or zine vo emaga ti a a m r b a nt info oord-br n t gratis n e e h n r is e kleine k RACHT KERNK de vereniging an leden v
vereniging kleine kernen noord-brabant Jaargang 6 - nummer 3 - oktober 2009
De Graancirkel van Oploo
In deze KERNKRACHT onder andere: Hoogwaardig OV
Pagina 4 Even voorstellen
Pagina 6 Voorzitter Tini Hendriks van de stichting Graancirkel Oploo
De Graancirkel in Oploo was een van de initiatieven die de afgelopen maanden regelmatig in het nieuws was en veel hoogtepunten kende zoals een finaleplaats bij de ‘Dorpen Derby’ en bij ‘Kern met Pit’. Oploo is een kerkdorp van ongeveer 1800 inwoners aan de rand van De Peel en behoort tot de gemeente Sint Anthonis. Sint Anthonis bestaat uit zeven dorpen, die allen een dorpsraad hebben: Dorpsraad Sint Tunnis, Dorpsraad Wanroij, Dorpsraad Oploo, Dorpsvereniging Ruimte voor Morgen (Stevensbeek), Dorpsraad Landhorst, Dorpsraad Ledeacker, De Westerbeekse Dorpsraad en Dorpsraad Rijkevoort-De Walsert. Oploo was tot 1994 een zelfstandige gemeente, heeft een bijzonder rijke geschiedenis en biedt veel attracties voor toeristen.
Voorzitter Tini Hendriks van de stichting Graancirkel Oploo vertelt dat het allereerste idee voor de graancirkel is ontstaan uit de contacten tussen molenaar Jan van Riet van standaardmolen ‘De Korenbloem’ en agrariër Herman Hendriks. Uiteindelijk word het een project van vijf ondernemers uit Oploo, met als thema een wandelroute en het oeroude graan ‘spelt’, dat 100 jaar geleden nog verbouwd werd op de bolle, hooggelegen akkers rondom de dorpen. Tini Hendriks: “Zo is de graancirkel eigenlijk ontstaan, akkerbouwer Herman Hendriks verbouwt spelt, molenaar Jan van Riet maalt het graan, bakker André Vermeulen verkoopt brood en geeft workshops en regelt Toon Wientjes de arrangementen. En in eetgelegenheid ‘Ons Moe’, die ik samen met mijn vrouw uitbaat, kun je bijvoorbeeld het Matthias speltbier proeven.” >>>
Anticipeer op krimp Onderwerp Thema-avonden 11 en 18 november: De veranderende bevolkingssamenstelling en wat zijn de gevolgen?
Pagina 8 Schaken met ambulanceauto’s
Pagina 10
>>> Spelt Spelt is een soort grove tarwe en behoort tot een van de oudste en beste graansoorten die er zijn. Het oeroude graan kan in plaats van tarwe gegeten worden, maar de smaak is iets anders dan die van tarwe. Het vliesje dat om de korrel van tarwe zit, laat heel gemakkelijk los, terwijl die van de speltkorrel heel vast zit. Dit betekent dat het vliesje er eerst met een pelmolen afgerold moeten worden, voordat het graan gemalen kan worden. Tegenwoordig laat de stichting het brood in Maastricht bakken bij de Bisschopsmolen, want die bakken al vijftien jaar speltbrood en hebben daardoor veel ervaring. De bakker in Oploo heeft het lange tijd geprobeerd, maar het was te moeilijk, omdat het bakken met spelt toch een heel andere bereidingswijze vergt. In Maastricht wordt het gemalen meel uit Oploo bewerkt tot een bake-off product, zodat de bakker het alleen nog maar hoeft af te bakken en dat blijkt perfect te werken.
‘Een wandeling door wuivende graanvelden en de historie van Plô’
lijks een wandelroute uitgezet, waarbij bezoekers vanaf mei de verschillende graansoorten kunnen bekijken. Omdat gebleken is dat veel mensen het verschil niet meer weten of wat er van de verschillende soorten graan wordt gemaakt, zijn er ook groepswandelingen met een gids, die niet alleen tekst en uitleg geeft over de verschillende graansoorten, maar ook over de zeer bijzondere historie van Oploo.”
Akker met spelt
Groepswandelingen met gids Tini Hendriks: “Na het eerste veldje kregen we de beschikking over een aantal hectaren buiten Oploo, waar we ook verschillende andere soorten granen verbouwen, zoals tarwe, rogge, gerst, gierst en haver, maar het grootste gedeelte bestaat natuurlijk uit spelt. Door de velden wordt jaar-
Het toeristisch bezoek aan Oploo is door dit initiatief dan ook duidelijk gestegen. De wandelroute wordt door het hele dorp gedragen en bevordert daarmee ook de leefbaarheid. Vrijwilligers richtten het wandelpad in, maakten de informatieborden, bouwden een prieel en fungeren als gids. In juni 2008 werd de route of-
ficieel in gebruik genomen met een openluchtmis. Druk seizoen. Tini Hendriks: “De afgelopen maanden is er veel op ons afgekomen, de Dorpen Derby, Kern met Pit. Het was een druk jaar, een druk seizoen. We moesten naar bijeenkomsten en onze vrijwilligers hebben al veel te doen en vervolgens krijgen ze het dubbel zo druk. Achteraf denk je wel eens, waar zijn we in hemelsnaam allemaal mee bezig geweest, maar het was een geweldige belevenis en de Dorpen Derby was een buitengewoon goede actie van de provincie. Natuurlijk vinden we het jammer dat we in Wouw net geen derde zijn geworden. Maar we hebben wel de Kern met Pit trofee gewonnen en het daarbij horende geldbedrag van € 10.000,00!” Avonturenpark Tini Hendriks: “Voor de geldprijs van € 10.000,00 heeft de stichting een mooi plan bedacht. We willen een avonturenpark gaan aanleggen, waarbij we wel heel nadrukkelijk de dorpsjeugd willen betrekken. De plannen voor het avonturenpark en het overleg met de gemeente, werkgroep avonturenpad, dorpsbewoners, vrijwilligers, Kenniscentrum Jeugd K2, stichting erfgoed Brabant en stichting ZET zijn in volle gang. Er komt ook een soort ontwerpwedstrijd >>> nummer 3 - oktober 2009
>>> waarbij we graag zouden zien dat alle jeugd van Oploo er aan mee gaat doen. Ik kan me zo voorstellen dat een groepje bijvoorbeeld een zitbank voor het park bedenkt en weer een andere groep bijvoorbeeld een waterpomp. Vervolgens wordt er van de mooiste ontwerpen een selectie gemaakt, die vervolgens in het avonturenpark gerealiseerd gaan worden.”
