De impact van covers op originelen
Marian Kerckhofs An Deraemaeker Seminarie Communicatiemanagement
1|Pagina
Abstract In dit artikel gingen we de impact van covers op originelen na. Er werden hierbij 2 verschillende onderzoeksvragen gesteld. In het eerste deel van het onderzoek werd nagegaan of het uitbrengen van een cover invloed heeft op de positie van het origineel. Aan de hand van een analyse van de top 2000-2007 van Radio Donna werd gemeten dat in het jaar dat een cover wordt uitgebracht, de positie van het origineel significant stijgt. Deze stijging is echter tijdelijk want na het coverjaar zal er opnieuw een algemene daling plaatsvinden. Deze onderzoeksvraag kan in het licht gezien worden van de economische theorie van evoked sets. De tweede onderzoeksvraag was of het kennen van een muzieknummer met zich mee bracht dat er hiervoor ook een grotere voorkeur voor was. Aan de hand van een websurvey werd deze onderzoeksvraag bevestigd. Proefpersonen die aangeven dat ze een bepaalde versie van een nummer kennen, tonen significant meer voorkeur voor deze versie van het nummer. Dit resultaat ligt in de lijn van mere exposure en cognitieve dissonantie. Covers vervullen dus een belangrijke functie in de opwaardering van het origineel omdat een cover een origineel nummer bij personen in de evoked set plaatst. Toch is het zo dat mensen, die enkel vaker de cover gehoord hebben, in het algemeen minder voorkeur zullen uiten voor het origineel. Inleiding Muziekcovers zijn vandaag de dag alomtegenwoordig. Daarom kan het interessant zijn het belang hiervan in te zien. Welke functie vervult een cover en heeft dit invloed op het origineel? Dat is de eerste vraag die we onszelf stellen in dit onderzoek. Een antwoord op deze vraag zou artiesten kunnen helpen in het beslissen of ze al dan niet zouden toelaten dat er een cover gemaakt wordt van één van hun nummers. Indien de komst van een cover de positie van het origineel nummer doet stijgen, dan doet de artiest van het originele nummer er goed aan het maken van covers toe te laten. Heeft het maken van covers echter een slechte invloed op de positie van het origineel, dan kan men het maken van covers beter niet toelaten. Vervolgens onderzoeken we in dit artikel of het kennen van een muzieknummer met zich mee brengt dat er hiervoor ook een grotere voorkeur is.? Op deze manier gaan we na of de theorie van mere exposure ook toe te passen is op muziek.
2|Pagina
Literatuurstudie Het aantal onderzoeken naar de impact van covers zijn schaars. Eerder werd onderzoek verricht naar het succes van covers en originelen (Sampermans, 2007). Op dit onderzoek wordt in dit artikel verder gebouwd. Hieronder worden de gevonden definities en theorieën beschreven en wordt uitgelegd waarom ze van belang zouden kunnen zijn voor ons onderzoek. Eerst zal de term ‘cover’ ontleed worden en zal het belang hiervan door de theorie van marktlogica worden verduidelijkt. Verder zal gekeken worden naar de ‘mere-exposure’ – theorie. Hierover is al veel onderzoek verricht en we vermoeden dat deze theorie ook toepasbaar zal zijn op ons onderzoek om voorkeur voor een bepaald nummer te verklaren. Toch is het mogelijk dat mere-exposure alleen, niet voldoende is om voorkeur te verklaren. Daarom bekijken we in dit literatuuroverzicht ook de theorie van cognitieve dissonantie, waarin consistentie een belangrijke rol speelt om voorkeur te uiten voor een bepaald muzieknummer. Uit vorig onderzoek van het succes van covers op originelen (Sampermans, 2007) bleek dat de theorie van ‘evoked sets’, een term uit de economische wereld, ook kan toegepast worden op originele muzieknummers en covers. Het is mogelijk dat deze theorie ook toepasbaar is op ons onderzoek en deze term zal daarom verder nader worden toegelicht. Ook het vorige onderzoek van Sampermans over het succes van covers en originelen, zal in dit literatuuroverzicht besproken worden. Definitie “cover” Een cover is een nieuwe, aangepaste versie van een eerder opgenomen lied volgens de Van Dale. Dit is ons inziens te simplistisch voorgesteld. De nieuwe, aangepaste versie kan namelijk op meerdere manieren nieuw en aangepast zijn. Als we op zoek gaan naar andere definities voor ‘cover’ stuiten we op verscheidene definities die elk hun eigen focus hebben. “Een cover is een lied dat geassocieerd wordt met een andere uitvoerder, een andere periode, een andere stijl of een andere taal dan die van het origineel” (Rypens, 2000) is ons inziens een goede beschrijving van wat het woord cover precies inhoudt. Uit een onderzoek op de website www.seconhandsongs.com , kwam naar voren dat de meeste nummers die gecoverd worden afkomstig zijn uit de periode tussen 1960 en 1980. De covers zelf worden voornamelijk vanaf 1990 op de markt gebracht. Verder kunnen we covers echter nog onderscheiden op basis van hun doel. (Plasketes, 2005) Men kan een cover maken als een springplank naar succes. Hier is marktlogica van groot belang. Deze logica wordt door Gust De Meyer en Alex Trappeniers (2003) uitgelegd.
