Departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde
DE GROEPSVERZEKERING VOOR WERKNEMERS
CAMPUS Turnhout
Jochem Seels
3de jaar Financie- en verzekeringswezen Eindwerk 2011-2012 Campus Blairon 800 – 2300 Turnhout Tel. 014 80 61 01 – Fax 014 80 61 02 – E-mail:
[email protected]
Voorwoord Mijn eindwerk, over de groepsverzekering voor werknemers, is mede tot stand gekomen door de hulp van verschillende personen. Via deze weg wil ik hen dan ook bedanken voor hun hulp en steun. Allereerst wil ik mijn eindwerkbegeleider, de heer Johan Bloemen, bedanken voor zijn hulp en tijd die hij vrijmaakte om mij te begeleiden. Ook bedank ik mijn collega’s van Nys – Keustermans verzekeringen en AVIF om mij zo goed op te vangen en me direct thuis te laten voelen tijdens mijn stage. Door hen werd mijn stage een leerrijke, aangename en onvergetelijke ervaring. In het bijzonder wil ik Wouter Vervecken en Mario Steemans bedanken. Niet alleen hebben ze mijn eindwerk nagelezen, maar ze hebben me ook geholpen bij het vinden van informatie. Ten slotte wil ik ook mijn familie en vrienden bedanken. Zij waren een onvergetelijke steun doorheen mijn schoolcarrière. Bedankt allemaal.
3
Samenvatting Het onderwerp dat ik in dit eindwerk behandel is de groepsverzekering voor werknemers. Mede door de vergrijzing van de bevolking, de babyboomers en een stijgende levensverwachting komt het sociale stelsel in gedrang. Het wordt steeds duidelijker dat er nood is aan een aanvullend pensioen. Mijn eindwerk is opgedeeld in twee grote delen, namelijk een theoretisch en een praktisch deel. In het theoretisch gedeelte leg ik uit waarom er nood is aan een groepsverzekering. Hierna wordt de verzekering ontleed. Wat, waarom, voor wie,… komen onder andere aan bod. Ook worden de waarborgen en de fiscaliteit i.v.m. de groepsverzekering besproken. Tenslotte zal er in dit deel ook een toelichting over de Wet op de Aanvullende Pensioenen terug te vinden zijn, aangezien deze een zeer grote invloed heeft op de groepsverzekering. In het praktisch gedeelte leg ik uit hoe een groepsverzekering wordt afgesloten en beheerd bij DVV.
4
Inhoud Voorwoord .......................................................................................................................... 2 Samenvatting....................................................................................................................... 3 Inleiding .............................................................................................................................. 6 Theorie ................................................................................................................................ 7 1. Ontstaan ................................................................................................................... 7 1.1 Werking repartitiesysteem .................................................................................... 7 1.2 Nadelen repartitiestelsel ........................................................................................ 7 2. Situatieschets.......................................................................................................... 12 3. Wettelijk kader ....................................................................................................... 13 3.1 WAP, Wet Vandenbroucke of Wet van 28 april 2003........................................ 13 3.2 De terminologie werd aangepast aan het verruimde toepassingsgebied ............. 14 3.3 De inrichter naast de werkgever ......................................................................... 15 3.4 De aangeslotene naast de werknemer ................................................................. 15 4. Groepsverzekering voor werknemers .................................................................... 16 4.1 Wat is een groepsverzekering ............................................................................. 16 4.2 Structuur.............................................................................................................. 18 4.3 Voor wie.............................................................................................................. 18 4.4 Wanneer afsluiten ............................................................................................... 19 4.5 Wie betaalt wat ................................................................................................... 19 4.5.1 Tak 21 versus tak 23 .................................................................................... 19 4.5.2 Cafetariaplannen .......................................................................................... 20 4.5.3 Veranderen van werkgever .......................................................................... 20 4.5.4 'Vaste bijdragen' versus 'vaste prestaties' versus 'cash balance' ................... 21 4.5.5 Verduidelijking 'vaste bijdrage', 'vaste prestaties' en 'cash balance' ............ 21 5. Documenten groepsverzekering............................................................................. 25 5.1 Het reglement ...................................................................................................... 25 5.2 De individuele polis ............................................................................................ 25 5.3 De algemene voorwaarden .................................................................................. 25 6. Fiscale aspecten ..................................................................................................... 26 6.1 Fiscale behandeling van de bijdragen ................................................................. 26 6.1.1 Bijdragen betaald door de vennootschap ..................................................... 26 6.1.1.1 Aftrekbaarheid voor de vennootschap .................................................. 26 6.1.1.2 Belastbaarheid voor de begunstigde ..................................................... 26 6.1.1.3 Taksen .................................................................................................. 27 6.1.2 Bijdragen betaald door de werknemer ......................................................... 27 6.2 Fiscale behandeling van de uitkeringen .............................................................. 28 7. Sociale Aspecten ..................................................................................................... 30 7.1 Premies betaald door de onderneming ................................................................ 30 7.2 Uitkeringen ......................................................................................................... 30 8. Waarborgen groepsverzekering ............................................................................. 31 8.1 Hoofdwaarborgen ............................................................................................... 31 8.1.1 Pensioenopbouw .......................................................................................... 31 8.1.2 Overlijden..................................................................................................... 31 8.2 Risicowaarborgen ............................................................................................... 32
5 9.
De ondernemingsverplichtingen bij het afsluiten van een groepsverzekering ...... 34 9.1 Informatie aan het personeel en aanpassing van de reglementen ....................... 34 9.2 Sancties ............................................................................................................... 34 9.3 Aandachtspunten ................................................................................................. 35 9.3.1 Bij de invoering van een groepsverzekering ................................................ 35 9.3.2 Bij de indiensttreding van een werknemer ................................................... 36 9.3.3 In geval van wijziging van de groepsverzekering ........................................ 37 9.3.4 In geval van vertrek van een verzekerde ...................................................... 38 10. Inspraak van de werknemers ................................................................................. 39 10.1 Verplichte raadpleging en kennisgeving ........................................................... 39 10.2 Wie oefent die adviesbevoegdheid uit .............................................................. 39 10.3 Hoe adviesbevoegdheid uitoefenen ................................................................. 40 11. De kosten van een groepsverzekering ................................................................ 41 Praktijk .............................................................................................................................. 42 1. De offerte ............................................................................................................... 42 1.1 De Offerteaanvraag bij DVV .............................................................................. 42 1.2 De eigenlijke offerte ........................................................................................... 43 1.3 De groepsverzekering ......................................................................................... 44 1.4 Uitdiensttreding................................................................................................... 44 Bijkomende info groepsverzekering ................................................................................. 45 Reductie – afkoop – overdracht ................................................................................ 45 Backservice ............................................................................................................... 46 Loonsverhoging of groepsverzekering ..................................................................... 47 Besluit ....................................................................................................................... 48 Literatuurlijst..................................................................................................................... 49 Bijlage ............................................................................................................................... 51
6
Inleiding Wie nog gelooft dat hij of zij later royaal kan rondkomen met enkel zijn of haar wettelijk pensioen, gelooft nog in fabeltjes of is een ambtenaar. Overheidspersoneel ontvangt immers een royaal pensioen. De pensioenen voor loontrekkenden en zeker voor zelfstandigen zijn echter te laag om er nog een min of meer menswaardig bestaan van te kunnen leiden. Ze beginnen steeds meer op een hongerloon te lijken. We zijn in een tijd gekomen, waar we zelf grotendeels voor onze oude dag moeten zorgen. Om dezelfde levensstandaard te behouden na pensionering is het verstandig om een groepsverzekering afsluiten op de dag dat je gaat werken. Hoe vroeger je een groepsverzekering afsluit, zoveel groter zal je kapitaal op pensionering zijn. De dag waarop je 65 wordt, zal immers snel genoeg daar zijn. Maar waarom is het wettelijke pensioen niet meer voldoende? We staan toch allemaal een groot deel van ons loon af aan de sociale zekerheid. Wat is er aan de hand? Om hierop een antwoord te vinden dienen we eerst na te gaan hoe het huidige systeem tot stand kwam en hoe het nu werkt. Verder gaan we ons verdiepen in de tweede pijler, in het bijzonder de groepsverzekering voor werknemers. Zoals uit dit eindwerk zal blijken, hebben zowel werkgever als werknemer voordeel bij het afsluiten van een groepsverzekering. Door de Wet op de Aanvullende Pensioenen wordt deze vorm van pensioensparen extra geregeld en aangemoedigd.
7
Theorie 1. Ontstaan Doorheen de 20ste eeuw heeft het sociale zekerheidsstelsel in België vorm gekregen. Het doel van een dergelijk stelsel is om iedereen te laten meegenieten van de welvaart. Dit noemt het solidariteitsprincipe. In België hanteren we een repartitiestelsel. Maar wat houdt dit stelsel in?
1.1 Werking repartitiesysteem In België is het wettelijke pensioensysteem een collectief systeem dat gebaseerd is op repartitie. De huidige actieven/werkenden betalen voor de huidige gepensioneerden. In dit systeem is er sprake van hoge solidariteit. Zij die hoge premies betalen, dragen bij tot het pensioen van zij die lagere premies betalen. De bijdragen die de huidige actieven/werkenden betalen worden geïnd door de staat, die er onmiddellijk de pensioenen van de gepensioneerden mee financiert. De staat is als het ware een tussenstation tussen de inkomstenoverdracht van ‘jong’ naar ‘oud’. “Dergelijk stelsel is in evenwicht wanneer het totaal van de bijdragen van de werkende bevolking op tijdstip 0, gelijk is aan het totaal van de pensioenuitkeringen op hetzelfde tijdstip. Als formule kan je dus stellen dat G0 x P0 = A0 x B0 Met
0 = een bepaald tijdstip G = het aantal gepensioneerden P = het gemiddelde pensioen A = het aantal actieven (diegenen die actief zijn op de arbeidsmarkt) B = de gemiddelde pensioenbijdrage”
(Damen Tim, 2007, p. 10)
1.2 Nadelen repartitiestelsel De bijdragen, betaald door de actieven, worden onmiddellijk doorgestuurd naar de gepensioneerden. Dit maakt dat ze niet betalen voor hun eigen pensioen, maar voor dat van de vorige generatie actieven. Hierdoor zal het aantal bijdragebetalers altijd verschillen van het aantal uitkeringsgerechtigden. Dit is geen probleem, zolang de gepensioneerden onderhouden kunnen worden door de bijdragen van de actieve bevolking. Maar hier knelt het schoentje. Het is nooit een probleem geweest, maar nu wordt de groep gepensioneerden steeds groter, in tegenstelling tot de groep actieven die stagneert.
8 Enkele factoren die geleid hebben tot deze verandering zijn:
een stijgende levensverwachting de babyboom (van kort na de 2de wereldoorlog) de ontgroening
Verder volgt er een verduidelijking van de voorgaande 3 demografische veranderingen.
Een stijgende levensverwachting
Het is algemeen geweten dat de levensstandaard in België, zoals bijna overal ter wereld, verbetert. We worden steeds ouder en kunnen comfortabeler leven, wat mogelijk gemaakt wordt door nieuwe geneesmiddelen en de technologische vooruitgang. Zoals je kan zien, in Figuur 1.1, is de levensverwachting gestegen vanaf het jaar 1998. Maar een stijgende levensverwachting brengt ook negatieve gevolgen met zich mee. Het zorgt onvermijdelijk voor een stijging van het aantal senioren, die na hun pensionering ook langer zullen leven. Dit zorgt voor een nog grotere druk op de sociale zekerheid. Figuur 1.1
Evolutie van de levensverwachting bij de geboorte, in jaren -België en de gewesten (1998-2009)
Bron: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/sterfte_leven/tafels/
De babyboomers
“Na de 2de Wereldoorlog kenden de westerse landen een periode waarin het geboortecijfer zeer hoog lag, de babyboom periode. De kinderen die in deze periode geboren zijn, zullen binnen enkele jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Op dit moment zijn er ongeveer vijf actieven per gepensioneerde. In de periode 20102030 gaan er ongeveer achthonderdduizend Belgen met pensioen. In 2030 zijn er dan in België minder dan vier actieven per gepensioneerde. In de jaren zestig en zeventig daalde het geboortecijfer echter sterk, mede door de uitvinding van de anticonceptiepil. Rond 2050 zullen de meeste babyboomers overleden zijn. De babyboom is dus slechts een tijdelijk probleem.” (Damen Tim, 2007, p. 11-12)
9
De ontgroening
In België, worden er minder en minder geboortes per inwoner vastgesteld. Daarentegen is het absolute aantal geboortes, de laatste jaren, terug aan het stijgen. Ook wordt het bevolkingsaantal steeds groter. In Vlaanderen is het geboortecijfer gedaald en zal het ook in 2012 nog dalen als gevolg van de financiële crisis. Wel is het geboortecijfer nog ruim 10% hoger dan tien jaar geleden. (www.atv.be geboortecijfer Vlaanderen gedaald, 3 januari 2012) Daar komt dan nog eens bij dat jongeren steeds later op de arbeidsmarkt komen, daar er bij vele gezinnen geen financiële nood is om snel te gaan werken. Ook blijven de studenten alsmaar langer naar school gaan door de druk van buitenaf om een diploma te halen. Al deze voorgaande factoren leiden tot de vergrijzing van de bevolking. Vergrijzing is een aspect van een verandering in de bevolkingssamenstelling, De term geeft aan dat er procentueel steeds meer mensen van boven de 65 jaar bijkomen en er daardoor een stijging van de gemiddelde leeftijd wordt veroorzaakt. Bijna alle geïndustrialiseerde landen hebben te maken met dit verschijnsel. Maar ook zullen de meeste ontwikkelingslanden met dit verschijnsel te maken krijgen. Grafiek 1.1
Resterende levensverwachting als iemand 65 jaar wordt
Bron: http.//rijksbegroting.nl/algemeen/gerefereerd/1/3/1/kst131660.html
10 Grafiek 1.2
Leeftijdsopbouw van de bevolking in 2009 en 2040
Bron: http://rijksbegroting.nl/algemeen/gerefereerd/1/3/1/kst131660.html
In 1999 heeft de krant ‘De standaard’ een schatting gemaakt van de toekomstige verhouding tussen de actieve bevolking en de gepensioneerde bevolking. Als we gaan kijken naar de grootte van de beroepsbevolking ten opzichte van het aantal gepensioneerden, wordt het duidelijk dat de vergrijzing in België binnenkort dramatische proporties zal aannemen (zie grafiek 1.3). Grafiek 1.3
Beroepsbevolking vs gepensioneerden
Dit alles maakt dat het repartitiesysteem scheef getrokken wordt, want minder actieven moeten zorgen voor het pensioen van meer gepensioneerden. Om dit recht te trekken werd het Zilverfonds opgericht. Dit is een soort grote spaarpot om het repartitiesysteem tijdelijk terug aan te vullen. “Het vormt een financiële reserve om tegemoet te komen aan
11 de stijging van het aantal gepensioneerden, die wordt voorzien tussen 2010 en 2030. Het Zilverfonds verzekert de uitbetaling van de toekomstige pensioenen, zonder dat de inhoudingen moeten worden verhoogd.” (www.zilverfonds.fgov.be, 2010) Het Zilverfonds wordt vooral gefinancierd met de begrotingsoverschotten van de staat. De aangelegde middelen werden vanaf 2010 gebruikt om de verhoging van de pensioenuitgaven te betalen. Een andere oplossingen voor de vergrijzing, is het generatiepact. Het generatiepact heeft als doel de activiteitsgraad te verhogen en de economische groei te stimuleren. Om dit te verwezenlijken, moeten de jongeren en ouderen gestimuleerd worden om langer te werken. Enkele belangrijke punten van het generatiepact zijn:
Meer jongeren tewerkstellen o Creatie van meer stageplaatsen via bonussen en fiscale maatregelen o Meer startbanen voor jongeren
Actief ouder worden o optrekken leeftijd brugpensioen o vorming en opleiding oudere werknemers o langer werken aanmoedigen
Een sterke en solidaire sociale zekerheid o sociale bijdragen verminderen
Verder is het de bedoeling dat de 2de pijler gedemocratiseerd wordt door de wet betreffende de aanvullende pensioenen (WAP, die je verduidelijkt terugvindt onder hoofdstuk 3). Dankzij deze wet is de toegankelijkheid van de 2de pijler verbeterd in het bijzonder voor de arbeiders en voor de KMO-sectoren.
