dit is een uitgave van het ccv
nummer 4 december 2010
De Handhavingskrant Van wie is dit feestje?
03
De Wet MBVEO is vooral bekend geraakt als de nieuwe voetbalwet. In Rotterdam spreekt men liever van de overlastwet. De gemeente stak veel effort in de voorbereiding voor invoering en spreekt van een belangrijke aanvulling op de APV.
06
Serious gaming, ofwel het gebruik van spellen voor serieuze doeleinden is in zwang. Van virtual reality voor het nabootsen van levensechte (nood)situaties, tot het spelen van managementgames. Ook handhavers kunnen er hun voordeel mee doen.
08
Een goede groepsanalyse is een eerste vereiste om jeugdgroepen die problemen veroorzaken met succes aan te pakken. De methode van Beke Ferwerda in de vorm van een shortlist biedt gemeenten een houvast.
Preventieve aanpak jaar wisseling Leiden heeft effect
Otto Adang Lector openbare orde en gevaars beheersing aan de Politieacademie
voorbereidingen en samenwerking sleutel voor succes.
De jaarwisseling is landelijk het grootste evenement in Nederland. Een feest ook dat ieder jaar goed is voor honderden vuurwerkgewonden, miljoenen euro’s schade en talrijke aanhoudingen. Een speciale commissie pleitte al in 2008 in het rapport ‘Een prettige jaarwisseling’ voor een stevige samenwerking tussen gemeente, politie en hulpverleningsdiensten. De gemeente Leiden volgde de aanbevelingen op en voert zelf de regie in aanloop naar een rustig oud en nieuw. Politie, brandweer en de gemeentelijke diensten vormen in Leiden samen een ‘kerngroep jaarwisseling’ en hanteren voor hun samenwerking drie gedetailleerde draaiboeken.
Specifiek voor de jaarwisseling stelt Leiden een calamiteitenplan op. “In 2004 begon de gemeente met een gecombineerde aanpak in de vorm van wat wij ‘treintjes’ noemen.
Ieder jaar is er rond de jaarwisseling weer sprake van structureel incidentalisme: een opeenstapeling van zich herhalende incidenten die alles bij elkaar de openbare orde en rechtsorde zwaar belasten. Die incidenten zijn jarenlang onderschat. De jaarwisseling is in feite Nederlands grootste risico-evenement. Inmiddels is er consensus bij lokale en landelijke autoriteiten dat de norm behoort te zijn dat de jaarwisseling ordelijk verloopt. Onder meer de ministerpresident, korpsbeheerders, burgemeesters, korpschefs, lokale en landelijke politici spraken zich de afgelopen jaren daarover uit. En hoewel er de afgelopen jaarwisseling minder incidenten waren dan het jaar ervoor, gaan de woorden ‘rustig’ en jaarwisseling nog steeds niet samen: het aantal incidenten is nog steeds hoog. De verhoogde aandacht voor de jaar wisseling heeft zich in veel gemeenten en regio’s vertaald in een tijdige en gemeenschappelijke aanpak. Het is niet alleen een ‘politiefeestje’ meer. Maar er zijn nog te veel verschillen tussen regio’s en gemeenten in de aandacht voor de jaarwisselingproblematiek, de formulering van een aanpak en hoe multidisciplinair die moet zijn, en de toepassing van goede werkwijzen. Over dit laatste is inmiddels het nodige bekend. Het gaat om een combinatie van preventie en repressie, specifiek gericht op hotspots en hotshots en een lik-opstuk-benadering. Samenwerken met bewoners is een essentieel onderdeel daarvan. Een ander belangrijk element is de verbinding leggen met de alledaagse orde- en veiligheidsproblemen, die vaak ten grondslag liggen aan de onveiligheid bij de jaarwisseling. Het hanteren van een meerjarenperspectief is ook van belang: de problemen laten zich niet in één jaar keren. De jaarwisseling is een risico-evenement dat om permanente aandacht vraagt. Gebrek daaraan leidt tot routinematig handelen, veronachtzaming van de problematiek en het herhalen van oude fouten. Een goede gemeente en een goede burgemeester zijn op de jaarwisseling voorbereid. Het is vooral ook hun feestje.
Die bestaan uit medewerkers van politie, brandweer en de voorloper van de huidige afdeling Stedelijk Beheer”, zegt Maria Groenewegen, manager afdeling Handhaving bij de gemeente. “De treintjes werken op oudejaarsavond samen om geweld en vernielingen te voorkomen en beginnende ongeregeldheden in de kiem te smoren. De politie rijdt voorop, Vervolg op pagina twee >>
02
de handhavingskrant
december 2010
ZICHTMAAT
met daarachter de brandweer, gevolgd door Stedelijk Beheer die eventuele rotzooi opruimt.” De burgemeester van de stad gaat zelf ook mee op pad. “Zo weet hij precies wat er speelt en toont hij zijn betrokkenheid aan de mensen die deze avond werken. Aanvankelijk lag het accent op de operationele aansturing en handhaving tijdens de jaarwisseling. Toen we de treintjes goed op de rails hadden, werden er meer partners bij betrokken en verschoof het accent naar preventie.” Preventieve bijdrage
De kerngroep zocht in de afgelopen jaren contact met diverse instanties en instellingen in de stad: bureau HALT, woningcorporaties, scholen en het jongerenwerk. “We bespreken hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan een veilig oud en nieuw”, stelt Remco Korving, manager afdeling Openbare Orde en Veiligheid. “De jongerencentra organiseren rond de kerst en op oudejaarsdag diverse activiteiten. Bureau HALT geeft op 75 scholen voorlichtingslessen over vuurwerk en merkt dat jongeren én hun ouders duidelijk weten wat mag en wat verboden is.” De Leidse woningcorporaties brengen woningcomplexen met een verhoogd risico van tevoren in kaart en zorgen, waar nodig, voor extra verlichting. De corporaties nemen eventuele extra beheersmaatregelen in de aangewezen risicogebieden, om bijvoorbeeld vernieling te voorkomen. Ook sturen ze brieven naar alle bewoners om hen te attenderen op de moge-
AGENDA Uitbreiding OM-Afdoening Op 1 maart 2011 wordt de wet OM-Afdoening uitgebreid. Dit betekent dat BOA’s vanaf die datum met de strafbeschikking op meer feiten kunnen handhaven. Om gemeenten te informeren over de impact van deze uitbreiding houdt het CJIB in januari en februari zes voorlichtings bijeenkomsten. Gemeenten die zijn gestart met de strafbeschikking, of waarvan bekend is dat ze willen starten, hebben een uitnodiging voor deze bijeenkomsten ontvangen. De bijeenkomsten vinden plaats op 12, 18 en 25 januari en 2, 8 en 15 februari. Meer informatie staat in de webspecial ‘Strafbeschikking’ op www.cjib.nl. Gemeenten kunnen zich daar aanmelden.
daarom de afgelopen twee jaar een nood verordening vastgesteld en dat gebeurt de komende jaarwisseling vermoedelijk opnieuw.” De gemeente Leiden maakt op oudejaarsavond ook gebruik van handhavingsinstrumenten. Groenewegen: “Bij de laatste jaarwisseling zijn vijf helmcamera’s ingezet door medewerkers van de multifunctionele teams. Hun reacties zijn wisselend. De één zegt dat het agressie opwekt, een ander meent dat het publiek er rustiger van wordt. De camerabeelden zijn bekeken en daar is geen verdere actie op ondernomen. In de laatste vier dagen van vorig jaar zijn ook buitengewone opsporingsambtenaren ingezet, ter ondersteuning van de politie.”
lijke consequenties van ordeverstorend gedrag. Groenewegen: “Het schadebedrag is de afgelopen jaren afgenomen. De preventieve maat regelen lijken dus effect te hebben.” In 2008, en ook in 2009, riep de gemeente het digitale LeidenPanel in leven. Groenewegen: “Aan bijna zeshonderd inwoners werden vragen gesteld als hoe ze de communicatiecampagne rondom oud en nieuw hebben ervaren en hoe hun jaarwisseling is verlopen. Zo luidde de slagzin in de campagne voor de jaarwisseling van 2008/2009: ‘Oud en nieuw, samen maken we er een gezellig feest van!’ Een groot deel van de ondervraagden vond die boodschap aansprekend. We vroegen het panel ook of een grotere politie-inzet heeft geresulteerd in meer veiligheid op straat en daar hebben we positieve reacties op gekregen. Bewoners kwamen zelf met nuttige ideeën en tips, die weer zijn gebruikt in de aanpak voor het jaar erna.”
Brede preventie
j aarwisselingen zijn in elk geval een stuk rustiger verlopen.” Groenewegen wijst erop dat op oudejaarsavond alle vier de treintjes gereed staan. “We zoomen daarnaast scherp in op de veiligheid van de hulpverleners. In de afgelopen jaren deden zich diverse incidenten voor met ambulancepersoneel en mensen van politie en brandweer. In enkele gevallen werden zelfs lawinepijlen op hen afgevuurd. Voor twee gebieden in de stad is
Korving benadrukt dat de gemeente Leiden focust op handhaving aan de voorkant van het proces. “Om tot een brede preventie te komen, werkt de gemeente het hele jaar samen met de betrokken partners. Begin januari houdt de gemeente een grootschalige evaluatie. In april zitten we om de tafel met stedelijk beheer, politie en brandweer om actiepunten te benoemen. De frequentie neemt in de loop van het jaar toe en dan komen er ook de diverse instellingen bij. We wijzen hen op de eigen verantwoordelijkheid. Scholen zijn kwetsbaar tijdens oudjaar en moeten daarom maatregelen nemen om vandalisme te voorkomen. Wat ik zelf doe met oudjaar? Ik heb piketdienst en ben tijdens de jaarwisseling bereikbaar bij incidenten.”
