P
R
A
K
T
I
J
K
G
I
D
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
oktober 2005
S
De fiscus op bezoek. Wat nu...? I. WIE IS DE FISCUS ANNO 2005? 1. Structuur van de fiscale administraties A. De AOIF B. Andere administraties 2. Hoe werkt de AOIF? A. Controleperiode B. Indeling belastingplichtigen : classificatiecode C. Soorten controle D. Taakverdeling E. Controlefrequentie F. Interne normen
p. 2 p. 2 p. 3 p. 3 p. 3 p. 3 p. 4 p. 4 p. 5 p. 6
II. WELKE BEPERKINGEN ZIJN ER AAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID VAN DE ADMINISTRATIE ? 1. Bevoegdheid A. Wie is bevoegd voor welke belasting ? B. Wie is bevoegd voor welk belastingplichtigen ? 2. Onderzoekstermijnen directe belastingen A. Verschil directe belastingen en B.T.W. B. Aanslagjaar C. Gewone onderzoekstermijn D. Buitengewone onderzoekstermijn E. Bijkomend onderzoeksrecht in geval van bezwaar 3. Bescherming van het privé-leven 4. Beginselen van behoorlijk bestuur 5. Openbaarheid bestuur 6. Motiveringsplicht 7. Beroepsgeheim A. Beroepsgeheim van de belastingplichtige of derden B. Beroepsgeheim van de fiscus 8. Bankgeheim 9. Zwijgrecht in strafzaken
p. 7 p. 7 p. 8 p. 9 p. 9 p. 9 p. 9 p. 9 p. 10 p. 10 p. 10 p. 11 p. 11 p. 11 p. 11 p. 11 p. 12 p. 12
III. WAT ZIJN DE CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS ? 1. Vragen om inlichtingen A. Directe belastingen : vraag om inlichtingen aan de belastingplichtige B. Directe belastingen : vraag om inlichtingen aan derden C. Vragen om inlichtingen inzake B.T.W. 2. Controle in kantoor administratie 3. Controle ter plaatse A. Bezoekrecht B. Bewaren en voorleggen van boeken en bescheiden
p. 13 p. 13 p. 15 p. 16 p. 16 p. 17 p. 17 p. 18
IV. WAT ZIJN DE BEWIJSMIDDELEN VAN DE FISCUS ? 1. Wie heeft bewijslast ? 2. Aangifte en akkoord 3. Schriftelijk bewijs 4. Bewijs door getuigen 5. Bewijs door vermoedens A. Wat zijn vermoedens ? B. Wettelijke vermoedens inzake directe belastingen C. Wettelijke vermoedens inzake B.T.W. D. Feitelijk vermoeden 6. Bekentenis belastingplichtige 7. Voorafgaand fiscaal akkoord 8. Proces-verbaal B.T.W.
p. 22 p. 22 p. 22 p. 24 p. 24 p. 24 p. 24 p. 26 p. 27 p. 28 p. 28 p. 28
V. WELKE SANCTIES KAN DE ADMINISTRATIE U NAAR AANLEIDING VAN EEN CONTROLE OPLEGGEN ? 1. Directe belastingen A. Belastingverhogingen B. Administratieve boetes C. Combinatie belastingverhoging en boetes 2. B.T.W. A. Niet-proportionele of vaste geldboetes B. Proportionele geldboetes C. Combinatie proportionele en niet-proportionele geldboetes
p. 29 p. 29 p. 31 p. 31 p. 31 p. 31 p. 32 p. 32
Woord vooraf Als ondernemer bent u wellicht geen vragende partij voor een fiscale controle. Die kost u niet alleen tijd, maar gaat voor de meesten ook gepaard met de nodige stress. Ook de uitkomst ervan is niet altijd te voorspellen. De fiscale wetgeving laat nu eenmaal op een aantal punten ruimte voor interpretatie, die de aanleiding kan zijn voor discussie naar aanleiding van een controle. Toch heeft de fiscus het recht om uw belastingaangifte en de documenten die ermee samenhangen - uw boekhouding in de ruime zin van het woord - te controleren, en bent u verplicht om aan die controle mee te werken. Het resultaat van een bezoek van de fiscus kan sterk beïnvloed worden door de manier waarop de controle is verlopen. Al van bij de aanvang van een controle, waarbij uw adviseur misschien nog niet aanwezig is (een onverwacht bezoek van de controleur, een telefonische vraag om inlichtingen, ...) is het belangrijk de juiste dingen te doen en de dingen juist te doen. Als accountants- en advieskantoor zien wij het dan ook als één van onze opdrachten u correct over deze materie te informeren. Deze beknopte gids geeft u een concreet zicht op de spelregels waaraan zowel de controleur als u zich bij een controle moeten houden. Mocht u na het lezen van deze gids nog vragen hebben, kom dan gerust eens langs in één van de SBB-kantoren. U vindt de lijst achteraan in deze gids. Onze medewerkers helpen u graag verder. Steeds tot uw dienst,
Herman Vidts Algemeen directeur SBB
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
1
HOOFDSTUK I
Wie is de fiscus anno 2005? 1. Structuur van de fiscale administraties A. DE AOIF De Administratie voor de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, afgekort AOIF, is de administratie waarmee u in de praktijk het meest te maken krijgt. De AOIF bestaat uit drie pijlers: - particulieren - kleine en middelgrote ondernemingen - grote ondernemingen Binnen de AOIF bestaan er gewone controles (personenbelasting, vennootschapsbelasting en BTW), controlecentra en opsporingsdiensten.
A. CONTROLES In de AOIF wordt een onderscheid gemaakt tussen de controle van de dossiers en het beheer ervan. Het beheer van dossiers wordt verzorgd door de gewone controles
B. CONTROLECENTRA De grondige controles worden uitgevoerd door controlecentra. Er zijn 51 controlecentra opgericht: 48 lokale en 3 nationale (bijzondere controlecentra voor specifieke sectoren: coördinatiecentra en andere vennootschappen die deel uitmaken van groepen met een internationaal karakter, banken en verzekeringsmaatschappijen, ....grote vennootschappen uit de immobiliënsector en de bouwsector) Elk controlecentrum staat onder de leiding van 1 Gewestelijk directeur en 2 Directeurs (2/3 afkomstig van de directe belastingen, 1 afkomstig van de B.T.W.) en is onderverdeeld in 5 afdelingen : - afdeling I : materiële werkzaamheden; - afdeling II : controle zelfstandigen; - afdeling III : controle grote vennootschappen (volgens de criteria van de boekhoudwetgeving); - afdeling IV : controle andere vennootschappen; - afdeling V : geschillen. De controle-afdelingen (II, III en IV) omvatten één of meer polyvalente teams van zes personen. Zijn er meerdere teams, dan is elk team meestal gespecialiseerd in een bepaalde sector. De term “polyvalent” verwijst naar de samenstelling van het team, namelijk uit ambtenaren die afkomstig zijn van de directe belastingen (2/3) en van de B.T.W. (1/3). De ambtenaren zijn dus niet polyvalent, en ze hebben ook geen polyvalente bevoegdheden (zie verder Hoofdstuk II). Aan het hoofd van een team staat een eerstaanwezend inspecteur 10S3. De leden van de teams zijn meestal e.a. verificateurs (de jongere hebben meestal een graduaat boekhouden).
C. NATIONALE OPSPORINGSDIRECTIE (N.O.D.) De Nationale Opsporingsdirectie (NOD) is een dienst binnen de AOIF, die de vroegere opsporingsdiensten van de directe belastingen en de B.T.W. groepeert. De NOD is opgesplitst in twee afdelingen : - lokale opsporingen; - nationale en internationale opsporingen. De afdeling “lokale opsporing” bestaat uit 16 inspecties, dus 1 per 3 controlecentra (zie lijst in bijlage). Hoewel ze hun activiteiten uitoefenen voor de controlecentra van de streek (bv. opsporingsinspectie Leuven zal werken voor controlecentra Leuven, Tienen en Halle) strekt hun territoriale bevoegdheid zich uit over het hele land. In principe zou een opsporingsambtenaar van Oostende bv. vaststellingen kunnen komen doen in Leuven.
2
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
De afdeling “nationale en internationale opsporing” moet de strijd tegen de internationale fraude (B.T.W.-carrousels e.d.) versterken : daarvoor wordt internationaal samengewerkt op het gebied van de opsporing. Deze opsporingsdienst is bevoegd voor het hele land, maar is opgedeeld in zes gewestelijke zetels.
B. ANDERE ADMINISTRATIES A. ADMINISTRATIE VAN KADASTER, REGISTRATIE EN DOMEINEN Deze Administratie is bevoegd voor het kadaster, de registratierechten en de successierechten.
B. BBI De Administratie van de BBI bestaat naast de AOIF en heeft als taak : - het uitoefenen van controles van een grotere omvang; - het opsporen van grote fraudestromen.
2. Hoe werkt de AOIF ? A. CONTROLEPERIODE Bij de organisatie van de werkzaamheden deelt de fiscus de tijd in in werkjaren, die “controleperiodes” worden genoemd. Een controleperiode loopt van 1 juli van het jaar x tot 30 juni van het jaar x + 1. Zo bevinden we ons dus momenteel in de controleperiode 2005 - 2006. Aan het begin van een controleperiode wordt het aantal te controleren dossiers vastgesteld en aan de verschillende controleurs of controleteams toegewezen. Het begrip controleperiode is, in combinatie met de classificatiecode (zie B) essentieel om te weten wanneer en hoe de belastingplichtige zal gecontroleerd worden (zie E).
B. INDELING BELASTINGPLICHTIGEN: CLASSIFICATIECODE Alle belastingplichtigen zijn ingedeeld in categoriën. Bedoeling van deze indeling is de controlefrequentie te organiseren. De indeling gebeurt aan de hand van een code die bestaat uit een letter, die verwijst naar de fiscale classificatie van de inkomsten van de belastingplichtigen , en meestal nog een cijfer, dat een verdere, louter arbitraire indeling van de verschillende klassen aanduidt.
• Natuurlijke personen A B1 tot B6 D 1 en D2
werknemers, bedrijfsleiders, gepensioneerden en genieters van een vervangingsinkomen die hun kosten niet bewijzen zelfstandigen werknemers en bedrijfsleiders die hun kosten bewijzen
• Vennootschappen C1 tot C6 TIP Aangezien het onder andere aan de hand van deze code is dat de belastingadministratie dossiers selecteert voor controle (zie verder), is het nuttig om ze te kennen. Weet dan dat ze op het aangifteformulier vermeld wordt (tenzij voor nieuwe belastingplichtigen), in het vak waar ook de naam en het adres voorkomen. Het is aangeraden om ze over te nemen op het afschrift van de aangifte.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
3
> HOOFDSTUK I: WIE IS DE FISCUS ANNO 2005?
C. SOORTEN CONTROLE De gewone controles en de controlecentra kunnen 5 soorten controles uitvoeren : - in-orde-stellingen; - beheerscontroles; - punctuele B.T.W.-controles; - gerichte opsporingen; - grondige controles.
A. IN-ORDE-STELLINGEN Het in orde stellen van een dossier betekent : - het rangschikken en materieel in orde brengen van het administratief dossier; - het rechtzetten van manifeste onjuistheden in de aangifte; - het vestigen van de aanslag op grond van de aangegeven inkomsten of op de gewijzigde inkomsten na rechtzetting van manifeste onjuistheden.
B. BEHEERSCONTROLES Een beheerscontrole betekent : - een summiere controle van één of meerdere punten van de aangifte, op basis van stukken, meestal op bureau (d.m.v. vragen om inlichtingen of uitnodiging van de belastingplichtige op het kantoor van de belastingen), eventueel (kort) bij de belastingplichtige.
C. PUNCTUELE B.T.W.-CONTROLES Een punctuele B.T.W.-controle betekent : - een controle inzake B.T.W. van specifieke aandachtspunten of naar aanleiding van een bijzondere gelegenheid bv. verificatie van de intracommunautaire opgave, verificatie voor de teruggave van een belastingkrediet, verificatie bij aanvang, wijziging of stopzetting van de beroepswerkzaamheid, ....
D. GERICHTE OPSPORINGEN Een gerichte opsporing betekent : - de verificatie van de actuele belastingtoestand van de belastingplichtige (nazicht van voorraden, personeel, dagboek, bijzondere registers, rollend materieel, ...) met het oog op een latere grondige controle. Dergelijke opsporingscontrole gebeurt (uiteraard) bijna altijd onaangekondigd.
E. GRONDIGE CONTROLES Een grondige controle betekent : - een volledig en grondig nazicht op vlak van B.T.W. en directe belastingen van de boekhouding van vennootschappen en zelfstandigen (het begrip grondige controle bestaat dus niet voor werknemers, bedrijfsleiders, gepensioneerden en genieters van een vervangingsinkomen).
D. TAAKVERDELING Welke controles worden door wie uitgevoerd ? 1) In-orde-stellingen, beheerscontroles en punctuele B.T.W.-controles : de gewone controles 2) Gerichte opsporingen : de controlecentra en de NOD. 3) Grondige controles : de controlecentra.
4
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
E. CONTROLEFREQUENTIE De controlefrequentie hangt af van de volgende factoren.
A. CODE Door combinatie van 3 gegevens - de aard van de controle, de classificatiecode van de belastingplichtigen en de controleperiode - komt volgend verificatieschema tot stand, dat er -althans in principe- voor zorgt dat na verloop van zes jaar alle dossiers B/C één keer grondig zullen gecontroleerd zijn.