12
2. Situatieschets In ons huidig pensioenstelsel kennen wij drie pijlers: Onder de eerste pijler valt het wettelijk rust- en overlevingspensioen. Dit is een soort basisinkomen, dat verschilt van geval tot geval. Het wordt toegekend aan loontrekkenden, zelfstandigen of ambtenaren en hangt af van het soort carrière dat deze persoon gehad heeft. In België regelt men, zoals eerder vermeld, het wettelijk pensioen volgens het repartitiesysteem. De tweede pijler of het aanvullend pensioen is rechtstreeks verbonden aan de beroepsactiviteit, omdat het tijdens deze periode wordt opgebouwd. Het aanvullend pensioen kan bestaan uit een groepsverzekering of een pensioenfonds. Ook zijn er per sector van ondernemingen sectorale pensioenplannen. Tot deze pijler behoren ook de pensioenbeloftes. Dit zijn occasionele contractuele verbintenissen ten voordele van bepaalde individuen in een onderneming. Het is niet verplicht om een aanvullend pensioen af te sluiten. De derde pijler of pensioensparen wordt gepromoot door de overheid en geeft je als pensioenspaarder een belastingsvermindering. De derde pijler zijn individuele initiatieven voor zowel loontrekkenden, zelfstandigen als ambtenaren. Naast het pensioensparen maken ook de levensverzekeringen deel uit van de derde pijler. Deze laatste 2 pijlers zijn gebaseerd op het kapitalisatiesysteem. Dit wil zeggen dat iedereen voor zichzelf spaart. Het grote voordeel hiervan is dat het gespaarde behouden blijft. Figuur 2.1
Individueel aanvullend pensioen Aanvullend pensioen in het kader van beroepsactiviteit
Wettelijk pensioen
Visuele voorstelling 3-pijlersysteem
= 3de pijler, individueel, op eigen initiatief = 2de pijler, niet verplicht, door sector of bedrijf = 1ste pijler, wettelijk verplicht door overheid
Dezer dagen is er zelfs spraken van een 4de pijler, het eigen vermogen. De 4de pijler bestaat uit het opbouwen van een eigen vermogen. Om een eigen vermogen op te bouwen, wordt er in obligaties en aandelen belegd. Dit levert dus geen belastingvoordeel op, maar wel een geruststelling voor later. Deze drie pijlers mag men samen gebruiken om een pensioen op te bouwen. Het ene sluit dus het andere niet uit. Groepsverzekeringen behoren dus tot de tweede pijler. De Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) stimuleert deze vorm van pensioenopbouw.
13
3. Wettelijk kader 3.1 WAP, Wet Vandenbroucke of Wet van 28 april 2003 “Deze wet heeft tot doel de betrekkingen te regelen die tussen de werkgever en de door een arbeidsovereenkomst verbonden werknemer inzake aanvullende pensioenen kunnen ontstaan, de procedure vast te leggen die bij de invoering van een aanvullend pensioen in de onderneming moet worden gevolgd, de pensioenrechten en reserves te beschermen die door de werknemers worden opgebouwd en de inspraak van de werknemers uit te breiden.” (Wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen artikel 1) De bedoeling van deze wet was dus om onder andere de rechten van de aangesloten werknemers te beschermen en hun inspraakmogelijkheden te versterken. De Wet-Colla1 zorgt ervoor dat meer werknemers kunnen genieten van heel wat meer dan het basiscomfort vanaf de pensioenleeftijd. De WAP beoogt een verdere drempelverlaging van de tweede pijler. “Minister Vandenbroucke vermeldt zelf dat de wettelijke pensioenen, de zogenaamde eerste pijler van de pensioenopbouw, zullen evolueren naar een soort leefloon of bestaansminimum. Voor de toekomstige gepensioneerden zal de financiering van reizen, de aankoop van een computer of auto, kortom het genieten van het leven, voornamelijk moeten voortvloeien uit de aanvullende pensioenen. Omdat volgens minister Vandenbroucke de aanvullende pensioenen op bedrijfsniveau te veel beperkt waren tot de grote bedrijven en hun kaderleden, wenst hij via deze nieuwe wet de invoering van groepsverzekeringen of pensioenfondsen in de zogenaamde tweede pijler te democratiseren naar alle bedrijven en alle werknemers.” (Bob Daenen, 2003, p.1) “Deze democratisering wordt nu verder nagestreefd door de Wet via de uitbouw van een sociaal gereglementeerde 2de pijler, waarbij ook de “sociale” pensioentoezeggingen het daglicht zien en de sectorale pensioenregelingen worden gereglementeerd. Deze sectorpensioenen verlagen enerzijds de drempel tot het sluiten van een aanvullend pensioenplan voor de arbeiders en luiden anderzijds ook een opening in voor de grote groep van werknemers in KMO’s. Niettegenstaande de verdere uitbouw van de aanvullende pensioenen, wil de Wet geen afbreuk doen aan de wettelijke pensioenen. Deze blijven voor Minister Vandenbroucke als belangrijkste inkomensvervangende bron na pensionering gelden. 1
Het doel van deze wet is de betrekkingen regelen die tussen de werkgever en de door een arbeidsovereenkomst verbonden werknemer betreffende aanvullende pensioenen kunnen ontstaan. Ook wordt de procedure vastgelegd die bij de invoering van een aanvullend pensioen in de onderneming moet worden gevolgd. Daarnaast wil de wet de pensioenrechten en reserves beschermen die door de werknemers worden opgebouwd en zorgen voor een uitbreiding van de inspraak van de werknemers.
14
De democratisering van de 2de pijler wordt vorm gegeven door:
de betrekkingen te regelen die op het gebied van aanvullende pensioenen kunnen ontstaan tussen de werkgever, de inrichter, de werknemer, de aangeslotene en zijn rechthebbenden, de pensioeninstelling en de rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging; de procedure vast te leggen die bij de invoering, de wijziging of de opheffing van een aanvullend pensioenstelsel in een onderneming of in een bedrijfstak moet worden gevolgd; de opgebouwde pensioenrechten en reserves voor de aangeslotenen en hun rechthebbende te beschermen; de doorzichtigheid voor de werknemers te vergroten.
Ook heeft de Wet op de Aanvullende Pensioenen invloed gehad op de communicatie van de groepsverzekering ten opzichte van de werknemer, namelijk:
Indien de werknemer erom vraagt, zal het pensioenreglement aan hem overhandigd of opgestuurd moeten worden De pensioenreserves moeten regelmatig aan de werknemer worden meegedeeld Indien de werknemer erom vraagt, zal er een transparantieverslag worden opgesteld. Dit gebeurt jaarlijks en bevat informatie omtrent de wijze van financiering van de pensioentoezegging, de beleggingsstrategie, het rendement en de kostenstructuur en de winstdeelname Wanneer de werknemer de onderneming wenst te verlaten, bij uittreding, moet hij op de hoogte gebracht worden van zijn verworven prestaties, verworven reserves enz.
3.2 De terminologie werd aangepast aan het verruimde toepassingsgebied De wet Vandenbroucke gaat verder dan de wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen (de zogenaamde wet Colla). De nieuwe wet regelt daarenboven de betrekkingen tussen alle andere actoren die bij het aangaan en de uitvoering van een pensioentoezegging zijn betrokken. Hierbij wordt een nieuwe terminologie ingevoerd: men spreekt meestal over de inrichter in plaats van over de werkgever en over de aangeslotene en zijn rechthebbende in plaats van over de werknemer.
15
3.3 De inrichter naast de werkgever Omwille van het feit dat nu ook pensioenregelingen op het vlak van een sector kunnen worden afgesloten, spreekt de wet meestal over de inrichter in plaats van over de werkgever. Onder de inrichter wordt de persoon of de groep van personen verstaan die het aanvullend pensioen inricht. Alhoewel de inrichter zowel een werkgever kan zijn als een rechtspersoon, bleef het toch noodzakelijk om ook in het geval van een sectorregeling, de werkgever expliciet op te nemen. Deze laatste (en niet de inrichter) moet immers, ook in het kader van een sectorale pensioenregeling, aan een aantal verplichtingen voldoen, zoals de financiering van de pensioentoezegging. Daarnaast zal de werkgever ook bepaalde inlichtingen moeten verstrekken aan de aangeslotenen wanneer de CAO dit voorziet.
3.4 De aangeslotene naast de werknemer Aangezien er bij sectorale stelsels geen individuele arbeidsverhouding bestaat tussen de werknemer en de inrichter, vermeldt de wet nu ook expliciet de aangeslotenen en hun rechthebbenden. Met deze terminologie werd duidelijk gekozen voor een geïntegreerde tweede pijler. Ondernemingspensioenen en sectorpensioenen worden in één kader geregeld. Het doel van de wet, dat in feite de afbakening inhoudt van de tweede pensioenpijler voor werknemers, blijft strikt beperkt tot de aanvullende pensioenen die ontstaan naar aanleiding van de arbeidsbetrekking. Individuele spaarformules die klassiek tot de zogenaamde derde pijler worden gerekend, vallen niet onder de wet.” (De aanvullende pensioenen na de Wet-Vandenbroucke, www.assuralia.be, mei 2004, p. 30-31)
16
4. Groepsverzekering voor werknemers 4.1 Wat is een groepsverzekering “Een overeenkomst of het geheel van overeenkomsten gesloten bij een verzekeringsonderneming door één of meerdere werkgevers ten voordele van het geheel of een deel van hun personeel of van hun leiders, met het doel aan deze laatsten of aan de aangewezen begunstigden, prestaties te verzekeren bij pensionering, overlijden, ongeval of ziekte.” (K.B. van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringactiviteit, B.S. 31 december 1992) Een groepsverzekering wordt dus algemeen gezien als een collectief verzekeringscontract dat door de werkgever wordt afgesloten voor het gehele personeel of een welbepaalde personeelscategorie. De bedoeling is om op een rendabele en fiscaal interessante manier te sparen voor het pensioen van de aangeslotenen, om zo bepaalde risico’s te dekken. De groepsverzekering volgt hierbij de principes van de klassieke individuele levensverzekering. Het verschil is dat de groepsverzekering een essentieel collectief karakter heeft. Een groepsverzekering wordt beschouwd als een extralegaal voordeel. Met een groepsverzekering wordt via het betalen van bijdragen een kapitaal opgebouwd dat bij pensionering of bij overlijden aan de werknemer (of zijn rechtverkrijgenden) wordt uitbetaald. “De groepsverzekering behoort tot de categorie van de personenverzekeringen en bestaat uit twee soorten waarborgen, de hoofd- en de risicowaarborgen. De hoofdwaarborgen zijn onderverdeeld in pensioen en overlijden. De risicowaarborgen bestaan uit invaliditeit, premievrijstelling, ongevallen en medische kosten. De hoofd- en risicowaarborgen komen in hoofdstuk 8 nog uitvoerig aan bod.” (Witvrouwen Ellen, 2007, p.12) Door het aanbieden van een groepsverzekering en al zijn voordelen, kan de werkgever meer motivatie en betrokkenheid bekomen van zijn werknemers. Door het aanbieden van een groepsverzekering zullen de werknemers een financiële zekerheid hebben, maar ook productiever worden. Een groepsverzekering kan werknemers dus gerust gevoel geven. Wanneer je als werknemer uitkeringen (bv. loon, pensioen, vervangingsinkomen,…) ontvangt, naast deze van een groepsverzekering, zullen deze geen invloed hebben op de bepaling van het bedrag van de prestaties van de groepsverzekering. Cumulatie van de uitkeringen is mogelijk (bv: een groepsverzekering voor iedereen + een groepsverzekering per categorie) en de verzekeraar zal dus niet minder verplichtingen hebben. In tegenstelling tot cumulatie, is subrogatie uitgesloten. De verzekeraar zal niet in de rechten en vorderingen kunnen treden van de verzekeringnemer of de begunstigde.
17 Verhaal uitoefenen op een derde die aansprakelijk zou zijn voor het overlijden of de invaliditeit van de werknemer kan evenmin gebeuren door de verzekeraar. Zoals eerder vermeld gaat het hier om een verzekeringsovereenkomst die afgesloten wordt bij een verzekeringsmaatschappij door een werkgever ten voordele van een deel van of zijn volledig personeel, met als doel aan de begunstigden een extra-legaal voordeel aan te bieden bij het met pensioen gaan of in geval van overlijden. Er is dus sprake van verschillende partijen.
De verzekeraar: dit is de verzekeringsmaatschappij die zich ertoe verbindt om een uitkering te betalen wanneer een bepaald risico (pensioen, overlijden, ongeval of ziekte) zich voordoet. Er kan ook bij verschillende verzekeraars tegelijk een groepsverzekering onderschreven worden. Hier dekt dan elk van de verzekeraars een deel van het te verzekeren risico.
De verzekeringsnemer: hij sluit de groepsverzekering af bij de verzekeraar. Bij een groepsverzekering is dit de onderneming. De verzekeringsnemer zal in ruil voor het dekken van een bepaald risico een bepaalde premie moeten betalen aan de verzekeraar.
De verzekerde: dit is de persoon wiens leven of fysieke integriteit deel uitmaakt van de groepsverzekering. De verzekerde is een deel of is het geheel van het personeel en zal ook de waarborgen tot uitwerking brengen.
De begunstigde: a. Bij overlijden: De begunstigde bij overlijden geniet een uitkering doordat de verzekerde voor de vastgestelde datum is overleden. Deze begunstigde moet worden vermeld in het reglement van de groepsverzekering, waar rekening zal worden gehouden met de wettelijk opgelegde volgorde van begunstiging. b. Bij leven: De begunstigde bij leven is de verzekerde zelf, die nog in leven is op een vastgestelde datum. Hij zal ook diegene zijn die geniet van de uitkering bij pensionering.
18
4.2 Structuur
Verzekeringsmaatschappij Contract
Premies
Werkgever
Betaling
Werknemer
4.3 Voor wie Iedereen die regelmatig een salaris ontvangt en voor een bedrijf werkt dat een groepsverzekering heeft afgesloten, kan in principe bij de groepsverzekering worden aangesloten. Een groepsverzekering kan afgesloten worden voor alle werknemers of voor een specifieke categorie van medewerkers. Voorbeelden van categorieën zijn: bedienden, , kaderleden, directieleden, commerciële medewekers, beheerders,… Ook kan het een verzekering zijn voor alle arbeiders. Vroeger viel deze categorie van medewerkers vaak uit de boot. De laatste tijd krijgt ook deze categorie van werknemers vaker een groepsverzekering aangeboden. Elke categorie moet objectief aantoonbaar en redelijk verantwoord zijn zoals gedefinieerd in de “Wet op de Aanvullende Pensioenen” . Een categorie kan en mag dus nooit discrimineren. Men mag geen onderscheid maken naargelang:
Gezondheidstoestand Geslacht Leeftijd Tijdelijk contract Part-time medewerkers
De graad van tewerkstelling mag dus ook geen belemmering zijn om iemand al dan niet aan te sluiten bij een groepsverzekering. Ook part-timers kunnen zich aansluiten bij de groepsverzekering, op voorwaarde dat ze tot een bepaalde categorie van medewerkers, zoals hierboven vermeld, behoren.
