De FNV In Beweging van 2009 tot 2013 Verantwoording door het federatiebestuur over de congresperiode Inleiding In mei 2009 werd in de Beurs van Berlage in Amsterdam het vierjaarlijkse congres van de FNV gehouden. Het federatiebestuur werd herkozen en via de congresresolutie werd het beleid voor de komende periode vastgelegd in de congresresolutie. Deze verantwoording gaat dan ook vooral over het beleid. Al is er in de tussentijd natuurlijk veel meer gebeurd. Maar dat komt op een ander manier aan de orde tijdens het congres van mei 2013. Wij beschrijven in algemene termen wat er is afgesproken op het congres door de hoofdstukken van de congresresolutie langs te lopen en geven aan wat de vakcentrale en bonden gedaan hebben om het afgesproken beleid uit te voeren. De congresresolutie gaat namelijk zowel over de lobby en het overleg in Haagse, lokale, Europese en internationale circuits, als over de belangenbehartiging in sectoren, op de werkvloer en op straat. De tekst heeft op verschillende punten daarom niet alleen betrekking op de agenda van de vakcentrale, maar ook op die van de bonden. Om deze gezamenlijkheid te benadrukken hebben de voorzitters van de FNV-bonden in 2009 de resolutie ook mee ondertekend. Het is dus als het ware niet een opdracht van het congres aan het federatiebestuur, maar een gezamenlijke opdracht van vakcentrale en bonden aan zichzelf. Na de beschrijving per onderdeel trekken we in het slothoofdstuk enkele conclusies. In de bijlage is de inhoud van de congresresolutie uitgesplitst in concrete doelen en resultaten. Met zwart hebben wij daarin aangegeven waar de voorgenomen inzet is geleverd, en met rood op welke onderdelen de uitvoering achterblijft bij de bedoelingen. Het gaat dus eerder om de inspanningen dan om de resultaten in strikte zin. Op een aantal punten gaat het in de resolutie bijvoorbeeld om wetgeving die de FNV tot stand wil brengen. Daarbij stond niet zozeer de haalbaarheid voorop, maar meer het ideaal waar de FNV naartoe wil werken. Als we daar alles voor ondernomen hebben wat in ons vermogen ligt, maar in de politiek is het uiteindelijk gestrand omdat er geen meerderheid voor te vinden was, leidt dat niet tot een rode score. Dat er tijdens deze congresperiode drie kabinetten zijn gevallen, speelt in dat opzicht natuurlijk mee. Ook in andere opzichten kan de context een bepalende rol spelen, zoals uit de algemene conclusies blijkt. Van belang is te bezien of de FNV in staat is zelf onderwerpen te agenderen, of vooral gedwongen is te reageren op wat er aan beleid op werknemers afkomt. De Communicatieraad, het adviesorgaan van de federatieraad op het terrein van het communicatiebeleid, heeft in het kader van een strategie voor de lange termijn het onderscheid geïntroduceerd tussen breaking, riding en making waves. Dit sluit aan op de breed gedeelde wens meer proactief en agendazettend op te treden en te voorkomen dat de FNV te vaak in een defensieve en conservatieve houding gedrukt wordt. Op advies van de Communicatieraad heeft de federatieraad besloten de ‘eigen boodschap’ in eerste instantie te richten op het begrip Veilig en Gezond Werken, als onderdeel van Gewoon Goed Werk. Aan het denken in golven ligt ten grondslag dat je meer effect kunt realiseren als je met de stroom mee gaat of een bestaande stroom bijstuurt dan als je pal tegen de stroom in wilt gaan of een nog niet bestaande politiek maatschappelijke beweging op gang wilt brengen. Het gaat er vooral om te kijken welke golven/ontwikkelingen (in wording) we vaardig kunnen benutten (riding waves). Maar soms moeten we wel tegen de stroom ingaan om onwenselijke ontwikkelingen te keren, al dan niet samen met anderen (breaking waves). Zelf een golf maken (making waves) is ideaal, maar lang niet altijd mogelijk of effectief. Aan de andere kant kan het van grote waarde zijn als het lukt een onderwerp te agenderen omdat het helpt het profiel en de visie van de FNV duidelijk over te brengen naar de leden en naar de samenleving. Zelfs al staat van tevoren vast dat een echt resultaat er niet in zit door de omstandigheden, bijvoorbeeld de politieke context. Per hoofdstuk kijken we wat deze benadering voor conclusies oplevert.
1
Eigenlijk was er in deze congresperiode sprake van drie soorten crises: - Na de kredietcrisis die begon in 2008 kwam de Europese schuldencrisis, die leidde tot overheidsinterventies bij de bankensector, maar ook tot forse (nieuwe) bezuinigingen. - De politieke situatie in Nederland was uiterst instabiel; we hebben drie kabinetten in vier jaar gekend, waaronder één minderheidskabinet (met gedoogsteun) en het huidige kabinet dat geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft. - De FNV raakte intern diep verdeeld naar aanleiding van het Pensioenakkoord. Voorzitter Agnes Jongerius en Algemeen Secretaris Peter Gortzak zijn vervolgens in juni 2012 afgetreden om ruimte te maken voor een vernieuwingsslag. Het is gelukt een gezamenlijk spoor uit de interne crisis te vinden door bemiddeling van de ‘verkenners’ Han Noten en Herman Wijffels, het vervolgtraject met de ‘kwartiermakers’ onder leiding van Jette Klijnsma en uiteindelijk de Stuurgroep FNV In Beweging, onder voorzitterschap van Ton Heerts, die gedurende het laatste jaar interim-voorzitter is geweest van FNV In Beweging en die samen met Catelene Passchier en Leo Hartveld de kar heeft getrokken. Catelene Passchier heeft tussentijds de portefeuille overgenomen van arbeidsvoorwaardencoördinator Wilna Wind, na haar vertrek begin 2010. Aan het federatiebestuur zijn enkele extra bestuurders gekoppeld voor specifieke portefeuilles: Ton Rolvink voor de pensioenen, Corrie van Brenk voor de Zorg, en Anne-Marie Snels voor jongeren. Het federatiebestuur is alle betrokkenen dankbaar voor hun rol in dit ingewikkelde en gevoelige proces. Het hoeft geen betoog dat de interne situatie die is ontstaan na de onenigheid over de pensioenen een effect heeft gehad op de uitvoering van de plannen. Vooruitlopend op de conclusies stellen wij hier echter al vast dat, ondanks de interne crisis die is ontstaan, zowel door de vakcentrale als door de bonden heel veel aandacht is besteed aan de gezamenlijke Gewoon Goed Werk-agenda. En dat dit uiteindelijk ook heeft geleid tot een Sociaal Akkoord waarin verbetering van de positie van flexwerkers een hoofdonderwerp is. Terugkijkend is er in feite een groot verschil tussen het begin van de congresperiode en het eind. Na de eensgezinde start in 2009 zijn we met zijn allen vrij snel in een crisissituatie terecht gekomen. Gaandeweg de periode, en zeker tegen het eind hebben we de omslag gemaakt naar een Beweging, een omslag die nog steeds gaande is. Ook het federatiebestuur en de vakcentrale zijn van beleidsapparaat naar een dynamische beweging gegaan. De aanleiding was gelegen in de interne verdeeldheid enerzijds en anderzijds in het kabinetsbeleid, dat vroeg om een sociaal antwoord. Het resultaat is dat de vakbeweging, en zeker FNV In Beweging, weer meespreekt en meestuurt op de verschillende niveaus. Centraal, maar zeker ook decentraal.
Namens het federatiebestuur, Leo Hartveld, Algemeen Secretaris en vicevoorzitter.
2
Thema’s in de congresresolutie Twee thema’s springen er duidelijk uit in de congresresolutie uit 2009. Hoofdthema is zonder meer Gewoon Goed Werk, de Nederlandse vertaling van het internationale begrip Decent Work, dat ook voor de internationale vakbeweging een hoofdonderwerp is. Het tweede thema is de internationale financiële crisis, die in 2009 al volop woedde. Dit thema klinkt door in verschillende hoofdstukken van de resolutie, zowel als het gaat om de oorzaken en de gevolgen, als om het voorkomen dat zoiets opnieuw gebeurt, en met zulke grote gevolgen. Daarnaast staan vertrouwde vakbondsonderwerpen centraal in de diverse hoofdstukken, zoals vakmanschap en zeggenschap, diversiteit, sociale zekerheid, zorg en marktwerking. Maar misschien nog wel het belangrijkste onderwerp is dat van het laatste hoofdstuk, dat gaat over de vakbond zelf: de organisatiegraad en de onderlinge samenwerking binnen de FNV. In deze rapportage lopen we de hoofdstukken van de resolutie door, waarbij het laatste het meeste aandacht krijgt, ook al vanwege de veelheid aan onderwerpen die daarin aan de orde komt. De onderstreepte begrippen zijn concreet genoemd in de congresresolutie.
1. Iedereen verdient Goed Werk Het eerste hoofdstuk bestaat uit twee onderdelen: Decent Work en Gelijk Loon voor Gelijk Werk en Evenwichtige inkomensverdeling. Naast de beloning en de andere arbeidsvoorwaarden die van belang zijn voor gewoon Goed Werk legt de resolutie de prioriteit bij de positie van flexwerkers. Dat is zonder meer terug te zien in diverse activiteiten van bonden en vakcentrale. In de cao-besprekingen, in concrete acties, en bijvoorbeeld in de nieuwjaarsspeech van de voorzitter. Er is dus op verschillende manieren aan gewerkt, er werden successen geboekt in cao-onderhandelingen, maar de concrete doelen (doorstroming naar vast werk, ontslagvergoeding, scholing) leidden in eerste instantie nog niet tot veel resultaat. Als gevolg van de crisis werden veel werkenden in de ‘flexibele schil’ als eerste de laan uitgestuurd. Vooral in de industriële sector bleek die schil veel groter dan werd aangenomen, soms was het zelfs meer dan 50% van alle werkenden. Toen de economie weer aantrok gingen grote werkgevers opnieuw vooral flexwerkers aannemen, en breidden zij de flexibele schil soms zelfs bewust uit. Versoepeling van regelgeving (UWV-uitvoeringsregels) die het voor werkgevers makkelijker moesten maken om van vaste werknemers af te komen en die te vervangen door flexwerkers heeft de FNV met succes aan de kaak weten te stellen bij de Tweede Kamer, die deze wijziging met een motie heeft voorkomen. Reden genoeg voor een nieuw offensief. In de brochure ‘Onzeker werk’ (najaar 2011) werd een schets gegeven van flexwerk in diverse sectoren. Oktober 2011 stond in het teken van ‘aandacht voor onzeker werk’, onder andere door het presenteren van deze brochure met voorbeelden uit de praktijk ter gelegenheid van de World Day for Decent Work (7 oktober 2011). Inzet voor de FNV is enerzijds de flexibele schil terugbrengen naar meer normale proporties, en anderzijds het verbeteren van de positie van flexwerkers. Vanaf 2011 werd de verbetering van de positie van flexwerkers ook een belangrijke inzet van het gecoördineerd arbeidsvoorwaardenbeleid Het lukte steeds beter de politiek ervan te overtuigen dat het in Nederland uit de hand is gelopen met de flexibele schil. In juli 2012 hebben de PvdA en de SP, gevoed door expertise vanuit de FNV vakcentrale en diverse bonden, een initiatiefwet gepresenteerd voor het aanpakken van ‘slechte flex’, met voorstellen tot aanscherping en verbetering van de Wet flexibiliteit en zekerheid. Het Regeerakkoord van VVD en PvdA bevatte weinig concreets op het terrein van flexwerk, maar gaf de sociale partners wel de mogelijkheid met betere voorstellen te komen. De inzet bij de besprekingen in het Haagse circuit is versterkt door een brandbrief van 8 sectorbestuurders uit sectoren van Bondgenoten, Bouw en Abvakabo aan de minister van SZW over de doorgeschoten flex in hun sectoren. Verder werd de druk opgevoerd door acties in diverse sectoren (Eemshaven, Distributiecentra Albert Hein, Thuiszorg e.d.). Ook werd door de Vakcentrale in samenwerking met de bonden een meldpunt ‘Kruimelcontracten’ gestart in oktober 2012, om het toenemend gebruik en misbruik van nul-uren en min-max contracten aan de kaak te stellen. Al deze initiatieven tezamen hebben zeker bijgedragen aan het resultaat dat werd behaald in het Sociaal Akkoord van april 2013. Daarmee is echt een belangrijke stap voorwaarts gezet om misbruik van schijnconstructies tegen te gaan, en de positie van flexwerkers te verbeteren.
