De financiële situatie van Pensioenfonds UWV vanaf 31 augustus 2014 Op 31 augustus 2014 liep het kortetermijnherstelplan van Pensioenfonds UWV af. Tegen de verwachting in heeft het pensioenfonds de pensioenen nu niet hoeven te verlagen. Dat is goed nieuws. Maar de situatie is nog altijd niet rooskleurig. Dankzij een scherpe daling van de rente in augustus, piekte de dekkingsgraad op het juiste moment. Dit document gaat in op de ontwikkeling van onze financiële situatie. En de factoren die onze dekkingsgraad beïnvloeden.
De dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden In onderstaande grafiek is – naast de piek vanaf eind augustus – goed te zien dat onze dekkingsgraad het afgelopen jaar een
stijgende lijn laat zien. Waardoor is dat veroorzaakt?
Dekkingsgraad 108% 106% 104% 102% 100% 98% 96%
aug 2013
sep
okt
nov
Dekkingsgraad
1
dec
jan 2014
feb
mrt
apr
Herstellijn
mei
jun
jul
aug
De dekkingsgraad reageert hoofdzakelijk op drie ontwikkelingen: aandelenkoersen, marktrente én
rekenrente. We lichten het effect van deze drie parameters hierna stap voor stap toe.
Het vermogen van Pensioenfonds UWV Het pensioenfonds heeft in de loop der jaren een enorme hoeveelheid vermogen opgebouwd. Dat moet ook. Want tegenover dat vermogen staat de waarde van alle pensioenen die door UWV-ers zijn opgebouwd. Als het vermogen precies even hoog is als de waarde van alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen is de dekkingsgraad 100%. Het vermogen van Pensioenfonds UWV wordt belegd. Dat is nodig om voldoende rendement te halen. Zouden we het bedrag op een spaarrekening zetten dan zouden we de pensioenen niet volledig kunnen betalen. Dat beleggen gebeurt in verschillende beleggingscategorieën. Zo wordt een gedeelte belegd in aandelen (ongeveer 17% van het totale vermogen), een groter deel in (staats)obligaties (ongeveer 67% van het totale vermogen) en de rest in onder meer vastgoed, infrastructuur en grondstoffen.
2
1. Aandelen
2. Marktrente
We beginnen bij de aandelen. Het pensioenfonds belegt in aandelen over de hele wereld. Er zijn natuurlijk verschillen tussen de koersontwikkeling van aandelen in al die landen. Maar over de hele linie genomen hebben de aandelenkoersen het de afgelopen 12 maanden erg goed gedaan. Gemiddeld werd zo’n 18% rendement gehaald. Dat heeft een positief effect gehad op onze dekkingsgraad.
De marktrente is van grote invloed op onze dekkingsgraad omdat een groot gedeelte van ons vermogen is belegd in obligaties. En de waarde van obligaties is afhankelijk van de rente. Daalt de rente, zoals in augustus is gebeurd, dan stijgt de waarde van de obligaties waarin het fonds belegt. Tegenover de positieve effecten van stijgende aandelenkoersen en dalende marktrente staat de gedaalde rekenrente (UFR). Daarover hierna meer.
Het effect van de rente op de koers van obligaties Bij obligaties wordt een som geld geleend (aan een land of groot bedrijf) en wordt diezelfde som geld na een aantal jaren (vaak minstens 10 jaar) weer terugbetaald. In de tussenliggende jaren ontvangt de koper van een obligatie (in dit geval ons pensioenfonds) een vooraf vastgestelde jaarlijkse rente. Een vereenvoudigd voorbeeld: het pensioenfonds koopt een staatsobligatie ter waarde van 1.000 euro met een jaarlijkse rente van 2%. Als de marktrente 2% bedraagt maakt het niet veel uit of je je geld op een spaarrekening hebt staan, of dat je een staatobligatie gekocht hebt (ervan uitgaande dat het risico bij beide precies gelijk is). Maar wat nu als de marktrente daalt? Als de marktrente daalt, is de 2% rendement op die staatsobligatie opeens interessanter dan de rente op je spaarrekening. Op de beurs zal de staatsobligatie daarom in waarde stijgen. Mensen zijn bereid meer dan de 1.000 euro te betalen die ze aan het eind van de looptijd terugkrijgen omdat ze in de tussentijd meer rente ontvangen. Precies dat is de afgelopen 12 maanden gebeurd. De marktrente is namelijk gedaald van 2,76% eind augustus 2013 naar 1,83% vanaf eind augustus 2014. Daardoor zijn onze obligaties op papier flink in waarde gestegen.