19 De part-time tewerkstelling kan alleen invloed hebben op de omvang van de premie. De premie wordt namelijk bepaald naar evenredigheid van het tewerkstellingspercentage. Voor iemand die 50% werkt zal de werkgever dan ook maar 50% van de normale premie moeten betalen.
4.4 Wanneer afsluiten Elke nieuwe werknemer die in dienst wordt genomen en binnen de categorie valt waarvoor de werkgever een groepsverzekering heeft afgesloten, heeft dus automatisch recht op deze groepsverzekering. Dit kan wel pas zijn na bijvoorbeeld een proefperiode, maar het moet uiterlijk gebeuren op de leeftijd van 25 jaar. Vanaf 25 jaar ben je zelfs verplicht, als werknemer, om een groepsverzekering afgesloten te hebben indien je tot een specifieke categorie behoort Hier wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse werknemers, part-timers en de tijdelijke contracten. Uitgezonderd de werknemers, in dienst op het ogenblik van de opmaak van het contract, mogen weigeren om zich aan te sluiten.
4.5 Wie betaalt wat De premie van een groepsverzekering kan op twee manieren gedragen worden. Ofwel wordt de premie enkel door werkgeversbijdragen gedragen. Ofwel wordt ze zowel door werkgeversbijdragen als door werknemersbijdragen gedragen. Hier worden de kosten dan verdeeld tussen beide partijen. De verhouding van deze verdeling is vrij te bepalen. De werkgeversbijdragen worden in eerste instantie gebruikt om de risicopremies te betalen. Wat nog overblijft wordt gebruikt om het pensioen op te bouwen. De werknemersbijdragen worden volledig aangewend voor pensioenopbouw. De premiebetaling van een groepsverzekering is niet vrij. De werkgever is verplicht om op bepaalde tijdstippen de premie te betalen. Men moet dus betalen zolang het contract loopt. In het reglement is opgenomen wanneer de premie verschuldigd is. Dit kan maandelijks, jaarlijks, per kwartaal,… zijn. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende manieren van financiering van een groepsverzekering: 4.5.1 Tak 21 versus tak 23 “Een aanvullend pensioenplan kan voorzien in een gegarandeerd rendement (tak 21) of kan voorzien in een rendement dat gekoppeld is aan het rendement van één of meerdere beleggingsfondsen (tak 23).
20 Tot voor kort was het onduidelijk of de tak 23-groepsverzekeringen ook konden genieten van het bijzondere fiscale regime (uitgelegd in hoofdstuk 6) dat op de 2de pijler pensioenplannen van toepassing is. De WAP rangschikt nu expliciet de tak 23-groepsverzekering onder de 2de pijler pensioenplannen waardoor ze zoals alle 2de pijler pensioenplannen aan hetzelfde fiscale regime zijn onderworpen.” (De aanvullende pensioenen na de Wet-Vandenbroucke, www.assuralia.be, mei 2004, p. 25) 4.5.2 Cafetariaplannen Een cafetariaplan wordt gefinancierd door bijdragen. Deze bijdragen zijn meestal uitgedrukt onder de vorm van een percentage van het loon en worden betaald door de werkgever en/of werknemer. De term cafetariaplan verwijst naar de mogelijkheid om een polis volgens eigen behoeften en voorkeuren samen te stellen, net zoals u in een cafetaria uw bord vult met datgene waar u zin in hebt. Met de betaalde bijdrage, door werknemer of werkgever, ‘koopt’ de aangeslotene waarborgen die voor hem het meest van toepassing zijn. Dit gebeurt natuurlijk wel in overeenstemming met het pensioenreglement. Daar waar een jong gezinshoofd eerder zal opteren voor een substantiële overlijdensdekking, zal de rijpere alleenstaande meer oog hebben voor de opbouw van een aanvullend pensioen. De WAP stelt nu duidelijk dat cafetariaplannen toegelaten zijn en dat de premies fiscaal aftrekbaar zijn. De enige voorwaarde is dat de verzekeraar op elk ogenblik de opdeling van het budget tussen pensioen, overlijden, invaliditeit en hospitalisatie afzonderlijk kan beheren en kan instaan voor de correcte fiscale behandeling. 4.5.3 Veranderen van werkgever Senioren Net (2012) toonde aan dat als u verandert van werkgever, u alle verworven reserves, de gestorte bedragen en de opbrengsten, mee kan nemen naar de groepsverzekering van uw nieuwe werkgever. Maar u kan deze reserve ook gewoon tot uw pensioen bij de pensioeninstelling van uw vorige werkgever laten staan. Wanneer een werknemer overstapt naar een werkgever die geen aanvullend pensioen ter beschikking stelt, kan deze aan zijn nieuwe werkgever vragen om jaarlijks een deel van zijn loon in de bestaande groepsverzekering te storten. Voor 2012 mag er maximum 2.200 euro opzij gezet worden. De voorwaarde is dat de werknemer minstens 3,5 jaar was aangesloten bij de groepsverzekering. Ook toont SeniorenNet (2012) aan dat als u al uw vergaarde kapitaal meeneemt naar uw nieuwe werkgever, dit soms nadelen heeft. Bv. Wanneer u van de ene groepsverzekering overstapt naar een andere: op de bedragen waarvoor u bij storting in het verleden nog een gegarandeerd rendement van 4,75% had, zult u na de transfer nog slechts het huidige gegarandeerde rendement van maximaal 3,75% krijgen. In uw nieuwe groepsverzekering worden deze bedragen immers als een nieuwe storting beschouwd.
21
4.5.4 ‘Vaste bijdragen’ versus ‘vaste prestaties’ versus ‘cash-balance’ Claeys & Engels (2011, p. 1) stellen dat de inrichter de taak heeft om periodiek een vaste premie of een vast percentage van het salaris van de werknemer, ten gunste van het aanvullend pensioenplan, te storten bij vaste bijdrageplannen. De uit te keren prestatie, bij pensionering, zal het resultaat zijn van de kapitalisatie/het rendement van deze gestorte premies (minimum rendementsgarantie). Om de werknemers in pensioenplannen met vaste bijdragen te beschermen, voert de WAP nu een minimale rendementsgarantie in die gelijk is aan: - 3,25% op de werkgeversbijdragen, na afhouding van maximaal 5% kosten en de risicopremies voor overlijden en invaliditeit; - 3.75% op de werknemersbijdragen, na afhouding van maximaal 0% kosten en de risicopremies voor overlijden en invaliditeit Voor de werkgever is het beter om te werken met werkgeversbijdragen, daar hij 3,25% moet garanderen t.o.v. 3,75% bij werknemersbijdragen. Ook heeft de werkgever niet meer de vrijheid om het reglement aan te passen wanneer hij werkt met werknemersbijdragen. Hij zal telkens het akkoord moeten vragen van de werknemer of diens vertegenwoordiger. “Het type vaste prestaties. Dit is een pensioenplan waarbij de werkgever zich ertoe verbindt om bij pensionering een bepaalde prestatie in rente of in kapitaal uit te keren. De te betalen premies worden bij dit type pensioenplan vastgelegd in functie van de te verzekeren prestaties.” (Claeys & Engels, juni 2011, p. 1) Naast de vaste bijdragen en vaste prestaties is er nog een derde type van pensioenplan. Dit is een tussenvorm. Het is een pensioenplan dat tussen een ‘vaste bijdrageplan’ en een plan van het type ‘vaste prestaties’ ligt, de zogenaamde cash balance plannen. In een dergelijk pensioenplan garandeert de werkgever niet alleen de betaling van de bijdragen, maar ook een welbepaald rendement op die bijdragen. 4.5.5 Verduidelijking ‘vaste bijdragen’, ‘vaste prestaties’ en ‘cash balance’ Het systeem van de ‘vaste bijdragen’ (defined contributions) Zoals hierboven vermeld bepaald hangen de prestaties af van de kapitalisatie van de premies, die bepaald worden door de werkgever of het paritair comité2 van de sector.
2
Een paritair comité is een Belgisch overlegorgaan tussen werkgevers en werknemers, voornamelijk met het oog op het onderhandelen van de collectieve arbeidsovereenkomst. Daaruit voortvloeiend ook het toezicht op de uitvoering ervan.
22 Als de aangeslotene ervoor kiest om tijdens zijn beroepsperiode een deel van zijn loon aan te wenden om een extra bron aan inkomsten te hebben bij pensionering, wordt er gebruik gemaakt van een systeem met vaste bijdragen. Om tot die extra bron aan inkomsten te komen, wordt er een forfaitaire bijdrage of een percentage van het loon achter gehouden. De bijdrage zal afhangen van de hoogte van het loon of van de duur van tewerkstelling van de aangeslotene in de onderneming. Dit laatste is beter gekend als de getrouwheidspremie of het getrouwheidspercentage. Een systeem van vaste bijdragen hangt af van de opbrengst van de premies. Er wordt dus meer belang gehecht aan de premie dan aan de prestatie, daar het bedrag van de prestatie niet als zodanig bepaald is in het reglement. Een dergelijk systeem is inflatiegevoelig en het beleggingsrisico ligt volledig bij de werknemer. Maar om de werknemer te beschermen heeft de WAP beslist dat de werkgever, in dergelijke systemen, een minimumrendement moet garanderen. ‘Vaste bijdragen’-financiering is ideaal voor cafetariaplannen. Daarnaast speelt het ook beter in op de toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt en de overdraagbaarheid van de reserves. Het systeem van het ‘vaste prestaties’ (defined benefits) Bij een vaste prestatiesysteem bepaalt de werkgever of het paritair comité van de sector een te bereiken doel bij pensionering van de aangeslotenen. Het te bereiken doel, kapitaal of rente bij pensionering, wordt bepaald in functie van het loon van de aangeslotenen. De premies worden jaarlijks berekend op basis van de nieuwe situatie van het personeel (lonen, enz.). Een dergelijk plan beantwoordt aan de doelstelling van de werkgever die de aangeslotene een continuïteit van koopkracht wil garanderen. “Er bestaan verschillende subcategorieën, waarvan er hieronder bij wijzen van voorbeeld twee zijn opgegeven: - off-set: een totaal percentage van behoud van de inkomsten wordt vastgesteld, met inbegrip van renten uit het wettelijk pensioen (berekend tegen het gezins- of alleenstaandepercentage). Voorbeeld: R = n / 40 (70% T1 + 60% T2 – WP) Waarbij:
R = pensioenrente n = duur van de loopbaan T1 = deel van het loon beperkt tot het plafond van het wettelijk pensioen T2 = deel van het loon boven het plafond van het wettelijk pensioen WP = raming van het wettelijk pensioen
- step-rate: los van het wettelijk pensioen wordt een percentage van behoud van de inkomsten vastgesteld, dat eventueel aan beide kanten van het plafond van het wettelijk pensioen verschillend is. Voorbeeld: R = n / 40 ( 20% T1 + 70% T2)
23 Dergelijke stelsels bevatten impliciet een waardeherstel van de verlopen dienstjaren bij de berekening van de jaarpremies. Dit brengt een kostenstijging mee die aanzienlijk kan zijn als in geen beperkingen is voorzien, zoals het in aanmerking nemen van een gemiddelde van de laatste jaarlonen (bv. de laatste 3 of 5) of het voorzien van een voorfinanciering via het financieringsfonds. Via een dergelijke voorfinanciering kan een stabiele financiering worden bekomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de toekomstige evolutie van lonen en werknemersbestand om het bijdragepercentage te berekenen. Door a priori rekening te houden met bepaalde elementen die evolueren, kan de financieringskost gedurende jaren constant worden gehouden. Tot slot geven pensioenplannen die gefinancierd zijn volgens het ‘vaste prestatiesysteem’, aanleiding tot een vermindering van de verworven rechten indien de reserves, bij verandering van werkgever, worden overgedragen. De nieuwe werkgever is immers niet snel bereid de verworven anciënniteit bij de eerste werkgever over te nemen, zodat de aanpassing van de pensioenvoordelen aan de loonevolutie enkel zal spelen voor de diensttijd gepresteerd bij de nieuwe werkgever. ” (De aanvullende pensioenen na de Wet-Vandenbroucke, www.assuralia.be, mei 2004, p. 26-27) Tabel 1, hfst 4.5.5: Voor- en Nadelen van repartitie en kapitalisatie
Vaste Bijdragen
Vaste Prestaties
Voordelen - kost voor werkgever is gekend - geen verlies van rechten bij overdracht naar een andere pensioeninstelling; - eenvoudiger in beheer - inflatievast - herwaardering voor de verleden diensttijd - beleggingsrisico ligt bij de werkgever
Nadelen - niet inflatievast - beleggingsrisico ligt bij de werknemer - geen herwaardering voor de verleden diensttijd -
-
verlies van rechten bij verandering van werkgever ongekende kost voor de werkgever
Bron : ERT (European Round Table of Industrialists) : European Pensions – An appeal for Reform – Januari 2000
De gemengde systemen Naast de individuele ‘vaste bijdragen’, ‘vaste prestaties’ en ‘cash balance’ systemen zijn er ook gemengde systemen mogelijk. Deze gemengde systemen bestaan bijvoorbeeld uit werknemersbijdragen, de zogenaamde ‘vaste bijdragen’, en uit werkgeversbijdragen, de zogenaamde ‘vaste prestaties’. Waarbij kapitalisatie van de bijdragen ervoor zorgt dat het vooropgestelde doel bereikt wordt.
24 Tabel 2, hfst 4.5.5 : Voordelen van een gemengd system
Niveau van dekking solidariteit hoog rendement verzekering tegen demografische risico’s verzekering tegen beleggingsrisico’s
Repartitie + + -
Kapitalisatie + + +
+
-
Voordelen van een gemengd systeem (Bron : ERT (European Round Table of Industrialists) : European Pensions – An appeal for Reform – Januari 2000)
De cash balance financiering Cash balance financiering geeft op de vervaldagen, vermeld in het pensioenreglement, een forfaitair en gekapitaliseerd bedrag aan de aangeslotenen. Het spaarbedrag dat elke aangeslotene op de vervaldag zal verkrijgen wordt gekapitaliseerd volgens een vooraf vastgesteld rendement, dat ook opgenomen is in het pensioenreglement. De werkgever is belast met de taak om bijdragen te storten die nodig zijn om de vooropgestelde prestatie te bereiken. Dit gebeurt op basis van het werkelijk verkregen rendement. Deze plannen lijken op plannen van het type ‘vaste prestaties’, maar bij nader inzien is het eigenlijk een ‘vaste bijdragesysteem’. Er is gekozen om deze ‘tussenvorm’ te creëren zodat de werkgever meer controle heeft over de bijdragen (vaste bijdragen), maar toch niet het beleggingsrisico bij de werknemer te leggen. De werknemers zal meer tevreden zijn met een relatief hoog vast rendement dan met en belegging waarvan het rendement gekoppeld is aan de beurs. De werkgever redeneert eerder op lange termijn en heeft bijgevolg minder moeite met het dragen van het beleggingsrisico. De pensioenreserves brengen immers op lange termijn, wanneer ze goed belegd zijn in aandelen, meer op dan de vastrentende obligaties. Dat maakt dat de oplossing bestaat in een combinatie van beide. De werkgever belooft niet alleen de betaling van de vaste pensioenbijdrage, maar hij garandeert ook een rendement, dat verschillende vormen kan aannemen. “De werkgever zal echter niet noodzakelijk op dezelfde manier beleggen als wat hij in zijn rendementsbelofte heeft toegezegd. Hij zal een actief beleggingsbeleid voeren met een flink aandeel van de reserves in aandelenfondsen. Op die manier profiteert hij op lange termijn van de verwachte meeropbrengsten die dergelijke beleggingen genereren in plaats van de traditionele beleggingen in overheidsobligaties.” (De aanvullende pensioenen na de Wet-Vandenbroucke, www.assuralia.be, mei 2004, p. 28)
25
5. Documenten groepsverzekering Een groepsverzekering bestaat uit verschillende documenten: Het reglement De individuele polis De algemene voorwaarden
5.1 Het reglement Het reglement wordt door de werkgever aan de verzekeraar toevertrouwd voor het beheer van de groepsverzekering die de werkgever onderschreven heeft voor zijn personeel. In het pensioenreglement zijn zeer veel zaken opgenomen. De regels en voorwaarden voor aansluiting, de inhoudingen op het loon van de aangeslotene die aan de verzekeringsmaatschappij worden doorgestort en de volgorde van begunstiging bij overlijden zijn de belangrijkste zaken vermeld in het reglement. Daarnaast kan je ook, de regels in verband met een groepsverzekering onderschreven door verschillende inrichters en de regels en voorwaarden bij opzegging van de groepsverzekering, in het reglement terugvinden.