Ondersteuning Tini Hendriks: “Waar we na afloop van de Dorpen Derby ook blij mee waren is de ondersteuning van de provincie in de vorm van hulp door verschillende organisaties. Met de ontwerpwedstrijd bijvoorbeeld worden we met mankracht geholpen door K2, een adviesbureau voor jeugdvraagstukken. Want we krijgen dat met de vrijwilligers, of met de stichting niet voor
elkaar, omdat het ons gewoon aan voldoende tijd ontbreekt. Wij vinden het belangrijk dat de jeugd van Oploo samen met de vrijwilligers van de graancirkel, hier een belangrijke rol in gaan spelen, want de jeugd zal straks toch het stokje moeten overnemen. Ik heb er in ieder geval veel vertrouwen in, want de jeugd uit Oploo hangt niet alleen heel erg aan elkaar, maar ook aan hun dorp.” <<<
Resultaten van vier jaar reconstructie
COLUMN
Op 9 september was de presentatie van de tussenstand van de reconstructie over de afgelopen vier jaar. Meer dan 500 belangstellenden waren uitgenodigd om in de Beekse Bergen tijdens het congres ‘Brabant Buitengewoon’ de resultaten te aanschouwen. Wat was ook al weer de bedoeling van de reconstructie? Er zijn drie hoofdonderwerpen in de reconstructie: 1. Nieuwe kansen voor de landbouw door verbetering van de ruimtelijke structuur; . Verbetering van de kwaliteit van natuur: de Ecologische Hoofdstructuur en het realiseren van natte natuur; 3. Verbeteren van de leefbaarheid door het ontwikkelen van een optimale sociaal economische structuur van het platteland. Dit alles moet voor 2016 gerealiseerd zijn. In de bijeenkomst gaven vele partijen hun visie op de resultaten en aanbevelingen voor de toekomst. In het plenaire debat waren alleen de ‘wettelijke partijen’ vertegenwoordigd en werd er over en voor de burgers gecommuniceerd, zonder de burgers! Een gemiste kans!! Betere communicatie met betrokken burgers nodig Er is nog heel wat te doen en de maatschappelijke discussies over de
nummer 3 - oktober 2009
gevolgen van de reconstructie voor de burgers in de dorpen op het platteland begint nu pas op gang te komen. Het is nog steeds een discussie over zaken die ons als dorpsbewoners overkomt zonder dat we daarover onze mening kunnen geven. Misschien wordt dat beter nu de IDOP’s op gang beginnen te komen. Daarbij wordt wel gediscussieerd over de ontwikkeling en de consequenties voor de omgeving. Succesvolle aanpak van IDOP’s voor de sociaal economische ontwikkeling Vanaf 2008 is de stimuleringsregeling voor het opstellen en uitvoeren van IDOP’s van kracht. Veel dorpsraden hebben de vereniging gevraagd of zij daarvoor ook in aanmerking komen. Dat is zeker het geval, voor de uitvoering heeft de provincie een budget van 30 miljoen beschikbaar. De dorpsraden zijn samen met de gemeentes enthousiast gestart en er liggen inmiddels een tiental uitvoeringsprogramma’s te wachten op goedkeuring. Budget voor IDOP uitwerking 2010 en 2011 niet gehonoreerd Om die succesvolle aanpak voort te zetten is er echter meer budget nodig dan tot nu toe beschikbaar is gesteld. Wij hebben al eerder aangegeven, dat er circa 250 miljoen euro voor nodig is. Wat schetst onze verbazing: bij de niet gehonoreerde projecten in
de voorjaarsnota ter voorbereiding van 2010 zijn de bedragen van 10 miljoen per jaar afgewezen. Als wij voor 2016 de uitwerking van de IDOP’s willen realiseren zal er zeker nog 30 miljoen per jaar nodig zijn. Wij gaan er van uit dat Gedeputeerde Staten dit bij de begroting alsnog zal corrigeren. Er worden grote bedragen in de orde van honderden miljoenen voor andere reconstructiedoelen toegekend dus kan het niet zo zijn dat het sociaal economische en -culturele onderdeel van de reconstructie stil komt te liggen Wij zullen de Statenleden de komende maanden daar beslist op aanspreken. <<< Houdoe, Wim van Lith, voorzitter
Hoogwaardig OV Noordoost-Brabant Noordoost-Brabant merkt al dat er gewerkt wordt aan beter Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Het vervoer op de buslijnen 160 en 152 wordt aantrekkelijker; verkeerslichten worden aangepast, bussen gaan vaker rijden en haltes worden vernieuwd of aangepast voor mindervaliden. Dit zijn zogenaamde ‘quick wins’ die zijn vastgelegd in de bestuursovereenkomst tussen de provincie NoordBrabant en de gemeenten Bernheze, Eindhoven, Oss, ’s-Hertogenbosch, Schijndel, Uden en Veghel. Ook worden alle HOV-haltes voorzien van digitale busborden met daarop de actuele vertrektijden. “Het is de bedoeling dat er in de nabije toekomst comfortabele bussen onbelemmerd rijden op de trajecten Uden / Veghel-’s-Hertogenbosch, Uden / Veghel - Eindhoven en Uden / Veghel - Oss. Waar nodig worden busbanen aangelegd,” aldus verkeersgedeputeerde Cora van Nieuwenhuizen. De totale investeringen van deze ‘quick wins’ bedragen € 660.000,waaraan de provincie iets meer dan de helft bijdraagt. De betrokken gemeenten nemen de rest voor hun rekening. Quick wins Noordoost-Brabant is een economisch belangrijke regio. De bereikbaarheid
