Samenvatting van de productkenmerken
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Gliclazide Mylan 80 mg tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke tablet bevat: gliclazide 80 mg. Hulpstof(fen): elke tablet bevat 33 mg lactose monohydraat. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Tablet. Witte, ronde tabletten met een breuklijn aan één zijde. De tablet kan verdeeld worden in gelijke helften. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Behandeling van diabetes mellitus type 2, die onvoldoende gecontroleerd wordt door nietfarmacologische middelen (aangepaste voeding en regelmatige fysieke activiteit) 4.2 Dosering en wijze van toediening Tabletten voor oraal gebruik. De gewenste bloedsuikergehaltes evenals de dosering van Gliclazide Mylan moeten individueel worden bepaald in functie van de graad van de diabetes. VOLWASSENEN: de gebruikelijke aanvangsdosis bedraagt 40 tot 80 mg per dag (= ½ tablet tot 1 tablet), vóór het ontbijt. Indien noodzakelijk kan de dosis verhoogd worden met 40 tot 80 mg om de 7-14 dagen, tot een adequate controle van de glycemie is bereikt. De maximale dosis bedraagt 320 mg/dag. De gebruikelijke onderhoudsdosis varieert tussen 80 en 160 mg met twee toedieningen per dag (vóór het ontbijt en het avondeten). Hoewel het niet bewezen is dat een dosering hoger dan 160 mg/dag een verbetering van de controle van de glycemie teweegbrengt, mogen hogere dosissen tot 320 mg per dag worden toegediend. OUDERE PATIENTEN: de gebruikelijke aanvangsdosis van de behandeling bedraagt 40 mg/dag (een halve tablet), in te nemen vóór het ontbijt. De posologie kan indien nodig verhoogd worden met 40 mg om de 7-14 dagen. Bij het voorschrijven van doseringen hoger dan 160 mg/dag, is vooral in geval van verminderde nierfunctie bijzondere aandacht vereist. KINDEREN : Gliclazide Mylan is gecontra-indiceerd bij kinderen (zie rubriek 4.3). Gliclazide is niet aangewezen voor de behandeling van diabetes mellitus type 1. Gliclazide Mylan tabletten moeten ingeslikt worden zonder kauwen bij voorkeur 30 minuten vóór de maaltijd ingenomen.
1/9
Samenvatting van de productkenmerken
4.3 Contra-indicaties Gliclazide mag niet worden toegediend in de volgende gevallen: − insuline-afhankelijke diabetes mellitus type 1 − acidoketotische diabetes − diabetische pre-coma en coma − na een mislukte behandeling met sulfonylurea − in geval van ernstige nier- en/of leverinsufficiëntie − wanneer de inname van insuline noodzakelijk is zoals bij chirurgische ingrepen, ernstige traumata of infecties − bij personen die allergisch zijn aan gliclazide, sulfonylurea, sulfonamiden of aan één van de hulpstoffen van de tabletten − bij kinderen − tijdens de zwangerschap of borstvoeding. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Het gebruik van sulfonylurea moet worden beperkt bij behandeling van “ouderdomsdiabetes” niet-acidoketotische diabetes, die niet kan gereguleerd worden door een aangepaste voeding en waarvoor een behandeling met insuline niet is aangewezen. De bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik zijn van toepassing bij: Hypoglycemie Sulfonylurea, toegediend in een te hoge dosis dan normaal vereist, kunnen soms een ernstige hypoglycemie veroorzaken, met mogelijk neurologische letsels en fatale gevolgen. Gliclazide Mylan kan in de volgende situaties matige tot ernstige gevallen van hypoglycemie uitlokken: − bij onvoldoende opname van calorieën en suikers − bij het voorschrijven van te hoge doseringen van het geneesmiddel of accidentele overdoseringen − bij langdurige fysieke inspanning − bij patiënten met niet-behandelde schildklierstoornissen. Met het oog op de verlaging van het risico op hypoglycemie is het aangeraden om de behandeling te starten met een lage dosis Gliclazide Mylan. Een aangepaste selectie van de patiënten en het respecteren van de posologie en de gebruiksaanwijzing zijn belangrijk bij het voorkomen van hypoglycemische aanvallen. Nier- of leverinsufficiëntie kunnen de concentratie van het geneesmiddel in het bloed doen toenemen. Leverinsufficiëntie kan ook de neoglucogenese afremmen. Deze twee pathologieën verhogen dus het risico op ernstige hypoglycemische reacties. Oudere, verzwakte, ondervoede patiënten en patiënten met een insufficiëntie van de bijnier of van de hypofyse zijn bijzonder gevoelig aan de hypoglycemische werking van de geneesmiddelen die het bloedsuikergehalte verlagen. Hypoglycemie is soms moeilijk op te sporen bij oudere patiënten en patiënten die β-blokkers toegediend krijgen. Het optreden van hypoglycemie komt het meest voor bij onvoldoende inname van calorieën, na een intense of langdurige activiteit, bij alcoholgebruik of als men meer dan één glycemieverlagend geneesmiddel gebruikt.