5.2 De individuele polis De groepsverzekering bestaat naast een reglement ook uit een individuele polis. Deze wordt bezorgd aan elke aangeslotene, die een fiche ontvangt waarin alle kenmerken van deelname aan de groepsverzekering in vermeld staan.
5.3 De algemene voorwaarden In de algemene voorwaarden kan je de rechten en plichten terugvinden van alle personen in functie van de waarborgen. Wat wordt er vermeld in de polis? Het bedrag van de premies Het verzekerd kapitaal op het einde van het contract (onder bepaalde voorwaarden) De reserve De waarborgen en de verzekerde bedragen De begunstigde in geval van overlijden Andere documenten die je bij het afsluiten van een groepsverzekering zal ontvangen zijn:
Een fiscaal attest en informatiefiche Uitnodiging tot betaling van premies (overschrijving) Het jaarlijks overzicht dat verstuurd wordt aan de aangeslotenen
26
6. Fiscale aspecten 6.1 Fiscale behandeling van de bijdragen 6.1.1 Bijdragen betaald door de vennootschap 6.1.1.1 Aftrekbaarheid voor de vennootschap Claeys & Engels (juni 2011) stelt dat de bijdragen gestort door de vennootschap in een groepsverzekering fiscale aftrekbare beroepskosten zijn als ze aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. de premies moeten definitief worden gestort aan een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde verzekeringsonderneming; 2. de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan 80 %3 van de laatste normale bruto jaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van de beroepsactiviteit; 3. de werkgever moet de bewijsstukken overleggen in de vorm en binnen de termijnen die bepaald worden door de Koning; 4. de bijdragen moeten worden gestort in uitvoering van een groepsverzekeringsreglement dat beantwoordt aan de voorwaarden die vastgesteld zijn in de geldende reglementering 6.1.1.2 Belastbaarheid voor de begunstigde De bijdragen die de vennootschap aan de verzekeringsmaatschappij betaalt, zijn bij aanvang geen voordeel van alle aard belastbaar ten aanzien van de begunstigde. “Voor bedrijfsleiders daarentegen is deze vrijstelling onderworpen aan de voorwaarde dat de premies betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend voor het einde van het belastbare tijdperk waarin de ertoe aanleiding gevende bezoldigde werkzaamheden zijn verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend.” (Claeys & Engels, juni 2011, p. 3)
3
De 80%regel werd opgesteld door de fiscus. Het gaat hier een beperking van de fiscaal vrijstelbare premies. Immers niet om het even welke grootheid van premie zal door de fiscus als bedrijfslast aanvaard worden. Hierbij wordt rekening gehouden met 80% van de normale bezoldigingen van de laatste 5 jaar van de beroepsloopbaan. De rente die berekend wordt uit het verzekerde kapitaal van de polis mag niet hoger zijn dan berekend met deze 80% regel. http://www.dvl.be/cursussen/cursus%20verzekeringen.pdf
27 6.1.1.3 Taksen De premies betaald aan de verzekeringsmaatschappij door de werknemer zijn onderworpen aan een taks van 4,40%. Zijn er naast een dekking ‘bij leven’ ook andere dekkingen onderschreven in de groepsverzekering (bv. Overlijden en/of invaliditeit), moet er aan 3 voorwaarden voldaan worden om van de 4,4 % taksen te kunnen genieten, namelijk: 1. het pensioenplan mag niet discrimineren 2. er mag geen uitsluiting zijn op basis van een medisch onderzoek 3. het pensioenplan moet op een gedifferentieerde/verschillende wijze beheerd worden. “Indien het pensioenstelsel een sociaal pensioenstelsel is in de zin van artikel 10 en 11 van de WAP is de taks niet verschuldigd voor zover de verbintenissen door de verzekeringsmaatschappij op een gedifferentieerde wijze wordt beheerd zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.” (Claeys & Engels, juni 2011, p. 3) 6.1.2 Bijdragen betaald door de werknemer Belastingvermindering op het ogenblik van de betaling van de bijdragen “De bijdragen die door de aangesloten werknemers worden betaald aan de verzekeringsmaatschappij geven recht op een belastingvermindering aan een ‘bijzondere gemiddelde aanslagvoet’ (minimum 30 %, maximum 40 %), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. de premies moeten door de werkgever of vennootschap worden betaald aan de verzekeringsonderneming via inhoudingen op de bezoldigingen van de betrokken begunstigde 2. ze moeten definitief worden gestort aan een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde verzekeringsonderneming 3. ze moeten gestort worden in uitvoering van een groepsverzekeringsreglement dat beantwoordt aan de voorwaarden die vastgesteld zijn in de geldende reglementering 4. de hoger vermelde 80 %-grens moet gerespecteerd worden” (Claeys & Engels, juni 2011, p. 4)
28
6.2 Fiscale behandeling van de uitkeringen De uitkeringen worden betaald door de verzekeringsmaatschappij aan de begunstigde en ondergaan hierbij volgende fiscale behandeling: 1. winstdeelnames zijn, in principe, vrijgesteld van belastingen 2. rechtstreekse uitbetaling van de uitkeringen in een rente (die, zoals elk pensioen, wordt belast volgens de progressieve belastingtarieven) 3. de uitkeringen kunnen betaald worden onder de vorm van een kapitaal. “De uitkeringen gevormd door de werkgeversbijdragen die worden uitbetaald onder de vorm van een kapitaal zijn belastbaar: - aan een afzonderlijk tarief van 16,5 % indien het kapitaal aan de begunstigde wordt uitbetaald op een gunstig tijdstip, te weten: naar aanleiding van zijn pensionering, vanaf de leeftijd van 60 jaar of bij het overlijden van de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is; - aan een afzonderlijk tarief van 10 % wanneer de uitkeringen worden gedaan ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd4 en de begunstigde tot die leeftijd daadwerkelijk actief is gebleven5. - aan de normale progressieve belastingtarieven wanneer de uitkeringen worden gedaan op een ander tijdstip dan de hiervoor vermelde gunstige tijdstippen.
4
Voor mannen en vrouwen is de wettelijke pensioenleeftijd, in principe, vastgesteld op 65 jaar. Bepaalde beroepen genieten van een lagere pensioenleeftijd (bijvoorbeeld de ondergrondse/bovengrondse mijnwerkers of het vliegend personeel van de burgerluchtvaart. 5 In dit opzicht heeft de fiscale administratie gesteld dat de verkrijger van het kapitaal ononderbroken actief moet zijn geweest gedurende de laatste drie jaren die onmiddellijk voorafgaan aan zijn of haar wettelijke pensioenleeftijd. Het criterium ‘effectief actief’ omvat niet enkel periodes van activiteit maar ook sommige periodes van inactiviteit of mindere activiteit (d.w.z. gelijkgestelde periodes). Het betreft o.a. halftijds brugpensioen of loopbaanonderbreking, deeltijdse arbeid en zelfs sommige gevallen van onvrijwillige werkloosheid. Daarnaast sluit zij ook enkele periodes van inactiviteit of mindere activiteit uit. Het betreft o.a. voltijds tijdskrediet of andere loopbaanvermindering (zie: Bericht aan de werkgevers - www.fiscus.fgov.be
29 De uitkeringen gevormd door de werknemersbijdragen die worden uitbetaald onder de vorm van een kapitaal zijn belastbaar: - aan een afzonderlijk tarief van 10 % wanneer de uitkeringen worden gedaan op een gunstig tijdstip, te weten: bij de pensionering van de begunstigde, wanneer deze de leeftijd van 60 jaar bereikt of bij het overlijden van de persoon waarvan hij de rechtverkrijgende is. De uitkeringen die gevormd zijn met persoonlijke bijdragen die gestort zijn vóór 1993 worden echter belast aan 16,5 %; - aan een afzonderlijk tarief van 33 % wanneer de uitkeringen worden gedaan op een ander tijdstip dan de hiervoor vermelde gunstige tijdstippen (of aan het marginaal tarief voor de uitkeringen die gevormd zijn met premies betaald vóór 1993). Deze tarieven moeten nog verhoogd worden met de gemeentelijke opcentiemen6. 4. tenslotte heeft de begunstigde eveneens de mogelijkheid om na de vereffening van het kapitaal belast aan 16,5 % of aan 10 % aan (cf. punt 3.), dit kapitaal af te staan aan een pensioeninstelling met het oog op de financiering van de betaling van een rente. De begunstigde wordt belast aan een forfaitair tarief van 15 % op een rente die geacht wordt 3 % uit te maken van het afgestane kapitaal.” (Claeys & Engels, juni 2011, p. 4-5)
6
de gehanteerde percentages per gemeente kan u terugvinden op: http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/ipptc/tcantwerpen.htm
30
7. Sociale Aspecten 7.1 Premies betaald door de onderneming Claeys & Engels (juni, 2011) stelt dat de premies die de werkgever betaald aan de groepsverzekering geen loon vormen en dat ze hierdoor niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheidsbijdragen. De werkgeversbijdragen daarentegen worden onderworpen aan een RSZ-bijdrage van 8,86 %, ten voordele van de Rijksdienst voor Pensioenen.
7.2 Uitkeringen Wanneer de verzekeringsmaatschappij de uitkeringen aan de begunstigde betaald, alsook de winstdeelnemingen, worden deze aan volgende twee bijzondere bijdragen onderworpen: 1. een RIZIV bijdrage van 3,55 % 2. een progressieve inhouding/solidariteitsbijdrage van 0 tot 2 %. Het percentage varieert tussen 0 en 2 % en wordt bepaald door de grootte van het uit te betalen brutokapitaal en in functie van het feit of de begunstigde van dit pensioen een alleenstaande of een gezinshoofd is.
31
8. Waarborgen groepsverzekering 8.1 Hoofdwaarborgen “De groepsverzekering vervolledigt de prestaties van de sociale zekerheid betreffende het wettelijk rustpensioen en het wettelijk overlevingspensioen ten gunste van de werknemers. De prestaties van de groepsverzekering nemen de vorm aan van een kapitaal of van een rente. Het kapitaal of de rente zijn betaalbaar bij het zich voordoen van één van de twee volgende onzekere gebeurtenissen:” (Stalmans Karen, 2009, p.22)
De aangeslotene is in leven op een overeengekomen leeftijd (valt normaal samen met de leeftijd van zijn wettelijk pensioen) De aangeslotene overlijdt voor de overeengekomen leeftijd
8.1.1 Pensioenopbouw Een groepsverzekering zorgt ervoor dat de werknemer een aanvulling heeft op zijn wettelijk pensioen. Want, zoals algemeen geweten, volstaat het wettelijke pensioen niet om op dezelfde manier te blijven leven als voor uw pensionering. Het pensioen dat je zal krijgen, wanneer je loopbaan er op zit, zal gevormd worden door pensioenbijdragen en winstdeelnames. “Deze bijdragen worden, zoals eerder vermeld, of volledig gedragen door de werkgever of gedeeltelijk door werkgever en werknemer. Bovenop deze gegarandeerde interest ontvangt de werknemer een jaarlijkse winstdeelname.” (Witvrouwen Ellen, 2007, p. 19) 8.1.2 Overlijden In geval van overlijden zullen de nabestaanden de opgebouwde pensioenreserves of het overlijdenskapitaal, opgenomen in het reglement, ontvangen (bv: 100% van het salaris, 50.000 euro).
32
8.2 Risicowaarborgen Invaliditeit: wettelijke tussenkomst Invaliditeit ten gevolge van een ziekte of een privé-ongeval Als een ziekte of een privé-ongeval zich voordoet, zullen de uitkeringen betaald worden door het ziekenfonds. Tabel 8.2 Maximumbedragen invaliditeitsuitkering
Bron: http://www.riziv.be/citizen/nl/allowances/amounts/last/allowances01.htm
Hoe hoog de uitkering is die je ontvangt na een ziekte of ongeval zal bepaald worden door de graad van arbeidsongeschiktheid. Indien je arbeidsongeschiktheid minimaal 67% bedraagt of wanneer je beroepsactiviteit volledig wordt stopgezet, zal je een volledige uitkering genieten.
33 Invaliditeit ten gevolge van een arbeidsongeval Als werkgever ben je verplicht om uw werknemers te verzekeren tegen arbeidsongevallen. Maar dit is niet voldoende, want de uitkeringen die betaald worden inzake arbeidsongevallen, ziekte en privéongeval zijn vaak onvoldoende om alle geleden schade te dekken. Om de schade volledig te kunnen dekken, kan de werkgever via de groepsverzekering de waarborgen ‘gewaarborgd inkomen’ en ‘premievrijstelling’ onderschrijven. Gewaarborgd inkomen “Bij arbeidsongeschiktheid valt een werknemer vanaf de tweede maand terug op maximum 60% van zijn inkomen en dit tot een bepaald plafond. De werkgever kan via de groepsverzekering kiezen om dit aan te vullen door de waarborg ‘Gewaarborgd inkomen’ te onderschrijven. Dit zal gebeuren door middel van een maandelijkse uitkering tot aan de wettelijk vastgestelde grens van maximum 80% van het volledige loon.” (Witvrouwen Ellen, 2007, p. 22) Premievrijstelling “Deze waarborg garandeert de opbouw van het pensioen- of overlijdenskapitaal in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid bij ongeval, ziekte, zwangerschap en bevalling. In dit geval wordt de premiebetaling, zowel voor werkgever als voor de aangeslotene overgenomen door de verzekeraar. Als een werknemer meer dan 30 dagen arbeidsongeschikt is, wordt zijn arbeidsovereenkomst geschorst. Het ziekenfonds zal nu de verplichting om loon te betalen overnemen van de werkgever. Indien de werkgever deze waarborg in de groepsverzekering heeft onderschreven, zal hij dus ook geen premies meer moeten betalen voor deze werknemer. De premiebetaling wordt dan overgenomen door de verzekeraar. De premievrijstelling gebeurt steeds in verhouding tot de graad van economische invaliditeit. Dit is het inkomensverlies dat de werknemer heeft ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid. Dit in tegenstelling tot de fysiologische invaliditeit, die kijkt naar de lichaamsgesteldheid. De economische invaliditeit moet minimum 25% zijn. Vanaf 67% arbeidsongeschiktheid spreekt men van volledige invaliditeit. De waarborg premievrijstelling start na het verstrijken van de eigenrisicotermijn (ERT). Dit is de termijn waarbij het risico door de persoon in kwestie zelf gedragen moet worden. De waarborg stopt bij het terug arbeidsgeschikt worden van de werknemer of uiterlijk op de einddatum van het contract. Voor de ERT kan er gekozen worden tussen 30, 60, 90, 180 of 365 dagen. Het minimum is 30 dagen, want de eerste 30 dagen ontvangt de werknemer in ieder geval een gewaarborgd loon van de werkgever.” (Witvrouwen Ellen, 2007, p.22)
34
9. De ondernemingsverplichtingen bij het afsluiten van een groepsverzekering 9.1 Informatie aan het personeel en aanpassing van de reglementen De wet betreffende de aanvullende pensioenen is op 15 mei 2003 in het Belgisch Staatsblad verschenen. Om te vermijden dat de betrokken werknemers te lang in het ongewisse bleven na het opstellen van de nieuwe Wet voor Aanvullende Pensioenen, verplichtte het technisch uitvoeringsbesluit de inrichter evenwel om hun aangeslotenen voor 1 juli 2004 te informeren over de gevolgen die de wet Vandenbroucke met zich meebracht voor hun rechten. Deze mededeling gebeurde door middel van een schriftelijke nota die aan elke werknemer werd bezorgd.