3
Ondanks steun uit de Tweede Kamer voor afschaffen van het concurrentiebeding en ondanks aanhoudende druk vanuit de FNV schoof het kabinet maatregelen op dit vlak iedere keer voor zich uit. Bij het Sociaal Akkoord is het alsnog gelukt een verbod op het concurrentiebeding bij tijdelijke contracten af te spreken. FNV Jong heeft op meerdere momenten aandacht gevraagd voor de wens het minimumjeugdloon af te schaffen, en dit te vervangen door het minimumloon voor volwassenen. In een aantal cao’s is het gelukt een ‘vakvolwassenenloon’ vanaf 21 jaar te laten gelden, en in sommige ligt dat inmiddels zelfs op 18 jaar. Dat is ook het doel bij de cao’s die nu nog uitgaan van 21 jaar. De intentie om specifiek voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) beleid te ontwikkelen voor de invulling van Gewoon Goed Werk heeft tot nu toe geen specifieke aandacht gekregen. Dit zal bij de uitwerking van het Sociaal Akkoord zeker geagendeerd moeten worden. Evenwichtige inkomensverdeling kreeg op het congres extra aandacht door een actie van FNV Bondgenoten om de inzet te kiezen dat het hoogste salaris binnen een onderneming (c.q. arbeidsorganisatie) niet meer dan 20 keer zo hoog mag zijn dan het laagste salaris. Deze ‘Factor 20benadering’ heeft, mede door ondersteunende acties in enkele bedrijven door Bondgenoten, wel tot enige publiciteit geleid, maar van echte resultaten is nauwelijks sprake. Als gevolg van de crisis is er wel wat minder uitbundig beloond in sommige grote bedrijven, maar dat is geen structureel effect. Ook het bonusbeleid wordt in de resolutie aan de kaak gesteld. Inzet is een maximering van variabele beloningen aan de top van bedrijven op 50% van het salaris. Waar het Rijk directe invloed heeft, in de publieke sector en bij genationaliseerde banken, worden wel strengere grenzen gesteld. Mede dankzij de druk vanuit de FNV. In de publieke sector wordt gelet op de norm dat het salaris niet boven dat van de minister-president uit mag komen. Het verschil met de marktsector wordt zo alleen wel steeds groter. En juist de financiële sector is zichzelf weer volop gaan belonen. Overheden zijn op dat vlak onmachtig, of willen het beloningsbeleid niet eens aanpakken. De FNV heeft wel telkens aandacht gevraagd voor de noodzaak van een evenwichtiger beloningsbeleid, maar is onvoldoende in geslaagd dit probleem hoog op de agenda te krijgen. Wel werd voor de website een salarisvergelijker ontwikkeld waarmee mensen hun eigen salaris kunnen vergelijken met dat van grootverdieners. Het pleidooi voor versterking van het draagkrachtbeginsel in een progressief belastingstelsel kan niet rekenen op een overtuigende politieke meerderheid. De trend gaat eerder in een andere richting. Op dit moment is geen algemene belastingherziening aan de orde, maar door te morrelen aan toeslagen en grenzen bij de tariefgroepen wordt de belastingdruk bij midden- en lagere inkomens wel verhoogd, terwijl de hogere inkomens juist worden ontzien. Daar staat tegenover dat het conflict binnen het huidige kabinet over de inkomensafhankelijke zorgpremie heeft gezorgd dat er een alternatief op tafel kwam waar versterkte progressiviteit in de belastingen onderdeel van was. Bovendien wordt het eigen risico wel inkomensafhankelijk. De intentie om een jaarlijkse (actualisering van de) inkomensnota te maken is ingevuld. De nadruk ligt sterk op koopkrachteffecten van maatregelen van het nieuwe kabinet. In 2011 ging het nog niet om dramatische effecten. Dit zal bij de begroting voor 2013 naar verwachting heel anders zijn (2012 is te beschouwen als een tussenjaar), mede door de opstapeling van negatieve effecten bij bepaalde groepen, zoals gehandicapten. Een evenredige verdeling van de welvaartsontwikkeling, was wat betreft de indexering van pensioenen op basis van de loonontwikkeling (verdiende lonen) onderdeel van het Pensioenakkoord. Naar aanleiding van het Sociaal Akkoord is de FNV betrokken bij het formuleren van alternatieven voor een aantal onderdelen van het pensioenbeleid (met name Witteveenkader mbt de fiscale behandeling van opbouwpercentage etc), waarbij ook dit punt aan de orde zal komen. Het urencriterium voor zzp’ers naar rato toepassen voor de zelfstandigenaftrek is door de FNV ingebracht in de besprekingen voor het SER-advies over zzp’ers. Als probleem is het erkend, maar deze wens bleek uitvoeringstechnisch niet haalbaar. Wel heeft de SER, op aandringen van de FNV, voorgesteld het urencriterium op bepaalde regelingen niet toe te passen. De zelfstandigenaftrek hoort daar helaas niet bij. Inmiddels staat de zelfstandigenaftrek als zodanig overigens ter discussie.
4
Bij Gewoon Goed Werk hoort natuurlijk ook gerichte aandacht voor goede arbeidsomstandigheden. In de resolutie is hier geen aparte passage over opgenomen, maar in de afgelopen periode is op dit terrein desondanks veel goed werk verricht, zowel nationaal als internationaal. Daarbij ging het om uiteenlopende onderwerpen, van nanotechnologie tot geluidsoverlast, en in SER-verband over de herziening van de arbowet en bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden van zzp’ers.
Conclusie Voor de punten uit hoofdstuk 1 had de FNV in de eerste drie jaar van de congresperiode de wind niet mee. Een rechts-conservatieve regering zoals we tussen eind 2010 en medio 2012 gehad hebben is immers gevoeliger voor werkgeversbelangen en de bescherming van hogere inkomens dan voor die van de werknemers met een laag of middeninkomen. Met het aan de kaak stellen van de omvang van de flexibele schil hebben we wel zelf het probleem geagendeerd. En toen bleek dat er ontslagvergunningen werden verleend voor vast personeel om die te vervangen door mensen met flexibele contracten is het gelukt een meerderheid van de Tweede Kamer hier een onaanvaardbaar over uit te laten spreken. De onzekerheid van een flexibel contract kwam hierdoor scherp naar voren. Aan de cao tafel en met diverse acties en activiteiten kwamen onzeker werk en misbruik van schijnconstructies steeds hoger op de agenda. Hiermee werd een kentering in het bewustzijn van werkgevers en in de politiek bereikt, die op belangrijke punten is verzilverd in het Sociaal Akkoord. De nieuwe coalitie bood nieuwe kansen, zeker op dit punt. Hier is dus sprake geweest van zowel breaking als making the waves… Bij het concurrentiebeding en het minimumjeugdloon heeft de FNV ook zelf het initiatief genomen. In een daartoe ingestelde campagnewerkgroep werken bonden en vakcentrale gezamenlijk aan het mobiliseren van het bredere publiek op het belang van Gewoon Goed Werk voor iedereen. 2. The United Unions Hoofdstuk 2 gaat kort en goed over internationale (vakbonds)samenwerking, waarbij Decent Work het kernwoord is. Dit kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in het MVO-beleid (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) van internationale ondernemingen. Vakbonden kunnen bedrijven daar zowel nationaal als internationaal op aanspreken, dan wel regelgeving proberen af te dwingen. De FNV en FNV Bondgenoten hebben zich met succes ingezet om samen met de collega’s wereldwijd de rechtspositie van domestic workers aan de orde te stellen en te verbeteren. Het gaat dan om de positie van wat in Nederland de werkster/schoonmaakster in een particulier huishouden zou heten, maar ook om au pairs: huishoudelijk personeel dat vaak intern is gehuisvest en ook de zorg heeft voor de kinderen van de werk-/opdrachtgever. In juni 2011 is tijdens de International Labour Conference van de ILO een Verdrag aangenomen waarin geregeld is dat domestic workers rechten krijgen zoals andere werknemers. De staatssecretaris van SZW in het vorige kabinet heeft direct daarop gezegd dat hij niet van plan is om dit ILO-verdrag te ratificeren omdat de inhoud zich niet goed verhoudt tot de Nederlandse wettelijke regeling voor persoonlijke dienstverlening. De FNV is zich echter blijven inzetten voor ratificatie van dit verdrag en verbetering van de (rechts)positie van huishoudelijk werkenden. Deze inzet is verzilverd in het Regeerakkoord van VVD en PvdA, waarin is toegezegd dat er een Commissie zal worden ingesteld die de mogelijkheden voor ratificatie en positieverbetering zal onderzoeken. Voor de FNV is de volgende stap om samen met andere belanghebbende partijen (zoals werkgevers in de schoonmaakbranche e.d.) onderzoek te doen naar hoe een en ander wettelijk is in te passen, te bevorderen dat de ingestelde Commissie met deugdelijke aanbevelingen zal komen en vervolgens het zoeken naar draagvlak voor andere regelgeving en voor ratificatie van het ILOverdrag bij kabinet en politieke partijen. De FNV is op diverse manieren actief geweest om invulling te geven aan de ketenverantwoordelijkheid voor Decent Work en aan het aanspreken van multinationals in dit verband. Bij FNV Bondgenoten en bij FNV Bouw is in het overleg van cao-onderhandelaars een agendapunt ingevuld over (internationaal) Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en over kansen die onder meer het overleg aan de cao-tafel in dat verband biedt. Bij FNV Bondgenoten zijn vervolgens op een aantal punten gesprekken gevoerd over gemelde misstanden en mogelijkheden om deze aan de orde te stellen vanwege schending van de OESOrichtlijnen door multinationals. Bij Heineken is daaruit een sociale dialoog gevolgd die vooral de positie van Beer Promoting Women in Cambodja betreft. Met onderhandelaren bij banken is nagegaan of de
5
bonussencultuur aanleiding kan geven tot de melding vanwege schending van dezelfde richtlijnen. Een dergelijk onderzoek betreft ook de inkoop door een aan Ahold gelieerde supermarktketen in de VS. Een Zembla-uitzending zette begin 2010 de discussie over de inkoop van steenkolen op scherp, over vooral de wijze waarop deze grondstof onder meer in Colombia wordt gewonnen. Dat leidde in het najaar van 2010 tot de opzet van een sectorbrede dialoog over hoe ter plaatse de (arbeids)omstandigheden te verbeteren. De vakcentrale is in dat gat gesprongen. De FNV nam daarnaast deel aan het overleg op OESO niveau, over de herziening van de richtlijnen voor multinationals. De nieuwe inhoud is aanmerkelijk beter dan de oude, onder meer door het verdisconteren van het Ruggie Framework, dat de verantwoordelijkheid van bedrijven voor de naleving en het respecteren van de mensenrechten betreft. Ook het begrip leefbaar loon is nu, mede op initiatief van de FNV, in de richtlijnen opgenomen. Voor dit thema zijn bovendien enkele recente SER-adviezen van belang. Het advies over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) en het advies over de Ontwikkelingssamenwerking van najaar 2011, leggen de vinger op de zere plek en bevatten veel van de voor de FNV cruciale punten. In SER-verband wordt aan dit traject een vervolg gegeven, met de intentie tot steeds concretere afspraken te komen. Er is nog geen vooruitgang geboekt voor wat betreft het afsluiten van International Framework Agreements. De vakcentrale heeft dit onderwerp met regelmaat aan de orde gesteld; bonden geven aan geen mogelijkheden te zien. FNV Bouw is er over in gesprek met een groot bouwbedrijf, maar geeft tegelijkertijd aan dat die onderhandeling het onmogelijk maakt om een melding te doen vanwege mogelijke schending van de OESO richtlijnen in dezelfde sector. De afspraak om 0,7 procent van de contributieopbrengsten vrij te maken voor internationale solidariteit is in 2011 in de federatieraad herbevestigd en vertaald naar de begrotingssystematiek. Ook het voorlopig Ledenparlement dat het afgelopen jaar actief was in het kader van de vernieuwing van de FNV heeft een hernieuwd appèl gedaan op de bonden voor het overeind houden van deze solidariteitsheffing. Daarnaast is afgesproken op meerdere manieren fondsen te gaan werven voor FNV Mondiaal, dat te maken heeft met bezuinigingen vanuit de overheid. Het is gelukt Mondiaal de ANBI-status te laten krijgen, waardoor giften aan de organisatie fiscaal aftrekbaar zijn. Conclusie De intentie om goed gebruik te maken van de internationale kanalen om de positie van werkenden wereldwijd te verbeteren is wel uit de verf gekomen. Het voornemen vooral de positie van domestic workers te agenderen ook. Ondanks de afwijzende reactie van het vorige kabinet is hier echt een golf gemaakt die inmiddels tot actie heeft geleid van het huidige kabinet. Teleurstellend is dat het nog steeds niet lukt meer werk te maken van de IFA’s, de International Framework Agreements. Bij het bredere publiek is wel sprake van verontwaardiging over het beleid van grote ondernemingen. Dat zou meer kansen moeten geven om in de toekomst gebruik te maken van golven die mede door anderen gemaakt worden.
3. Sociaal en zeker Inzet bij dit hoofdstuk was te komen met een eigen vakbondsalternatief voor de inrichting van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt, met aandacht voor de positie van de sociale partners bij de uitvoering van de regelingen voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, en ruimte voor specifieke voordelen verbonden aan het vakbondslidmaatschap en aanvullende cao-regelingen. Als specifieke onderwerpen worden genoemd nieuwe zekerheden, het arbeidsrecht, reïntegratie en scholing, zzp’ers, de pensioenen en de zorg. Een speciale groep, een Taskforce, geformeerd door de federatieraad, heeft verkenningen gedaan naar wat er tegen de achtergrond van de bezuinigingen door de crisis allemaal op de FNV en haar achterban af zou kunnen komen, juist ook op het terrein van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt. De bedoeling was te kijken waar door vernieuwend beleid eventueel winst te halen zou zijn, en tegelijk aan te geven waar harde ondergrenzen lagen, oftewel waar wijzigingen in bestaande rechten of regelingen onbespreekbaar waren. En dit geheel vervolgens tijdig te bespreken met de leden.
