er dus eerst diverse zuiveringsstappen worden ondernomen. Ten tweede wordt methaan nauwelijks meer afgefakkeld; alleen nog bij verkenningen die slechts van korte duur zijn. Methaan zal dus op een andere manier moeten worden ingekocht; hetzij van een nabijgelegen boorplatform, hetzij vanuit een gastanker. Indien besloten wordt om de SCP-reactor op land te plaatsen is aankoop van methaan van een gastanker een minder interessante optie. Wil men methaan opslaan op het InnoFisk-schip, dan moet rekening worden gehouden met strenge wet- en regelgeving. Overwogen kan worden om het methaan op te slaan in een nabijgelegen gasboei. Het verwerken van de zalm op de InnoFisk is technisch haalbaar. Momenteel wordt al op veel visserijschepen direct aan visverwerking gedaan en wordt vis meteen na vangst gefileerd en diepgevroren. Apparatuur noodzakelijk voor visverwerking en –verpakking is al beschikbaar en kan op een schip worden geïnstalleerd. Wel moet rekening worden gehouden met nationale en Europese wet- en regelgeving met betrekking tot hygiëne, verpakking en etikettering. Regelmatige controles door de nationale Keuringsdienst zullen plaatsvinden om de kwaliteit van het product na te gaan. Het lozen van visafval in zee wordt enkel toegestaan wanneer het gaat om vers afval van gezonde en zeer recent geslachte dieren. Ook zal moeten worden aangetoond dat het afval geen toxische residuen bevat. Men kan ook overwegen om het visafval tot vismeel te verwerken. Met betrekking tot de inrichting van het InnoFisk-schip moet men uitgaan van een groot schip met een minimale lengte van circa 300 meter. Besloten moet worden of de InnoFisk zelfvarend moet zijn of niet. Kiest men voor dat laatste, dan loont het de moeite om delen van het bestaande FPSO-concept over te nemen. Met name ten aanzien van positionering en verankering kent het FPSO-concept interessante beschikbare technologie. Ook het aanwenden van gas voor het aandrijven van machines binnen een FPSO is bewezen technologie.
De InnoFisk1
32
3. Commerciële haalbaarheid
3.1.
Generieke economische gegevens zalmteelt
Men is in Europa gestart met de teelt van zalm rond 1960, meer specifiek in Noorwegen en Schotland. In Canada startte men ongeveer tien jaar later. De productie van geteelde vis is vooral in de jaren negentig enorm toegenomen. De visteeltsector is de snelst groeiende leverancier van voedsel en eiwitten in de jaren negentig. In 2000 bedroeg de totale wereldvisproductie 130 miljoen ton. De vangst van wilde vis bedroeg toen 94,8 miljoen ton (73 procent) ten opzichte van 35,6 miljoen ton (27 procent) aquacultuur-productie. Kijken we meer specifiek naar de zalmteelt, dan liggen deze verhoudingen anders. Sinds 1998 is de productie van geteelde zalm (900.000 ton) groter dan die van wilde zalm (800.000 ton).13 De Europese zalmteelt is toegespitst op twee landen: Schotland en Noorwegen. Buiten Europa is Chili de grootste zalmproducent ter wereld, gevolgd door Canada. De productie van Atlantische zalm is enorm gestegen. In 1990 was dat nog 220.000 ton en in 2000 bedroeg de totale zalmproductie één miljoen ton. De vangst van wilde zalm stabiliseerde zich in 2001 en bedroeg in 2001 780.000 ton. Het aandeel wilde zalm in de totale zalmproductie neemt af. In 1990 was de opbrengst van wilde zalm nog 74 procent van het totaalvolume. In 2001 is dat nog slechts 46 procent. Circa de helft van de wereldzalmproductie komt uit Noorwegen (420.000 ton in 2001). Noorwegen exporteert ongeveer de helft van zijn verse zalm binnen Europa. Circa 10 procent van zijn oogst is bestemd voor Japan. Schotland produceerde in 2000 130.000 Aanbod zalm in Chili ton (met een waarde van £ 300 miljoen). Ongeveer 50 procent van de Schotse in 2001 in %-en zalmproductie gaat naar verwerkers; 2,51 hoofdzakelijk zalmrokers. De overige 50 procent wordt als verse zalm rechtstreeks 63 verkocht aan de groothandel, 33,5 detailhandel en cateraars. In Chili werd in 2001 63 procent van het zalmvolume diepgevroren aangeboden. 33,5 procent werd vers geëxporteerd (hoofdzakelijk naar Japan). Ongeveer 2,5 procent van het totale volume werd gerookt en 1 procent werd in blikvorm verkocht.14 Diepgevroren
Vers
Gerookt
Blik
13
Deze cijfers zijn afkomstig uit “Transparant transitions: designing the future of aquacultural production systems and farmed fish supply chains”, S. Vellema, P. van Notten, ATO, 2003. 14 Aquaculture in 2001: Swimming in troubled waters, AquaNoticias. De InnoFisk1
33
Nutreco is sinds de overname van het Noorse Hydro Seafood de grootste zalmkwekerij ter wereld. Met een volume van 200.000 ton zalm is het bedrijf twee maal zo groot als Pan Fish, de tweede grootste zalmkweker in de wereld. Door de vele overnames die de laatste jaren hebben plaatsgevonden in de visteelt is het zo dat ongeveer 90 procent van het totale zalmteeltvolume wordt bepaald door slechts 30 bedrijven. Nutreco neemt in de wereldzalmproductie 20 procent voor zijn rekening. De afgelopen jaren zijn de prijzen voor verse zalm gedaald. Met name in 2002 zijn de zalmprijzen drastisch gezakt door een overproductie in Noorwegen en Chili. De overproductie van zalm is vooral te wijten aan de expansie van de zalmteelt in Noorwegen. De prijsdalingen voor zalm drukken een zware stempel op de financiële prestaties van zalmkwekerijen. De winstgevendheid van Noorse zalmkwekerijen is door de prijsdalingen afgenomen in 2001 ten opzichte van 2000. De totale winst (voor belasting) van de Noorse zalmindustrie bedroeg in 2000 3,6 miljard NOK. In 2001 was de winst (voor belasting) gedaald tot 99 miljoen NOK. De gemiddelde prijs voor zalm is van 2000 naar 2001 met 26 procent gedaald. De prijsontwikkelingen van zalm per kilogram in de afgelopen jaren zijn weergegeven in onderstaande grafiek.
De prijs voor verse zalm blijft in Europa verder dalen. In 2000 was de gemiddelde exportprijs van verse zalm in Noorwegen nog 31 NOK per kilogram (ongeveer € 2,5). In januari 2003 bedroeg de gemiddelde exportprijs nog slechts 22 NOK per kilogram (wat overeenkomt met € 1,8). In juni 2003 heeft dit geleid tot het faillissement van een aantal kleinere zalmkwekerijen in het noorden van Noorwegen. Vooral de kleine
De InnoFisk1
34
zalmkwekerijen, die in de jaren negentig veel hebben geïnvesteerd in uitbreiding van hun kweekfaciliteiten, kunnen hun investeringen met de verlaagde prijs voor zalm niet terugverdienen. Kijken we naar de totale aquacultuurexport in 2000-2001, dan was het totale volume in 2000 217.328 ton, en zalm nam daarin het grootste aandeel in met 206.254 ton. De productiekosten voor het kweken van zalm bedragen nu slechts een derde ten opzichte van de productiekosten van een aantal jaren geleden. De voornaamste oorzaken voor de afname in productiekosten (5 procent afname) zijn de lagere kosten voor zalmvoer en de lagere kosten voor het inkopen van smolt. Ook is men steeds beter in staat om zalm sneller op te kweken tot een consumptieklaar gewicht. Waar het vroeger nog twee jaar duurde voor de zalm een gewicht van 5 kilogram bereikte, is die kweektijd inmiddels teruggebracht naar gemiddeld 15 maanden. In 1999 bedroegen de productiekosten per kilogram zalm nog 17,31 NOK. In 2000 zijn de productiekosten per kilogram gedaald tot 16,43. Overigens moet worden opgemerkt dat de marktgegevens en beschikbare cijfers hoofdzakelijk afkomstig zijn van zalmkwekerijen die in open water kweken. De productiekosten worden opgesplitst in kapitaalinvesteringen voor het opzetten van de zalmkwekerij en de lopende kosten. De kapitaalsinvesteringen voor een kwekerij in open zee, bestaande uit veertien kooien die in totaal 200 ton per jaar omzetten, worden geschat op £ 300,000, wat overeenkomt met € 432.000. Dit komt neer op een vereiste investering van £ 1,500 per ton, wat overeenkomt met € 2.160. Naast de eenmalige kapitaalsinvesteringen zijn er de jaarlijks terugkerende kosten. Voor een kwekerij met een productiecapaciteit van 200 ton vis per jaar bedragen de operationele kosten tussen de £ 1,500 en £ 1,900 per ton, wat overeenkomt met € 2.160 tot € 2.736 per ton. Van deze operationele kosten gaat ongeveer de helft naar variabele kosten, zoals zalmvoer (£ 820 per ton), en een deel naar medicijnen (£ 70 per ton). Kijken we naar de berekeningen van de omzet van een dergelijke zalmkwekerij, dan wordt de bruto omzet per ton zalm als volgt ingeschat: PER TONNE SALMON £ 1,200 690 440 2,330 235 2,095
OUTPUT 125 large salmon 4kg @ £ 2.40/kg 100 medium salmon 3kg @ £ 2.30/kg 80 grilse 2.5kg @: £ 2.20 Less smolts 335 @ £ 0.70 VARIABLE COSTS Feed 1.18t @ £ 820/t Vet & medicine Other costs (marketing, packing, haullage, SSGA levy)
968 70 300 1338
GROSS MARGIN
757
Sensitivity - Change +/10 p/kg salmon price £ 10/t feed
Change in Gross margin/tonne (£) 100
De InnoFisk1
35
0.1 in feed conversion ratio 10 p smolt price
12 80 34
Opvallend is dat bij deze omzetberekeningen wordt uitgegaan van een zalmprijs van £ 2,4 per kilogram of € 3,4 per kilogram zalm (groothandelsprijs). Dit is niet langer realistisch. Recente prijsontwikkelingen tonen aan dat de groothandelsprijs van verse zalm per kilogram nu rond de € 2,8 ligt. Bij de berekeningen wordt uitdrukkelijk vermeld dat de eerste twaalf tot eenentwintig maanden geen inkomsten worden gegenereerd, omdat de zalm uiteraard eerst moet worden gekweekt tot een handelsgewicht van 5 kilogram.
3.2.
M a s s a b a l a n s o v e r z i c h t e n I n n o F i s k- c o n c e p t
Om een eerste inschatting te kunnen maken van de operationele (vaste en variabele) kosten van zalmteelt in het InnoFisk-concept, is eerst voor de belangrijkste unitoperations de massabalans in grote lijnen uitgewerkt. Er is voor de volgende unit-operations een massabalans berekend: • SCP-productie • Zalmproductie • Bassin-inrichting Per unit-operation is gekeken naar de grondstoffen/producten die het proces ingaan en de grondstoffen/producten die het proces uitkomen. 3.2.1. Massabalans SCP -productie Dr. N. Oosterhuis, Easthouse Business Solutions BV De Stichting Dreamstart heeft Easthouse Business Solutions BV benaderd voor het opstellen van een massabalans voor productie van bacterieel eiwit ( Single Cell Protein, SCP) als voedingseiwit ten behoeve van offshore kweek van zalm. De massabalans is opgesteld voor productie van SCP, ten behoeve van de productie van 100.000 zalmen per jaar met een uiteindelijk gewicht van 5 kilogram, oftewel 1500 zalmen per week. Op basis van berekeningen van het voederverbruik (berekening Stichting Dreamstart) is aangenomen dat hiervoor een jaarlijkse productie van 720 ton SCP benodigd is15. Als uitgangspunt is de productietechnologie van Norferm gekozen. Norferm is een dochtermaatschappij van Statoil. De technologie is destijds ontwikkeld door Dansk
15
Uitgegaan wordt van de aanname dat op het schip 100.000 zalmen worden geteeld die maximaal 5 kilogram per stuk wegen. De jaarlijkse productie is dus 500 ton zalm. Om een benadering te krijgen wat jaarlijks aan SCP nodig is, is gemakshalve uitgegaan van zalm op zijn maximale gewicht, namelijk 5 kilogram. In realiteit is er op het schip nooit op één moment 500 ton zalmen aanwezig en bevinden de zalmen zich in diverse leeftijdsfasen en zijn er zodoende dus ook zalmen met een lager lichaamsgewicht. Om er zeker van te zijn dat er voldoende SCP wordt geproduceerd, wordt voor het gemak gesteld dat ze allemaal tegelijkertijd consumptierijp zijn en dus 5 kilogram per stuk wegen. Een volwassen zalm eet 3 % van zijn lichaamsgewicht per dag. Dit komt voor een zalm van 5 kilogram neer op 150 gram per dag aan voer. Het voer bestaat voor 40% uit eiwitten (dat is 60 gram). Van die eiwitten mag slechts een deel bestaan uit SCP: voor een volwassen zalm geeft Norferm aan dat het SCP-gehalte 33 procent mag zijn van het totale eiwitgehalte. Dat is voor een zalm van 5 kilogram dan 19,8 gram per dag. Dat komt neer op 7,2 kilogram per jaar en voor 100.000 zalmen dus 720 ton SCP per jaar. De InnoFisk1
36
Protein (nu Norferm Danmark A/S), gevestigd in Odense. Norferm heeft momenteel een productielocatie voor 10.000 ton “bioprotein”/jaar in bedrijf in Tjeldbergodden, aan de Noorse kust gelegen ter hoogte van Trondheim. Figuur 1: productielocatie Bioprotein van Norferm (bron: www.norferm.com)
De productie van microbieel eiwit is op verschillende locaties al op grote schaal toegepast (ICI, Billingham; Statoil, Trondheim). Als grondstof wordt methaan (natural gas) toegepast. De groeiomstandigheden van Methylococcus capsulatus zijn in detail bekend, het eiwit is geschikt voor diervoeding en wordt reeds toegepast in de zalmkwekerij (Bioprotein®). Het eiwit is toegelaten in de EU als eiwitsupplement voor diervoeding en voor zalmkweek. Productie van eiwit op methanol is tevens mogelijk: deze technologie is ontwikkeld bij de Rijks Universiteit Groningen (Prof. L. Dijkhuizen). Nadeel is dat eerst methanol uit methaan moet worden geproduceerd. Voordeel is de zeer hoge groeisnelheid van Bacillus methanolicus (verdubbelingstijd 30 minuten) en hoge optimumtemperatuur (60 oC). Of dit organisme tevens geschikt is als basis voor zalmvoer is niet bekend. 3.2.1.1. Productieproces Onderstaande figuur geeft een impressie van het productieproces van Norferm. In de bioreactor worden methaan, zuurstof en ammoniak omgezet tot biomassa. Het betreft een continu fermentatieproces; na iedere zeven weken wordt het proces opnieuw opgestart. Dit (waarschijnlijk) om te voorkomen dat door selectiedruk de eigenschappen van het micro-organisme veranderen. Na fermentatie wordt de biomassa afgecentrifugeerd met behulp van continue separator(en). Vervolgens vindt verdere productconcentratie plaats door middel van ultrafiltratie, waarna UHT-opwarming en sproeidrogen wordt toegepast om tot een uiteindelijk droog product (90 % droge stof) te komen. Het product heeft dan de volgende samenstelling: Voederwaarde: Ruw eiwit Ruw vet Asgehalte Ruw vezel N-vrij extract
Gewichtsprocenten 70,6 9,8 7,1 0,7 11,8
Figuur 2: productieproces Bioprotein (bron: www.norferm.com)
De InnoFisk1
37
Kenmerkend in dit proces is de toepassing van een loopreactor (zie ook: WO03016460, WO0070014, additionele informatie aan het einde van deze paragraaf). Deze bioreactor kenmerkt zich door de hoge (zuurstof)overdrachtscapaciteit. In de horizontale delen van de reactor zijn zogenaamde statische mengers geplaatst. Deze mengers creëren een zeer intensieve menging van gas en vloeistof, waardoor een zeer hoge lokale zuurstofoverdracht ontstaat. Figuur 3: Statische menger (SMV, Sulzer Chemtech)
Nadeel van de door Norferm toegepaste loopreactor zijn de enorme dimensies: de reactor is zo’n 20 meter hoog en de (horizontale) buislengte bedraagt ongeveer 50 meter. Het volume van deze reactor is (slechts) 300 m3. Vooral voor toepassing offshore zal dit een groot bezwaar zijn. 3.2.1.2. Verdere ontwikkeling productietechnologie Easthouse heeft momenteel een reactor in ontwikkeling die een combinatie vormt van een geroerd vat, met een externe loop (patentaanvrage in voorbereiding), zie onderstaande figuur. Figuur 4: prototype Hiperloop-reactor
Dit ontwerp garandeert een aanzienlijk beperktere omvang in vergelijking met de ‘liggende’ of ‘staande’ loopreactor. Zo zal een reactor van 300 m3 de volgende (buiten)dimensies hebben: 6 x 6 x 20 (m). Door meerdere (externe) mengbuizen toe te passen, kan bovendien de totale zuurstofoverdracht van het systeem worden verbeterd. Voor berekening van de massabalans is aangenomen dat de specifieke productiviteit 4,0 kg/m3hr bedraagt. Deze productiviteitsgetallen zijn zowel gebaseerd op De InnoFisk1
38
informatie van UniBiotech als van Norferm. Een dergelijke productiviteit komt overeen met een benodigde zuurstofoverdrachtscapaciteit van 350 mol/m3hr. Een ‘normale’, geroerde, grootschalige bioreactor bereikt een zuurstofoverdrachtscapaciteit van 100 – 150 mol/m3hr. Figuur 5: Standaard geroerde tankreactor (met aangepast roerwerk, bron: Ekato), daarnaast verticale loopreactor, 150 liter (bron: Applikon, Suiker Unie).