van het openbaar vervoer is de afgelopen jaren achtergebleven ten opzichte van de ruimtelijk-economische groei. Hoogwaardig openbaar vervoer met snelle bussen moet de bereikbaarheid van deze regio vergroten. Op hoofdlijnen is inmiddels bepaald dat er een nieuw netwerk moet komen die bestaat uit verbindingen vanuit Veghel / Uden naar Oss, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Het netwerk moet aansluiten bij de ruimtelijke ontwikkelingen in die regio. Om deze tijdswinst te kunnen halen, zijn maatregelen, zoals het aanpassen van verkeerslichten bij kruisingen et cetera, noodzakelijk. Haltes waar weinig mensen in- en uitstappen, worden in de nieuwe dienstregeling opgeheven. Om de aantrekkelijkheid om de bus te nemen te verhogen, zal er veel aandacht zijn voor de haltes, de mogelijkheid tot overstappen op bestaande buslijnen, NS-stations en/of de fiets. Ook moet geleidelijke uitbouw van dit HOV-netwerk mogelijk zijn; daarmee
inspelend op de vervoersgroei en ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. De provincie, Ondernemersplatform ReVUS, de Brabantse Milieufederatie, het Reizigersoverleg Brabant en de gemeenten Uden, Veghel, Bernheze, Oss, ’s-Hertogenbosch, Schijndel, Boxtel, Sint-Oedenrode en (de onlangs aangeschoven gemeenten) St. Michielsgestel, Eindhoven en Son en Breugel, werken gezamenlijk aan een hoogwaardig openbaar vervoer voor Noordoost-Brabant. <<<
Autoloze werkdag sciencefiction? Plannen voor bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en gezondheid in Brabant Uiteraard is een autoloze werkdag nog niet haalbaar, maar de provincie zoekt wel naar mogelijkheden om het openbaar vervoer en het gebruik van de fiets in Brabant te promoten. Daarom in dit artikel iets over de plannen van de regiotaxi in West-Brabant, de invoering van de OV-chipkaart en het project ‘Fiets in de versnelling’. Hoe bereikbaar zijn kleine kernen? Is de campagne ‘De Bus beter dus’, waarbij je voor 30 of 60 cent één uur kunt reizen in een Brabantse bus, al bij iedereen doorgedrongen? Behalve op de prijs let de busreiziger zeker ook zaken zoals de snelheid van traject A naar B en de veiligheid
in de bus. Er zijn nog knelpunten die om oplossingen vragen. Het Reizigersoverleg Brabant met haar kwaliteitsverkenners coördineert de reacties vanuit ‘het veld’. Het is zo belangrijk, zeker voor de vereniging kleine kernen, dat kernen met minder dan 400 inwoners bereikbaar zijn voor het openbaar vervoer.
Het taxivoorstel van Tarief Kleine Kernen+ (TKK+) heeft de meeste stemmen gekregen. Dat betekent taxivervoer van en naar 61 kleine kernen op tijden dat er geen bus is. De reiziger moet twee uur van te voren de rit naar een knooppunt van bus of trein telefonisch bestellen. De rit vanáf het knooppunt gaat via de meldknop en dan duurt het hooguit 15 minuten voordat de taxi er is. Het tarief, gemiddeld € 1,85 per rit, geldt vooral voor de avonden van maandag t/m vrijdag van 19.00 uur tot 01.00 uur >>> nummer 3 - oktober 2009
>>> en grotendeels alle uren in het weekend. Men verwacht dat 15 tot 30 duizend reizigers hier gebruik van zullen maken. De commissie Economie, Mobiliteit en Grote stedenbeleid heeft op 5 juni haar taxiadvies van TKK+ doorgegeven aan Gedeputeerde Staten. Nu is het wachten op het GSbesluit of dit uitgevoerd gaat worden in de provincie. Wat doet Brabant met de invoering van OV-chipkaart? Het is bekend dat vanaf 29 januari in de metro van Rotterdam alleen met een OV-chipkaart gereisd kan worden. Gebruik van de landelijke strippenkaart is uitgesloten. De eerste evaluatie heeft al uitgewezen dat de OV-chipkaart in Rotterdam een succes is. De reguliere reizigers zijn er blij mee, het aantal zwartrijders is minimaal en de veiligheid wordt zeer gewaardeerd. Met ingang van 27 augustus stapt de Amsterdamse metro over op toegang met uitsluitend de OV-chipkaart. En vanaf 13 mei kunnen reizigers in een aantal ZuidHollandse regio’s op de bussen van Connexxion gebruik maken van de OV-chipkaart. Reizigers kunnen dus zonder problemen overstappen van bus naar metro en visa versa. De OV-chipkaart is een groot project, waar veel faciliteiten voor nodig zijn zoals: verkooppunten voor de OVchipkaart, het invoeren van chipkaartlezers in metrostations, bussen en treinen. Behalve het doorvoeren van
langs mooie wegen met kastelen, kapellen, natuurgebieden, etc. Goede bewegwijzering, veilige knooppunten, fietspaden zonder obstakels en dergelijke, zorgen ervoor dat Brabant aantrekkelijk blijft voor toeristen. Voor een aantal sectoren, zoals de horeca, musea, en (zorg)boeren in het buitengebied, kan dat een economisch draagvlak creëren.