Controleperiode 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2009-2010 2010-2011
2011-2012
AJ 2004-2005 2006-2007 2007-2008 2009-2010 2010-2011
2011-2012
Aard controle Grondig
B/C 3
B/C 4
B/C 5
B/C 6
B/C 1
B/C 2
Beheers
B/C 6 A D2
B/C 1 A D1
B/C 2 A D2
B/C 3 A D1
B/C 4 A D2
B/C 5 A D1
In orde Gerichte opsporingen
B/C 1 2 4 5 B/C 2 3 5 6 B/C 1 3 4 6 B/C 1 2 4 5 B/C 2 3 5 6 B/C 1 3 4 6 B/C 4
B/C 5
B/C 6
B/C 1
B/C 2
B/C 3
Bij dit schema passen nog de volgende opmerkingen : - aan de ene kant is het niet omdat een belastingplichtige voor een bepaalde controleperiode deel uitmaakt van een klasse die voor een grondige controle in aanmerking komt, dat hij ook werkelijk grondig gecontroleerd zal worden, terwijl het aan de andere kant mogelijk is dat een belastingplichtige die voor een bepaalde controleperiode geen deel uitmaakt van een categorie die voor een grondige controle in aanmerking komt, toch grondig gecontroleerd zal worden: op basis van andere criteria (zie hierna) wordt binnen de klasse die in principe voor grondige controle in aanmering komt nog een bijkomende selectie gemaakt en worden ook dossiers die niet tot die categorie behoren geselecteerd - hieruit vloeit voort dat de administratie niet verplicht is om met dit controleschema rekening te houden bij de selectie van dossiers. Concreet betekent dit dat u uw medewerking aan de controle niet kan weigeren, met als argument dat de administratie niet “volgens schema” werkt (bv. wanneer u elk jaar of om de 2, 3 jaar een grondige controle krijgt) - de B/C dossiers die voor grondige controle in aanmerking komen, maar niet geselecteerd werden, worden - ten minste in principe - onderworpen aan een beheerscontrole door de klassieke controlekantoren - inzake directe belastingen gelden onderzoekstermijnen : om te weten wat wanneer kan gecontroleerd worden, moeten die termijnen gecombineerd worden met het controleschema (zie verder : onderzoekstermijnen);
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
5
> HOOFDSTUK I: WIE IS DE FISCUS ANNO 2005?
- kunnen de controlecentra aangiften die al nagezien zijn door de gewone controles nog eens controleren ? In principe wel, maar : • als het verificatieschema gevolgd wordt, zullen deze aangiften de vorige twee controleperiodes in orde gesteld zijn, wat niet echt een controle genoemd kan worden bv. vennootschap C3, aangifte aanslagjaar 2004 werd in orde gesteld door de controle directe belastingen in de controleperiode 2004-2005 => als de vennootschap in de controleperiode 2005-2006 grondig wordt gecontroleerd, zal de aangifte aanslagjaar 2004 samen met de aangifte aanslagjaar 2005 worden onderzocht; • inzake directe belastingen moet rekening gehouden worden met de onderzoekstermijnen (zie Hoofdstuk II, 2);
B. KNIPPERLICHTEN EN DATAMINING Slechts de helft van de grondige controles wordt geselecteerd volgens het schema hierboven. Voor de andere helft baseren de controlecentra zich op ‘knipperlichten’, zaken in dossiers die op de een of andere manier opvallen (ongewone evoluties in omzet en brutowinst, in algemene kosten, investeringen, personeelskosten, resultaten van vorige controles, resultaten van gerichte opsporingen, vraag van het antifraudecomité enz.). Tot voor kort gebeurde die ‘knipperlichten’-selectie volledig door de ambtenaren zelf. Sinds verleden jaar lopen er projecten van geautomatiseerde selectie, zgn. datamining. Dit is een systeem waarbij allerhande gegevens van belastingplichtigen in een wiskundig model worden gestopt. Deze gegevens worden dan door een zeef van algoritmes gehaald, en de output van het programma is een lijst van belastingplichtigen waarvoor een grondige controle aangewezen is.
F. INTERNE NORMEN Het begrip grondige controle is geconcretiseerd in intern administratieve regels, richtlijnen waaraan de ambtenaren van de controlecentra zich moeten houden. Wat zijn de voornaamste aandachtspunten ?
- De bewijskracht van de boekhouding : • controle (meestal door gerichte opsporingen) van aanwezigheid kasboek, dagontvangstenboek, inventaris; • vergelijking comptabele en extracomptabele gegevens bv. bestelbons, offertes, vervoerdocumenten, afsprakenboek,...
- Niet-geboekte omzet : • tegenberekening op basis van de verwerkte grondstoffen en de productieve lonen; • vragen om inlichtingen aan derden; • vergelijking aangegeven omzet en gegevens gerichte opsporingen.
- Striktere aanpak dan gewone controles: • meer aandacht voor formele vereisten (formulieren, fiches); • minder vlug akkoord, eerder formele procedure (bericht van wijziging); • vlugger opleggen belastingverhoging.
- Bij controle van een vennootschapsdossier ook nazicht van dossier(s) bedrijfsleider(s) en verwante vennootschappen.
6
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
HOOFDSTUK II
Welke beperkingen zijn er aan de controlebevoegdheid van de administratie ? In hoofdstuk 3 nemen we de verschillende controlemiddelen van de administratie onder de loep. Aan die controlemiddelen zijn telkens specifieke beperkingen en formaliteiten verbonden. Maar eerst bekijken wij in dit hoofdstuk de algemene beperkingen aan de controlebevoegdheid van de administratie.
1. Bevoegdheid De bevoegdheden van de belastingadministraties zijn zowel materieel (volgens de soort belasting) als territoriaal (volgens het gedeelte van het grondgebied) afgebakend. Onderzoeksverrichtingen verricht in overtreding van deze bevoegdheidsverdelende regels zijn ongeldig en de belastingen gevestigd op grond ervan nietig.
A. WIE IS BEVOEGD VOOR WELKE BELASTING ? 1. KLASSIEKE CONTROLES Een ambtenaar van de directe belastingen is bevoegd voor onderzoek en controle inzake de toepassing van de directe belastingen. Een ambtenaar van de B.T.W. is bevoegd voor onderzoek en controle inzake de toepassing van de B.T.W. Beiden zijn ook van rechtswege gemachtigd om alle inlichtingen te nemen, op te zoeken of in te zamelen die de juiste heffing van alle door deze persoon verschuldigde andere belastingen kunnen verzekeren. Op grond van deze laatste bepaling kunnen de ambtenaren van beide administraties onderling inlichtingen uitwisselen. Voorbeelden : - omzetverhoging door B.T.W.-controleur wordt doorgegeven aan de directe belastingen - verwerping van bepaalde kosten door controleur vennootschapsbelasting wordt doorgegeven aan de B.T.W. Belangrijk is wel dat enkel een ambtenaar die regelmatig belast is met een onderzoek of controle in verband met een belasting waarvoor zijn Administratie bevoegd is, deze inlichtingen kan nemen, opzoeken of inzamelen. Dit betekent : - dat de ambtenaren van een bepaalde administratie geen onderzoek mogen beginnen inzake de toepassing van een andere belasting dan deze waarvoor ze bevoegd zijn bv. een controleur vennootschapsbelasting mag tijdens een controle van de aangifte in de vennootschapsbelasting ook vragen om de B.T.W.-aangiften te zien, maar hij mag geen controle uitvoeren enkel en alleen om de B.T.W.-aangiften te verifiëren; - dat de ambtenaren van een bepaalde administratie geen onderzoeksdaden mogen stellen die niet voorzien zijn in de fiscale wetgeving waarvoor ze bevoegd zijn bv. een B.T.W.-controleur mag boekhoudstukken meenemen, een controleur van de directe belastingen mag dat niet, ook al stuit hij tijdens een controle op zaken die betrekking hebben op de toepassing van de B.T.W.-wetgeving.
2. BBI De ambtenaren van de BBI zijn afkomstig van de Administratie van de directe belastingen, de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen en de Administratie van douane en accijnzen. Ongeacht de administratie van oorsprong zijn BBI-ambtenaren bevoegd voor alle belastingen (zgn. polyvalente bevoegdheden). Ze kunnen dus optreden als ambtenaren van om het even welke fiscale administratie, maar : - bij een onderzoek met betrekking tot een welbepaalde belasting moeten zij de onderzoeksmaatregelen, voorzien door het wetboek met betrekking tot deze belasting, respecteren (specificiteit van de onderzoeksbevoegdheden); - BBI-controleurs hebben noch meer, noch andere bevoegdheden dan andere controleurs : ze hebben, in tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, geen bijzondere (politionele) bevoegdheden.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
7
> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID?
3. AOIF De ambtenaren van de AOIF zijn afkomstig van de Administratie van de directe belastingen en de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen (sector B.T.W.). In tegenstelling tot hun BBI-collega’s hebben deze geen polyvalente bevoegdheden. Dit betekent dus dat voor hen de onder 1) vermelde regels gelden. Of nog : een controleur van de directe belastingen blijft een controleur van de directe belastingen en een controleur van de B.T.W. blijft een B.T.W.-controleur, ook al maken zij deel uit van één controleteam. Gebruik van de bevoegdheden van de ene ambtenaar louter voor de toepassing van de wetgeving waarvoor de ander bevoegd is, is machtsafwending, al moet de belastingplichtige dit natuurlijk wel nog kunnen bewijzen.
B. WIE IS BEVOEGD VOOR WELK BELASTINGPLICHTIGEN ? 1. KLASSIEKE CONTROLEDIENSTEN Voor natuurlijke personen is de bevoegde controle die van de fiscale woonplaats van de belastingplichtige. De fiscale woonplaats wordt beoordeeld op 1 januari van het aanslagjaar. Bv. belastingplichtige is op 28 december 2004 van Brussel naar Gent verhuisd. Bevoegde controle voor onderzoek aangifte inkomsten 2004 : controle Gent. Voor vennootschappen is de bevoegde controle die van de gemeente waar zich de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de vennootschap zich bevindt. Dit wordt beoordeeld op de eerste dag na de afsluiting van de balans. Bv. vennootschap heeft de balans afgesloten op 30 september 2004 en is op 15 september verhuisd van Brussel naar Gent. Bevoegde controle voor onderzoek aangifte boekjaar 01.10.2003 30.09.2004 : controle Gent. Indien de belastingplichtige meerdere vestigingen heeft, zal het bevoegde controlekantoor een beroep doen op de medewerking van het controlekantoor van de onderscheiden vestigingen zo die zich in een ander taalgebied of in te veraf gelegen gebieden bevinden.
2. B.T.W. Voor natuurlijke personen is de bevoegde controle normaal die van de woonplaats op het ogenblik dat de B.T.W.-aangifte ingediend moet worden. Wanneer de B.T.W.-activiteit evenwel niet wordt verricht in de woonplaats van de natuurlijke persoon, is de bevoegde controle die van de plaats waar hij zijn enige of voornaamste administratieve zetel heeft. Voor vennootschappen is de bevoegde controle die van de plaats waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd op het ogenblik dat de B.T.W.-aangifte ingediend moet worden. Bevindt de administratieve zetel van waaruit de vennootschap effectief wordt bestuurd zich evenwel op een andere plaats, dan is de controle bevoegd van de plaats van de voornaamste administratieve zetel. Indien de belastingplichtige meerdere vestigingen heeft, zal het bevoegde controlekantoor een beroep doen op de medewerking van het controlekantoor van de onderscheiden vestigingen zo die zich in een ander taalgebied of in te veraf gelegen gebieden bevinden.
3. BBI De BBI is opgedeeld in verscheidene gewestelijke directies, maar haar territoriale bevoegdheid strekt zich uit over het hele land. Een BBI-controleur van Hasselt kan dus perfect een controle uitvoeren bij een onderneming in Brugge.
4. AOIF De criteria om uit te maken welk lokaal controlecentrum bevoegd is, zijn dezelfde als degene die gelden om te beslissen welk controlekantoor directe belastingen respectievelijk B.T.W. bevoegd is. De drie nationale controlecentra zijn bevoegd voor het hele land.
8
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
2. Onderzoekstermijnen directe belastingen A. VERSCHIL DIRECTE BELASTINGEN EN B.T.W. Inzake directe belastingen gelden onderzoekstermijnen. Dit betekent dat de administratie de inkomsten van een bepaald (boek)jaar moet onderzoeken vóór een bepaalde datum. De onderzoeksverrichtingen van na die datum zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig. Dergelijke termijnen gelden niet voor de B.T.W. Theoretisch betekent dit dat B.T.W.-ambtenaren onbeperkt in de tijd hun onderzoekingen mogen uitvoeren. In de praktijk wordt hun onderzoeksrecht echter beperkt door de verjaringstermijnen van de vordering inzake B.T.W. Die termijnen zijn - 3 jaar (gewone termijn - 5 jaar in geval van fraude - 7 jaar wanneer de naheffing gebaseerd is op informatie uit het buitenland, een rechtsvordering of bewijskrachtige gegevens.
B. AANSLAGJAAR De onderzoekstermijnen zijn gekoppeld aan het begrip aanslagjaar. Hiervoor gelden de volgende regels : - voor natuurlijke personen is het aanslagjaar steeds het jaar dat volgt op het kalenderjaar (bv. inkomsten verkregen in 2004 > aanslagjaar is 2005); - voor vennootschappen die per kalenderjaar boekhouden is het aanslagjaar gelijk aan het jaar dat volgt op het boekjaar (bv. boekjaar vennootschap A afgesloten op 31/12/2004 > aanslagjaar is 2005); - voor vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden is het aanslagjaar gelijk aan het jaar waarin de balans afgesloten wordt (bv. boekjaar vennootschap A afgesloten op 30/06/2004 > aanslagjaar is 2004).
