Tom Egeland
De hoeders van het verbond
Uit het Noors vertaald door Annelies de Vroom
de geus
Vierde druk Deze uitgave is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage van norla (Oslo) De citaten uit de Bijbel zijn afkomstig uit de Nieuwe Bijbelvertaling, Querido, Amsterdam 2004
Oorspronkelijke titel Paktens voktere, verschenen bij Aschehoug Oorspronkelijke tekst © H. Aschehoug & Co. (W. Nygaard), Oslo 2007 Eerste Nederlandstalige uitgave © Annelies de Vroom en De Geus bv, Breda 2009 Deze editie © De Geus bv, Breda 2011 Omslagontwerp Mijke Wondergem Omslagillustratie © pnc/Brand X/Corbis isbn 978 90 445 1848 1 nur 331 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl.
Egypte
het jaar 1360 v.Chr.
L
angzaam bracht hij de gifbeker naar zijn lippen. Beneden voor het paleis zag hij door de trillende hitte de Nijl glinsteren en schitteren. Aan de heldere hemel straalde de zon als gesmolten koper. In de verte vormde de woestijnwind een grijsbruine warreling van stof. Er liepen straaltjes zweet langs zijn nek en rug. Het zand plakte als een hardnekkige korst op zijn huid. Hoewel ze het vergif vermengd hadden met honing en wijn, rook het mengsel onaangenaam en bitter. Ze hadden hem laten kiezen hoe hij wilde sterven. Nu stonden ze om hem heen – de vizieren, de opperpriesters, de hoogwaardigheidsbekleders en de generaals – te wachten tot hij de beker had leeggedronken. Alleen de farao en de koningin ontbraken. Maar zij zouden ook niet komen. Langs het raam vloog een witte duif die snel een plekje in de schaduw zocht. Hij volgde de duif met zijn ogen voordat hij de beker naar zijn mond bracht en dronk.
15
Oudnoords handschrift
het jaar 1050 (onderdeel van de snorri-codex uit het jaar 1240) Hoed u, lezer van de geheime runen. De beulen van Duat, Helheim en de hel wachten u indien u zonder toestemming de betekenis van de tekens duidt.
•• Uitverkoren ben jij die het geheim met zijn eer en leven beschermt. De goddelijke helpers Osiris, Odin en Christus volgen jouw stappen. Hulde aan u, Amon!
16
Noorwegen het jaar 1070
D
e oude Viking hoestte en tuurde naar buiten door de smalle spleet van zijn koude cel in het klooster dat tegen de bergwand hing. Een enorme mistbank kwam over de grote zee aangerold, maar hij was bijna blind en zag hem niet. Rond het kadaver van een zeehond, tussen de zwerfkeien en de plakken wier aan de waterkant, schreeuwden meeuwen. Hij schraapte zijn keel en kromde zijn jichtige vingers rond de ganzenveer: Odin, geef mij kracht. Mijn handen beven. Mijn gekromde vingers doen denken aan de klauw van een arend. Mijn nagels zijn gebarsten en spits. Mijn ademhaling gaat rochelend. Mijn ogen, die ooit een buizerd onder de wolken zagen of een vlaggenmast van een schip aan de horizon, zijn nu gehuld in een eeuwige mist. Alleen als ik mijn gelaat dicht bij het perkament breng, zie ik vaag de pennenstreken. Ik hoor de punt van de ganzenveer over het vel gaan en ruik de geur van het looizuur. Zo is het als je de langzame dood van de ouderdom sterft. Bragi, help me mijn herinneringen vast te leggen op dit witte perkament. Er zijn veertig jaren verstreken sinds mijn heer en koning, de man die Óláfr hinn helgi, Olav de Heilige, werd genoemd, bij Stiklestad met een zwaard werd doorkliefd. Ik was zijn schildknaap en vriend. Ik zie hem nog voor me staan, zonder angst en in Gods vertrouwen, toen Kalv hem de genadestoot toebracht. Hij heeft zijn god gevonden, mijn koning. Om mijn heer een plezier te doen, heb ik me in de naam van Jezus Christus laten dopen. Maar al die jaren heb ik stiekem de goden van mijn voorvaderen aanbeden. Ik heb dit verraad nooit 17