2/9
Samenvatting van de productkenmerken
De onmiddellijke inname van carbohydraten (glucose of suiker onder de vorm van suikerklontjes, fruitsap of gesuikerde thee, zie rubriek 4.9) zorgt voor een snelle controle van de hypoglycemie. Teneinde een accidentele hypoglycemie snel te corrigeren, moeten de patiënten altijd 1 à 2 suikerklontjes bij de hand hebben. Om het risico op hypoglycemie te verminderen dienen bij de eerste maal dat Gliclazide Mylan wordt voorgeschreven een aantal voorzorgen in acht te worden genomen; het betreft hier de aanpassing van de dosering in functie van de bloedsuikergehaltes gedurende de eerste maanden en het starten van de behandeling met lage dosissen, in het bijzonder bij oudere personen en patiënten met nier- en/of leverstoornissen. Controleverlies op het bloedsuikergehalte Bepaalde omstandigheden zoals koorts, traumata, infecties, chirurgische ingrepen kunnen de behandeling op basis van gliclazide afremmen. Het kan hierdoor noodzakelijk zijn de behandeling met gliclazide te onderbreken en insuline toe te dienen. Om hyperglycemie te vermijden, mag een gelijktijdige toediening van Gliclazide Mylan met middelen die het bloedsuikergehalte verhogen (zie rubriek 4.5) niet gebeuren zonder nauwlettende controle van de glycemie. Leverstoornissen Diverse leverstoornissen vormen een tegenindicatie voor het gebruik van Gliclazide Mylan, omdat gliclazide bijna volledig wordt gemetaboliseerd in de lever. Bij matige leverstoornissen is een vermindering van de dosering aangewezen. Nierstoornissen Hoewel nierstoornissen de farmacokinetische eigenschappen van gliclazide niet significant lijken te verhogen, is het toch aangewezen de maximale dosis te verlagen zodra de creatininemie begint te stijgen. Oudere personen Bepaalde bejaarde patiënten zijn gevoeliger aan het geneesmiddel dan anderen. Ondanks het feit dat de bloedklaring niet veranderd is en de verhoging van de plasmawaarden onwaarschijnlijk lijkt, is het toch aangeraden de behandeling te starten met een zo laag mogelijke dosis. De arts zal de patiënt niet alleen inlichtingen geven over de frequentie van de glycemiecontroles maar ook over de frequentie en het tijdstip van de urinecontrole. Het is bovendien aangewezen om regelmatig het geglycoseerd hemoglobine te controleren. Gliclazide Mylan bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose intolerantie, Lapp lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie De gelijktijdige toediening van bepaalde geneesmiddelen kan een verhoging van het hypoglycemisch effect en gevoeligheid voor hypoglycemie veroorzaken, en een aanpassing 3/9
Samenvatting van de productkenmerken
van de dosering kan noodzakelijk zijn. Het betreft hier volgende geneesmiddelen: − middelen gebruikt voor dezelfde indicatie zoals insuline, acarbose, andere sulfonylurea (simultaan gebruik is afgeraden), biguaniden − sulfamiden, fenylbutazone, NSAID’s, aspirine en salicylaten, coumarine anticoagulantia, allopurinol, miconazole, ketoconazole − fibraten (patiënten onder Gliclazide Mylan moeten strikt gevolgd worden bij het starten en het beëindigen van een behandeling met fibraten) − theofylline, cafeïne, mono-amine-oxidase-remmers − β-blokkers (deze beïnvloeden het herstel van hypoglycemie en onderdrukken hypoglycemische symptomen) − inhibitoren van het angiotensine conversie enzyme(ACE-remmers) − anabole steroïden en androgenen − chloramfenicol − cyclofosfamide en derivaten. Andere geneesmiddelen kunnen het hypoglycemisch effect verminderen en de neiging tot hyperglycemie verhogen. In deze gevallen kan de aanpassing van de dosis gliclazide eveneens vereist zijn. Het betreft hier volgende geneesmiddelen: − barbituraten, fenytoïne