6
Dit bleek een langdurig en lastig karwei. Toen het kabinet-Balkenende IV viel is de werkwijze aangepast. Met het oog op de verkiezingen en de komst van een nieuw kabinet is een toekomstvisie opgesteld met de titel ‘Nederland in 2025’. Dit als basis om onze missie en ambities positief te presenteren en afstand te nemen van een defensieve positie, waarin wij vooral een ‘tegen’ moeten communiceren. Met dit programma in de hand konden leden toetsen of de programma’s van politieke partijen in de gewenste richting gingen of juist niet. Daarnaast is in die fase een nota over sociale zekerheid gemaakt, die door de bonden met hun leden is besproken, maar deze was een stuk bescheidener van opzet dan het bedoelde vakbondsalternatief voor sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Eind 2011/begin 2012 is alsnog besloten een discussie met de achterban aan te gaan over de arbeidsmarkt. In een zeer intensief traject onder de naam Zekerheid in Verandering is in nauw overleg met kaderleden en deskundigen van diverse bonden een aantal voor de FNV belangrijke uitgangspunten voor een evenwichtige arbeidsmarkt vastgelegd. Het besef werd steeds sterker dat de vlucht naar flexcontracten ook de positie van vaste werknemers ondergraaft, en dat het huidige ontslagrecht tot grote ongelijkheid tussen groepen leidt en een verbeteringsslag behoeft. De brede discussie over de arbeidsmarkt in relatie tot sociale zekerheid en van-werk-naar-werk trajecten heeft in maart 2013 geleid tot een rapport met uitgangspunten voor een eigen FNV- benadering van de diverse vraagstukken, dat door een grote meerderheid van het voorlopig Ledenparlement, en vervolgens door de federatieraad werd onderschreven. Dit rapport en de daarin verwoorde visie en uitgangspunten hebben een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de alternatieven voor de kabinetsplannen die onderdeel werden van het Sociaal Akkoord, en die nu verder in wetgeving zullen worden omgezet. Bij de uitwerking en implementatie zal de FNV nog wel goed op moeten letten dat een en ander wordt uitgewerkt zoals door ons bedoeld Nieuwe zekerheden vormgeven via een breed geïntegreerd pakket voor inkomen, zorg en leerrechten stuitte op het bezuinigingsbeleid van het kabinet, dat bijvoorbeeld de Kinderopvang fors raakte. Op de kinderopvang wordt vanaf 2010 elk jaar flink bezuinigd tot in 2013 maar liefst een derde van de gehele kinderopvangbegroting is wegbezuinigd. Werkende ouders met kinderen worden door deze maatregelen flink geraakt. De FNV is fel tegen nog verdere bezuinigingen op de kinderopvang. Samen met organisaties van ouders en de werkgevers in de kinderopvang worden verschillende acties georganiseerd die bij de Kamerleden en het publiek wel op veel begrip en sympathie konden rekenen maar die nog niet hebben geleid tot het terugdraaien van de bezuinigingen. Eind 2012 is door de FNV samen met Abvakabo en werkgevers in de kinderopvang de noodklok geluid. Door alle bezuinigingen kiezen steeds meer ouders voor alternatieve, en daarmee goedkopere vormen van kinderopvang waardoor veel kinderopvangorganisaties dreigen om te vallen. Dit heeft grote gevolgen voor de kwaliteit en de werkgelegenheid in de sector en voor het landelijk dekkend netwerk aan kinderopvangvoorzieningen. Eenzelfde beeld gold voor de wensen op het terrein van een effectiever reïntegratiebeleid voor (langdurig) werkzoekenden en zeker voor betere kansen voor jonggehandicapten. De vorige, maar ook de huidige, regering bezuinigt fors op reïntegratie en staat het UWV alleen nog toe kansrijken te begeleiden naar werk. Jonggehandicapten worden keihard geraakt door de bezuinigingen op de Wajong, de WSW en de WWB. Vooral van dit laatste pakket (‘Werken naar Vermogen’) maakte de FNV een speerpunt in de protesten tegen het kabinetsbeleid zowel van het vorige kabinet als het huidige, dat wel de titel veranderde naar Participatiewet, maar de grote lijnen van het vorige kabinet overnam. De behandeling van de begroting op Prinsjesdag en van de betreffende wetsvoorstellen zijn aangegrepen om, samen met andere organisaties, opnieuw aandacht te vragen voor de ingrijpende gevolgen en de Kamer tot inkeer te brengen. Op het Malieveld vond een indrukwekkende en goed bezochte demonstratie plaats. Dit was tegelijk het startsein voor een langer durende campagne tegen deze kabinetsplannen, onder de noemer ‘Laat ze niet vallen’. Voorlopig eindpunt was een tweede demonstratie op 22 maart. Het aanvankelijke plan van het kabinet voor een Participatiewet is in gunstige zin bijgesteld in het Sociaal Akkoord. Er ligt nu een aansprekend alternatief, waarbij werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking voorop staat, via niet-vrijblijvende, controleerbare kwantitatieve afspraken. Er komen regionale werkbedrijven, met een stevige inbreng vanuit de vakbonden. Werken onder beschermende omstandigheden blijft onder een cao vallen. Op naleving van de minimumloonbepalingen zal goed
7
worden toegezien, en werken onder het minimumloon, via de loondispensatie, is niet meer mogelijk. Er wordt nog steeds bezuinigd, maar veel FNV-wensen zijn hiermee gehonoreerd. De voorgenomen verbeteringen in de positie van zzp’ers konden goed geagendeerd worden in het SER-advies over zzp’ers. Samen met de zelfstandigenbonden heeft de vakcentrale de problemen bij het overstappen van werknemerschap naar zzp-schap en vice versa uit laten werken en vooral ook de problemen in de pensioenvoorziening en de toegang tot arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De eigen verzekering die de FNV aanbiedt is onvoldoende om de problemen op te lossen. Een pleidooi voor een wettelijke regeling bleek niet haalbaar. Van het pakket verbeteringen dat wel in het SERadvies is opgenomen heeft het kabinet maar een deel overgenomen. De lobby wordt dus voortgezet. Via een apart SER-advies zijn belangrijke uitgangspunten en regels vastgelegd voor de arbeidsomstandigheden van zzp’ers. Meer nog dan voorzien tijdens het congres, toen de discussie al wel volop speelde, is de toekomst van de pensioenvoorziening een zeer heikel onderwerp geworden. Nadat bleek dat de verhoging van de AOW-leeftijd door zou gaan, omdat het niet lukte de werkgevers achter een alternatief via de SER te krijgen, bood de val van het toenmalige kabinet nieuwe kansen. Door de crisis waren de pensioenen intussen meer centraal komen te staan. Via het in juni 2010 gesloten Pensioenakkoord kon de combinatie van AOW en pensioen zo vormgegeven worden dat de totale pensioenvoorziening flexibel, waardevast en toekomstgericht wordt. Na een referendum waarbij de overgrote meerderheid van de leden instemde, ging ook de federatieraad akkoord. De uitwerking van dit globale akkoord, die in de Stichting van de Arbeid werd opgepakt in samenhang met het beleid om oudere werknemers een betere positie op de arbeidsmarkt te geven (de Beleidsagenda 2020), leidde echter tot grote onenigheid tussen de bonden. De belangrijkste onderdelen van de resolutie op dit punt worden afgedekt via het Pensioenakkoord. Het alternatief dat dreigde was het oorspronkelijke kabinetsplan, waarbij de AOW-leeftijd wordt verhoogd zonder mogelijkheid deze eerder in te laten gaan, en bovendien fors bezuinigd wordt op de pensioenen. Uiteindelijk stemde de meerderheid van de federatieraad formeel in met de uitwerking van het Pensioenakkoord, maar omdat FNV Bondgenoten en Abvakabo FNV tegen stemden ging het resultaat wel gepaard met grote en in toenemende mate onbeheersbare interne verdeeldheid. Het nieuwe kabinet en ook de eerdere gelegenheidscoalitie van het ‘Kunduz-akkoord’ besloten om de verhoging van de AOW-leeftijd nog verder te versnellen. En ook op andere belangrijke aspecten zijn afspraken gemaakt die het ideaal van een flexibele, welvaartsvaste en toekomstgerichte steeds verder buiten beeld brachten. Op een aantal onderdelen biedt het Sociaal Akkoord van 2013 inmiddels de gelegenheid nog met alternatieven te komen voor het kabinetsbeleid over het Witteveenkader (fiscale behandeling pensioenopbouw), maar van een samenhangend pakket zoals bedoeld in het Pensioenakkoord, dat mensen de gelegenheid biedt flexibel uit te treden, is geen sprake meer. Een concreet succes is wel geboekt in het Sociaal Akkoord met de verruiming van de Overbruggingsregeling AOW, voor mensen die al vervroegd zijn uitgetreden. Voor de zorg wordt vanaf het najaar van 2011 gewerkt aan een omvangrijk SER-advies. Dit biedt kansen om de FNV-doelstellingen verder te verwezenlijken, al staat een en ander wel in het teken van de noodzaak de uitgavengroei te beperken. De uitgangspunten van de FNV zijn helder verwoord in de congresresolutie, maar of hier binnen het krachtenveld van de SER recht aan kan worden gedaan zal nog moeten blijken. Vooral de ingrijpende bezuinigingen op de thuiszorg en de AWBZ zijn een gevoelig strijdpunt. Met het oog op beïnvloeding van het Regeerakkoord Rutte/Samsom is tussentijds een korte termijnadvies vanuit de SER uitgebracht. De FNV-wens van een meer inkomensafhankelijke premie leek gehonoreerd te worden, maar door een opstand in de VVD-achterban verdween dit toch weer van tafel. Wel komt er een inkomensafhankelijk eigen risico. Door het voorkomen van een stapeling in premie, eigen bijdrage en eigen risico, is de toegankelijkheid van de zorg beter gegarandeerd. Hoewel niet direct gekoppeld aan de congresresolutie mag bij dit hoofdstuk niet onvermeld blijven dat de FNV veel succes heeft geboekt bij het bestrijden van onnodig hoge werkloosheid door de crisis, via de intensieve bemoeienis met de deeltijd-WW. De bonden en de vakcentrale hadden een actieve rol bij het aanpassen en de toepassing van deze regeling en bij de combinatie met scholingsafspraken, waarbij betrokkenheid van vakbonden een vereiste was.
8
Vermeldenswaard in verband met de duurzame inzetbaarheid van werknemers en de noodzaak tot permanente (bij)scholing is verder het Sociale Manifest dat begin 2011 is afgesloten tussen de belangrijkste onderhandelingspartners voor de cao’s: FNV Bondgenoten aan werknemerskant en de AWVN voor de werkgevers. Dit Manifest sluit goed aan bij de bredere Beleidsagenda 2020, die in het verlengde van het Pensioenakkoord met de werkgevers is afgesproken, en is daarmee een voorbeeld van hoe centrale en decentrale afspraken elkaar kunnen versterken. Een heel belangrijk resultaat binnen de sociale zekerheid is de doorbraak die bereikt is in de kwestie van de regie over de WW. De wensen die de FNV hierover al jarenlang had, zijn nu in één klap in resultaat omgezet. Samen met de werkgevers gaat de vakbeweging het derde jaar WW financieren, en ook voor de uitvoeringspraktijk komen vakbondsvertegenwoordigers in een betere positie, via de werkpleinen. Conclusie Geconstateerd moet worden dat wat bedoeld was als een brede, open discussie over sociale zekerheid en arbeidsmarkt zich in eerste instantie verengde tot een beperkte discussie over verbeteringen in de sociale zekerheid en het beschrijven van een visie op lange termijn vanuit de idealen van de FNV. Dit is onder andere te verklaren uit het gegeven dat op het terrein van de sociale zekerheid, de zorg en de arbeidsmarkt sprake is van aanzienlijke verworvenheden uit het verleden, die bovendien vaak door de vakbeweging bevochten zijn. Discussies op dat terrein maken daarom meteen de vraag actueel of de FNV alleen in moet zetten op het tegenhouden van aantasting van die verworvenheden, of tot op zekere hoogte mee moet gaan in discussies op dat terrein om het beleid bij te buigen (dus van breaking the waves doorschakelen naar riding the waves). In goed overleg tussen vakcentrale en bonden, en gecoördineerd door de BAR arbeid en de caocoördinatoren, is er begin 2012 expliciet voor gekozen om onszelf dit keer goed voor te bereiden op een aantal thema’s die vroeger of later weer op ons bord zouden belanden, en te bezien of het mogelijk zou zijn dan goed beslagen ten ijs te komen, en de regie mede zelf in handen te kunnen nemen van een aantal gevoelige onderwerpen zoals de herziening van het ontslagrecht, in relatie tot verbetering van de positie van flexwerkers, het traject Zekerheid in Verandering. Ook de sociale zekerheid en de positie van de sociale partners in het geheel spelen daarbij een rol. Waarmee de hoofddoelstelling van dit hoofdstuk alsnog is gehaald. Van groot belang is daarbij geweest dat de projectgroep Zekerheid in Verandering, die het discussietraject in de bonden heeft voorbereid, niet alleen bestond uit deskundigen van FNV en bonden, maar ook uit kaderleden, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het organiseren van het noodzakelijke draagvlak in bondsraden en voorlopig ledenparlement. Dit is een belangrijke ervaring die kan worden meegenomen in de volgende congresperiode naar de vernieuwde FNV. Op het gebied van de zorg zal het vraagstuk van meedenken versus tegenhouden het snelste gaan spelen, vanwege het SER-advies dat hierover is aangevraagd door het kabinet. Daarin gaat het over gevoelige kwesties, zoals het aanwenden van pensioengelden en de waarde van het huis voor zorgkosten. Waar de regelingen voor werknemers (WW, WIA) vooralsnog intact blijven, is er wel veel aan de hand bij de specifieke regelingen voor gehandicapten (Wajong, pgb), de Bijstand en de sociale werkvoorziening. Samen met verwante organisaties maakt de FNV hier echt een zwaar punt van als het gaat om het beoordelen van en reageren op het kabinetsbeleid. Omdat dit punt tot nu toe vrij onderbelicht is gebleven kan gesteld worden dat we hier proberen een golf te maken, maar aan de andere kant is het doel toch vooral om tegen te houden wat hier aan ellende afkomt op groepen die toch al niet de sterkste positie hebben in de samenleving. 4. Winnen met leren Hoofdstuk 4 van de congresresolutie schetst het belang van scholing, zowel voor de werkenden zelf als voor de ontwikkeling van de economie en de samenleving. De inzet van de FNV om scholing als een recht voor iedere werkende te verankeren kan op sympathie rekenen bij deskundigen uit de praktijk en de wetenschap, en tot op zekere hoogte ook de politiek, maar blijkt lastig in klinkende munt om te zetten. Daarbij speelt het kostenaspect helaas een hoofdrol, en meer in het bijzonder de vraag wie de rekening moet betalen.