deze technische aspecten dient ook het gedrag van de reizigers beïnvloed te worden. Dus is het zaak om op tijd een publiekscampagne te starten. Het overschakelen van strippenkaart naar OV-chipkaart neemt meer tijd in beslag dan verwacht. In de provincie Brabant is het nog niet zo ver, maar dat zal geen jaar meer duren voordat ook deze provincie overstapt op het OV-chipsysteem. Het ‘gemak dient de mens’ is waarnaar gezocht wordt. Straks hebben we geen kaart of geld meer in de zak, maar werkt alles digitaal per chip. Is dit science fiction? Aan u het antwoord. Fiets in de versnelling De provincie Brabant staat bekend om zijn prachtige landschap dat toeristen uitdaagt om een (knooppunt)route te fietsen. Tegenwoordig kun je overal bij het VVV of andere toeristische centra kaarten kopen met routes
nummer 3 - oktober 2009
Net zoals er intercity-treinen en snelbussen zijn, zijn er ook fietssnelwegen mogelijk om de bereikbaarheid te verbeteren. Een aantal gemeentes streeft naar snelle fietspaden, zoals het fietspad van Etten-Leur naar Breda. Het woon- werk of woon- schoolverkeer kan op een veilige en snelle manier dagelijks op het gescheiden fietspad gebeuren, zonder dat er te veel obstakels zijn zoals stoplichten of gevaarlijke kruisingen. Het is niet alleen gezond voor de fietser, maar ook voor de omgeving, want er is minder co2 uitstoot van auto’s. De fiets promoten als een slim, schoon en flexibel vervoermiddel is het doel; dit geldt zeker voor de dagelijkse rit binnen een afstand van 7,5 km, zoals uit onderzoek blijkt. Door de files en de vergrijzing zal het fietsen aantrekkelijker worden. De elektrische fiets heeft al veel aftrek en zo kunnen marktpartijen samen met provincie en gemeenten investeren in een goed fietspadennetwerk. Is dit sciencefiction? Is de mens voldoende van gemak en comfort te voorzien om de fiets te nemen en de auto te laten staan? Fietser krijgt vaker groen Bij koud en regenachtig weer krijgt de fietser op diverse plekken langer groen licht. De provincie heeft hiermee geëxperimenteerd in Grave en besloten de positieve resultaten in praktijk te brengen. Hoe werkt het? Bij regen, een temperatuur lager dan 10 graden of bij minimaal autoverkeer krijgen fietsers twee of drie keer groen licht in plaats van één keer. >>>
daarvan kent geen fietsoversteek. Daarnaast wordt een aantal kruispunten met verkeerslichten overgedragen of omgebouwd tot een rotonde, zodat er 39 locaties overblijven die de komende jaren worden aangepast.
Leontien van Moorsel en gedeputeerde Cora van Nieuwenhuizen promoten het fietsgebruik
>>> Daarvoor worden een regensensor en een thermometer aan het verkeersregelingssysteem gekoppeld. Verkeersgedeputeerde Cora van Nieuwenhuizen vindt het een mooi voorbeeld van hoe je slimme tech-
Even voorstellen Graag wil ik me aan u voorstellen. Ik ben Bert van Kesteren en sedert 15 april 2009 bestuurslid van de vereniging kleine kernen noord-brabant. Ik ben in 1945 geboren te Den Haag. Na mijn middelbare schoolopleiding ben ik gaan werken bij de gemeentelijke overheid. Uiteindelijk ben ik werkzaam geweest bij een negental gemeenten. Het laatst bij de gemeente Alphen-Chaam. Op 1 december 2005 heb ik mijn ambtelijke carrière beëindigd. In 2006 kwam ik in contact met de vereniging kleine kernen noordbrabant en werd ik bestuurslid. In mijn vrije tijd ben ik ruim 22 jaar bestuurlijk actief geweest bij het CDA, zowel op lokaal, regionaal als op provinciaal niveau. In juni 2006 werd ik wethouder in de gemeente Steenbergen. Mijn portefeuilles waren: Ruimtelijke Ontwikkeling,
niek kunt gebruiken om de verkeersveiligheid én het gemak voor de fietser te bevorderen. Fietsers hoeven minder lang te wachten en rijden minder snel door rood. De provincie beheert in totaal 85 verkeersregelinstallaties. Een aantal
Dit zijn de huidige ideeën over vervoersmiddelen in de provincie Brabant. Grote steden zijn er altijd het eerste bij betrokken. De vereniging kleine kernen noord-brabant behartigt uw belangen in de verschillende commissies die plannen maken en besluiten nemen. Graag houden we u op de hoogte van de ontwikkelingen in de provincie. Laat uw stem horen, bijvoorbeeld in de komende gemeenteraadsverkiezingen, aangaande de sector Openbaar Vervoer en Fiets. De vereniging kleine kernen noordbrabant staat voor de leefbaarheid en bereikbaarheid van uw dorp of kern! Vertrouw op uw dorpsraad en de vereniging kleine kernen noordbrabant. <<< Marijke Timmermans Bestuurslid vkknb
Milieu, Financiën, Economische Zaken, Communicatie en voorlichting, Dorpsontwikkelingsplannen en was ik projectwethouder A4. Als projecthouder had ik de opdracht alles in het werk te stellen om een aquaduct bij Steenbergen in de A4 te laten realiseren. Met enige trots kan ik zeggen dat minister Eurlings, onder toezegging van een bijdrage van de gemeente Steenbergen van 5 miljoen, hiertoe bereid is. Het eerste aquaduct in de provincie Noord-Brabant. Als gevolg van een bestuurscrisis heb ik mijn functie als wethouder op 14 februari 2008 moeten neerleggen. Nadat ik mijn wethoudersfunctie had neergelegd kwam ik weer in contact met de vereniging kleine kernen noord-brabant en heb toen besloten wederom toe te treden tot het bestuur. <<< Bert van Kesteren nummer 3 - oktober 2009
Dorpendag in Kempenland, Diessen De Dorpendag vindt plaats op donderdag 29 oktober, de aanvang is 17.00 uur en zal eindigen omstreeks 22.30 uur. Naast een algemeen gedeelte waarin een presentatie en een update van de sociaal economische ontwikkelingen in reconstructiegebied Kempenland, bestaat er ook de gelegenheid om deel te nemen aan workshops. Als onderdeel van het programma krijgt u een diner aangeboden. De thema’s zijn: 1. Subsidies voor plattelandsontwikkeling: welke subsidies zijn geschikt, welke projecten komen in aanmerking, hoe en waar vraag ik subsidie. Besproken worden Leader, P.I.R. en P.O.P subsidievormen. . Dorps Ontwikkelings Plan IDOP’s: Stand van Zaken, nieuwe ontwikkelingen; toekomst 3. Starterswoningen. Problemen en een mogelijke oplossing . Zorg in en om het dorp Nieuwe Economische Perspectieven op het Brabantse Platteland. Met voorbeeld WestTOP; micro krediet voor (startende) ondernemers