en rifampicine − corticoïden, corticotropine, oestrogenen, progestagenen, orale contraceptiva, diazoxide en sympathomimetica, thyroïdhormonen − thiazide diuretica (hyponatriëmie werd gerapporteerd bij gelijktijdig gebruik met gliclazide) Alcohol kan een verhoging van de bloedsuikerwaarden veroorzaken. Grote hoeveelheden alcohol kunnen de gluconeogenese verminderen en zo het risico op hypoglycemie doen toenemen. Er moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan koolhydraten in alcoholische dranken. De H2-receptor-antagonisten (cimetidine, ranitidine) kunnen de glycemie doen toe- of afnemen en aldus het effect van de sulfonylurea verlagen. Patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken, dienen met hun behandelende geneesheer eventuele interacties met Gliclazide Mylan te bespreken. 4.6 Zwangerschap en borstvoeding Er bestaan geen gegevens omtrent het gebruik van Gliclazide Mylan tijdens de zwangerschap. In geval van diabetes tijdens de zwangerschap zijn orale hypoglycemiërende geneesmiddelen niet aangewezen daar een betere glycemiecontrole wordt bekomen met insuline. Het is aangeraden om vóór het begin van de zwangerschap de inname van orale hypoglycemiërende geneesmiddelen stop te zetten in het voordeel van insuline. Er is geen enkel gegeven beschikbaar over de aanwezigheid van Gliclazide Mylan of de metabolieten ervan in de moedermelk. Het gebruik van Gliclazide Mylan wordt afgeraden bij moeders die borstvoeding geven. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Het concentratie- en reactievermogen bij patiënten kan verlaagd zijn tengevolge van hypoglycemie of hyperglycemie of, bijvoorbeeld, door een vermindering van het gezichtsvermogen. Dit kan een risico vormen in situaties waarbij deze capaciteiten van groot belang zijn (bijvoorbeeld het besturen van een voertuig of het gebruik van machines). Patiënten die een voertuig besturen worden daarom aangeraden specifieke voorzorgen te
4/9
Samenvatting van de productkenmerken
nemen om het optreden van hypoglycemische periodes te vermijden. Deze aanbevelingen zijn bijzonder belangrijk voor hen die een verminderd waarnemingsvermogen hebben voor de symptomen van hypoglycemie en voor hen die vaak hypoglycemische periodes doormaken. In deze laatste gevallen zou het besturen van voertuigen moeten worden afgeraden. 4.8 Bijwerkingen Bij dosissen voorgeschreven ter behandeling van ouderdomsdiabetes, is de meest vastgestelde bijwerking hypoglycemie, die veeleer het gevolg is van een overdosering of een ongepast dieet dan van een bijwerking van het geneesmiddel en bijgevolg kan worden verbeterd door een verlaging van de dosering. De frequenties van de nevenwerkingen worden geklasseerd als volgt: zeer vaak (> 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1000, < 1/100), zelden ( 1/10 000, < 1/1000), zeer zelden (< 1/10 000) met inbegrip van meldingen van geïsoleerde meldingen gevallen. Binnen iedere frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Bloedlymfestelselaandoeningen Zenuwstelselaandoeningen
en Zelden (≥1/10,000, Leukopenie, agranulocytose, trombocytopenie, hemolytische anemie, aplastische anemie. <1/1,000): Zelden (≥1/10,000, Duizeligheid. <1/1,000):
Maagdarmstelselaan Vaak -doeningen <1/10):
Huidonderhuidaandoeningen
stoornissen (zoals (≥1/100, Gastro-intestinale abdominale pijnen, nausea en braken, dyspepsie, diarree, constipatie) werden waargenomen. Als deze stoornissen optreden, kunnen zij worden vermeden of verminderd door gliclazide tijdens het ontbijt in te nemen.
en Zelden (≥1/10,000, Huidreacties (erytheem, pruritis) <1/1,000):
Voedingsen Vaak stofwisselingsstoor<1/10): nissen
(≥1/100, Hypoglycemie* hieronder).