C. GEWONE ONDERZOEKSTERMIJN De gewone onderzoekstermijn is drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Voor vennootschappen die niet op 31 december afsluiten, wordt deze termijn verlengd met een duur gelijk aan de periode tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en de afsluitdatum.
• Voorbeeld 1 boekjaar vennootschap A afgesloten op 31.12.2004. Het aanslagjaar is 2005. De fiscus kan onderzoeken tot 31.12.2007. Op een vraag om inlichtingen van 01.01.2008 in verband met het boekjaar 2004 hoeft vennootschap A dus niet te antwoorden, tenzij de controleur de buitengewone onderzoekstermijn (zie verder D.) zou inroepen.
• Voorbeeld 2 boekjaar vennootschap A afgesloten op 30.06.2005. Het aanslagjaar is 2005. De fiscus kan onderzoeken tot 31.12.2007 + 6 maanden = 30.06.2008. Op een vraag om inlichtingen van 01.01.2008 in verband met het boekjaar 2004-2005 moet vennootschap A dus wel nog antwoorden, op een vraag van 01.07.2008 niet meer (tenzij de controleur de buitengewone onderzoekstermijn (zie verder D.) zou inroepen.)
D. BUITENGEWONE ONDERZOEKSTERMIJN De gewone onderzoekstermijn wordt uitgebreid met twee jaar in geval van fraude (“overtreding van het W.I.B. of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden”). Indien de fiscus vindt dat er belastingontduiking is, kan hij dus onderzoekingen verrichten tot 5 jaar na 1 januari van het aanslagjaar. Maar voor hij van deze termijn gebruik maakt, moet hij de belastingplichtige schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis geven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoeld tijdperk. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
9
> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID?
De aanwijzingen inzake belastingontduiking moeten : - vastgesteld zijn tijdens de gewone onderzoekstermijn; - bij andere openbare besturen, overheidsdiensten of derden ingewonnen zijn. Volgens een constante rechtspraak van het Hof van Beroep van Brussel en een recent arrest van het Hof van Cassatie is er geen voorafgaande kennisgeving nodig indien de bijkomende onderzoeksdaden niet bij de belastingplichtige, maar bij derden worden uitgevoerd (Cass. 1 maart 1996). De rest van de rechtspraak en de rechtsleer zijn het hier wel niet mee eens.
E. BIJKOMEND ONDERZOEKSRECHT IN GEVAL VAN BEZWAAR In geval van bezwaar hebben de ambtenaren die het bezwaarschrift onderzoeken dezelfde onderzoeksbevoegdheden als de controleambtenaren, ongeacht of de oorspronkelijke onderzoekstermijn al dan niet al verstreken is.
3. Bescherming van het privé-leven De Belgische staat moet het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) respecteren. Artikel 8 van dat verdrag verwoordt het principe van de bescherming van het privé-leven. Op deze bescherming kan echter inbreuk gemaakt worden indien er een wettelijke basis voor bestaat, er een legitieme doelstelling is en de inbreuk in een democratische samenleving nodig is voor de naleving van deze doelstelling. Het economisch welzijn van het land is een legitieme doelstelling op grond waarvan de fiscus het recht heeft om zich in het privé-leven van de belastingplichtige te mengen. De belastingplichtige kan zich dus niet verschuilen achter zijn recht op eerbied van het privé-leven om bepaalde vragen niet te beantwoorden of onderzoeksdaden aan te vechten. Wel is de bevoegdheid van de fiscus beperkt door het proportionaliteitsbeginsel, wat betekent dat de inbreuk op het privé-leven in verhouding moet staan met het fiscaal nut van de inbreuk. Onderzoeksverrichtingen verricht met schending van het EVRM zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig.
4. Beginselen van behoorlijk bestuur Beginselen van behoorlijk bestuur zijn niet-geschreven rechtsbeginselen met een algemene draagwijdte die wezenlijk zijn voor een bepaalde rechtsorde en waarvan de naleving zich aan iedereen opdringt met dezelfde kracht als een wet. Het is sinds enige tijd algemeen aanvaard dat ook de fiscus door deze beginselen gebonden is. Onderzoeksverrichtingen verricht met schending van deze beginselen zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig. Hierbij enkele beginselen en voorbeelden van schending ervan : - het onpartijdigheidsbeginsel bv. dezelfde ambtenaar verricht controle en onderzoekt bezwaarschrift, ...; -verbod van willekeur bv. de administratie heeft de stukken die ze ontvangen heeft niet ernstig onderzocht of zelfs niet in overweging genomen; de kosten van levensonderhoud bij een indiciaire taxatie worden bepaald zonder enig concreet gegeven,...; - verbod van machtsafwending bv. een B.T.W.-ambtenaar verricht een controle die enkel tot doel heeft om informatie in te winnen voor zijn collega van de directe belastingen; - zorgvuldigheids- of redelijkheidsbeginsel bv. buitensporige vragen om inlichtingen; - rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel bv. het wijzigen voor het verleden van een individueel akkoord in verband met beroepskosten.
10
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
5. Openbaarheid bestuur Het principe van de openbaarheid van bestuur is ingevoerd door de wet van 11 april 1994. De administratie vat de toepassing van deze wet nogal eng op, de Raad van State ziet het ruimer. Een uitvoerige bespreking hiervan valt buiten het bestek van deze uiteenzetting, maar het is belangrijk om te weten dat u op grond van deze wet in principe het recht om uw fiscaal dossier op om het even welk ogenblik in te zien.
6. Motiveringsplicht De administratie is verplicht om haar bestuurshandelingen formeel te motiveren. Het niet respecteren van deze motiveringsplicht kan leiden tot nietigverklaring van de betreffende bestuurshandelingen door de Raad van State. Enkele voorbeelden van handelingen die gemotiveerd moeten worden : - de beslissing tot niet-verlenging van de aangiftetermijn; - de beslissing tot niet-verlenging van de antwoordtermijn op een vraag om inlichtingen; - de weigering om een afwijking toe te staan op de verplichting om boeken en bescheiden te bewaren op de wettelijk voorgeschreven plaats; - het opleggen van een belastingverhoging; - het opleggen van een boete; - ....
7. Beroepsgeheim A. BEROEPSGEHEIM VAN DE BELASTINGPLICHTIGE OF DERDEN De volgende personen zijn gebonden door een strafrechtelijk gesanctioneerd beroepsgeheim : - geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen; - advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en gerechtsdeskundigen. Boekhouders en belastingconsulenten zijn niet gebonden door een beroepsgeheim, maar hebben enkel discretieplicht. Indien iemand van mening is dat hij een bepaalde inlichting niet kan geven aan de administratie zonder zijn beroepsgeheim te schenden, moet de administratie de bevoegde tuchtoverheid verzoeken hierover te oordelen. Merk op dat het beroepsgeheim ingesteld is in het belang van de cliënten van de betreffende beroepsbeoefenaar, en dus niet kan ingeroepen worden in verband met diens eigen belastingsituatie. Vindt de tuchtoverheid dat het beroepsgeheim niet geschonden zal worden, dan moet de ondervraagde antwoorden, in het andere geval niet. Gegevens verkregen met schending van het beroepsgeheim zijn onwettig verkregen gegevens die niet rechtsgeldig kunnen worden aangewend.
B. BEROEPSGEHEIM VAN DE FISCUS Ook de fiscus zelf is gebonden door een beroepsgeheim : de ambtenaren zijn, buiten de uitoefening van hun ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan ze wegens de uitvoering van hun opdracht kennis hebben. De niet-naleving van dit beroepsgeheim wordt bestraft met disciplinaire sancties. Dit beroepsgeheim moet echter genuanceerd worden. Zo hebben fiscale ambtenaren : - het recht om inlichtingen die verkregen werden in antwoord op een vraag om inlichtingen aan een belastingplichtige te gebruiken voor de taxatie van derden;
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
11
> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID?
- de verplichting om aan andere administratieve diensten van de Staat inlichtingen te verstrekken die voor die diensten nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen bv. : attesten nodig voor subsidies, schadevergoedingen, ...; - de verplichting om bij het parket aangifte te doen van misdrijven waarvan ze kennis hebben en die aanleiding kunnen geven tot strafrechtelijke vervolgingen.
8. Bankgeheim Er bestaat in België geen strafrechtelijk gesanctioneerd bankgeheim. Er bestaat wel een fiscaal bankgeheim : de Administratie is niet gemachtigd om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten. Dit bankgeheim moet echter genuanceerd worden : 1) het geldt enkel inzake directe belastingen; 2) het geldt niet in het stadium van bezwaar; 3) het geldt niet in het stadium van controle indien een onderzoek concrete gegevens aan het licht heeft gebracht die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden. In dat geval heeft een ambtenaar met de graad van ten minste e.a. inspecteur (10S3) het recht om - na de gezamenlijke toestemming van de Directeur-generaal, de Administrateur-generaal en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen verkregen te hebben - uit de rekeningen, boeken en documenten van de bank de inlichtingen te halen die nodig zijn voor het belasten van de cliënt.
9. Zwijgrecht in strafzaken In fiscale aangelegenheden heeft men spreekplicht (bank- en beroepsgeheim buiten beschouwing gelaten). Zwijgrecht (“the right to remain silent”) bestaat enkel in strafzaken. Het ontstaat op het ogenblik dat een strafvordering wordt ingesteld. In de praktijk is het niet altijd zo gemakkelijk om te weten wanneer een fiscaal onderzoek een strafrechtelijk onderzoek wordt. In elk geval is het algemeen aanvaard dat een antwoord op een vraag om inlichtingen dat een bekentenis van een strafbaar feit zou inhouden, in een latere strafprocedure niet meer als bewijsmateriaal kan gebruikt worden.
12
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
HOOFDSTUK III
Wat zijn de controlemiddelen van de fiscus ? 1. Vragen om inlichtingen A. DIRECTE BELASTINGEN : VRAAG OM INLICHTINGEN AAN DE BELASTINGPLICHTIGE Wat mag de administratie vragen en wat niet ? De administratie mag aan de belastingplichtige alle inlichtingen vragen met het oog op het onderzoek van diens fiscale toestand. De wettelijke omschrijving van het vraagrecht is erg ruim. Zo is het vraagrecht bv. niet beperkt tot de beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige. Anderzijds zijn aan het vraagrecht toch een aantal beperkingen. Ten eerste moeten de gevraagde inlichtingen op de één of andere wijze relevant zijn voor het onderzoek. Het is dus niet mogelijk inlichtingen te vragen met betrekking tot een niet-belastbaar feit of met betrekking tot uitgaven zonder fiscale consequenties. Ten tweede moeten de vragen slaan op verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen. Ten derde is het vraagrecht beperkt door de beginselen van behoorlijk bestuur en meer bepaald het redelijkheidsbeginsel. In dit verband heeft de Minister van Financiën herhaaldelijk laten weten : - dat de ambtenaren een goed overwogen en gematigd gebruik moeten maken van hun vraagrecht; - dat de gepastheid van het vragen van bepaalde inlichtingen moet worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden eigen aan elk geval; - dat de vragen precies moeten zijn; - dat overdreven vragen uit den boze zijn; - dat het versturen van algemene vragenlijsten moet worden vermeden. Rekening houdend met deze verklaringen van de Minister kunnen ernstige vragen gesteld worden bij de praktijk van sommige controlecentra om zeer uitgebreide, gestandaardiseerde vragenlijsten naar de belastingplichtige te sturen. Ten vierde kan het vraagrecht beperkt worden door het beroepsgeheim dat sommige belastingplichtigen kunnen inroepen (zie Hoofdstuk II). Tenslotte is er de bescherming van het privé-leven (zie Hoofdstuk II).
Hoe stelt de administratie haar vragen ? De controleur mag de belastingplichtige mondelinge vragen stellen : dit kan telefonisch gebeuren, hij kan de belastingplichtige uitnodigen op zijn kantoor of hij kan die vragen stellen bij een controle ter plaatse. De controleur mag ook schriftelijke vragen stellen. Hij zal daarvoor een zgn. formulier 332 gebruiken. Dit wordt opgesteld in drie exemplaren. Twee ervan worden naar de belastingplichtige gestuurd (1 exemplaar voor de belastingplichtige en 1 om terug te sturen), 1 ervan wordt in het aanslagdossier gerangschikt. Deze formaliteit is echter niet voorgeschreven op straffe van nietigheid : ook een vragenlijst in één exemplaar is een geldige vraag om inlichtingen. Het is ook niet vereist dat de vraag om inlichtingen aangetekend verzonden wordt.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
13
> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS?