9
In de uitwerking die de resolutie daaraan geeft is er sprake van een gemengde verantwoordelijkheid; de O&O-fondsen voor sectorale scholing, en een landelijk dekkend fonds voor scholing die gericht is op de mobiliteit tussen sectoren. Met de werkgevers is het goed mogelijk gezamenlijk gedragen beleid te formuleren over scholing op het werk, EVC’s en bijvoorbeeld ‘een leven lang leren’. Dit ook in de praktijk toegepast krijgen is soms een stuk lastiger, zeker als het gaat om oudere werknemers. Wel zijn de sociale partners het in de sectoren en landelijk eens dat van sectorale fondsen niet zonder meer verwacht mag worden dat zij zich met name richten op het scholen van werknemers ‘de sector uit’, zeker nu er in de toekomst tekorten dreigen op de arbeidsmarkt. Met aanvulling vanuit extra ESFgelden en innovatiegeld van Economische Zaken zal invulling worden gegeven aan individuele budgetten voor de ontwikkeling van werknemers. Maar hier ligt ook een claim op de overheid. In het recente Sociaal Akkoord wordt aan een en ander een extra ‘boost’ gegeven, door afspraken om een grotere inzet te plegen op initiatieven ter bevordering van Van-Werk-Naar-Werk- en transitietrajecten, en hiervoor wordt een omvangrijk bedrag aan extra (co)financiering voorzien, dat kan worden ingezet voor sectorale plannen met intersectorale elementen. Voor de komende jaren (tot 2016) kunnen deze plannen worden ingezet voor crisismaatregelen, waaronder initiatieven die behoud van vakkrachten en de instroom van jongeren bevorderen. In zijn algemeenheid is de richting dus positief. Bij sommige concrete punten uit de resolutie is het beeld bepaald minder gunstig. De wens scholing en scholingsverlof standaard onderdeel uit te laten maken van een bedrijfsopleidingsplan is nog niet in veel gevallen verzilverd, evenmin als het inbouwen van een onafhankelijk loopbaanadvies. Gunstige uitzonderingen als het Loopbaancentrum in de Bouw en het vergelijkbare initiatief in de Grafimedia bestaan al langer, maar krijgen te weinig navolging. In het kader van bovenstaande toezeggingen over werk-naar-werk beleid is de aftrek voor scholing wel verruimd. De aftrekmogelijkheid voor zzp’ers is uitgebreid aan de orde gekomen in het eerder genoemde SER-advies, maar heeft nog niet tot de gewenste aanpassingen in het overheidsbeleid geleid. Wel is de vitaliteitsregeling die samenhangt met het Pensioenakkoord ook van toepassing verklaard op zzp’ers. In de scholing voor uitkeringsgerechtigden is sprake van verslechteringen, in plaats van de door de resolutie bepleite verbeteringen. Door de bezuinigingen op de middelen voor reïntegratie stagneert scholing met behoud van uitkering. Scholing voor flexwerkers en zzp’ers moet meer onder de aandacht komen, in de cao’s en in het overheidsbeleid. De FNV-inzet op EVC-beleid, met als kern het vormgeven daarvan als basisvoorziening is een typerend voorbeeld van een pleidooi dat wel applaus oplevert, maar nog te weinig concreet resultaat. Het instrument staat, en er wordt hard gewerkt aan de kwaliteit, maar het jaarlijks aantal afgegeven EVC-verklaringen van 30.000 zou in de ogen van de FNV fors hoger moeten liggen. Slimmer werken als de beste manier om de productiviteit te verhogen (sociale innovatie) krijgt wel navolging in delen van de arbeidsmarkt, maar dat blijven uitzonderingen op de regel. Ook hier heeft de FNV een heldere en goede boodschap, maar staat de praktijk daar nog ver van af. Het innovatiebeleid van het huidige kabinet bewijst slechts lippendienst aan sociale innovatie. Een slecht teken aan de wand is dat het NCSI, het Nationale Centrum voor Sociale Innovatie, bij gebrek aan steun vanuit het kabinet in 2012 haar deuren heeft moet sluiten. Daar staat tegenover dat in de slipstream van het Sociaal Akkoord de vakbeweging zich een positie heeft weten te verwerven in het Topsectorenbeleid en het daarmee samenhangende Techniekpact. Conclusie Onder de noemer ‘winnen met leren’ bevat de resolutie uitgangspunten en doelen die op veel steun kunnen rekenen, maar die veelal stuiten op diverse beperkingen waaronder de economische realiteit en weerstand van werkgevers. Een nieuwe kans biedt het recente Sociaal Akkoord met zijn inzet op Van-werk-naar-werk- en transitietrajecten, en de toegezegde overheidsmiddelen om sectorale plannen mede te financieren,
10
met voor de korte termijn speciale aandacht voor crisismaatregelen voor het behoud van vakkrachten en de instroom van jongeren. Het is een zaak van wat langere adem geworden, maar wat nu gezaaid wordt zal vroeg of laat kunnen worden geoogst. Zeker als de voorspelde krapte op de arbeidsmarkt naar voren komt, met vanzelfsprekend meer aandacht voor het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod, en de bijbehorende competenties van werkenden. Er is dan ook geen enkele reden de boodschap of de inzet te veranderen. Eerder moet de FNV blijven hameren op wat nodig is. Deze golf, als een eigen agenda neergezet, kan op den duur tot succes leiden, door de wind in de rug van de economische noodzaak. Hiervoor kan nu al voortvarend op worden voorgesorteerd, door gebruik gemaakt worden van de ‘wave’ die met het Sociaal Akkoord is ingezet, dus ‘riding the waves’ is op dit punt het devies. 5. Voor vakmanschap en zeggenschap Vakmanschap, het kernonderwerp van het vijfde hoofdstuk, heeft alles te maken met Gewoon Goed Werk. Goed werk is werk dat werknemers en zelfstandigen graag en met inzet van hun vakkennis doen en waar ze trots op kunnen zijn. Het is werk waarvoor ze gewaardeerd worden. In hun bedrijf of instelling, door klanten en door de maatschappij. Bij vakmanschap gaat het om de inhoud van het werk en de kwaliteit ervan, over de zeggenschap die werknemers hebben over inhoud en inrichting van hun werk, over de bijdrage van directleidinggevenden aan het vakmanschap van hun medewerkers, over maatschappelijke en financiële waardering van het werk, over de mogelijkheid vakmanschap te verwerven, te onderhouden en te vergroten. Diverse bonden zijn dan ook bezig met vakmanschap als onderwerp waarop zij leden binnen hun sector werven en behouden. In die zin worden de aanbevelingen van de resolutie zeker ter harte genomen. In de samenwerking tussen de bonden en met de vakcentrale op dit terrein zijn de vorderingen echter minder groot dan gehoopt. In de aanloop naar het congres van 2009 hebben verschillende bonden samen met de vakcentrale via een expertmeeting bediscussieerd welke stappen gezet zouden kunnen worden. Er is onderzoek in gang gezet, dat na het congres op de conferentie ‘Vertrouwen in vakmensen’ gepresenteerd is, er zijn brochures gemaakt, etc. Het onderwerp leeft in diverse sectoren wel degelijk, en daar wordt goed werk verricht door de bonden. Concrete, herkenbare activiteiten waarmee het grotere publiek bereikt kan worden, komen echter een stuk minder goed van de grond. Agressie en geweld op de werkvloer is voor verschillende bonden een thema. Na een behoorlijk spraakmakende activiteit in 2010 is in 2011 opnieuw geprobeerd dit probleem breed op de agenda te zetten, in een gezamenlijke activiteit van diverse bonden en de vakcentrale. Dit bleek echter zeer moeizaam te gaan. De gewenste samenwerking kwam niet goed tot stand, waardoor de activiteit een stuk minder spraakmakend was dan eerder. Blijkbaar krijgen andere prioriteiten uiteindelijk toch voorrang boven een gezamenlijke aanpak op dit thema. De koppeling die in de resolutie gelegd wordt tussen bureaucratisering en vakmanschap/zeggenschap is zeer herkenbaar voor werknemers in diverse beroepen en sectoren. Van tijd tot tijd lukt het goed hier de vinger op te leggen. Veel bonden zijn wel actief bezig met dit thema. Meer lijkt echter mogelijk, zeker in de koppeling van bureaucratie en zeggenschap in de cao. Aandacht voor de invloed van het (midden)management op de ruimte voor vakmanschap en op het werkplezier is relatief nieuw binnen de vakbeweging. Diverse bonden zijn hier inmiddels mee bezig. In de samenwerking en uitwisseling op dit terrein zijn de afgelopen periode vorderingen gemaakt. De FNV-boodschap is hier meer op de beroepsgroepen zelf gericht dan op het bredere publiek. in hoeverre het lukt deze beroepsgroepen daadwerkelijk te bereiken kan nog niet goed worden beoordeeld. Concrete zeggenschap van werknemers over roosters, manier van werken, en de plek waar gewerkt wordt, is een onderwerp dat steeds meer in de belangstelling komt, al is het niet zo dat dit al tot grote verschuivingen leidt in de zeggenschapsverhoudingen. De FNV ziet zeggenschap over werktijden als een thema om op een constructieve manier de interne flexibiliteit van ondernemingen te verbeteren en
11
heeft dit onderwerp vanuit het werknemersperspectief in de afgelopen jaren hoger op de agenda gezet, o.a. in het gecoördineerd arbeidsvoorwaardenbeleid, maar vooral in het kader van de medewerking in het Platform Slim Werken Slim Reizen en het daaraan gehaakte vakbondskenniscentrum Werk en Vervoer. Vooral tele- of thuiswerken heeft de wind in de rug, als deel van de oplossing van de fileproblemen. Dit sluit ook aan op Het Nieuwe Werken. Door het Kenniscentrum Werk en Vervoer (een gezamenlijk initiatief van de drie vakcentrales) werden concrete projecten en activiteiten met vakbondskader/Ondernemingsraden ondersteund. Samen met Natuur en Milieu werd jaarlijks de ‘Week van het Nieuwe Werken’ georganiseerd. In 2012 stond daarin voor het eerst de zeggenschap van werknemers over de organisatie van hun werk en werktijden centraal, waarbij speciaal aandacht werd gevraagd voor werknemers in lagere en plaatsgebonden functies. De beëindiging van de subsidie van het Platform SWSR en het Kenniscentrum per eind 2012 betekent dat de taken nu moeten worden overgenomen door Vakcentrale en bonden. Conclusie Vakmanschap en zeggenschap zijn onderwerpen die echt ‘eigen’ zijn aan de vakbeweging, en ook als zodanig herkend worden. Hier kunnen daarom bij uitstek golven op gemaakt worden. Maar daarvoor moeten de kansen die zich voordoen wel benut worden. Daarom is het extra jammer dat de samenwerking rond het thema Agressie & Geweld niet tot het gewenste resultaat heeft geleid: een jaarlijks terugkerende dag waarop dit voor een breed publiek herkenbare en relevante thema via een opvallende activiteit onder de aandacht wordt gebracht. Wel is dankzij het Vakbondskenniscentrum Werk en Vervoer veel aandacht besteed aan Het Nieuwe Werken, en is dit ook in toenemende mate neergezet als een thema dat niet alleen gaat over thuiswerken voor hoger opgeleiden. Wij stellen voor om het thema Zeggenschap over Werktijden in relatie tot Het Nieuwe Werken in de komende jaren prominent te agenderen, zodanig dat tegemoet gekomen wordt aan wensen van werknemers: flexibel werken, maar dan op de FNV-manier. 