9.2 Sancties Het FSMA, Autoriteit voor Financiële diensten en Markten (het vroegere CBFA), staat in voor de controle op de naleving van de bepalingen van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten. Aangezien het toepassingsgebied van de wet wordt uitgebreid dienen ook de strafsancties te worden herzien. Opzettelijk onjuiste verklaringen alsook het weigeren tot het verstrekken van informatie aan het FSMA, kan leiden tot een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 250 euro of één van die straffen alleen. Deze strafbepalingen zijn van toepassing voor : beheerders, zaakvoerders of lasthebbers pensioeninstellingen beheerders, zaakvoerders of lasthebbers rechtspersonen belast met de uitvoering van solidariteitstoezeggingen inrichters, werkgevers en hun lasthebbers Indien de onderneming de verplichtingen inzake de WAP niet naleeft (bv. meewerken aan de uitvoering van pensioentoezeggingen die in strijd zijn met de wet of haar uitvoeringsbesluiten) kunnen leiden tot dezelfde straffen als hierboven werden beschreven. Deze straffen zijn van toepassing op: beheerders, commissarissen, aangeduide actuarissen, directeurs, zaakvoerders of lasthebbers pensioeninstellingen beheerders, commissarissen, aangeduide actuarissen, directeurs, zaakvoerders of lasthebbers rechtspersonen belast met de uitvoering van solidariteitstoezeggingen inrichters, werkgevers en hun lasthebbers
Deze sancties zijn niet enkel van toepassing op de ondernemingen, maar gelden ook voor alle raadgevers en verzekeringstussenpersonen van bv. werkgevers of pensioeninstellingen.
35
9.3 Aandachtspunten 9.3.1 Bij de invoering van een groepsverzekering 1. De inrichter alleen is bevoegd om te beslissen of er al dan niet een pensioentoezegging wordt ingevoerd. Op niveau van de onderneming is dit de werkgever. Op het niveau van de bedrijfstak is dit het bevoegde paritaire comité. 2. De wetgever verplicht de inrichter (paritair comité of werkgever) om aan de aangeslotene, of in geval van overlijden, aan zijn rechthebbenden, de mogelijkheid om het uitgekeerde kapitaal om te zetten in rente. 3. De sociale partners kunnen in de sectorale CAO bepalen dat de werkgevers niet moeten deelnemen aan het sectoraal pensioenstelsel en zelf geheel of gedeeltelijk instaan voor de organisatie van het pensioenstelsel. Dit principe noemt men ‘opting out’. Om dit te verwezenlijken moet er aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste mogen de werknemers niet door ‘opting out’ benadeeld worden. Dit wil zeggen dat de voorwaarden in het pensioenstelsel van de onderneming even goed minstens even goed moeten zijn als deze in het sectorpensioenstelsel. Daarnaast moet de werkgever ook nog een aantal procedures respecteren. Hij is verplicht het bevoegd orgaan in de onderneming te raadplegen inzake zijn beslissing tot invoering, het ontwerp van een pensioenreglement en de keuze van de pensioeninstelling. Om aan deze verplichting te voldoen richt hij zich in eerste instantie tot de ondernemingsraad. Bij afwezigheid van dit orgaan richt hij zich tot het comité voor preventie en bescherming op het werk. Indien een dergelijk comité niet bestaat, moet hij zich richten tot de vakbondsafvaardiging. Wanneer ook deze ontbreekt, moeten de werknemers zelf ingelicht worden. Meestal doet de werkgever dit door affichering. Als aan het voorgaande is voldaan, moet de werkgever nog aan één laatste voorwaarde voldoen. Hij moet het pensioenreglement voorleggen aan de inrichtende rechtspersoon. Zo kan de inrichter nagaan of het ondernemingspensioenstelsel overeenkomt met het stelsel dat op sectorniveau werd georganiseerd. 4. Indien de uitvoering van een pensioenstelsel wordt toevertrouwd aan een pensioeninstelling die niet paritair beheerd wordt, moet een bijzonder inspraakorgaan opgericht worden, het zogenaamde toezichtscomité7. Deze regeling geldt zowel voor de sectorstelsels als de ondernemingsstelsels die worden ingevoerd door een werkgever die in het kader van een sectoraal stelsel voor opting out gekozen heeft. Ook de ondernemingstelsels die het bijzonder regime van de “sociale” pensioenstelsels genieten zijn verplicht over te gaan tot de oprichting van een toezichtscomité.
7
Dit comité is paritair samengesteld en ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging. Het toezichtscomité wordt als eerste in het bezit gesteld van het jaarlijks verslag dat de pensioeninstelling moet opstellen.
36 5. De werkgever moet ervoor zorgen dat bij de vaststelling van de aansluitingsvoorwaarden elke vorm van discriminatie vermeden wordt : - geen discriminatie tussen mannen en vrouwen (behalve als het onderscheid door een verschillende levensverwachting gerechtvaardigd is); - geen onderscheid op grond van de leeftijd (verplichte aansluiting vanaf 25 jaar). Een differentiatie is nog mogelijk voor de “vaste bijdrage” plannen op voorwaarde dat het percentage dat wordt toegepast op het loon op een bepaalde leeftijd niet lager ligt dan het percentage op een latere leeftijd, geactualiseerd tegen een rentevoet van 4% op de periode die zich tussen de twee leeftijd uitstrekt. - een differentiatie in functie van de anciënniteit blijft mogelijk voor zover de bepaling dat iedereen moet aangesloten zijn op 25-jarige leeftijd niet wordt omzeild. - geen discriminatie op grond van de arbeidsduur : de deeltijdse werknemers moeten dezelfde rechten genieten als de voltijdse werknemers, weliswaar in verhouding tot hun arbeidsduur. 6. De wet voorziet in een verplichting voor de werkgever om een bepaald minimumrendement te waarborgen. Het minimumrendement is niet alleen van toepassing op de werknemersbijdragen, maar ook op de werkgeversbijdragen (enkel bij vaste bijdrageplannen) . De werkgever zal dan ook in voorkomend geval de tekorten van de reserves moeten aanzuiveren. 7. Elke pensioentoezegging wordt beheerst door een pensioenreglement of een pensioenovereenkomst. Het pensioenreglement is een document waarin de rechten en plichten van de inrichter, de werkgever, de aangeslotenen en hun rechthebbenden worden omschreven. Daarnaast worden de aansluitingsvoorwaarden en de regels inzake de uitvoering van de pensioentoezegging tevens opgenomen in het pensioenreglement. De wet stelt dat de aangeslotene een afschrift van het pensioenreglement kan opvragen bij de persoon die hier verantwoordelijk voor is, zoals in het reglement staat aangeduid. Dit kan zowel de inrichter, de werkgever als de pensioeninstelling zijn. Het is dus niet meer de taak van de werkgever om het reglement systematisch te verspreiden, zoals vermeld in de wet Colla.
Een voorbeeld van een checklist voor werkgevers kan u terugvinden in bijlage 1. 9.3.2 Bij de indiensttreding van een werknemer 1. Nagaan of de betrokkene deel uitmaakt van de door het reglement van de groepsverzekering beoogde personeelscategorie en of hij, bij de aanwerving, voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden. Als dat het geval is, is aansluiting verplicht. Om elke discussie te vermijden, moet die verplichting om aan de groepsverzekering deel te nemen, in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen. 2. De verzekeraar van de nieuwe aansluiting op de hoogte brengen.
37 3. In voorkomend geval, voorzien in de inhouding van zijn persoonlijke bijdrage op zijn loon. 9.3.3 In geval van wijziging van de groepsverzekering 1. De werkgever alleen is bevoegd om te beslissen of de groepsverzekering wordt gewijzigd of wordt opgezegd. Geldt de groepsverzekering voor alle werknemers dan moet de werkgever advies inwinnen bij de ondernemingsraad. In afwezigheid hiervan moet hij advies inwinnen bij het comité voor preventie en bescherming op het werk. Als dit comité ontbreekt richt hij zicht tot de vakbondsafvaardiging. Indien geen van deze organen aanwezig zijn is de werkgever verplicht de betrokken werknemers voorafgaandelijk te informeren. Indien de groepsverzekering slechts geldt voor een deel van de werknemers, wordt de adviesbevoegdheid uitgeoefend door de leden van de ondernemingsraad, het comité of de vakbondsafvaardiging die de werknemers vertegenwoordigen. In geval van een sectoraal pensioenplan is de inspraak van de werknemers automatisch geregeld via de tussenkomst van de paritaire comités. Iedere wijziging van het pensioenplan moet immers per CAO vastgelegd worden. 2. In de andere gevallen kan de werkgever, in zijn groepsverzekering aan te brengen wijzigingen, alleen beslissen. Maar deze wijzigingen mogen geen vermindering van de verworven reserves of van de verworven prestaties met zich meebrengen. 3. Indien er bij een wijziging van de groepsverzekering meer wordt geëist van de aangeslotenen (bv. een verhoging van de persoonlijke bijdragen), kunnen ze vragen om niet aan het nieuwe plan deel te nemen. De werkgever moet van die aanvraag een schriftelijk bewijs vragen. Wanneer het gaat om een wijziging van het sectorplan, moet de CAO vermelden dat een weigering tot deelname aan het nieuwe plan mogelijk is. Aan de beslissing van de werknemer om niet deel te nemen in het gewijzigd stelsel zijn twee gevolgen verbonden. Ten eerste mag de inrichter hierna niet beslissen de pensioentoezegging volledig stop te zetten. Langs de andere kant zijn zowel de inrichter als de werkgever ten aanzien van de aangeslotene vrijgesteld van iedere bijkomende verplichting die samenhangt met de wijziging van de toezegging. 4. Ingeval de inrichter beslist om het beheer van de groepsverzekering toe te vertrouwen aan een andere pensioeninstelling en/of de reserves over te dragen, moet het FSMA hiervan op voorhand worden ingelicht. Tevens moet de aangeslotene hierover geïnformeerd worden. Normaal gezien is dit de taak van de inrichter. Tenslotte mogen er geen kosten, noch verliezen van winstdeelnemingen worden aangerekend aan de aangeslotene of, in geval van overdracht van reserves gebracht worden.
38 9.3.4 In geval van vertrek van een verzekerde 1. Na de uittreding van het personeelslid krijgt de inrichter dertig dagen de tijd om de pensioeninstelling hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen. Indien de inrichter een rechtspersoon is die paritair is samengesteld beschikt hij niet altijd over deze gegevens en moet hij vaak wachten tot hij deze verkrijgt van het paritair comité. Maar omdat het paritair comité slechts één keer per jaar kennis neemt van het aantal uitgetreden werknemers, wordt de periode van kennisgeving door de inrichter aan de pensioeninstelling maximaal verlengt tot één jaar. 2. Vervolgens wordt de onderneming de schakel tussen de ex-aangeslotene en de verzekeraar om de betrokkene in te lichten over zijn verworven prestaties en reserves en ook om de verzekeraar in te lichten over de keuze van de werknemer inzake de bestemming van zijn reserves. 3. Een minimumrendement moet worden verzekerd op zowel de werkgevers- bijdragen (enkel in geval van vaste bijdrage plannen) en de persoonlijke bijdragen. De werkgever moet in voorkomend geval de tekorten van de reserves aanzuiveren.
39
10. Inspraak van de werknemers 10.1 Verplichte raadpleging en kennisgeving De regeling inzake de raadpleging van de werknemers geldt enkel voor de pensioenstelsels op ondernemingsvlak. Gelet op de tussenkomst van de paritaire comités voor de sectorplannen, is de inspraak van de werknemers daar reeds geregeld. Inzake de raadpleging en kennisgeving van de werknemers, herneemt de wet de principes die reeds in de wet-Colla golden. De wet voert een recht van advies in over precieze punten met betrekking tot het beheer van een pensioenplan. Het gaat echter alleen om een advies, dat per definitie geen bindende waarde heeft. De werkgever hoeft het niet te volgen, hij moet alleen advies inwinnen. Die raadpleging is evenwel verplicht.
10.2 Wie oefent die adviesbevoegdheid uit De werkgever moet periodiek en individueel aan de werknemers informatie verstrekken waarvoor de pensioentoezegging geldt, m.a.w.
wanneer de personeelscategorie waarop het pensioenplan van toepassing is, niet in de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming op het werk of in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd is (dit is bijvoorbeeld het geval voor de directieleden van de onderneming in de zin van de sociale verkiezingen) of wanneer minder dan 10% van de betrokken werknemers hun vertegenwoordigers gevraagd heeft die adviesbevoegdheid uit te oefenen of wanneer er noch een ondernemingsraad, noch een comité voor preventie en bescherming op het werk, noch een vakbondsafvaardiging bestaat
Die individuele informatie van de werkgever moet iedere inhoudelijke beslissing voorafgaan. Een aanvullend pensioenplan kan ook door verschillende ondernemingen samen worden afgesloten8. Vroeger moesten tussen deze ondernemingen sociale of economische banden bestaan, maar dit is onlangs weggevallen9. Maar dit kan er wel voor zorgen dat adviesprocedure problemen kan geven wanneer het adviesorganen van onderneming A ander advies uitbrengt als het orgaan van onderneming B. Maar aangezien het enkel om een adviserende rol gaat, brengt het geen echte problemen met zich mee. Want uiteindelijk zijn het de werkgevers, die bij hetzelfde aanvullend pensioenstelsel betrokken zijn, die ervoor moeten zorgen dat ze het eens worden.
8
cfr. artikel 2, § 3, 6°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen 9 cfr. artikel 44 van het Koninklijk Besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit
40
10.3 Hoe adviesbevoegdheid uitoefenen De adviesbevoegdheid heeft betrekking op: de wijze van financiering van het pensioenstelsel en de structurele verschuivingen in die financiering de vaststelling van de reserves en de jaarlijkse opstelling van de pensioenfiche de toepassing, de interpretatie en de wijziging van het pensioenreglement de keuze van een pensioeninstelling en de overgang naar een andere pensioeninstelling, met inbegrip van de eventuele overdracht van de reserves De niet naleving van de vermelde adviesprocedures wordt gesanctioneerd met een relatieve nietigheid. Dit houdt in dat de beslissingen die de inrichter heeft genomen met betrekking tot bovenvermelde punten zonder dat de adviesprocedure gevolgd werd, binnen het jaar nietig kunnen worden verklaard. (Hoofdstuk 9 en hoofdstuk 10, p. 34-40, Heb ik gevonden op het internet: http://www.assuralia.be/fileadmin/content/documents/basisinfo%20of%20gesp.%20info %20per%20tak/Pensioen/gespecialiseerde_info/vadecumcahier/NL_Cahier_aanvullende_pensioenen_na_Vandenbroucke-mei2004.pdf , hoofdstuk 10 op p.43-45 en hoofdstuk 9 op p.103-110)
41
11. De kosten van een groepsverzekering 1. de instapkosten: Bij Dexia: Bij DVV:
2 tot 6% beheer 0-5% + commissies aangeduid door agent
2. de beheerskosten op de reserve: 0,10% jaar/12 3. de uitstapkosten (afkoop of transfer): max. 5% --> Transfer: Enkel bij verandering van verzekeringmaatschappij door de werkgever. Maar geen uitstapkosten bij transfer ten gevolg van verandering van werkgever. --> Afkoop: Geen uitstapkosten bij pensioen of brugpensioen, anders wel.