3|Pagina
Bekendheid
Gevestigd artiest met onbekend materiaal +/-
Gevestigd artiest met bekend materiaal +/+
Nieuwkomer met onbekend materiaal -/-
Nieuwkomer met bekend materiaal -/+
Herkenbaarheid
Bron: Gust De Meyer en Alex Trappeniers (2003)
Figuur 1: Kans op succes: bekendheid van de artiest en herkenbaarheid van de song
Als nieuwkomer is het altijd moeilijk om direct succes te boeken met eigen materiaal. Vaak maakt men dan gebruik van nummers die reeds bekend zijn bij het grotere publiek om zo bekendheid te verwerven en zichzelf te lanceren als groep. Op deze manier doet men veel ervaring op en kan men na verloop van tijd overstappen naar eigen nummers. Het risico is dan minder groot doordat je al een publiek hebt verworven. Maar in dit laatste geval kunnen artiesten volgens De Meyer en Trappeniers nog steeds niet zonder min of meer herkenbare songs die bij hen passen. Volgens deze auteurs is het maar voor grote talenten weggelegd om van de herkenbare paden af te wijken. Een andere reden voor het maken van covers is een eerbetoon aan een bepaalde artiest of aan hun favoriete songs. Ten slotte kan men ook zichzelf coveren als een terugkeer naar hun muzikale oorsprong, en wellicht ook uit de intentie van het spelen op zekerheid van een in de vergetelheid geraakt succesnummer uit het verleden of van een onbekend nummer. Vele platenfirma’s en critici vinden een artiest die niet zelf nummers schrijft niet echt. Grote platenlabels schakelen daarom vaak de zogenaamde ‘songwriters’ in voor artiesten die zelf de capaciteit niet hebben om zelf nummers te schrijven. Covers zijn hierbij helemaal uit den boze. Toch zijn covers, zoals reeds hierboven vermeld, niet slecht. Bovenop de al vermelde voordelen trekken covers ook vaak een nieuwer publiek aan uit een andere generatie en vaak kan de cover gezien worden als een soort van geschiedenisles voor het nieuwe jonge publiek dat nog nooit van het origineel gehoord had. (Cusic D., 2005) 4|Pagina
Mere exposure De herhaalde blootstellingtheorie van de Pools-Amerikaanse sociaal-psycholoog Bob Zajonc komt neer op een beïnvloeding door herhaal contact (Zajonc,1968). Meer bepaald zou herhaalde blootstelling een positievere affectieve reactie veroorzaken tegenover hetgeen waaraan men werd blootgesteld en de aantrekkelijkheid van een prikkel zou positief en lineair stijgen op basis van zijn aanbiedingsfrequentie. Met andere woorden, hoe vaker een persoon wordt blootgesteld aan iets, hoe meer hij/zij datgene waaraan hij/zij is blootgesteld gaat appreciëren. Deze hypothese werd voor het eerst bevestigd in een klassiek geworden experiment van Zajonc met de zogenaamde “Turkse” woorden in 1968. In dit experiment kregen Engelssprekende proefpersonen 86 keer een kaartje te zien met een woord op telkens gedurende 2 seconden. Deze 86 kaartjes bestonden uit twaalf verschillende Turkse adjectieven van telkens zeven letters. De proefleider las elk woord hardop en de proefpersonen moesten dit gewoon nazeggen. Van de woorden die men moest nazeggen, werd verondersteld dat ze gemiddeld affectief neutraal waren voor de proefpersonen. De aanbiedingsfrequentie van de twaalf verschillende woorden werd zo gemanipuleerd dat telkens twee woorden 0, 1, 2, 5, 10 en 25 keer voorkwamen. Dit brengt ons dan in totaal op 86 kaartjes. Nadat de proefpersonen met wisselende frequenties blootgesteld waren aan deze woorden moesten ze bij elk van de twaalf woorden op een zevenpuntenschaal aangeven hoe gunstig of ongunstig ze dachten dat de betekenis van dit Turkse adjectief wel zou zijn. De resultaten van dit experiment zijn merkwaardig. Voor elk van de twaalf woorden is de gemiddelde gunstigheid van de geraden betekenis hoger na een hoge (5, 10 of 25) dan na een lage (0, 1 of 2) aanbiedingsfrequentie. Dus hoe een woord er ook mag uitzien of klinken, het is voldoende dat het woord meer frequent aangeboden werd, opdat zijn affectieve betekenis meer positief zou worden. Hoe komt het dat de aanbiedingsfrequentie een invloed heeft op de waardering van wat aangeboden wordt? Het antwoord op deze vraag is volgens Harrison (1968) responscompetitie. Responscompetitie is het gevolg van een gedragssituatie die leidt tot het opwekken van onverenigbare responsen. Je hebt twee soorten responsen. Ten eerste heb je dominante responsen die het meeste kans hebben om uitgebracht te worden. Ten tweede heb je de ondergeschikte responsen die minder kans hebben om uitgebracht te worden. De graad van competitie tussen de verschillende responsen zal invloed uitoefenen op de latentie van de uiteindelijk uitgebrachte respons. In de redenering van Harrison wordt ondersteld dat een nieuwe prikkel (object) meestal niet echt nieuw is voor de persoon, omdat bepaalde componenten van de prikkel in het verleden 5|Pagina
