HET VERBOND: GODS UITGESTOKEN HAND AANGENOMEN Leven vanuit het verbond - tekenen van het verbond - de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal 1. Verwondering God zal al Zijn beloften vervullen. Zijn Koninkrijk komt. Dan is Zijn verbond definitief gerealiseerd: God woont eeuwig bij de mensen. Zijn volk, de gelovigen uit Israël en uit de volkeren. Deze maand bediende ik de beide sacramenten. Lezend de klassieke formulieren was er verwondering in het hart. Wat hebben onze vaderen de Bijbelse boodschap aangaande het verbond onbekrompen verstaan en vertolkt. De God van Israël heeft ons en onze kinderen door het bloed van Zijn geliefde Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door Zijn Heilige Geest tot leden van Zijn Zoon en zo tot Zijn kinderen aangenomen. Wij, die uit de heidenen zijn, worden genoemd met de naam ´Sions kind´. Wij met onze kinderen opgenomen in Gods Kerk en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd. Kinderen van het Koninkrijk van God, schapen Zijner weide. Hoorden wij van ´het wonder van Gods verbond´ dan kan dat toch niet anders dan dat tot verwondering leiden?! Dan zeg ik tegen mijzelf: ´niet te geloven´… Of: ´alleen maar te geloven!´. In de stijl van de apostel Paulus zeg ik: ´Wat nu Het Verbond betreft, zusters, wil ik niet dat u onwetend bent. Het is in die stijl als ik de vraag stel: Of weet u niet van de inhoud van het verbond en van het leven uit het verbond? Misschien geldt in deze zaak ook het woord van de apostel aan de Hebreeën en dan toegespitst op het verbond: wij hebben veel dingen te zeggen, die moeilijk zijn om uit te leggen, omdat u traag geworden bent in het horen. Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God (aangaande het verbond). Voorop gesteld: bij een Bijbelse en daarom gereformeerde visie op het verbond is er van automatisme geen sprake. Alle vanzelfsprekendheid krijgt hier de doodsteek. De genadige aanneming (de adoptie) brengt ons tot het aannemen van Christus en van al Zijn weldaden. Dit aannemen kenmerkerkend voor het ware geloof. Dit geloof wordt gewerkt door de Heilige Geest. Hij doet het door het Woord. De opvoeding in de vreze des HEEREN, de geloofsopvoeding rond een open Bijbel is hierbij van groot belang. De Heere versterkt dit geloof door datzelfde Woord en het gebruik van de sacramenten. Zo leren we vast en zeker geloven dat we erfgenamen van Gods Rijk zijn, dat wij tot Zijn genadeverbond behoren. In die weg neemt de verwondering toe. Het prachtige lied ´Amazing Grace´ is dan ook uit het vernieuwde hart gegrepen. Verwondering… 2. Functioneren van de sacramenten De sacramenten zijn ons dus gegeven heeft tot versterking van het geloof. De Heilige Doop en het Heilig Avondmaal zijn naast het Woord in het bijzonder de twee middelen waardoor God de plant van het geloof levend houdt, voedt en versterkt. We doen er goed aan te bedenken dat de viering van de sacramenten onderdeel is van het vieren van de liturgie in de Gemeente. Op een andere manier dan tijdens het luisteren naar de preek worden we in het vieren van de liturgie en de sacramenten geholpen ons armetierig bestaan en ons even armetierig geloven te laten voeden door wat veel groter is dan wijzelf zijn en zo deel te krijgen aan het mysterie van de werkelijkheid van God. Dan gaat het ook in de viering van de sacramenten om meer dan de toe-eigening van het heil in de zin van de troostrijke wetenschap persoonlijk te mogen delen in de verlossing die in Christus Jezus is. Het gaat dan ook om de
1