Is de belastingplichtige altijd verplicht om op de vragen te antwoorden ? In principe moet de belastingplichtige altijd antwoorden op een vraag om inlichtingen. Op een mondelinge vraag kan hij dit mondeling of schriftelijk doen, maar op een schriftelijke vraag moet hij ook schriftelijk antwoorden. Dit moet niet aangetekend, maar het is aangewezen dit te doen. Indien de belastingplichtige niet antwoordt, kan de administratie hem van ambtswege aanslaan (dit betekent een omkering van de bewijslast in het nadeel van de belastingplichtige). Bovendien kan hem een boete of belastingverhoging worden opgelegd. Merk op dat volgens een constante rechtspraak van het Hof van Cassatie onvolledig antwoorden, manifest laconiek antwoorden of manifest naast de kwestie antwoorden met niet antwoorden gelijk gesteld wordt. Er is echter ook dissidente rechtspraak (bv. Bergen, 16 oktober 1998). De principiële verplichting om te antwoorden moet genuanceerd worden in twee gevallen : - de belastingplichtige die meent dat de gevraagde inlichtingen een te omvangrijk werk vergen kan met de controledienst overleggen wat er gedaan moet worden om te voldoen aan de vereisten van de controle zonder de administratieve lasten van de onderneming buitenmate te bezwaren. De ambtenaren moeten dan “in geweten en met ruim inzicht” de gegrondheid beoordelen van de redenen, die worden aangevoerd door de belastingplichtige om ontslagen te worden van het verstrekken van (een gedeelte van) de gevraagde inlichtingen of van het overleggen van sommige verantwoordingsstukken; - op manifest onwettelijke vragen, bv. vragen over het privé-leven die zonder enige fiscale relevantie zijn of die duidelijk buiten proportie zijn met het fiscaal nut, moet de belastingplichtige niet antwoorden. Praktisch gezien is het echter aangewezen om het vragenformulier wel terug te zenden binnen de wettelijke termijn, maar met vermelding van de reden voor het niet antwoorden. Antwoordt de belastingplichtige, uit schrik voor de aanslag van ambtswege en de boete, toch op een onwettelijke vraag, dan zal dit antwoord normaal gezien een illegaal bewijsmiddel zijn en bij een latere rechtspleging uit de debatten moeten geweerd worden.
Binnen welke termijn moet de belastingplichtige antwoorden ? Voor het antwoord op een mondelinge vraag voorziet het W.I.B. geen termijn. Algemeen wordt aangenomen dat hiervoor een redelijke termijn geldt : de belastingplichtige is dus zeker niet verplicht om onmiddellijk te antwoorden. Op een schriftelijke vraag moet de belastingplichtige antwoorden binnen een maand, vanaf de datum van verzending van de vraag. De termijn begint te lopen vanaf de dag na die van de verzending, wordt gerekend van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste en wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag indien de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is. Merk op dat : - de termijn begint te lopen vanaf de dag na die van de verzending, en dus niet na die van effectieve ontvangst door de belastingplichtige. De bewijslast van deze datum ligt bij de administratie; - het antwoord ter beschikking van de administratie moet zijn binnen die termijn : een antwoord dat verzonden wordt op de laatste dag van de termijn is dus te laat. Bv. vraag om inlichtingen verstuurd op 1 september 2005 Begin termijn : 2 september 2005 (dag na verzending). Wanneer moet antwoord bij administratie zijn ? 3 oktober (2 september + 1 maand - 1 dag = 1 oktober. Verlenging tot 3 oktober omdat 1 oktober een zaterdag is). De administratie kan deze termijn niet inkorten, ook niet als de rechten van de schatkist in gevaar zijn. Deze termijn van één maand kan wel verlengd worden wegens wettige redenen. Deze verlenging moet aan de bevoegde ambtenaar gevraagd worden. Over het algemeen, mogen als wettige redenen aanzien worden :
14
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
- het feit dat er materieel een langere termijn nodig is dan de verleende termijn om de gevraagde inlichtingen te verstrekken; - de ernstige ziekte of de langdurige afwezigheid van de belastingplichtige; - elke omstandigheid van overmacht bv. brand in de bedrijfslokalen. Indien de aanslagambtenaar meent dat hij de verlenging niet kan toestaan, dan moet hij dat motiveren door aan te duiden waarom de door de belastingplichtige aangehaalde motieven niet kunnen beschouwd worden als wettige redenen.
Wat mag de administratie doen met de verkregen inlichtingen ? Met de verkregen inlichtingen mag de Administratie de belastbare inkomsten van de belastingplichtige wijzigen. Aangezien die laatste verplicht is om schriftelijk te antwoorden op een schriftelijke vraag, beschikt de Administratie bij een schriftelijke vraag om inlichtingen over een bewijskrachtig stuk dat van de belastingplichtige zelf uitgaat en dat eventueel tegen hem kan ingeroepen worden. De bewijsproblematiek bij een mondeling antwoord op een mondelinge vraag ligt uiteraard veel moeilijker .... Bij een taxatie volgens tekenen en indiciën mag de fiscus het vraagrecht niet gebruiken om de bewijslast om te keren. De fiscus mag de inlichtingen ook aanwenden voor de taxatie van derden. Wel is de bewijskracht van deze inlichtingen veel minder, aangezien het stuk hier niet uitgaat van de belastingplichtige zelf.
B. DIRECTE BELASTINGEN : VRAAG OM INLICHTINGEN AAN DERDEN. Welke soorten vragen aan derden bestaan er ? De administratie mag aan derden alle vragen stellen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren (deze omschrijving is dus ruimer dan bij vragen aan de belastingplichtige zelf). Het W.I.B. onderscheidt twee soorten van vragen om inlichtingen aan derden : - vragen in verband met een men name aangeduide belastingplichtige; - vragen in verband met een niet met name aangeduide belastingplichtige. Vragen in verband met een met name aangeduide belastingplichtige mogen gesteld worden aan om het even wie. De administratie zelf nuanceert dit echter en zegt dat van deze mogelijkheid slechts gebruik mag worden gemaakt wanneer de belastingplichtige zelf niet of onvoldoende antwoordt op een vraag om inlichtingen of wanneer er ernstige twijfels zijn over zijn antwoord. Bovendien mogen ambtenaren zich enkel wenden tot de personen van wie zeker geweten is dat zij met de belastingplichtige verrichtingen hebben gedaan of van wie, op grond van nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens, terecht mag worden verondersteld dat zij daarbij betrokken waren. Deze verrichtingen hoeven wel geen beroepsmatige verrichtingen te zijn. Ook aan een particulier mogen dus vragen worden gesteld. Zoals voor vragen aan de belastingplichtige zelf moeten tenslotte algemene vragenlijsten vermeden worden. Vragen in verband met een zelfs niet met name aangeduide belastingplichtige(n) mogen enkel gesteld worden aan personen die rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking zijn geweest met de belastingplichtige(n) uit hoofde van beroepsmatige of winstgevende verrichtingen of activiteiten.
VOORBEELDEN : WAT KAN EN WAT KAN NIET IN EEN VRAAG AAN DERDEN ? Kan : - vraag aan N.V. X : “gelieve mij kopies van uw aankoopfacturen bij de B.V.B.A. Y toe te sturen”; - vraag aan N.V. X : “gelieve mij een overzicht van uw klanten voor de jaren 2004 en 2005 te sturen”; - vraag aan de heer A, die privé-aankopen gedaan heeft bij de B.V.B.A. Y: “gelieve mij mee te delen welke aankopen u in 2004 bij de B.V.B.A. Y heeft gedaan”.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
15
> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS?
Kan niet : - vraag aan de heer A, die op 12.11.2004 een privé-feest heeft georganiseerd : “wie was er aanwezig op uw feest van 12.11.2004 , wie heeft de maaltijden bereid, hoeveel heeft u betaald, ...”. Deze vraag is onwettelijk (geen met name genoemde belastingplichtige en geen beroepsmatige verrichting).
Hoe stelt de administratie haar vragen ? De inlichtingen mogen schriftelijk of mondeling worden gevraagd. Mondelinge vragen komen in de praktijk wel nauwelijks voor : om als bewijs te dienen, is nadien toch nog een schriftelijke bevestiging nodig.
Is de derde verplicht om te antwoorden ? Hierover bestaat discussie. Volgens de administratie en de meerderheid van de rechtsleer wel. Sommige rechtsgeleerden verdedigen echter de stelling dat de administratie het recht heeft om van derden inlichtingen te vragen, maar dat de derde niet verplicht is te antwoorden. In deze hypothese zou dus bv. ook geen boete opgelegd kunnen worden. In elk geval kan een niet-antwoord niet leiden tot een aanslag van ambtswege of een belastingverhoging.
Binnen welke termijn moet de belastingplichtige antwoorden ? Volgens de wet bepaalt de Administratie de termijn waarbinnen geantwoord moet worden. In de praktijk geeft de administratie ten minste 8 dagen. Deze termijn kan verlengd worden wegens wettige redenen.
Wat mag de administratie doen met de verkregen inlichtingen ? De administratie heeft het recht om de juistheid van de gevraagde inlichtingen na te gaan, bv. door kennis te nemen van de stukken op grond waarvan de inlichtingen werden verstrekt, maar van dit recht mogen de ambtenaren maar gebruik maken wanneer er ernstige vermoedens zijn dat de verstrekte inlichtingen onjuist zijn.
Wat is het getuigenverhoor ? De administratie heeft ook het recht om derden “te horen”. Hiermee bedoelt men het getuigenverhoor. Dit komt zelden voor. Ik beperkt me ertoe te vermelden dat enkel een ambtenaar met een hogere graad dan e.a. inspecteur (10S3) dit onderzoeksmiddel mag gebruiken en dat het verhoor volgens een bepaalde procedure moet verlopen.
C. VRAGEN OM INLICHTINGEN INZAKE B.T.W. Het vraagrecht inzake B.T.W. lijkt sterk op dat inzake directe belastingen, zodat voor het grootste gedeelte naar de vorige twee nummers kan verwezen worden. Wel wens ik te wijzen op de volgende verschillen : - in tegenstelling tot wat inzake directe belastingen geldt, is er geen wettelijke minimumtermijn voorzien voor het antwoord op een vraag om inlichtingen. Er geldt dus een redelijke termijn. In de praktijk verleent de B.T.W.-administratie een termijn van 20 dagen; - de sanctie voor het niet antwoorden wanneer men daartoe verplicht is een boete van 2.500 EUR !! (KB nr. 44) en/of een ambtshalve aanslag.
2. Controle in kantoor administratie Regelmatig vraagt de fiscus - telefonisch of schriftelijk (inzake inkomstenbelastingen met een formulier 440 B) aan belastingplichtigen om zich op een bepaald tijdstip bij de controledienst aan te melden, met de nodige stukken. De fiscus mag dit vragen, maar de belastingplichtige is niet verplicht hier gevolg aan te geven : de wet schrijft uitdrukkelijk voor dat de belastingplichtige zijn boeken en bescheiden aan de administratie moet voorleggen “zonder verplaatsing”. De belastingplichtige kan dan ook nooit gesanctioneerd worden indien hij niet op het verzoek van de administratie ingaat.
16
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
3. Controle ter plaatse Bij een controle ter plaatse maakt de fiscus gebruik van de volgende bevoegdheden : - het bezoekrecht; - het recht om de boeken en bescheiden van de belastingplichtige in te zien; - het vraagrecht. Het vraagrecht is hierboven besproken, in wat volgt bespreken wij beide andere bevoegdheden.
A. BEZOEKRECHT Het principe is dat fiscale ambtenaren het recht op vrije toegang hebben tot de beroepslokalen van de belastingplichtige.
Is de fiscus verplicht om zijn bezoek aan te kondigen ? Neen. In het B.T.W.-wetboek wordt zelfs uitdrukkelijk gezegd dat het bezoek “zonder voorafgaande verwittiging” kan plaats vinden. In de praktijk worden de meeste controles die tot doel hebben de juistheid van de aangifte(s) te controleren aangekondigd : inzake directe belastingen gebeurt dit met een bericht 440 BI, voor B.T.W. met een drukwerk nr. 402. Vaak wordt bij het aankondigingsbericht ook nog een vragenlijst ter voorbereiding gevoegd. Controles die bedoeld zijn om informatie te verzamelen over het lopende inkomstenjaar en de organisatie van de onderneming (gerichte opsporingen) of controles met als bedoeling een betrapping op heterdaad van fraude gebeuren (uiteraard) onaangekondigd.
Welke ambtenaren hebben het recht op vrije toegang ? Het recht van toegang wordt alleen verleend aan de ambtenaren belast met het verrichten van een controle (bv. nazicht van de aangifte) of met een onderzoek (bv. van een bezwaarschrift) inzake de toepassing van de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de belasting van niet-inwoners of de B.T.W. Ambtenaren die belast zijn met de toepassing van de rechtspersonenbelasting hebben dus geen bezoekrecht. Het volstaat dat bedoelde controle en onderzoek tot de normale bevoegdheid van de ambtenaren behoren : een individuele lastgeving is niet vereist. Wel moeten deze ambtenaren hun aanstellingsbewijs kunnen tonen en is er een bijzondere formaliteit voorgeschreven bij bezoek aan privé-woningen of bewoonde lokalen.
Wie moet toegang verlenen ? De belastingplichtigen : - inzake directe belastingen : alle natuurlijke of rechtspersonen; - inzake B.T.W. : iedereen die een economische activiteit uitoefent. Dit betekent zowel de als zodanig geregistreerde belastingplichtigen als personen die niet voor B.T.W.-doeleinden geïdentificeerd zijn, maar die in feite, in de zin van art. 4 W.B.T.W., als belastingplichtigen moeten beschouwd worden. Andere personen die over bepaalde rechten beschikken in verband met de te bezoeken plaatsen : de ambtenaren hebben niet alleen een recht van vrije toegang tot de gebouwen, lokalen, enz. waarvan de belastingplichtige eigenaar of gebruiker is, maar ook tot alle andere plaatsen waar de belastingplichtige (tijdelijk) een werkzaamheid uitoefent. Bijgevolg moeten soms ook anderen dan de belastingplichtige zelf de fiscus vrije toegang verlenen. Men denke hier vooral aan bouwwerven.