al deel uitmaakten van een object waarop wel een dominante respons verworven werd. (Nuttin, 1999) Deze nieuwe prikkel leidt dan tot responscompetitie die bij onderstelling gepaard gaat met een aversieve opwinding of spanning. Deze onaangename spanningstoestand leidt tot twee effecten. Enerzijds zal deze nieuwe prikkel relatief ongunstig geëvalueerd worden en anderzijds zal men de nieuwe prikkel exploreren of verkennen zodat de responscompetitie kan afnemen. Verder wordt dan verondersteld dat bij herhaald contact de stresserende opwinding afneemt omdat geleidelijk een of andere respons of een reeks soortgelijke responsen meer dominant zal worden. Hierdoor zal de spanningsvermindering leiden tot meer positieve of grotere aantrekkelijkheid van de meer frequent aangeboden prikkel. Kort samengevat zal herhaald contact leiden tot daling van de responscompetitie. Hierdoor neemt de stresserende opwinding af en gaat dit leiden tot een meer positieve evaluatie van dezelfde prikkel. Voor deze hypothese vond hij ondersteuning. In vorig onderzoek naar mere – exposure met muziekstimuli, werd gevonden dat herhaalde blootstelling aan een bepaald muziekfragment, een verhoogde voorkeur voor dit fragment met zich meebracht. (Kunst-Wilson & Zajonc, 1980) In een andere studie werd dan weer gevonden dat melodieën, waarvan de context terug kon opgeroepen worden (herkenning), meer voorkeur genoten dan melodieën die slechts een familiair gevoel opriepen (kennen). Dit lag in de lijn met mere exposure omdat men de fragmenten waarvan men de context kon oproepen, meer gehoord had dan de andere. (Wang & Chang, 2004). In ons onderzoek willen we ook mere – exposure nagaan en werd de vraag gesteld of het vaker horen van een nummer ook betekent dat dit nummer positiever gewaardeerd wordt. Dit wordt onderzocht in het tweede deel van ons onderzoek. Cognitieve dissonantie Mere exposure is echter niet voldoende om dit fenomeen te verklaren omdat het ook mogelijk is dat mensen een voorkeur uiten voor het nummer dat ze kennen, omdat ze consistent willen zijn. Er is dus naast de theorie van mere – exposure nog een andere theorie nodig. Indien mensen hun voorkeur geven aan een nummer dat ze kennen kan dit, naast mere exposure, ook het gevolg zijn van het fenomeen ‘cognitieve dissonantie’. Het geheel van onze kennis is als een systeem van cognitieve elementen. Tussen deze kenniselementen bestaan drie soorten relaties. Ten eerste heb je een consonante relatie, wat wil zeggen dat het ene element volgt uit het andere. Bijvoorbeeld ik zit in een college, dus ik mag niet praten. Een tweede relatie is een dissonante relatie. In dit geval volgt het tegengestelde van het ene uit het andere. Bijvoorbeeld ik zit in een college, maar ik praat. 6|Pagina
Een laatste soort relatie is een irrelevant relatie, dit wil zeggen dat de relatie noch consonant noch dissonant is. Bijvoorbeeld ik zit in een college en ik draag een witte t-shirt. De cognitieve dissonantietheorie van Leon Festinger veronderstelt dat wanneer iemand dissonantie ondervindt, en dus niet consistent is, er alles aan zal doen om die dissonantie te reduceren, te elimineren, om elke toename van dissonantie te vermijden of om het ontstaan van dissonantie te voorkomen. Dit doet men meestal door verandering van cognities. Welke cognities men gaat veranderen zal afhangen van de weerstand tegen verandering en de beïnvloedbaarheid van de achterliggende realiteit. Dit laatste wil zeggen dat hoe minder die realiteit veranderbaar is of beïnvloedbaar is, hoe minder gemakkelijk het cognitieve element over die relatie kan gewijzigd worden. In ons onderzoek willen we nagaan of mensen die een bepaald nummer kennen ook de voorkeur gaan geven aan dat nummer om zo consistent te zijn. Evoked set Evoked set is een term uit de economische wereld die geen eensgezinde terminologie meer kent. Een van de eerste economen die onderzoek heeft gedaan naar evoked sets is Brian Milton Campbell (1969). Hij omschrijft een evoked set als een beperkte set van merken of producten die consumenten in overweging kunnen nemen bij het maken van aankoopbeslissingen. Ria Neefs (2002) wijst er in haar thesis op dat er 2 redenen zijn dat er geen eensgezinde terminologie meer bestaat wat betreft evoked sets. Ten eerste kent het woord evoked set ondertussen veel synoniemen, zoals consideration set en relevant set. Ten tweede kent de betekenis van evoked set intussen veel varianten. Ria Neefs heeft na een grondige studie een eigen definitie geformuleerd. “De evoked set bestaat uit het relatief kleine aantal merken, binnen eenproductcategorie, dat in de daadwerkelijke koopoverweging van de klant voorkomt. Daarbij dienen deze merken te voldoen aan drie noodzakelijke voorwaarden.Ten eerste, indien een merk deel wil uitmaken van de evoked set van de consument, dient het spontaan gekend te zijn door de potentiële koper. De consument moet zich bewust zijn van het bestaan van het merk en van zijn aanwezigheid op de markt. Maar er is meer. De consument moet het merk niet alleen kennen maar hij moet ook in staat zijn het op eender welk moment spontaan in herinnering brengen. Daarnaast is het niet voldoende dat de consument het merk kent en het zich spontaan kan herinneren. Hij dient ook een positieve houding aan te nemen ten opzicht van het merk, het merk positief te evalueren. Tot slot dient de consument ook uiting te geven aan een koopintentie ten opzichte van dat specifiek merk. Hij moet te kennen geven dat bepaalde merk bij een volgende koopbeslissing zeker te overwegen voor aankoop.” (Neefs, 2002) 7|Pagina
Neefs gaf tot slot in haar thesis ook aan dat ook generische producten ervoor kunnen zorgen dat een merk in de evoked set van de consument belandt. Deze voorwaarden kunnen we perfect toeppassen op covers indien we ‘merk’ vervangen door ‘origineel lied’ en ‘koopoverweging’ vervangen door ‘graag horen’. ‘Generisch product’ kunnen we dan vervangen door ‘cover’. Indien deze theorie ook klopt voor ons onderzoek, kan gesteld worden dat een cover (generisch product) er voor zorgt dat een origineel lied (merk) ook graag beluisterd wordt (koopoverweging).