Onderstaande figuur geeft aan dat uit experimentele data met loopreactoren kan worden geconcludeerd dat de gewenste zuurstofoverdracht zonder meer mogelijk is: 350 mol/m3hr komt overeen met ongeveer 10 kg/m3hr. Dit in tegenstelling tot geroerde tankreactoren. Figuur 6: Zuurstofoverdrachtsgegevens voor een loopreactor (bron: Oosterhuis)
Verdere verhoging van de zuurstofoverdrachtscapaciteit is zeker mogelijk. Door een hogere vloeistofsnelheid in de statische mengers te creëren, neemt de zuurstofoverdracht toe (zie bovenstaande figuur). Theoretisch is het mogelijk om deze capaciteit te verdubbelen, waardoor de volumetrische productiviteit tevens wordt verhoogd (ook theoretisch een factor twee). Dit betekent dat in principe het reactorvolume een factor twee kan worden verkleind.
De InnoFisk1
39
Voor de verdere (uit)ontwikkeling van de SCP-productie moet ongeveer 1 – 1,5 jaar worden uitgetrokken, ervan uitgaande dat micro-organisme en basisfermentatiekennis geacquireerd kan worden (bijvoorbeeld UniBiotech16, Odense, Denemarken). In de verdere berekeningen is geen rekening gehouden met een eventueel geoptimaliseerde productie. 3.2.1.3. Productie kentallen Voor productie van 1000 kg SCP zijn de volgende hoeveelheden grondstoffen benodigd (bron: UniBiotech):
gas water ammonium zuurstof fosforzuur Mg-sulfaat Fe-sulfaat Cu-sulfaat K-nitraat
per ton product 1700 18,825 138 2120 42 18 1 1 4
Nm3 m3 kg Nm3 kg kg kg kg kg
Het specifieke utility verbruik is: per ton product elektriciteit 1419 KWh/t gas 645 Nm3/t water 19 m3/t
Hiermee komt het totale (specifieke) gasverbruik op: 2350 Nm3/t. Massabalans Voor een productie van 720 ton SCP per jaar is uitgegaan van een effectieve productietijd van 330 dagen per jaar met 7920 uren per jaar. Dit resulteert in een dagproductiviteit van 2200 kg/dg (92 kg/hr). Bij de gegeven volumetrische productiviteit van 4 kg/m3hr betekent dit een effectief reactorvolume van 23 m3 (geïnstalleerd: 28 m3). Per processtap zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Medium sterilisatie Aanname is dat de mediumcomponenten met behulp van hittesterilisatie worden behandeld. Hiervoor is aangenomen dat ongeveer 5 kg stoom/kg eiwit nodig is (gangbaar getal voor fermentaties). Fermentatie Waterflow: Eiwitproductie:
m3/h kg/hr
5,73 92
16
UniBiotech biedt de productiekennis van SCP-fermentatie in licentie aan. De basiskennis is hetzelfde als die van Norferm. De InnoFisk1
40
Vers water: Volume: Eiwitconcentr.:
m3/hr m3 %
1,92 23 2,5
Grondstof- en utility gebruik: verbruiken vermogen pomp vermogen UF stoom sterilisatie gas water ammonium zuurstof fosforzuur Mg-sulfaat Fe-sulfaat Cu-sulfaat K-nitraat
Centrifugatie Droge stof na: Water retour: Flow uit: Ultrafiltratie Droge stof na: Water retour: fermenter) Flow uit: Oppervlakte:
specifiek 5,0000 10,0000
unit Kw/m3 Kw/m3h
per hr 143,23 1,30
5,0000 1,7000 1,9174 0,1380 2,1200 0,0420 0,0180 0,0010 0,0010 0,0040
kg/kg p Nm3/kg p m3/hr kg/kg p Nm3/kg p kg/kg p kg/kg p kg/kg p kg/kg p kg/kg p
509,26 173,15 1,92 14,06 215,93 4,28 1,83 0,10 0,10 0,41
15 % 5,1 m3/hr (3,6 m3/hr wordt geretourneerd naar de fermenter) 0,6 m3/hr 30 % 0,3 m3/hr (0,23 m3/hr wordt geretourneerd naar de 0,6 m3/hr 2,4 m2 (specifieke permeaatflow: 130 ltr/m2hr)
UHT Voor het sproeidrogen wordt de biomassa gedood middels UHT, de flow bedraagt 280 ltr/hr. Voor opwarming is ongeveer 2 kg stoom/kg product benodigd. Sproeidrogen Voor het verder drogen van de biomassa wordt sproeidrogen (granulaatdroging) toegepast, de waterverwijdering bedraagt 175 kg H2O/hr. Voor deze waterverwijdering is 8 MJ/kg H2O benodigd, oftewel: 1490 MJ/hr, hetgeen 43 Nm3/hr aan gas betekent. Aangezien het drogestofgehalte van het product 90 % bedraagt, is de totale producthoeveelheid: 101 kg/hr, oftewel 807 ton/jaar. Utility-verbruik Voor sproeidrogen, sterilisatie en UHT is totaal 61400 MJ/dag (= 2560 MJ/hr) nodig, oftewel zo’n 70 Nm3/hr aan gas. Een deel van het gasverbruik (27,6 Nm3/h) wordt ingezet voor productie van stoom ten behoeve van sterilisatie en de UHT-stap: 644 kg stoom/hr. Gelet op de beperkte hoeveelheid stoom (door de beperkte productieschaal) is ervan uitgegaan dat dit verlies is. Bij grotere installaties is het
De InnoFisk1
41
raadzaam de warmte zoveel mogelijk te recirculeren, dan wel in te zetten voor andere processtappen. De utility-verbruiken zijn (per uur): per uur elektriciteit 145 gas 70 water 2
unit Kwh Nm3/h m3/h
Het totale gasverbruik komt hiermee op 240 Nm3/hr. 3.2.1.4. Productiekosten Aan productie van 800 t/j SCP zijn de volgende (variabele) kosten verbonden: grondstof ammonium zuurstof fosforzuur Mg-sulfaat Fe-sulfaat Cu-sulfaat K-nitraat totaal
per kg P Prijs/unit 0,14 kg 0,25 2,12 m3 0,06 0,04 kg 0,5 0,02 kg 1 0,00 kg 1 0,00 kg 1 0,00 kg 1
€/kg €/m3 €/kg €/kg €/kg €/kg €/kg
Prijs/kg P 0,035 0,127 0,021 0,018 0,001 0,001 0,004 0,207
Utility-verbruiken:
Elektriciteit Gas (energie) Gas (grondstof) Water totaal
per kg P 1,419 kWh/kg 0,646 Nm3/kg 1,700 Nm3/kg 0,019 m3/kg
Prijs/unit 0,04 0,12 0,12 3
€/Kwh €/Nm3 €/Nm3 €/m3
Prijs/kg P 0,057 0,078 0,204 0,056 0,395
De totale grondstof- en utility-kosten bedragen hiermee 0,60 €/kg. Exclusief de gaskosten wordt de variabele kostprijs 0,32 €/kg. Voor productie offshore is het (nog) niet mogelijk een inschatting te maken van de (directe) vaste kosten (personeel, services, afvalwater, e.d.). Dit moet in een later stadium worden bepaald. Hierbij moet voor een dergelijke productie gerekend worden op de volgende (directe) personele inzet: Procesoperator Supervisor Laborant Totaal
1 x continue dienst 1 x dagdienst 1 x dagdienst
5 man 1 man 1 man 7 man
Daarnaast moet rekening gehouden worden met contracted services zoals (externe) kwaliteitscontrole, overhead, etc. Als richtbedrag is 100.000 €/jaar aangenomen. Verpakkingskosten zijn niet van toepassing, er wordt rekening gehouden met 2 weken opslag. 3.2.1.5. Investeringen
De InnoFisk1
42
Investeringen offshore zullen ongetwijfeld (aanzienlijk) hoger zijn dan investeringen in een ‘normale’ industriële omgeving. Tevens moet rekening worden gehouden met de extra investeringen vanwege de veiligheidsrisico’s (gas, zuurstof). Qua ruimte moet worden gerekend met: (m2) vloeropp. (m) hoogte Mediumbereiding en sterilisatie 12 3 Fermentatie 8 3 moet explosieveilig (aparte ruimte) Centrifugatie 8 2,5 UF en UHT 4 2,5 Sproeidroger 8 4 (schatting) Opslag product 12 2,5 Totaal 52 m 2
Investeringen17 Apparaat
Specificatie
Mengtank medium Sterilisator Voorkweekreactor Loopreactor Centrifuge Ultrafiltratie UHT-sterilisator Sproeidroger (granulaat) CIP-systeem Productsilo Laboratoriumapparatuur Totaal (kale) apparatuur
500 ltr 316rvs 6,0 m3/h, 4’, 130oC 2 m3, standaard geroerd 30 m3, buis/vat 6,0 m3/ hr, zelflossend 2,5 m2, rvs membraan 0,3 m3/hr, 2’, 130oC 200 m3/hr H2O verdamping Kunststof (2wkn. product = 15 t) diversen
Investering (K€) 10 25 200 500 50 40 15 50 30 20 50 990
Dit leidt tot de volgende totale investering: K€ Apparatuur opgesteld (factor 318) Automatisering Onvoorzien 15% Totaal
2970 200 480 3650
Totale productiekosten Uitgaande van investeringen aan land worden de totale productiekosten: Kosten Grondstoffen, utilities Personeel (7m) Overhead Afschrijving Rente
800 t/j 60 K€/m 10% Inv. 10% Inv.
Kosten / jaar (K€) 488 420 100 365 365
17
Dit zijn de investeringen exclusief de kosten voor zuurstofproductie; deze zijn opgenomen in de zuurstofkosten. Bij offshore zuurstofproductie kunnen deze kosten uiteraard hoger uitvallen. Ook de algemene utility-voorzieningen zijn niet meegenomen in de investeringen. 18 Deze opstelfactor geldt voor een installatie aan het vaste land. Opstellen offshore zal zeker kostenverhogend werken (factor 5 in plaats van 3?). Bovendien moet rekening worden gehouden met extra investeringen voor het explosieveilig maken van de installatie(s). De InnoFisk1
43
Werkkapitaal Totale kosten/jaar
5% Inv.
180 1.918
Hiermee bedragen de kosten / kg: Variabel Vast Totaal
3.3.
0,61 (€/kg) 1,79 (€/kg) 2,40 (€/kg)
Conclusie
Voor productie van 100.000 zalmen per jaar (eindgewicht 5 kilogram) is slechts een beperkte hoeveelheid SCP benodigd, namelijk 700 - 800 ton/jaar (eindproduct). Voor productie van deze hoeveelheid SCP is op jaarbasis als grondstof 1,7 x 106 Nm3 gas benodigd en als energiebron (stoom, drogen) 0,6 x 106 Nm3 gas, oftewel totaal: 2,3 x 106 Nm3 gas (per jaar). Productie van SCP in (een) loopreactor(en) lijkt aantrekkelijk als voedingsstof voor visteelt. De specifieke productietechnologie kan worden verkregen. Testen op pilotschaal (product en proces) is, wanneer deze apparatuur voorhanden is, snel te organiseren. Doorlooptijd hiervan zou minder dan een jaar kunnen bedragen. De vraag rijst of het voor deze hoeveelheid SCP interessant is offshore te investeren, daarmee worden immers de investeringen aanzienlijk hoger dan wanneer aan land wordt geïnvesteerd. Productie van SCP offshore kan tot besparingen leiden van de productiekosten indien dan goedkoop (gratis) gas beschikbaar is. Immers, de kosten voor gas bedragen per kg SCP 0,28 €/kg. Per kilogram zalm is dit dus een potentiële besparing van ongeveer 0,18 €/kg zalm. De kosten per kilogram product zijn voor deze schaalgrootte te hoog in vergelijking met de marktprijzen. Op basis van deze berekening zijn de kosten in totaal 2,40 €/kg. De marktprijs voor SCP ligt rond 1,50 €/kg. Bij productie op een schaal > 40.000 ton per jaar liggen de productiekosten (vast en variabel) op een niveau van zo’n 1,00 – 1,20 €/kg. Hiermee kan worden geconcludeerd dat deze investering alleen kan worden gezien als een demonstratie-unit. Om een economische schaalgrootte te krijgen is zeker productie van 20.000 ton per jaar benodigd; omgerekend naar hoeveelheid zalm betekent dit 2,5 x 106 zalmen per jaar. In het Rijnmondgebied is recentelijk een grote LNG-opslag gerealiseerd waar LNG uit Noord-Afrika wordt aangevoerd. Wellicht is dit een interessante alternatieve locatie. Door de gunstige ligging en faciliteiten zou mogelijk een goedkope combinatie van visteelt (wel off]shore) én industriële productie van eiwit een optie zijn. Voorts zijn er korte aanvoerlijnen voor andere grondstoffen. Andere havenlocaties kunnen tevens worden overwogen, maar dan moet additioneel in gasaanvoer en/of –opslag worden geïnvesteerd.
De InnoFisk1
44
3.4.
Additionele informatie: literatuur / octrooien:
USE OF SINGLE-CELL PROTEIN AS FEED FOR FISH AND SHELLFISH Publicatienummer: WO03015534 Publicatiedatum: 2003-02-27 Uitvinder: KLEPPE GUNNAR (NO) Aanvrager: GOLDING LOUISE (GB); KLEPPE GUNNAR (NO); NORFERM DA (NO) Publicatie: WO03015534 Aanvraagnummer: WO2002GB03795 20020816 Prioriteitsnummer: GB20010020047 20010816 IPC Classificatie: A23K1/16; A23K1/18 EOB Classificatie: A23K1/18S, A23K1/00C2 Equivalenten: Cited patent(s): US5314820; WO0035299; EP0241583; EP0292052; WO0160974; CN1146290 The invention relates to a feed material for fish and shellfish, for example a feed material for molluscs such as mussels. In particular, the invention relates to the use of single-cell protein materials and their derivatives (especially homogenized and/or autolysed derivatives) as a feed for fish and shellfish. A preferred single-cell material for use in the invention is that derived from a microbial culture comprising Methylococcus capsulatus (Bath) (strain NCIMB 11132), Ralstonia sp. DB3 (strain NCIMB 13287) and Brevibacillus agri DB5 (strain NCIMB 13289), optionally in combination with Aneurinibacillus sp. DB4 (strain NCIMB 13288). METHOD OF FERMENTATION Publicatienummer: WO03016460 Publicatiedatum: 2003-02-27 Uitvinder: ERIKSEN HENRIK (DK); JORGENSEN LARS (DK); STRAND KURT (NO) Aanvrager: ERIKSEN HENRIK (DK); JORGENSEN LARS (DK); COCKBAIN JULIAN (GB); STRAND KURT (NO); NORFERM DA (NO) Publicatie: WO03016460 Aanvraagnummer: WO2002GB03798 20020816 Prioriteitsnummer: US20020384816P 20020531 IPC Classificatie: C12M1/00 EOB Classificatie: Equivalenten: Cited patent(s): EP0418187; WO0070014; EP0306466; EP0339356; WO0160974 The invention provides a process for the production of biomass by culturing a microorganism in an aqueous liquid culture medium circulating in a loop reactor having an effluent gas removal zone where from carbon dioxide-containing effluent gas is removed from the reactor and upstream thereof a degassing zone in which a driving gas is introduced to drive carbon dioxide in the liquid phase into a separable effluent gas phase and having upstream of said degassing zone a nutrient gas introduction zone in which oxygen is introduced into the reactor and mixed with the liquid culture medium therein, characterised in that oxygen introduction in said nutrient gas introduction zone is effected at a plurality of locations along the flow path through said loop reactor at a rate such that the average dissolved oxygen content of said liquid culture medium measured using a polarographic oxygen electrode does not exceed 25 ppm.