(zie
bijkomende
informatie
Zelden (≥1/10,000, Lichte reacties, zoals deze veroorzaakt door disulfiram, na alcoholgebruik. <1/1,000): Leveren Zelden (≥1/10,000, Sulfonylurea kunnen occasioneel galaandoeningen leverfunctiestoornissen veroorzaken, die in <1/1,000): zeldzame gevallen kunnen leiden tot hepatitis. * Hypoglycemie Alle sulfonylurea kunnen hypoglycemie veroorzaken. Dit kan verergerd worden door gliclazide en kan leiden tot een ernstige hypoglycemie met levensbedreigende coma. In geval van hersenletsels met een trage en progressieve evolutie (neuropathie van het
5/9
Samenvatting van de productkenmerken
neurovegetatief systeem) of behandeling op basis van sympathicolytica (zie ‘Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik’ en ‘Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie’), kunnen de typische preklinische symptomen van hypoglycemie discreet en zelfs afwezig zijn. Hypoglycemie wordt bepaald door een verlaagde glycemie van ongeveer minder dan 50-40 mg/dl. De preklinische symptomen die hierop volgen, moeten de patiënt en zijn omgeving alarmeren voor het optreden van een verlaging van het bloedsuikergehalte: plots optredend zweten, hartkloppingen, beven, hongergevoel, agitatie, prikkelingen ter hoogte van de mond, bleekheid, hoofdpijn, slaperigheid, slaapstoornissen, angst, depressie, opvliegendheid, gedragsstoornissen, wankelbaarheid, voorbijgaande neurologische symptomen (spraak- en gezichtsstoornissen, paralyse, gevoelsstoornissen). In ernstige gevallen kan de patiënt zijn zelfcontrole en het bewustzijn verliezen. Op dat moment is de huid vaak koud en kunnen krampen optreden. Voor de behandeling van hypoglycemie, zie rubriek “Overdosering”. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie EUROSTATION II Victor Hortaplein, 40/ 40 B-1060 Brussel Website: www.fagg.be e-mail:
[email protected] 4.9 Overdosering Accidentele of vrijwillige overdosering van sulfonylurea, gliclazide inbegrepen, kan leiden tot hypoglycemie (symptomen: zie rubriek 4.8). Behandeling De symptomen van lichte hypoglycemie, zonder bewustzijnsverlies of neurologische verschijnselen, moeten onmiddellijk behandeld worden door de orale inname van glucose en door het aanpassen van de dosering van het geneesmiddel en/of het dieet. Hieropvolgend moet een controle worden verricht zolang de geneesheer niet zeker is of de patiënt buiten gevaar is. Ernstige hypoglycemische reacties met coma, convulsies of andere neurologische aandoeningen komen slechts zelden voor, maar vereisen dringende medische interventies met onmiddellijke hospitalisatie. Als men een hypoglycemisch coma vaststelt of ervoor vreest, moet men de patiënt zo snel mogelijk een geconcentreerde glucose-oplossing (50%) intraveneus toedienen. Daarna is een continue perfusie van een meer verdunde glucoseoplossing (10%) noodzakelijk, volgens een ritme die de glycemiewaarde hoger houdt dan 100 mg/dl. De patiënten moeten gedurende minstens 48 uren aandachtig worden gevolgd; de arts zal in functie van de toestand van de patiënt op dat moment beslissen of een verdere opvolging nodig is. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen
6/9
Samenvatting van de productkenmerken
Farmacotherapeutische categorie: orale geneesmiddelen van de groep der sulfonylurea, onderdrukkers van glycemie, gliclazide, ATC-code: A10BB09. Werkingsmechanisme 1. Hypoglycemische werking Zoals andere sulfonylurea verlaagt gliclazide het glucosegehalte in het bloed bij gezonde vrijwilligers en bij niet-insulinedependente diabetici, waarbij niet alleen de onaangepaste secretie van insuline wordt gecorrigeerd maar ook de perifere resistentie voor insuline. De niet-gestimuleerde en de gestimuleerde afscheiding van insuline door de β-cellen van de pancreas stijgt tengevolge van de toediening van gliclazide, waarbij de eerste en tweede fase van de secretie aangetast is. De effecten buiten de pancreas herstellen de perifere gevoeligheid voor insuline, terwijl ze de productie van glucose in de lever doen verminderen en de glucoseklaring evenals de activiteit van de glycogeen-synthase ter hoogte van de skeletspieren doen toenemen. Deze effecten lijken niet gebonden aan het aantal, de affiniteit en de functie van de insulinereceptoren. 