durven opbiechten aan Olav. In het geheim heb ik Odin en Thor, Balder en Bragi, Frey en Freya geëerd. Mijn eigen goden hebben me mijn hele leven bijgestaan. Wat heeft Jezus Christus voor mijn koning gedaan? Waar was Olavs god toen de koning in de naam van de Heer bij Stiklestad vocht? Mijn eigen goden hebben mijn leven gespaard. Ze lieten mij zo lang leven dat mijn armzalige lichaam al aan het vergaan is. Mijn ingewanden verrotten. Het vlees op de botten en gewrichten verdwijnt. De poorten van het Walhalla zijn voor mij nooit opengegaan. Er knaagt een vraag in me: waarom hebben ze me niet dood laten gaan in de strijd? Toen Olav en ik nog jonge kerels waren en als Vikingen in verre landen vochten heb ik de dood meerdere malen in de ogen gekeken. Maar de Walkuren zijn me nooit komen halen. Ik herinner me nog mijn bloeddorst en woestheid als we een vreemde kust naderden. Ik zag de schatten voor me die op ons lagen te wachten, de angst in de ogen van de vijand, de bleke borsten en dijen van de vrouwen die we verkrachtten. We vochten dapper, zoals onze vaders en hun vaders ons dat hadden geleerd. Hoeveel mensen hebben we gedood? Meer dan op de vingers van duizend mannen te tellen is. De blikken van de mannen die ik in dienst van koning Olav heb afgeslacht, staan op mijn netvlies gebrand. We hebben mannen en vrouwen gevangengenomen, die we als slaven en hoeren verkochten. We hebben huizen in brand gestoken. We plunderden hele dorpen. Dat was de gewoonte. De laatste jaren kreeg Olav spijt. Hij vroeg zijn god om vergeving. Zijn god had geen respect voor eervolle gevechten. Als de volgelingen van zijn god hun handen vouwden en om genade smeekten, dan vergaf hij hen de zonden die hen verscheurden. Wat een huichelarij. Ik heb die god die met twee tongen spreekt en zijn godenzoon nooit begrepen. Daarom offer ik nog steeds aan Odin en Thor. En aan Bragi, de god van de vertelkunst en de skalden. Ze noemen mij Bård de skald. Geen van mijn ver18
zen zijn opgeschreven. Ze leven verder op de lippen van andere mannen. In dit stenen klooster wordt er voor me gezorgd en ik woon hier al meer dan twintig jaar. Ze behandelen me als een heilige omdat ik koning Olav en de Egyptenaar Asim heb gediend en goed heb gekend. Nu rusten ze beiden in de verborgen grafkamer van Asim, samen met de schatten en de schriftrollen die alleen Asim kon lezen. Vijfentwintig jaar lang, sinds we jongens waren tot het moment dat in de brandende zon van Trøndelag het leven uit hem wegvloeide, stond ik trouw aan de zijde van mijn koning. Nu ben ik oud. Nu wil ik met ganzenveer en inkt aan het beste perkament van het klooster het geheim toevertrouwen dat ik met mijn koning heb gedeeld. Voor ik doodga, wil ik de geschiedenis vertellen over een rooftocht naar het rijk van de zon en de tempels van vreemde goden. Opnieuw gluurde de oude man naar de spleet. De mist had het klooster ingepakt. De meeuwen zwegen. Hij keek naar de woorden die hij had geschreven. Er stonden symmetrische rijen runen op het witte perkament. Hij kwam moeizaam overeind en sjokte naar de spleet. Hij liet zijn ellebogen op het raamkozijn rusten en richtte zijn blik weer op zijn herinneringen. De zilte geur van de zee deed hem denken aan zijn jeugd, toen hij samen met koning Olav op de voorsteven van het Vikingschip de Havørn, de Zeearend, stond. Zijn haren wapperden in de wind en hij had zijn blik gericht op onbekende rijken.