Tot welke plaatsen moet toegang verleend worden ? Er moet toegang verleend worden tot alle plaatsen waar een beroepswerkzaamheid wordt uitgeoefend of vermoedelijk wordt uitgeoefend, ongeacht of de belastingplichtige al dan niet eigenaar of gebruiker is van deze plaatsen. De wet somt, louter bij wijze van voorbeeld, op : fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, burelen, bergplaatsen, garages, terreinen die als fabriek, werkplaats, opslagplaats dienst doen,... De fiscus op bezoek. Wat nu...?
17
> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS?
In sommige gevallen wordt er een beroepswerkzaamheid uitgeoefend in particuliere woningen of bewoonde lokalen, of vermoedt de Administratie dat dit het geval is. Ook tot deze plaatsen heeft de fiscus recht van toegang, zij het dat hier bepaalde formaliteiten en een beperking in de tijd gelden (zie verder).
Wanneer moet er toegang verleend worden ? Inzake directe belastingen is er recht van toegang tijdens de uren dat er een werkzaamheid uitgeoefend wordt, zelfs buiten de normale werkuren, terwijl het B.T.W.-wetboek stelt dat er recht van toegang is “op elk tijdstip”. Er is dus een verschil in bewoording tussen de wetgevingen, maar in de praktijk maakt dit niet zoveel uit. Immers : zoals eerder al gezegd is de administratie gebonden aan de algemene rechtsbeginselen. Welnu, het is duidelijk dat het redelijkheidsbeginsel geschonden zou worden, indien een B.T.W.-ambtenaar zonder enige reden (concreet : zonder vermoeden van zwartwerk) buiten de normale werkuren de boekhouding zou willen controleren. Anderzijds hebben ook de ambtenaren van de directe belastingen het recht om te controleren buiten de normale werkuren, indien ze weten of vermoeden dat er een (zwarte) werkzaamheid wordt uitgeoefend. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben de ambtenaren maar toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds. Tot het kantoor van de titularissen van vrije beroepen, ambten of posten hebben de ambtenaren geen toegang gedurende de tijd dat de betrokken belastingplichtige er zijn beroep in aanwezigheid van zijn cliënten uitoefent.
Welke formaliteiten moet de administratie vervullen ? De controleambtenaar kan het bezoekrecht uitoefenen zonder enige formaliteit te moeten vervullen, behalve wanneer het gaat om particuliere woningen of bewoonde lokalen. In die gevallen is de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank vereist. Bovendien mag slechts in uitzonderlijke gevallen (concreet : ernstige vermoedens van zwartwerk) gebruik gemaakt worden van dit recht en moet de hiërarchische overheid toestemming gegeven hebben.
ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET BEZOEKRECHT Het bezoekrecht is geen recht van huiszoeking. De ambtenaren hebben dus niet het recht om kasten te openen, op eigen houtje archieven in te kijken, computers te bedienen, verhoren af te nemen,... De uitoefening van het bezoekrecht mag niet tot gevolg hebben dat de belastingplichtige op enigerlei wijze belemmerd wordt in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid.
B. BEWAREN EN VOORLEGGEN VAN BOEKEN EN BESCHEIDEN A. DIRECTE BELASTINGEN
Wie moet boeken en bescheiden bewaren en voorleggen ? Iedereen die onderworpen is aan personen-, vennootschaps-, rechtspersonenbelasting of belasting van niet-inwoners (er is dus geen beperking tot bv. zelfstandigen, actieven, personen die een aangifte moeten indienen,...). Merk op dat de voorlegging ook kan gevraagd worden aan de wettelijke vertegenwoordiger van de belastingplichtige (bv. gevolmachtigd accountant), maar niet aan andere personen zoals bv. personeelsleden, familieleden,... In dit laatste geval zou de belastingplichtige dus niet gesanctioneerd kunnen worden voor “weigering voor te leggen”, tenzij er sprake is van een procédé van de belastingplichtige om zich aan zijn wettelijke verplichtingen te onttrekken.
Welke boeken en bescheiden moeten er voorgelegd worden ? 1) Alle boeken en bescheiden die noodzakelijk zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van de belastingplichtige te bepalen, ongeacht de aard van de inkomsten (onroerend, roerend, beroeps, of divers) of de oorsprong ervan (Belgisch of buitenlands).
18
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
De grenzen van de administratieve bevoegdheden zijn tamelijk vaag. Wat is immers “noodzakelijk om de belastbare inkomsten te bepalen” ? In elk geval is er overeenstemming over de volgende zaken : - de voorleggings- en bewaringsplicht is niet beperkt tot de wettelijk verplichte boekhoudkundige stukken : ook extracomptabele stukken kunnen gevraagd worden (bv. organogram, rekeningstelsel, offertes, vervoerdocumenten, bestel- en leveringsbons, ...; - de voorleggings- en bewaringsplicht is niet beperkt tot de boeken en bescheiden in verband met de beroepswerkzaamheid; - ook vertrouwelijke documenten kunnen opgevraagd worden, tenzij de belastingplichtige zich op een beroepsgeheim beroept. Anderzijds moeten niet bewaard of voorgelegd worden : - bescheiden van loutere privé-aard, zonder enig verband met geldbeleggingen of inkomstenincasseringen, zoals bv. boeken en bescheiden betreffende huishoudelijke uitgaven; - bankrekeningen die niet beroepsmatig worden gebruikt (behalve buitenlandse rekeningen, zie 2)). Wanneer een rekening, zij het slechts gedeeltelijk, voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt, mogen echter alle bescheiden betreffende die rekening geverifieerd worden. Eén beroepsmatige verrichting is al voldoende. Wat een beroepsmatige verrichting is, is een feitenkwestie. De loutere storting van een bezoldiging lijkt ons in elk geval onvoldoende.
CONCLUSIE : we hebben hier te maken met een materie waar bij uitstek rekening moet gehouden worden met de EVRMbepalingen inzake de bescherming van het privé-leven, met de algemene rechtsbeginselen en met de geest van de wet (complementariteit van de bevoegdheden van de administratie aan het onderzoek van de aangifte), te meer aangezien vrij algemeen aangenomen wordt dat het in eerste instantie de administratie is die de “noodzaak om de belastbare inkomsten te bepalen” beoordeelt. Indien de belastingplichtige het met de Administratie niet eens is, zal later door een rechter moeten geoordeeld worden. Dat de administratie zich bewust is van de vaagheid en onduidelijkheid, blijkt overigens uit de aanbeveling aan de ambtenaren om in geval van privé-documenten “met tact en doorzicht op te treden, ten einde nutteloze discussies te vermijden en de belastingplichtige niet te ontstemmen”. 2) Voor wie onderworpen is aan de personenbelasting behalve de boeken en bescheiden vermeld in 1) ook : de boeken en bescheiden in verband met buitenlandse rekeningen. 3) Voor vennootschappen behalve de boeken en bescheiden vermeld in 1) ook : de registers van de aandelen en obligaties op naam, en de presentielijsten van de algemene vergaderingen. 4) Wie een beroep doet op een computerboekhouding moet de informatiedragers, alle gegevens die ze bevatten en de dossiers m.b.t. de analyses, programma’s en beheer van het gebruikte systeem in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage voorleggen. Bovendien moeten voor de administratie kopies gemaakt worden in de door de ambtenaren gewenste vorm van het geheel of een deel van de gegevens en de informaticabewerkingen verricht worden die nodig worden geacht om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen.
Aan wie moeten de boeken en bescheiden worden voorgelegd ? De boeken en bescheiden moeten voorgelegd worden aan elke ambtenaar van de directe belastingen die erom verzoekt. Deze ambtenaar moet hiervoor dus geen bijzondere machtiging hebben (maar moet wel zijn aanstellingsbewijs kunnen voorleggen).
Hoe lang moeten de boeken en bescheiden bewaard worden ? Voor de directe belastingen moeten de boeken en bescheiden bewaard worden tot het verstrijken van het vijfde jaar of boekjaar volgend op het belastbaar tijdperk waarop ze betrekking hebben. De fiscus op bezoek. Wat nu...?
19
> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS?
Voor de computerboekhouding is de termijn 5 jaar nadat het gebruik van het softwarepakket is stopgezet. Meestal zal echter een langere termijn gelden (namelijk die voor de B.T.W. of de boekhoudwetgeving).
Waar moeten de boeken en bescheiden bewaard en voorgelegd worden ? De boeken en bescheiden moeten bewaard worden in het kantoor, agentschap, bijhuis of elk ander beroeps- of privélokaal van de belastingplichtige waar die boeken en bescheiden werden gehouden, opgesteld of toegezonden. Op deze regel bestaan twee uitzonderingen : wanneer de boeken in beslag genomen zijn door het gerecht en wanneer de administratie een afwijking heeft toegestaan. Die afwijking wordt echter slechts onder strikte voorwaarden toegestaan : - de overdracht van de bescheiden moet op een bepaalde datum en voor een bepaalde periode gebeuren; - de belastingplichtige moet een gemotiveerde brief richten aan de bevoegde e.a. inspecteur (10S2), die, rekening houdend met de aangehaalde omstandigheden, oordeelt of die vraag tot afwijking kan worden ingewilligd; - bij een aangekondigde controle moet de belastingplichtige in staat zijn om zijn boeken en bescheiden opnieuw in bezit te hebben om ze op de vastgestelde dag voor de controle voor te leggen; - in geval van niet-aangekondigde controle moet hij, wanneer die documenten niet in zijn bezit zijn, de persoon of instelling kunnen aanwijzen bij wie ze berusten en ze hem binnen een korte tijd doen terugbezorgen; - het dagontvangstenboek moet zich, door zijn aard zelf (dagelijks bij te houden !), bestendig in de onderneming bevinden. Zoals bekend, komt het heel vaak voor dat (het grootste gedeelte van) de boekhouding volledig gehouden en bewaard wordt bij de externe accountant of belastingconsulent. Moet dan telkens opnieuw een aanvraag moeten worden ingediend ? Ja, volgens de Minister van Financiën : hij sluit een algemene toelating om de boeken en bescheiden te laten bewaren bij hun accountant uit, omdat het “ter gelegenheid van het onderzoek ter plaatse meestal noodzakelijk is om de feitelijke controle van de goederen of van het bedrag van de ontvangsten te koppelen aan de controle van de documenten, hetgeen een onmiddellijke toegang tot de gegevens van de boekhouding vereist”. Concreet betekent dit dat de administratie in dergelijke gevallen een aanslag van ambtswege zou kunnen vestigen en/of een administratieve boete opleggen. Wel zal hier eventueel een beroep kunnen gedaan worden op algemene rechtsbeginselen als het redelijkheidsbeginsel en het verbod van machtsafwending (indien bv. de administratie systematisch onaangekondigde controles zou uitvoeren met de loutere bedoeling om boetes en aanslagen van ambtswege op te leggen). Zorg er in elk geval voor steeds een stuk van de boekhouding bij te houden en zeker het kasboek, dagontvangstenboek en de inventaris. De boeken en bescheiden moeten voorgelegd worden “zonder verplaatsing”, dus op de plaats waar ze bewaard moeten worden. Dit betekent dat de administratie niet kan eisen dat de belastingplichtige zijn boeken en bescheiden naar het kantoor brengt (zie hoger).
Heeft de controleur het recht om boeken en bescheiden mee te nemen ? Neen, en dit in tegenstelling tot wat geldt inzake B.T.W. Volgens de administratie mag de controleur wel kopies van computerbestanden meenemen. De meerderheid van de rechts-leer is het daar echter niet mee eens.
Waarvoor kan de fiscus de voorgelegde documenten gebruiken ? De fiscus mag de documenten die haar bij de controle van de ene belastingplichtige worden voorgelegd gebruiken voor de taxatie van (een) andere belastingplichtige(n) , maar mag geen controle ter plaatse uitvoeren louter met het oog op de taxatie van derden.
Welke bijzondere regeling geldt er voor computerboekhouding ? De inzage- en bewaarverplichting geldt ook voor derden waarop belastingplichtigen een beroep doen om de boekhouding te houden, op te stellen, toe te zenden of te bewaren door middel van computersystemen. De bedoelde derden zijn de softwareproducenten, ten minste volgens de administratie. Deze visie wordt door sommigen tegengesproken, met als argument dat een softwareproducent geen boekhouding houdt, opstelt, verzendt of bewaart.
20
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
B. B.T.W.
Wie moet boeken en bescheiden bewaren en voorleggen ? 1) Belastingplichtigen en niet B.T.W.-plichtige rechtspersonen (= Staat, gewesten, provincies, ...). 2) Iedereen (dus ook particulieren) die een door het B.T.W.-wetboek voorgeschreven stuk heeft ontvangen. Ten minste volgens de administratie. In de rechtsleer zijn velen van mening dat het B.T.W.-wetboek geen verplichtingen kan opleggen aan niet B.T.W.-plichtigen). De voor de directe belastingen uiteengezette regels inzake de wettelijke vertegenwoordiger van de belastingplichtige gelden ook inzake B.T.W.