Wegwijzer jeugd en veiligheid
Veilig en gezond uitgaan met CVGU
Handhavingskrant zoekt redactieraadleden!
De website www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl biedt handhavers binnen een paar muisclicks op specifieke thema’s helderheid over landelijke richtlijnen en wetgeving, aanpakken en onderzoeken. Een aantal onderwerpen wordt specifiek uitgewerkt, zoals: uitgaansgeweld, vandalisme, jeugdgroepen, alcohol en drugs. U vindt er documenten zoals de quickscan over handhaving gedoogvoorwaarden coffeeshops en een stappenplan waarmee u een specifiek probleem kunt uitwerken. Het thema jeugd groepen wordt naar verwachting eind van dit jaar uitgebreid met een database, gevuld met aanpakken voor problematische jeugdgroepen.
Het CCV en het Trimbos-instituut lanceerden op maandag 29 november het Centrum Veilig en Gezond Uitgaan (CVGU). Het CVGU helpt gemeenten om veiligheidsproblemen en overmatig middelengebruik terug te dringen. Uitgaan is voor veel Nederlanders een geliefde vrijetijdsbesteding. Gemeenten hebben baat bij een aantrekkelijk uitgaansleven, omdat het bedrijvigheid en werkgelegenheid oplevert. Het CVGU levert beleidsprofessionals expertise en kennis over effectieve maatregelen voor een veilig en gezond uitgaansleven. Hierbij wordt gebruikgemaakt van praktijkervaringen in Nederlandse gemeenten en van verkregen inzichten in effectief bewezen aanpakken. De activiteiten van het CVGU variëren van nieuwsbrieven en infosheets tot thema bijeenkomsten en een helpdesk. Meer informatie over het CVGU is te vinden op: www.veiligengezonduitgaan.nl
Leest u met veel plezier de Handhavingskrant en wilt u actief meedenken over de invulling van dit blad? Meld u dan aan als redactieraadlid. De redactieraad verzamelt onderwerpen en bepaalt de inhoud van de Handhavingskrant. Daarvoor is het belangrijk te weten wat er speelt in het brede veld van handhaving. Op dit moment bestaat de redactieraad uit twee medewerkers van het ministerie van Veiligheid en Justitie en twee medewerkers van het CCV. We breiden de redactieraad graag uit met twee leden. Daarvoor bent u bijvoorbeeld werkzaam bij een gemeente, inspectie, waterschap, of universiteit/hbo. Als redactieraadlid vergadert u vier maal per jaar over de invulling van het blad, draagt u onderwerpen aan, biedt u ingangen voor gesprekspartners voor artikelen en leest u teksten tegen voor publicatie. U kunt uw belangstelling kenbaar maken, door een mail met korte motivatie te sturen naar:
[email protected] Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Mirjam Prinsen (06 526 38 751) en/of Sophie de Clercq (06 542 45 647)
Noodverordening
Leiden doet er dus veel aan om oudejaarsavond leuk en gezellig te maken. Korving: “Daarnaast geven we duidelijk aan dat raddraaiers die misdadige feiten plegen, hard worden aan gepakt. Het is een combinatie van preventie en repressie. We hebben in 2007 besloten deze methode voor drie jaar toe te passen. In 2011 volgt een uitgebreide evaluatie. Dan beoordelen we of de gemeente nog meer acties moet ondernemen, of kan inperken. De laatste
KORT nieuws
2-daags congres Jeugdbeleid
Brabant krijgt Vernieuwing Toezicht-Trofee
De kabinetsplannen dwingen de jeugdzorg en jeugd-GGZ tot flinke bezuinigingen. Dit betekent dat er minder middelen zijn om de kwaliteit zo hoog mogelijk te houden. Samenwerking met ketenpartners is daarom van cruciaal belang. Daarbij is inzicht in zowel de jeugdzorg als jeugd-GGZ essentieel. Dit tweedaagse congres, georganiseerd door het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid, biedt daar alle mogelijkheden voor. Data 16 en 17 februari 2011, locatie: NBC Nieuwegein, informatie en aanmelden: www.sbo.nl
Tijdens het congres Mythes in beleid en toezicht van 11 november werd bekendgemaakt dat de provincie Noord-Brabant de winnaar is van de Vernieuwing Toezicht-Trofee. De provincie krijgt de trofee voor het project ‘systeemgericht toezicht’ dat lastenverminderend werkt. Het project, dat loopt sinds 2009, sluit aan op de systemen van inmiddels 62 deelnemende bedrijven in de chemie-, afval-, food- en zwembadensector. Het project is volgens de jury een moderne vorm van toezichtsuitoefening die helemaal past bij de tijdgeest. Meer informatie vindt u op www.brabant.nl/systeemtoezicht.
Gratis abonnement Met een gratis abonnement ontvangt u de Handhavingskrant vier maal per jaar. De krant wordt twee per jaar meegestuurd met Binnenlands Bestuur. Daarnaast komt de krant nog twee keer uit, alleen voor abonneehouders. Met een abonnement blijft u op de hoogte van wat er speelt op het brede terrein van handhaving. U kunt uw aanvraag mailen naar:
[email protected]
de medewerkers van de handhavingskrant wensen u prettige feest dagen en een goed 2011.
03
de handhavingskrant
Best practice burgemeester kan sneller optreden
Overlastwet vraagt definities, dossiers en daadkracht De Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast kende een lange voorwedstrijd, maar werd uiteindelijk op 1 september van dit jaar van kracht. In Rotterdam legde burgemeester Aboutaleb twee hooligans een meldingsplicht op tijdens de wedstrijd Excelsior-Ajax. De voetbalwet, zoals de MBVEO in de volksmond heet, luistert in de handhaving nauw, weten de pioniers in de Maasstad.
“Wij praten liever over de overlastwet,” zegt Sanne Wieke Remmert, adviseur Kennis & Handhaving bij de gemeente Rotterdam. “De naam voetbalwet doet deze nieuwe wet tekort. Een bevoegdheid als de meldingsplicht is in te zetten op voetvalvandalisme. De overige bevoegdheden zijn zeer effectief in de aanpak van overlastgevende jeugd, veelplegers, personen die door hun herhaaldelijk gedrag echt een druk leggen op de openbare orde. Drugsrunners bijvoorbeeld, die in bepaalde perioden in een gebied heel veel overlast veroorzaken. Daar kunnen we met deze wet ook op inzetten. De wet is dus een aanvulling op de APV, de Algemene Plaatselijke Verordening.” Logische opbouw
Rotterdam stak veel energie in de voorbereiding voor invoering van de overlastwet. Remmert: “We hebben afspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie, de gemeente en de politie, zodat we goed met de wet kunnen werken. De burgemeester kan wel de jacht openen op voetbalhooligans en het ene bevel na het andere uitvaardigen, maar dat zet geen zoden aan de dijk als er geen sluitende aanpak is.” De nieuwe wet vereist bovendien ‘herhaaldelijkheid’. “Met de nieuwe wet kunnen we iemand die bij de politie al langer bekend is en veel overlast veroorzaakt, meteen geruime tijd de toegang tot een gebied ontzeggen. Met daarna, mocht dat niet afdoende zijn, een meldingsplicht. Daar zit dus een logische opbouw in.” Gebiedsverboden kunnen volgens de adviseur ook echt het verschil maken. “Door iemand een tijdje uit een gebied te halen, kun je rust creëren. Dat is voor de burgemeester het belangrijkste.
sanne wieke remmert
gebiedsverbod brengt rust.