De InnoFisk1
45
U-SHAPE AND/OR NOZZLE U-LOOP FERMENTOR AND METHOD OF CARRYING OUT A FERMENTATION PROCESS Publicatienummer: US6492135 Publicatiedatum: 2002-12-10 Uitvinder: LARSEN EBBE BUSCH (DK) Aanvrager: Publicatie: WO0070014 Aanvraagnummer: US20020979574 20020228 Prioriteitsnummer: DK19990000690 19990518; WO2000DK00269 20000518 IPC Classificatie: C12P1/00 EOB Classificatie: C12M1/36, C12M1/38 Equivalenten: AU4744100, CA2373288, EP1183326 (WO0070014), A1 A U-shape and/or nozzle-U-loop fermentor has a U-part consisting of an essentially vertical downstream part (2), an essentially vertical upstream part (4), a U-shape bend part (3) which connects the lower ends of the downstream and upstream parts, an inline pump (12) placed in the U-part for circulation of fermentation liquid in the fermentor, a top part (5) which is placed above the upper end of the downstream part, gas supply members (7, 8, 9, 10) which are provided in the U-part with appending static-mechanical mixing members (13, 14, 15, 16, 17) for the comminution of the gases introduced into the fermentation liquid, and supply numbers for water and nutrient salts (18) and (19), respectively, and in connection with the supply members (7, 8, 9, 10, 18, 19) or in by-pass arrangements in connection therewith one (or more) ion sensor(s) or analyser(s) (20, 21, 22, 23) for sensing the concentration of at least one of the ion species phosphate, ammonium, nitrate and hydrogen ion, oxygen sensor(s) for sensing the oxygen concentration, and at least one thermo phial for sensing the temperature, said sensor(s), analyser(s) and phial(s) delivering signals to a data processing system (PC), wherein the signals received are processed and the dosage of feed gases, water, minerals and pH adjustment means via the supply members (7, 8, 9, 10, 18, 19) are calculated and optimised from pre-programmed amounts relative to the results measured.
3.5.
Massabalans zalmproductie
Om de massabalans van de zalmproductie weer te kunnen geven, is zoals eerder weer uitgegaan van de productie van 100.000 zalmen, die aan het einde van het teeltproces 5 kilogram per stuk wegen. Dit houdt in dat in totaal 500.000 kg of 500 ton vis wordt geproduceerd. Zalm wordt in verschillende fasen geteeld (zoet- en zoutwaterfase) en de voersamenstelling varieert, afhankelijk van de levensfase en het gewicht van de zalm. Dit proces is in detail beschreven in paragraaf 2.4. De schematische overzichten van de massabalans van het zalmproces (wat gaat er in de zalm en wat gaat eruit) zijn per levensfase opgesplitst, rekening houdend met het gewicht van de zalm en het moment waarop de zalm van leefomgeving verandert. In fase 0 en fase 1 van het zalmproces (zie paragraaf 4.2.) wordt geen voer toegediend en voedt de zalm zich met zijn dooierzak. Men start met 6 trays van ieder 25.000 eitjes om uiteindelijk te komen tot een productie van 100.000 zalmen. Uitval vindt hoofdzakelijk plaats in fase 0 en fase 1. In alle onderstaande massabalansschema’s worden de volgende voedingscomponenten meegenomen:
De InnoFisk1
46
eiwitten, vetten, koolhydraten en as (mineralen). Verder wordt ervan uitgegaan dat het voer gemiddeld voor 8 tot 10 procent uit water bestaat. Volledigheidshalve moet ook worden gemeld dat per ton visvoer ook 2 tot 3 kilogram kleurstof wordt toegediend. Met betrekking tot de faeces die door de zalm worden geproduceerd, wijst onderzoek uit dat een zalm gemiddeld 16 procent van zijn lichaamsgewicht aan faeces produceert. Een kilogram zalm produceert dus gemiddeld 162 gram aan uitwerpselen. Deze uitwerpselen kunnen ook een hoeveelheid onverteerd voer bevatten. In New Brunswick (Canada) is onderzoek verricht naar het afvalwater van 22 zalmkwekerijen. Uit dit onderzoek bleek dat het totale afvalwater van zalmkwekerijen voor 70 procent uit koolstof bestaat, voor 24 procent uit stikstof en voor 4 procent uit fosfor. 19 In de onderstaande massabalans overzichten zijn acht schema’s opgenomen met daarin weergegeven: 1. de totale voedselinname per dag (linker cirkeldiagram) 2. de totale ontlasting per dag (rechter cirkeldiagram). De voedselinname is verder uitgesplitst in de vier basisbestanddelen: eiwitten (geel), vetten (roze), koolhydraten (groen) en vitaminen/mineralen (blauw). Vervolgens wordt per schema ook nog aangegeven voor hoeveel procent het eiwitdeel mag bestaan uit SCP.
19
Impacts of Salmon Aquaculture on the Coastal Environment, Inka Milewski, Conservation Council of New Brunswick. De InnoFisk1
47
Tot de zalm een gewicht van 80 gram bereikt, mag maximaal 19 procent van het eiwitdeel van het voer bestaan uit SCP. Heeft de zalm een gewicht van 80 gram en heeft hij de smoltfase bereikt, dan mag het eiwitdeel in het voer voor 33 procent uit SCP bestaan.20 Naarmate de vis groter en zwaarder wordt, neemt de voedertoediening proportioneel af. Tot de zalm een gewicht bereikt van 2 kilogram wordt hij dagelijks gevoerd tot 5 procent van zijn lichaamsgewicht. Bij vis vanaf 2 kilogram is de hoeveelheid voer per dag maximaal 3 procent van zijn lichaamsgewicht. Per schema verandert ook de procentuele verhouding eiwitten/vetten in het voer. Kleine, jonge zalm heeft een zeer eiwitrijke voeding nodig en heeft relatief weinig behoefte aan vetten. Naarmate de zalm groter en geslachtsrijp wordt, vermindert zijn behoefte aan eiwitten, maar neemt de behoefte aan vetten juist toe. Ook de ontlasting is uitgesplitst in de drie basisbestanddelen koolstof, stikstof en fosfor. Per schema variëren de voedselinname, de voedersamenstelling en de ontlasting.
3.6.
Massabalans-bassins
Fase 0 (eitjes in trays) Waterrecirculatie 5 m3/hr bij 70 % zuurstofverzadiging met een 1 KWatt-pomp
20
Deze richtlijnen zijn terug te vinden op de website van Norferm www.norferm.no onder het product Pronin FS20. De InnoFisk1
48
In fase 0 start men met 150.000 eitjes, rekening houdend met uitval en een uiteindelijke productie van 100.000 zalmen. De trays worden in het schemerdonker geplaatst. Omdat er waterrecirculatie plaatsvindt van 5 m3 water per uur is geen extra zuurstof nodig om te komen tot 70 % zuurstofverzadiging. Er wordt in fase 0 geen voer toegediend. Fase 1 (hatchery, zalm tot 0,2g) De uitgebroede eitjes worden met een pipet handmatig overgebracht naar een hatchery, waar de zalm uitgroeit tot 0,2 gram. Waterrecirculatie 5 m3/hr bij een recirculatie van twee keer per uur met een 1 KWpomp.
Fase 2 en fase 3 (tot max. 80gram per zalm) Voor het ontwerpen van de bassins en het aanbrengen van waterrecirculatiesystemen kunnen fase 2 en 3 gekoppeld worden. Dit houdt in dat je in totaal in fase 2 en 3 zalm hebt van maximaal 80 gram per stuk. Uitgaande van 100.000 zalmen betekent dit een totaalgewicht van 8.000 kilogram. Rekening houdend met een maximale dichtheid van 20 kilogram zalm per m3 is in totaal 400 m3 aan bassin-inhoud nodig. Om voldoende stroming en zuurstofverzadiging te bereiken en recirculatie beheersbaar te maken, is het aan te raden om de vereiste 400 m3 te verdelen over 4 bassins van ieder 100 m3. De 4 bassins kunnen werken op 1 recirculatiesysteem. Waterrecirculatie 10 m3/hr water per dag bij een recirculatie van twee keer per uur met een 40 KW pomp. Zuurstofverzadiging 70 %, hetgeen een verbruik betekent van 240 ton zuurstof. Watertemperatuur 15 °C.
De InnoFisk1
49
Fase 4 (zout water, tot 5 kilogram per zalm) In fase 4 wordt de smoltzalm getransporteerd naar een zoutwaterbassin. In deze fase groeit de zalm van 150 gram verder tot hij consumptieklaar is en een gewicht heeft bereikt van 5 kilogram. Men kan ervan uitgaan dat de zalm in de zoutwaterbassins gemiddeld 2 kilogram per stuk weegt en er in totaal 200.000 kilogram vis wordt gekweekt. Er is dus een totale bassininhoud nodig van 10.000 m3. Het is aan te raden om deze vereiste bassin-inhoud te verdelen over 8 bassins van elk 1.250 m3. Er zal moeten worden gewerkt met 2 waterrecirculatiesystemen, die ieder 4 bassins voorzien van vers water. Waterrecirculatie 50 m3/hr water per dag bij een recirculatie van twee keer per uur met een 350 KW-pomp. Zuurstofverzadiging 60 %, hetgeen een verbruik betekent van 60 ton zuurstof. Watertemperatuur 10 °C.
De InnoFisk1
50
4. Markt en marketingstrategie In het InnoFisk-concept zal de markt maar een klein segment uitmaken van de totale zalmmarkt. InnoFisk zal zich moeten richten op consumenten/afnemers die kwaliteit en duurzaamheid hoog in het vaandel hebben. Hoewel veel consumenten beweren dat zij het belangrijk vinden dat de zalm die zij kopen op een verantwoorde wijze is geproduceerd en van goede kwaliteit is (smaak, textuur en versheid), gedraagt diezelfde consument zich niet rechtlijnig wanneer hij de zalm koopt en heeft hij het er niet voor over om een hogere prijs te betalen in ruil voor meer kwaliteit. Het is dus riskant en voorbarig om ervan uit te gaan dat veel consumenten bereid zullen zijn om een hogere prijs te betalen voor een kwaliteitszalm zoals beoogd in het InnoFiskconcept. InnoFisk zal zich moeten richten op een doelgroep die wel bereid is om voor topkwaliteit ook een dito prijs te betalen. Dan moet gedacht worden aan toprestaurants en cateraars en exclusieve traiteurs. Ook is het zinvol om de buitenlandse markt - met name Azië – nader te bestuderen. Zeker Japan vormt in dat opzicht een interessante doelgroep. De Japanse bevolking eet veel vis en vooral verse vis. Aangezien vis in Japan ook vaak rauw wordt geconsumeerd, zijn topkwaliteit en versheid belangrijke eisen. Japan is ook bereid om voor een vers en goed product geld te betalen. Nu al worden vanuit Canada en Chili zalmen en tonijnen overgevlogen en wordt een hoge prijs betaald voor topkwaliteit. Het is bijgevolg zinvol om in een nader marktonderzoek voor de InnoFisk-zalm de Japanse markt mee te nemen. InnoFisk heeft uiteraard concurrenten. Zalmteelt bestaat inmiddels ruim 30 jaar en aquacultuur is een nog steeds groeiende economische sector. De zalmteelt is de laatste jaren sterk geëvolueerd. Door verbeterde voedermethoden, meer efficiënte teelt en een verbeterd inzicht in de levenswijze en groei van de zalm, is de zalmteelt uitgegroeid van een ambachtelijke activiteit naar een professionele industrie. Dit heeft als gevolg dat een overproductie van zalm heeft plaatsgevonden en dat de prijs voor zalm de afgelopen 2 jaren drastisch is gedaald. Dit heeft ertoe geleid dat kleine zalmkwekers failliet zijn gegaan of zijn opgekocht door grote industriële zalmkwekers. Diverse overnames hebben plaatsgevonden en InnoFisk heeft mondiaal te maken met 5 grote concurrenten. Overzicht van ’s werelds 5 grootste zalmproducenten Naam bedrijf Productie 2000 Productie 2001 (ton) (ton) 1. Nutreco Holding (NL) 141.500 165.000 2. Pan Fish ASA (NOR) 64.200 97.000 3. Stolt Sea Farm (L) 47.000 55.000 4. Fjord Seafood ASA 39.120 102.000 (NOR) 5. Statkorn Holding 35.000 53.000 (NOR) Totaal 326.820 472.000
Omzet 2000 (miljoen NOK) 7. 692 4.740 2.793 2.325 1.350 18.900
Zowel qua productie (met 500 ton zalm per jaar) als qua omzet zal InnoFisk in de eerste jaren niet in de buurt komen van bovengenoemde bedrijven. InnoFisk onderscheidt zich echter van deze traditionele zalmproducenten op twee essentiële punten: De InnoFisk1
51
1. InnoFisk kweekt zalm in een volledig gesloten en gecontroleerd systeem dat op geen enkele wijze het milieu en de aquatische omgeving bedreigt of schade berokkent. Er is geen sprake van ontsnappingsgevaar en er wordt geen vervuild water geloosd. Afval, noch medicijnen, noch ziekten kunnen verspreid worden en wilde zalm bedreigen. 2. InnoFisk produceert zalm op een maatschappelijk verantwoorde wijze door welzijnsnormen voor zalm als leidraad te gebruiken, door alternatieve grondstoffen toe te passen en door innovatieve technologieën efficiënt te combineren. De wijze waarop InnoFisk zich onderscheidt van de traditionele zalmproducenten zal in de marketingstrategie nadrukkelijk moeten worden uitgesproken. In de InnoFiskmarketing, -labelling en -verpakking zullen topkwaliteit en duurzaamheid de boodschap zijn die naar de afnemer moet worden uitgedragen. De 5 grootste zalmproducenten op dit moment zijn gezamenlijk goed voor een omzet van 18,9 miljard NOK, wat overeenkomt met € 2,3 miljard. Proberen we een voorzichtige inschatting te maken van het marktvolume van InnoFisk, dan zal moeten worden meegenomen dat slechts een fractie van dit marktvolume kan worden bereikt, niet in het minst omdat InnoFisk start met een magere productie van 500 ton zalm per jaar ten opzichte van een totaalproductie van de 5 topproducenten van 472.000 ton. De groothandelsprijs voor zalm bedraagt op dit moment € 2,8 per kilogram. InnoFisk produceert een zalm van hoge kwaliteit die duidelijk zichtbaar is: kleur, textuur, vingrootte en spiervorming. InnoFisk vertrouwt erop dat het bijgevolg aan de afnemer ook een hogere prijs kan vragen die voorlopig nog wordt geschat op € 10 per kilogram, wat overeenkomt met de huidige prijs voor wilde zalm. Uitgaande van deze marktprijs kan men het totale marktvolume van InnoFisk dan ook ruw schatten op circa € 5 miljoen. Regio 1. Nederland 2. Europa (Frankrijk, België) 3. Azië (Japan) Totaal
Aantal afnemers 3 10
Marktvolume in € 500.000 1.500.000
15 25
3.000.000 5.000.000
Zoals reeds vermeld zullen de afnemers in Nederland en Europa hoofdzakelijk topcateraars, traiteurs en restaurants zijn die de allerbeste kwaliteit en versheid hoog in het vaandel hebben. Voorlopig wordt ingeschat dat landen zoals Frankrijk en België meer bereid zijn om voor kwaliteit een hoge prijs te betalen. Verder wordt ook Japan als een potentiële belangrijke afnemer gezien van verse InnoFisk-zalm. Op langere termijn is het zinvol om een marketingstrategie uit te werken, zodat ook in de detailhandel – meer specifiek grote supermarktketens – kan worden doorgedrongen. Voorzichtige gesprekken met Ahold met betrekking tot de in- en verkoop van zalm hebben aangetoond dat zalm in ieder geval een product is dat wereldwijd wordt verkocht en vrijwel altijd in het supermarktaanbod aanwezig is. Het kan - aldus Ahold- interessant zijn om voor zalm een marketingstrategie uit te werken naar analogie met bijvoorbeeld wijn of olijfolie. Voor zowel wijn als olijfolie geldt dat De InnoFisk1
52
supermarkten een breed aanbod hebben van producten die sterk variëren in prijs en kwaliteit. Een consument kan een fles wijn kopen van € 2, maar hij kan ook een fles van € 25 kopen. Wijn is enerzijds een betaalbaar product geworden dat door iedereen kan worden gekocht en anderzijds haar imago heeft weten te behouden van “kwaliteit, duur, maar wel leuk voor feesten en bijzondere gelegenheden”. Wijnkenners die kwaliteit weten te onderscheiden, kunnen nog steeds een dure wijn kopen in een supermarkt. Om de parallel door te trekken naar vis, kan kaviaar ook als voorbeeld worden genomen. Enerzijds is er de goedkope nepkaviaar die in de supermarkt te koop is en anderzijds is er nog steeds de peperdure echte kaviaar waarvoor de kenner bereid is om veel geld te betalen. Datzelfde zou ook door InnoFisk kunnen worden nagestreefd op het gebied van zalm. Naast de betaalbare zalm van nu van circa € 3 per 100 gram voor gerookte zalm (= detailhandelprijs) bereik je in de supermarkt eveneens een kleine doelgroep van zalmkenners en fijnproevers die bereid zijn om 3 keer zo veel te betalen voor een zalm van topkwaliteit. Het is de vraag of deze marketingstrategie te realiseren is. Ahold geeft aan dat Zuid-Europese bedrijven aanzienlijk beter zijn in het vermarkten van hun agrifoodproducten. Alles staat of valt bij een uitstekende marketing en pr-strategie die al vanaf het productieproces wordt uitgestraald.