6. Zo divers als Nederland is Het hoofdstuk over diversiteit in de resolutie legt de lat zeer hoog: aan het eind van de congresperiode moet diversiteit een vanzelfsprekend onderdeel zijn van het beleid in Nederlandse arbeidsorganisaties. Diversiteit heeft daarbij betrekking op man/vrouw, leeftijd, etnische minderheden, seksuele oriëntatie en arbeidsgehandicapten. De FNV wil haar visie op het gewenste beleid uitdragen, maar legt ook zichzelf als organisatie daarbij doelstellingen op. Voor het uitdragen van de visie op diversiteit en het afkeuren van iedere vorm van discriminatie fungeert de voorzitter van de FNV als boegbeeld. Via samenwerking met migrantenorganisaties als het Landelijk Overleg Minderheden en initiatieven als The Other Businessman wordt gezocht naar mogelijkheden de visie van de FNV op een breder publiek over te dragen. Een ander voorbeeld van samenwerking is met Werkgroep NL 2023, een groep jonge Marokkaanse Nederlanders die het heft in eigen handen heeft genomen en een toekomstvisie heeft geschreven voor Nederland. Een bijzonder vraagstuk voor de FNV bij dit onderwerp is de houding tegenover de PVV: een partij die ook steun heeft onder leden van de FNV, maar tegelijk een ander deel van de leden wegzet als kwalijk en ongewenst. Een speciale notitie over dit vraagstuk is in 2011 besproken in de Contactcommissie Diversiteit en vervolgens in het federatiebestuur en de federatieraad. De notitie gaat in op de vraag hoe de FNV zich als belangenbehartiger van werknemers moet opstellen tegenover een minderheidskabinet dat gedoogsteun krijgt van de PVV. De FNV-grondslag spreekt zich expliciet uit voor zowel de vrijheid van meningsuiting als de vrijheid van godsdienst. De afweging tussen de vrijheid van de PVV om lelijke dingen te roepen en de bescherming van mensen (in dit geval met name immigranten en moslims) tegen discriminatie zullen we als FNV dus iedere keer opnieuw zelf moeten maken. De FNV kiest ervoor zich niet actief te mengen in het algemene, politieke debat, maar door activiteiten zichtbaar te maken waar we staan. Zo organiseerde de vakcentrale in de afgelopen jaaren samen met FNV Bondgenoten jaarlijks een tweetal Iftar-maaltijden tijdens de Ramadan. De FNV richt zich bovendien vanuit haar karakter als vakorganisatie primair op de werkvloer. Als het gaat om jeugdwerkloosheid benadrukken we dat deze veel hoger is bij allochtone jongeren. Integratie
12
is alleen goed mogelijk via participatie, en dan in het bijzonder arbeidsparticipatie. Daarom spreekt de FNV zich uit tegen het opwerpen van financiële barrières bij de inburgering. In het verlengde van de eerdere activiteiten onder de vlag van Nederlands op de Werkvloer is in 2011 een taalscan gelanceerd. De scan is bedoeld voor werknemers in lagere functies en werkzoekenden die merken onvoldoende goed te kunnen functioneren in hun werk, of moeilijk aan werk te komen vanwege problemen met spreken, luisteren, lezen of schrijven. Het is een laagdrempelig instrument, voor degene die de scan afneemt en degene bij wie hij wordt afgenomen. Ook aan de week van de Alfabetisering, het bestrijden van laaggeletterdheid, wordt door de FNV actief deelgenomen. Voor het overige valt de mate waarin gesprekken op de werkvloer worden aangegaan over discriminatie en diversiteit tegen. De drempel blijkt voor veel bondsbestuurders hoog. Een goed voorbeeld van wat er wèl gebeurt is het project SamenKracht. Vanuit de vakcentrale zijn gesprekken gevoerd met het bestuur en kaderleden van de politiebond. Een aantal allochtone politieagenten maakt zich zorgen over het verharde klimaat ten aanzien van de multiculturele samenleving in Nederland. Er is een aanzet gedaan voor het starten van een beweging die meer de nadruk legt op wat er allemaal goed gaat, in plaats van alleen maar op het negatieve. Het eerste kabinet Rutte heeft een aantal maatregelen genomen die oudere migranten met een laag e inkomen hard raken. Migranten, waaronder ook veel Surinamers en Antillianen, die na hun 15 jaar naar Nederland zijn gekomen hebben onvoldoende AOW opgebouwd. Voor een volledige AOW moet men tussen het 15e en 65ste jaar in Nederland hebben gewoond of in Nederland belasting hebben betaald. Voor elk jaar dat je in die periode niet in Nederland verblijft wordt de AOW met 2% gekort. Veel Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, maar ook Surinamers en Antillianen, zijn op latere leeftijd naar Nederland gekomen en hebben daardoor een flink AOW-gat. Indien deze ouderen door dit AOWgat onder het sociaal minimum terecht komen, kunnen deze AOW-ers een beroep doen op de AIO (aanvullende inkomensvoorziening ouderen), onderdeel van de Wet Werk en Bijstand. Op deze AIO heeft het kabinet Rutte I flink bezuinigd. Hierdoor gingen zij er per persoon 33 euro per maand op achteruit. Alle ouderen, die geen beroep doen op de bijstand, krijgen deze inkomensvoorziening wel gewoon uitbetaald, ook zeer rijke ouderen. De FNV vond dit onrechtvaardig en heeft samen met 20 organisaties van migranten en ouderen bij het college van de Rechten van de Mens een klacht ingediend omdat er volgens ons sprake is van ongelijke behandeling. Deze klacht is helaas ongegrond verklaard. Door lobby tijdens de formatie van het kabinet Rutte II is deze maatregel in het regeerakkoord teruggedraaid. Per 1 juli 2014 krijgen ook de ouderen met een AOW-gat en een aanvullende AIO, de inkomenstegemoetkoming (MKOB) weer uitbetaald. Naar aanleiding van de discussie over de vernieuwing van de FNV in 2012 is een nieuwe inzet gepleegd op de noodzaak ook werknemers van allochtone afkomst te organiseren en een stem te geven in de vakbeweging. Hieruit is een discussietraject voortgekomen dat in de tweede helft van 2012 en de eerste maanden van 2013 is gevoerd, met medewerking van diverse zelforganisaties van migranten, over verwachtingen die men heeft van de FNV en hoe de FNV kan bevorderen dat migranten en hun kinderen ook actief worden in de FNV, dit ook ter voorbereiding van een eventueel op te richten netwerk ‘Wereldburger’. In de komende congresperiode zal dit zijn beslag moeten krijgen. De FNV heeft achter de schermen een lobby gevoerd om het zogenaamde amendement-Kalma aangenomen te krijgen, over vrouwen in de top van bedrijven; de Eerste Kamer ging begin juni 2011 akkoord. Dat betekent dat beursgenoteerde bedrijven in 2016 minimaal 30 % vrouwen in Raden van Commissarissen en Bestuur moeten hebben. Als dat niet lukt, dan moet uitgelegd worden wat daarvan de reden is. Het voorstel riep veel maatschappelijke commotie op. In 2016 zal de overheid de regeling evalueren. De FNV stelt zich op het standpunt dat als laatste middel wettelijke quota ingezet moeten worden. Niet alle initiatieven kwamen goed van de grond. Samen met FNV FORmaat en uitgeverij Kluwer organiseerde de vakcentrale in 2011 een symposium over diversiteit in de brede zin van het woord, in bedrijven en instellingen, voor ondernemingsraden en lijnmanagers. Vanwege te weinig inschrijvingen moest dit echter worden afgelast. De vakcentrale werkt nu aan een digitale tool over dezelfde thematiek.
13
De FNV voerde samen met het Company Pride Platform een project uit voor en over de groep homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender werknemers en hun (rechts)positie op de werkplek. In 2010 en 2011 werd gewerkt aan het beschikbaar komen van een toolkit, aan het doorontwikkelen van een trainingsmodule voor lijnmanagers en aan het actualiseren van de kennis van bondsjuristen. Met de deelname aan de Gay Canal Parade geeft de FNV de eigen activiteiten op dit gebied een duidelijk gezicht. In 2010 en 2011 is er samen met ander organisaties een lobby gevoerd om voortzetting van de gesubsidieerde activiteiten in de periode 2012-2016. Dat is in eerste instantie gelukt, maar uiteindelijk moest het project door omstandigheden helaas toch voortijdig beëindigd worden. De ervaringen wijzen uit dat dit onderwerp wel geagendeerd wordt in de FNV, maar dat het moeilijk is ook werkelijk meters te maken op dit terrein. Wel zal binnen de vernieuwde FNV een netwerk Roze/LGBT zijn plek krijgen. Conclusie Diversiteit is in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat een gevoelig onderwerp. De FNV moet zich zonder meer uitspreken tegen discriminatie en voor diversiteit, maar de manier waarop luistert nauw. Het is een thematiek met verschillende dimensies en krachtenvelden, waar goed rekening mee moet worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan het opkomen voor homo’s, tegen de achtergrond van de houding tegenover homosexualiteit onder groepen allochtonen met een islamitische achtergrond. Dit is geen onderwerp om zelf grote golven te willen maken, maar door de koppeling aan de werkvloer kan de FNV wel ogen openen voor wat er aan de hand is. Die lijn moet dan ook vol overtuiging voort worden gezet. Zowel intern als extern.
7. De markt meester Vanwege de gevolgen van het neo-liberale beleid van een aantal opeenvolgende kabinetten was marktwerking tijdens het congres een belangrijk onderwerp. De FNV stelde zich ten doel een toetsingskader te ontwikkelen voor het beantwoorden van de vraag of en wanneer marktwerking wel of geen positieve bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en de efficiëntie van vormen van dienstverlening. Een algemeen kader op landelijk niveau, dat door bonden vertaald kan worden naar specifieke sectoren. In nauwe samenspraak met de bonden heeft de vakcentrale in het SER-advies over marktwerking een toetsingskader laten opnemen dat recht doet aan de aspecten die genoemd zijn in de resolutie: werken inkomenszekerheid, het bestrijden van concurrentie op loonkosten en arbeidsvoorwaarden, en toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de publieke dienstverlening. Teleurstellend is dat het toetsingskader nog te weinig is opgepakt in politiek Den Haag. Dit ondanks het positieve onthaal dat het SER-advies en het idee van een toetsingskader om af te kunnen wegen of het introduceren van marktwerking wel of niet wenselijk is, in eerste instantie kregen. De FNV heeft het initiatief genomen voor specifieke onderzoeken naar de situatie in enkele sectoren, maar van het voornemen sectoren te benoemen waar marktwerking niet aan de orde kan zijn, of al in gang gezette marktwerking weer terug zou moeten worden gedraaid, is nog te weinig terecht gekomen. Wel is met succes de situatie in de postsector aangekaart, waar de komst van nieuwkomers op de geïntroduceerde markt leidde tot inferieure arbeidsvoorwaarden voor postbestellers, die volgens een ‘overeenkomst van opdracht’ (ovo) werken, wat in feite neerkomt op het tot ‘zelfstandige’ verklaren van groepen werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, die ertoe leidde dat een slechte vorm van stukloon werd betaald aan mensen die verder geen werknemersstatus krijgen, en daardoor geen recht hebben op sociale zekerheid en pensioen. Uiteindelijk zijn maatregelen genomen om de positie van deze specifieke groep te verbeteren, maar van terugdraaien van de marktwerking in de post zal geen sprake meer zijn. Wel is dit onderwerp meegenomen in het Sociaal Akkoord, en heeft dit geleid tot afspraken om schijnzelfstandigheid en andere misbruikconstructies zoals nul-uren contracten etc. terug te dringen. Bovendien is het door de inspanningen van de FNV gelukt de voorgenomen privatisering van de Kenniscentra voor het afstemmen van onderwijs op de vraag in het bedrijfsleven tegen te houden. De centra blijven nu in het publieke domein, mét betrokkenheid van de vakbonden.