ervaring dat God er is. Hij is de God die leeft! Iedereen mag, ja moet het horen dat het verhaal dat van oude tijden over Hem verteld wordt geen kunstig bedacht verzinsel is. Nee. God is tegenwoordig, God is in ons midden. Zo wordt het soms zo slapende geloof wakker; en het wakkere ongeloof, hoe vitaal ook, moet sterven aan zo veel hemelse adem, die hier wordt ingezogen. De Gemeente wordt opgewekt om deze genademiddelen te gebruiken. Ze zijn er dus niet alleen voor gegeven om naar te kijken. Door het gebruik(!) ervan gaan we de beloften van het evangelie steeds beter verstaan. De Heere God is er en Zijn heil is er niet alleen voor anderen, maar ook voor mij! De viering van de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal leidt tot een uiterste concentratie van datgene waar het toch in elke samenkomst van de Gemeente om gaat: ons verloren bestaan wordt opgenomen in de ruimte van Gods aanwezigheid. God met ons (Immanuël). Dat houdt redding in, vergeving en eeuwig leven. Onze kerkgang zal dan gekenmerkt worden door huivering van verwondering. We zullen ons eindeloos verbazen.´U komt stilheid toe, een lofzang o God op Sion!´ Als het gaat om het functioneren van de sacramenten, hebben we elkaar op te roepen tot een nieuw bewustzijn: het gaat in de samenkomst van de Gemeente om niet minder dan de ontmoeting met God, om de in-oefening van Gods aanwezigheid, van Zijn heil. Ik geloof dat we dan anders ter kerke gaan. We zullen ons plekje dan niet gemakkelijk leeg laten. Shopgedrag behoort tot het verleden. De eredienst is dan geen feestje meer van ons, waar we onze liturgische verlangens bevredigd willen zien. Nee, we naderen voor Zijn heilig aangezicht. Wanneer dan de Heilige Doop bediend wordt vieren we de kern van het geloof. Ons oude leven is veroordeeld en voorbij; dood en begraven in de dood van Christus. Één met Hem in Zijn dood zijn we het ook in Zijn opstanding. Gedoopt zijn betekent: behoren bij het opstandingsleven van Christus. Door middel van de doop roept God ons op en verplicht ons tot een nieuwe gehoorzaamheid. Immers: niet meer ´ik´ leef, maar Christus leeft in Mij. We zijn van Hem, Hem behoren wij toe. We zijn door de doop gesteld in de werkelijkheid van Christus, een leven door de Geest past ons. ´Wanneer God ons eenmaal in Zijn huisgezin heeft opgenomen (de Doop, sacrament van de inlijving) en ons niet alleen als Zijn knechten, maar als Zijn kinderen beschouwt, neemt Hij, om de rol van een voortreffelijke vader te vervullen die goed voor zijn nakroost zorgt, ook de taak op Zich om ons in heel ons leven van voedsel te voorzien´. Zo begint Calvijn in zijn Institutie te spreken over het Heilig Avondmaal. Bij de viering verheffen we onze harten tot Christus in de hemel. Bij Hem horen we, Hem gedenken we en naar Hem verlangen we. We leven in de viering de gemeenschap met Hem die ons leven is. We leren dat Woord en sacramenten onlosmakelijk bij elkaar horen. Calvijn schrijft in zijn Institutie ook: Het zou eigenlijk altijd zo moeten gaan dat er geen samenkomst van de Gemeente is zonder prediking van het Woord, zonder gebed en zonder bediening van het Heilig Avondmaal en de aalmoezen (collecte). Het argument ´dat het zo een sleur wordt´ is onzinnig. Hoe kan iets wat ons leven en hoogste vreugde is ooit een sleur worden? Tegen je echtgenoot zeg je toch ook niet: ´ik kom eens in de drie maanden thuis eten anders wordt het een sleur´. Nee, juist de voortdurende nabijheid geeft diepte en intensiteit aan het leven en de liefde. De voortdurende gedachtenis van Christus en Zijn liefde voor ons, de gemeenschapsoefening met Hem geeft ons een leven dat vol is van Hem. Ik weet zusters van de moeiten en de vragen rondom het Heilig Avondmaal. Maar opnieuw hoor ik de apostel zeggen: ´Wat nu Het Avondmaal betreft, wil ik niet dat u onwetend bent... Of weet u niet van de betekenis van het Heilig Avondmaal? Nee, het zij verre van ons om zomaar aan de Tafel van de Heere te gaan of te laten gaan. Maar het zij ook verre van ons om zomaar bij de doopvont verschijnen? Nogmaals: alle vanzelfsprekendheid is uit den boze. Het gaat om de persoonlijke beleving van de verzoening
2