De InnoFisk1
53
De InnoFisk1
54
5. Financiering InnoFisk Om een inschatting te kunnen maken van de financiële haalbaarheid met betrekking tot InnoFisk zal eerst een inschatting moeten worden gemaakt van de kosten en investeringen die in de eerste 2 jaar zullen worden gemaakt. Zo kan een totaalbeeld ontstaan van de geschatte uitgaven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kosten in jaar één en twee. De kostenramingen zijn schattingen die grotendeels gebaseerd zijn op de gemaakte massabalansen en de actuele kosten van traditionele zalmkwekers. De kosten in jaar één zijn met betrekking tot personeel ongeveer de helft van jaar twee, omdat rekening is gehouden met het feit dat het InnoFisk-schip nog niet meteen op volle capaciteit kan draaien en in jaar één een productie van 100.000 zalmen nog niet is gerealiseerd. De personeelskosten voor visverwerking en verpakking zijn in jaar één ook niet meegerekend. Wel is het streven om aan het einde van jaar één een volcontinu productieproces gerealiseerd te hebben, zodat vanaf jaar twee een wekelijkse batch van 1.500 marktklare zalmen beschikbaar is. Dit houdt concreet in dat na jaar één alle benodigde kweekfaciliteiten ontwikkeld en geïmplementeerd zijn en dat de gekweekte zalmpopulatie de gehele levenscyclus bestrijkt van eitje tot volwassen zalm. Dit streven heeft duidelijke gevolgen voor de voerkosten en de kosten voor de SCP grondstoffen. De berekening is als volgt opgezet. Eerst is gekeken naar de massabalans overzichten waarin per levensfase staat aangegeven hoeveel voer een zalm dagelijks nodig heeft. In de berekening is eerst gemakshalve uitgegaan van 100.000 zalmen die een lichaamsgewicht hebben van 5 kg. In de praktijk bevinden de zalmen zich uiteraard in verschillende levensfasen en hebben ze een verschillende voeropname, wanneer gestreefd wordt naar een continu productieproces aan het einde van het jaar. Gemakshalve is uitgegaan van het feit dat alle zalmen al op een hoog gewicht zitten. Dan gaat de berekening als volgt: een zalm van 5 kg eet 3% van zijn lichaamsgewicht, wat neerkomt op 150 gram voer per dag. Een deel van het voer van de volwassen zalm bestaat uit SCP, namelijk 19,8 gram per dag, afgerond 20 gram per dag. De kosten voor de productie van SCP zijn in de tabel echter apart opgenomen en uitgesplitst in afschrijvingskosten voor de reactor en kosten voor de grondstoffen (inclusief service kosten). Bij de berekening van de voerkosten mag het SCP deel dus niet worden meegenomen. Dus wordt bij de berekening niet uitgegaan van 150 gram voer per dag, maar van 130 gram voer per dag (=0,13 kg per dag). 0.13 kg voer x 365 dagen x 100.000 zalmen = 4.745.000 kg. Zoals reeds gezegd, bevinden niet alle 100.000 zalmen zich al meteen op dit gewicht van 5 kg en moet zo snel mogelijk gestreefd worden naar diverse zalmen in diverse gewichtsoorten, zodat een continu productieproces ontstaat. Bijgevolg zijn voor een meer correcte berekening de voerkosten gedeeld door twee om een gemiddelde per jaar weer te geven. Dit komt neer op 4.745.000/2 wat afgerond neerkomt op 2.372.500 kg. De voerprijs (exclusief SCP) bedraagt € 1 per kg, dus bedragen de voerkosten in jaar één en twee € 2.372.500. Voor de berekening van de prijs van de grondstoffen voor SCP productie is eenzelfde werkwijze toegepast. Eerst is uitgegaan van 100.000 zalmen aan hun maximaal gewicht van 5 kg. Per jaar is 720 ton SCP nodig om deze zalmen te voeren. De kosten voor de productie van SCP (grondstoffen en service kosten) bedragen € 0,61 per kg.
De InnoFisk1
55
720.000 kg x € 0,61 = € 439.200. Om een jaargemiddelde weer te geven zijn de kosten vervolgens ook gedeeld door twee wat neerkomt op € 219.600. Bij de personeelskosten is rekening gehouden met het feit dat het merendeel van het InnoFisk-personeel offshore personeel zal zijn dat een relatief hoog salaris krijgt. Bij de afschrijving van de InnoFisk is ervan uitgegaan dat een tweedehands enkelwandige tanker wordt aangeschaft van 350 meter lengte. In 2003 zijn enkelwandige schepen van 350 meter lengte (bouwjaar 1980) verkocht voor $ 10 miljoen, wat neerkomt op € 8,23 miljoen. Vervolgens is meegenomen dat een schip een lange afschrijvingstermijn heeft van in totaal circa 40 jaar. Uitgaande van een VLS van bouwjaar 1980 kan dus nog een afschrijvingstermijn van 20 jaar worden aangehouden. Ook voor de engineeringkosten is een afschrijvingstermijn opgenomen van 20 jaar, omdat engineering meerwaarde aan het schip geeft en dus indirect verbonden is aan de afschrijvingstermijn van de VLS zelf. Operationele kosten in € Personeel Voer
Afschrijvingen
Grondstoffen SCP-productie Kosten vergunningen en verzekeringen Energiekosten Marketing en pr Rente Totaal
De InnoFisk1
Toelichting
Jaar 1
Jaar 2
Engineers (5) Visteelt (3) Verwerking verpakking (2) Voer (excl. SCP) voor continu productieproces op basis van 3% lichaamsgewichtx365x100.000/2 (€ 1/kg voer) 2e hands schip (20 jaar) Engineering (20 jaar) SCP-reactor (10 jaar) Kweekbassins (10 jaar) Voermenger/extruder (5 jaar) Zuurstofmachine (5 jaar) Voerrobot (5 jaar) Biomassa-reactor (10 jaar) Airlifts /vispompen (5 jaar) Visverwerkingmachines (5 jaar) Koel- en vriesapparatuur (5 jaar) Ontziltingsinstallatie (10 jaar) Silo’s opslag grondstoffen (20 jaar) Boei methaanopslag (20 jaar) 720 ton x € 0,61/kg/2
200.000 75.000 0 2.372.500
400.000 150.000 80.000 2.372.500
410.000 250.000 200.000 250.000 200.000 50.000 20.000 200.000 20.000 20.000 10.000 100.000 1.250
410.000 250.000 200.000 250.000 200.000 50.000 20.000 200.000 20.000 20.000 10.000 100.000 1.250
50.000 219.600
50.000 219.600
500.000
500.000
500.000
500.000
PM 1.500.000 7.148.350
PM 1.500.000 7.148.350
Elektriciteit, verwarming, koeling, licht 5% rente op € 30 miljoen
56
Investeringen in € Schip Engineering SCP-reactor Kweekbassins Zuurstofproductie machine Ontziltingsinstallaties Biomassa-reactor Visverwerkingapparatuur Boei methaanopslag Silo’s grondstoffenopslag Airlifts/vispompen Voerrobots Voermenger/extruder Koel-vriesapparatuur
Toelichting
Jaar 1
Bouwjaar 1980, lengte 350 m Inclusief stuurschroeven, GPS en spinboei-anker
8.230.000
Jaar 2
5.000.000 2.000.000 2.500.000 250.000
Incl. recirculatie Productie zoet water van Noordzee-water (1.500 l per uur) Fileren, verpakken 4 silo’s
Mengen, malen, extruderen en drogen Voor opslag verwerkte zalm
Totaal
1.000.000 2.000.000 100.000 1.000.000 25.000 100.000 100.000 1.000.000 50.000 23.355.000
De totale uitgaven (kosten en investeringen) zien er als volgt uit in jaar 1 en 2: Uitgaven in € Kosten totaal Investeringen totaal Uitgaven totaal
Jaar 1 7.148.350 23.355.000 30.503.350
Jaar 2 7.503.350 7.503.350
Kijken we naar de inkomsten, dan moet worden geconcludeerd dat het eerste jaar geen inkomsten kunnen worden verworven, aangezien de productie van zalm tot nu toe minimaal 15 maanden in beslag neemt. In het eerste jaar zijn dan ook geen inkomsten geboekt. Er moet binnen jaar 1 gestreefd worden naar het bereiken van een continu productieproces. Dit houdt in dat de productie van zalm zodanig moet worden gespreid dat wekelijks een batch van circa 1.500 zalmen van een consumptierijp gewicht van 5 kilogram wordt bereikt. Dat zal betekenen dat met betrekking tot het broeden van de zalmeitjes, het aanpassen van voer, licht en watertemperatuur de nodige variaties zullen moeten worden aangebracht om deze batch-gewijze productie te kunnen realiseren. Er moet dus ook worden gewerkt met meerdere kweekbassins, zodat zalmen in hun diverse levensfasen met bijbehorende voerspecificaties afzonderlijk kunnen worden geteeld. Inkomsten kunnen naast de verkoop van consumptierijpe zalm ook worden gehaald uit de verkoop van vismeel dat wordt geproduceerd op basis van het zalmafval na fileren. Het geproduceerde vismeel kan om wettelijke redenen niet rechtsreeks worden ingezet voor het voeren van de InnoFisk-zalm, maar kan wel worden verkocht aan andere zalmkwekers of visvoerproducenten. Bij de berekening van inkomsten uit vismeel is uitgegaan van de gangbare prijs voor vismeel van € 0,40 per kilogram en is berekend dat 10 procent van het lichaamsgewicht van de consumptierijpe zalm leidt tot visafval; dat is in totaal 50.000 kg visafval. De InnoFisk1
57
Inkomsten in € Verkoop zalm (€ 10/kg) Verkoop vismeel (€ 0,4/kg) Totaal
Jaar 1
Jaar 2 0 0 0
5.000.000 20.000 5.020.000
In jaar één levert InnoFisk geen inkomsten op. In jaar twee bedragen de inkomsten in totaal € 5.020.000, zijnde € 5.000.000 aan inkomsten uit zalmverkoop en € 20.000 uit de verkoop van vismeel. Voor de prijsberekening van zalm per kilogram is uitgegaan van het feit dat kweekzalm momenteel € 2,80 per kilogram oplevert (groothandelsprijs) en dat de prijs van wilde zalm op dit moment drie keer zo hoog ligt als de prijs van kweekzalm. In het komend jaar valt te verwachten dat de prijs van wilde zalm nog iets kan toenemen gezien de toenemende schaarste van wilde zalm, maar ook de prijsstijging van wilde zalm zal zijn grens bereiken. Bijgevolg is geconcludeerd dat de prijs voor InnoFisk-zalm per kilogram maximaal € 10 kan bedragen, wil men een realistisch beeld geven van de commerciële haalbaarheid. Aangezien in jaar één de kosten in totaal € 7.148.350 bedragen en er geen inkomsten zijn, bedraagt het verlies in jaar één € 7.148.350. In jaar twee bedragen de kosten in totaal € 7.503.350 en bedragen de inkomsten in totaal € 5.020.000. Het verlies in jaar twee is bijgevolg € 2.483.350. Aangezien de inkomsten en kosten in jaar drie identiek zijn aan jaar twee, bedraagt het verlies in jaar drie opnieuw € 2.483.350. Er is met andere woorden geen verwachting dat de inkomsten in de loop der jaren toenemen en uiteindelijk winst kan worden gerealiseerd. Geconcludeerd kan worden dat het InnoFisk-concept uitgaande van een productiecapaciteit van 100.000 zalmen en een verkoopprijs van € 10 per kilogram commercieel niet haalbaar is. Scenario 2 – verdubbeling van de productiecapaciteit Een belangrijke aanvullende conclusie uit bovenstaande berekeningen is dat de kosten voor de productie van 500.000 kg zalm relatief hoog zijn en de kosten relatief lager worden naarmate de productiecapaciteit zou worden opgevoerd. Verdubbelt men bijvoorbeeld de productiecapaciteit (naar 1.000 ton zalm), dan worden ook de voerkosten en een deel van de personeelskosten naar rato verhoogd, maar de overige kosten (zoals de afschrijvingskosten die een groot deel van de jaarlijkse kosten uitmaken) blijven nagenoeg gelijk. Het loont de moeite om na te gaan hoe het financieel plaatje eruit ziet wanneer de productiecapaciteit wordt verdubbeld naar 1.000 ton zalm per jaar. De totale operationele kosten bij een productie van 200.000 zalmen aan 5 kilogram per stuk bedragen dan in jaar één € 10.315.250 en in jaar twee € 10.825.250. De kostenposten die naar rato verdubbelen zijn de voerkosten en energiekosten. De loonkosten stijgen alleen voor het personeel dat betrokken is bij de visteelt en visverwerking en blijven ongewijzigd voor het engineering personeel. De afschrijvingskosten blijven vrijwel ongewijzigd omdat er geen nieuwe investeringen nodig zijn (op de aankoop van een aantal additionele bassins na, die in het totale kostenplaatje nauwelijks een rol spelen).
De InnoFisk1
58
Kijken we vervolgens naar de inkomsten, dan blijven deze in jaar één nihil. In jaar twee verandert dit drastisch. Overzicht inkomsten in € Inkomsten - uit zalm (€ 10 per kg) - uit vismeel (€ 0,4 per kg) Totaal
Jaar 1 0,0,0,-
Jaar 2 10.000.000 40.000 10.040.000
Jaar 3 10.000.000 40.000 10.040.000
Aangezien in jaar één de kosten in totaal € 10.315.250 bedragen en er geen inkomsten zijn, is het verlies in jaar één € 10.315.250. In jaar twee worden de vooruitzichten aanzienlijk positiever. De kosten bedragen in totaal € 10.825.250, maar de inkomsten zijn ook naar rato veel hoger, namelijk 10.040.000. Het verlies in jaar twee bedraagt bijgevolg slechts € 785.250. Het verlies bij een verdubbelde capaciteit is nog maar 7,3% van de totale kosten, terwijl in het oorspronkelijk scenario (een capaciteit van 500 ton zalm) het verlies in jaar twee nog 33% was van de totale kosten. Aangezien de inkomsten en kosten in jaar drie identiek zijn aan jaar twee, bedraagt het verlies in jaar drie opnieuw € 785.250 en is er vooralsnog geen vooruitzicht op een positieve cash-flow.. Geconcludeerd kan worden dat door een verhoging van de productiecapaciteit het jaarlijks verlies aanzienlijk kan worden verminderd. Het loont de moeite om na te gaan wat de maximaal te realiseren productiecapaciteit op het InnoFisk-schip is en op welk punt winst kan worden behaald. Uiteraard kent teelt op de InnoFisk ook zijn fysieke grenzen, zeker wanneer men de vooropgestelde dichtheidsnormen nog steeds in acht wil nemen. Bovendien gaat ruimte die in beslag wordt genomen voor de teelt van zalm ten koste van ruimte voor opslag, SCP-productie en zalmverwerking en wordt een punt bereikt waarop deze activiteiten niet meer op het schip kunnen worden gerealiseerd.
De InnoFisk1
59
De InnoFisk1
60
6. Eindconclusies commerciële haalbaarheid
De InnoFisk1
61
20 20
20 00
19 90
19 76
Miljoen ton
• Aquacultuur is een relatief jonge economische sector die vooral de afgelopen 200 tien jaar in omzet en volume gestegen is. Omdat wilde vis steeds schaarser wordt, 150 wordt een steeds belangrijker deel van de Viskweek visproductie opgevangen door visteelt. 100 Visvangst • Hoewel in de aquacultuur gestreefd wordt 50 naar het kweken van een breder scala aan vissoorten, neemt zalmteelt duidelijk het 0 grootste deel van de totale visteeltproductie in beslag (in 2001 94,5 procent). • Zalmkwekers hebben in de afgelopen tien jaar veel geïnvesteerd in het uitbreiden van hun productiecapaciteit en het optimaliseren van voermethoden. Dit heeft er mede toe geleid dat een overaanbod van kweekzalm is ontstaan en dat de groothandelsprijs voor zalm in de afgelopen drie jaar drastisch is gedaald. Diverse zalmkwekers zijn door de forse prijsdalingen failliet gegaan en de zalmproductie is door diverse fusies nu grotendeels in handen van vijf internationale producenten. In totaal ligt 90 procent van de zalmproductie in handen van slechts 30 kwekers. Nutreco is hiervan de grootste en neemt 20 procent van de wereldproductie voor zijn rekening. • Kweekzalm is fors in prijs gedaald en de groothandelsprijs bedraagt momenteel €2,8 per kilogram. Wilde zalm wordt steeds schaarser en de prijs van wilde zalm ligt dan ook drie keer hoger dan die van kweekzalm. • Traditionele zalmkwekers kunnen nog nauwelijks winstgevend opereren. Voor een kwekerij met een productiecapaciteit van 200 ton vis per jaar bedragen de operationele kosten circa € 2 per kilogram. Van deze operationele kosten gaat 40 tot 60 procent naar voer. • In het InnoFisk-concept wordt sterk afgeweken van de traditionele kweekmethoden. Allereerst wordt zalm geteeld in een fysiek begrensde ruimte (een VLS) en wordt op het schip zo veel mogelijk gebruikgemaakt van alternatieve grondstoffen en geavanceerde technologieën. Dit houdt in dat de investeringskosten aanzienlijk hoger liggen dan bij een traditionele zalmkwekerij. De aanschaf van een schip van 350 m lengte, de inkoop van een SCP-reactor, voerproductieapparatuur en visverwerkingmachines zorgen ervoor dat de investeringen aanzienlijk zijn en ook de operationele kosten (plus afschrijvingen) niet te vergelijken zijn met de kosten van traditionele zalmkwekers. • Kijken we in detail naar de operationele kosten, de vereiste investeringen en de verwachte inkomsten in de eerste twee jaren, dan is het InnoFisk-concept op dit moment commercieel niet haalbaar. Zelfs wanneer een ambitieuze verkoopprijs van € 10 per kilogram wordt gehanteerd, dan zijn de inkomsten in jaar twee en de daaropvolgende jaren hooguit 67 procent van de kosten. • Geconcludeerd kan worden dat met een productiecapaciteit van 500 ton zalm het InnoFisk-concept commercieel niet haalbaar is. Uit een kostenberekening uitgaande van een verdubbelde productiecapaciteit (1.000 ton zalm) blijkt wel dat het verlies in jaar 2 procentueel afneemt van 33% naar 7,3% van de totale kosten.