Het gaat niet primair om een maatregel gericht op een persoon, maar om de omgeving. De maatregel die we tot nu toe konden opleggen, had vaak betrekking op maar een paar dagen. Nu kunnen we notoire lastgevers meteen drie maanden de toegang tot een gebied ontzeggen.” Anders werken
Ook de uitvoering van deze maatregel vraagt de nodige voorbereiding. Zo moest er een eigen invulling worden gegeven aan de definities in de wet. Remmert: “Neem het woord herhaaldelijk. Daar kan bij ons sprake van zijn bij twee ernstige gedragingen, of meer dan twee lichte overtredingen. En van de geldende termijnen, daar hebben we ook iets van te vinden. Wij vinden dertien maanden een redelijke periode om iemand te volgen. Dat heeft met de seizoenen te maken. Als iemand alleen tijdens de jaar wisseling vervelend doet, wil je die persoon van de volgende oud- en nieuwviering kunnen weren. Als je termijn niet verder gaat dan zes maanden, kun je die persoon nooit aanpakken op basis van de overlastwet.” Het belangrijkste is dat er goede dossiers worden opgebouwd, benadrukt Remmert. “Dat vereist een zorgvuldige, arbeidsintensieve manier van werken, maar die kan op lange termijn veel uitmaken. Wijkagenten treden
met de jeugd blijvend in overleg. Maar ze zullen ook moeten muteren: goed registreren wat er gebeurt en is gebeurd. Niet alleen: ‘ik heb ze weer gezien’, maar ‘ik heb ze weer overlast zien veroorzaken’. En die overlast ook benoemen: middelvingers en grote monden registreren. Het noteren van bepaalde gedragingen luistert heel nauw. Het dossier moet uiteindelijk de rechter overtuigen: dit is wat we in de afgelopen periode hebben meegemaakt met deze persoon en de maatregel is proportioneel. Met goede dossiers houdt de meldingsplicht makkelijker stand bij de rechter.” Capaciteit
Blijft over de arbeidsintensieve uitvoering. Kan Remmert zich de zorg van de politiebonden voorstellen? “De meldingsplicht legt extra druk op de capaciteit. Weer even naar het voetballen: in Rotterdam zijn er ook op zondag veel bureaus open. Dat is in de provincie vaak anders. Als daar één agent dienst heeft en de aangifte opneemt van een tasjesroof, en tegelijkertijd komt een een groep hooligans zich melden…” De meldingsplicht waarmee nu in het voetbal de eerste ervaringen worden opgedaan, brengt dus wel het nodige met zich mee? “Dat klopt. We hebben bedacht wat redelijk is. Hoe lang laat je iemand reizen? Hoe vaak moet iemand
zich melden? Alleen tijdens de rust? Dan kan die persoon daarna snel naar het stadion. Om na afloop van de wedstrijd, als het stadion leegloopt, alsnog te gaan rellen. Het is een mooi instrument, maar de belemmering is dat overlastveroorzakende supporters vaak geen problemen maken ín het stadion. Het gebeurt veelal na de wedstrijd, maar de plek en het tijdstip weet je vaak niet vooraf.” Overlast is dus het trefwoord. Overlast, die onder meer wordt veroorzaakt door crimineel getinte jeugdgroepen. Hun ordeverstorend gedrag bevindt zich vaak net binnen, dan weer net buiten de lijntjes. Remmert: “Het intimideren van voorbijgangers, vervelend rondhangen, is dat ordeverstorend? Voor het OM is het niet voldoende om jongeren aan te pakken. Daar hebben ze geen zaak mee. Terwijl het voor een wijk heel vervelend kan zijn. De politie kan nu op basis van dit gedrag, vastgelegd in dossiers, naar de burgemeester stappen om maatregelen te laten nemen. In die zin biedt de nieuwe wet toegevoegde waarde: de burgemeester kan sneller optreden. De politie hoeft niet altijd meer af te wachten tot de jongere definitief afglijdt in de criminaliteit, maar iemand er eerder uitpikken en een groep ontrafelen. Zodat de overlast niet escaleert en de rust sneller terugkeert.”
04
de handhavingskrant
december 2010
onderzoek draagt bij aan handelingsrepetoire ten aanzien van moe-landers.
We kennen onze MOE-landers niet Nederland telt circa 170.000 geregistreerde en naar schatting een kleine 100.000 niet geregistreerde MOE-landers, migranten uit landen in Midden- en Oost-Europa. De heersende opvatting is dat het merendeel van de nieuwe instromers zijn best doet om volwaardig te participeren. Er is echter ook een andere kant. Buurtbewoners klagen over lawaai door overmatig drankgebruik, rotzooi op straat, verkeerd geparkeerde auto’s. Gemeenten berichten over middeleeuwse toestanden in de huisvesting. De Arbeidsinspectie stuit op werkgevers en uitzendbureaus die het niet zo nauw nemen met de regels en die MOE-landers illegaal tewerkstellen en uitbuiten. Ministeries zijn dan ook druk doende beleid te ontwikkelen, gemeenten en andere (handhavende) instanties volgen op de voet. Volgens Sjaak Kohnraad, lector veiligheid aan Hogeschool Avans, is de kans dat al die goed bedoelde initiatieven op niets uitlopen niet denkbeeldig. “Gemeenten en andere hulp verlenende en handhavende instanties kunnen alleen effectief beleid ontwikkelen als ze de mensen kennen voor wie dat beleid is bedoeld. Als ze weten om hoeveel mensen het gaat, waar ze wonen, onderscheid maken naar nationaliteit. En als ze een beeld hebben van hun opleiding, de gezinssamenstelling, de culturele achtergrond, maar ook van hun mogelijkheden, behoeften en wensen. Ik zeg niet dat je van iedere MOE-lander een biografie moet schrijven. Maar om beleid te kunnen voeren dat
aansluit bij de realiteit moet het platte beeld van de MOE-lander reliëf krijgen. Ook hulp verleners en handhavers die in de dagelijkse praktijk actief zijn kunnen alleen effectief opereren als ze dat reliëf zien. Realiseren ze zich bijvoorbeeld niet dat MOE-landers anders tegen de overheid aankijken dan wij, en zo lang geleden is het niet dat ‘de Muur’ viel, dan kan dat aanleiding zijn tot grote misverstanden.” Zorgen
Kohnraad maakt zich zorgen over het gebrek aan kennis, over de afstand tussen MOE-landers en professionals. “Blijft dat zo, dan zou het onze MOE-landers nog wel eens hetzelfde kunnen vergaan als onze woonwagenbewoners. Ruim 150 jaar is met alle mogelijke middelen en maatregelen geprobeerd woonwagenbewoners te ‘integreren’. Het is een geschiedenis van gebrek aan kennis, ongearticuleerd doelgroepbeleid, beleid dat over de hoofden van woon wagenbewoners heen werd ontwikkeld. Het is een geschiedenis van het uit de weg gaan van contact zonder oog voor terechte onrust, van negeren, afkopen, en het met bruut geweld de kop indrukken van verzet. Aan de oprechtheid
Wat zijn MOE-landers? Sinds 1 mei 2007 zijn inwoners van landen in Midden- en Oost-Europa – Polen, Slovenië, Hongarije, Slowakije, Tsjechië, Estland, Letland en Litouwen – vrij zich elders in de EU te vestigen. Per 2011 horen Roemenië en Bulgarije daar ook bij.
en inzet van betrokken professionals twijfel ik niet. Wel aan de onbedoelde uitkomsten van hun bemoeienis.” Helaas zie je volgens Kohnraad ook bij MOElanders de eerste tekenen van marginalisatie. “De opkomst van de bedelende straatmuzikant met éénsnarige viool is een teken aan de wand, net als de toename van dakloze MOE-landers. Het zijn signalen die we beter serieus kunnen nemen, die duidelijk maken dat de huidige benadering zijn doel mist. Wat je in ieder geval niet moet doen is de benadering kiezen die juist tot die marginalisatie heeft geleid. Als je ze hard aanpakt, zonder onderscheid te maken, dan weet je zeker dat het alleen maar erger wordt en maak je de kanslozen nog kanslozer.” Om tegenwicht te bieden heeft Avans Hogeschool een groot onderzoek in de steigers gezet. Doel van het onderzoek is het vergroten van het handelingsrepertoire van professionals (en leidinggevenden) in relatie tot MOE-landers. Kohnraad: “Ons onderzoek wijkt af van het onderzoek dat tot nu toe is verricht. Wij problematiseren niet zozeer de positie en het handelen van MOE-landers, maar die van de werkers in het veld: beleidsmakers, beslissers en uitvoerders. We willen als hogeschool weten wat onze toekomstige professionals moeten kunnen en kennen om MOE-landers adequaat tegemoet te kunnen treden.” Package deal
Pieter van Teeffelen, accountmanager bij onderzoeksbureau Research voor Beleid is
het deels met Kohnraad eens. Maar, anders dan bij woonwagenbewoners, vindt hij dat het Rijk en gemeenten al aardig onderweg zijn. “Ik wijs op het kennisnetwerk voor gemeenten, op het onderzoek waarmee handhavers en beleids makers nu al hun voordeel kunnen doen, inclusief onderzoek waarin MOE-landers zelf aan het woord komen.” Misschien scheert Kohnraad woonwagenbewoners en MOE-landers te gemakkelijk over één kam. “Belangrijk verschil is dat de Midden- en Oost-Europese arbeids migranten vaak via een package deal naar Nederland komen, waarbij werk en huisvesting contractueel worden geregeld door het uitzend bureau.” Een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken wijst erop dat de betrokken ministers het risico van herhaling van de geschiedenis van de gastarbeiders onderkennen. “We bewandelen als Rijk verschillende sporen: politieke en ambtelijke bewustwording, kennis- en ervaringsuitwisseling in een netwerk van gemeenten, onderzoeken naar trends en ontwikkelingen, het aanspreken van corporaties en werkgevers op hun verantwoordelijkheden. Er vindt bovendien veel lokaal onderzoek plaats, naar de omvang en samenstelling van de groep, het perspectief op het verblijf, naar de woon- en inburgeringsintenties. Het onderzoek van Avans kan zeker nuttig zijn, maar komt bovenop een reeks onder zoeken die al zijn gedaan.”
05
de handhavingskrant
CRA maakt beleidsmaker risicobewust De Criminaliteitsrisicoanalyse (CRA) richt zich op professionalisering en bewustwording van de beleidsmaker, zodat hij betere wetten en beleid kan maken. Het behoedt de overheid voor onvoorzien misbruik van nieuwe wet- en regelgeving.
cra moet illegale arbeid voorkomen.
Het doel van de Criminaliteitsrisico analyse is om beleid effectief te toetsen op risico’s die eruit voortvloeien. “Uit studies bleek dat er gelegenheidsgebieden zijn die criminaliteit in stand houden. Indien voorgenomen beleid bijvoorbeeld inhoudt dat bepaalde veel gevraagde goederen of diensten verboden gaan worden, brengt dat het risico met zich mee dat anderen via illegale wegen deze diensten alsnog gaan aanbieden”, licht Sasja Hulscher, opdrachtgever en beleidsadviseur op het departement Veiligheid en Justitie toe. “Met de CRA kunnen beleidsmakers hun werk tegen het licht houden en risico’s in kaart krijgen. En daar ook iets tegen doen.” Bewustwording
Het CCV kreeg de vraag om het instrument te maken. “De CRA richt zich op professionalisering en bewustwording van de beleidsmaker, zodat hij betere wetten en beleid kan maken”, vat manager programma’s Ralph Vossen, zijn visie op het instrument samen. “Werkbaarder, werkzamer, beter haalbaar en handhaafbaar.