14
Conclusie De FNV heeft zich goed kunnen profileren op het onderwerp marktwerking. De paradox is alleen dat de kritiek op uitwassen die daar het gevolg van kunnen zijn weliswaar breed wordt gedeeld, maar dat de politieke meerderheid nog steeds blijft geloven in het heil van de markt. Bijvoorbeeld in de zorg moet marktwerking voor een belangrijk deel nog steeds de oplossing bieden voor de stijgende kosten. Tegelijk kan worden vastgesteld dat er geen nieuwe marktwerkingsoperaties in gang zijn gezet. Een ander lichtpuntje is dat schoorvoetend een betere regulering van de financiële sector van de grond komt, al is dat in de ogen van de FNV te weinig en te laat. De FNV zal meer moeten doen om deze golf te keren of bij te buigen. Vooral het toespitsen van het toetsingskader dat nu voorhanden is op specifieke beroepen of sectoren zou meer aandacht moeten krijgen. Bonden zijn hier als eerste aan zet. De publieke sector is de andere kant van de marktwerkingsmedaille. Nu daar zo fors op bezuinigd wordt, zal de aandacht van de FNV, en zeker van de direct betrokken bonden, toch vooral uit moeten gaan naar het tegenhouden van die golf. 8. Groei is nog geen welvaart Hoofdstuk 8 pleit voor een meer ontspannen en sociaal gericht economisch model. In Europa, waar de economische belangen nog altijd sterk voorop staan, maar ook in het ondernemingsbeleid, dat evenwichtiger moet. Helaas bleek de bankencrisis om te slaan in een eurocrisis en uiteindelijk zelfs in een sociale crisis. Geconstateerd moet worden dat de gevolgen van de Eurocrisis groot zijn, voor de EU als geheel maar vooral ook voor de afzonderlijke Lidstaten. In heel Europa worden zware bezuinigingen doorgevoerd. Dat zijn geen gunstige tijden voor Europees sociaal beleid met een hoog beschermingsniveau. Onze FNV ambities zijn daarom in zoverre aangepast, dat de primaire focus is geweest om de gevolgen van de crisis zoveel mogelijk te beperken voor onze leden. Samen met het EVV heeft de FNV nationaal en Europees duidelijk gemaakt dat voorstellen over Europese coördinatie op arbeidsmarktterrein niet plaats kunnen vinden zonder betrokkenheid van sociale partners, zowel op nationaal als op EU-niveau. De voorstellen zijn hierop aangepast. De gevolgen van de crisis bevestigen de noodzaak van goede afstemming en samenwerking binnen Europa, ook voor de vakbeweging. De FNV zal samen met de zusterorganisaties binnen het EVV alle zeilen bij moeten zetten om verregaande afbraak van nationale rechten te voorkomen, en een eigen Europees vakbondsantwoord en strategie te ontwikkelen De laatste jaren is het stakingsrecht van werknemers onder druk komen te staan in geval van grensoverschrijdende stakingen. Het Hof van Justitie bleek weinig waarde toe te kennen aan de bescherming van grondrechten binnen de interne markt. Op indringend verzoek van FNV en bonden, hebben we samen met het EVV, het Europees Verbond van Vakverenigingen, daarom de Commissie meermalen gevraagd duidelijk te maken dat fundamentele grondrechten niet ondergeschikt zijn aan de werking van de interne markt. Toch vaardigde de Commissie in maart 2012 een Monti ll verordening uit, waarin het stakingsrecht beschouwd werd als een belemmering van de interne markt. FNV en bonden hebben het voortouw genomen en de noodzakelijkheid van de Monti II verordening betwist. Daarop heeft de hele Europese vakbeweging zich sterk gemaakt tegen dit voorstel. In mei 2012 heeft ook de Tweede Kamer zich uitgesproken tegen deze Monti II verordening. De Nederlandse motie zorgde er op de valreep voor dat de ‘gele kaart’ procedure voor het eerst ingeroepen is door de nationale parlementen. De vele vakbondsacties in verschillende vormen (brieven, de petitie ‘Staken moet mogen’, telefoontjes, ‘goede gesprekken’ in Brussel en Den Haag en zelfs twitterberichten) hebben er uiteindelijk toe geleid dat de beperking van het stakingsrecht nu ingetrokken is. Een belangrijk succes voor de vakbeweging, maar daarmee is de problematiek rond de detacheringsrichtlijn nog niet opgelost en de verwezenlijking van gelijk loon voor gelijk werk nog geen realiteit. De FNV blijft voorop stellen dat sociale bescherming een randvoorwaarde is voor het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Deze randvoorwaarde verdient een verankering binnen de Europese Unie, zodat gelijke rechten en gelijke lonen voor hetzelfde werk voor iedereen werkelijkheid worden. Of dat nu gaat om concrete wetgevingsvoorstellen, zoals het voorstel voor een Handhavingsrichtlijn Detachering, de bescherming van de gezondheid en veiligheid op de werkplek, of de sociale dimensie van de verder geïntegreerde Economische en Monetaire Unie.
15
Op het EVV Congres (mei 2011) stond de vraag centraal hoe we als Europese vakbeweging zo goed en zo snel mogelijk de gevolgen van de crisis te boven kunnen komen en kunnen voorkomen dat de bezuinigingen afgewenteld worden op de burgers en werknemers. Alle FNV amendementen zijn door het nieuwe-EVV bestuur overgenomen. Voor de Nederlandse situatie en discussie heeft de FNV haar visie op bezuinigen versus investeren nog eens heel helder verwoord in de nota Niet Slopen Maar Bouwen. De conceptvisie Blijven Bouwen aan een Sociaal Europa bevat de specifieke Europese visie van FNV en bonden. Centraal staat de samenwerking tussen FNV en bonden, tussen nationale organisaties binnen de Europese vakbeweging, vanuit de overtuiging dat een sterke Europese inzet een noodzakelijke premisse is voor de goede behartiging van de directe belangen van onze leden. Met het van tafel krijgen van het extra bezuinigingspakket voor 2014 is in het Sociaal Akkoord nog een belangrijke slag geslagen. Ook van belang in dit verband is de macro-economische verkenning van de SER, waar de FNV aan heeft meegewerkt (‘Nederland in stabieler vaarwater’), waarin behartenswaardige dingen worden gezegd over de noodzaak meer nadruk te leggen op het oplossen van de fundamentele vraagstukken in woningmarkt, pensioensysteem en financiële sector. In Nederland heeft in eerste instantie de komst van een rechts-liberaal kabinet de kansen op realisering van voorstellen uit dit hoofdstuk van de resolutie aanzienlijk verminderd. Vergroening van de belastingen was en is geen wezenlijk onderdeel van het kabinetsbeleid, evenmin als duurzame energie. Ook het nieuwe kabinet heeft geen stevige doelstellingen op dit terrein. Kansrijker zijn de andere aspecten van verduurzaming, zoals telewerken in het kader van meer duurzame mobiliteit. De ambitie om de Europese sociale verworvenheden als voorbeeld te laten gelden voor landen elders in de wereld komt verder buiten bereik doordat deze verworvenheden in veel Europese landen juist onder druk staan vanwege de bezuinigingen. Een meer evenwichtig ondernemingsbeleid moet de nadruk minder leggen op de belangen van aandeelhouders en meer op die van werknemers. Dat is een fundamentele wijziging in de manier waarop nu de machtsverhoudingen verdeeld zijn. Hier is nog een hele lange weg te gaan. Van meer directe zeggenschap van werknemers over de lange termijn-strategie van organisaties is niet of nauwelijks sprake. Meer succes valt te boeken met het aandacht vragen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen vanuit het motto People, Planet, Profit. Het is gelukt de wenselijkheid hiervan, ook in internationaal verband, vast te leggen in een SER-advies, dat nog een vervolg gaat krijgen. Bedrijven zien het als een commercieel belang een gunstige reputatie te hebben op dit terrein, wat de kansen voor de bonden vergroot hier ook echt afspraken over te maken. Evenwichtige beloningsverhoudingen zijn nog niet bepaald in zicht. De verontwaardiging over de excessieve salarissen en bonussen in de financiële sector was na het uitbreken van de financiële crisis heel groot, maar naarmate de situatie stabiliseerde en verbeterde, was het al gauw weer business as usual. Van de in de resolutie bepleite definitieve ommekeer is dan ook absoluut nog geen sprake. Relevant voor de doelstellingen uit dit hoofdstuk zijn daarnaast de SER-adviezen over het Energiebeleid en Duurzame Groei, en de recente activiteiten rondom het tot stand komen van een Energieakkoord. De FNV is er daarbij in geslaagd haar visie door te laten klinken door het benadrukken van sociale aspecten bij de transitie naar nieuwe energiebronnen en door het uitdrukken van de noodzaak van aandacht voor de balans tussen People, Planet en Profit met een belangrijke focus op werkgelegenheid en (om)scholing. Ook de plannen voor het bestrijden van de crisis die de FNV samen met CNV en MHP, respectievelijk met milieu-organisaties, heeft gepresenteerd, zijn in dit verband van belang. Conclusie In het algemeen kunnen we vaststellen dat het brede welvaartsbegrip dat de FNV voorstaat wel aan terrein wint. Ook de SER draagt dit bijvoorbeeld uit. Die steun verzilveren is overigens een heel ander verhaal.
16
Als het gaat om concrete resultaten valt de balans bij dit hoofdstuk uit de resolutie ondanks alle inspanningen niet altijd positief uit. Dit heeft alles te maken met de grote druk als gevolg van de eurocrisis op bezuinigen en nogmaals bezuinigen. De FNV kan hier alleen in samenwerking met anderen op Europees niveau proberen verandering in te krijgen. Daarbij kan het overigens wel degelijk helpen om, zoals in de afgelopen periode diverse malen met succes gedaan, ook druk te zetten op de nationale bewindslieden die in Brussel het beleid mede bepalen. Aan de andere kant gaapt er een forse kloof tussen wat de (internationale) politiek in staat en bereid is te doen aan misstanden, en de opvattingen in de samenleving. De verontwaardiging over excessieve beloningen is onveranderd groot. Er is dan ook alle reden voor de FNV om een krachtig en herkenbaar geluid af te blijven geven. Europa bepaalt meer en meer de ruimte voor nationaal sociaal-economisch beleid, daarom volstaat het volgen van Europese ontwikkelingen niet en moet actief ingezet worden op beleidsvorming en beleidsbeïnvloeding in Den Haag, maar zeker ook Brussel. Los van de haalbaarheid van voorstellen is dat van belang voor het profiel van de FNV. 9. Meer leden, meer power Hoofdstuk 9 gaat over de organisatiegraad, werving en behoud van leden. Naast een algemeen deel komen diverse specifieke onderwerpen in dit verband aan de orde. Algemeen Tijdens het congres kwam onder de noemer van meer en betere samenwerking binnen de FNV het al langer bestaande verschil van inzicht tussen bonden op dit punt opnieuw aan de oppervlakte. Een aantal bonden is voorstander van het toegroeien naar één FNV, terwijl andere bonden dat juist niet voorstaan. Tijdens het congres is een groep vertegenwoordigers van diverse bonden en de vakcentrale bij elkaar gaan zitten om een speciale resolutietekst op te stellen die recht doet aan deze tegenstelling, maar het toch mogelijk maakt stappen te zetten in een betere onderlinge samenwerking. Deze tekst, die onderdeel is van de resolutie, werd uiteindelijk unaniem aanvaard. Om uitvoering van de hierin vervatte opdracht aan vakcentrale en bonden mogelijk te maken, is via een extern bureau een verkennend onderzoek naar de verschillende opvattingen verricht. De conclusies uit dit onderzoek zijn besproken in een speciale informele vergadering van alle voorzitters, algemeen secretarissen en directeuren van de FNV-organisaties, in oktober 2010. Vervolgens is een projectorganisatie tot stand gebracht die verschillende onderdelen verder uit moet werken. Naast een bestuurlijk overleg over de gewenste bestuursstructuur in de toekomst zijn diverse dwarsverbanden benoemd die door werkgroepen van vakcentrale en bonden voorzien moeten worden van voorstellen voor betere werving en behoud van leden. Het gaat daarbij om groepen als jongeren, senioren, zzp’ers en flexibele arbeidsrelaties. Daarnaast was er een werkgroep die zich richtte op het vormgeven aan meer directe democratie binnen de FNV. De ontwikkelingen op dit terrein zijn in een enorme stroomversnelling terecht gekomen na de interne crisis door het Pensioenakkoord. Zonder alle stappen uitgebreid te bespreken kan worden vastgesteld dat door de interventies van de verkenners Noten en Wijffels, en de kwartiermakers onder aanvoering van Jetta Klijnsma, en uiteindelijk het intensieve overleg (door de Club van Negen) voorafgaand aan het tekenen van de Overeenkomst ‘Vernieuw de vakbeweging!’ in juni 2012, uiteindelijk gekozen is voor eenheid in verscheidenheid. Dat wil zeggen dat enerzijds autonome bonden hun positie erkend en gegarandeerd zien, terwijl tegelijkertijd de grote bonden zich kunnen omvormen naar herkenbare sectoren, maar dan met een direct lidmaatschap voor hun leden van de FNV-Vereniging. Dat kan zonder meer gezien worden als het compromis waar al langer naar gezocht werd. Twee bonden hebben ervoor gekozen geen onderdeel te worden van de vernieuwde FNV: de ouderenbond ANBO, dis pas in 2009 lid werd van de federatie, en Zbo, de bond voor zelfstandigen in de Bouw. Alle andere bonden hebben de wijziging van de statuten onderschreven op het Kleine Congres van 17 april 2013, en zullen op het Congres van mei 2013 naar verwachting de laatste stap in de vernieuwing zetten.