•
•
•
•
Het loont bijgevolg de moeite om na te gaan wat de maximaal te realiseren productiecapaciteit op het InnoFisk-schip is en op welk punt winst kan worden behaald. Uiteraard kent teelt op de InnoFisk ook zijn fysieke grenzen, zeker wanneer men de vooropgestelde dichtheidsnormen nog steeds in acht wil nemen. Bovendien gaat ruimte die in beslag wordt genomen voor de teelt van zalm, ten koste van ruimte voor opslag, SCP-productie en zalmverwerking en wordt een punt bereikt waarop deze activiteiten niet meer op het schip kunnen worden gerealiseerd. Duidelijk is wel dat de InnoFisk-zalm een marktprijs zal moeten hebben die ligt in de nabijheid van wilde zalm. Dit betekent dat het InnoFiskmarktsegment zeer klein is en slechts in heel beperkte mate zal bestaan uit individuele consumenten. InnoFisk zal zich in haar marketingstrategie moeten richten op een doelgroep die wel bereid is om voor topkwaliteit ook een dito prijs te betalen. Dan moet gedacht worden aan toprestaurants en cateraars en exclusieve traiteurs. Ook is het zinvol om de buitenlandse markt - met name Azië – nader te bestuderen. Met name Japan vormt in dat opzicht een interessante doelgroep. De Japanse bevolking eet veel en vooral verse vis. Aangezien vis in Japan ook vaak rauw wordt geconsumeerd, zijn topkwaliteit en versheid belangrijke eisen. Japan is ook bereid om voor een vers en goed product geld te betalen. Nu al worden vanuit Canada en Chili zalmen en tonijnen overgevlogen en wordt een hoge prijs betaald voor topkwaliteit. Het is bijgevolg zinvol om in een nader marktonderzoek voor de InnoFisk-zalm de Japanse markt mee te nemen. In haar marketing, pr, communicatie naar de consument en verpakking zal InnoFisk moeten uitstralen dat de afnemer te maken heeft met een zeer exclusieve zalm die de kwaliteit van wilde zalm evenaart - zo niet overtreft - en zich in alle opzichten onderscheidt van de huidige kweekzalm. Tijd en middelen voor het uitwerken van een goed doordachte marketingstrategie vormen een essentieel onderdeel van het commercieel traject.
De InnoFisk1
62
7. Eindconclusies en suggesties voor de toekomst
7.1.
C o n c l u s i e s h a a l b a a r he i d s s t u d i e
• Kijkend naar de technologische haalbaarheid van het InnoFisk-concept kan worden geconcludeerd dat in grote lijnen voor de zes unit-operations het concept technisch haalbaar is. • Het kweken van zalm kan op een schip plaatsvinden. Aangeraden wordt om de teelt aan te vangen bij het uitbroeden van de eitjes en niet vanaf de smoltfase. Het transporteren van smoltzalm naar het schip om teelt vanaf dat moment aan te vangen, is om meerdere redenen niet wenselijk. • Op de InnoFisk zullen meerdere zoet- en zoutwaterbassins moeten worden aangebracht, wil men op verantwoorde wijze minimaal 100.000 zalmen kweken. Om het uitbreken van ziektes te voorkomen en de stress van de zalm zo laag mogelijk te houden, wordt aanbevolen om een maximale dichtheid aan te houden van 20 kg/m3, wat neerkomt op maximaal vier volwassen zalmen van 5 kilogram per stuk per m3. • Alle technologische kennis is aanwezig om de zalm in zijn verschillende levensfasen van een evenwichtige voeding te voorzien. Uitgebalanceerde zalmvoederpakketten zijn reeds beschikbaar. Ook het gebruik van SCP als gedeeltelijke vervanger van vismeel is een bewezen technologie die al commercieel wordt toegepast. Recirculatiesystemen om het water in de bassins continu te zuiveren en te monitoren op zuurstofgehalte, stroming en temperatuur zijn beschikbaar voor zoet en zout water. • Het produceren van SCP uit methaan is een bewezen technologie, die reeds wordt toegepast in Noorwegen. Zowel de lengte als hoogte van de huidige SCP-reactor in Noorwegen zijn aanzienlijk en vormen een knelpunt, wanneer men overweegt om de reactor op de InnoFisk te plaatsen. De reactor zal drastisch moeten worden verkleind om toepassing op een schip mogelijk te maken. Het verkleinen van de reactor tot een maximale lengte van bijvoorbeeld 5 meter, met behoud van de oorspronkelijke productiecapaciteit, is nog niet gerealiseerd. • Voor de productie van SCP uit methaan kan niet worden uitgegaan van methaan dat nu wordt afgefakkeld. Ten eerste is het methaan dat nu wordt afgefakkeld, ernstig vervuild en moet eerst worden gezuiverd. Ten tweede wordt nog nauwelijks methaan afgefakkeld en alleen nog bij verkenningen die slechts van korte duur zijn. • Methaan zal dus op een andere manier moeten worden ingekocht, hetzij van een nabijgelegen boorplatform, hetzij vanuit een gastanker. Wil men methaan opslaan op het InnoFisk-schip, dan moet rekening worden gehouden met strenge wet- en regelgeving. Overwogen kan worden om het methaan op te slaan in een nabijgelegen gasboei. • Het verwerken van zalm op de InnoFisk is technisch haalbaar. Apparatuur noodzakelijk voor visverwerking en –verpakking is beschikbaar en kan op een schip worden geïnstalleerd. Het lozen van visafval in zee wordt enkel toegestaan wanneer het gaat om vers afval van gezonde en zeer recent geslachte dieren. Ook De InnoFisk1
63
zal moeten worden aangetoond dat het afval geen toxische residuen bevat. Het verwerken van visafval tot vismeel is technisch mogelijk en kan op het schip plaatsvinden. • Met betrekking tot de inrichting van het InnoFisk-schip moet men uitgaan van een groot schip met een minimale lengte van circa 300 meter. De productie en verwerking van 500 ton zalm per jaar is op een dergelijk schip mogelijk. Ten aanzien van de commerciële haalbaarheid van het InnoFisk-concept moet voorlopig worden geconcludeerd dat het concept voor een productiecapaciteit van 500 ton zalm per jaar niet haalbaar is. • In het InnoFisk-concept wordt sterk afgeweken van de traditionele kweekmethoden. Allereerst wordt zalm geteeld in een fysiek begrensde ruimte (een schip) en ten tweede wordt op het schip zo veel mogelijk gebruikgemaakt van alternatieve grondstoffen en geavanceerde technologieën. Dit houdt in dat de investeringskosten aanzienlijk hoger liggen dan bij een traditionele zalmkwekerij. De aanschaf van een schip van 350 meter lengte, de inkoop van een SCP-reactor, voerproductie-apparatuur en visverwerkingapparatuur zorgen ervoor dat de investeringen aanzienlijk zijn en ook de operationele kosten (plus afschrijvingen) niet te vergelijken zijn met de kosten van traditionele zalmkwekers. • Kijken we in detail naar de operationele kosten, de vereiste investeringen en de verwachte inkomsten in de eerste drie jaren, dan is het InnoFisk-concept op dit moment commercieel niet haalbaar. Zelfs wanneer een ambitieuze verkoopprijs van € 10 per kilogram zalm wordt gehanteerd – die drie keer hoger ligt dan de huidige groothandelprijs voor kweekzalm - dan zijn de inkomsten in jaar 2 en de daaropvolgende jaren hooguit 67 procent van de totale kosten. Ook indien men de productiecapaciteit zou verdubbelen naar 1.000 ton zalm per jaar, is het concept nog steeds niet commercieel haalbaar, maar bedraagt het jaarlijkse verlies nog maar 7,3% van de totale operationele kosten.
7.2.
Suggesties te ondernemen vervolgstappen
Het technisch implementeren van het InnoFisk-concept vormt - op het verkleinen van de SCP reactor na -weinig problemen. Grootste knelpunt op dit moment is de commerciële haalbaarheid van het concept, gezien de aanzienlijke investeringen die vereist zijn. Deze leiden tot operationele kosten die in geen verhouding staan tot de actuele prijs voor zowel teeltzalm als wilde zalm. Zowel politiek als economisch is er een urgente behoefte aan duurzame visteeltconcepten. InnoFisk sluit aan bij deze behoefte en de uitgangspunten van het concept mogen bijgevolg niet eenvoudigweg van tafel worden geveegd op basis van de huidige economische gegevens. Op basis van deze conclusies worden drie concrete aanbevelingen gedaan om het InnoFisk-concept op lange termijn alsnog een realiseerbaar concept te maken: 1. Combinatieteelt In deze verkennende studie is louter en alleen gekeken naar de technische en commerciële haalbaarheid om zalmteelt op een schip te realiseren. Hoewel de teelt van zalm een reeds ver uitontwikkelde tak van sport is, is in de afgelopen jaren een overaanbod van teeltzalm ontstaan en is de groothandelprijs bijgevolg drastisch gedaald. Het valt te overwegen om op het InnoFiskschip een combinatieteelt uit te zetten, wat De InnoFisk1
64
betekent dat op het schip tegelijkertijd meerdere vissoorten worden gekweekt. Gedacht kan worden aan zoutwatervissen, zoals tong, kabeljauw en tarbot. Ook de teelt van garnalen zou kunnen worden overwogen. Combinatieteelt is om meerdere redenen interessant: Men kan zich richten op andere vissoorten die met uitsterven worden bedreigd. Teelt is op lange termijn de enige manier waarop consumptie van vissoorten zoals kabeljauw nog kan worden gewaarborgd. De prijs van kabeljauw en tong is erg hoog en stijgt nog steeds door toenemende schaarste. Markttechnisch lijkt het zinvol om productie van deze vissoorten in het InnoFisk-concept mee te nemen. Combinatieteelt zorgt voor spreiding van het economische risico. Gaan de marktprijzen van één vissoort sterk dalen, dan kan dit worden gecompenseerd door de verkoop van andere vissoorten. De infrastructuur nodig voor de teelt van zalm is ook voor een groot deel toepasbaar voor andere soorten. Waterrecirculatiesystemen, voerrobots en verwerkingsapparatuur kunnen voor meerdere vissoorten worden toegepast. Ook het zoute zeewater, dat vanuit zee na zuivering in de bassins wordt gepompt, kan voor andere zoutwatervissen aangewend worden. Bij combinatieteelt moet wel worden opgemerkt dat de teelt van verschillende vissoorten nog niet volledig is uitgewerkt en nog niet voor 100 procent succesvol commercieel kan worden toegepast. Met betrekking tot de teelt van tong is al verschillende jaren onderzoek verricht door RIVO (Animal Sciences Group) en worden nu eerste commerciële testen in de spin-off Solea BV uitgevoerd. Nutreco verricht al enige jaren onderzoek naar de teelt van kabeljauw in Noorwegen. Sinds februari 2002 kweekt Nutreco op commerciële basis kabeljauw onder de naam Cod Culture Norway. 21 Nutreco verwacht dat eind 2004 de eerste gekweekte kabeljauw in de winkel ligt. Toch verloopt de kabeljauwteelt nog niet helemaal vlekkeloos. Met name het voeren van de vingerlingen (de jonge kabeljauw van circa 2 maanden oud) is moeilijk en in deze fase kent de kabeljauwteelt nog een hoog sterftecijfer. 2. Verhogen productiecapaciteit en loslaten van sommige uitgangspunten Zalmteelt op een schip kan een commercieel haalbare activiteit worden wanneer bepaalde uitgangspunten in het InnoFisk-concept worden losgelaten. Uit de commerciële haalbaarheidsstudie blijkt dat een aanzienlijke verhoging van de productiecapaciteit de operationele kosten relatief doet dalen en er een punt kan worden bereikt waarop bij een specifieke productiecapaciteit wel winstgevend kan worden geopereerd. De investeringskosten en indirect ook de operationele kosten van InnoFisk zijn vooral hoog, omdat wordt uitgegaan van het feit dat alle activiteiten (voer- en zalmproductie, SCP-productie en zalmverwerking) op het schip moeten plaatsvinden. Ook slibverwerking en energieproductie uit biomassa zorgen ervoor dat de vereiste investeringen grote proporties aannemen die in geen enkel opzicht te vergelijken zijn met de investeringen in een traditionele zalmkwekerij. Zou men een aantal van die uitgangspunten loslaten, dan ziet het kostenplaatje er anders uit en wordt fysiek ook meer ruimte vrijgemaakt op het schip om de zalmcapaciteit te verhogen.
21
NRC, Marcel aan de Brugh, Nutreco profiteert van visquota, 14 december 2002.
De InnoFisk1
65
Men zou bijvoorbeeld kunnen overwegen om de SCP-productie en de totale voerproductie op land te laten plaatsvinden. Ook de visverwerking kan op land gebeuren, zodat op het schip louter geconcentreerd wordt op zalmproductie. Als men overweegt om meerdere activiteiten buiten het schip te laten plaatsvinden, zou men eventueel ook het principe van het schip kunnen verlaten en kijken naar alternatieve oplossingen op zee. Gedacht kan worden aan de bouw of aankoop van een platform of drijvend ponton. Schaft men een schip aan dat louter dient voor de teelt van zalm, dan betaalt men namelijk een hoge prijs voor extra functies, zoals een brug en motoren die niet vereist zijn voor zalmteelt, maar die de prijs aanzienlijk verhogen. 3. Eerst een demonstratieproject opzetten “Lab op zee” Hoewel de technische haalbaarheidsstudie uitwijst dat het InnoFisk-concept in grote lijnen technisch haalbaar is, zijn er toch in diverse unit-operations specifieke aandachtspunten waarvoor nader onderzoek of een verdere technische ontwikkeling gewenst is. Afzonderlijk vormen de verschillende unit-operations geen bedreiging voor het technisch welslagen van het concept, maar de risico’s en aandachtspunten zitten hoofdzakelijk in de integratie van de onderdelen en de realisatie van het plan op grote schaal. Aangezien commerciële zalmteelt op een schip op volle zee nog niet eerder is gerealiseerd, verdient het sowieso aanbeveling om een dergelijk ambitieus plan in fasen uit te voeren. Dit gegeven, gecombineerd met de aanbeveling om combinatieteelt op te zetten, maakt het aannemelijk en zinvol om eerst een demonstratieproject op te zetten, bijvoorbeeld om zo via een ontwikkelingsproject de haalbaarheid te demonstreren. Men zou het demonstratieproject kunnen beschouwen als een proeflaboratorium op zee (een CERN of ESA voor de visteelt), waarin diverse aspecten worden onderzocht en specifieke technologische oplossingen in praktijk worden getest. Het lab op zee is een klein proefschip waarin, waar dan ook in Europa, deelprojecten worden uitgewerkt. Research & Development-aspecten die in zo’n demonstratieproject uitstekend kunnen worden uitgezocht, zijn onder andere: Verder onderzoek naar de ideale voersamenstelling voor zalm en andere vissoorten, inclusief het verder onderzoeken van de verteerbaarheid van alternatieve grondstoffen (Wageningen UR, Nutreco, Provimi) Uittesten van de verteerbaarheid van SCP op diverse vissoorten, zoals tong en kabeljauw (Norferm) Uittesten tong- en kabeljauwteelt op een schip (RIVO, Nutreco) Eerste technisch ontwerp van een schip en analyse van engineeringaspecten om het schip optimaal in te richten zonder de veiligheid en het welzijn van de vis in gevaar te brengen (Hesy) Verkleinen van de SCP-reactor tot een maximale lengte van 5 m en hoogte van 3 m en analyse van de productiecapaciteit (Easthouse, Norferm) Verder onderzoek naar en optimalisatie van het fermentatieproces voor de productie van omega-3-vetzuren als alternatief voor visolie (onderzoek A&F, Wageningen UR) En vele andere, zoals een nader onderzoek naar wet- en regelgeving met betrekking tot visteelt op een schip of volle zee, ontwikkeling van een keurmerk en uitwerken van een duurzaam visteeltproces dat voor de consument transparant is.
De InnoFisk1
66
Een demonstratieproject in de vorm van een lab op zee zou een meerjarenproject zijn waarin diverse kennisinstellingen en commerciële partijen een cruciale rol spelen en ieder een duidelijk te omlijnen onderzoeksdeel op zich neemt. Ook is het van essentieel belang om alle schakels in de visteelt bij het project te betrekken: de scheepsbouw, de visvoerindustrie, de viskwekers, onderzoeksinstituten en universiteiten actief op het gebied van visteelt, ontwerpers van kweekbassins en recirculatiesystemen, engineeringbureaus, visverwerkers, retailers en consumenten. Het is zinvol om na te gaan of het demonstratieproject internationaal kan worden opgezet. Aquacultuur is voor meerdere Europese landen, zoals Noorwegen, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk, een belangrijke economische sector en lange-termijnonderzoek op dit terrein wordt door meerdere landen ondersteund. Bovendien heeft de Europese Unie zich uitdrukkelijk positief uitgesproken over een verdere ontwikkeling van visteelt. Voorgesteld wordt om eerst binnen Nederland een brainstormsessie te organiseren met de diverse ondernemingen en kennisinstellingen die op dit terrein reeds jaren actief zijn. Tijdens een dergelijke brainstormsessie zouden de volgende zaken kunnen worden besproken: Het sonderen van de interesse voor deelname aan een demonstratieproject bij de diverse ketenpartners. Het uitwerken van de contouren van het demonstratieproject. Het optuigen van een strategisch project. Zowel het Kaderprogramma van de Europese Commissie als het Eureka-programma is het overwegen waard.