Het systeem moet er kortweg voor zorgen dat wetten en beleid minder risico’s opleveren. We hebben een trechtermodel met negen risicogebieden ontworpen, om te attenderen op de wereld van de georganiseerde misdaad. Is er in het beleidsvoornemen bijvoorbeeld sprake van vermindering of intensivering van handhaving en toezicht? Is er sprake van een milieubeschikking waarmee financiële heffingen gemoeid zijn? Of is er sprake van introductie of wijziging van een subsidieregeling of compensatieregeling? Zo konden we een verbinding leggen met beleidsvorming.” gebruik
Kan de gebruiker nu met de CRA aan de slag? Volgens Miriam Adriaanse, tevens werkzaam bij het CCV en verantwoordelijk voor het thema beleidsontwikkeling, zit de CRA na een lange aanloop in de afronding. “De analyse komt in januari 2011 in een testversie op internet beschikbaar. De methode bestaat uit het doorlopen van een vragenlijst. Dat kan de beleidsmaker alleen, achter zijn bureau doen, maar je
Een voorbeeld Casus Een grote toestroom illegalen uit Oost-Europa geeft huisjesmelkers in grote gemeenten de gelegenheid tot uitbuiting. Er is sprake van tewerkstelling van illegale vreemdelingen waarbij veelvuldig sprake is van identiteitsfraude. Uitzendbureaus (zonder vergunning) blijken broeinesten van criminaliteit. Het ontstaan van deze situatie is voor een deel bevorderd door het afschaffen van vestigingseisen en vergunningsplicht. Aannames Liberalisering, afschaffen van regelgeving, met betrekking tot vestigingseisen, komt het economische verkeer ten goede. Er is sprake van grote politieke druk ten aanzien van snelle inburgering. CRA Is de gemeente voldoende voorbereid op de komst van grote aantallen Oost-Europeanen? Waren er al signalen over risico’s bij illegale tewerkstelling en huisjesmelkerij? Is voldoende voorzien wat het effect is van regelingen van bijvoorbeeld het CWI? Was er toezicht op de (wild) groei van opleidingsbureaus voor inburgering? Indien deze vragen in een vroeg stadium onder ogen waren gezien, hadden ook veel eerder gerichte maatregelen getroffen kunnen worden om schadelijke effecten te beperken.
kunt het ook in een georganiseerde setting doen waarbij je partijen uitnodigt die verstand hebben van de problematiek of die mede verantwoordelijk zijn voor de aanpak van het probleem.” Op de ministeries behoren de beleidsontwikkelaars en de wetgevers tot de doelgroep, maar de analyse kan ook voor gemeenten interessant zijn. “Daar is lang niet altijd sprake van georganiseerde misdaad, maar de analyse kan ook verhelderend zijn voor ontwikkeling van instrumenten die gemeenten gebruiken. Bij vergunningverlening of vermindering van toezicht en handhaving of subsidieregelingen bijvoorbeeld. Het is ook daar goed te weten welke risico’s er bestaan op misbruik van regelingen.” Anticiperen
Wat moet er primair met de CRA worden bereikt? Effectievere handhaving of beter doordacht beleid? “Het laatste”, reageert Hulscher meteen. “Voorkomen. Door beleid op tijd aan te passen. Door hulpstructuren te bedenken. Of… juist heel bewust risico’s te nemen.” “Als je tijdig signaleert, kun je je beleidsplan aanpassen en met partners om de tafel gaan”, vult Adriaanse aan. “Uitvoeringsinstanties bij decentrale overheden kunnen er bijvoorbeeld bij het verstrekken van vergunningen achter komen dat een bepaalde doelgroep wel heel veel misbruik van een voorziening maakt. Dan zou je de aanvraag anders kunnen organiseren. De CRA is goed bruikbaar voor het aanpassen van uitvoeringsplannen.” Naïef
Vossen benadrukt dat het zaak is om ‘aan de voorkant van beleid’ op tijd in te grijpen. “Aan de achterkant van de handhaving mag geen extra werk ontstaan. Als dat gebeurt, doen de risico’s zich waarschijnlijk al in ruime mate voor. Dan heb je al verlies opgelopen.” Hulscher geeft een voorbeeld. “Het misbruik
van kinderopvangregelingen. Achteraf denk ik wel eens: hoe naïef kon de overheid zijn om het beleid zó te formuleren?” “Nou, de overheid wordt soms gedwongen om naïef te zijn”, nuanceert Vossen. “Burgers vragen om oplossingen van de overheid. De maatschappij roept ‘doe daar wat aan’. Daar volgen allerlei regelingen uit. Sommige departementen zijn zich wel bewust van risico’s, maar denken ‘er wordt aan ons getrokken, dus komen we in beweging’.” Grote stap
Wat zijn hun verwachtingen? Gaat de CRA de kwaliteit van beleid blijvend veranderen? “De departementen die zich bezighouden met ordeningswetgeving kunnen binnenkort snel zien of hun beleid wel of niet een risico vormt”, weet Hulscher. “Als ze dat doen en bij een risico nadenken en contact opnemen met Veiligheid en Justitie voor overleg, dan ben ik heel blij.” Ook Vossen heeft goede hoop. “De CRA behoort binnen twee jaar tot het vaste gereedschap van de beleidsmaker.” “Ik verwacht dat de CRA beleidsmakers motiveert om effectief, werkbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar beleid te ontwikkelen”, besluit Adriaanse. “De implementatie van de CRA is cruciaal in de verbetering van beleidsvorming. Als dit instrument in januari goed landt, maken we een grote stap.”
Vragen? Heeft u vragen over het gebruik van de CRA bij departementen? Neem dan contact op met
[email protected]. Voor overige vragen kunt u terecht bij
[email protected].
06
de handhavingskrant
december 2010
SPELLEN ZIJN EEN SERIEUZE ZAAK Gamen is ‘hot’. Ook de professionele wereld maakt steeds meer gebruik van ‘serious gaming’. Over wat ‘serious gaming’ nu wel en niet is, bestaat niet echt overeen stemming. Verschillende definities doen de ronde. Het zijn motiverende en relatief goedkope trainingsmiddelen, daarover is men het wel eens. Bovendien kun je er complexe en gevaarlijke situaties mee nabootsen. Daar liggen kansen voor hand havers. Aan het woord zijn wetenschappers en ervaringsdeskundigen. Voor Geertje Bekebrede, universitair docent ‘beleid, organisatie, recht en gaming van de TU Delft, is serious gaming het gebruik van spellen voor serieuze doeleinden. “En inderdaad, het hoeft geen computerspel te zijn. Je kunt de variëteit aan spellen het beste als een continuüm zien. Aan het ene uiteinde vind je rollenspellen waarin de spelers over grote vrijheid beschikken. Helemaal aan de andere kant staan sterk voorgeprogrammeerde computerspellen die de deelnemers beperkte ruimte laten voor eigen inbreng. Er tussenin zitten bijvoorbeeld rollenspellen die worden ondersteund door kaarten, bordspellen of computersimulaties.” Leren door doen
Het bekendste toepassingsgebied is het onderwijs. Bekebrede: “Leerlingen en studenten
kunnen zo praktijkervaring opdoen, maar zich ook spelenderwijs lesstof eigen maken. Denk aan spellen in het beroepsonderwijs die werk situaties nabootsen. Aan Sim City waarin je zelf een stad moet inrichten, aan taal- en rekenspelletjes. De meesten van ons leren het beste door te doen. Door aan den lijve te ervaren wat er in de praktijk gebeurt, in plaats van te luisteren en lezen.”
te testen. Door grote oefeningen (deels) te vervangen door spellen, bespaar je fors op de kosten en kun je fysieke of andere consequenties (ongelukken) vermijden. Bovendien zijn spellen motiverend.”
Ook voor professionals als politieagenten, brandweerlieden, dijkwachters en ambulancemedewerkers geldt dat ze beter en sneller leren door te doen. “Via spellen kunnen ze allerlei crisissituaties oefenen, die veel meer kosten en soms ook risico’s met zich meebrengen, dan wanneer je zo’n situatie in het echt naspeelt. En sommige zaken zijn bijna niet in de praktijk
Beleid versus uitvoering Spellen worden ook toegepast om de consequenties van beleid te verkennen. Het ID-Game is een simulatiespel dat de totstandkoming van handhavingsplannen nabootst, volgens de principes van programmatisch handhaven. Het spel, bedoeld voor departementen en inspecties, maakt duidelijk wat het belang is van goede samenwerking tussen beleid en uitvoering. Deelnemers leren welke belangen en prioriteiten er bij de andere partijen leven en hoe je gezamenlijk tóch tot een eenduidige aanpak kunt komen. Zowel inhoud, gedrag als samenwerking komen aan de orde. Het ID-Game is in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld door Twijnstra en Gudde. Angelique van der Schraaf, kennismanager bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, heeft ermee gewerkt en is enthousiast. “Medewerkers van de VROM-inspectie hebben meer begrip gekregen voor elkaars positie. Dat helpt bij het zoeken naar oplossingen, naar handhavingsplannen waarin iedereen zich kan vinden. De ID-game is een prima hulpmiddel om de essentie van de dagelijkse praktijk na te bootsen. Belangrijke voorwaarde voor een succesvol verloop is wel dat de begeleiders van het spel ervaren zijn.”