Welke boeken en bescheiden moeten er voorgelegd worden ? 1) Voor de belastingplichtigen en niet B.T.W.-plichtige rechtspersonen : alle boeken en stukken voor zover zij verband houden met de beroepswerkzaamheid. De omschrijving inzake B.T.W. is dus zowel ruimer (niet vereist dat de stukken noodzakelijk zijn om belastbare omzet te bepalen) als beperkter (geen inzage van stukken die niets met beroepswerkzaamheid te maken hebben). Inzake computerboekhouding geldt hetzelfde als inzake directe belastingen. 2) Voor iedereen (indien het standpunt van de administratie wordt gevolgd) : de door het B.T.W.-wetboek voorgeschreven stukken die men heeft ontvangen bv. factuur, restaurantbonnetjes, ....
Aan wie moeten de boeken en bescheiden worden voorgelegd ? De boeken en bescheiden moeten voorgelegd worden aan elke ambtenaar van de B.T.W. die erom verzoekt. Deze ambtenaar moet hiervoor dus geen bijzondere machtiging hebben (maar moet wel zijn aanstellingsbewijs kunnen voorleggen).
Hoe lang moeten de boeken en bescheiden bewaard worden ? Het B.T.W.-wetboek schrijft een bewaringstermijn van 10 jaar voor, te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar volgend op de sluiting van de boeken of de datum van de stukken. Voor de computerboekhouding geldt een termijn van 10 jaar nadat het gebruik is stopgezet. Ook de boekhoudwetgeving kent een bewaringstermijn van 10 jaar.
Waar moeten de boeken en bescheiden bewaard en voorgelegd worden ? Het B.T.W.-wetboek schrijft geen plaats voor waar de boeken en bescheiden bewaard moeten worden. Ze moeten echter voorgelegd worden zonder verplaatsing. Net zoals voor directe belastingen geldt dus dat de controleur niet kan eisen dat de boeken en bescheiden naar zijn kantoor worden gebracht. De voorlegging zal dus gebeuren waar de boeken normaal gehouden worden, dus in de woonplaats van de gecontroleerde personen of op de maatschappelijke of administratieve zetel van de vennootschap.
Heeft de controleur het recht om boeken en stukken te behouden ? Ja. Tegen afgifte van een ontvangstbewijs mag de B.T.W.-controleur de boeken en stukken of kopies van een computerboekhouding behouden, wanneer hij meent dat de boeken stukken of kopies de verschuldigdheid van een belasting of een geldboete in hoofde van de betrokkene of van derden aantonen of ertoe bijdragen die aan te tonen. Niet-afgesloten boeken mogen niet meegenomen worden.
Waarvoor kan de fiscus de voorgelegde documenten gebruiken ? Het B.T.W.-wetboek bepaalt dat het doel van de voorlegging is : de juiste heffing van de belasting in hoofde van de belastingplichtige of in hoofde van derden nagaan.
Welke bijzondere regeling geldt er voor computerboekhouding ? Inzake B.T.W. geldt geen bijzondere inzage- en bewaarregeling voor softwareproducenten (zij vallen uiteraard wel onder de algemene inzage- en bewaarregeling).
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
21
HOOFDSTUK IV
Wat zijn de bewijsmiddelen van de fiscus ? 1. Wie heeft de bewijslast ? De bewijslast van de belastbare inkomsten rust op de administratie, tenzij de belastingplichtige van ambtswege aangeslagen is. De bewijslast van de beroepskosten rust op de belastingplichtige. Belastingplichtigen zijn meestal verplicht om een aangifte in te dienen. Die aangifte is voor de fiscus het vertrekpunt van de controle. Hij is verplicht om de aanslag op basis van die aangifte te vestigen, tenzij hij die onjuist bevindt. Die onjuistheid kan de fiscus bewijzen met alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen behalve de eed. De door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen zijn : - het schriftelijk bewijs; - het bewijs door getuigen; - het bewijs door vermoedens; - de bekentenis.
2. Aangifte en akkoord Een regelmatig opgestelde en ingediende aangifte is dus geloofwaardig tot het tegenbewijs : haar bewijskracht berust op een vermoeden van juistheid. Hetzelfde geldt voor een rechtsgeldig akkoord dat met de administratie afgesloten wordt. Een akkoord is rechtsgeldig indien het werd afgesloten door de belastingplichtige of zijn lasthebber en indien het betrekking heeft op feitenkwesties (er kunnen geen overeenkomsten gesloten worden over de toepassing van de belastingwet zelf). Of de lasthebber een akkoord kan afsluiten, hangt af van de omvang van het mandaat. Indien dit niet schriftelijk is vastgelegd, kan de wil van de lastgever enkel blijken uit vaststaande en niet betwiste feiten : zo betekent bv. het feit dat de belastingconsulent de aangifte ondertekent, nog niet dat hij ook bevoegd is om een akkoord af te sluiten. Een individueel akkoord hoeft niet schriftelijk te zijn en zelfs niet uitdrukkelijk. Men spreekt van een stilzwijgend individueel akkoord (waarvoor precies dezelfde regels gelden als voor een uitdrukkelijk akkoord) wanneer : - de fiscus een aangifte onderzocht heeft; EN - hij de raming en aftrek van bepaalde kosten of de raming van voordelen van alle aard niet ter discussie heeft gesteld. De belastingplichtige kan op zijn aangifte terugkomen indien hij, binnen de wettelijke termijnen, aantoont dat hij een materiële of een juridische vergissing heeft begaan. Een akkoord kan hij bovendien aanvechten indien de lasthebber handelingsonbekwaam was of het akkoord aangetast was door een wilsgebrek. Wilsgebreken die tot de nietigheid van het akkoord tot gevolg kunnen hebben, zijn dwaling, geweld en bedrog. Behalve in vier gevallen (zie volgende alinea), kan de fiscus een (uitdrukkelijk of stilzwijgend) akkoord enkel opzeggen voor de toekomst, meer bepaald met ingang van het inkomstenjaar dat volgt op het jaar waarin de controle gebeurt bv. de heer Janssens heeft in zijn aangiften voor de aanslagjaren 1998-2004 een forfaitair bedrag van 500 EUR afgetrokken als documentatiekosten. In 2000 is er een controle directe belastingen geweest van de aanslagjaren 1998 en 1999. De controleur heeft geen opmerkingen gemaakt over de documentatiekosten. Op 25 maart 2005 verricht een team van de AOIF een controle van de aanslagjaren 2003-2004 en wil het de aftrek van de documentatiekosten verwerpen. Kan dit ? Ja, maar pas met ingang van het inkomstenjaar 2006 (aanslagjaar 2007). Uitzonderingen op deze regel : de fiscus kan het akkoord toch al voor het verleden opzeggen indien : - het akkoord in strijd was met de belastingwet (in dat geval is er eigenlijk geen akkoord); - het afgesloten is op grond van valse gegevens die de belastingplichtige aan de fiscus heeft verschaft; - de omstandigheden gewijzigd zijn; - de wet gewijzigd is.
22
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
3. Schriftelijk bewijs Om het bedrag van de belastingschuld te bepalen mag de administratie steunen op geschriften uitgaande of in het bezit van de belastingplichtige. CONCREET : de administratie mag zich beroepen op uw boekhouding om uw aangifte te wijzigen. bv. aangifte vennootschapsbelasting : daling reserves met 10.000 EUR, terwijl in jaarrekening een toewijzing aan de reserves is van 10.000 EUR (fout bij het overschrijven) : fiscus zal zich op uw jaarrekening beroepen om uw aangifte te wijzigen (+ 20.000 EUR) Is de administratie verplicht om uw boekhouding te aanvaarden ? Neen. In drie gevallen zal de administratie uw boekhouding niet aanvaarden en de belastbare inkomsten geheel of gedeeltelijk vaststellen op een ander bedrag en/of op een andere wijze dan uit uw boekhouding blijkt. Dit zal het geval zijn als de administratie van mening is (en bewijst) dat : - de boekhouding niet bewijskrachtig is; OF - bepaalde verrichtingen gesimuleerd zijn; OF - bepaalde juridische kwalificaties enkel tot doel hebben belastingen te ontwijken (enkel voor directe belastingen).
1. Niet-bewijskrachtige boekhouding Een boekhouding is bewijskrachtig in fiscale zaken indien : - de boeken en bescheiden een samenhangend geheel vormen aan de hand waarvan de belastbare inkomsten nauwkeurig kunnen worden bepaald; - alle geschriften gestaafd worden door bewijsstukken; - alle geboekte cijfers overeenstemmen met de werkelijkheid Het is dus noch voldoende noch noodzakelijk dat de boekhoudwetgeving wordt gerespecteerd. Zo kan de administratie een boekhouding verwerpen wanneer : - er facturen ontbreken; - de facturen onvoldoende gedetailleerd zijn; - voor beroepskosten geen bewijsstukken aanwezig zijn; - er geen dagontvangstenboek/kasboek aanwezig is, dit boek niet dagelijks wordt aangevuld of dit boek dagelijks maar globaal wordt aangevuld (dit laatste mag maar als u deze globale bedragen kunt detailleren aan de hand van kasrollen); - er op het einde van het boekjaar geen gedetailleerde inventaris van de voorraad wordt opgemaakt, of de inventaris in strijd is met andere boekhoudkundige stukken; - offertes ontbreken of in tegenspraak zijn met facturen; - een afsprakenboek ontbreekt in een sector waar dit normaal wordt bijgehouden (bv. kapsalon). De Administratie moet wel bewijzen dat de boekhouding niet voldoet aan de hierboven vermelde criteria. Onvoldoende bewijs is bijvoorbeeld : - een (zelfs wettelijk) vermoeden bv. hogere winstmarge van 3 gelijkaardige belastingplichtigen; - “het gezond verstand” van de controleur bv. “dat kan toch niet juist zijn”; - een loutere bewering van een (anonieme) derde bv. anonieme brief over zwarte verkopen; - de boekhouding van een derde bv. verkoopfacturen aan de belastingplichtige. Anderzijds ontneemt het verwerpen van de boekhouding de fiscus niet het recht om bepaalde elementen eruit te gebruiken als feitelijke vermoedens.
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
23
> HOOFDSTUK IV: BEWIJSMIDDELEN VAN DE FISCUS?
2. Simulatie Simulatie is het tot stand brengen van een schijnakte die met geen werkelijke handeling overeenstemt, ofwel het geheel of gedeeltelijk verbergen van een werkelijke akte onder het mom van een andere. Volgens de zgn. Brepols-doctrine is er geen simulatie wanneer de partijen, om een voordeliger fiscale regeling te genieten, onder aanwending van de vrijheid der overeenkomsten, zonder evenwel een wettelijke verplichting te schenden, akten opstellen waarvan zij al de gevolgen aanvaarden, zelfs zo de vorm die zij eraan geven niet de meest normale is. De administratie kan simulatie aantonen door middel van alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, uitgezonderd de eed.
3. Belastingontwijking Inzake directe belastingen geldt dat de juridische kwalificatie die partijen geven aan een akte of aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen en die enkel tot doel heeft de belasting te ontwijken niet tegenwerpelijk is aan de administratie. Dat het enige doel de belastingontwijking is kan door de administratie met alle bewijsmiddelen van het gemeen recht bewezen worden, uitgezonderd de eed. Als tegenbewijs moet de belastingplichtige dan aantonen dat de kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt.
4. Bewijs door getuigen Gezien de uitzonderlijkheid van het getuigenverhoor, wordt in het bestek van deze cursus niet verder ingegaan op dit bewijsmiddel.
5. Bewijs door vermoedens A. WAT ZIJN VERMOEDENS ? Vermoedens zijn gevolgtrekkingen die worden afgeleid uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit. Een vermoeden bestaat dus uit : (1) bekende en bewezen gegevens; (2) op zich onbekende en onbewezen gegevens, die echter bewezen worden door; (3) bewijs van (2) door afleiding uit (1). Men onderscheidt twee soorten vermoedens : - de wettelijke vermoedens, wanneer het de wet zelf is die de afleiding maakt. Indien de administratie bepaalde feiten kan aantonen, leidt de wet daaruit automatisch andere feiten af; - de feitelijke vermoedens, wanneer het de rechter is die de afleiding maakt (of beoordeelt).
B. WETTELIJKE VERMOEDENS INZAKE DIRECTE BELASTINGEN Inzake directe belastingen zijn de wettelijke vermoedens : - de taxatie volgens tekenen en indiciën; - de vergelijkingsmethode; - het stelsel van het driejarig individueel akkoord; - het gezag van gewijsde.
A. TAXATIE VOLGENS TEKENEN EN INDICIËN
Wat ? Indien de administratie bewijst dat de belastingplichtige tijdens een bepaald jaar of in een periode van verschillende jaren bepaalde uitgaven en/of beleggingen heeft gedaan die de aangegeven belastbare inkomsten overtreffen moet de belastingplichtige het verschil tussen inkomsten en uitgaven (= het indiciair tekort) verantwoorden.
24
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
Bewijslast ? De administratie moet het indiciair tekort bewijzen. Dit betekent : - dat de administratie niet zomaar mag aannemen dat de belastingplichtige bepaalde uitgaven heeft gedaan bv. de kosten van het levensonderhoud mogen niet forfaitair geraamd worden, maar moeten op concrete gegevens berusten; - dat de administratie geen vragen om inlichtingen mag gebruiken om de bewijslast van de uitgaven op de belastingplichtige af te wentelen bv. niet toegelaten : “gelieve me mee te delen hoeveel uw gezin verleden jaar heeft uitgegeven aan voeding, kleding en huisvesting”.