met God door Jezus Christus. Maar ´bij het stellen van de vraag ´Mag ik ten Avondmaal gaan? wordt het antwoord vaak gezocht in wie we zijn. Ben ik goed genoeg? Hoe zit het met mijn leven? De genade wordt verbonden aan wat wij doen en laten. De genade wordt verbonden met wat wij voelen: voldoende schuldbesef, genoeg vertrouwen? Wie daarover ernstig nadenkt, komt nooit aan de maat. Ja, wie hier denkt aan de maat te zijn, is juist niet aan de maat, want die heeft nog nooit gezien hoe zwaar de zonde is en hoe bedrieglijk ons hart. Het avondmaalsformulier leert ons op grond van de Bijbel echt iets anders. Ik ga daar verder niet op in. U vindt daar gezondmakend onderwijs. Ik durf de stelling te wagen dat waar we niet meer weten wat de Heilige Doop inhoudt, we ook ten aanzien van het Avondmaal dwalen. Benauwdheid en tobberigheid ten aanzien van het Heilig Avondmaal begint vaak daar waar er benauwdheid en tobberigheid over de Heilige Doop ontstaat. Het is de hoogste tijd om in prediking en pastoraat de Bijbelse en daarom gereformeerde visie op het genadeverbond helder aan de orde te stellen. Haar betekenis voor het onderwijs en in de opvoeding is van vitaal belang. Reformatie in deze hoge en heilige zaken is meer dan nodig in onze dagen. 3. In de Kerk geboren en daarom gedoopt Voor de meesten van ons geldt dat we in de Kerk geboren zijn. Wat is ons antwoord als ons door een reformatorische of evangelische broeder of zuster gevraagd wordt: ´waarom vind je het belangrijk om als kind gedoopt te zijn?´ Ik geef antwoord. Omdat ik verwekt, ontvangen en geboren ben in de Kerk, het lichaam van Christus. Ik behoor toe aan Christus. Daarom ben ik als kind gedoopt. In het Nieuwe Testament markeert de doop de overgang naar de gemeenschap met Christus. Mensen komen onder de prediking van het evangelie tot geloof en bekering en laten zich dopen. We lezen dat er gedoopt worden ´met heel hun huis´. De kinderdoop is vanaf het ontstaan van de Kerk de normale praktijk. De doop is de hartslag van het Bijbelse geloof dat Gods genade in Christus de absolute prioriteit heeft in ons leven. De God aller genade was de Eerste in mijn leven. Dat we delen in het heil van God in Christus, de Heiland der wereld hangt niet af van onze keus, van mijn ervaring, maar van de vastheid, de betrouwbaarheid van Gods beloften, die aan al het onze voorafgaan. Met het aanbreken van de moderne tijd komt de volwassenendoop (de herdoop) op. Deze berust op het idee dat we pas aan Christus toebehoren door onze bewuste geloofskeuze. En dat is nu de omkering van wat het geheimenis van de genade is. Levenslang troost de Heilige Geest, de Trooster mij met de Doop waarmee ik als kind gedoopt ben. De Doop is het sacrament van de inlijving in Christus. We zijn in de doop met Christus begraven in Zijn dood. Het is de ondergang van mijn oude mens, de mens in Adam. De dood van Christus is de kruisdood, waarin het oordeel over de mensheid komt. In Christus gedoopt betekent dat mijn oude leven is veroordeeld en voorbij. Én als we één zijn in Zijn dood, zijn we het ook in Zijn opstanding. Ik behoor bij Zijn opstandingsleven. Daarom heeft de doop alles te maken met de wedergeboorte, de vernieuwing van de mens. De doop betekent de overgang naar de nieuwe werkelijkheid van Christus. Dat nieuwe leven wordt bepaald door de Heilige Geest. Nu verstaan we ook de opzet en de inzet van de Heidelbergse Catechismus. Daar worden de kinderen van de Gemeente geleerd van Wie ze zijn. Én ze worden geleerd wat ze moeten weten om in die nieuwe werkelijkheid, in die enige troost te leven en eens te sterven. Levenslang leerling aan Jezus´ voeten. Levenslang leren hoe groot mijn zonde en ellende zijn. Levenslang leren hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost word. Levenslang leren hoe ik God voor zulk een verlossing dankbaar moet zijn. Ik nodig mijn reformatorische en evangelische broeders en zusters uit dit met mij te leren én dit aan onze kinderen te leren.