Lokatie: De Nieuwe Erf Westerwijk 6 5087 KG Diessen Tel: 013-5042761 De organisatie is in handen van: Streekhuis Kempenland Doornboomstraat 30 5090AA Middelbeers www.streekhuis.nl Contactpersoon: Streekmanager Paul Schellekens
[email protected]
<<<
Finalisten Dorpsvernieuwingsprijs 2009 De acht finalisten die op 21 november 2009 in Elsendorp meedingen naar de Dorpsvernieuwingsprijs 2009 zijn bekend. Het zijn Esbeek, Kootwijkerbroek, Meddo, Nieuwdorp, Poppenwier, Spoordonk, Wijk aan Zee en Zuidermeer. De jury had moeite om de vier afvallers aan te wijzen en laste zelfs een extra ronde in. In de dorpen zijn door bewoners, in samenwerking met overheid en allerlei maatschappelijke partners en bedrijven mooie dingen tot stand gebracht die de leefbaarheid van het dorp sterk vergroten en bijdragen aan een vitaal platteland. De jury, bestaande uit Driek van de Vondervoort (voormalig voorzitter van de LVKK, Burgemeester van de gemeente Bergeijk), Jo Althoff (Rabo-Nederland), Erik Arkesteijn (KNHM) en Frans Meulenmeesters (namens winnaar 2007 Elsendorp) zal in de komende maand in tweetallen een bezoek brengen aan de acht finaledorpen. Zij zullen zich middels presentaties, een rondleiding en eigen kritische vragen een oordeel vormen over de gerealiseerde voorzieningen en activiteiten. Op 21 november zullen nummer 3 - oktober 2009
na een ochtend met workshops, de acht finaledorpen in de middag zich presenteren en zal de Dorpsvernieuwingsprijs 2009 worden uitgereikt. ‘Nieuwe energie voor een sterke saamhorigheid’ is dit jaar het thema van de Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs. De jury zal er dus vooral op letten of het dorp, op initiatief van de bewoners, duurzame vernieuwing heeft gerealiseerd die het dorp (weer) een goede toekomst geven. De Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs is een prijs voor dorpen die op een bijzondere manier aan de leefbaarheid werken. Bijvoorbeeld door vernieuwende activiteiten op te zetten en daarmee een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie en de duurzaamheid van het dorp. De prijs wordt elke twee jaar uitgereikt en wordt georganiseerd door de Landelijke Vereniging Kleine Kernen (LVKK) samen met het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit( LNV) en Rabobank Nederland. Het winnende Nederlandse dorp dingt in 2010 mee naar de Europese Dorpsvernieuwingsprijs. Criteria De criteria voor de Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs 2009 zijn grotendeels gelijk aan die voor de Europese prijs. De Dorpsvernieuwingsprijs is een prestigieuze prijs. De winnaar krijgt behalve een oorkonde veel aandacht van de media en kan rekenen op extra bezoekers. Daarnaast wordt zij genomineerd voor de Europese Dorpsvernieuwingsprijs. Maar bovenal is het een erkenning van de inzet van de gemeenschap. Winnaar van de Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs 2007 was het Brabantse Elsendorp dat in de ‘strijd’ om de Europese Dorpsvernieuwingsprijs 2008 werd afgetroefd door Sand in Taufers (Südtirol, Italië). Elsendorp is ook de plek waar op 21 november 2009 de Nederlandse Dorpsvernieuwingsprijs wordt uitgereikt. <<<
Anticipeer op krimp Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeuws Vlaanderen hebben nu al te maken met een daling van de bevolking. De verwachting is dat krimp op termijn het merendeel van de Nederlandse gemeenten treft. Hoe om te gaan met het verschijnsel? De resultaten van de Ontwerplabs krimp bieden handvatten én perspectief.
en locaties. Dat vereist heldere uitspraken over ruimtelijke kwaliteit, woonmilieus, voorzieningen, werkgelegenheid en hun onderlinge verband. Keuzes moeten worden gemaakt. Keuzes die om politieke visie en durf vragen.
Om de mogelijkheden van bevolkingskrimp te verkennen, organiseerde de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) met zijn studierichtingen STAGG, STARO en STAWON in 2008 samen met de vereniging van woningcorporaties Aedes en het kenniscentrum stedelijke vernieuwing KEI een serie toekomstsessies onder de naam Ontwerplabs Krimp. Aan die gezamenlijke onderzoeken namen ook studenten deel van de TU-Eindhoven en van de Academies van Bouwkunst in Groningen en Tilburg. Onderwerp van studie waren drie verschillende regio’s in Limburg, Friesland en Zeeland. Streken waar de bevolking al jaren krimpt. Doel was inspirerende strategieën aan te dragen voor krimpgebieden en daarbij niet alleen bedreigingen te zien, maar juist ook de kansen van krimpregio’s in beeld te brengen. De uitkomsten van de ontwerplabs laten zien dat krimp kansen biedt voor nieuwe vitaliteit. Voorwaarde is wel dat we bevolkingskrimp anticiperend onder ogen zien. Visie én durf De Ontwerplabs leverden op dat drie kenmerken geanalyseerd moeten worden: de ruimtelijke, cultuurhistorische en sociaaleconomische kenmerken. Door deze componenten goed langs te lopen, wordt duidelijk waar mogelijkheden liggen voor een toekomst mét perspectief. Betrokkenheid, maatschappelijk draagvlak en tijd spelen eveneens een belangrijke rol. De eerste stap bij krimp bestaat daarom uit het in kaart brengen van de volgende vragen en zaken: • Hoe zijn de regio en hun deelgebieden ontstaan en hoe hebben ze zich ontwikkeld? Bezie daarbij
•
•
•
de landschappelijke structuur, de cultuurhistorie, de bouwperioden en de infrastructuur/bereikbaarheid (verbindingen met de omgeving). Wat zijn de minst gewilde plekken? Waar ontstaan leegstand en verloedering of dreigen die te ontstaan? Dit zijn vaak (vroeg)naoorlogse buurten in stedelijke gebieden, ‘rotte kiezen’ in dorpen en soms zelfs hele dorpen. Hoe gaan de bewoners in krimpgebieden met elkaar om? Hoe los of hecht zijn de sociale verbanden en hoe groot zijn de netwerken? Wat zijn de mogelijkheden in het gebied voor nieuwe economische bedrijvigheden met toekomstwaarde, zoals activiteiten in recreatie en toerisme, energievoorziening, (gezondheids)zorg en landbouw en visserij?