Vroeger onderzoek: Het succes van covers en originelen Dorien Sampermans heeft voor haar thesis een analyse uitgevoerd op de top 2000-2006 van radio Donna. Uit haar onderzoek kon ze besluiten dat het succes van covers een invloed hebben op de voorkeur van originelen. Anders gesteld kon ze besluiten dat covers de originele versies van een lied in de evoked sets van muziekliefhebbers plaatsen. De theorie van evoked sets werd in haar onderzoek bevestigd. In het jaar dat een cover uitgebracht werd, vond ze een significante stijging bij originelen die aan deze coverversie verbonden waren. Dit effect werd niet gevonden bij coverneutrale versies. In het daarop volgende jaar vond ze echter een significant grote daling. Dit bewijst dat het succes van de covers geen blijvend effect heeft op de originelen. Ons onderzoek heeft de bedoeling verder te bouwen op haar onderzoek en de analyse nauwkeuriger uit te voeren. In het onderzoek van Sampermans werden sommige covers namelijk niet meegenomen in de test. De top 2007 werd toevoegd en er werd getracht om nog niet gedetecteerde covers op te sporen. Op deze manier werd geprobeerd om tot nog meer nauwkeurige en overtuigendere resultaten te komen. In ons eerste onderzoek gaan we de impact van covers op originelen trachten te achterhalen door een analyse van de top 2000 – 2007. Vervolgens werd onderzocht of de mere exposure theorie en cognitieve dissnonatie, ook van toepassing zijn op muziek aan de hand van een websurvey. Methoden Analyse op top 2000 – 2007 van Radio Donna Om door middel van een analyse na te gaan of een cover van een muzieknummer invloed zou hebben op de positie van het origineel muzieknummer, dienden we gebruik te maken 8|Pagina
van een dataset met muziekposities. Net zoals in vorig onderzoek van Sampermans, werd gebruik gemaakt van de top 2000 van Radio Donna, over de verschillende jaren heen. Deels werd de dataset van Sampermans overgenomen, maar ook werd deze aangevuld met de top van Radio Donna van 2007. Omdat vooral het belang van het uitbrengen van een cover op de positie van het origineel onderzocht diende te worden, moesten alle mogelijke covers in de dataset worden opgezocht. Van alle muzieknummers uit de dataset diende nagegaan te worden of er een cover van was gemaakt of niet. Uiteraard zijn er van vele nummers verschillende obscure covers gemaakt, maar deze waren minder van belang. Daarom werd er een norm gehanteerd waaraan alle covers werden getoetst. Om aangeduid te worden als cover in onze muzieklijst, diende de cover een plaats te hebben gehad in de ultratop of airplay te hebben gehad. Om dit na te gaan werd gebruik gemaakt van het ultratop boek van Jaspers. Hiermee konden we van elk nummer in onze lijst nagaan of er een cover van was gemaakt. Elke cover van een muzieknummer in onze dataset die we in het boek konden vinden, werd dus opgenomen omdat het zo automatisch aan onze criteria voldeed. De beperking van het boek was echter dat het slechts muzieknummers had opgenomen uit de top tot en met 2005. Omdat wij met onze dataset werkten tot 2007, dienden we de covers van muzieknummers, die uitgebracht waren na 2005, nog op een andere manier te detecteren. Dit gebeurde via de website www.secondhandsongs.com. Deze gaf steeds een hiërarchie weer van het muzieknummer met zijn covers. Via de website van ultratop controleerden we dan zo welke covers voldeden aan onze criteria om opgenomen te worden in de lijst. Onze volledige dataset bestond uiteindelijk uit 4080 Muzieknummers. Hierin werden 187 covers gevonden die voldeden aan onze criteria en dus belangrijk waren voor het testen van onze hypothese. In vorig onderzoek van Sampermans werden 143 covers gedetecteerd. Door een nauwkeurigere opzoeking van covers kwamen we in onze dataset aan 187. De meeste covers kwamen uit het jaar 2004. Hierin werden 37 covers aangeduid. De muzieknummers met cover uit onze dataset werden in een aparte dataset geplaatst. Deze dataset telde zo 187 muzieknummers en gaf de posities weer van het muzieknummer, voor, tijdens en na het jaar waarin er van het nummer een cover werd uitgebracht. Op deze manier konden we per muzieknummer steeds het verschil in positie voor en na het coverjaar berekenen. Soms kwam het voor dat een nummer voor of na het coverjaar niet in de top was opgenomen. Hiervan konden we dan ook geen verschil in positie berekenen. Er werd dus enkel gewerkt met de verschillen die we konden nagaan omdat dit anders onnauwkeurige resultaten zou geven. Met deze dataset kon dan worden nagaan of het uitbrengen van een cover, invloed zou hebben op de positie van het origineel in het jaar dat de cover werd
9|Pagina