3
Gedoopt zijn zal openbaar worden in ons leven. Het is een leven door de Geest. De vrucht van de Geest zal groeien en bloeien en met de gaven van de Geest zal ik dienstbaar zijn. En weer zeg ik: hier is niets automatisch. Hier wordt niets verondersteld. Je zou natuurlijk kunnen zeggen: ´door de doop hoor ik bij Christus en daarom is alles in orde. Wat ik verder doe is niet van belang´. Deze gedachte werd Paulus verweten. Het werd onze reformatoren verweten. Het wordt ons verweten. Maar we wijzen dit verwijt radicaal af. ´Hoe zullen wij, die aan de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?´. Ik zou u vanuit de geschriften van Guido de Brès tal van passages kunnen voorlezen waarin ook hij deze gedachte van de hand wijst. Als men mij vraagt wat troost u het feit dat u gedoopt bent, als kind gedoopt bent, dan antwoord ik met Kohlbrugge: ´Ik ben in de doop op Gods koninklijke, Vaderlijke en zaligmakende Naam, ook in Zijn boek des levens opgetekend met al mijn schulden, zonden en noden; zo heb ik een rijke God en een genadige Vader in de hemel´. En als ik het weer helemaal verbruid heb en als een verloren zoon tot mijzelf kom, dan hoef ik aan de genade van God niet te twijfelen. Ik moet ook niet in de zonde blijven liggen, maar mag ik opstaan en tot de Vader gaan. Dan drukt Hij mij aan Zijn hart en spreekt me moed in. Hij is een Vader, Die mij in Zijn huisgezin heeft opgenomen en op voorspraak van Zijn eniggeboren Kind mij heeft aangenomen. Ik ben gedoopt. Hij is de God en Vader van mijn Heere Jezus Christus. Ik schaam me, dat ik zeggen moet, dat ik zo vaak de moed niet heb om te bekennen, dat deze glorierijke Vader mijn Vader is, omdat ik zo´n slecht, ongehoorzaam en ondankbaar kind ben; maar toch: Vader is Hij, mijn God en mijn Vader, en Hij zal het blijven. Ik ben gedoopt! 4. Verwarring rond (her-)doop Helaas! In de kerk is van meet af aan de kinderdoop gepraktiseerd. Er zijn geen teksten in de vroege kerk die een pleidooi voeren voor de volwassenendoop en als de kinderdoop ter sprake komt is er geen enkele stem die zich verheft dat dit iets nieuws zou zijn en dat het anders zou moeten. Sinds de 16e eeuw is de verwarring ontstaan. Onze reformatoren hebben heel wat te stellen gehad met de zgn. wederdopers. Goddank hebben ze zich krachtig verweerd. Laten we ook in de 21e eeuw daarmee onze winst doen. Met dr.Verboom bepleit ik een tegenbeweging. Een beweging tegen de evangelicalisering van de kerk in het algemeen en tegen de praktijk van de herdoop in het bijzonder. Nu is er ook een andere kant aan deze zaak. In het algemeen gesproken is de doop een weinig betekenende zaak in de christelijke Gemeente. Met als gevolg (of als oorzaak) dat de doop nauwelijks of in het geheel geen rol speelt in prediking, pastoraat, catechese, op de christelijke scholen en in de opvoeding thuis. O zeker, de doop wordt nog wel genoemd. Maar met alleen ´noemen´ zijn we er niet. Het gaat om een ‘beleefd geloof’ waarbij de sacramenten functioneren naar Gods bedoeling. Doordat in de kerk het geloof en de doop van elkaar goeddeels zijn losgemaakt is ze een veruitwendigd symbool geworden. Daarin ligt geen kracht. Dit moet de kerk zwaar aangerekend worden. Dat de doop uitgehold is komt ook omdat het geloof van de Gemeente is uitgehold. Verslapping