42
Praktijk 1. De offerte 1.1 De Offerteaanvraag bij DVV Wanneer een klant bij Nys-Keustermans Verzekeringen een groepsverzekering wil onderschrijven, bezoekt hij het kantoor in Arendonk of Oud-Turnhout. Hier aangekomen, zal de klant de inhoud en de werking van de groepsverzekering uitgelegd krijgen. Indien hij vragen heeft zullen deze met de nodige ernst behandeld worden om de klant zo gerust mogelijk te stellen. Als dit gesprek vlot verloopt en de klant beslist om een groepsverzekering te onderschrijven, wordt de offerteaanvraag ingevuld. Zo’n groepsverzekering wordt ook wel Free Life Plan genoemd. Indien grote ondernemingen een groepsverzekering willen afsluiten bij NysKeustermans, vragen de medewerkers van het kantoor er een commerciële medewerker van DVV bij (bv. Geert Abbeel). Dit wordt gedaan omdat zulke personen het onderwerp tot de puntjes beheersen. Bij het invullen van de offerteaanvraag moet men nagaan of alle noodzakelijke gegevens aanwezig zijn. Hier wordt er een onderscheid gemaakt tussen de algemene- en de persoonlijke gegevens. De algemene gegevens zijn voor iedere klant, die een groepsverzekering wilt onderschrijven, hetzelfde. De persoonlijke gegevens daarentegen verschillen van persoon tot persoon. Een aantal zaken die je terugvindt in de algemene gegevens zijn: Aanvangsdatum contract Categorie van de werknemer (u hebt de keuze om een welomlijnde en objectieve categorie vast te leggen, waarvoor een aparte groepsverzekering wordt vastgesteld. Zo kan DVV bijvoorbeeld voor de bedienden, arbeiders, verkopers, directie,… een oplossing op maat aanbieden) Werkgevers- en werknemersbijdrage op jaarbasis Premiebetaling (jaarlijks, maandelijks, trimestrieel, semestrieel) Leeftijd op einde contract (60 of 65 jaar)
43 De persoonlijke gegevens van de verzekerde(n) bestaan onder andere uit: Naam en voornaam Geboortedatum Geslacht Burgerlijke staat Aantal kinderen Taal (moedertaal) Datum aanvang loopbaan Datum in dienst Tewerkstellingsgraad Loon (maandelijks en variabel) Uiteraard zijn er nog meer algemene- en persoonlijke gegevens terug te vinden in de offerteaanvraag. Wilt u deze bestuderen, kijk bijlage 2.
1.2 De eigenlijke offerte Eenmaal de offerteaanvraag is ingevuld, zal deze opgestuurd worden naar de hoofdzetel van DVV. Op het hoofdkantoor maken ze van de offerteaanvraag een eigenlijke offerte of simulatie. Hier bestaan echter verschillende mogelijkheden voor, dit noemt men een cafetariaplan. Bij DVV hebt u de mogelijkheid om te kiezen uit 3 verschillende manieren van financiering, namelijk: 1. de werkgever stort een vast bedrag per werknemer als aanvullend pensioen (bv. 100 euro per maand). 2. de werkgever kiest voor een bepaald percentage van het loon van de werknemer om de groepsverzekering te financieren 3. er kan ook gekozen worden welke waarborgen er in de groepsverzekering vervat moeten zitten. Gaande van pensioenopbouw (hoofdwaarborg), kapitaal overlijden, vervangingsinkomen. In een cafetariaplan van DVV bepaalt de werknemer zelf geheel of gedeeltelijk de omvang van zijn risicowaarborgen overlijden, ongevallen en/of arbeidsongeschiktheid. De werkgever beslist welke keuzemogelijkheden er worden aangeboden. En dit binnen het vastgelegde premiebudget. Wanneer het voorgaande beslist is en de eigenlijke offerte is opgemaakt, wordt deze nagelezen en gecontroleerd op fouten. Als alle gegevens kloppen zal de offerte aan de klant bezorgd worden.
44
1.3 De groepsverzekering De uiteindelijke groepsverzekering komt tot stand wanneer de beide partijen de eigenlijke offerte ondertekenen. In de groepsverzekering moeten naast de algemene en persoonlijke gegevens ook nog andere zaken worden ingevuld, namelijk:
De betalingsmodaliteiten (overschrijving,…) Prognose van het kapitaal bij leven Prognose van het rekeningtegoed Het kapitaal bij overlijden Beleggingsvorm (tegen welke interestvoet belegd)
Indien u graag een visueel overzicht heeft van een eigenlijke groepsverzekering, kijk bijlage 3
1.4 Uitdiensttreding Uitdiensttreding (voorbeeld in bijlage 4) is van toepassing wanneer de aangesloten werknemer er voor kiest om van werkgever te veranderen. Indien dit zich voordoet heeft hij de keuze:
Oftewel wenst hij zijn rekeningwaarden bij DVV te behouden Oftewel wenst hij zijn rekeningwaarden over te dragen naar een andere pensioeninstelling
Behoudt de werknemer zijn rekeningwaarden bij DVV, dan moet er niets veranderd worden. Kiest hij ervoor om over te stappen naar een andere pensioeninstelling, dan zal hij diens naam, adres, telefoonnummer en bankrekeningnummer aan DVV moeten meedelen alsook de naam van de nieuwe werkgever. Als dit eenmaal gekend is, kunnen de rekeningwaarden zonder problemen worden overgezet.
45
Bijkomende info groepsverzekering Reductie – afkoop – overdracht “Reductie De prestaties worden gereduceerd, wanneer de premiebetaling voor het geheel van de groepsverzekering wordt stopgezet. Reductie betekent dat de actuele waarde van de verzekerde prestaties verminderd wordt als gevolg van de premiebetaling. De reductiewaarde is de prestatie die verzekerd blijft op het ogenblik van stopzetting van de betaling van de premies. Afkoop Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd door de verzekeringnemer (= de werkgever), dan spreken we van afkoop. In geval van afkoop van de overeenkomst wordt de afkoopwaarde gevormd door de te storten prestaties door de verzekeraar. Het recht van afkoop kan niet worden uitgeoefend zolang de aangeslotene in dienst is van de werkgever. Dit kan enkel voor in de door het reglement gespecificeerde gevallen en enkel ten voordele van de aangeslotene of van zijn rechthebbenden. Overdracht Wanneer het de bedoeling is om de theoretische afkoopwaarden over te dragen naar een toegelaten verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds, dan kan de groepsverzekering afgekocht worden. Elke aangeslotene moet schriftelijk akkoord geven voor de door hem verworven reserve.” (Stalmans Karen, 2008-2009, p. 21-22) Leeftijd waarop de aangeslotene zijn aanvullend pensioen kan opvragen “De aangeslotene kan zijn aanvullend pensioen opvragen op het ogenblik dat hij met pensioen gaat of vanaf de leeftijd van 60 jaar. Er wordt hier een soepele overgangsmaatregel voorzien voor diegenen die met pensioen of brugpensioen gaan vóór 1 januari 2010. Zij kunnen hun aanvullend pensioen bekomen op de leeftijd die vermeld staat in het pensioenreglement, ook al is dit voor hun 60ste verjaardag. Bovendien worden voorschotten op prestaties en inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening alsook de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet toegestaan om de aangeslotene instaat te stellen op het grondgebied van de Europese Unie onroerende goederen die belastbare inkomsten opbrengen te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen.” (De aanvullende pensioenen na de Wet-Vandenbroucke, www.assuralia.be, mei 2004, p. 61)
46
Backservice Een backservice zorgt ervoor om vroegere jaren ‘in te halen’. Het zou kunnen dat een werknemer nog geen groepsverzekering had gedurende de eerste jaren waarin hij in vennootschap zat. Of dat hij misschien nog enkele jaren in een eenmanszaak of zelfs in loondienst gewerkt heeft. Voor die jaren waarin een werknemer nog geen groepsverzekering had, kan in principe toch nog een extralegaal pensioen opgebouwd worden door een zogenaamde inhaalpremie of backservice te storten in je groepsverzekering. Uw vennootschap kan die (grote) premie ineens betalen, deze is voor haar dan ook ineens aftrekbaar in het jaar van de betaling, of in stukjes, waarbij die inhaalpremie geïntegreerd wordt in de toekomst jaarlijks te betalen premie van de werknemer (hierdoor wordt de jaarlijkse premie dus groter). “Voorbeeld: Betaal ineens. Blijkt uw vennootschap eind dit (boek)jaar een belastbare winst te hebben van bv. € 45.000 en kunt u een aftrekbare backservicepremie van € 40.000 storten, dan bedraagt haar belastbare winst nog slechts € 5.000. Uw belastingbesparing bedraagt dan € 11.382 (nl. € 20.000 x 24,98% + € 20.000 x 31,93%). U betaalt dit jaar dan m.a.w. nog slechts € 1.249 belastingen (€ 5.000 x 24,98%). Dit is niet slecht, maar het kan nog beter. Betaal in stukjes. Uw vennootschap kan bv. dit jaar € 20.000 premie betalen en volgend jaar de rest (de economie zal allicht weer aantrekken en dus zal u ook dan wellicht winst maken, mogelijk zelfs meer dan dit jaar). Het voordeel daarvan is dat uw vennootschap twee keer optimaal kan profiteren van de laagste belastingschijf. Dat geeft nl. het volgende resultaat. Uw voordeel. Dit jaar betaalt uw vennootschap een premie van € 20.000. Zij bespaart dan € 6.386 (€ 20.000 x 31,93%). Stel dat haar winst volgend jaar even groot is. Zij betaalt dan nogmaals € 20.000 premie en bespaart ook € 6.386. Zij bespaart in totaal dus € 12.772, tegenover slechts € 11.382 als zij de volledige premie ineens zou betalen en aftrekken. U bespaart m.a.w. € 1.390 belastingen door de premiebetaling te spreiden. Geniet uw vennootschap het verlaagd (opklimmend) tarief in de vennootschapsbelasting, betaal dan de (aftrekbare) 'backservicepremie' desgevallend niet ineens, maar wel in stukjes. Zo profiteert u meerdere jaren na elkaar van een aftrek in de hogere belastingschijf.” (Betaal uw backservice in stukjes en bespaar belastingen, Ondernemingsdatabank, 30 november 2009)
47
Loonsverhoging of groepsverzekering Voorbeeld van het Pensioen@work fonds van AGinsurance.
Voor dezelfde financiële inspanning van zijn werkgever is het nettovoordeel voor Jan 2,73 maal zo groot. Indien gekozen wordt voor een groepsverzekering (119,19 EUR versus 43,72 EUR). Om op pensioenleeftijd hetzelfde nettokapitaal te verkrijgen van 64.550,30 EUR, zou Jan zijn nettooloonsverhoging aan een jaarlijkse nettorentevoet van 8,30% moeten beleggen.
48
Besluit Een groepsverzekering is een zeer belangrijk voordeel, voor zowel de werkgever als de werknemer. Zoals uit dit eindwerk blijkt is het een fiscaal interessant financieringsmiddel om later een extralegaal pensioen te bekomen. In de toekomst zal dit systeem meer en meer noodzakelijk worden. Daarom is het belangrijk dat de werkgevers dit extralegaal pensioen aan hun personeel aanbieden. Dit zal er onrechtstreeks voor zorgen dat de productiviteit zal stijgen, wat het bedrijf ten goede komt. Ik hoop dat mijn eindwerk u iets heeft bijgebracht. Ikzelf heb er veel uit geleerd en ben er van overtuigt dat een groepsverzekering een goed alternatief is als aanvullend pensioen.
49
Literatuurlijst Internet: Aanvullende pensioenen. (s.a.). gevonden op 15 maart 2012 op het internet: http://www.abvv-uz-brussel.be/Aanvullende%20pensioenen.pdf De aanvullende pensioenen na de wet-Vandenbroucke (versie mei 2004). Gevonden op 15 maart 2012 op het internet: http://www.assuralia.be/fileadmin/content/documents/basisinfo%20of%20gesp.%20info %20per%20tak/Pensioen/gespecialiseerde_info/vadecumcahier/NL_Cahier_aanvullende_pensioenen_na_Vandenbroucke-mei2004.pdf Tim Damen. (2007-2008). Pensioenopbouw voor werknemers, toegespitst op KBCproducten. Gevonden op 15 maart 2012 op het internet: http://doks2.khk.be/eindwerk/do/files/FiSeff80808116c8e2a70116f212bf2f0c73/Eindwer k.pdf;jsessionid=CE975B9009C4D77E07235AF0D3632BBE?recordId=SKHKff808081 16c8e2a70116f212bf2f0c72 Ellen Witvrouwen. (2006-2007). De groepsverzekering, een praktische benadering. Gevonden op 15 maart 2012 op het internet: http://doks2.khk.be/eindwerk/do/files/FiSeff808081107d882601109c786dc20dd0/thesis2 007608.pdf Anny Verstegen. (s.a.). Groepsverzekering, brochure werknemer. Gevonden op 19 maart 2012 op het internet: http://www.portalpack.aginsurance.be/sites/IBP2/SiteCollectionDocuments/00792376600 N.pdf Bob Daenen. (2003, oktober). De wet op de aanvullende pensioenen, deel 1. Gevonden op 19 maart op het internet: http://www.daenenvanhavermaet.be/mailing/downloads/VHActueel_WAP_1.pdf Het zilverfonds. (2010). Gevonden op 19 maart 2012 op het internet: http://www.belgium.be/nl/werk/pensioen_en_einde_loopbaan/pensioen/regels/zilverfonds / Claeys & Engels. (2011, juni). De groepsverzekering. Gevonden op 19 maart op het internet: http://ns202757.ovh.net/Accor/documentsNL/claeysEngels/Groepsverzekering.pdf De opbouw van ons pensioenstelsel. (s.a.). Gevonden op 25 maart 2012 op het internet: http://www.standaard.be/Info.aspx?topic=Economie.Pensioensparen.03
50 De wet op de aanvullende pensioenen: Technisch Vademecum. (2004, april). Gevonden op 25 maart op het internet: http://www.assuralia.be/fileadmin/content/documents/basisinfo%20of%20gesp.%20info %20per%20tak/Pensioen/gespecialiseerde_info/vadecumcahier/NL_Technisch_vademecum_2004.pdf Financiële benadering: de verschillende wijzen van financiering van een groepsverzekering. (s.a.). gevonden op 25 maart 2012 op het internet: http://www.asekura.be/nl/financiering_groepsverzekering.php Sterftetafels en levensverwachting. (2010). Gevonden op 30 maart 2012 op het internet: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/sterfte_leven/tafels/ Maximumbedragen invaliditeitsuitkering. RIZIV. (2010). Gevonden op 30 maart 2012 op het internet: http://www.riziv.be/citizen/nl/allowances/amounts/last/allowances01.htm Demografische ontwikkelingen, vergrijzing en ontgroening. (2009). Gevonden op 30 maart 2012 op het internet: http://rijksbegroting.nl/algemeen/gerefereerd/1/3/1/kst131660.html De groepsverzekering. (s.a.). Gevonden op 4 juni 2012 op het internet: http://www.seniorennet.be/Pages/Geld_werk/pensioen_werkgever_groepsverzekering.ph p?afdrukken=ja
Wetteksten: Wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen Wetsontwerp van 5 juli 2001 betreffende de aanvullende pensioenen K.B. van 25 april 1997 tot wijziging van de wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen
tijdschrift: Groepsverzekering. (2007, september). Budget & Recht, editie 194 Sparen tegen uw pensioen. (2012, mei). Budget & recht, editie 222
51
Bijlage Bijlage 1. Checklist voor de werkgever bij het aangaan van een groepsverzekering. Bijlage 2. Offerteaanvraag Bijlage 3. Eigenlijke groepsverzekering Bijlage 4. Uitdiensttreding
Departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde
BIJLAGE DE GROEPSVERZEKERING VOOR WERKNEMERS
CAMPUS Turnhout
Jochem Seels
3de jaar Financie- en verzekeringswezen Eindwerk 2011-2012 Campus Blairon 800 – 2300 Turnhout Tel. 014 80 61 01 – Fax 014 80 61 02 – E-mail:
[email protected]
Checklist – werkgever Deze checklist beschrijft de sociale maatregelen die u als werkgever moet nemen ten opzichte van uw werknemers bij het afsluiten van een groepsverzekering binnen uw onderneming. We geven de maatregelen chronologisch in de tijd weer : vóór, bij en na het afsluiten van de groepsverzekering. 1. Vóór het afsluiten van de groepsverzekering Welke vragen moet u zich als bedrijfsleider stellen voordat u een groepsverzekering binnen uw onderneming afsluit ? Bestaat er binnen uw onderneming of uw sector een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) die u verplicht om een collectieve pensioentoezegging te onderschrijven ? Indien ja : Legt deze collectieve arbeidsovereenkomst specifeke verplichtingen (vb. minimale premie, frequentie van de premiebetaling, bepaalde categorieën van personeelsleden,…) op ? In dit geval vragen we u om een copie van deze collectieve arbeidsovereenkomst te bezorgen. Er bestaat binnen het sociaal recht een “hiërarchie van normen” die is vastgelegd in artikel 51 van de wet van 05.12.1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO). Elke norm van een hogerliggend niveau heeft voorrang op de onderliggende norm. De hiërarchische volgorde is de volgende : (1) verplichte wetgeving (oprichting, wetten, koninklijke besluiten,…) (2) nationale collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) (3) sectorale collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) (4) collectieve arbeidsovereenkomst van het bedrijf (CAO) (5) individueel arbeidscontract (6) arbeidsreglement
(7) gebruik Is de pensioentoezegging (de groepsverzekering) bestemd voor alle werknemers van het bedrijf en voorziet ze persoonlijke bijdragen van de werknemers ? Indien deze beide voorwaarden vervuld zijn, dan moet de beslissing om een groepsverzekering in te voeren op de volgende manier genomen worden : > Indien er binnen het bedrijf een ondernemingsraad (OR), een comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) of een syndicale afvaardiging (SA) bestaat, dan moet dit gebeuren via een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). > Indien er binnen het bedrijf geen sociale overlegorganen aanwezig zijn, dan moet dit gebeuren via een wijziging in het arbeidsreglement. Uitleg bij de gebruikte termen : -“onderneming”: de technische exploitatie-eenheid -“pensioentoezegging bestemd voor alle werknemers”: het algemeen gemeenschappelijk plan voor alle werknemers. Het kan zijn dat de werkgever een groepsverzekering voor alle werknemers van zijn bedrijf heeft afgesloten, door middel van pensioenplannen die verschillend zijn per categorie (een zogezegde “verticale” structuur). Indien er geen gemeenschappelijk plan is, maar wel een gemeenschappelijke basis voor alle personeelsleden, dan zal het regime van inspraak moeten toegepast worden.