Serious gaming is serious training voor defensie Defensie maakt gebruik van Steel Beasts en VBS2 (Virtual Battlespace 2), games die oorspronkelijk zijn ontwik keld voor de consumentenmarkt en zijn aangepast voor defensiedoeleinden. Adjudant Jurrie van der Zwaan, plaatsvervangend hoofd van het bureau Serious Games bij de Landstrijdkrachten: “We kunnen voor onze gevechtseenheden en voertuigen zo ongeveer elke gevechtssituatie nabootsen. Het werkt uitstekend, omdat militairen de realiteit als het ware eerder kunnen ervaren. Ze weten hoe ze moeten handelen en welke procedures ze in acht moeten nemen.” Het gebruik van games
scheelt tijd en geld. Van der Zwaan: “Bovendien kun je gevechtssituaties creëren die in een oefening niet of nauwelijks zijn na te bootsen. Mede door inzet van het spel VBS2 hebben we een deel van onze troepen in Uruzgan uitstekend kunnen voorbereiden. Ze wisten waar ze terecht zouden komen, kenden het landschap en de mogelijke gevechtssituaties.” Virtueel en fysiek
Volgens kolonel Rob Dekker, hoofd kennis transfer bij Defensie Research & Development, kunnen games ook voor handhavers in de burgersamenleving toegevoegde waarde hebben. “Je kunt er procedures mee oefenen om
grote mensenmassa’s onder controle te houden. Ik denk aan interventieteams en politie die bijvoorbeeld drugspanden moet binnenvallen. Beheers je de procedures en weet je hoe je moet handelen, dan ben je beter opgewassen tegen onverwachte situaties.” Wel is het volgens Dekker verstandig games in een breder perspectief te plaatsen. “Een game kan nooit het enige trainingsmiddel zijn. Je zult afhankelijk van de situatie ook andere middelen, waaronder praktijkoefeningen in moeten zetten. Essentieel is dat je de leerdoelen scherp hebt, over instructeurs beschikt die op hun taak berekend zijn en dat er mogelijkheden zijn om te evalueren.”
07
de handhavingskrant
Onderzoek naar brand veiligheid in virtueel hotel Margrethe Kobes promoveerde eind oktober aan de VU in Amsterdam op een onderzoek naar menselijk gedrag bij brand. Zij maakte hiervoor gebruik van serious gaming. De oorzaak van grote rampen ligt vaak in de wijze waarop de regelgeving wordt nageleefd. Daarnaast constateert de onderzoekster dat burgers zich vaak anders gedragen dan in veiligheidsbeleid wordt aangenomen. Kobes ontwikkelde een nieuwe onderzoeksmethode die gebruikmaakt van serious gaming.
Op een virtuele, maar zeer realistische wijze onderzocht zij zelfredzaam gedrag in nood situaties. Kobes bewees het effect van de nieuwe methode aan de hand van experimenten in zowel een echt hotel als in een virtuele replica. Daarbij werden hotelgasten midden in de nacht gewekt door een brandalarm. Sommigen hadden voor het slapen gaan de snelste vluchtroute geïnspecteerd. Deze personen vluchtten aanmerkelijk vaker via de nooduitgang dan mensen die zich niet bewust waren van de snelste vluchtroute. “Mensen zouden dus altijd de snelste vluchtroute moeten bekijken”, aldus Kobes. Uit het onderzoek blijkt verder dat laaggeplaatste groene vluchtbordjes effectiever zijn dan de gebruikelijke hooggeplaatste. Tenslotte stelt zij dat de serious game geschikt is voor onderzoek naar brandveiligheid. Met de nieuwe onderzoeksmethode kunnen de veiligheidsmaatregelen in gebouwen beter worden afgestemd op het werkelijke gedrag bij brand. Bovendien zijn met serious games nieuwe veiligheidsmaatregelen te toetsen voordat deze in de praktijk worden toegepast.
Spel versus simulatie
Serious gaming brengt afdelingen IVW dichter bij elkaar De Inspectie voor Verkeer en Water staat in Rotterdam controleert of schepen aan de wettelijke eisen voldoen. Zijn de schepen geschikt voor de lading waarvoor ze worden ingezet en voldoen ze aan de veiligheidseisen? Om dat te kunnen vaststellen, werken inspecteurs van de afdeling vergunningverlening Binnenvaart nauw samen met de afdeling planning en dienstverlening. De afstemming tussen de twee afdelingen verliep niet altijd even soepel en er was sprake van een achterstand in de werkzaamheden. Om daar verbetering in te brengen koos het management voor ‘serious gaming’. Planning en dienstverlening zorgt voor het papierwerk. Hier komen de tekeningen van het schip binnen, hier worden documenten verzameld over schip en schipper. Het pakket
gaat vervolgens naar vergunningverlening, waar de inspecteurs, eventueel na een inspectie op het schip, vaststellen of de aanvrager voor een certificaat in aanmerking komt. Het rapport van de inspecteur gaat terug naar planning en dienstverlening. Is alles in orde, dan wordt een certificaat opgemaakt. Meer begrip
Manager Lenny Bosman-Koch: “We wilden de twee afdelingen beter laten samenwerken, de processen op elkaar afstemmen. Een IVWcollega van de afdeling Handhavingsbeleid en Innovatie kwam met het idee om daarvoor een game in te zetten. Door je te verplaatsen in de rol van de ander krijg je meer begrip voor die ander. De bedoeling was dat iedereen eens in de spiegel zou kijken. Dat werkt beter dan een verhaal vertellen, waarmee je aan de buitenkant blijft hangen. Van de deelnemers heb ik eigenlijk alleen maar positieve verhalen
gehoord. Ze vonden het leuk en gaven aan meer begrip te hebben gekregen voor hun collega’s aan de andere kant.” De speciaal voor hen ontwikkelde game heeft volgens Bosman-Koch de nodige aanknopingspunten voor verbetering opgeleverd. “De belangrijkste verandering is dat we de twee afdelingen fysiek bij elkaar hebben gezet. Maar ook op detailniveau, in de werkprocessen, hebben we verbeteringen kunnen doorvoeren. De tekeningen van de schepen bijvoorbeeld zijn nu op één centraal punt te vinden. Een inspectie is niet afgerond zonder dat de rapportage is verwerkt. Planning en dienstverlening heeft die rapportages nodig om certificaten te kunnen maken. De verhoudingen tussen de twee afdelingen zijn duidelijk verbeterd, de werkvoorraad is flink teruggelopen en het aantal klachten van aan vragers over tijdigheid en juistheid is grotendeels teruggelopen.”
Joost Ardts houdt zich als organisatieadviseur bij Berenschot bezig met het ‘leren en ontwikkelen’ van professionals en managers. Hij benadrukt dat er een duidelijk verschil is tussen games en simulaties. “In een game of spel probeer je een onderliggend principe bloot te leggen. Een simulatie is altijd een weergave van de werkelijkheid, of een werkelijkheid die nog moet komen.” Een spel geeft inzicht in dilemma’s binnen de organisatie of het netwerk, waarin het delen van kennis, geld of andere bronnen lastig is. Veel mensen vinden namelijk dat ze meer inbrengen dan van anderen terugkrijgen. Met een spel kun je psychologische mechanismen blootleggen die van invloed zijn op iemands handelen. Het hoeft daarom ook geen natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid te zijn.” “Bij een simulatie is vooral het ervaren van de situatie belangrijk en leren de deelnemers hoe het is om in die situatie te handelen. Voor een waterschap hebben we een simulatie ontwikkeld waarin deelnemers maximaal konden oefenen met politiek-bestuurlijk sensitief gedrag. Door inzet van een simulatie kun je oefenen in een veilige omgeving en daar leer je nu eenmaal meer van.”
08
de handhavingskrant
december 2010
slim handhaven praktische oplossingen bieden resultaat
shortlist voor aanpak hinderlijke jeugdgroepen Hoe pak je jeugdgroepen aan die problemen veroorzaken? Volgens criminoloog Henk Ferwerda moet je eerst een goede groepsanalyse maken om succesvol in te kunnen grijpen. Alleen als je weet wie je voor je hebt, kun je maatregelen nemen die effect hebben. Ingewikkeld? De shortlistmethodiek biedt houvast.
Ferwerda van advies-en onderzoeksbureau Beke: “Wij onderscheiden drie typen jeugd groepen. In de eerste plaats hinderlijke groepen, waarvan de leden op straat rondhangen en wel eens iets doen dat niet door de beugel kan. Maar over het algemeen blijft dat allemaal redelijk onschuldig. Dan zijn er de overlast gevende groepen die voorbijgangers treiteren en lastigvallen. Zij zien vernielen als een dagelijkse routine. Een deel van de leden begeeft zich met enige regelmaat op het criminele pad. Tot slot zijn er criminele jeugdgroepen, voor
‘Aanpak van jeugdgroepen is dynamisch proces’ Schiedam werkt al een aantal jaren met de shortlist voor de aanpak van problematische jeugdgroepen. Een prima manier om groepen te analyseren en plannen van aanpak samen te stellen, vindt Eveline van Malkenhorst, project leider groepsaanpak. Sinds kort doet de gemeente mee aan een pilot om hun aanpak van de methodiek te verbeteren. Eén keer per maand voert de gemeente Schiedam regie-overleg. Met politie, jongerenwerk en een aantal andere partijen wordt de stand van zaken doorgenomen. “We bespreken hoe het met de jeugdgroepen en de aanpak ervan staat. In onze gemeente hebben we vooral hinderlijke en overlastgevende groepen”, vertelt Van Malkenhorst. “In het pilotproject werken we samen met bureau RadarAdvies en bureau Beke. Zij helpen ons om de geprioriteerde groepen nog beter in beeld te krijgen en vervolgens een passend actieprogramma te creëren. Ook krijgen wijkagenten een masterclass.” Aparte ingang
Per jaar krijgen, vanwege capaciteit, maximaal drie jeugdgroepen prioriteit. Op dit moment staat een overlastgevende groep rond een wijkcentrum in het spotlicht.