van het geloofsleven van de Gemeente gaat gepaard met een verslapping van het functioneren van de doop. Als kerk hebben we ook in deze onze schuld recht te leren kennen. We hebben ons te bekeren tot God en Zijn Woord. Ik begrijp dat er serieuze gemeenteleden zijn die menen nooit een echte doop ontvangen te hebben, toen ze als kind werden gedoopt. Ik begrijp dat zij zich daarom ( ik zeg dan ´opnieuw´) laten dopen. In eerste instantie staan wij als kerk schuldig. We zullen daarom ootmoedig en lankmoedig oordelen over hen die tot her-doop gekomen zijn. We zullen hen niet met een verwijt, maar met zorg tegemoet treden. We zullen in gesprek vragen naar hun diepste motieven.
4
Helder moet blijven dat de her-doop, de overdoop geen doop is, maar een miskenning van de ene doop in de Naam van de Drie-enige God. Ik weet dat velen dit niet zo zien. Ik weet dat velen het in onwetendheid gedaan hebben. Wie heeft hen toch betoverd? Ik besef diep dat ik hier de zaak tot het uiterste toespits. Maar ik ben ervan overtuigd dat het vandaag gaat om een diep ernstige zaak. Òf de doop van de kerk is een ijdele zaak, waaraan de kerk zich bezondigd door Gods Naam te ontheiligen zo dikwijls als ze de doop aan kinderen bediend, òf zij die deze doop ijdel verklaren bezondigen zich daaraan door ook Gods Naam te ontheiligen. Dr.A.v.d.Beek schrijft in zijn boek ´Gemeente van Christus´ dat de herdoop een zonde is die de weg tot terugkeer niet afsluit; er is vergeving mogelijk. Maar opnieuw zeg ik: we hebben als kerk ook schuld te belijden en ons te bekeren. En: ik wil gaan staan naast ouders bij wie dit alles pijn en een worsteling teweeggebracht heeft. Laten we als ouders onszelf eerlijk afvragen of we onze kinderen wel onderwezen hebben in de ´rechte´ leer. Ik wil als predikant het hoofd buigen en hen zeggen: wij hebben gezondigd in prediking en pastoraat en catechese. Met herderlijke zorg hebben we deze ouders / elkaar nabij te zijn. Ootmoedig hen blijven contacten… dat geeft perspectief tot een vruchtbare, wederkerige, bijbelse bezinning én terechtwijzing. 5. Gods Verbond en Woorden als je schatten achten Mijn ziel bewaart U trouw getuigenis; dat heb ik lief ook doe ik Uw bevelen… Waar de liefde tot God in ons hart uitgestort is en wordt door de Heilige Geest, daar keert ze terug tot God… en de naaste is er goed mee. Daar nemen we de genademiddelen waar. Gods Woord is ons dagelijks brood én we gebruiken de sacramenten. Arm in onszelf zijn we in Christus de koning te rijk. We zijn Hem rijk. We gedenken Hem, die ons zo uitnemend heeft liefgehad. Ik vroeg een oude christin (jong van hart) naar de weg die de Heere met haar gegaan was. Ze vertelde me dat ze op Golgotha geweest was. Ze trok de lijn verder terug ´dominee, ik ben gedoopt´. Toen was het even stil. Ze vervolgde ´en… Hij heeft tot mij gezegd ´Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde´´. Ze had een rijk leven. Gods Verbond en Woorden waren haar schatten. Zolang ze kon bezocht ze de samenkomsten van de Gemeente. Ze vierde het Leven. En… ze viert het Leven! Ze is Thuis. Zo mag het zijn. Onder Woord- en sacramentsbediening het feest van Immanuël vieren. Zijn aanwezigheid vieren. We doen het nog wel onder de condities van de aarde. We vieren Zijn leven zoals dat op aarde zichtbaar