17
Organisatiegraad Als algemeen doel stelt de resolutie dat de Nederlandse organisatiegraad omhoog moet van 1 op 7 naar 1 op 6. Na een periode van een kleine winst in ledenaantallen lijkt de algemene trend nu eerder weer dalende. Hoewel sommige bonden er nog steeds in slagen te groeien. Omdat de beroepsbevolking ook nog steeds toeneemt, daalt de organisatiegraad echter onverminderd door. Coördinatie binnen de FNV op de organisatiegraad vindt plaats via het hierboven geschetste project. Instrumenten en goede voorbeelden komen daarbij wel aan de orde, maar van gecoördineerde doelstellingen in de zin van streefcijfers is geen sprake. Binnen bonden zijn die doelstellingen er overigens vaak wel, al dan niet per bedrijf of per sector. Enige coördinatie en uitwisseling van instrumenten vindt verder plaats via de Communicatieraad. Van een speciaal convenant op dit terrein is door de bonden afgezien, evenals van een gezamenlijk fonds voor werving. Het kiezen voor een krachtig profiel heeft op sector- en beroepsniveau vorm gekregen door de relatief nieuwe methode van organising, die door verschillende bonden ter hand is genomen. Een groot succes is door FNV Bondgenoten bereikt in de schoonmaaksector, waar door deze methode van onderop betere arbeidsvoorwaarden tot stand zijn gekomen en, zoals de schoonmakers vooral wilden, respect en begrip bij het brede publiek. Deze werkwijze levert ook nieuwe leden op in de sector, maar door het grote verloop is het lastig ze te behouden als lid, waardoor het afwegen van kosten en baten van deze arbeidsintensieve methode een lastige zaak is. Andere speerpunten bij organising lagen de laatste tijd bij de distributiecentra voor de supermarkten en bij de thuiszorg. Het betrekken van scholieren, studenten en senioren is vooral ter hand genomen door FNV Jong en de ANBO. Na het vertrek van de ANBO gaat de zelfstandige jongerenbond FNV Jong verder op deze weg, en wordt via het project FNV Senioren het betrekken van senioren verder vormgegeven. Versterken merknaam Het voeren van gemeenschappelijke campagnes gericht op een breed publiek is een aantal jaren gebeurd onder de imago- en wervingscampagne Power to… Op aanraden van de Communicatieraad is daar in 2011 een pauze voor ingelast, om te komen tot een herbezinning op de doelen en de manier waarop die het beste bereikt kunnen worden. Een nieuwe aanpak is nog in voorbereiding. Het inzetten van enquêtes en sociale netwerken om de representativiteit en legitimiteit van de FNV te vergroten is op verschillende manieren ter hand genomen, zowel door de vakcentrale als door de bonden. Van sociale netwerken wordt steeds meer gebruik gemaakt, mede omdat de websites uitnodigen op die manier te reageren. Het FNV-ledenpanel wordt omgebouwd naar een community, wat meer mogelijkheden biedt dit voor verschillende onderwerpen in te zetten. Met deze middelen worden vooral actieve leden bereikt. Het vormgeven van een inbreng door nietleden heeft, los van incidentele publieksenquêtes, minder aandacht gekregen. Leden binden De gezamenlijke inspanning om leden te behouden als die van sector wisselen, zelfstandig worden, etc. was onderdeel van de gesprekken in het eerder genoemd samenwerkingsproject. In de praktijk blijkt er echter nog steeds het een en ander mis te gaan bij het overschrijven of benaderen van deze leden. De vernieuwing van de FNV biedt kansen voor verbetering, die actief benut zullen moeten worden. Het overleg in cao’s over een bijdrage van werkgevers aan het vakbondslidmaatschap heeft hier en daar succes opgeleverd, Een enkele werkgever vond een representatieve vakbond zo belangrijk dat hij het hele lidmaatschap voor zijn rekening nam. Onderzoek naar ledentevredenheid en (gewijzigde) behoeften onder de leden vindt weliswaar in toenemende mate plaats, maar niet zoals bedoeld permanent, maar nog op ad hoc basis. Van het exclusief aan leden beschikbaar stellen van informatie, om de meerwaarde van het lid-zijn te verhogen is nog nergens sprake. Blijkbaar ervaren bonden hierbij een drempel.
18
Voor het binden van nieuwe groepen leden is ook het project Wereldburger van belang, dat op het congres in mei gepresenteerd zal worden. Samenwerking op producten en diensten Ook dit onderwerp was een belangrijk onderdeel van het samenwerkingsproject. De vorderingen in de praktijk zijn nog gering. Wellicht biedt ook hier de vernieuwing een beter perspectief. Het stroomlijnen en zo mogelijk uitbreiden van het dienstenpakket is (nu nog) niet aan de orde. Onderzoek naar uitbreiding van de samenwerking bij de rechtsbijstand is zeer onlangs in gang gezet. De bonden die zzp’ers organiseren hebben wel stappen gezet. Het doel is toe te werken naar één, herkenbaar gezicht voor zzp’ers. Daarvoor wordt eerst de dienstverlening geïnventariseerd en zo mogelijk op elkaar afgestemd, vervolgens de beleidsinhoudelijke visie uitgewerkt, om als eindpunt te komen tot een rolverdeling die ruimte geeft om met één gezicht naar buiten te treden. De doelstelling om alle zzp’ers een gelijkgerichte ondersteuning te bieden komt op deze manier ook dichterbij. In de vernieuwde FNV zullen de sectoren en bonden die zzp’ers vertegenwoordigen zich als netwerk kunnen profileren. Het onderzoek naar mogelijkheden om het voordeelprogramma te verbeteren en wellicht uit te breiden is in gang gezet, maar heeft nog niet tot voorstellen geleid. Onderzoek naar mogelijkheden om het loopbaanadvies tot hoogwaardige pijler van de FNVdienstverlening te ontwikkelen is weliswaar uitgevoerd, maar dit leidde tot de conclusie dat vooralsnog geen nieuwe initiatieven zullen worden ondernomen. Diversiteit De doelstelling om personeel en kader divers van karakter te laten zijn en blijven heeft weliswaar de aandacht, evenals het aantal vrouwen en allochtonen in zichtbare, bestuurlijke functies, maar de praktijk is weerbarstig. Het ontbrak tot nu toe aan de eveneens in de resolutie genoemde instrumenten en manieren om te meten, vooral bij allochtonen. Via een enquête door een onafhankelijke derde lijkt dit probleem nu overigens opgelost. De directies en P&O-afdelingen van vakcentrale en bonden overleggen geregeld hoe dit punt verder handen en voeten te geven. Er is ook een speciale werkconferentie aan gewijd. Er zijn hoe dan ook wel enkele gunstige uitzonderingen. Binnen het project Lokaal Beleid wordt voor FNV-vertegenwoordigers een op deze doelstellingen gericht wervings- en benoemingsbeleid gehanteerd. Bij de benoemingsronde voor de Kamers van Koophandel is succes geboekt met een betere afspiegeling, overigens ook van zzp’ers. Helaas is inmiddels besloten de Kamers van Koophandel op te heffen. Jongeren FNV Jong timmert meer en meer aan de weg. Vooral het project Schoolvoorlichting is in toenemende mate succesvol. Er zijn steeds meer aanvragen van scholen en de reacties van de leerlingen zijn positief. Het lukt goed de publiciteit te halen met voor jongeren relevante onderwerpen, vooral via de veelgelezen gratis kranten. FNV Jong Community is in ontwikkeling, maar functioneert nog niet in de praktijk. En als gevolg daarvan kan ook het doorgeleiden van jongeren naar de bonden niet echt aangepakt worden. Wel is in het begin van de congresperiode een stap gezet door een speciaal convenant van FNV Jong met FNV Bondgenoten en FNV Bouw. Na de verzelfstandiging in juni 2013 kan FNV Jong optreden als autonome bond én verder vormgeven aan het netwerk van jongeren over alle sectoren heen. De activiteiten en financiering van FNV Jong zijn zoals bedoeld ingebed in de begroting en de werkplannen van de vakcentrale. Bij de verzelfstandiging zijn hierover meerjarige afspraken gemaakt. Die verzelfstandiging van FNV Jong tot een autonome bond is een principiële stap, die breed ondersteund werd binnen de FNV. Nu moet de jongerenbond zich gaan bewijzen in de praktijk. Vrouwen Doelstelling in de resolutie was de wervingskracht richting vrouwen te vergroten, met het accent op nieuwe groepen, zoals zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen en jonge vrouwen.
19
Een vakbondsoverstijgend aanbod voor vrouwen zou vorm moeten krijgen via het samenwerkingsproject FNV Vrouw. Om een en ander beter uit te dragen zou de beleidsmatige insteek zo veel mogelijk gekoppeld worden aan het activiteitenaanbod. Door de federatieraad is eind 2010 ingestemd met een plan van aanpak inclusief budget voor het project FNV Vrouw, het voorgestelde samenwerkingsproject tussen de vakcentrale, de Vrouwenbond en de overige bonden. Dit project beoogt conform de resolutie een aansprekend activiteitenaanbod voor met name nieuwe groepen vrouwen door te ontwikkelen en uit te voeren en een vakbondsoverstijgend aanbod voor vrouwen (binden en behouden) te doen. Verantwoordelijk voor de uitvoering is de Vrouwenbond, die zich gaat omvormen naar FNV Vrouw. Inmiddels is er 4 keer een bondsoverstijgende viering van internationale vrouwendag georganiseerd. In 2010 met alleen vakbondsvrouwen, in 2011 samen met Women Inc en in 2012 en 2013 in het kader van het Vrouwenpodium 2010-2020, een samenwerkingsverband met NVR en LOM. In het najaar van 2011 is een onderzoek onder vrouwen uitgevoerd. Op basis hiervan is gekozen voor diversiteit in het aanbod voor de verschillende leeftijden en interessegebieden. De inzet op vernieuwing en samenwerking is succesvol. Op 7 maat 2013 is het Netwerk Vrouwen FNV gelanceerd, een sectoroverstijgend netwerk in het kader van de nieuwe vakbeweging. Met de activiteiten in het kader van het Vrouwenpodium 2010-2020, gericht op politieke beïnvloeding van het kabinetsbeleid zijn flinke stappen gezet in structurele contacten met politici om voor vrouwen belangrijke onderwerpen over het voetlicht te krijgen. Senioren De aansluiting van de ANBO in 2009 als 19e FNV-bond heeft de mogelijkheden om de belangenbehartiging voor senioren te verbreden en versterken zoals bedoeld vergroot. Door de uittreding ontstond vervolgens een hele andere situatie, die heeft geleid tot het project FNV Senioren. Het op de goede manier bedienen en binden van senioren/leden zal opnieuw vorm moeten worden gegeven. Er is inmiddels een maandblad verspreid onder de senioren-leden, en er wordt nu gewerkt aan goede belangenbehartiging, informatievoorziening en dienstverlening. Binnen de vernieuwde FNV zal ook het netwerk van de senioren van de verschillende sectoren vorm worden gegeven. Het uitbreiden van de belangenbehartiging tot zorg, mobiliteit en welzijnsvoorziening voor senioren vond in de afgelopen jaren naast de specifieke profilering van de ANBO op deze terreinen op gemeentelijk niveaus plaats via de inbreng van de lokale groepen onder de vlag van de FNV, die zich richten op het gemeentelijke beleid. Keuzes voor de toekomst gezien het vertrek van de ANBO moeten nog gemaakt worden. De taak om te komen tot een stevig en gefundeerd seniorenbeleid ligt bij de Senioren Adviesraad (SAR), maar komt nog niet van de grond. Het vertrek van de ANBO betekent dat dit anders ingevuld gaat worden. FNV Lokaal Doelstelling was de inbreng van de FNV op lokaal niveau verder uit te bouwen, onder andere door een grotere spreiding over gemeenten. De inspanningen van de vakcentrale werden bestendigd, en zouden gekoppeld worden aan de lokale en regionale activiteiten van de bonden. Dit is boven verwachting gelukt. Waarbij de sterke lokale aanwezigheid van de ANBO uiteraard een factor van belang was. De afspraak tijdens het congres was te komen tot 45 lokale groepen. Momenteel zijn er 55 groepen waaronder regionale, gezien de gemeentelijk herindeling en het feit dat gemeenten op verschillende beleidsterreinen, zoals de WMO, samen optrekken. Een belangrijke nieuwe ontwikkeling in dit verband is de lokale aanwezigheid van de FNV-Vereniging, waarbij gestreefd wordt naar optimale samenwerking met en tussen lokale netwerken, waar bondsafdelingen, FNV Lokaal en de nog op te zetten regionale Vakbondshuizen deel van zullen uitmaken. Beleidsbeïnvloeding op lokaal, regionaal en provinciaal niveau vindt onder andere plaats op basis van het onderzoek LMWIZ. De al langer bestaande Landelijke Monitor Werk en Inkomen is in overleg met de ANBO namelijk uitgebreid met het onderwerp Zorg (WMO), en is in 2012 opnieuw gehouden.