Na die analyse van de ruimtelijke, cultuurhistorische en sociaal-economische kenmerken, kan een regionale strategie worden ontwikkeld met uitwerkingen voor deelgebieden
Groene vingers Welke ruimtelijke kwaliteiten bepalen de identiteit van een gebied en wat dient te worden bewaard of versterkt? Maar ook: welke gebouwen kunnen we beter slopen, transformeren of teruggeven aan de natuur? Waar kan de relatie van de bebouwde gebieden met het omringende landschap worden versterkt? >>>
Thema-avondEN ‘De veranderende bevolkingssamenstelling en wat zijn de gevolgen?’ Woensdag 11 november Dorpshuis De Wis Langenboom Aanvang: 20.00 uur Woensdag 18 november Gemeenschapshuis De Standaard Standdaarbuiten Aanvang: 20.00 uur
nummer 3 - oktober 2009
>>> Zo kan worden gekeken naar mogelijkheden om het landschap naar binnen te halen door de sloop van bebouwing zonder toekomstwaarde. Dankzij de ‘groene vingers’ die dan ontstaan komen veel mensen direct aan het landschap te wonen. Van belang is om diverse soorten landschap te ontwikkelen opdat een zo groot mogelijke verscheidenheid aan woonmilieus ontstaat. Diversiteit in woonmilieus betekent dat ook daar keuzes gemaakt moeten worden. Centraal bij die selectie staat de vraag welke woonmilieus wel/geen toekomstwaarde hebben en of zulke waarden wel/niet kunnen worden ontwikkeld of versterkt? En: waar zouden woonmilieus kunnen komen? Als deze vragen beantwoord zijn, is het mogelijk gebieden aan te wijzen die teruggegeven kunnen worden aan de natuur of die ‘losgelaten’ kunnen worden. Geef de bewoners het heft in handen. Schenk ze de vrijheid om hun woonomgeving naar eigen inzicht te beheren. Ruimtevreters Belangrijk is een compleet, voor iedereen bereikbaar pakket aan voorzieningen. Beter is het te kiezen voor kleinschalige faciliteiten aan de randen van wijken om tegelijk het (groene) landschap te benutten en te ervaren. Kies ook voor Betrek ontwerpers in het proces. Met brengen. In samenspraak met ontspreiding van voorzieningen over hun ideeën en verbeelding helpen zij werpers (architecten, stedenbouwdorpen: in dorp A de basisschool, bewoners, woningcorporaties, be- kundigen en landschapsarchitecten) in dorp B de bibliotheek, in dorp C leidsmakers en bestuurders in zorg en partijen uit het maatschappelijk de winkels voor dagelijkse bood- en onderwijs bij het vinden van op- middenveld (woningcorporaties, zorgschappen en in dorp D het culturele lossingen. Vooral corporaties kunnen en onderwijsinstellingen) kunnen ze centrum. Alle voorzieningen dienen een initiërende en katalyserende rol krimpgebieden opnieuw definiëren. uiteraard goed bereikbaar te zijn. Te spelen. Zij zijn in staat hun woning- Studies laten zien dat in andere grendenken valt aan een ‘mobiele brigade’ beleid regionaal en lokaal op elkaar zen moet worden gedacht dan louter die mensen bij voorzieningen brengt afstemmen. Samen met onderwijs- en de gemeentelijke. Gemeenten moeof omgekeerd. Zoals vervoer van zorginstellingen kunnen zij de motor ten dus samenwerken en provincies kinderen naar school, van ouderen zijn van integrale ontwikkelingen. kunnen grenzen doen vervagen om en gehandicapten naar activiteiten Ook kunnen zij de betrokkenheid van gebieden nieuw elan te geven. Door en een boodschappendienst voor bewoners vergroten. tijdig alle betrokken partijen bij elkaar werkende mensen of mensen die te brengen, kunnen ze met elkaar minder mobiel zijn. En nu verder! zoeken naar nieuwe mogelijkheden Bij het in kaart brengen van moge- De komende periode is het van be- voor (toekomstige) krimpgebieden. lijkheden voor nieuwe economische lang dat gemeenten, provincies en Het terugbrengen van de vitaliteit en activiteiten is de vraag welke acti- landelijke overheden de resultaten dynamiek in de regio is daarbij de viteiten het meest kansrijk zijn voor van de Ontwerplabs Krimp verder sleutel tot succes. <<< de beroepsbevolking en waar ze kunnen komen? Juist krimpgebieden De auteurs van Anticipeer op krimp zijn Maarten Georgius en Jan van Dijk. zijn geschikt voor ‘ruimtevreters’. In Maarten Georgius is beleidsadviseur bij Aedes, de branchevereniging van deze gebieden is - nu of later - veel woningcorporaties. Jan van Dijk is architect, bestuurslid BNA en voorzitter van ruimte beschikbaar. Denk aan ener- de Stuurgroep Krimp. Het artikel is verschenen in ‘dossier Krimp’ van Noordergiewinning (windmolenparken, velden breedte, een tijdschrift over het landschap, de cultuurhistorie, de natuur en het met zonnepanelen), (biologische) milieu van Friesland, Groningen en Drenthe.In welke mate en waar vindt het landbouw en visserij, recreatie en verschijnsel plaats, en wat is er aan te doen, zijn vragen waarop de auteurs toerisme (sportparken, maneges, en geïnterviewden in dit dossier trachten behartenswaardige antwoorden te evenemententerreinen, jachthavens). geven. Het complete dossier kunt u downloaden op www.noorderbreedte.nl nummer 3 - oktober 2009
Schaken met ambulanceauto’s (1) Wie in de Regio Hart voor Brabant ambulancezorg nodig heeft, krijgt met hulpverleners van de Regionale Ambulance Voorziening Midden-WestNoord te maken. De RAV bestaat uit twee onderdelen: de ambulancezorg en de meldkamer ambulancezorg. 24 uur per dag, zeven dagen per week staan de hulpverleners van de ambulancezorg klaar om medische hulp te verlenen. Meestal gebeurt dat rustig en weinig opvallend, soms met grote spoed, met sirene en zwaailichten.