De InnoFisk1
67
De InnoFisk1
68
8. Samenvatting Visconsumptie neemt nog steeds toe en de vraag naar verse vis het hele jaar door stijgt gestaag. Hoewel de vraag naar vis toeneemt, wordt het aanbod aan vissoorten in natuurlijke wateren steeds kleiner. De grootte van diverse visbestanden bereikt haar biologische grens en steeds meer vissoorten worden met uitsterven bedreigd. Hierdoor neemt de belangstelling voor visteelt (aquacultuur) steeds meer toe. Het is dan ook geen verrassing dat aquacultuur behoort tot één van de snelst groeiende economische sectoren in de afgelopen 20 jaar. Toch heeft de visteelt te kampen met diverse problemen. Allereerst is het aanbod van kweekvis nog sterk beperkt tot gekweekte zalm en begint de teelt van andere vissoorten slechts mondjesmaat toe te nemen (zoals de tarbot, Tilapia en meerval). Verwacht wordt dat de teelt van meerdere vissoorten in de komende jaren zal toenemen, zij het dat voorafgaand aan commerciële teelt jaren van onderzoek vereist zijn en wet- en regelgeving in Nederland met betrekking tot te telen vissoorten vertragend werkt. Aquacultuur wordt ook geconfronteerd met felle kritiek vanuit milieuorganisaties. Kritiek wordt bijvoorbeeld geleverd op het vereiste visvoer, nodig voor visteelt. De grondstoffen voor visvoer - zijnde vismeel en visolie – worden gewonnen uit wildgevangen vis. Aangezien de beschikbaarheid van wildgevangen vis steeds beperkter wordt, zal in het in de nabije toekomst steeds moeilijker worden om de gewenste hoeveelheid visolie te produceren. Dit probleem wordt steeds urgenter, wanneer men bedenkt dat een gekweekte vis gemiddeld één tot twee keer zijn eigen lichaamsgewicht aan visolie consumeert. Visteelt vindt bij traditionele kwekers plaats in open wateren. Meestal wordt vis gekweekt in kooien die worden geplaatst in open zee of fjorden. Milieuorganisaties en consumenten uiten hun bezorgdheid over de effecten van open teelt op de omgeving en het welzijn van wilde vis. Open teelt brengt ontsnappingsgevaar met zich mee, waardoor teeltvis zich kan vermengen met wilde vissoorten. Open teelt leidt tot afvalstromen die rechtstreeks in het open water terechtkomen. Aquacultuur leidt tot een toename en concentratie van diverse besmettelijke ziekten die ook de wildvis aantasten. Bovendien moeten door de toename in ziekten ook meer medicijnen (waaronder antibiotica) worden toegediend en residuen van antibiotica komen eveneens in open wateren terecht. Consumenten zijn ontevreden over de kwaliteit van het visvlees van geteelde vis. Zowel de structuur, textuur als de smaak van het visvlees is matig en dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het feit dat de geteelde vis meestal te weinig bewegingsvrijheid heeft. Het InnoFisk-concept omvat een strategisch lange-termijnplan om voor bovenvermelde problemen een oplossing te vinden. InnoFisk tracht de contouren uit te werken van een alternatieve vorm van visteelt die rekening houdt met 4 uitgangspunten: Dierenwelzijn: creëer voldoende bewegingsruimte en minimaliseer stress Duurzaamheid: voorkom milieuverontreiniging, pas geen geneesmiddelen en schadelijke chemicaliën toe en maak optimaal gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Sluit waar mogelijk stofkringlopen en zorg voor een optimale voedselconversie.
De InnoFisk1
69
Biodiversiteit: voorkom ontsnappingsgevaar van gekweekte vis naar natuurlijke populaties en gebruik zo weinig mogelijk vismeel en visolie als visvoer. Consument: produceer hoogwaardig en lekker visvlees, zorg voor transparantie in de keten en ontwikkel een betrouwbaar keurmerk. Het InnoFisk-concept is ambitieus, maar ontpopt zich op het juiste moment. Zowel politiek als economisch wordt de druk steeds groter om visserij op diverse wilde vissoorten te verbieden of te beperken. Ook zijn de Nederlandse en de Europese overheid ervan overtuigd dat aquacultuur in de komende jaren verder zal uitgroeien tot een belangrijke economische sector die als alternatief moet dienen voor de vangst op wildvis. Aquacultuur krijgt op dit moment al politieke steun uit Den Haag en Brussel en ook wordt al voorzichtig gesproken over financiële steun in de toekomst. De basis van het InnoFisk-concept is teelt en verwerking van zalm op een schip, waarbij het uitgangspunt is dat het schip zo veel mogelijk zelfvoorzienend moet zijn en gebruik moet maken van natuurlijke en milieuvriendelijke hulpbronnen/grondstoffen. De teelt van zalm vindt plaats in zoet- en zoutwatertanks die in het schip worden geplaatst. Het vereiste zoute water wordt uit zee gepompt en gereinigd. Het zoete water (nodig in de eerste levensfasen van de zalm) wordt geproduceerd middels ontziltingsinstallaties uit zout water. Het afvalwater wordt continu gezuiverd en slib wordt verwerkt tot biomassa voor het opwekken van energie. Met betrekking tot het voer wordt gestreefd naar een optimaal gebruik van alternatieve grondstoffen ter vervanging van vismeel en visolie. Een concreet voorbeeld hiervan is het gebruik van SCP (Single Cell Protein) dat middels een bioreactor wordt geproduceerd uit methaan. Het SCP wordt gedeeltelijk aangewend als eiwitvervanger in het zalmvoer. Hoewel het merendeel van de technische doelstellingen van InnoFisk haalbaar is, is de integratie van de diverse unit-operations in de praktijk (op een schip) nog niet bewezen. Commercieel is het InnoFisk-concept op dit moment nog niet haalbaar, omdat de vereiste investeringen, zoals de aanschaf van een schip, reactoren en diverse apparatuur en de operationele kosten, de inkomsten aanzienlijk overschrijden. De commerciële haalbaarheid van het concept zou aanmerkelijk verbeteren wanneer de productiecapaciteit fors wordt verhoogd en gestreefd wordt naar combinatieteelt (bijvoorbeeld zalm in combinatie met kabeljauw en tong). Om dit laatste te kunnen realiseren, is nog veel R&D vereist: niet alleen op het gebied van combinatieteelt, visvoersamenstelling en verteerbaarheid, maar ook op het gebied van de optimalisatie van de SCP-reactor, slibverwerking, vismeelproductie uit afval aan boord en uiteraard het ontwerpen van het schip voor een optimaal dierwelzijn. Aangezien diverse kennisinstellingen en ondernemingen in Nederland reeds jaren onderzoek verrichten op dit terrein en beschikken over de vereiste knowhow, loont het de moeite om de actoren in een brainstormsessie bij elkaar te brengen om de interesse voor een demonstratieproject te peilen. In een demonstratieproject, dat kan worden beschouwd als een “laboratorium op zee”, kunnen de diverse R&D-
De InnoFisk1
70
aspecten onderzocht en ontwikkeld worden en kunnen de verschillende betrokken actoren in deelprojecten hun kennis en ervaring inzetten. Ook kan worden overwogen om het project internationaal uit te rollen en voor de R&D-aspecten subsidie aan te vragen in Brussel, dat een verdere ontwikkeling van duurzame visteelt aanmoedigt. Om de duurzaamheid van het InnoFisk-concept te garanderen, zal het van essentieel belang zijn om de diverse spelers in de keten, inclusief de consument, vanaf het begin bij dit project te betrekken.
De InnoFisk1
71
De InnoFisk1
72
9. InnoFisk Executive summary Eating fish is recommended by various health organisations, since fish contains Omega-3-fatty acids that help reduce the risks of heart and artery diseases. The consumption of fish and the demand for fresh fish throughout the year is still increasing. While the demand for fish increases, the supply of various fish species in natural waters is declining to an alarming limit. The volume of several fish species has reached its biological limit and gradually more fish species are threatened with extinction. Hence, the interest for fish farming is growing steadily. It should come as no surprise that fish farming has become one of the most rapidly growing industries in the last two decades. Nevertheless, the fish farming industry is facing a number of problems. The supply of farmed fish is still limited to a small number of species and so far salmon claims more than 95 percent of the fish-farming turnover. Only recently has the farming of different species, such as Tilapia, catfish and turbot started to develop on a small scale. It is to be expected that farming of species other than salmon will increase in the coming decade. Fish farming is also regularly subject to heavy criticism from environmental organisations and consumers. Part of the criticism is directed towards the use of fish feed. Fish feed mainly consists of fishmeal and fish oil, which are extracted from wild fish. Since the availability of wild fish is continuously diminishing, it will become increasingly difficult to keep on producing the necessary amount of fish oil and fishmeal. This problem will only become more urgent, considering that the fish farming industry is still growing and considering that farmed fish on average consumes once up to twice its body weight in fish oil. Fish farming traditionally takes place in cages in open waters (near the coast or in fjords). Environmental organisations and consumers express concerns with regard to the effect of fish farming on the environment and the well-being of the fish. Open farming entails the risk of escapes, which may endanger natural populations. Open fish farms produce waste streams that directly end up in open waters. Fish farming results in an increase of fish diseases, which may affect natural populations. Furthermore, outbreaks of fish diseases have resulted in increased use of antibiotics of which traces remain in open waters. Consumers utter criticism with regard to the quality of farmed fish, particularly salmon. Both the texture and structure of the salmon meat as well as the taste are far below the quality of wild salmon and this is mainly due to the lack of mobility of farmed salmon. InnoFisk contains a strategic long-term plan to offer a solution for the abovementioned problems. InnoFisk attempts to draft the general outlines of a sustainable and alternative method of fish farming, taking into account four major principles: Animal well-being: create sufficient freedom of movement and minimise stress Sustainability: avoid environmental pollution, do not apply antibiotics and harmful chemicals. Make us of natural organic resources where possible and try to reach an optimal feed conversion ratio. Biodiversity: avoid escapes of farmed fish to natural populations and avoid the use of fishmeal and fish oil as much as possible.
De InnoFisk1
73
Consumer: produce high quality farmed fish with a good texture and make the fish farming chain transparent. Develop a hallmark. The InnoFisk concept is ambitious, but is born at a time where discussions on sustainable fish farming methods have become ripe. The political and economic pressure to forbid or limit the fishing of natural populations is increasing. Both the Dutch and European government are convinced that aquaculture will become an increasingly important industry that should partially replace fisheries in the coming decade. The further growth of aquaculture is supported by The Hague as well as Brussels and the first rumours with regard to financial incentives in this sector are growing. The basis of InnoFisk is farming and processing of salmon on a ship with as main principle that the ship should be as self-sufficient as possible. The use of natural and environmentally friendly resources is a pre-condition. Salmon farming is carried out in fresh water and salt-water fish tanks which are integrated in the ship. The necessary salt water is taken from sea and pumped into the fish tanks after purification. The fresh water, needed in the fish tanks in the pre-smolt phase, is produced from sea water by means of desalination equipment. Water recirculation systems are used to continuously provide fresh and clean water in the fish tanks. The system refreshes water between two to four times per hour. Oxygen is provided and waste products (such as faeces, ammonium and carbon dioxide) are transformed into slurry that serves as biomass to produce energy. InnoFisk has the objective to make optimum use of alternative feed components to replace the traditional fish meal and fish oil. A practical example is the use of Single Cell Protein (SCP) that is produced from methane gas through a bioreactor. SCP will be partially used to replace the traditional protein supply in fishmeal. Although most of the technical objectives of the InnoFisk concept are feasible, the integration of the different unit operations has not been demonstrated on a ship. At this moment the InnoFisk project is not yet commercially feasible, since the necessary investments, such as the purchase of a ship, bioreactors and the necessary equipment and the annual production costs, excessively exceed the revenues. The commercial feasibility of the InnoFisk concept would improve considerably, if the production capacity would be largely expanded and if combination farming would be considered, i.e. farming salmon in combination with for instance codfish and sole. In order to reach optimum combination farming a considerable amount of research and development is still required, not only in the field of fish feed and digestibility, but also in the area of slurry processing, fishmeal production from fish waste and the optimal design of the ship in order to guarantee safety for both passengers and fish. Furthermore, the SCP bioreactor should be scaled down and its efficiency should be increased significantly. Since various Dutch research institutes and companies have been carrying out R&D in this area for years and since they have valuable know-how at their disposal, it is worth considering to organise a brainstorm session to bring the different parties involved together and to discuss the possibility to establish a large demonstration project. The demonstration project could be considered as a “R&D laboratory on sea” where a wide range of aspects can be investigated and developed. The different
De InnoFisk1
74
actors, involved in parts of the research could actively participate in one or more subprojects that can be defined collectively. One might also consider implementing the project on an international basis with European partners. For various R&D activities funding could be obtained from the European Commission that encourages the further growth and development of sustainable fish farming. In order to guarantee that InnoFisk becomes a sustainable concept, it will be of crucial importance to involve all actors in the fish farming chain (consumers included) in an early stage of the project.
De InnoFisk1
75
De InnoFisk1
76
Bijlage A: Geraadpleegde bronnen Literatuurlijst - Produktschap Vis, Nota 2002, Natuurlijk evenwicht - LEI, Smit en van Wijk, De Nederlandse visverwerkende industrie en groothandel, oktober 2001 - Produktschap Vis, Beleidsnota Viskweek, W. Van Eijk, juni 2001 - Inka Milewski, Impacts of Salmon Aquaculture on the Coastal Environment, Conservation Council of New Brunswick - ATO, Klickt, S. Vellema en P. van Notten, Transparant Transitions: designing the future of aquacultural production systems and farmed fish supply, maart 2003 - Produktschap Vis, Verslag werkconferentie Aquacultuur, april 2000 - LNV, De waarde van vis: achtergronddocument bij de beleidsbrief welzijn vis, maart 2002 - Biomar Ltd., Salmon Nutrition, Feed production, Feed modelling, Salmon farming and the environment, 2002 - Europese Commissie, Mededeling aan de Raad en het Europees Parlement: Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur, september 2002 - Council of Europe, Standing Committee of the European Convention for the Protection of Animals kept for farming Purposes, Draft version 13, februari 2003 - Staatsblad, jaargang 2002, Wet 542 Mijnbouwwet met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen, oktober 2002 - Staatscourant, V&W Beleidsregel waterdichte afsluiting van dekopeningen van vissersvaartuigen, 8 juli 2003 - University of Mississippi, K. Fletcher en G. Weston, The legal and regulatory Environment: offshore Aquaculture permitting Process in the Gulf of Mexico - University of Mississippi, K. Fletcher, Marine Aquaculture Zoning: a sustainable approach in the growth of Offshore Aquaculture - LNV, InnovatieNetwerk, Van Gendt, de Groot, Boendermaker, NIB Consult, Globaal Businessplan van een agro-center, april 2003 - Selina Stead, Marine resource Management, An individual approach to modelling effects of environmental factors of feed intake and growth of Atlantic Salmon, University of Aberdeen - Ir. Van Zwieten, Wageningen UR, Kansen en bedreigingen voor aquacultuur in Nederland, februari 1998. - Nutreco, Annual report 2002 - J. Bailey, Energy requirements and feeding behaviour of Salmonids in culture, Department of Aquaculture, Swedish University of Agricultural Sciences, Umea, 2003. - J. Gordon Bell, J. McEvoy, Replacement of fish oil with rapeseed oil in diets of Atlantic Salmon, University of Stirling - D. Egan, British Columbia Salmon Farming Industry, Competitiveness assessment, PriceWaterhouseCoopers, 2002. - Don Staniford, European Parliament’s Committee on Fisheries public hearing on Aquaculture, October 2002. - The Norwegian Directorate of Fisheries, Preliminary results from the profitability survey on Norwegian Fishfarms in 2001 (Salmon and trout), 2002. - Prof. C.J. Israelidis, Nutrition, SCP, Twenty years later, Food Technology Institute, Athens
De InnoFisk1
77
Geraadpleegde websites -
www.europa.eu.int (Europese richtlijnen) www.offshore.pagina.nl www.agro.nl www.biomar.co.uk www.bluewater.com www.cbs.nl www.conoship.com www.cyanotech.com (productie astaxanthine) www.ems.org www.ewos.ca (Canadian Salmon Farmers Association) www.fao.org (Feed methods, complete diet feeding) www.farmfreshsalmon.org www.fawc.org.uk www.fleuren-nooijen.nl www.frdc.com.au (Australian Fisheries Research and Development Corporation) www.globefish.org www.hesy.com www.intrafish.com www.minez.nl www.nitg.tno.nl www.noordzee.nl www.norferm.no www.nutreco.com www.olemiss.edu (University of Mississippi) www.paques.nl www.polarcirkel.com www.pvis.nl (Produktschap Vis) www.rivo.dlo.nl www.scheepvaart.stormpages.com www.seaweb.org www.sodm.nl (Staatstoezicht op de Mijnen) www.terranovaproject.com (FPSO informatie) www.thebalitc.com (Purchase of second-hand tankers) www.umaine.edu www.utas.edu.au (Farm management, feeds and feeding) www.waddenzee.nl www.zod.wau.nl (Wageningen UR)
(Telefonische) interviews
Organisatie
Contactpersoon
Contacten Innofisk Tel.nr.