20
Zichtbare resultaten van de LMWIZ zijn de toenemende aantallen publicaties in lokale en regionale media, waar de gemeenten bovendien nogal gevoelig voor zijn. Van 80 publicaties in 2006 is dit aantal gestegen tot 118 in 2012, na een piek van 132 publicaties in 2010, door de samenloop met de gemeenteraadsverkiezingen. Daarnaast worden concrete activiteiten ondernomen, zoals bliksemenquêtes, visitaties, deelname aan provinciale/regionale en lokale platforms, onderzoeken en de tentoonstellingen Onzeker Bestaan en Bijzondere werknemers (over jonggehandicapten en WSW-werknemers). Deze tentoonstellingen zijn respectievelijk 120x en 50x ingezet tot heden. Debatten met lokale politici over de positie van jonggehandicapten en WSW-werknemers zijn onderdeel van de (opening van de) tentoonstellingen Ter ondersteuning van de beïnvloeding zijn allerlei producten ontwikkeld: pamfletten, verkiezingswaaiers, een verkiezingsmanifest en rapportages van enquêtes of onderzoeken. Via de werkgroep Lokaal Beleid zijn bonden betrokken bij de voortgang van het project, de uitvoering en afstemming van activiteiten. De werkgroep komt een maal per kwartaal bijeen, de opkomst is goed en constant. Bij activiteiten wordt ook bondskader uitgenodigd. De koppeling van lokale en regionale activiteiten van bonden en vakcentrale vergt een goede uitwisseling van informatie. Een jaarkalender met FNV Lokaal activiteiten (maandelijks geactualiseerd) wordt eens per kwartaal aan de bondscollega’s beschikbaar gesteld. Waardoor afstemming en gezamenlijk optrekken mogelijk is. Moeizaam gaat helaas het uitwisselen van de bondsactiviteiten kalender. Elk jaar wordt een beleidskader opgesteld zoals gebeurd is voor 2009 en 2010. Per 2011 is een meerjaren beleidskader geformuleerd voor de jaren 2011-2013. Actieve leden worden jaarlijks ondersteund via het scholingsprogramma. Inhoudelijk kregen de onderwerpen aanbesteding thuiszorg (de tarieven voor de huishoudelijke zorg), de langdurigheidstoeslag, de duurzame reïntegratie en het maatschappelijk verantwoord aanbesteden veel aandacht van de media. De FNV website en de tweewekelijkse nieuwsbrief kent een groeiende groep lezers. Ontwerp van lokale websites voor de lokale groepen is momenteel gaande. Zichtbaarheid, bereikbaarheid en werving zijn belangrijke criteria. Dit gebeurt door activiteiten zichtbaar te maken en te koppelen aan elkaar (via links). Ook Facebook wordt sinds kort ingezet. Een nieuwe ontwikkeling in het kader van de vernieuwing is het plan te komen tot rond de 35 ´vakbondshuizen´. Daarbij gaat het zowel om een plek waar mensen elkaar in de regio kunnen ontmoeten voor verenigingsactiviteiten, maar ook om het niveau waar de gezamenlijke beleidsbeïnvloeding regionaal vorm kan krijgen. Hierbij zal ook hernieuwd aandacht worden besteed aan de bijzondere aspecten van en behoeften in de grensregio’s. Leden en andere organisaties betrekken De laatste paragraaf van hoofdstuk 9 gaat over het nauwer betrekken van leden bij de inzetbepaling en het onderhandelingsresultaat van belangrijke adviezen van de SER en de Stichting van de Arbeid. Daarnaast zou bij belangrijke bondsoverstijgende besluiten ledenraadpleging via een referendum plaats moeten vinden. En tenslotte zou vaker dan voorheen een onderhandeling ondersteund worden door acties, zou naar nieuwe actievormen en -middelen gezocht worden en de samenwerking met andere organisaties gezocht worden. Sinds het congres is het meest spraakmakende traject natuurlijk de discussie over pensioen en AOW. Zowel de vraag of de leden de inzet voor een alternatief voor de AOW-leeftijdsverhoging steunden als het globale Pensioenakkoord zijn via een referendum aan de leden voorgelegd. Met brede steun tot gevolg. De uitwerking die vervolgens aan het Pensioenakkoord zou worden gegeven is een ander verhaal. Het uitermate technische karakter van de besprekingen maakte nauwe betrokkenheid van de leden niet of nauwelijks mogelijk. Het is een schoolvoorbeeld van een discussie onder specialisten waarvan de inhoud lastig te communiceren valt. Op vakcentraleniveau heeft de uitwerking langs de normale kanalen vorm gekregen, via de adviesraden (met name de Werkgroep Pensioenregelingen) en de federatieraad. De bonden hebben hun achterban elk op eigen manier betrokken. Het voornemen, na
21
enige discussie, het resultaat opnieuw via een FNV-breed referendum voor te leggen leed schipbreuk door de interne verdeeldheid. Diverse bonden hebben wel een eigen ledenraadpleging in gang gezet. Gecoördineerde ledenraadplegingen met een uniforme presentatie vonden verder plaats over de FNV-nota over sociale zekerheid, en over de Wajongmaatregelen van het kabinet. Zeer intensief zijn de leden op verschillende manieren betrokken bij het discussietraject Zekerheid in Verandering. In het kader van de vernieuwing heeft het betrekken van leden een belangrijke nieuwe impuls gekregen. Door het instellen van een FNV-breed voorlopig Ledenparlement in een ‘proefjaar’, het rechtstreeks door de leden laten kiezen van de leden van het nieuwe Ledenparlement, en uiteraard de rechtstreekse verkiezing van de nieuwe voorzitter. Het meer inzetten van acties in combinatie met onderhandelingen zou van toepassing kunnen zijn bij grote trajecten waar sprake is van een tegenstelling tussen werkgevers en werknemers, of onenigheid met het kabinet in de aanloop naar bijvoorbeeld een Sociaal Akkoord. Dat was vooral aan de orde bij de poging te komen tot alternatieven voor de AOW-leeftijdsverhoging. Het is onvoldoende gelukt mensen hiervoor te mobiliseren, en ook de poging het met werkgevers eens te worden leden zoals bekend schipbreuk. Uiteraard kan organising gezien worden als een nieuwe actievorm, die ook al tot enig resultaat in onderhandelingen heeft geleid, zoals bij de Schoonmaak-cao en die voor de distributiecentra. Op kleinere schaal is geprobeerd bij diverse STAR en SER-adviezen te komen tot andere werkvormen door relevante doelgroepen te betrekken bij adviezen. Een voorbeeld is de hoorzitting van de STAR over maatwerk in cao’s in verband met een discussie over het Toetsingskader AVV, waarbij decentrale werkgevers- en werknemerspartijen werden uitgenodigd voor een toelichting over de praktijk. Andere voorbeelden zijn de werkconferentie met sectoren over de biobased economy, de inbreng vanuit regio’s bij het advies over Krimp en de SER-advisering over de positie van jongeren, met een werkconferentie van jongerenorganisaties. Ook het Energie-akkoord in SER/verband is opgezet met een lange keten van betrokken organisaties. Samenwerking met andere organisaties is tot stand gekomen met bijvoorbeeld de woonbond over het woonbeleid en met gehandicaptenorganisaties, Raad van Kerken en Humanitas in de protesten tegen de Wajongmaatregelen en de wet Werken naar Vermogen; en met Natuur en Milieu inzake maatregelen in het kader van de crisis. Ook met de andere vakcentrales, CNV en MHP, is op veel fronten goed samengewerkt. Conclusie hoofdstuk 9 Bij veel onderdelen van dit hoofdstuk hebben vakcentrale en bonden gedaan wat zij zich hadden voorgenomen. Toch is meer nodig voor een hogere organisatiegraad. Door andere prioriteiten, al dan niet ingegeven door de actualiteit, raakt de aandacht voor dit gezamenlijk vastgestelde kernpunt van aandacht soms toch wat op de achtergrond. Het grote samenwerkingsproject is door de noodzakelijke voorbereidingsfase weliswaar wat later op gang gekomen dan sommigen hadden verwacht, maar kwam uiteindelijk wel goed op stoom. Er bleek draagvlak te zijn voor meer coördinatie van de benadering van specifieke doelgroepen. Door de vernieuwingsdiscussie is de samenwerking in een stroomversnelling terecht gekomen. Opvallend is dat de wat meer complexe zaken, waar voorbereidend onderzoek voor nodig was, (nog) niet uit de verf zijn gekomen. Zoals bij de exclusieve informatie voor leden, de rechtsbijstand en het loopbaanadvies.
22
Tot slot Algemene conclusies Vier jaar geleden zag Nederland, en ook de FNV, er nog heel anders uit….. We zijn nu drie economische dips op rij en drie kabinetten verder, en de FNV heeft een forse crisis achter de rug, die we als het goed is met een vernieuwde FNV en een goed congres op 14 en 15 mei achter ons kunnen laten….. We hebben een in meerdere opzichten turbulente tijd achter de rug. Economisch, met een financiële en bankencrisis, gevolgd door een Eurocrisis en doorgeslagen bezuinigingsbeleid. Politiek, met het meest rechtse kabinet na WO II, en voortdurende kabinetscrises. En intern, ten gevolge van de tweespalt over het pensioenvraagstuk. De interne crisis lijkt bezworen te worden met de vorming van de FNV-vereniging, waar naast de voormalige vakcentrale FNV Bondgenoten, Abvakabo FNV, FNV Bouw, FNV KIEM en FNV Sport in opgaan. En waarbij het sectorale karakter van de vakbeweging wordt versterkt, via de bonden die zelfstandig zijn en de directe sectorale afdeling van de FNV-vereniging. Wat tot nabijheid en herkenbaarheid in bedrijven en sectoren zal leiden. Daarbij is de vakbondsdemocratie ingrijpend vernieuwd via de vorming van een door en uit de leden gekozen FNV Ledenparlement, een direct gekozen voorzitter en een uit de sectoren en vereniging gekozen algemeen en dagelijks bestuur. Bij elkaar de ingrijpendste vernieuwing van de vakbeweging sinds de vorming van de FNV. De economische crisis moet worden aangepakt. Het Sociaal Akkoord biedt daar veel aanknopingspunten voor. Via anti-crisis maatregelen, van werk naar werk-arrangementen, van tafel halen van een nieuwe nullijn voor zorg, onderwijs en overheden. Door vernieuwing van de ontslagbescherming, waarbij de preventieve toets verankerd is en voor iedereen middelen beschikbaar komen voor transitie naar een nieuwe baan. Het Sociaal Akkoord maakt ook een begin met de verdere doorvoering van onze Gewoon Goed Werkagenda. De doorgeschoten flexibilisering wordt aangepakt, uitwassen bij uitbesteden, buitenlandconstructies, we gaan de naleving verbeteren (als sociale partners samen met de overheid). Onder het motto: op weg naar een goede baan! En we kunnen verder met de invulling van afspraken over de regie in de WW, waardoor de vakbeweging weer zichtbaar kan worden in de loopbaan van mensen. Ook als men op zoek is naar een nieuwe baan. En mensen dus ook meer reden zien lid te worden. Waarbij we de aanval op de duur, hoogte en opbouw WW en passant hebben afgeslagen. En waarbij deze verandering in de WW tot na de huidige economische crisis is verschoven, net als de vernieuwing van het ontslagrecht. En ook voor Gewoon Goed Werk voor mensen met een arbeidsbeperking zijn belangrijke stappen voorwaarts gezet. Kortom, ondanks die turbulentie is de FNV weer terug. We zijn weer aan de bal. En het is zaak om gezamenlijk dat in doelpunten en overwinningen te vertalen. En ondanks de lastige economische werkelijkheid is met veel inzet én resultaat werk gemaakt van de flexagenda, met een klinkend Sociaal Akkoord op dit punt als resultaat. Een Sociaal Akkoord, dat er gekomen is ondanks of misschien ook wel dankzij, de diverse crises in Nederland en in de vakbeweging. En waarmee de FNV in ieder geval de komende periode volop aan de slag kan. Nieuwe keuzes Keuzes voor het meerjarenbeleid van de FNV en voor prioriteiten op kortere en langere termijn zijn na de vernieuwing een zaak van het nieuwe bestuur in samenspraak met het Ledenparlement, het hoogste orgaan binnen de vernieuwde FNV. Als we kijken naar wat goed en minder goed gelukt is bij de uitvoering van de resolutie voor 2009 tot 2013 kunnen we wel een paar aanbevelingen doen voor de discussie die gevoerd moet worden.
23
We moeten volop doorgaan: - Met de inzet op Gewoon Goed Werk, en vooral enerzijds het krachtiger bestrijden van slecht flexwerk en het verbeteren van de positie van flexwerkers, anderzijds een stevige inzet op werkgelegenheid, behoud van vakmanschap en instroom van jongeren - Met een versterkte inzet op de discussie over marktwerking, en vooral de toespitsing op sectoren. - En doorpakken op de discussie over groei en welvaart, nationaal, maar vooral ook internationaal/Europees. We moeten alsnog meer werk maken van: - Een specifieke aanpak in het MKB voor Gewoon Goed Werk. Dat kan veel opleveren; hier zit een gat, omdat de meeste maatregelen gericht zijn op (of instrumenten nodig hebben die vooral aanwezig zijn bij) grotere bedrijven. Er is een koppeling mogelijk aan sectorbeleid en specifieke bonden, dus er liggen kansen. - Fit naar de Finish; daarmee hebben we een goed verhaal; bonden/sectoren kunnen verder aan de slag dat te verzilveren. - Het thema Agressie & Geweld; daarmee kan veel meer; randvoorwaarde is wel dat het echt moet leven in de sector. - Diversiteit; een grotere urgentie is nodig, maar het is taaie materie, en brede steun ook en juist decentraal in sectoren en op de werkvloer blijft nodig. De nieuwe netwerken Vrouw, Wereldburger en Roze kunnen hierbij een belangrijke rol gaan spelen. - Het op onze wijze agenderen van het ‘nieuwe’ thema Zeggenschap over Werktijden. Algemene opmerkingen: Zo’n resolutie als die van het congres in 2009 is hoe dan ook een momentopname. En moet ons dus niet in de weg zitten om actuele zaken op te pakken die van groot belang zijn voor de leden. Daarvan zijn in de achterliggende periode ook diverse voorbeelden van aan te wijzen, waarmee we ook goed gescoord hebben. Zoals deeltijd-WW en de startersregeling van het UWV, maar ook de strijd tegen de Regeling Kleine Baantjes, vangnet Ziektewet en de bestrijding van de regeling Werken naar Vermogen. Het belang daarvan ziet iedereen, maar in de congresresolutie was dit niet echt voorzien. Het komt er dus op aan in goed overleg tussen bonden/sectoren en vakcentrale prioriteiten (tijdelijk) te verleggen. Een aanbeveling voor een volgende resolutie zou kunnen zijn: maak meer onderscheid tussen idealen enerzijds en haalbare resultaten anderzijds. Op dat laatste kunnen we elkaar afrekenen. Mei 2013.
24