Ger Jacobs van de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Brabant Midden-West-Noord
Toegespitst op de regionale ambulance voorziening en kleine kernen een gesprek met Ger Jacobs, manager van RAV Brabant Midden-WestNoord. Ger Jacobs: “In het verleden was het de provincie die de bevoegdheid had om een spreidingsplan te maken en vergunningen af te geven. De provincie bepaalde tevens de standplaatsen en het aantal auto’s. Vanaf 1996 was er veel te doen over de kwaliteit en de bereikbaarheid van de ambulancezorg. Zo moet iemand met een ernstige aandoening binnen het uur in het ziekenhuis zijn om een kans op overleven te maken. Wij hebben vervolgens in 2000 samen met de provincie, de GGD ZuidoostBrabant en de GGD West-Brabant voor Brabant een nieuw concept spreidingsplan gemaakt, met dezelfde methodiek die ook voor het landelijk spreidingsplan werd gebruikt. Helaas, de zorgverzekeraars die het
10
plan moesten financieren gingen niet akkoord, want het betekende een verdubbeling van auto’s en standplaatsen en dat konden ze niet betalen. Uiteindelijk heeft, na het nodige soebatten met de betrokken partijen, de toenmalige minister Borst gezegd dat de ambulancezorg beter moest. Dat heeft in 2001 geleidt tot het project ‘Programma versterking Ambulancezorg’, dat uiteindelijk weer heeft geleidt tot een nieuw landelijk referentiekader. Een referentiekader dat niets anders was dan een spreidingsplan voor heel Nederland, waarin ook de beschikbaarheid van alle ambulances in Nederland was opgenomen. Daarvoor zijn bij alle meldkamers de ritgegevens opgevraagd, want iedere rit wordt geregistreerd, vervolgens is een computer met die database aan het rekenen geslagen en kwam er een schitterend plan uit voor heel Nederland. Want het uitgangspunt
van de minister was dat de provincies schitterende plannen maken, maar niet over de provinciegrens heenkijken met het risico dat er in een straal van vijf kilometer twee ambulancestandplaatsen zouden kunnen zijn. Met dat ministeriële plan waren dan weliswaar de standplaatsen voor Nederland bepaald, maar nog niet het aantal auto’s. Na een aantal kabinetswisselingen is minster Hoogervorst uiteindelijk het plan gaan uitvoeren. Er zijn uitgangspunten vastgelegd die uiteindelijk bepalend zijn geweest niet alleen voor de hoeveel auto’s, maar ook voor de extra financiële middelen die beschikbaar kwamen.” 95 procent binnen 15 minuten Ger Jacobs: “De minister heeft destijds wel laten weten dat in het nieuwe plan de standplaatsen zo verdeeld moesten worden dat 95 procent van de Nederlandse bevolking binnen 15 minuten bereikt moet kunnen worden. Dat betekent dus in feite dat je de auto’s daar neerzet waar de meeste mensen wonen en dat is dus in de grote steden. Blijft dus het probleem dat er kleine kernen zijn die verder van de standplaats afliggen en waar we dus nooit binnen die gestelde 15 minuten kunnen zijn. De minister heeft vervolgens ook bepaald dat in 5 procent van de gevallen dat er een spoedmelding komt, het acceptabel is dat er op de dichtstbijzijnde post geen auto aanwezig is. Voor alle duidelijkheid, dat betekent dus dat er in 5 procent van de gevallen dat er een spoedmelding komt, een wagen van een andere standplaats moet komen in plaats van de dichtstbijzijnde.” Overschrijdingen gezakt “De zorgverzekeraars kwamen met extra geld over de brug waarvoor ze prestatieafspraken wilden maken en daardoor het aantal overschrijdingen konden zien dalen. Daar zijn we aan gaan werken en over het hele RAV>>> nummer 3 - oktober 2009
>>> gebied is het aantal overschrijdingen gezakt van 16 procent naar 9 procent. Terwijl er wel vanaf 2003 jaarlijks een gemiddelde productiestijging is van 5 procent, want het aantal ritten is sterk toegenomen. Waren het in 2003 voor Brabant Noord 26.000 ritten, nu zitten we op 35.000. Maar de berekeningen zijn nog gebaseerd op de het aantal ritten uit 2003. Omdat de minister ook zag dat het aantal ritten
een overschrijding van 84 procent, maar dat hebben we kunnen terugbrengen naar 50 procent. Wij zijn 60 keer per jaar voor een spoedgeval in de gemeente Baale-Naussau, 50 procent overschrijding betekent dus 30 patiënten waar het langer duurt dan 15 minuten voor de ambulance er is. In Breda rijden we 2500 keer per jaar met spoed, echter, 3 procent overschrijding in Breda zijn nog altijd 75 patiënten. En dat is moeilijk uit
Het werkgebied van de Regionale Ambulance Voorziening Midden-West-Noord
toenam en daarmee ook de kosten, heeft hij het aantal ritten bevroren. Dat hield dus in dat wij er geen geld bijkregen. Maar dat betekende ook dat de zorgverzekeraar ons afrekent op onze prestatie op RAV-niveau. We mogen dus maar 6 á 7 procent overschrijdingen hebben en als we dat niet halen wordt er gekort op onze financiën. Maar nu komen de kleinere gemeenten in het geweer. Heeft Den Bosch bijvoorbeeld maar 3 procent overschrijdingen en Lith 17 procent, dan zegt de gemeente Lith, ja maar dat kan niet, wij worden benadeeld! En daar zit nu net het probleem voor de kleine kernen. Als wij een auto uit de grote stad halen en bijvoorbeeld in Lith of een andere kleine kern plaatsen, kan de overschrijding in Lith van 17 procent naar 12 procent zakken. Maar 17 procent overschrijding in Lith zijn op jaarbasis 20 patiënten en de 3 procent in Den Bosch zijn 200 patiënten. Dat is het lastige in het hele verhaal. Zo had Baale-Naussau bijvoorbeeld nummer 3 - oktober 2009