19
runenstaaf
staafkerk van urnes De heilige cultus van Amon-Ra’s waardige hoeders die het klinkende geheim van de runen kennen
20
Het Vaticaan het jaar 1128
Het gezicht van kardinaal-bisschop Benedictus Secundus was asgrauw in het schijnsel van de walmende traanlampen. Hij smeet de stapel perkamenten op tafel en boorde zijn blik in die van de archivaris: ‘Waarom heb ik deze tekst niet eerder onder ogen gekregen?’ ‘Uwe excellentie! Deze Koptische documenten lagen tussen vele teksten die het Vaticaan meer dan honderd jaar geleden in beslag heeft genomen. Sindsdien liggen ze onaangeroerd in het magazijn, totdat de prefect Scannabecchi de order gaf om ze op te ruimen en te catalogiseren. De Koptische tekst is een van de vele die we onlangs hebben laten vertalen. We hadden geen idee van …’ De archivaris aarzelde even terwijl hij van de kardinaalbisschop keek naar Clemens de’Fieschi, de trouwe ridder van de paus, die als een schaduw in het schemerdonker stond, ‘… het karakter van de tekst.’ ‘Wie heeft de Koptische vertaling gemaakt?’ ‘Een Egyptenaar, uwe excellentie …’ ‘Dat had ik kunnen weten.’ ‘Een opperpriester …’ ‘Ha!’ ‘… met de naam Asim.’ ‘Waar is de originele tekst?’ ‘Het document van papyrus bevindt zich voorzover ik weet in … Noorwegen.’ De kardinaal-bisschop keek zoekend rond. ‘Noruega’, zei de archivaris. ‘Het sneeuwland. Hoog in het noorden.’ ‘Noruega.’ De kardinaal-bisschop moest zich inspannen om 21
niet in woede uit te barsten. ‘Hoe is dat heilige geschrift bij die … barbaren terechtgekomen?’ ‘Dat weten we niet’, fluisterde de archivaris. ‘Ik hoef zeker niet uit te leggen hoe belangrijk het is dat het Vaticaan het origineel in handen krijgt?’ ‘Daarom heb ik u ook gevraagd te komen, uwe excellentie.’ De kardinaal-bisschop draaide zich om naar Clemens de’Fieschi: ‘Ik wil dat u op reis gaat om het origineel op te sporen! In dat … land. Noruega.’ Clemens de’Fieschi stapte met een lichte buiging uit de schaduw. ‘Uwe excellentie,’ kwam de archivaris tussenbeide en hij bladerde in de stapel perkamenten tot hij vond wat hij zocht, ‘de aanwijzing van de Egyptenaar Asim geeft slechts bij benadering aan …’ ‘Vind het!’ riep de kardinaal-bisschop met zijn blik nog steeds op De’Fieschi gericht. ‘En breng het terug.’ ‘Uwe excellentie!’ zei De’Fieschi en hij maakte weer een buiging. De vlam flakkerde door de beweging van de cape. Ze hoorden de voetstappen zich verwijderen en de deur met een klap dichtvallen. ‘De’Fieschi móét het origineel vinden!’ riep de kardinaalbisschop, meer tegen zichzelf dan tegen de archivaris. ‘Als dat manuscript in verkeerde handen valt …’ ‘Dat mag niet gebeuren.’ ‘Geen woord! Tegen niemand!’ De kardinaal-bisschop liet zijn ogen langs de archiefplanken gaan die van vloer tot plafond doorbogen van de perkamentrollen, manuscripten, documenten en brieven. Hij vouwde zijn handen en met de woorden ‘Heer, mijn God, help ons de papyrustekst te vinden’ liet hij de archivaris achter met zijn angst en de walm van de traanlampen. 22