2. Hemobiologische effecten Gliclazide veroorzaakt specifieke hemobiologische effecten zoals de reductie van de adhesiviteit en de aggregatie van de bloedplaatjes, de verhoging van de vrijgave van de plasminogene activator door de vaatwanden en verlaagt de hoeveelheid vrije radicalen door de verhoging van de activiteit van de superoxyde dismutase. 3. Microangiopathie Klinische gegevens doen vermoeden dat een langdurige toediening van gliclazide de progressie van diabetische retinopathie in grotere mate kan vertragen dan andere sulfonylurea of een dieet. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Gliclazide wordt grotendeels geabsorbeerd ter hoogte van de gastro-intestinale tractus, maar de absorptiewaarden verschillen aanzienlijk naargelang de individuen die ingedeeld kunnen worden in trage of snelle “absorbeerders”. De bio-equivalentietesten die zijn uitgevoerd bij 20 gezonde, mannelijke vrijwilligers, met een leeftijd van 33 ± 7 jaar, hebben aangetoond dat bij een inname van 80 mg de maximale concentratie (Cmax) 2.652 ± 0.651 mg/L (test) en 2.647 ± 0.542 mg/L (referentie) bedroeg, met respectievelijk een tmax van 9 uur (3-9) en 7.5 uur (3-12). Stabiele concentraties werden bekomen na een toediening van 2 dagen. De gemiddelde plasmahalfwaardetijd bedraagt 10 uur en het distributievolume ongeveer 25L. Nierinsufficiëntie in associatie met diabetes verlengt de plasmahalfwaardetijd, maar niet op een significante wijze, zodat aanpassingen van de dosering niet nodig zijn bij aanwezigheid van nierinsufficiëntie. Ongeveer 95% van de gliclazide is gebonden aan plasmaproteïnen, hoofdzakelijk aan
7/9
Samenvatting van de productkenmerken
albumine. Studies bij ratten met gemerkt 14C hebben aangetoond dat gliclazide, toegediend via orale of intraveneuze weg, de neiging had zich te concentreren ter hoogte van de lever en de nieren. Een geringere hoeveelheid bevond zich in de pancreas en de bijnieren en een zeer kleine hoeveelheid gliclazide werd teruggevonden ter hoogte van het centraal zenuwstelsel. In geen enkele studie werd melding gemaakt van de aanwezigheid van het product in de moedermelk. Gliclazide wordt grotendeels geoxydeerd (de metabolieten hebben geen hypoglycemisch effect). Minder dan 20% van het niet-gemetaboliseerde product wordt onveranderd teruggevonden in de urine, die de belangrijkste eliminatieweg vormt voor het product en de metabolieten ervan. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Uit onderzoek naar de toxiciteit te wijten aan een chronisch gebruik van het geneesmiddel, zijn er geen elementen aan het licht gekomen die wijzen op de aanwezigheid van ongekende collaterale effecten bij de mens. In vivo en in vitro studies hebben geen mutagene effecten aangetoond. De carcinogeniciteit werd niet bestudeerd. Tijdens de behandeling met gliclazide werd geen enkel teratogeen effect bij het dier waargenomen, maar er zijn wel toxische effecten bij de foetus beschreven. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen Lactose monohydraat – microcristallijne cellulose natriumzetmeelglycolaat type A - magnesiumstearaat
PH101
–
Povidone
K30
–
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing 6.3 Houdbaarheid 3 jaar. 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 25°C. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Strip uit Al/PVC+PE+PVDC (aluminiumfilm: 20 ± 1.6 µm dik; plastiekfilm: PVC, 200 ± 10 µm dik - PE, 30 ± 3 µm dik; PVDC-laag: 90 g/m² ± 5%). Verpakkingsgrootten:
8/9
Samenvatting van de productkenmerken
- Kartonnen doos met 28 tabletten (2 x 14); - Kartonnen doos met 30 tabletten (2 x 15); - Kartonnen doos met 60 tabletten (3 x 20); - Kartonnen doos met 100 tabletten (5 x 20); - Kartonnen doos met 120 tabletten (6 x 20); - Kartonnen doos met 180 tabletten (9 x 20). Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen Geen bijzondere vereisten. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Mylan bvba/sprl, Terhulpsesteenweg 6A, B-1560 Hoeilaart 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE207121 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING A. Datum van eerste verlening van de vergunning: 10 maart 1998 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST Datum van herziening: 12/2014 Goedkeuringsdatum: 01/2015
9/9