te leggen, niet alleen aan de burger, maar vooral ook aan de kleine kernen, want iedereen betaalt toch dezelfde premie.” 15 minuten zijn 12 minuten “En dan is er nog die norm van 15 minuten, die eigenlijk maar 12 minuten is. We hebben als sector ooit die norm van 15 minuten aanvaard. Ik ben van mening dat iedere Nederlander na 15 minuten recht heeft op een ambulance. Na melding hadden we 15 minuten de tijd om bij de patiënt te komen, maar de minster heeft beslist dat de meldingstijd eraf moet, want het is 15 minuten na melding. Na melding hebben de centralisten twee minuten de tijd om te beslissen wat voor rit het is, bijvoorbeeld een spoedrit en heeft het ambulancepersoneel vervolgens een minuut de tijd om in de auto te stappen. Dat betekent dat er effectief maar 12 minuten overblijven om bij de patiënt te komen. Dus de overschrijdingen
stegen explosief. Gelukkig is dat weer gedaald, maar de burger heeft nog steeds het beeld dat er binnen 15 minuten een ambulance moet zijn. Maar dat komt ook door de campagnes zoals ‘Bel 1-1-2’ en ‘Als iedere seconde telt’.” “Echt levensbedreigende gevallen zoals een auto tegen een boom of een hartstilstand, daar zijn die 15 minuten voor. De spoednorm is 30 minuten. 32 procent van de ritten zijn A1 of spoed, 33 á 34 procent zijn A2, minder spoed maar nog steeds spoed en de rest is het patiëntenvervoer van A naar B. Maar bijna iedere Nederlander heeft het idee dat als 1-1-2 wordt gebeld er binnen 15 minuten een ambulance voor de deur moet staat. We krijgen daar ook wel eens klachten over, bijvoorbeeld van een burgemeester van een kleine kern die had gehoord dat een voetballer met een enkelblessure 20 minuten op het voetbalveld had liggen wachten voordat de ambulance kwam. Wij moeten de burgemeester dan uitleggen dat het een A2 indicatie betreft, niet levensbedreigend en de norm hiervoor 30 minuten is. Dus er is voor ons nog werk aan de winkel om dat het publiek uit te leggen. Die 15 minutennorm is overigens nergens op gebaseerd. Als iemand met zijn auto tegen een boom botst en de airbag heeft hem opgevangen en hij heeft twee gebroken benen en verder geen letsel, maakt het niet zoveel uit of de ambulance er na 15 minuten of na 30 minuten is. Maar als iemand een hartstilstand krijgt en er is niemand in de buurt om te reanimeren en wij zijn er binnen 10 minuten dan is het eigenlijk al te laat. In 99 procent van de gevallen overlijd de patiënt alsnog in het ziekenhuis. Daarom geven wij er de voorkeur aan om die 15 minuten los te laten. Willen wij mensen redden dan moeten de premies omhoog en moet er op iedere hoek van de straat een ambulance staan. Maar dat zijn economische afwegingen en hebben wij dat er voor over?” <<< In het volgende nummer deel 2.
11
Eerste ‘rijksbufferzones’ in Noord-Brabant Wat nog resteert aan open gebied tussen Eindhoven en Helmond krijgt de status van ‘rijksbufferzone’. Dat geldt ook voor het gebied tussen Breda en Tilburg, kondigt minister Jacqueline Cramer (Ruimte) aan in haar begroting voor 2010. Het zijn de eerste rijksbufferszones in Noord-Brabant. De zones moeten voorkomen dat steden aan elkaar groeien. Er mogen bijvoorbeeld geen grote woonwijken bijkomen. Er moeten groene gebieden komen waar omwonende stedelingen kunnen recreëren. Boeren moeten wandelpaden op hun land toelaten. De minister gaat de plannen met provincie en gemeenten verder uitwerken. Nederland kent tien rijksbufferszones. De meeste zijn te vinden in de Randstad, bijvoorbeeld tussen
KERNKRACHT is een uitgave van de vereniging kleine kernen noord-brabant en komt tot stand met financiële ondersteuning van de provincie Noord-Brabant. Met medewerking van: Peter Franken Tini Hendriks Ger Jacobs Bert van Kesteren Wim van Lith Marijke Timmermans Frans Vriens Realisatie: Ursem Communicatie vereniging kleine kernen noord-brabant Stationsstraat 15 Postbus 90123 5000 LA Tilburg Telefoon: (013) 535 15 35 E-mail:
[email protected] Website: www.vkknoordbrabant.nl
12
Amsterdam en Purmerend (Waterland), tussen Den Haag, Delft en Zoetermeer en Midden-Delfland. Vorig jaar kwam daar de regio Arnhem-Nijmegen bij. Kenmerkend is dat deze gebieden door stadsuitbreiding steeds dichter naar elkaar groeiden. <<<
Toekomstbus In week 48 en 49 toert de Toekomstbus door Nederland. Dit op initiatief van onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Aedes. In iedere gemeente die meedoet, stopt de bus anderhalf uur. Dé gelegenheid om lokaal aandacht te vragen voor centraal thema’s in de
toekomstplannen van de gemeente. Ruim vijftig gemeenten hebben zich al aangemeld. Aansprekende thema’s voor debat, exposities en presentaties in de bus zijn bijvoorbeeld: • demografische ontwikkelingen (krimp) • wonen • jeugd • arbeidsmarkt <<<
Agenda 2009 Woensdag 28 oktober Algemene bestuursvergadering Woensdag 11 november Thema-avond ‘De veranderende bevolkingssamenstelling en wat zijn de gevolgen?’ Locatie: Dorpshuis De Wis in Langenboom Aanvang: 20.00 uur
Woensdag 18 november Thema-avond ‘De veranderende bevolkingssamenstelling en wat zijn de gevolgen?’ Lokatie: Gemeenschapshuis De Standaard in Standdaarbuiten Aanvang: 20.00 uur
Woensdag 9 december Algemene bestuursvergadering
nummer 3 - oktober 2009