uitgebracht. Ook werd onderzocht of indien er invloed zou zijn, deze al dan niet zou worden gehandhaafd in het jaar nadat de cover was uitgebracht. 2. Websurvey Het tweede onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van een websurvey. Om vele personen te bereiken werd een websurvey opgesteld die op de website http://tomleppens.brinkster.net/marian/index.asp werd gezet. Om zoveel mogelijk respondenten te aan te spreken deden we een oproep via verschillende internetfora. Om ook de oudere generatie te bereiken, werd op www.seniorennet.be ook een oproep geplaatst. Verder werden vele respondenten gecontacteerd via mailinglijsten van de K.U.Leuven. Er werden in totaal 1179 respondenten bereikt, waarvan 637 mannen en 533 vrouwen en 9 waarvan de gegevens ontbraken. De jongste respondent was 15 en de oudste 78. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 25 jaar. In de websurvey werden respondenten eerst gevraagd om enkele sociodemografische gegevens in te vullen. Daarna werd hun mediagebruik bevraagd samen met hun favoriete radiozender. Respondenten dienden zo dus aan te geven hoe vaak ze via verschillende media naar muziek luisterden. Hierna werd respondenten gevraagd om enkele muziekfragmenten van ongeveer 30 seconden te beluisteren. Op elke pagina stonden 2 versies van een muzieknummer, waarvan één versie de originele was en een andere de cover ervan. De volgorde hiervan was echter willekeurig. Na het beluisteren van deze 2 versies werd gepeild naar hun kennis van de fragmenten en hun voorkeur voor 1 van de versies. Ook moesten ze aanduiden welke versie ze dachten dat het origineel was. Op deze manier werden er 10 muzieknummers bevraagd, elk met hun originele versie en coverversie. Omdat we de hypothese van klikgedrag wilden nagaan, circuleerden er 2 versies van de survey. We wilden namelijk testen of proefpersonen die beide fragmenten niet kenden, significant meer het eerst beluisterde nummer aanduidden als origineel. De eerste versie van de survey stond enkele weken online met een bepaalde volgorde van de muziekfragmenten. Daarna kwam een tweede versie online waarin de volgorde van de muziekfragmenten werd omgekeerd. In onderstaande tabel staat de volgorde van de muziekfragmenten uit de eerste versie van de survey weergegeven.
10 | P a g i n a
Titel
Fragment 1
Fragment 2
Cocaine
JJ Cale (origineel)
Eric Clapton (cover)
One
U2 (origineel)
Johnny Cash (cover)
Alphabet street
Shy (cover)
Prince (origineel)
Walking in memphis
Marc Cohn (origineel)
Wouter ( cover)
A foggy Day
Frank Sinatra (cover)
Ella Fitzgerald (origineel)
Ring of fire
Johnny Cash (cover)
Anita Carter (origineel)
Whole lotta rosie
ACDC (origineel)
The king (cover)
Radar Love
White Lion (cover)
Golden Earring (origineel)
All my tomorrows
Tony Benett (cover)
Frank sinatra (origineel)
Personal Jesus
Depeche mode (origineel)
Johnny Cash (cover)
Tabel 1: Versie 1 van survey In versie 2 van onze survey werd de volgorde van de covers en originelen omgedraaid. De volgorde van de fragmenten bleef echter gelijk. Resultaten Analyse op top 2000 – 2007 van Radio Donna Onze hypothese was dat het uitbrengen van een cover invloed zou hebben op de positie van het origineel. We verwachten dus dat, in het jaar dat een cover wordt uitgebracht, er een algemene stijging zal zijn van de posities van de originele nummers. Ook wilden we weten of deze stijging al dan niet zou standhouden in het jaar nadat een cover werd uitgebracht. Door het optellen van de verschillen in posities tijdens en na het coverjaar, was het in onze tweede dataset mogelijk om een algemeen gemiddelde tijdens en na het cover jaar vast te stellen. Om te zien of deze gemiddelden significant waren, werd gebruik gemaakt van een one-sample t-test. Hierbij worden de verschillen afgetest ten opzichte van nul en is het mogelijk om te zien of er een significante stijging of daling kan worden waargenomen. Een one sample t test toonde aan dat er in het jaar dat een cover werd uitgebracht, er een gemiddelde stijging van het origineel plaatsvond van bijna 102 plaatsen. (M = 102,40) Deze gemiddelde stijging was significant. t = 2,29 , p<.001 . We kunnen dus stellen dat er in het jaar dat er een cover uitgebracht wordt, een algemene significante stijging plaatsvindt van de positie van het origineel. Deze stijging wordt door het uitbrengen van de cover veroorzaakt. Een cover kan er dus voor zorgen dat het originele muzieknummer in de evoked sets van personen belandt. Deze theorie uit de economische wereld kan dus worden toegepast op ons onderzoek.
11 | P a g i n a
Wanneer we dezelfde one – sample t-test uitvoeren voor de posities na het jaar dat een cover werd uitgebracht, zien we dat er in dat jaar een gemiddelde daling is van ongeveer 190 posities. (M = -190,20). Deze t-test was ook significant. t= -4,10, p<.001. We kunnen dus stellen dat er in het jaar nadat een cover werd uitgebracht er een algemene significante daling plaatsvindt. De invloed van de cover op de positie van het origineel wordt slechts tijdelijk gehandhaafd. In onderstaande figuur is een gedetailleerde grafische weergave te zien van onze algemene bevindingen. Op de x-as staan alle nummers waarvan een cover werd gemaakt en op de yas staan de verschillen in posities. In het linkse histogram zijn de verschillen in posities tijdens het coverjaar weergegeven. We zien hierbij dat de staven van de grafiek voornamelijk boven nul uitsteken, wat benadrukt dat de meerderheid van de originele nummers stegen in het jaar dat er een cover van werd uitgebracht. In het rechtse histogram zijn de verschillen in posities na het coverjaar weergegeven. We zien hierbij dat de staven van de grafiek zich voornamelijk onder nul bevinden, wat benadrukt dat de meerderheid van de originele nummers daalden in het jaar nadat er een cover van was uitgebracht.