Is de voorgestelde categorie van werknemers niet discriminatoir ? De wet betreffende de aanvullende pensioenen voegt zich bij de verschillende wetten over antidiscriminatie van 10.05.2007 om een tamelijk strikt stelsel te creëren. Deze wetten beklemtonen eveneens het collectieve karakter van een groepsverzekering. De werkgever kan wel een groepsverzekering aan één welbepaalde categorie van werknemers aanbieden, op voorwaarde dat de omschrijving van deze categorie objectief, open en niet-discriminatoir is. > U kunt kiezen voor één of meerdere van de 6 standaardcategorie(en) voorgesteld door AG Insurance : directiepersoneel, kaders, bedienden, vertegenwoordigers, arbeiders of meestergasten Goed om weten : deze onderverdelingen zijn a priori toegelaten, uitgenomen in het geval waarbij het aantal categorie(en) ten opzichte van het aantal werknemers in dienst overdreven hoog is (vb. 4 verschillende categorieën in een bedrijf met 5 werknemers). > U kunt kiezen voor een niet-standaard categorie, die u zelf op basis van de kenmerken van uw bedrijf definieert. In dat geval moet u ons de categorie-omschrijving bezorgen. Wij laten het door de verzekeraar valideren. . 2. Bij het onderschrijven van de groepsverzekering We kunnen u aan de hand van uw gegevens een aangepast aanbod doen. Wat moet u nog doen voordat u de groepsverzekering onderschrijft ? U moet uw werknemers voorafgaand aan de ondertekening van het pensioenplan informeren over de voornaamste kenmerken ervan. > Indien er een syndicale afvaardiging, een comité voor preventie en bescherming op het werk of een ondernemingsraad aanwezig is in uw bedrijf : • Indien het plan geldig is voor alle werknemers : advies vragen aan het sociaal overlegorgaan • Indien het plan slechts geldig is voor één categorie van de werknemers en er slechts 10% van deze werknemers ernaar vragen : u moet het advies van de leden van het overlegorgaan die tot de betrokken categorie werknemers behoren, afwachten > Indien er geen sociaal overlegorgaan in uw bedrijf aanwezig is, dan moet u de betrokken werknemers individueel informeren.
In de praktijk volstaat het dat de werkgever het project van het reglement of de plansamenvatting van de groepsverzekering aan de betrokken aangeslotenen overhandigt. Deze documenten kunnen rechtstreeks door ons worden bezorgd. Een andere mogelijkheid is dat u aan ons vraagt om een informatiesessie aan uw medewerkers te geven. We zorgen voor presentatie op maat van uw eigen pensioenplan. Voor de communicatie naar uw werknemers hebt u de keuze uit de volgende mogelijkheden : per mail,per post, door affichage in het bedrijf, door een mondelinge presentatie
Het is belangrijk dat u een bewijs heeft dat uw medewerkers deze informatie hebben ontvangen. U kunt dit bewijs op de volgende manieren opvragen : - Een ontvangstbewijs van de mailing of aangetekende zending - Een ondertekening “voor ontvangst” van een aanwezigheidsregister van de informatie-vergadering of van een papier met de volgende formulering erop : “Ik bevestig dat ik informatie heb ontvangen van mijn werkgever over de wens om een pensioenplan te onderschrijven. Ik heb eveneens informatie ontvangen over de voornaamste kenmerken en de financieringswijze van het plan”. 3. Na de onderschrijving van de groepsverzekering
Op uitdrukkelijke vraag van één van de reeds bestaande werknemers in het bedrijf, moet u het formulier “Weigering van toetreding tot de groepsverzekering” overhandigen. Overeenstemmend met de principes van het sociale recht en met de wet betreffende de aanvullende pensioenen kunnen de werknemers, die reeds in dienst waren in uw onderneming vóór het moment dat het collectief pensioenstelsel wordt ingevoerd, persoonlijk weigeren toe te treden tot dit nieuwe aanvullende pensioenplan. De nieuwe medewerkers die in uw onderneming in dienst zijn gekomen nadat de groepsverzekering werd ingevoerd, zullen automatisch verplicht aangesloten worden aan de groepsverzekering, indien ze beantwoorden aan de omschrijving van de betrokken categorie van werknemers en op voorwaarde dat ze de eventuele vastgestelde minimumleeftijd of anciënniteit hebben bereikt (onder voorbehoud van de minimum wettelijke leeftijd van 25 jaar). In functie van uw keuzes stelt u het formulier “Aanvraag tot aanpassing van de persoonlijke keuzes” ter beschikking van uw werknemers. Bij het onderschrijven van een groepsverzekering heeft u de keuze welke aanvullende risicowaarborgen u ter beschikking stelt van uw werknemers. U bepaalt of uw werknemers sommige parameters van de dekkingen kunnen aanpassen, dit binnen de limiet van het door u vooropgestelde budget. U kunt uw merknemers toelaten om de begunstigde(n) van het overlijdenskapitaal te wijzigen. Om dit te kunnen doen, moet u het formulier “Aanduiding/Wijziging van begunstigde(n)” ter beschikking stellen van uw werknemers. Per definitie is het vastleggen van de begunstigde(n) van het overlijdenskapitaal van een levensverzekering het eigen persoonlijk recht van de verzekeringnemer. Bij een groepsverzekering onderschreven voor uw werknemers komt dit recht toe aan uw werknemers.
KANTOOR PEETERS Mechelsesteenweg 241 1933 Sterrebeek Telefoon 02 731 4960
[email protected] erkend onafhankelijk verzekeringsmakelaar, CBFA 010116 A. Deze checklist is geen contractueel document.
Free Life Plan
Simulatie Aanvraag polis
Portefeuillenummer Consulent :
Dit document enkel gebruiken voor werknemers en niet gebruiken voor de bancassurance.
De onderstaande verzekeringnemer verklaart volgende contracten te onderschrijven: Groepsverzekering De werkgever sluit een collectieve pensioentoezegging af voor een welomlijnde en objectieve categorie van werknemers. Indien enkel een groepsverzekering wordt onderschreven, hoeft u het hoofdstuk IPT niet in te vullen of af te drukken. Individuele Pensioentoezegging (IPT) Voorwaarden voor het afsluiten van een Individuele Pensioentoezegging voor werknemers: Voor alle werknemers bestaat een aanvullend pensioenstelsel in de onderneming (technische bedrijfseenheid); Datum van afsluiten niet tijdens laatste 36 maanden vóór de (brug)pensionering of vóór de instelling van een “canada dry-systeem”; Maximale premie jaarlijks bepaald door de wetgever. Een IPT wordt afgesloten in aanvulling op een groepsverzekering of op een sectoraal pensioenstelsel. Indien enkel een IPT wordt onderschreven, hoeft u het hoofdstuk Groepsverzekering niet in te vullen of af te drukken Individuele Voortzetting (‘de pensioeneis’) (IPV) Voorwaarden voor het afsluiten van een Individuele Voortzetting: Uittreding uit een pensioenstelsel, waarbij werknemer ten minste 42 maanden was aangesloten; Bij de huidige werkgever bestaat geen pensioentoezegging; Premies worden van het loon afgehouden; Maximale premie jaarlijks bepaald door de wetgever; De maximale eerste jaarpremie wordt verminderd in verhouding tot het aantal dagen dat de verzekerde bij een pensioenstelsel tijdens hetzelfde jaar is aangesloten. Een IPV wordt afgesloten ter vervanging van een bestaande groepsverzekering bij de vorige werkgever. Indien enkel een IPV wordt onderschreven, hoeft u het hoofdstuk Groepsverzekering niet in te vullen of af te drukken
Gegevens verzekeringnemer
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
Vennootschapsvorm (BVBA, NV, …): Nr:
Bus: Land:
Faxnr.: E-mail:
/
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
1
043-1202 – 09/2011
Naam onderneming: (verzekeringnemer) Adres maatschappelijke zetel Straat: Postcode: Gemeente: Contactpersoon onderneming Voornaam en Naam: Telefoon: / GSM: /
Free Life Plan
Groepsverzekering Gegevens van het contract Aanvangsdatum contract: 01/ / Categorie van werknemers (*): (*): U hebt de keuze om een welomlijnde en objectieve categorie vast te leggen, waarvoor een aparte groepsverzekering wordt samengesteld. Zo kunnen wij u bijvoorbeeld voor de bedienden, arbeiders, verkopers, directie, .… een oplossing op maat aanbieden. Activiteit van hogervernoemde categorie: Werkgeversbijdrage op jaarbasis (excl. taks):
Werknemersbijdrage op jaarbasis (excl. taks):
OF
EUR (
Indexatie van de premie)
OF
% van het loon
OF
% S1 +
OF
EUR (
% S2* Indexatie van de premie)
OF
% van het loon
OF
% S1 +
% S2*
* S1 is het gedeelte van het loon onder het pensioenplafond en S2 is het gedeelte van het loon dat het pensioenplafond overschrijdt. gewenste koopsom:
OF
koopsom op basis van het maximaal toegelaten kapitaal (80% regel) jaarlijks
Premiebetaling: Definitie loon (enkel in te vullen indien premie of waarborg afhankelijk is van loon): Leeftijd op einde contract:
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
OF
maandelijks
EUR
trimestrieel
semestrieel
Jaarloon = maandloon x ............... Als maandloon is het loon van de maand 60
van toepassing
65
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
2
043-1202 – 09/2011
Back-service:
Free Life Plan
Gegevens verzekerde(n) Gelieve bij meer dan 3 werknemers behorende tot dezelfde categorie een excel-file te gebruiken:
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
Werknemer 3
EUR EUR EUR
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
3
043-1202 – 09/2011
Werknemer 1 Werknemer 2 Naam Voornaam Geboortedatum Geslacht Burgerlijke staat Aantal kinderen (1) Taal Datum aanvang loopbaan (2) Datum in dienst (2) Tewerkstellingsgraad (2) Maandelijks loon (2) EUR EUR Variabel loon (2) EUR EUR Reeds verzekerd kapitaal EUR EUR bestaande groepsverzekeringen, IPT’s, bedrijfsleidersverz., VAPZ, RIZIV, …)? (1) Indien gebruikt bij de berekeningen van premies of waarborgen (2) Enkel in te vullen indien voor een premie in functie van het loon wordt gekozen
Free Life Plan
Beleggingsregels Tak 21 23 23 23 23 23 23 Intrestvoet tak 21:
Premies Winstdeling Beleggingsvormen % % Intrest 3,35% % % DVV European Growth Select % % DVV Horizon 1 % % DVV Horizon 3 % % DVV Horizon 5 % % DVV Horizon 7 % % DVV Horizon 9 Vaste intrestvoet: De intrestvoet van toepassing op het ogenblik van de onderschrijving (actueel 3,35%) is gegarandeerd tot op de einddatum van het contract voor alle toekomstige stortingen vastgelegd op de begindatum van deze polis. Premieverhogingen en éénmalige premies daarentegen genieten van de intrest die van toepassing is op het ogenblik van de premiebetaling.
Variabele intrestvoet: Elke storting geniet van de intrestvoet die van toepassing is op het ogenblik van de storting (actueel 3,35%).