was. We gaan Zijn weg, dat is de lijdensweg. We zuchten nog elke dag. Maar dat zuchten is vol verlangen uitzien naar de dag die spoedig komen zal. Al het oude is dan voorbij. Dan is alles nieuw. Er gaat geen doopdienst voorbij of ik vind bij mijzelf reden genoeg om me tot mijzelf in te keren en mij voor God te verootmoedigen. Maar daar en dan word ik verwezen naar mijn Heiland in wie ik mijn reinigmaking en zaligheid zoek en vind. Er gaat geen doopdienst voorbij of de dankbaarheid mag mijn hart vervullen. Een schat van zegen in Christus ten erfdeel. Al wat ik nodig heb om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven in Hem van wie de Doop getuigt waarmee ik gedoopt ben. Er gaat geen doopdienst voorbij of ik word getroost in al mijn aanvechting en strijd. Want aangevochten word ik en strijd ken ik. De duivel zit niet meer stil in mijn leven, aanvallen van innerlijke twijfel en onzekerheid zijn mij niet vreemd. Een doopdienst brengt me tot de belijdende roep: Ik ben gedoopt! Daar heeft de duivel niet van terug en de twijfel wordt bezworen. Ik roep het uit: En toch… ik weet, mijn Verlosser leeft. Zeker weten! Er gaat geen doopdienst voorbij of ik mag weer weten de weg die ik moet gaan. Het is de weg van bekering. Het pad van het Leven wordt me bekend gemaakt: God liefhebben boven alles
5
en de naaste als mijzelf. Totdat… totdat ik met allen die Christus´ verschijning lief gekregen hebben voor God zal verschijnen in Sion. En dan de avondmaalsdiensten. Alle reden om ons te verootmoedigen. We worden immers opgeroepen om voor Gods aangezicht onze zonde vervloeking te bedenken. Die zijn zo erg dat God ze aan Zijn eigen Zoon gestraft heeft met de kruisdood. Als ik zo mijn zonden zie betreur ik ze, verafschuw ik ze, haat ik ze. Tot wie zal ik dan anders gaan dan tot Hem, ons in het evangelie geopenbaard en geschonken: Jezus Christus. Te arm en te ellendig om Hem niet aan te nemen, om in mijn bank te blijven zitten. Hem aannemen als onze enige gerechtigheid, ons heil en ons leven. Deelnemen aan het Heilig Avondmaal is een gaan en komen tot Christus in volle verzekerdheid van het geloof. Bij het gebroken brood en de vergoten wijn klinken Zijn woorden: Ik voor u… Hoeveel onzekerheid er nu ook in mij is, Zijn belofte is niet onzeker. Ik vertrouw Hem meer dan mijzelf. In onszelf hebben we niets wat ons waardig maakt dat God ons in genade aanneemt. Alleen de goedheid en de genade van Christus, ons in de belofte voorgesteld, geven ons grond om avondmaal te vieren. We vertrouwen dat onze lege handen door Hem gevuld worden. Ik ben een zieke gelovige. Het avondmaal is zo gezondmakend…! Jezus de Heelmeester is daar. Deelnemen aan de Tafel van de Heere betekent ook dat er in ons een oprechte gezindheid is om voor Gods aangezicht te leven naar al Zijn geboden. Dat is ook om in liefde en in eenheid met elkaar te leven. Deelnemen aan de Tafel van de Heere is Hem roemen die ons blijdschap geeft. Gods verbond en woorden als je schatten achten… Woord en sacramenten, in de hele liturgie worden we verwezen naar wat geen oog gezien heeft, geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart ooit is opgeklommen, namelijk naar hetgeen God bereid heeft, voor hen die Hem liefhebben, omdat Hij ons zo uitnemend heeft liefgehad. Ds. A. Baas
6