Figuur 2 : Grafische weergave van de stijging en daling in positie tijdens en na het coverjaar. 12 | P a g i n a
Er kan echter nog een andere, nauwkeurigere analyse worden uitgevoerd. De positie van een muzieknummer in de top 2000-2007 van Donna, is namelijk afhankelijk van het aantal stemmen van de luisteraars dat dit nummer kreeg. De muzieknummers die onderaan in de top staan hebben slechts enkele stemmen gehad. Om deze nu 1 positie te laten stijgen, is het zo dat er slechts enkele luisteraars hiervoor hun stem moeten uitbrengen. Voor een muzieknummer dat echter helemaal bovenaan in de lijst gepositioneerd staat, is het echter nodig dat hetvele duizenden stemmen te krijgen voor het een positie stijgt. Er kan op die manier gesteld worden dat er een verschil in ‘lading’ is tussen deze muzieknummers. In onze vorige analyse werd dit verschil in lading echter niet mee in rekening gebracht omdat ervoor gekozen werd om de werkelijke stijging of daling te kunnen zien. We willen nu weten of een tweede analyse op deze manier invloed heeft op ons resultaat. Om nu dit verschil in lading te neutraliseren werd beslist om voor onze tweede analyse een gelijke lading aan de nummers te geven. Het stijgen van een muzieknummer kreeg op deze manier de waarde 1 en het dalen de waarde -1. In onze tweede analyse werden op deze manier opnieuw de verschillen berekend in stijgen en dalen tijdens en na het coverjaar. Indien ook hier een stijging plaatsvindt tijdens het coverjaar en een daling na het coverjaar, kan onze hypothese opnieuw bekrachtigd worden. Het uitbrengen van een cover zal dan een invloed hebben op de positie van het origineel. Opnieuw werd er een one sample t-test uitgevoerd, waarbij de gemiddelde stijging of daling getest wordt ten opzichte van 0.In de lijn van de vorige resultaten vonden we in het jaar dat een cover uitgebracht werd een stijging van .18 posities van het origineel. (M= .18). Deze stijging was significant. t= 2,16, p = .032 . Met een andere one sample t-test vonden we dat, in het jaar nadat de cover was uitgebracht er een algemene daling plaatsvond van .28 posities die op zijn beurt ook significant was. t= -3,14 , p = .001 Een originele versie van een muzieknummer zal dus, in het jaar dat er een cover van wordt uitgebracht, stijgen onder invloed van de cover. Na dit coverjaar zien we echter een omgekeerde trend, de positie van het originele nummer daalt. Covers hebben dus maar een tijdelijke invloed op de positie van het origineel en vervullen dus maar een tijdelijke rol in het beïnvloeden van de evoked sets. Onze hypothese wordt op deze manier bevestigd. Websurvey Onze eerste hypothese was dat mensen die één bepaalde artiest kennen de versie van deze artiest dan ook significant meer aangeven als de versie die ze het beste vonden. Deze 13 | P a g i n a
hypothese kan gezien worden in het licht van mere exposure (zajonc). Als mensen slechts 1 artiest kennen, zullen ze deze waarschijnlijk ook al vaker gehoord hebben dan degene die ze niet kennen. Door herhaalde blootstelling zullen ze hier dan ook een voorkeur voor ontwikkelen. Eerst deden we een analyse op het nummer ‘cocaine’ in de eerste versie van onze survey. Om de hypothese te kunnen onderzoeken, hielden we enkel rekening met het kennen van één van beide fragmenten. Geen van beide of beide fragmenten kennen namen we niet mee in rekening. Vervolgens werd een kruistabel gemaakt van de versie die ze het beste vonden met de versie die ze kenden. Hieruit bleek dat wanneer ze enkel de versie van JJ Cale kenden - 17,4 % van de respondenten in versie 1 en 11,7 % in versie 2 - deze versie ook meer hun voorkeur genoot. Van de respondenten die enkel Cale kenden, gaf 92 % hun voorkeur aan Cale in versie 1 en 88,7 % in versie 2. Wanneer respondenten aangaven dat ze enkel de versie van Eric Clapton kenden – dit was goed voor 11,5% van de respondenten in versie 1 en 23,1 % in versie 2 - gaven ze op hun beurt aan deze versie hun voorkeur. Van de respondenten die enkel Clapton kenden, gaf 93,3 % hun voorkeur aan Clapton in versie 1 en 88,5 % in versie 2. De relatie tussen kennen en voorkeur was vervolgens significant in zowel versie 1 (X²(1)= 134.8, p<.001) als versie 2 van onze survey (X²(2)=107.5, p<.001)
Fragment
Cocaine – JJ Cale / Clapton
One – U2 / Cash
Cale gekend Clapton Gekend U2 gekend
Voorkeur gekende artiest versie 1 88,7%
Voorkeur gekende artiest versie 2 92,0%
88,5%
93,3%
92,3%
86,9%
X² versie 1
X² versie 2
174,8
126,48
630,8 Alphabet street – Shy/Prince
Cash gekend Prince is gekend
61,5% 96,2%
80% 98,1%
Shy is gekend Cohn is gekend
73,3% 79,5%
72,2% 62,5%
1
40,75 Walking in Memphis – Cohn/Wouter
1
Foggy day – Sinatra/Fitzgerald
Wouter is gekend Sinatra is gekend
Ring of fire –
Fitzgerald is gekend Cash is
1
80%
94,4%
88%
91,3%
62,5%
100%
96,6%
97,5%
111,65
39,27
251,9
56,35
30,78
33,36
Geen gebruik gemaakt van hervormde variabele ‘is_gekend’.