Wur Visteelt STT Provimi TUD Interdukt TNO-NITG Easthouse
Johan Schrama Esther Luiten Hans Boon Stikkelman Henk Pagnier Nico Oosterhuis
0317-483307
[email protected] [email protected] 010.4239614
[email protected] 015-2787233 030-2564606
[email protected] 050-5204115
[email protected]
De InnoFisk1
78
E-mail
Produktschap Vis RIVO Nevevi ATO
Wim van Eijk Frans Veenstra Wim van Eijk Lolke Sijtsma Sietze Vellema Hesy Arie de Bondt Fluor Daniel Martijn Klopman Staatstoezicht op de Mijnen L.R. Henriquez Nutreco, Skretting John van Dooren Nutreco
070-3369607
[email protected] 0255 564770
[email protected] 070-3999426 Lolke.Sijtsma.wur.nl
[email protected] 0182-354202
[email protected] 0164-212148
[email protected] 06-51584801 john.van.dooren@nutreco. com
Roem
Relevante symposia - Produktschap Vis, Kweken voor de toekomst, Wassenaar, 23 september 2003 - ATO, KLICT, The future of Salmon, Baarn, 1 oktober 2003
De InnoFisk1
79
De InnoFisk1
80
Bijlage B: Vragenlijst technische haalbaarheid 1. Leef- en eetgewoonten van gekweekte zalm Om het Innofisk-concept in praktijk te brengen is het allereerst noodzakelijk om een goed inzicht te verkrijgen in de leef- en eetgewoonten van gekweekte zalm. Vragen die moeten worden beantwoord, zijn: Hoe lang leeft een (volwassen) zalm in de kweekvijver? Welk tijdspad moet men voor ogen hebben? Hoe groot is een zalm bij aanvang (vlak na smoltfase) en hoe groot is hij aan het einde van de rit (voor doding en verwerking)? Wat is het dagelijks dieet van de kweekzalm nu? Welke belangrijke voedingsstoffen heeft de zalm nodig? Wat is de maximaal toegestane dichtheid voor het kweken van zalm om kannibalisme te verkomen? En hoe groot en hoe diep moet een kweekvijver idealiter zijn voor 10.000 zalmen? Wat is de vereiste temperatuur van het kweekwater voor zalm? Hoe vaak dient het water van de kweekvijver te worden gezuiverd en hoe verloopt dat nu in kweekvijvers? Hoe wordt de zoet- en zoutwaterfase van de zalm in een kweekvijver nagebootst? Hoeveel stroming in het kweekwater is gewenst voor zalm en hoe wordt de stroming nu in een kweekvijver opgewekt? Geschiedt voortplanting van de zalm in de kweekvijver en hoe wordt deze gemonitord? Wat is de hoeveelheid licht die een zalm nodig heeft in de kweekvijver? Aan welke ziektes kan gekweekte zalm lijden en hoe kunnen deze ziektes worden voorkomen? Welke medicijnen moeten worden toegediend bij ziekte, en preventief? Wat zijn de voornaamste verschillen in eet- en leefgewoonten tussen jonge en volwassen zalm? Indien we uitgaan van het kweken van volwassen zalm (na smoltfase), waar halen we de jonge zalm dan vandaan en hoe wordt die getransporteerd? Moet de zalm worden ingekocht? 2. SCP (single cell protein)-productie Waar wordt microbieel eiwit (SCP) nu al in zalmkwekerijen toegepast en op welke schaal? Welk eiwit of welke mengsels van eiwitten worden nu al geproduceerd en toegediend en zijn er bijwerkingen bekend? Hoeveel SCP heeft een zalm per dag nodig? Hoeveel SCP moet per dag worden geproduceerd voor 10.000 zalmen en is dat haalbaar? Hoe groot is de SCP-reactor noodzakelijk voor de dagelijkse productie van SCP voor 10.000 zalmen en hoeveel zal deze reactor kosten? In welke vorm wordt methaan aangewend voor SCP-productie en hoe zuiver moet het methaan zijn? Welke materialen heeft men naast methaan nodig voor de productie van SCP en in welke verhouding? Hoe gevaarlijk/schadelijk zijn deze materialen en welke installaties zijn nodig om deze materialen te produceren of aan te leveren? De InnoFisk1
81
Welke schadelijke bijproducten ontstaan er bij SCP-productie uit methaan en moeten deze weer gezuiverd worden? Welke voeding moet naast SCP nog worden toegediend aan zalm? Hoe wordt het methaan in de SCP-reactor ingebracht en hoeveel methaan is noodzakelijk? (systeemtechnische dosering) Moet het methaan voor invoer in de SCP-reactor nog voorbehandeld worden en zo ja, waaruit bestaat die behandeling? Is het gas dat nu afgefakkeld wordt op boorplatforms direct geschikt voor SCP-productie? Zijn er speciale veiligheidseisen m.b.t de SCP-reactor waaraan moet worden voldaan en zo ja, welke? (ontploffings-, brandgevaar, milieubelasting en gezondheid) Kan de SCP-reactor op een schip worden geplaatst en heeft die dan voldoende stabiliteit? Wie produceert op dit moment een geschikte SCP-reactor en wat is de verkoopprijs? Kan de producent ook de vereiste nazorg en onderhoudsdiensten leveren? Hoeveel mensen zijn vereist voor het bedienen van een SCP-reactor en het beheersen van het totale SCP-proces? In welke vorm wordt SCP geproduceerd (vast, liquide) en hoe wordt het SCP vervolgens opgeslagen? Wat is de houdbaarheid van SCP en onder welke omstandigheden moet het worden bewaard? 3. Methaanwinning en -transport Welke offshore bedrijven doen aan aardgaswinning in Nederland en hoe ziet het aardgaswinningproces er in grove lijnen uit? Wat doen offshore bedrijven momenteel met het methaan aanwezig in aardgas en waarom wordt methaan nu in grote hoeveelheden afgefakkeld? Waar in Nederland wordt methaan gewonnen uit aardgas en waarvoor wordt het aangewend? Hoeveel methaan wordt nu afgefakkeld? Wat zijn de milieurichtlijnen met betrekking tot het affakkelen van methaan ? In welke samenstelling is methaan bruikbaar voor SCP-productie? Moet eerst zuivering plaatsvinden en zo ja, hoe? Hoe kan het af te fakkelen methaan alsnog gewonnen worden en hoe wordt het opgeslagen? Welke veiligheidseisen gelden er voor het opslaan en de distributie van methaan? Hoe kan het methaan veilig getransporteerd worden? Hoe kan het methaan veilig op het schip opgeslagen worden en vervolgens gebruikt worden? Bij welke temperatuur en onder welke omstandigheden moet methaan bewaard worden op een schip? Kan methaan worden aangewend voor het verwarmen van een schip en kweekvijver en voor het opwekken van stoom en elektriciteit? 4. De kweekvijver voor zalm Wanneer alle vragen uit blok 1 beantwoord zijn, kan ook een deel van de vragen uit dit blok worden beantwoord. De volgende vragen moeten worden beantwoord voor het ontwerpen en bouwen van een kweekvijver: Hoe groot en diep moet de kweekvijver zijn voor het kweken van 10.000 zalmen? Welke watertemperatuur is nodig en kan het water m.b.v. methaan worden verwarmd? Hoeveel licht moet aanwezig zijn in de kweekvijver en hoe kan dit het beste worden voorzien?
De InnoFisk1
82
Hoe wordt het water gezuiverd, en kan op het schip ook gebruik worden gemaakt van een recirculatiesysteem? Hoe wordt stroming opgewekt in de kweekvijver? Wat zijn de veiligheidseisen voor de bouw van een kweekvijver? Welke bouwmaterialen zijn vereist voor het maken van een kweekvijver? Hoe verloopt de toevoer van visvoer/grondstoffen (via pijpen of vaste korrels direct verstrooid in de kweekvijver...) naar de kweekvijver? Moet gewerkt worden met verschillende kweekvijvers met zoet en respectievelijk zout water? 5. Visverwerking en visafval De in het schip gekweekte zalm moet bij voorkeur op het schip ter plaatste worden verwerkt. Het doden, schoonmaken, fileren en koel houden moet op het schip zelf kunnen plaatsvinden. Vragen die in dit kader moeten worden beantwoord, zijn: Welke verwerkingsactiviteiten kunnen op het schip plaatsvinden? Hoeveel personeel is hiervoor nodig? Kan de verwerkte zalm in het schip koel bewaard worden en zo ja, bij welke temperatuur? Hoe groot zijn de vereiste koelingapparaten en hoeveel kosten ze? Kan het koelingsysteem voor de verwerkte vis eveneens op methaan draaien? Kan het visafval na fileren hergebruikt worden als visvoer en zo ja, welke handelingen moeten dan nog verricht worden? Kan het visafval in zee worden geloosd en welke richtlijnen zijn er in dat kader? Is er een verband tussen het lozen van visafval en de aanwas van verse wildvis? Welke machines zijn al beschikbaar voor het verwerken van vis en kunnen deze op het schip worden geplaatst? Hoeveel kosten ze? 6. Schip en bijbehorende apparatuur Wanneer alle gegevens boven water zijn m.b.t. de te kweken zalm, het voeren en verwerken, kan vervolgens gekeken worden wat voor type schip nodig is, welke apparatuur op het schip aanwezig moet zijn en of het schip prijstechnisch kan worden gebouwd (rekening houdend met alle specificaties). Hoe groot moet het schip zijn, rekening houdend met de grootte van de kweekvijver en de grootte van de SCP-reactor en overige vereiste apparatuur? Welke eisen worden vandaag de dag gesteld aan het bouwen van een zeewaardig schip? Welke bouweisen zijn er van kracht als er een kweekvijver in het schip moet worden gebouwd? Welke apparatuur op het schip kan draaien op methaan? Waar moet het schip gepositioneerd worden om zo dicht mogelijk bij het boorplatform te zijn? Hoe vindt verankering plaats en mag dat op volle zee? Hoe kan het schip voldoen aan alle veiligheidseisen die gesteld worden m.b.t. transport en opslag van methaan, stikstof en zuurstof? Kan visverwerkingsapparatuur op het schip worden geplaatst en is daar voldoende ruimte voor? Hoe moet bebakening plaatsvinden op zee (bijvoorbeeld voor herkenbaarheid bij mist of ’s nachts) en wat is de maritieme regelgeving op dit vlak? Wanneer alle technische eisen voor de bouw van het schip bekend zijn, is het dan economisch verantwoord en verstandig om een dergelijk schip te bouwen?
De InnoFisk1
83
De InnoFisk1
84
Bijlage C: Addendum V. van Laere Aangezien bij de presentatie van de conceptversie van de commerciële haalbaarheidstudie de berekening van de voerkosten vragen opriep, wordt hieronder een korte toelichting gegeven bij de berekening van de voerkosten. Onder het hoofdstuk “Financiering InnoFisk” wordt middels een tabel weergegeven wat de operationele kosten in jaar 1 en 2 zijn voor het totaalconcept. Eén van de kostenposten betreft de voerkosten. De toelichting doet vermoeden dat louter de voerkosten zijn berekend voor de eerste 100.000 zalmen die in jaar 1 worden gekweekt. In de toelichting staat slechts summier weergegeven onder de betreffende tabel dat al tijdens jaar 1 gestreefd wordt naar een continu productieproces. Het kweken van een marktklare zalm neemt echter veel tijd in beslag (één tot anderhalf jaar). Het is dus onvoldoende om in jaar 1 alleen rekening te houden met het voer voor de 100.000 zalmen die na 1 jaar marktklaar moeten zijn (in totaal 500 ton zalm). Inmiddels moet ook worden gezorgd voor de productie van extra zalmen, zodat na jaar 1 telkens een wekelijkse productiebatch van 1.500 marktklare zalmen (ad 5 kg per stuk) kan worden gerealiseerd. Om aan het einde van jaar 1 dit continue productieproces te kunnen realiseren, zijn de voerkosten als volgt berekend: • Methaan zal dus op een andere manier moeten worden ingekocht, hetzij van een nabijgelegen boorplatform, hetzij vanuit een gastanker. Wil men methaan opslaan op het InnoFisk-schip, dan moet rekening worden gehouden met strenge wet- en regelgeving. Overwogen kan worden om het methaan op te slaan in een nabijgelegen gasboei. • Eerst is gekeken naar de massabalans overzichten waarin per levensfase staat aangegeven hoeveel voer een zalm dagelijks nodig heeft. In de berekening is in een eerste fase gemakshalve uitgegaan van 100.000 zalmen die een lichaamsgewicht hebben van 5 kg. In de praktijk heb je uiteraard verschillende zalmen die zich in verschillende levensfasen bevinden en een verschillende voeropname kennen. Gemakshalve is uitgegaan van het feit dat alle zalmen al op een hoog gewicht zitten. • Dan gaat de berekening als volgt: een zalm van 5 kg eet 150 gram voer per dag (= 0,15 kg per dag). 0.15 kg voer x 365 dagen x 100.000 zalmen = 5.475.000 kg. • Zoals reeds gezegd, bevinden niet alle 100.000 zalmen zich al meteen op dit gewicht van 5 kg en moet zo snel mogelijk gestreefd worden naar een situatie van diverse zalmen in diverse gewichtsoorten, zodat een continu productieproces ontstaat. Bijgevolg is voor de berekening ervan uitgegaan dat na jaar 1 ongeveer de helft van de zalmen op dit maximale gewicht zit en dus wordt de voerbehoefte 5.475.000/2 kg, wat afgerond neerkomt op 2.750.000 kg.
De InnoFisk1
85
De InnoFisk1
86
Bijlage D: Verslag workshop InnoFisk d.d. 16 december 2004 Verslag van de workshop InnoFisk naar aanleiding van het uitbrengen van de concept haalbaarheidsstudie InnoFisk op 16 december 2004 Georganiseerd door InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster in de Visafslag in Scheveningen. ‘Het neusje van de zalm’ Met een zeer toepasselijk uitzicht op zee, vissersboten en meeuwen vond op 16 december 2004 de workshop InnoFisk plaats in de Visafslag in Scheveningen. InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster presenteerde op die middag met een futuristische animatiefilm een boeiend rapport. Het rapport gaat over InnoFisk 1, een innovatief concept voor visteelt aan boord van een schip. De 24 deelnemers – volgens organisator dr. Henk Huizing van het InnovatieNetwerk ‘het neusje van de zalm’ – waren afkomstig uit alle geledingen van de samenleving: wetenschap, visserij, industrie en handel, overheid, voorlichting en maatschappelijke organisaties (zie ook bijlage met deelnemerslijst). Zij stonden garant voor een pittige discussie over een innovatief idee met ‘knotsgekke aspecten’. Wat is InnoFisk? InnoFisk staat voor duurzame visteelt (zalm) aan boord van een schip. Het uitgangspunt: het schip moet zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn en gebruik maken van natuurlijke en milieuvriendelijke hulpbronnen en grondstoffen. Het rapport ‘De InnoFisk1’ beschrijft een haalbaarheidsstudie naar dit nieuwe, ambitieuze concept. Aanleiding De vraag naar vis neemt toe, terwijl het aanbod aan wilde vis afneemt. De huidige visteelt in kooien in open water kent nadelen. Denk bijvoorbeeld aan ziekten, die door het open systeem overgebracht worden op wilde vis en afvalstromen die rechtstreeks in het open water terechtkomen. Ook het vereiste visvoer (wildgevangen vis) is aan kritiek onderhevig. Uitgangspunten InnoFisk1 • Dierwelzijn: voldoende ruimte voor de vis en minimale stress • Duurzaamheid: optimaal gebruik van natuurlijke hulpbronnen en milieuverontreiniging voorkomen door stofkringlopen zoveel mogelijk te sluiten • Biodiversiteit: ontsnappingsgevaar voorkomen en zo weinig mogelijk gebruikmaken van vis als visvoer • Consument: hoogwaardig en lekker visvlees produceren Haalbaarheid Technisch gezien is InnoFisk waarschijnlijk haalbaar, maar commercieel gezien bij lange na niet. De investeringen voor de aanschaf en ombouw van een schip en de operationele kosten overschrijden de inkomsten aanzienlijk.