“We hebben zoveel mogelijk informatie verzameld over de locatie, de groep en de individuen binnen de groep en beginnen nu met de aanpak. Deze jongeren hangen rond bij de ingang van het wijkcentrum en het naastgelegen winkelcentrum. Ze intimideren andere bezoekers door hun aanwezigheid. We hebben nu een aparte ingang van het wijkcentrum gecreëerd, zodat de andere bezoekers minder hinder ondervinden. Daarnaast zijn we bezig met andere maatregelen. Zo stuurt de burgemeester een brief naar de ouders.” Van Malkenhorst is blij met de shortlist, maar benadrukt dat het een middel blijft en geen doel. “De ontwikkelingen van jeugdgroepen gaat razendsnel. Een goede analyse is geen reden om stil te zitten. Het actieprogramma blijft een dynamisch proces dat valt of staat met de bevlogenheid van mensen die ermee bezig zijn.”
wie inbraken, overvallen en geweld deel uit maken van de dagelijkse praktijk. Deze groepen begaan geen misdaden om indruk te maken, maar om geld te verdienen.” Averechts effect
Eind 2009 telde ons land 1760 jeugdgroepen waarvan er 1668 in de eerste twee categorieën vallen. Slechts een minderheid van 92 groepen behoorde tot de categorie ‘crimineel’. Volgens Ferwerda moet een gemeente, voordat ze een groep aanpakt, eerst scherp hebben met wat voor groep ze te maken heeft. “Dat kan met onze shortlist, die door de wijkagent wordt ingevuld. Je moet precies weten wie deel uitmaken van de groep, wie de leiders zijn, wat hun achtergronden zijn, waar ze samenkomen, wat ze doen in het dagelijks leven, hoe ze zich gedragen. Pas als je dat allemaal in beeld hebt, weet je welke aanpak je moet kiezen. Als je weet met wie je maken hebt, kun je daar je aanpak op afstemmen.” “De overlast van hinderlijke groepen kun je bijna altijd met eenvoudige ingrepen oplossen. Een gesprek of een JOP, een jongerenont moetingsplaats, buurtbemiddeling, of het aanbieden van activiteiten. Met praktische oplossingen kun je vaak al veel bereiken. Kies je voor draconische maatregelen zoals een gebiedsverbod, dan los je niets op. Integendeel, de leden van de groep ontmoeten elkaar gewoon ergens anders en de groepsband wordt alleen maar sterker.” Overlastgevende groepen blijken in de praktijk het meest complex om aan te pakken. Ferwerda: “Wil je daar iets aan doen, dan is een combinatie van maatregelen en samenwerking tussen verschillende organisaties noodzakelijk. Justitie moet zich buigen over de criminele kant. Bureau Jeugdzorg is, in overleg met achterliggende jeugdzorg-voorzieningen, verantwoordelijk voor het flankerend beleid, het regelen van de zorg. De gemeente kijkt vervolgens wat er aanvullend met de groep of groepsleden gedaan kan of moet worden. Alle organisaties zullen informatie over de voortgang en de leden van de groep moeten blijven uitwisselen. Dat vraagt om een strakke organisatie.”
Wonderen
Ferwerda kan het niet genoeg benadrukken: “Stel eerst vast wat er aan de hand is. Daar hoort ook bij dat je als gemeente kritisch moet kijken naar klachten over de groep. Blijkt er maar één persoon voor het gros van de klachten verantwoordelijk te zijn, en dat komt vaker voor dan je denkt, dan kun je je afvragen of de groep wel het probleem is. Het ligt dan meer voor de hand om eerst de klager te benaderen. In veel gevallen is dat iemand die op een of andere manier gekrenkt is en een uitlaatklep voor zijn frustraties heeft gevonden. Maatschappelijk werk of een paar gesprekjes, eventueel met de jeugdgroep, kunnen in zo’n geval wonderen doen.” En de resultaten? Wat levert de aanpak concreet op? Ferwerda: “Er zijn nog geen effectmetingen gedaan. Maar uit de grote steden en andere gemeenten die al langer met de methode werken, komen positieve geluiden. De methode biedt overzicht en daarmee een reëel beeld. Je krijgt zicht op de problematiek. Bovendien geven gemeenten aan dat ze greep krijgen op de groepen die ze willen aanpakken. Prioriteiten stellen is een belangrijke voorwaarde voor succes. Ik zeg er wel meteen bij dat het probleem van jeugdgroepen nooit helemaal uit te bannen is. Er komt immers steeds nieuwe jeugd bij.” meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Saskia Dijkstra van het ministerie van BZK, of Henk Ferwerda van Bureau Beke, telefoon 026 443 86 19,
[email protected]
handreiking voor gemeente Om het gemeenten gemakkelijker te maken heeft Ferwerda, op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken, een beknopte handreiking gericht op de regierol van gemeenten bij de aanpak van jeugdgroepen geschreven. Het is een document geworden met oog voor de praktijk en handige tips. Ferwerda: “We verzamelen nu oplossingen die hun nut hebben bewezen. Het spreekt vanzelf dat deze oplossingen zijn gekoppeld aan de uitkomst van gedegen analyses. Zeker voor kleine gemeenten, waar weinig mankracht beschikbaar is, zijn de handleiding en de praktische voorbeelden een uitstekend houvast.” De handreiking is verkrijgbaar via www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl
09
de handhavingskrant
Uitstekend instrument om groepen in kaart te brengen Een justitiële aanpak gecombineerd met hulpverlening, en de combinatie van een individuele en een groeps aanpak. Dat zijn volgens Martin Wisselink, programmamanager Jeugd en Veiligheid en projectleider groeps aanpak in Utrecht, de grootste winst punten van de Groepsaanpak.
De gemeente neemt drie soorten maatregelen: op het gebied van domein, individu en groep. Bij ‘domein’ gaat het om voorzieningen in de openbare ruimte, zoals camera toezicht en verlichting. Op groepsniveau worden bijvoorbeeld activiteiten georganiseerd of een samenscholingsverbod ingesteld.
Utrecht hanteert sinds 2007 de Groepsaanpak, waarvan de shortlist een onderdeel is. De shortlist is voor de politie een uitstekend instrument om de problematiek in kaart te brengen, zegt Wisselink. “Je komt te weten waar groepen zitten, wie erbij horen en van welke je het meeste last hebt. Ook kun je de vervolgstap maken: welke ga je aanpakken?”
Bij ‘individu’ wordt, in nauwe samenwerking met het Utrechts Veiligheidshuis, voor ieder lid een plan van aanpak opgesteld om hem ‘los te weken’ uit de groep, waarbij zo mogelijk gekozen wordt voor een combinatie van zorg en straf. “Je zou verwachten dat bij de aanpak van jeugdoverlast en -criminaliteit partijen samenwerken, maar pas met de Groeps aanpak en de samenwerking met het Veiligheidshuis komen de justitiële en de zorgaanpak beter bij elkaar. Datzelfde geldt voor de combinatie van de individuele en de groepsaanpak. Het effect is lastig te meten, geeft Wisselink toe. “In elk geval bleek uit de jaarlijkse bewonersenquête dat het aantal mensen dat jeugdoverlast ervaart was gedaald van 22 procent in 2008 naar 14 procent in 2009.”
De stad kent 43 jeugdgroepen, waarvan pakweg de helft hinderlijk is, een derde overlast veroorzaakt en een zesde crimineel. Teveel om allemaal aan te pakken. Daarom krijgen er van elke categorie zeven prioriteit, samen 21 groepen waarvan de gemeente verwacht dat de aanpak de meeste resultaten oplevert. Ze wonen niet in de binnenstad, maar in wijken als Kanaleneiland, Overvecht en Ondiep.
Losweken
‘Makkelijk om oplossingen op maat te maken’ Een overlastgevende jongere die jongerenwerker wordt en vervol gens helpt bij de aanpak van zijn oude groep in Renkum. Dit is een van de successen die in politieregio West-Veluwe Vallei werden geboekt dank-zij de shortlist voor de aanpak van hinderlijke jeugdgroepen. Paul Beekman, ketenmanager bij Veiligheidshuis West-Veluwe Vallei, is enthousiast over de shortlist die Henk Ferwerda van onderzoeksbureau Beke maakte. “Het is een fantastisch systeem om informatie te ordenen en vervolgens problemen systematisch aan te pakken. Wij gebruiken de shortlist sinds begin 2010 en plukken nu de eerste vruchten. Omdat we groepen duidelijk in kaart brengen, is het gemakkelijker om oplossingen op maat te maken. Een groep met oud-bewoners van een woonwagenkamp vraagt tenslotte om een andere aanpak dan jongeren met een streng godsdienstige achtergrond.” Jongerencentrum
Bij het Veiligheidshuis West-Veluwe Vallei zijn zes gemeenten aangesloten: Ede,
Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel, Wageningen en Renkum. In deze gemeenten zijn twintig jeugdgroepen bekend. Eén hiervan is crimineel, de overigen zijn hinderlijk of overlastgevend. “Begin 2010 zijn we begonnen met de toepassing van de shortlist”, vertelt Beekman. “Zeven groepen kregen prioriteit. We verzamelden meer informatie over hun domein, de groepen en de individuen. Per groep maakten we een plan van aanpak. Zo was er in Renkum een overlastgevende groep die het plaatselijke jongerencentrum bezette, waardoor andere jongeren niet meer durfden te komen en overlast in andere wijken bezorgden. Wij kwamen erachter dat een jongen graag uit die groep wilde stappen. Mede dankzij onze begeleiding is hij nu jeugdwerker en dwingt hij respect af bij zijn oude groep. Het jongerencentrum functioneert weer naar behoren en de overlast is sterk verminderd. Dankzij de shortlist kregen wij de groep in beeld en werd de wens van deze jongen zichtbaar voor ons. Een klein succesje met grote gevolgen.”