14 | P a g i n a
Cash/Carter
gekend
Whole lotta rosie –ACDC/ The king
Carter is gekend ACDC is gekend
Radar Love – Golden Earring/ White Lion
All my tomorrows – Sinatra/Benett
Personal Jesus – Depeche mode/ Cash
80%
75%
91,2%
92,6%
The King is gekend Golden Earring is gekend
92,4%
86,2%
93,9%
93%
White Lion is gekend Sinatra is gekend
79,8%
86,8%
89,2%
86,1%
Benett is gekend Depeche mode is gekend
73,1%
88,2%
93,1%
91,7%
Cash is gekend
86%
137,11
88,55
203,19
124,28
170,71
153,88
38,64
40,65
117,63
99,54
90,6%
Tabel 2: Relatie tussen kennen van het nummer en voorkeur in percentages Om deze hypothese te bekrachtigen werd op de rest van de muzieknummers ook deze test uitgevoerd. De resultaten kwamen overeen en in alle gevallen was de Chi Kwadraat test significant. Wel dient vermeld te worden dat bij enkele van deze tests de verwachte waarde voor enkele cellen kleiner was dan 5, toch was dit bij de meeste fragmenten niet het geval. De percentages van voorkeur voor de gekende versie worden in onderstaande tabel weergegeven samen met de X² waarde. Hieruit kan besloten worden dat als mensen aangeven dat ze een bepaalde versie van een nummer kennen dat ze deze versie dan ook prefereren. Dit kan het gevolg zijn van mere exposure. Met de websurvey werd er echter nog een hypothese voorop gesteld. Deze hield in dat mensen die het nummer niet kennen eerder de neiging hebben om het eerste nummer dat ze horen aan te duiden als de originele versie. Om dit aan te tonen werd het zogenaamde ‘klikgedrag’ onderzocht. We gingen dit na aan de hand van de 3 eerder obscure nummers die we in ons onderzoek hadden opgenomen. Doordat er gebruik werd gemaakt van obscure fragmenten – Cocaine van JJ Cale en Eric Clapton, Foggy Day van Frank Sinatra en Elly Fitzgerald en All my tommorows van Frank Sinatra en Tony Benett - zullen er minder
15 | P a g i n a
respondenten zijn die deze fragmenten kennen. Hierdoor zijn deze dus uiterst bruikbaar om het klikgedrag te meten. Om minder kans te hebben op cellen met een verwachte waarde kleiner dan 5 hebben we de variabele ‘het kennen van de nummers’ voor elk van de nummers hervormd. Telkens werd een nieuwe variabele aangemaakt waarbij 0 stond voor het niet kennen van de fragmenten en 1 voor het kennen van één van beide of beide fragmenten . Als we kijken naar ons eerste nummer, Cocaine, verwachten we dat indien het nummer niet gekend is, men Cale in de eerste versie van de survey significant vaker gaat aanduiden als de originele versie. Dit verwachten we omdat deze versie eerst beluisterd zal worden. Uit onze analyse van de Chi kwadraat – test van de eerste versie van de survey, blijkt dat als men geen van beide nummers kent – dit was zo bij 54% van de respondenten - 52,4 % hiervan Cale aanduidt als origineel. Deze bevinding is echter niet significant. (X²(1)=1.103, p=.294) In de tweede versie wordt het fragment van Clapton, dat eerst beluisterd wordt door 70,3% van de respondenten - die geen van beide versies kent- aangeduid als origineel, maar ook dit is niet significant. X²(2)=5.877, p=.053. Er is bij dit fragment dus geen significant verband tussen het kennen en het aanduiden van het eerst beluisterde fragment als origineel. Ook bij de andere fragmenten konden geen significante besluiten worden getrokken. Onze hypothese moet dus worden verworpen. Er is geen significant verband tussen het niet – kennen van een nummer en het aanduiden van het eerst beluisterde fragment als origineel. Wanneer we onderzoeken of er een significant verband is tussen het niet kennen van een nummer en de voorkeur ervoor, vinden we ook geen eenduidig resultaat. Wanneer bijvoorbeeld het nummer ‘ring of fire’ onderzocht wordt met deze hypothese, vinden we dat zowel in versie 1 als 2 van de survey, steeds de voorkeur uitgaat naar het fragment van Cash, respectievelijk door 56,8 % van de personen die geen van beide fragmenten kent, in versie 1 van de survey en 64,3% in versie 2. Ook indien men wel één van beide of beide versies kent, gaat de voorkeur uit naar het fragment van Cash. Dit resultaat komt waarschijnlijk doordat de versie van Carter ouder klinkt en we vooral met jongere respondenten werken. De hypothese moet dus worden verworpen. Uit vorig onderzoek bleek nog dat mensen van een oudere generatie een grotere voorkeur hadden voor de originele versies dan de jongeren. Deze hypothese konden we met ons onderzoek echter niet hard maken. Ook zou muziekinteresse een significante invloed hebben op het verkiezen van de originele versie van een muzieknummer (Sampermans). Door de variabelen van mediagebruik voor het beluisteren van muziek samen te voegen tot 1 variabele ‘muziekinteresse’, werd getracht dit verband te meten. De Chi Kwadraat – test leverde echter geen significante resultaten op. 16 | P a g i n a
Het kan echter zijn dat dit in ons onderzoek zo was omdat de variabele ‘muziekinteresse’ niet rechtstreeks gemeten werd. Discussie Hoewel covers nog steeds niet populair zijn bij platenfirma’s en artiesten scheef bekeken worden wanneer ze covers opnemen in hun muziekrepertoire, is er toch een positieve invloed van merkbaar. In ons eerste onderzoek kwam namelijk naar voren dat er in het jaar dat er een cover uitgebracht wordt, een algemene significante stijging plaatsvindt van de positie van het origineel. Dit is wel maar van korte duur, want na het uitbrengen van een cover daalde de positie van het origineel opnieuw in het jaar dat volgede. De stijging in het coverjaar wordt dus duidelijk door het uitbrengen van de cover veroorzaakt. Het uitbrengen van een cover kan daarom best toegejuicht worden door platenfirma’s van artiesten van het origineel. Ook al is het effect maar van korte duur, toch zorgen covers ervoor dat het origineel nummer opnieuw onder de aandacht wordt gebracht. Maar ook voor beginnende artiesten is een cover een mooie oplossing om bekendheid te verwerven, zoals we zagen in de typologie van De Meyer en Trappeniers. In ons tweede onderzoek zagen we echter wel dat, indien men enkel de cover kent, de voorkeur hier significant meer naar uitgaat. Dit onderzoek bevestigde hiermee de theorie van mere exposure. Maar ondanks deze voorkeur zorgen de covers er wel voor dat het origineel makkelijker in de evoked set wordt geplaatst, waardoor originelen er toch voordeel uit halen met een stijging in de hitparade.