Tegenbewijs ? Eens de administratie bepaalde uitgaven en/of beleggingen bewezen heeft en een berekening gemaakt heeft waaruit een indiciair tekort blijkt, is het de belastingplichtige die het indiciair tekort moet verantwoorden, d.w.z. moet bewijzen dat hij geen belastbare inkomsten niet aangegeven heeft. Hij kan dit eveneens doen door middel van alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, behalve de eed. Het indiciair tekort kan verklaard worden aan de hand van : - niet-belastbare ontvangsten (bv. erfenis, steun familie, Lotto-winst, kindergeld, ...); - vroeger bestaand (al dan niet belast) kapitaal.
B. VERGELIJKING MET DRIE SOORTGELIJKE BELASTINGPLICHTIGEN Opmerking vooraf : ook de forfaitaire grondslagen van aanslag, de collectieve akkoorden inzake beroepskosten en de minimumwinsten van buitenlandse firma’s vallen onder de vergelijkingsmethode. Een bespreking ervan valt echter buiten het bestek van deze cursus.
Wat ? Bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens kan de administratie de belastbare winst of baten vaststellen bij vergelijking met de aangegeven of aangenomen inkomsten van ten minste 3 belastingplichtigen die een soortgelijke werkzaamheid uitoefenen. De bekende gegevens waaruit de onbekende gegevens afgeleid worden zijn hier dus de inkomsten van 3 belastingplichtigen die een soortgelijke werkzaamheid uitoefenen.
Toepassingsvoorwaarde ? De taxatie bij vergelijking kan maar toegepast worden “bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens”. Bijgevolg zal de administratie moeten aantonen dat de boekhouding niet bewijskrachtig is en dit vóór de taxatie. Het niet bewijskrachtige karakter van de boekhouding kan dus zeker niet afgeleid worden uit de vergelijking met drie soortgelijke belastingplichtigen zelf.
Bewijslast ? De taxatie door vergelijking zorgt niet voor een omkering van de bewijslast. Elke aanslag die niet op concrete gegevens gesteund is, is willekeurig en bijgevolg onwettelijk. Bovendien kan de taxatieambtenaar er zich niet toe beperken om een element dienstig voor de vaststelling van de belastbare grondslag te bepalen (bv. de winstmarge). Hij moet de belastbare grondslag zelf vaststellen. De vergeleken inkomsten moeten betrekking hebben op hetzelfde aanslagjaar. Het is wel niet vereist dat de vergeleken belastingplichtigen hun boekhouding op dezelfde dag afsluiten.
Drie soortgelijke belastingplichtigen ? De wet vereist soortgelijkheid, geen volledige overeenstemming. Of twee belastingplichtigen soortgelijk zijn, zal bij betwisting door de rechter moeten uitgemaakt worden. Relevante criteria om te besluiten tot soortgelijkheid zijn bv : - aard van de werkzaamheid, - omzet; - het in de zaak belegde kapitaal; - de aankopen; - aantal personeelsleden; - betaalde lonen. De fiscus op bezoek. Wat nu...?
25
> HOOFDSTUK IV: BEWIJSMIDDELEN VAN DE FISCUS?
Niet vereist is dat de onderling vergeleken belastingplichtigen: - onder de bevoegdheid van dezelfde controle vallen of dat ze wonen in dezelfde gemeente, stad, provincie, gewest, ... bv. belastingplichtige heeft een krantenwinkel in Antwerpen. Het is best mogelijk dat hij vergeleken wordt met belastingplichtigen uit Brussel, Gent en Luik, en niet met een andere krantenwinkel enkele straten verder, omdat die winkel totaal verschillend is van organisatie, grootte, ligging (bv. zakenwijk i.p.v. woonwijk); - een zelfde rechtsvorm hebben; - handel drijven in dezelfde artikelen; - dezelfde bruto-winstmarges hebben.
Schending van het beroepsgeheim ? Schendt de aanslagambtenaar zijn beroepsgeheim niet, wanneer hij een belastingplichtige laat weten dat zijn inkomsten vastgesteld zijn door vergelijking met de inkomsten van belastingplichtige X, Y en Z ? Neen : de administratie schrijft voor dat naam en adres van de ondernemingen die als vergelijkingspunten dienen niet in het dossier mogen worden vermeld : de vergelijkingspunten worden geïdentificeerd door hun repertoriumnummer.
Tegenbewijs ? De belastingplichtige kan zich tegen een aanslag bij vergelijking enkel verzetten indien hij over positieve en controleerbare gegevens beschikt, die het mogelijk maken de belastbare inkomsten vast te stellen.
C. HET STELSEL VAN HET DRIEJARIG INDIVIDUEEL AKKOORD Dit is een systeem dat van toepassing is op natuurlijke personen die voor een bepaald aanslagjaar belastbare winsten of baten behalen van minder dan 2.500 EUR
D. GEZAG VAN GEWIJSDE Het gezag van het gewijsde is een juridische regel die inhoudt dat wat definitief werd gevonnist niet meer ter sprake kan worden gebracht. Bijgevolg is het niet meer mogelijk om een nieuwe aanslag te vestigen voor zover deze laatste geheel of ten dele onverenigbaar is met wat definitief werd gevonnist met betrekking tot een andere aanslag.
C. WETTELIJKE VERMOEDENS INZAKE B.T.W. Inzake B.T.W. zijn er wettelijke vermoedens inzake : - de levering van goederen; - het verrichten van diensten; - het tarief; - pas opgerichte gebouwen; - goederen in consignatie; - gemotoriseerde voertuigen.
A. LEVERING VAN GOEDEREN Wie goederen verkrijgt of produceert om ze te verkopen, wordt behoudens tegenbewijs geacht de door hem verkregen of geproduceerde goederen te hebben geleverd onder voorwaarden waaronder de belasting opeisbaar wordt. Dit vermoeden wordt vooral gebruikt om een tegenberekening van de omzet te maken.
B. VERRICHTEN VAN DIENSTEN Wie diensten verricht, wordt behoudens tegenbewijs geacht dat te hebben gedaan onder voorwaarden waaronder de belasting opeisbaar wordt.
C. TARIEF Wanneer iemand handelingen verricht met betrekking tot goederen of diensten die aan een verschillend tarief
26
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
onderworpen zijn, worden die handelingen behoudens tegenbewijs geacht voor het geheel betrekking te hebben op de goederen of de diensten waarvoor het hoogste tarief geldt.
D. PAS OPGERICHTE GEBOUWEN Ieder pas opgericht gebouw wordt, behoudens tegenbewijs, geacht door een belastingplichtige geleverd te zijn ter uitvoering van één of meer dienstverrichtingen met betrekking tot een werk in onroerende staat
E. GOEDEREN IN CONSIGNATIE Op zicht gezonden goederen worden geacht door de geadresseerde of de consignataris te zijn gekocht, indien die niet kan bewijzen dat hij ze onder zich houdt of ze aan de afzender of de consignant heeft teruggestuurd.
F. GEMOTORISEERDE VOERTUIGEN Alle met een motor uitgeruste vervoersmiddelen (uitgezonderd zee- of binnenschepen) en de aanhangwagens voor gebruik op de weg, worden, indien ze zich hier te lande bevinden, geacht te zijn ingevoerd, tenzij bewezen wordt dat ze in orde zijn ten aanzien van het invoerrecht en van de bij invoer geldende verbodsbepalingen, beperkingen en controlemaatregelen.
D. FEITELIJKE VERMOEDENS Bij feitelijke vermoedens leidt niet de wet automatisch het bestaan van bepaalde feiten uit andere bekende feiten af : de fiscus moet dat doen volgens een normale en logische redenering. Bij betwisting moet de rechter beoordelen of die feitelijke vermoedens kunnen aanvaard worden. De rechter mag slechts vermoedens aanvaarden die : - gewichtig zijn : ze moeten voldoende doorslaggevend zijn om de overtuiging te vormen; - bepaald zijn : er moet een rechtstreeks verband bestaan tussen het onbekend feit en de bekende feiten; - met elkaar overeenstemmen : er moeten er niet noodzakelijk verscheidene zijn, maar wanneer er verscheidene zijn, moeten ze met elkaar overeenstemmen.
Vertrekken van vaststaande gegevens De gegevens waarop de vermoedens gebaseerd worden, moeten zelf op onbetwistbare wijze vastgesteld zijn. Geen vaststaande gegevens zijn : - de persoonlijke mening van de ambtenaar; - de algemene bekendheid; - een hypothese; - een loutere bewering van een derde bv. anonieme brief. - gegevens uit de boekhouding van een derde die op geen enkele andere wijze worden bevestigd; - een (zelfs wettelijk) vermoeden (geen cascade van vermoedens). Wel vaststaande gegevens zijn : - feiten met betrekking tot vorige of volgende aanslagjaren bv. gegevens uit aangiften voor vorige of volgende aanslagjaren, antwoord van de belastingplichtige op een vraag om inlichtingen, een bericht van wijziging of een aanslag van ambtswege met betrekking tot een ander aanslagjaar. Merk op : dit betekent niet dat de fiscus zomaar bepaalde gegevens van het ene aanslagjaar naar het andere mag transporteren. Bv. het is niet omdat uw brutowinstmarge in 2004 x % bedroeg dat dit ook geldt voor 2005; - fiches door administratie opgesteld (administratie raadt aan te dateren en ondertekenen) bv. huurfiches, fiche commissielonen; - akkoord gesloten met andere belastingadministratie (bv. omzet vastgesteld in akkoord met B.T.W. wordt gebruikt voor bepaling winst directe belastingen). Merk hierbij op dat : • een verhoging van de nettowinst (directe belastingen) niet noodzakelijk een meeromzet (B.T.W.) betekent : zorg De fiscus op bezoek. Wat nu...?
27
> HOOFDSTUK IV: BEWIJSMIDDELEN VAN DE FISCUS?
ervoor dat u in een akkoord met de directe belastingen steeds detailleert waar de verhoging van de nettowinst vandaan komt; • een verhoging van de omzet (B.T.W.) slechts één element is om de nettowinst (directe belastingen) te bepalen : ook de brutowinstmarge moet een vaststaand gegeven zijn, en mag niet zomaar verondersteld worden door de fiscus; - gegevens ontleend aan een onregelmatige boekhouding; - gegevens ontleend aan de boekhouding van een derde, die bevestigd worden door bv. gegevens uit de boekhouding van de belastingplichtige.
Tegenbewijs Wanneer de administratie feitelijke vermoedens gebruikt heeft, wordt het tegenbewijs slechts geleverd indien de belastingplichtige tegenover de door de administratie aangevoerde vermoedens afdoende gegevens inbrengt.
6. Bekentenis belastingplichtige De bekentenis is de erkenning door de belastingplichtige zelf van een tegen hem aangevoerd feit. Deze erkenning kan schriftelijk of mondeling gebeuren. In tegenstelling tot wat het Hof van Cassatie vroeger heeft voorgehouden en wat de administratie nog altijd voorhoudt, zijn de aangifte en akkoorden over de wijziging daarvan niet te beschouwen als een bekentenis. Volgens recente rechtsleer kan er in fiscale zaken zelfs geen sprake zijn van bewijs door bekentenis.
7. Voorafgaand fiscaal akkoord Vóór het uitvoeren van een bepaalde verrichting kan men het akkoord vragen aan de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen, beter bekend als de Rulingcommissie. De beslissing (akkoord of niet-akkoord) van deze dienst bindt de taxatieambtenaren tenzij van de voorgestelde verrichting afgeweken wordt.
8. Proces-verbaal B.T.W. Wat ? Het proces-verbaal is een door een controleambtenaar opgestelde akte die dient om een of meer overtredingen vast te stellen en die ofwel slaat op de vaststelling van bepaalde feiten ofwel op de verklaringen van bepaalde personen.
Geldigheidsvoorwaarden ? Om geldig te zijn moet een proces-verbaal : - schriftelijk opgesteld zijn; - door daartoe bevoegde personen; - de naam, functie, hoedanigheid en administratieve standplaats van de opsteller vermelden; - door de opsteller gedateerd en getekend zijn; - in overeenstemming zijn met de wetgeving op het taalgebruik.
Bewijskracht ? Tot bewijs van het tegendeel geldt een proces-verbaal als bewijs van de door de verbalisant gestelde daden en de feiten die hij heeft ontdekt of waarvan hij verklaart getuige te zijn geweest. De bewijskracht strekt zich niet uit tot de gevolgtrekkingen of vermoedens die de verbalisant haalt uit zijn vaststellingen, noch tot de materiële of juridische beoordeling van de vastgestelde feiten.
Ondertekenen ? De controleur kan de belastingplichtige vragen om het proces-verbaal te ondertekenen “voor akkoord”. Het is af te raden om dit zomaar te doen, aangezien de belastingplichtige daarmee alle notities met betrekking tot de gedane vaststellingen juist verklaart en deze notities achteraf volledig tegen hem kunnen worden gebruikt.
28
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
HOOFSTUK V
Welke sancties kan de administratie u opleggen naar aanleiding van een controle ? 1. Directe belastingen Het W.I.B. verleent aan de administratie de bevoegdheid om drie soorten administratieve sancties op te leggen : belastingverhogingen , administratieve boetes en verval van het recht om belastingplichtigen te vertegenwoordigen. Wij bespreken hier enkel de eerste twee soorten. Daarnaast voorziet het W.I.B. ook in strafrechtelijke sancties voor degenen die zich schuldig maken aan fiscale fraude ( zij die “met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden”, de bepalingen van het wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreden). Een bespreking daarvan valt buiten het bestek van deze uiteenzetting.