De InnoFisk1
87
Boter bij de vis De deelnemers werden eerst opgewarmd met een proeverij onder leiding van journalist Wouter Klootwijk. Topkok Henk Savelberg van Restaurant-Hotel Savelberg in Voorburg had wilde en gekweekte tarbot bereid. De deelnemers mochten het verschil ‘blind’ proeven. De uitslag was verrassend: de overgrote meerderheid vond de wilde vis het lekkerste, maar dacht dat het de gekweekte vis was. Misschien kwam het door de opmerking die Wouter Klootwijk vooraf maakte dat mensen geneigd zijn te zeggen dat wilde vis lekkerder is dan gekweekte vis. Henk Savelberg verklaarde zich voorstander van gekweekte vis: ‘Anders hebben we straks helemaal geen vis meer’. Maar … gekweekte vis komt in zijn restaurant niet op de menukaart! Discussie Daarna volgde een levendige discussie onder leiding van mr. Pol van den Bergen. Het doel van de discussie was na te gaan of er voldoende draagvlak is voor nadere invulling van het InnoFisk-concept. De discussieleider presenteerde zeven stellingen, waarop de deelnemers vervolgens konden reageren. Vissen tussen de mazen van het net Pol van den Bergen schetste eerst de achtergrond van zijn eerste stelling. Het aantal mensen op deze planeet groeit en de koopkracht in de snel groeiende economieën in het Verre Oosten neemt fors toe. Het gevolg: op de beperkte voorraad eiwitrijk voedsel in de wereldzeeën wordt een steeds groter beroep gedaan. Stelling 1 luidt daarom: “De voorraad wilde vis zal bij lange na niet genoeg blijken om in de behoefte van de consument te voorzien. Die almaar stijgende behoefte is er de oorzaak van dat de zeeën nu in recordtempo en op angstwekkende schaal worden leeggevist. Onverantwoorde visvangst moet plaats gaan maken voor verantwoorde visteelt”. Sommige deelnemers zijn het hiermee eens: ‘Het gat tussen vraag en aanbod van vis is zo groot, dat het alleen met visteelt te dichten is en dat moet absoluut op een verantwoorde manier gebeuren. De visvangst zal nooit meer groeien dus het gat wordt alleen maar groter.’ Andere deelnemers zijn het er niet mee eens: ‘Het gaat lang niet slecht met alle vissen. Sommige vissen als poon en schar worden in Nederland veel gevangen, maar vinden we niet goed genoeg. De schaarste van de vis is dus selectief. Met bijvoorbeeld de haringbestanden in bepaalde vangstgebieden gaat het wel goed. Het zou beter zijn om vraag te zoeken bij het natuurlijke visaanbod dat er is.’ Een andere deelnemer vult aan: ‘Voor visteelt blijft visvangst nodig om visvoer van te maken.’ Weer een andere deelnemer valt over de term ‘onverantwoorde visvangst’ in deze eerste stelling ‘We zijn steeds duurzamer met visvangst bezig. Door de selectiviteit van netten te maximaliseren verdwijnt de bijvangst.’ Er is ook discussie over de opzet van deze stelling. Er zijn deelnemers die visvangst niet zo zeer tegenover visteelt willen zetten. Het een sluit het ander niet uit, het gat in de vraag is zo groot dat je het niet alleen met visteelt kunt redden. Verantwoorde visvangst is en blijft sowieso nodig. Het is een illusie dat je met visteelt de visvangst kunt vervangen. Een deelnemer betwijfelt of visteelt volledig kan voorzien in de eiwitproductie die nodig is om de wereldbevolking in de toekomst te blijven voeden. Men moet blijven zoeken naar andere vormen van eiwitproductie. Het project Profetas (Protein Foods, Environment, Technology and Society) van de Vrije Universiteit en de Wageningen Universiteit richt zich daar specifiek op.
De InnoFisk1
88
De vis wordt duur betaald Het InnoFisk initiatief geeft een unieke, technologisch geavanceerde, maatschappelijk verantwoorde, integrale aanpak van vis-ei tot product weer, aldus Pol van den Bergen. Een aanpak evenwel die juist door al die randvoorwaarden op korte termijn niet leidt tot een commercieel haalbaar product in de vorm van voor consumenten betaalbare vis. Stelling 2 luidt daarom: “Commerciële haalbaarheid hangt samen met de bereidheid van de consument de beurs verder open te trekken voor vis die verantwoord geteeld is; wanneer de consument daarbovenop niet een merkbaar lekkerder product wordt voorgezet gaat hij simpelweg voor de goedkoopste waar. Bijval en steun voor verantwoorde visteelt zal vrijwel nooit méér zijn dan een lippendienst bewezen aan verre idealen”. Eén van de deelnemers moet tot zijn grote spijt bekennen dat hij het hier helemaal mee eens is. ‘De consument is niet bereid te betalen voor welzijn van dieren, in Nederland al helemaal niet.’ Misschien moet hier worden toegevoegd dat er een verschil bestaat tussen de burger en de consument. Een andere deelnemer trekt de vergelijking met de groei van scharreleieren en groene energie en concludeert dat de consument wél bereid is te investeren in duurzame producten. Volgens weer een andere deelnemer gaat het dan wel om een klein deel van de consumenten. Maar we moeten ons ook niet al te zeer laten leiden door de grillen van de consument, vond een andere deelnemer. Die kan over een paar jaar wel weer heel anders denken over zaken. Een deelnemers zet zijn vraagtekens bij het ‘welzijn’ van de vissen in de boot. Wie bepaalt het ‘geluk’ van beesten?, vraagt hij zich af. In de zalmkwekerij is al veel onderzoek gedaan naar de optimale schooldichtheid. Verreweg de meeste viskwekerijen werken al volgens deze normen. Het dierenwelzijn van InnoFisk kun je dus niet meer vermarkten. Een andere deelnemer vraagt zich af of de consument deze vis wel zal zien als verantwoord, omdat er gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstof (methaan). Het is weliswaar het methaan dat overblijft bij de productie van olie, maar toch is het riskant, als de geloofwaardigheid van het product in het geding komt. Consumenten krijgen al jaren te horen krijgt dat ze van fossiele energie moeten overstappen naar duurzame energie. Wat meer zal aanspreken zijn herwinbare grondstoffen, zoals voedselresten of biologisch gewonnen methaan. Wordt de vis die op de InnoFisk wordt geteeld nu een paradepaardje voor de nichemarkt of moet het uiteindelijk in de bulk voorzien? Ook daarover zijn de meningen verdeeld. Gezien de behoefte van de markt moet InnoFisk zo snel mogelijk ook de grote massa kunnen bedienen, vindt de een. De ander ziet juist wel wat in die niche-positie, omdat een klein deel van de consumenten wél bereid is fors te betalen voor duurzame vis. Maar dan moeten chefkoks van restaurants ook wel worden omgeturnd, zegt een deelnemer! Visteelt ten koste van visvangst De bewaking van ons leefmilieu is typisch een zaak voor de (inter)nationale overheid en ook de zeeën en oceanen horen tot ons leefmilieu. Tegen die achtergrond luidt stelling 3: “De overheden moeten hun verantwoordelijkheid nemen en de visvangst verder aan banden leggen; door vergaande support van visteeltprojecten kunnen ze dan de commerciële haalbaarheid van teeltprojecten dichterbij brengen”.
De InnoFisk1
89
Verschillende deelnemers zijn wederom niet zo gelukkig met de koppeling van visvangst en visteelt in deze stelling. Waarom zou de visvangst aangepakt moet worden om de visteelt te stimuleren? De visvangst moet gereguleerd worden. ‘We moeten de rente opvissen en niet het kapitaal wegknabbelen’, sprak een deelneemster beeldend. Maar het stimuleren van de visteelt staat daar los van, dat is een ander doel. De overheid dient projecten als InnoFisk dus te ondersteunen, los van de visvangst. Sommige deelnemers vragen zich af welke overheden bedoeld worden in deze stelling: nationaal, Europees of internationaal? Nederland heeft een aardige sleutelpositie in Europa als het gaat om vishandel en functioneert duidelijk op de internationale markt. We zijn een exportland wat betreft vis; van alle aanvoer eten we zelf slechts 20%. Dus je moet ook zorgen dat je internationaal in de pas blijft lopen. Als een vis in het water Terug naar InnoFisk. Het duurde decennia voordat we – door schaarste gedwongen en door stijgende marktprijzen geholpen - het besluit namen om de kosten voor lief te nemen en off shore fossiele brandstoffen te gaan winnen. We konden niet anders meer: we moesten de zee op. InnoFisk gaat ook de zee op en daarom luidt stelling 4: “InnoFisk kent tenminste één knotsgekke randvoorwaarde in het feit dat álles op open zee moet gebeuren; knotsgek, immers, je moet alleen datgene op zee doen wat je écht op zee moet doen, al het andere moet je gewoon aan land doen”. Een deelnemer vraagt zich inderdaad af waarom gekozen is voor visteelt in een schip. ‘Maak een tweede Maasvlakte met bassins aan zee!’ Een andere deelnemer gaat nog verder en stelt dat voor visteelt de zee helemaal niet nodig is. Dat is wat te duur, zeggen de organisatoren. De teelt op zee is met name gekozen vanwege de aanwezigheid van de methaanbronnen bij de olieplatforms en het feit dat er geen zout water getransporteerd hoeft te worden. Met name het eerste argument vinden de deelnemers het meest steekhoudend, hoewel de meerderheid ook denkt dat het misschien dan gedeeltelijk op zee kan. Een spierinkje uitgooien om een haring te vangen Op dit moment is InnoFisk dus nog ver af van commerciële haalbaarheid; het lijkt erop dat alleen het telen van een op dit moment door de markt als delicatesse beschouwde vissoort als bijvoorbeeld tong, tarbot, haring en paling een ruk in de goede richting geven kan. Stelling 5 luidt daarom: “De zalm waarop InnoFisk zich concentreert is een misgreep wanneer je echt commercieel verantwoord aan de gang wilt; exquise –en dus op dit moment met uitsterven bedreigde vissoorten- zouden een veel beter onderwerp vormen. In een eventueel vervolg zal InnoFisk zich daar dan ook op moeten concentreren. In het algemeen geldt overigens dat het de markt is die aan R&D –en vooral aan D- richting moet gaan geven.” ‘Waarom moet InnoFisk meteen commercieel haalbaar zijn?’, vraagt een van de deelnemers. ‘Maak er eerst een echte demo van als innovatief project. Investeerders kunnen pas worden overtuigd als zo’n schip echt bestaat. Kan er een demonstratieproject worden gemaakt?’ Een van de uitvoerders van de haalbaarheidsstudie, Veerle van Laere van de Universiteit van Tilburg reageert dat het daarvoor te duur is. ‘De investeringen vergen 15 tot 17 miljoen euro en de met
De InnoFisk1
90
InnoFisk1 gekweekte zalm zou – uitgaande van de oorspronkelijke gedachte dat alles op een schip moet plaatsvinden en SCP ter plekke wordt gemaakt met een SCP reactor - al een kostprijs van 20 euro per kilo hebben, tegenover de toenmalige (september 2004)een huidige groothandelprijs van circa 2,8 euro per kilo.’ Nederland heeft wel kennis maar weinig geld Gegeven de wereldvoedselsituatie en de slinkende visstand op de wereldzeeën lijkt het een goed moment om aan een project als InnoFisk verhoogde aandacht te schenken. Drijvend op kennis die alleen wij in dit deel van de wereld nog zo overvloedig voorhanden hebben, zou de teelt van vis op grote schaal wel eens een doorbraak kunnen betekenen. Stelling 6 luidt daarom: “Verdere commerciële exploitatie van specifieke kennis in ons land op het gebied van visvoer en visteelt kan bij uitstek gebeuren door de uitbouw van InnoFisk tot een breedgedragen Onderzoeks- en Demonstratie project. Niet voor niets hebben we in dit land op dit gebied: • Een internationaal erkende Universiteit • Een internationaal erkend Onderzoeksinstituut • De wereldmarktleider op het gebied van zalmteelt”. Een deelnemer beaamt dat Nederland zich inderdaad in een luxe positie bevindt wat kennis betreft maar de financiën vormen de ‘bottleneck’. ‘De Nederlandse vissector is absoluut niet in staat dit te financieren. Subsidie van de overheid is hard nodig.’ Een andere deelnemer vult aan dat fuseren hoognodig is voor de gefragmenteerde, productambachtelijke Nederlandse visindustrie. Een visje uitgooien Het is volgens Pol van den Bergen duidelijk dat het hier gaat om een bij uitstek internationaal onderwerp; vis, visvangst en de behoefte aan voedsel uit vis laten zich maar slecht door nationale grenzen beperken. Daarbij komt dat de Europese Unie maar ook de Nationale Overheden in Europa mogelijkheden hebben geschapen om projecten als InnoFisk en het vervolg erop te faciliteren in woord en daad. Tegen die achtergrond luidt stelling 7: “Een vervolg op InnoFisk en de uitkomst daarvan, zal het best gedijen in een internationale context; de mogelijkheden daartoe moeten zo spoedig mogelijk op haalbaarheid worden getoetst. De tijd dringt!”. Of de tijd dringt, daar zijn de deelnemers het niet over eens. Een deelnemer is heel kritisch en vindt dat InnoFisk te grootschalig is opgezet en op een geweldig dure manier een product maakt. ‘Daarvoor krijg je bij de overheid geen handen op elkaar.’ Zijn advies: ‘Kies aspecten die je verder kunt ontwikkelen.’ Andere deelnemers vinden dat InnoFisk wél moet doorgaan: ‘Staar je niet blind op de grillige markt. Dit is een tienjarenplan, met het oog op onze voedselvoorziening in de toekomst. Laat Research en Development niet door de markt regelen. De consument zal altijd bereid zijn om vis te kopen. Er zijn dus zeker mogelijkheden.’ Een deelnemer heeft duidelijk interesse om op zeer korte termijn een vervolg in Europees verband op te zetten. InnovatieNetwerk zou dan binnen een maand een plan moeten schrijven dat internationaal aanslaat. Dr. Henk Huizing van InnovatieNetwerk reageert enthousiast: ‘Een Europees project zou het begin kunnen zijn van implementatie. We staan in de startblokken!’ Krenten uit de pap vissen De InnoFisk1
91
Onder het genot van een drankje kregen de deelnemers als afsluiting nog een blik in de toekomst voorgeschoteld over een mogelijk vervolgproject met als ingrediënten de succesfactoren uit InnoFisk1. Een animatiefilm schetste InnoFisk2: een Europees onderzoeksschip voor duurzame visteelt. Al varend over Europese wateren wordt er op een omgebouwd visserijschip zalm gekweekt en ook tong, kabeljauw of schaal- en schelpdieren. Aan boord zijn onderzoeksfaciliteiten om de kweekomstandigheden te optimaliseren en als het schip is aangemeerd, worden seminars gehouden over bijvoorbeeld aquacultuur. En… wordt de gekweekte vis verkocht! Zal dit toekomstbeeld ooit werkelijkheid worden? De auteur: Angela Severs
De InnoFisk1
92
Bijlage: Deelnemerslijst workshop InnoFisk op 16 december 2004 in Scheveningen. Naam
Organisatie
Batenburg, dr. O.D. van Bergen, mr. L.J.A.M. van den Bijker, dhr. B. Bruggen, mw. R.G.J. van Doepel, dhr. D. Eijk, dhr. W. van Esveld, mw. E. Groeneveld, dhr. A. Hartholt, drs. J. Hoenderdos, mw. K. Huizing, dr. H.J. Jansen, prof. dr. ir. J. L. A. Ketelaars, dr. ir. J.J.M.H. Klootwijk, dhr. W. Laere, mw. V.A.M.R. Lohuis, dhr. D.G.H. Roessink, drs. G. L. Savelberg, dhr. H. Severs, mw. ir. A. Swarte, drs. C. de Veenstra, ir. F.A. Vermaas, dhr. J. Vijsma, dhr. V. Wilt, dr. ir. J.G. de
Consultant Prisma B.V. RTC/FISH-IC Scriptum Journalistieke producties ADD (Atelier Duzan Doepel) Productschap Vis Productschap Vis Green-Fish BV Min. van LNV/dir. Platteland Scriptum Journalistieke producties InnovatieNetwerk St. De Noordzee PRI B.V. Journalist Universiteit van Tilburg Ontwerpbureau Puntkomma VWA Savelberg Restaurant Scriptum Journalistieke producties EG Liaison RIVO Green-Fish BV E.A.T. (Vormgever) InnovatieNetwerk
De InnoFisk1
93
De InnoFisk1
94
Bijlage E: Gegevens van de auteurs ________________________________________________________________________
V. van Laere22 en Dr. O. van Batenburg23 Stichting Dreamstart24 ________________________________________________________________________
Massabalans SCP-productie Dr. N. Oosterhuis Easthouse Business Solutions BV Landschrijverlaan 35 9451 KT Rolde T 06 53755780 E
[email protected] ________________________________________________________________________
Ontwerp logo en artwork Dennis Lohuis en Vince Vijsma Ontwerpbureau Puntkomma / E.A.T. Mathenesserlaan 167 3014 HA Rotterdam T 010 4360089 F 010 4360089 M 06 25077190 E
[email protected]
22
Momenteel werkzaam bij de Universiteit van Tilburg. Kantoor: Jan van Nassaustraat 81, 2596 BR Den Haag. 24 In 2004 overgegaan in TechnoPartner (EZ, Senter/NOVEM). 23
De InnoFisk1
95
________________________________________________________________________
Cartoons Esther Mosselman Zwaar Water Grafische vormgeving & Communicatie Veemkade 584b 1019 BL Amsterdam T 020 6695409 F 020 6695526 E
[email protected] W www.zwaarwater.nl
De InnoFisk1
96