Bijkomende waarborgen Bij het bepalen van de bijkomende waarborgen, dient men rekening te houden met een aan de keuze verbonden medische selectie en eventuele bijpremies ten laste van de werkgever. De wettelijke bepalingen voorzien het volgende: Indien aan minstens één van de 3 volgende voorwaarden voldaan is: -de aangeslotene heeft de mogelijkheid zelf zijn overlijdenskapitaal te kiezen -de te verzekeren groep bestaat uit minder dan 10 leden -het kapitaal bij overlijden is minstens 50% hoger dan het (geprojecteerd) pensioenkapitaal, dan mag een medische selectieprocedure worden opgelegd en dan zullen eventuele bijpremies ten laste van de werkgever worden gelegd. Keuze tussen: Vaste waarborg voor alle werknemers OF Cafetariaplan (standaarddekking met mogelijkheid tot afwijken van standaarddekking per werknemer). In een cafetariaplan legt de werkgever enerzijds een standaarddekking vast en anderzijds een aantal opties waaruit elke werknemer kan kiezen. Het beperken van de keuze van de werknemer kan een impact hebben op de medische selectie. Vaste waarborg voor alle werknemers:
Minimumkapitaal i.g.v. overlijden:
EUR
Dit kapitaal wordt uitgekeerd bij overlijden van de verzekerde. Indien de opgebouwde reserve groter is dan het gekozen minimumkapitaal, wordt de opgebouwde reserve uitgekeerd. Onderstaande waarborgen kunnen worden gefinancierd: vanuit het voorziene premiebudget bovenop het voorziene premiebudget
Bijkomend kapitaal i.g.v. arbeidsongeschiktheid door ongeval:
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
EUR EUR
4
043-1202 – 09/2011
µ Bijkomend kapitaal i.g.v. overlijden door ongeval:
Free Life Plan
Premievrijstelling Vervangingsinkomen: Indien minder dan 10 werknemers aansluiten bij de groepsverzekering, wordt aangeraden het budget voor het vervangingsinkomen afzonderlijk te bepalen. Dit is noodzakelijk om een eventuele verhoging van de verzekeringstaks van 4,4% naar 9,25% op de groepsverzekering te voorkomen. Vaste rente:
OF
Rente in functie van het loon: % R1 + % R2* * met R1 het gedeelte van het loon onder het plafond van toepassing op de uitkeringen van het RIZIV en R2 het gedeelte van het loon boven dit plafond. Indien enkel arbeidsongevallen worden verzekerd, enkel het tweede gedeelte van de formule invullen. Oorzaak:
Cafetariaplan: Standaarddekking
ziekte en alle ongevallen ziekte en privé-ongevallen enkel ziekte enkel arbeidsongevallen Indexatie van de rente: Indexatie na schade: 0% 3% 5% Opties vervangingsinkomen en/of premievrijstelling: Eigenrisicotermijn: maanden (1,2,3,6 of 12) Afkoop van de Eigenrisicotermijn? De standaarddekking is de optie die automatisch wordt ingesteld, tot op het ogenblik dat de werknemer zijn keuze kenbaar heeft gemaakt. Indien de werknemer kiest voor de standaarddekking, is er geen medische selectie. Vermits er geen medische selectie is, worden wel bepaalde beperkingen opgelegd wat de standaarddekking betreft. Minimumkapitaal i.g.v. overlijden: EUR Dit kapitaal wordt uitgekeerd bij overlijden van de verzekerde. Indien de opgebouwde reserve groter is dan het gekozen minimumkapitaal, wordt de opgebouwde reserve uitgekeerd. Beperking : Tot 100% van het loon met als maximum de loongrens gebruikt bij de berekening van het wettelijk pensioen werknemers. Bijkomend kapitaal i.g.v. overlijden door ongeval:
EUR
Bijkomend kapitaal i.g.v. arbeidsongeschiktheid door ongeval:
EUR
Premievrijstelling Vervangingsinkomen: OF
Rente in functie van het loon: % R1 + % R2* * met R1 het gedeelte van het loon onder het plafond van toepassing op de uitkeringen van het RIZIV en R2 het gedeelte van het loon boven dit plafond. Beperking : Tot 15% R1 + 50% R2 met als absoluut maximum 4.000 EUR
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
5
043-1202 – 09/2011
Vaste rente:
Free Life Plan
Indien enkel arbeidsongevallen worden verzekerd, enkel het tweede gedeelte van de formule invullen. In dit geval wordt als plafond het arbeidsongevallenplafond genomen. Oorzaak:
ziekte en alle ongevallen ziekte en privé-ongevallen enkel ziekte enkel arbeidsongevallen
Indexatie van de rente: Indexatie na schade: 0% 3% 5% Opties vervangingsinkomen en/of premievrijstelling: Eigenrisicotermijn: maanden (1,2,3,6 of 12) Afkoop van de Eigenrisicotermijn? Keuzemogelijkheden voor de werknemers: Hier kunnen de opties beschreven worden waaruit elke werknemer zijn keuze kan maken:
Begindatum van de bijkomende waarborgen : Indien geen datum wordt ingevuld, zal automatisch de eerste van de maand van het binnenkomen van het voorstel op de maatschappij worden genomen of -indien medische formaliteiten moeten worden vervuld - de eerste van de maand volgend op de maand van definitieve aanvaarding van het risico door de maatschappij. De waarborg treedt pas in werking na ontvangst door de verzekeringsmaatschappij van de eerste premie.
01/
/
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
6
043-1202 – 09/2011
Free Life Plan
IPT of IPV Gegevens verzekerde (is eveneens begunstigde bij leven) Naam:
Voornaam:
Straat:
Nr.:
Postcode: Geboortedatum:
Bus:
Gemeente: /
/
Ongehuwd Wett. gesch. Begunstigde bij overlijden:
Telefoon:
Burg. Staat:
1.
2.
3. 4.
/
Gehuwd Wett. samenw. Feit. gesch. Weduwe/Weduwnaar de echtgeno(o)t(e) van de verzekerde, indien niet uit de echt, noch gerechtelijk van tafel en bed gescheiden of de partner waarmee een wettelijk samenlevingscontract is onderschreven; bij gebreke, de kinderen van de verzekerde waarvan de verwantschap rechtsgeldig is (welke ook de wijze van vaststelling van deze verwantschap is), en bij plaatsvervulling de afstammelingen in rechte lijn; bij gebreke, de ascendenten van de verzekerde; bij gebreke, de wettelijke erfgenamen van de verzekerde, met uitsluiting van de Staat.
Andere(n), namelijk: (naam, voornaam en geboortedatum):
Gegevens nodig voor de berekening van de 80%-regel : Regelmatige maandelijkse loon: Voordelen van alle aard: Heeft de verzekerde nog andere groepsverzekeringen, IPT’s, bedrijfsleidersverzekeringen of aanvullende pensioenverzekeringen lopen (VAPZ, RIZIV, …)? Begindatum eerste beroepsactiviteit: Datum van indiensttreding in de vennootschap bij de verzekeringnemer:
EUR Sinds : / EUR Verzekerd kapitaal op einddatum:
/ EUR
+ kopie meest recente jaarlijks uittreksel bijvoegen /
/
/
/
Budget EUR
Bijdrage IPV op jaarbasis (excl. taks):
EUR
Premiebetaling:
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
jaarlijks
maandelijks
trimestrieel
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
semestrieel
7
043-1202 – 09/2011
Bijdrage IPT op jaarbasis (excl. taks):
Free Life Plan
Beleggingsregels Tak 21 23 23 23 23 23 23 Intrestvoet tak 21:
Premies Winstdeling Beleggingsvormen % % Intrest 3,35% % % DVV European Growth Select % % DVV Horizon 1 % % DVV Horizon 3 % % DVV Horizon 5 % % DVV Horizon 7 % % DVV Horizon 9 Vaste intrestvoet: De intrestvoet van toepassing op het ogenblik van de onderschrijving (actueel 3,35%) is gegarandeerd tot op de einddatum van het contract voor alle toekomstige stortingen vastgelegd op de begindatum van deze polis. Premieverhogingen en éénmalige premies daarentegen genieten van de intrest die van toepassing is op het ogenblik van de premiebetaling.
Variabele intrestvoet: Elke storting geniet van de intrestvoet die van toepassing is op het ogenblik van de storting (actueel 3,35%).
Bijkomende waarborgen Minimumkapitaal i.g.v. overlijden: EUR Dit kapitaal wordt uitgekeerd bij overlijden van de verzekerde. Indien de opgebouwde reserve groter is dan het gekozen minimumkapitaal, wordt de opgebouwde reserve uitgekeerd EUR EUR
Indexatie van de rente: Indexatie na schade: 0% 3% 5% Opties vervangingsinkomen en/of premievrijstelling: Eigenrisicotermijn: maanden (1,2,3,6 of 12) Afkoop van de Eigenrisicotermijn? ja nee Begindatum van de bijkomende waarborgen : Indien geen datum wordt ingevuld, zal automatisch de eerste van de maand van het binnenkomen van het voorstel op de maatschappij worden genomen of -indien medische formaliteiten moeten worden vervuld - de eerste van de maand volgend op de maand van definitieve aanvaarding van het risico door de maatschappij. De waarborg treedt pas in werking na ontvangst door de verzekeringsmaatschappij van de eerste premie.
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
01/
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
/
8
043-1202 – 09/2011
Bijkomend kapitaal i.g.v. overlijden door ongeval: Bijkomend kapitaal i.g.v. arbeidsongeschiktheid door ongeval: Premievrijstelling Vervangingsinkomen: Te verzekeren rente: EUR Oorzaak: ziekte en ongevallen ziekte en privé-ongevallen enkel ziekte
Free Life Plan
Inlichtingen over het risico bij groepsverzekeringen, IPT of IPV Onderstaande tabel invullen AUB, indien men: - bij groepsverzekeringen: “bijkomende waarborgen” wenst te onderschrijven en minder dan 10 werknemers toetreden tot de groepsverzekering - bij IPT of IPV “bijkomende waarborgen” wenst te onderschrijven Naam en voornaam van de verzekerde: Beroep:
Verricht de verzekerde handenarbeid ?
Welke sportactiviteiten beoefent de verzekerde?
ja
neen
recreatief : in wedstrijdverband :
Is de kandidaat-verzekerde van plan tijdens de eerste twaalf maanden die volgen op het sluiten van de verzekering, buiten Europa te reizen of te verblijven?
ja, in
Is het risico nog verzekerd? Indien ja, bij welke maatschappij?
ja
nee
ja ja ja
nee nee nee
nee
(gelieve de polis en laatste kwijting mee te sturen of het polisnummer DVV in te vullen)
Heeft een verzekeringsmaatschappij + een verzekering of voorstel geweigerd of vernietigd? + de verzekering aanvaard mits speciale voorwaarden? + een premieverhoging of andere wijziging van de voorwaarden voorgesteld of doorgevoerd?
Verkeert u in goede gezondheid?
ja
nee
Hebt u naar uw weten een gebrek, van elke aard dan ook?
ja
nee
Bent u onder medische behandeling of moet u, voor zover u weet, een heelkundige ingreep ondergaan?
ja
nee
Bent u momenteel geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt?
ja
nee
Bent u de afgelopen 10 jaar arbeidsongeschikt of in behandeling geweest voor een periode van meer dan 3 opeenvolgende weken?
ja
nee
Indien u een aids-opsporingstest hebt ondergaan, was u bij deze test seropositief?
ja
nee
Uw lengte is :
cm
Uw gewicht is :
kg
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
9
043-1202 – 09/2011
Indien ja, gelieve de reden te preciseren
Free Life Plan
ik, kandidaat-verzekerde, verklaar te weten dat het verzekeringsaanbod afhankelijk is van volgende geneeskundige onderzoeken: medische vragenlijst (formulier 43/1030) klinisch onderzoek (formulier 43/1022) klinisch onderzoek, urine-en bloedonderzoek klinisch onderzoek, urine-en bloedonderzoek, cardiologisch onderzoek vragenlijst wervelzuil (formulier 43/1088) Met het oog op een vlot beheer van het contract en/of van het schadedossier, en enkel daartoe, geef ik hierbij mijn toestemming om medische gegevens die op mij betrekking hebben te verwerken (artikel 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer). De verzekerde (indien “Inlichtingen over het risico” werd ingevuld) Op
/
/
…………………………………………
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
10
043-1202 – 09/2011
Handtekening voor akkoord van de verzekerde (enkel indien bovenstaande tabel in verband met het risico werd ingevuld) Deze vragenlijst dient afzonderlijk te worden toegestuurd indien de verzekerde niet de ondertekenende gevolmachtigde van de verzekeringnemer is.
Free Life Plan
Algemeen Aanvullende documenten op te sturen naar DVV verzekeringen (Wettelijke verplichtingen identificatie klanten) via post of per e-mail :
-
-
De laatste, volledige versie van de gecoördineerde statuten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad of de originele oprichtingsakte als de statuten niet gepubliceerd zijn. Identiteitskaart van de ondertekenaar/gevolmachtigde van de vennootschap. Indien het een electronische identiteitskaart betreft, een kopie van een document afkomstig van de overheid (gemeente, federale overheid, regio, ….) dat het adres bevat van de ondertekenaar/gevolmachtigde.
De aan DVV meegedeelde persoonsgegevens mogen worden verwerkt met het oog op de cliëntenservice, de risicobehandeling en het polissen- en schadebeheer. DVV verzekeringen heeft het recht deze gegevens in voorkomend geval te verwerken en op te nemen in de door DATASSUR beheerde bestanden, met het oog op de risicobehandeling. De houder van deze bestanden is het ESV DATASSUR, De Meeûsplantsoen 29 te 1000 Brussel. De Wet van 8 december 1992 verschaft de betrokken personen een recht van toegang en verbetering. DVV Verzekeringen behoudt zich het recht voor om deze gegevens te gebruiken voor direct marketing doeleinden, tenzij u zich hiertegen uitdrukkelijk verzet door onderstaand vakje aan te kruisen:
Dit document is een voorstel. Het verplicht noch DVV verzekeringen, noch de voorsteller ertoe het contract te sluiten. Er mag geen enkele premie of bedrag, zelfs voorlopig, geëist worden voor het sluiten van dit contract. DVV verzekeringen verbindt er zich evenwel toe om op straffe van schadevergoeding de verzekeringsovereenkomst te sluiten, indien ze niet binnen 30 dagen na ontvangst van het voorstel haar verzekeringsaanbod of haar weigering tot verzekering ter kennis heeft gebracht van de kandidaat-verzekeringnemer of de verzekering afhankelijk heeft gesteld van een verzoek tot onderzoek of bijkomende inlichtingen. De kandidaat-verzekeringnemer verklaart kennis genomen te hebben van de Algemene Voorwaarden en ermee akkoord te gaan. De kandidaat-verzekeringnemer verklaart ermee akkoord te gaan dat de volledig ingevulde en ondertekende simulatieaanvraag tevens kan aangewend worden als verzekeringsvoorstel. 80%-regel: De berekening van de aftrekbare premies is enkel correct voor personen die zullen genieten van een zuiver wettelijk pensioen voor zelfstandigen. DVV verzekeringen is dan ook niet verantwoordelijk voor foutieve berekeningen veroorzaakt door het verstrekken van onjuiste informatie door de verzekeringnemer of de verzekerde of het wijzigen van de fiscale wetgeving of een wijziging van de huidige interpretatie van de 80%-regel door de fiscale administratie. Telkens wanneer de 80%-regel wordt overschreden, is de maatschappij verplicht de Administratie der Belastingen in te lichten (art. 35 §5 KB/WIB). De fiscale voordelen voor de gestorte premies worden slechts toegekend in de mate dat alle wettelijke en aanvullende uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarrenten, -niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale bruto jaarbezoldiging, rekening houdend met een normale duur van de beroepsactiviteit. -betrekking hebben op bezoldigingen, regelmatig en maandelijks betaald of toegekend vóór het einde van de belastbare periode tijdens dewelke de bezoldigde activiteiten zijn uitgevoerd én op voorwaarde dat deze bezoldigingen door de vennootschap toegeschreven werden aan de resultaten van deze periode.
De ondertekenaar, gevolmachtigde van de verzekeringnemer, verklaart dat alle antwoorden op de vragen gesteld op dit voorstel volledig, oprecht en naar waarheid werden geformuleerd, zelfs indien een derde ze zou hebben geschreven. Opgemaakt te
op
/
/
De vennootschap, verzekeringnemer
Naam en bevoegdheid van de gevolmachtigde DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
Handtekening voor akkoord van de gevolmachtigde
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
11
043-1202 – 09/2011
………………………………………………………..
Free Life Plan
Opmerkingen consulent :
DVV verzekeringen Galileelaan 5 B-1210 Brussel IBAN BE98 7995 5012 5293 BIC GKCCBEBB RPR Brussel 0405.764.064
DVV is een merk- en handelsnaam van DIB n.v., verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0037. KB 4 en 13 juli 1979 (BS 14 juli 1979), KB 24 januari 1991 (BS 22 maart 1991), KB 30 maart 1993 (BS 7 mei 1993) en KB 21 november 1995 (BS 8 ecember 1995).
12
043-1202 – 09/2011
-Indien enkel een groepsverzekering wordt onderschreven, hoeft u het hoofdstuk IPT niet in te vullen of af te drukken en vice versa. -Gelieve de simulatie-aanvraag te mailen naar
[email protected] of te faxen naar 02 286 74 76. -Gelieve de getekende originele aanvraag tot polisopmaak, samen met de begeleidende stukken (kopie statuten, identiteitskaart ondertekenaar, …) , op te sturen naar de afdeling Leven Org. & Ond. en deze niet te faxen of te mailen.