10
de handhavingskrant
december 2010
wetenschap en praktijk in gesprek.
congres ‘Mythes in beleid en toezicht’
Mythes in handhaving nader verklaard In de Rotterdamse Van Nelle fabriek vond op 11 november het congres ‘Mythes in beleid en toezicht’ plaats. Het CCV en de Inspectieraad als samenwerkende organiserende partijen verbonden op deze dag wetenschap, beleid en handhaving & toezicht met elkaar. Bestaande mythes in de beleidsketen werden nader verklaard. De organisatie telde maar liefst 292 inschrijvingen voor dit gratis toegankelijke congres, georganiseerd door het programma Handhaving en Gedrag van het CCV en het programma Effecten van Toezicht van de Inspectieraad. Daarmee was het congres een drukke ont moetingsplaats voor beleidsmedewerkers, inspecteurs en handhavers van diverse departementen en lokale overheden. Maar ook wetgevingsjuristen, wetenschappers en andere beroepsmatig geïnteresseerden waren in Rotterdam ruim aanwezig. Na een woord van welkom van CCV-directeur Ida Haisma betraden in de ochtend achtereenvolgens drie sprekers het podium. Aan deze wetenschappers de taak de werkelijkheid van mythes te ontdoen; te ‘ontmythologiseren’. Als eerste was het de beurt aan Henriëtte Prast, hoogleraar Persoonlijke Financiële Planning en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Haar presentatie spitste zich toe op de gedragseconomie, die inzichten uit economische hoek combineert met inzichten uit de sociale psychologie. Prast sprak onder meer over “de mythe in beleid die veelal uitgaat van de rationele mens, maar dat is dan vaak bij gebrek aan beter”. Dat beleid is vaak sterk gericht op informeren en waarschuwen, financiële prikkels en geboden en verboden. In haar conclusies stelde Prast ondermeer: “Als niet het gebrek aan informatie, maar het gebrek aan
wilskracht het probleem is, dan zijn informatiecampagnes zinloos.” En wat handhaving betreft: “die kan meer gebruikmaken van de kracht van de sociale norm.” Griekse tragedie
Gert-Jan Veerman, hoogleraar Wetgeving en Wetgevingskwaliteit en verantwoordelijk voor wetsevaluatie bij het ministerie van Veiligheid en Justitie richtte zich op de mythe van wet geving. In zijn verhaal nam hij zijn toehoorders onder andere mee naar het Griekse Thebe voor de tragedie van Antigone, om deze mythische verhalen vervolgens te plaatsen in het hedendaagse. In zijn besluit kwam Veerman tot een heldere conclusie. “Wettelijke regels zelf zijn op zich geen mythe; zij bestaan echt, zijn te vinden op het internet. De woorden van de wet krijgen in de praktijk betekenis.” Veerman stelde dat een groot deel van alle wettelijke normen werkt via uitvoerders, toezichthouders en handhavers. “Hun uitleg in de vorm van nadere specificaties, werkwijzen en routines, en in concrete besluiten bepaalt voor een deel hoe rationeel de wet eigenlijk is.” Zij hanteren volgens Veerman dan ook hun eigen verhalen bij hun werk. “Dat is onontkoombaar; ook zij moeten overleven in een chaotische werkelijkheid en hun werk draaglijk zien te maken. Zij bepalen dus in behoorlijke mate zélf hoe mythisch de wetgeving is.”
Mythes over toezicht
Als derde spreker richtte Paul Robben, tot voor kort directeur Kenniscentrum bij de Inspectie Gezondheidszorg en nu bijzonder hoogleraar aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit, zich op de inhoud van het toezichtswerk. Robben bracht in zijn verhaal vier afzonderlijke mythes over goed toezicht naar voren, om deze ver volgens in nieuw perspectief te plaatsen. Deze vier mythes zijn: systeemtoezicht is effectief en efficiënt, inspecteurs werken uniform, modern toezicht is risicogestuurd en, tot slot, het toezicht is onafhankelijk. Robben benadrukte dat mythes soms nodig zijn om het onverklaarbare, “er is nog te weinig wetenschappelijke kennis”, toch te kunnen verklaren. “Mythes als overgeleverde verhalen zijn er om routines in ons dagelijkse werk in stand te houden, we hebben ze echt nodig om te geloven in de effectiviteit van ons werk. En soms worden mythes gebruikt om van koers te veranderen en de ander te overtuigen van de juiste richting van die koersverandering.” Volgens Robben bestaat er geen kant en klare oplossing om de kloof tussen praktijk en wetenschap te overbruggen. “Daarvoor zijn de omvang, organisatie, het opleidingsniveau van medewerkers en de gerichtheid van het toezicht tussen de inspecties te groot.”
ida haisma
gert-jan veerman
Maar volgens zijn eigen mythe leidt wetenschappelijk onderzoek wel tot verbetering van toezicht. Er zit volgens de hoogleraar dan ook niets anders op dan per inspectie en per medewerker een list te bedenken. “Bijvoorbeeld door veelvuldig gebruik te maken van opleidingen in toezicht, boeken, wetenschappelijke tijdschriften, congressen, bijeenkomsten. Maar ook door medewerkers en de organisatie te betrekken bij de agendering en uitvoering van onderzoek, een evaluatieprogramma in te richten met de looptijd van een aantal jaren. En tot slot: door interactie te organiseren tussen wetenschappers en praktijkmensen.” Dit congres was daar misschien wel een goed voorbeeld van. In het middagprogramma werd ruimschoots aandacht besteed aan kennisproducten van Handhaving en Gedrag en Effecten van Toezicht. Met presentaties en workshops over gedragswetenschappelijk onderzoek of effectonderzoek over naleving en handhaving. Bij de stands op de informatiemarkt konden de deelnemers aan het congres terecht voor informatie uit de verschillende workshops. Hier werd, net als op de afsluitende borrel, op informele wijze door zowel praktijkmensen als wetenschappers hard gewerkt om de kloof tussen wetenschap en praktijk te overbruggen.
henriëtte prast
paul robben
11
de handhavingskrant
Persoonlijk portret
het water is helderder geworden.
‘Niets is mooier dan water’ Met pensioen? Jochem Puite (63) moet er niet aan denken. De milieu-inspec teur van Wetterskip Fryslân heeft het prima naar zijn zin en als het aan hem ligt, gaat hij nog jaren door. “Niets, maar dan ook niets, is mooier dan water. Je levert als inspecteur een bijdrage aan het milieu, aan een beter leefklimaat. Dat is toch wat anders dan, laten we zeggen, producten verkopen, alleen maar omdat je er geld mee kunt verdienen.” Geboren op het water is hij net niet; opgegroeid is hij er wel. “Mijn vader was eigenaar van een binnenvaartschip met een laadvermogen van 110 ton. Hij vervoerde vooral turf, aanvankelijk alleen op het zeil. We woonden op het schip, tot mijn broer werd geboren en mijn vader een kolenhandel in Harlingen kon overnemen. Ook toen was ik altijd bij het water te vinden. We zwommen in de havens, visten op spiering en waren er bij als de garnalenkotters de haven binnenkwamen.” Het is nooit meer overgegaan. Ook nu nog kijkt Puite naar het water, zij het met een beroepsmatige blik. “Mijn vrouw wordt er wel eens moe van, als ik ook vanuit de auto de sloten afspeur naar mogelijke verontreiniging.” Toch heeft hij op die manier al een keer een forse olieverontreiniging ontdekt. Brugman
Puite studeerde elektro/elektronicatechniek. Hij vond werk bij het toenmalige Friese elektriciteitsbedrijf als elektrotechnisch opzichter.