A. BELASTINGVERHOGINGEN A. WAT IS EEN BELASTINGVERHOGING EN WANNEER KAN DE ADMINISTRATIE DIE OPLEGGEN? Een belastingverhoging is een verhoging van het normaal toepasselijke belastingpercentage als sanctie voor : - een niet-aangifte; - een laattijdige aangifte (wordt met een niet-aangifte gelijkgesteld); - een onvolledige aangifte : sommige rubrieken zijn niet ingevuld, sommige verplichte bijlagen ontbreken; - een onjuiste aangifte : de gegevens in de aangifte en/of de bijlagen stemmen niet overeen met de werkelijkheid. Het loutere materiële feit van de overtreding is voldoende om een belastingverhoging op te leggen, tenzij de overtreding te wijten is aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige (zie verder). De intentie van de belastingplichtige zal wel een rol spelen in het toepasselijke percentage van de belastingverhoging (zie verder). Merk op dat : 1. volgens de administratie zelf en ook volgens een deel van de rechtspraak de belastingverhoging gemotiveerd moet worden. Zo kan bv. het opzet om de belasting te ontduiken niet zomaar aangenomen worden; 2. een belastingverhoging ook opgelegd kan worden bij wijziging van de aangifte met het akkoord van de belastingplichtige. Of nog : het is niet omdat de belastingplichtige akkoord gaat met de wijziging dat er geen verhoging mogelijk is.
B. WANNEER WORDT GEEN BELASTINGVERHOGING OPGELEGD ? In een aantal gevallen wordt er, ook al is er een overtreding, toch geen belastingverhoging opgelegd. Dit is het geval wanneer : - de niet aangegeven inkomsten geen 600 EUR bereiken; - de overtreding te wijten is aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige bv. zware ziekte, afwezigheid van lange duur, kennelijke onwetendheid inzake fiscale verplichtingen, ...; - de herziening van de aangifte niet voortvloeit uit vrijwillig begane vergissingen of onregelmatigheden, maar uit de juridische beslechting van een handelsgeschil met fiscale verwikkelingen. Indien het gaat om een eerste overtreding zonder het opzet om de belasting te ontduiken, kan de administratie afzien van de belastingverhoging (ze is niet verplicht).
C. HOE WORDT DE BELASTINGVERHOGING BEREKEND ? De verhoging wordt toegepast : - enkel op de belasting die op de niet-aangegeven inkomsten betrekking heeft (enkel bij niet-aangifte en laattijdige aangifte is deze belasting gelijk aan de totale belasting); - op het bedrag dat overblijft na vermeerdering van de belasting wegens onvoldoende voorafbetalingen en na verrekening van alle voorheffingen, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestanddelen; - niet op de gemeentelijke en provinciale opcentiemen. De fiscus op bezoek. Wat nu...?
29
> HOOFDSTUK V: SANCTIES?
Voor de bepaling van het toepasselijke percentage van de verhoging wordt rekening gehouden met : - de intentie van de belastingplichtige : had hij al dan niet het opzet om de belastingen te ontduiken ? Voorbeelden van overtredingen zonder opzet om de belasting te ontduiken : • onjuistheid of leemte in aangifte te wijten aan een schrijf- of rekenfout, een verkeerde interpretatie van de wet, een onwetendheid inzake fiscaliteit of boekhouding; • na optreden van de administratie legt de belastingplichtige zijn aangifte over die hij vergaten had tijdig in te dienen; • belastingplichtige die een laattijdige aangifte indient, toont duidelijk goede wil bij de controle. Voorbeelden van overtredingen met opzet om de belasting te ontduiken : • opzettelijk of herhaaldelijk verzuim om aangifte in te dienen; • onjuiste aangifte en weigering bij controle om stukken voor te leggen; • voorleggen vervalste stukken; • onjuiste of onvolledige aangifte door boekhoudkundige kunstgrepen; - de “rang” van de overtreding : de hoeveelste keer heeft de belastingplichtige al deze overtreding begaan ?
DIT IS DE SCHAAL VAN DE VERHOGINGEN :
1. Overtredingen andere dan inzake bedrijfsvoorheffing of roerende voorheffing A. Overtreding te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige : 0% B. Overtreding zonder opzet de belasting te ontduiken : 1e 10 % 2e 20 % 3e 30 % Vanaf de 4e overtreding worden de overtredingen van deze aard gerangschikt onder C en als zodanig bestraft. C. Overtreding met opzet de belasting te ontduiken : 1e 50 % 2e 100 % 3e 200 % D. Overtreding gepaard gaande met valsheid of gebruik van valse stukken of met een omkoping of een poging tot omkopen van ambtenaren : In alle gevallen 200 %.
2. Overtredingen inzake bedrijfsvoorheffing of roerende voorheffing A. Overtreding te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige 0% B. Overtreding zonder opzet de belasting te ontduiken 1e 0 % 2e 10 % 3e 20 % 4e en 5e 30 % Vanaf de 6e overtreding worden de overtredingen van deze aard gerangschikt onder C en als zodanig bestraft. C. Overtreding met opzet de belasting te ontduiken 1e 50 % 2e en 3e 75 % 4e en 5e 100 % 6e en 7e 150 % 8e en volgende 200 %
30
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
D. Overtreding gepaard gaande met valsheid of gebruik van valse stukken of met een omkoping of een poging tot omkopen van ambtenaren In alle gevallen 200 %. Maximumbedrag van de verhoging. Het totaal van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen en de belastingverhogingen mag niet hoger zijn dan het bedrag van de niet aangegeven inkomsten.
B. ADMINISTRATIEVE BOETES A. WANNEER KAN DE ADMINISTRATIE EEN ADMINISTRATIEVE BOETE OPLEGGEN? Bij het niet naleven van om het even welke verplichting die is opgelegd door het W.I.B. of de in uitvoering ervan genomen besluiten. Ook boetes : - kunnen worden opgelegd naar aanleiding van het loutere materiële feit van de overtreding; - moeten gemotiveerd worden door de administratie; - kunnen worden opgelegd bij wijziging van de aangifte met het akkoord van de belastingplichtige; - worden opgelegd volgens een schaal die rekening houdt met de intentie van de overtreder (volgens dezelfde criteria als bij belastingverhogingen) en de rang van de overtreding.
B. BEDRAGEN De Administratie kan een geldboete van 50 EUR tot 1.250 EUR opleggen voor iedere overtreding van de bepalingen van dit Wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
C. COMBINATIE BELASTINGVERHOGING EN BOETES Het toepassingsgebied van de administratieve boetes is ruimer dan dat van de belastingverhogingen. Belastingverhogingen kunnen immers enkel opgelegd worden bij overtredingen van de aangifteplicht (ruim te interpreteren), boetes kunnen opgelegd worden voor elke overtreding van het W.I.B. en de uitvoeringsbesluiten. Bv. niet beantwoorden van een vraag om inlichtingen aan een derde : geen belastingverhoging mogelijk, wel boete. Beide sancties kunnen niet samen worden opgelegd : aan de ambtenaren wordt voorgeschreven om de hoogste van beide te kiezen. Indien toch beide opgelegd zouden worden, kan de belastingplichtige in bezwaar gaan.
2. B.T.W. Het B.T.W.-wetboek verleent aan de administratie de bevoegdheid om twee soorten administratieve sancties op te leggen : proportionele en niet-proportionele geldboetes. Daarnaast voorziet het B.T.W.-wetboek ook in strafrechtelijke sancties voor degenen die zich schuldig maken aan fiscale fraude (zij die “met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden”, de bepalingen van het wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreden). Een bespreking daarvan valt buiten het bestek van deze uiteenzetting.
A. NIET-PROPORTIONELE OF VASTE GELDBOETES Het B.T.W.-wetboek legt vaste geldboetes op indien de belastingplichtige : - tekortkomt in zijn administratieve verplichtingen bv. niet-aangifte, laattijdige aangifte, niet opmaken intracommunautaire opgave, onvolledige intracommunautaire opgave,... ; boetes van 25 tot 2.500 EUR (volgens tabel in K.B. nr. 44 ter uitvoering van het B.T.W.-wetboek); - de uitvoering van het controlerecht van de administratie hindert bv. niet antwoorden op een vraag om inlichtingen, niet voorleggen van stukken,... : 2.500 EUR
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
31
> HOOFDSTUK V: SANCTIES?
B. PROPORTIONELE GELDBOETES Voor iedere overtreding van de verplichting om de belasting te voldoen, wordt een geldboete opgelegd die in principe gelijk is aan het dubbel van de ontdoken of niet tijdig betaalde belasting. Deze boete wordt echter verminderd volgens een schaal die is opgenomen in KB nr. 41 ter uitvoering van het B.T.W.-wetboek.
C. COMBINATIE PROPORTIONELE EN NIET-PROPORTIONELE GELDBOETES Beide soorten boetes kunnen gecombineerd worden.
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: Herman Vidts, Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven
AUTEUR: Felix Vanden Heede, Adviseur studiedienst SBB Accountants en Belastingconsulenten De auteurs en de uitgever streven naar de betrouwbaarheid van de informatie, opgenomen in dit werk, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen gesteld worden.
32
De fiscus op bezoek. Wat nu...?
WAAR VINDT U ONZE KANTOREN?
SBB Accountants en Belastingconsulenten is een Vlaams accountants- en advieskantoor. Wij begeleiden de klant op het vlak van accountancy, fiscaliteit, bedrijfseconomisch en milieuadvies. Onze ruim 16.000 klanten zijn starters, zelfstandige ondernemers, vrije beroepen, VZW’s en KMO’s uit alle sectoren. De 240 medewerkers van SBB staan ten dienste van de klant vanuit 27 kantoren, en worden ondersteund door een centraal kenniscentrum. Dankzij onze moderne IT-infrastructuur hebben de klanten ook via internet rechtstreeks toegang tot ons breed dienstenaanbod.
SBB Accountants en Belastingconsulenten VLAAMS BRABANT
OOST-VLAANDEREN
Vuurkruisenlaan 2, 3000 LEUVEN tel. 016/24 51 59 | fax 016/24 51 54
[email protected]
Oostveldstraat 17, 9900 EEKLO tel. 09/377 54 08 | fax 09/377 50 88
[email protected]
Assesteenweg 100, 1742 TERNAT tel. 02/454 13 30 | fax 02/454 13 49
[email protected]
Wortegemstraat 22, 9700 OUDENAARDE tel. 055/33 94 40 | fax 055/30 13 68
[email protected]
Staatsbaan 57, 3460 DIEST (BEKKEVOORT) tel. 013/33 44 57 | fax 013/32 25 07
[email protected]
Poolse Winglaan 2, 9051 GENT (ST.-DENIJS-WESTREM) tel. 09/243 89 70 | fax 09/243 89 79
[email protected]
1560 HOEILAART tel. 02/657 58 73 | fax 02/657 77 23
[email protected]
Denen 157, 9080 LOCHRISTI tel. 09/337 00 26 | fax 09/337 00 19
[email protected]
LIMBURG Peerderbaan 2, 3960 BREE tel. 089/46 07 60 | fax 089/46 19 45
[email protected] Tongersesteenweg 100, 3800 SINT-TRUIDEN tel. 011/68 80 28 | fax 011/69 18 70
[email protected] Achttiende Oogstwal 9, 3700 TONGEREN tel. 012/23 63 43 | fax 012/39 11 24
[email protected]
WEST-VLAANDEREN Kasteelstraat 30, 8600 DIKSMUIDE tel. 051/50 08 33 | fax 051/51 01 22
[email protected] Witte Molenstraat 45 B1, 8200 BRUGGE tel. 050/4048 80 | fax 050/38 92 63
[email protected] Diksmuidseweg 95, 8900 IEPER tel. 057/20 82 65 | fax 057/21 82 89
[email protected] Diksmuidsesteenweg 406, 8800 ROESELARE tel. 051/26 08 80 | fax 051/22 07 34
[email protected] Felix d’Hoopstraat 181, 8700 TIELT tel. 051/42 61 11 | fax 051/40 75 43
[email protected] H. Verriestlaan 151, 8500 KORTRIJK tel. 056/24 17 20 | fax 056/25 82 96
[email protected]
Hofstraat 60 (6e verd.), 9100 SINT-NIKLAAS tel. 03/760 10 30 | fax 03/766 06 37
[email protected] Moorselbaan 391, 9300 AALST tel. 053/78 35 42 | fax 053/78 23 76
[email protected]
ANTWERPEN Vaartstraat 79, 2960 BRECHT tel. 03/330 16 30 | fax 03/633 05 22
[email protected] Lintsesteenweg 27/1, 2500 LIER tel. 03/480 20 92 | fax 03/488 23 48
[email protected] Mechelsesteenweg 109 a, 2860 ST.-KATELIJNE-WAVER tel. 015/56 06 60 | fax 015/55 02 97
[email protected] Desmedtstraat 23, 2322 HOOGSTRATEN tel. 03/314 38 24 | fax 03/314 88 71
[email protected] Kempenlaan 29, 2300 TURNHOUT tel. 014/43 64 21 | fax 014/44 22 55
[email protected] Antwerpseweg 10, 2440 GEEL tel. 014/56 29 80 | fax 014/59 03 43
[email protected]
OOSTKANTONS Herbesthaler Straße 82, 4700 EUPEN tel. 087/59 16 90 | fax 087/59 16 97
[email protected] Malmedyer Straße 63, 4780 ST. VITH tel. 080/28 03 50 | fax 080/22 92 99
[email protected]
Vuurkruisenlaan 2 3000 Leuven
www.sbb.be
SBB Partner voor bedrijvige mensen