Uit een vorig onderzoek van Dorien Sampermans bleek dat mensen van een oudere generatie een grotere voorkeur hadden voor de originele versies dan de jongeren. Deze hypothese konden we met ons onderzoek echter niet hard maken. Dit kan te maken hebben met het feit dat we via internet te weinig mensen van een oudere generatie konden bereiken. Ondanks onze extra inspanning via seniorennet, is het op die manier niet zo evident om veel mensen van een oudere generatie te bereiken. In een vervolgonderzoek zou er goed aan gedaan worden om andere middelen in te zetten om deze generaties te bereiken, want daar zit nog een grote bron aan informatie. Overigens vond zij in haar onderzoek dat muziekinteresse een significante invloed zou hebben op het verkiezen van de originele versie van een muzieknummer. Ook dit konden we niet hard maken met ons onderzoek. Dit kan komen doordat we de variabele ‘muziekinteresse’ niet rechtstreeks gemeten hebben. Voor vervolgonderzoek raden wij aan om muziekinteresse rechtstreeks te meten. 17 | P a g i n a
Door het beperkte budget waren we niet in de mogelijkheid om steeds kwalitatief goede samples van muzieknummers te verkrijgen. Daarom zou een betere en gelijkwaardige kwaliteit van alle muziekfragmenten in vervolgonderzoek kunnen bijdragen tot een meer accurate meting.
Referenties
Cady, T., Harris, R.J., Knappenberger, J. (2008). Using music to cue autobiographical memories of different lifetime periods. Psychology of music, Vol.36, No.2, pp 157-177 Campbell, B. M. (1969). The existence of evoked set and determinants of its magnitude in brand choice behavior. [doctoraatsthesis]. U.S.: Columbia University Microfilms. Coversproject (2005) About cover songs. [16.02.2008, Coversproject: http://coversproject.com/about]
Cusic, D. (2005) “In defense of cover songs”. Popular Music and Society, Vol.28, No.2, pp 171-177
De Meyer G. & Trappeniers A. (2003). Lexicon van de muziekindustrie. Leuven: Acco De Zutter, B.,De Zutter, M., Monsieur, D. (2003). A cover song database. [20.11.200, Second Hand Songs: http://www.secondhandsongs.com] Harrison, A.A. (1968). Reponse competition, frequency, exploratory behavior, and liking. Journal of Personality and Social Psychology, 9, pp. 363-368. Jaspers, S. (2005) Ultratop: 20.000 hits! 1995-2005. Deurne: Book & Media Publishing. Kunst-Wilston, W. & Zajonc, B (1980) Affective discrimination of stimuli that cannot be recognized. Science, Vol.207, No.4430, pp 557 - 558 Musicfrom (2004) Covers scoren lekker weg. [24.04.2008, Musicfrom: http://www.musicfrom.nl/magazine/columns/12534/covers-scoren-lekker-weg.html]
18 | P a g i n a
Muller, M. (2005). Covers vs Original. [28.11.2008, Michael Muller: http://www.covervsoriginal.com/]. Neefs, R. (2000). Rol van de reclame & gevolgen voor de aankoopbeslissingen van consumenten. [Licenciaatsthesis]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Nuttin, J. M. (1999). Sociale beïnvloeding: Toetsbaar leren denken over gedrag. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Plasketes, G. (2005). Re-flections on the Cover Age: A Collage of Continuous Coverage in Popular Music. Popular Music and Society,. 28(2), pp. 137-161. Rypens, A. (2000). The originals: De herkomst van de hits. Lier: vox. Sampermans, D. (2007). Het succes van covers en originelen. [Licentiaatsthesis]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Ultratop (2007) Ultratop: de enige echte officiële hitparade [06.02.2007, Ultratop: www.ultratop.be]
Wagner, T. (1999) Coverinfo: Discover the original [25.11.2007, Coverinfo: http://www.coverinfo.de/start.php4?lang=1&wert=11]
Wang, M. & Chang, H. (2004) The mere exposure effect and recognition memory. Cognition and emotion, 18(8), pp. 1055 - 1078
19 | P a g i n a