Maar in zijn vrije tijd zocht hij steeds opnieuw het water en zeilde hij met vrienden op het IJsselmeer wanneer dat maar kon. Een eigen boot zat er helaas niet in. “Ik liep een vrouw tegen het lijf, ze is nog steeds mijn vrouw, die niets van dat botengedoe moest hebben.” Met de boot van vrienden op stap, dat ging nog. Een boot voor hemzelf was een brug te ver. De vacature van milieu-inspecteur bij de Provinciale Waterstaat in 1981 kwam dan ook als geroepen. Puite: “Ze zochten iemand met technische en milieu- en waterkennis. Ik heb moeten praten als Brugman, want van milieu wist ik niets. En niet zonder succes, de keus viel op mij. Voorwaarde was dat ik de hbo-opleiding milieukunde zou volgen. Toen in de negentiger jaren Wetterskip Fryslân werd opgericht, kon ik kiezen: bij de provincie blijven of doorgaan met mijn werk bij het nieuwe waterschap. Daar heb ik niet lang over na hoeven denken.” Waterliefhebber Puite is een tevreden man. “Cijfers heb ik niet paraat, maar de water
kwaliteit is de laatste decennia zonder twijfel vooruit gegaan. Het water is helderder geworden en je hoort mensen zeggen dat ze vaker kikkers horen kwaken.” Hoe dat komt? “Wetterskip Fryslân beschikt over waterzuiveringsinstallaties van hoge kwaliteit. De meeste gemeenten hebben hun zaken op orde en in de landbouw en industrie is grote vooruitgang geboekt. Het mestvocht gaat niet langer de sloot in. Ook in de industrie, waarvoor de eisen de afgelopen jaren steeds strenger werden, zijn de voorzieningen en naleving goed op orde. Het is nu vooral een kwestie van de vinger aan de pols houden. Natuurlijk, calamiteiten komen nog wel eens voor, maar landbouw en industrie zijn structureel een stuk schoner geworden.” Optreden
“Ik ben geen inspecteur die bij het minste of geringste met een proces-verbaal staat te zwaaien. Naar mijn overtuiging en volgens het
handhavingsbeleid, moet je altijd eerst uitzoeken wat er aan de hand is. Blijkt er bijvoorbeeld sprake te zijn van overmacht, dan geef ik de overtreder op basis van vastgelegde afspraken de kans om de zaak recht te zetten. Onlangs hadden we nog een dergelijk geval. Van een restaurant in het buitengebied was de eigen waterzuivering uitgevallen, omdat inbrekers de stroomkabels hadden doorgeknipt. Het zou raar zijn om dat bedrijf meteen op de bon te slingeren. De andere kant is dat ik altijd duidelijk ben over wat ik verwacht, en wanneer. Houdt een bedrijf zich niet aan de afspraken, dan wordt overeenkomstig de handhavingsprocedure opgetreden.” Puite controleert ook de vergunningen van de rioolwaterzuiveringsinstallaties van Wetterskip Fryslân. Als sprake is van overtredingen maakt hij als het moet proces-verbaal op. Bij het poseren voor de foto bij een monster apparaat van de zuivering constateert Puite terloops dat de temperatuur van het apparaat drie graden te hoog is. “Een te hoge temperatuur van het monster heeft invloed op de te meten waarden en geeft een vertekend beeld.” Terug op kantoor van de zuivering meldt hij het bij de klaarmeester en vraagt hem de koeling van het apparaat te controleren.
12
de handhavingskrant
december 2010
PUBLICATIES Hoe gemeenten behoorlijk omgaan met handhavingsverzoeken van burgers
Helder handhaven Gemeenten moeten aan burgers beter uitleggen waarom ze soms niet ingrijpen bij een overtreding van de regels. Dat schrijft de Nationale ombudsman in een rapport over hand having bij gemeenten. Als een uitleg achterwege blijft, kan dat het vertrou wen schaden. Bij overtredingen door bedrijven of particulieren grijpen gemeenten vaak niet of pas veel later in, bijvoorbeeld omdat er met meerdere belangen rekening moet worden gehouden. Er is geen wet die gemeenten verplicht om tegen overtreders van regelgeving handhavend op te treden. Deze plicht komt wel voort uit de beginselen van behoorlijk bestuur. Gemeenten zijn immers bevoegd om op te treden als de regels worden overtreden. Daarom is het volgens de Nationale ombudsman des te belangrijker dat ze op een behoorlijke manier invulling geven aan hun taak. Door te reageren op handhavingsverzoeken, op signalen of meldingen over illegale situaties, of
op klachten over het gebrek aan handhavend optreden van de gemeente. Regelmatig zoeken mensen contact met de Nationale ombudsman, omdat zij vinden dat hun gemeente niets doet met hun verzoek om op te treden. Op basis van die klachten zijn samen met een aantal gemeenten en deskundigen de problemen bij handhaving in kaart gebracht. De Handhavingswijzer is voor gemeenten een handreiking en geeft burgers inzicht in wat zij mogen verwachten. Het is een leidraad met twaalf spelregels over hoe gemeenten dienen om te gaan met handhavingsverzoeken van burgers. De volledige inhoud van de Handhavingswijzer staat op de website van de Nationale ombudsman: www.nationaleombudsman.nl/rapporten/ grote_onderzoeken/2010 Handhaving gemeenten/ documents/Handhavingswijzer.pdf Het volledige rapport is te raadplegen op www.nationaleombudsman.nl/rapporten/grote_ onderzoeken/2010Handhavinggemeenten/documents/Rapport2010-235.pdf
Helder handhaven
Handhavingswijzer
Hoe gemeenten behoorlijk omgaan met handhavingsverzoeken van burgers
Twaalf spelregels voor behoorlijk omgaan met handhavingsverzoeken van burgers
Deze Handhavingswijzer behoort bij het rapport ‘Helder handhaven’ (rapport 2010/235 van 14 september 2010) van de Nationale ombudsman. Het rapport kunt u raadplegen op www.nationaleombudsman.nl of opvragen via de afdeling Communicatie van de Nationale ombudsman, (070) 356 36 79.
De Nationale ombudsman Postbus 93122 2509 AC Den Haag Telefoon (070) 356 35 63 Fax (070) 360 7572 www.nationaleombudsman.nl
14 september 2010 2010/235
september 2010
COLOFON
RE: Aan: Aat de Jonge, Jeroen Jansen, Henk van Essen Onderwerp: Gratis dancefestivals moeten omwille van de veiligheid worden verboden.
De Handhavingskrant is een uitgave van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. De krant is bedoeld voor iedereen met professionele belangstelling voor handhavingsvraagstukken en bevat bijdragen over onder meer effectieve interventies, actuele ontwikkelingen en best practices. De Handhavingskrant verschijnt vier maal per jaar, twee keer met Binnenlands Bestuur en twee keer naar abonnementhouders. Abonnement Belangstellenden kunnen een gratis abonnement aan vragen via www.hetccv/publicaties/handhavingskrant. U kunt de krant ook downloaden op www.hetccv.nl.
Van: Aat B.L. de Jonge, burgemeester van Dronten
Lowlands is één van de grootste culturele festivals van ons land. Lowlands zet de toon, ook in veiligheidsopzicht. Ieder jaar is er een grondige risicoanalyse en worden de draaiboeken daarop gebaseerd, vastgesteld door de driehoek. In het verlengde liggen strenge regels, duidelijkheid en een perfecte handhaving. De organisatoren van Mojo zijn overtuigd van het nut van samenwerking, openheid en van de grote investeringen die dit vergt, ook omdat die zichzelf terugverdienen. De inzet van politie, handhavers en de geneeskundige dienst van overheidswege kan daardoor beperkt blijven. Lowlands wordt grotendeels door Mojo georganiseerd onder regie van de gemeente. Gratis dancefeesten zijn voor mij ondenkbaar en komen in Dronten niet voor een vergunning in aanmerking. De methode Lowlands zet voor mij de toon.
Van: Jeroen Jansen, directeur van ID&T, organisator van grote (dance)evenementen
Wat mij betreft is het klinkklare onzin om gratis evenementen te verbieden. Over het algemeen verlopen grote (gratis) evenementen zonder problemen. Ik zou niet weten waarom je onderscheid zou moeten maken tussen dancefestivals en andere evenementen. Is er wel eens iets gebeurd bij de Redbull air race, Parkpop, of bij de Love Parade toen die nog in Berlijn plaatsvond? Hoe vaak komt het voor dat het mis gaat bij dancefestivals? Natuurlijk moet je voorzorgsmaatregelen nemen, moet de logistieke organisatie kloppen en de handhaving in overleg met de diensten zijn geregeld. Is een organisator bereid om dat (voor een groot deel) te regelen en heeft die bewezen een betrouwbare partner te zijn, dan zie ik geen reden voor verbod.
Uitgave Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Afdeling Nalevingsexpertise Postbus 14069 3508 SC Utrecht T (030) 7516721 F (030) 7516701 E
[email protected] Redactieraad Bart Custers (ministerie van Veiligheid en Justitie), Sophie de Clercq (CCV), Mirjam Prinsen (CCV) en André Timmerman (ministerie van Veiligheid en Justitie). Tekst Chapeau Communicatie, Rijswijk. KEPCOM Creatieve Communicatie, Delft. Vormgeving VormVijf, Den Haag. Fotografie Hollandse Hoogte, Pallieter de Boer, Inge van Mill. ILLUSTRATIE Bart Sparnaaij.
Van: Henk van Essen, korpschef van de regio Haaglanden en lid van de Raad van Korpschefs
Gratis toegang voor dancefestivals, of welk publieksfestival dan ook, is niet het punt waar het om draait. Het is van belang dat je als organisator een realistisch beeld hebt van het aantal belangstellenden, zodat je weet met welke toestroom van bezoekers je te maken krijgt. Op deze wijze kun je nagaan of je daar als organisatie voldoende op bent voorbereid. Essentieel voor de veiligheid is een adequate toegangscontrole op het maximaal toelaatbare aantal bezoekers, (groeps)gedrag, alcohol, andere drugs en ongewenste voorwerpen. Controle is alleen effectief bij een deugdelijk afgezet en overzichtelijk festivalterrein en duidelijke toelatings- en gedragsregels. Er moet voldoende capaciteit zijn om de regels te handhaven.
Druk Artoos Communicatiegroep bv, Rijswijk.