3
3. DNB-rekenrente De waarde van alle nu en in de toekomst te betalen pensioenen wordt vastgesteld aan de hand van een door De Nederlandsche Bank opgelegde rekenrente, de DNB-rekenrente. Dit rentetarief wijkt af van de marktrente en is gebaseerd op de driemaands gemiddelde Ultimate Foreward Rate (UFR). De UFR is een kunstmatig en via complexe berekeningen vastgesteld rentetarief. De UFR is geënt op het rentetarief voor de zeer lange termijn (20 jaar). Dat is niet onlogisch: de uitkering van pensioenen die nu zijn opgebouwd, vindt vaak pas over tientallen jaren plaats.
De hoogte van de DNB-rekenrente beïnvloedt de waarde van de in de toekomst te betalen pensioenen enorm. De redenatie is als volgt: een bedrag dat je in de toekomst aan pensioen moet betalen, hoef je nu nog niet volledig te bezitten. Immers: over het bedrag dat je nu hebt, zul je in de toekomst nog rente (rendement) behalen. Met de DNB-rekenrente wordt bepaald hoe hoog dat verwachte rendement is. Een lagere DNB-rekenrente zorgt daarbij voor hogere boekhoudkundige waarde van allen in de toekomst uit te keren pensioenen.
Een rekenvoorbeeld over de DNB-rekenrente Stel het pensioenfonds moet over 20 jaar 1.000 euro pensioen uitkeren. Dan moet het pensioenfonds bij een DNB-rekenrente van 3% nu in kas hebben: 1.000 / (1,03)20 = 554 euro. Stel nou dat de DNB-rekenrente stijgt naar 4%, dan hoeft het pensioenfonds nu maar 1.000 / (1,04)20 = 456 euro in kas te hebben. Een hogere rekenrente is dus voordelig voor de dekkingsgraad. Op dit moment is de DNB-rekenrente erg laag.
4
Marktwaarde of DNB-rekenrente? Pensioenfondsen zijn verplicht om de pensioenverplichtingen (= contante waarde van alle nu en in de toekomst uit te keren pensioen) te berekenen met de DNB-rekenrente. Maar er zijn ook veel inhoudelijk deskundigen in de pensioenwereld, die aangeven dat pensioenfondsen zich met de DNB-rekenrente ‘rijk rekenen’. Want de feitelijke economische waarde van de pensioenverplichtingen is gebaseerd op de marktrente. En niet op de kunstmatig becijferde DNB-rekenrente. Daarom hanteren pensioenfondsen vaak
twee dekkingsgraden: de zogeheten DNBdekkingsgraad (dit is de wettelijke dekkingsgraad, berekend met de DNB-rekenrente) en de economische dekkingsgraad, die wordt berekend aan de hand van de marktrente. De marktrente en de DNB-rekenrente verschillen behoorlijk van elkaar. Als we onze dekkingsgraad per 31 augustus zouden berekenen op basis van de marktrente, zou de dekkingsgraad niet 105,9% bedragen maar slechts 95,8%.
Rentes 3,1% 2,9% 2,7% 2,5% 2,3% 2,1% 1,9% 1,7% 1,5%
aug 2013
sep
okt
nov
dec
Gemiddelde DNB rente
5
jan 2014
feb
mrt
apr
Marktrente
mei
jun
jul
aug
Gelukkige timing
Vooruitzichten zijn niet goed
We moeten dus rekenen met de DNB-rekenrente als het gaat om de waarde van onze pensioenverplichtingen (de waarde van alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen) terwijl het vermogen (de waarde van onze beleggingen) reageert op de marktrente.
Daarmee is meteen ook de boodschap: we zijn allerminst gezond. We zullen in de komende jaren nog hard moeten blijven werken aan het herstel van onze financiële positie. Het verlagen van de pensioenen is op lange termijn niet uit te sluiten. En het periodiek verhogen van de opgebouwde en ingegane pensioenen zal nog vele jaren ver achterblijven bij de prijsontwikkeling in ons land. De koopkracht van het pensioen bij UVW zal dus achteruit gaan. Dat is best zorgelijk te noemen. Het is de tijd waarin we leven. Pensioen is niet meer zo zeker als het vroeger was. En het pensioen dat je kunt verwachten, is niet meer vanzelfsprekend toereikend. Het vraagt aan een ieder daarmee om te gaan. Werknemers van UWV worden daarbij geholpen hun situatie in kaart te brengen. Dat kan via de online tool Op Koers.
Behalve dat beide rentes niet even hoog zijn, is er nog een belangrijk verschil: De Nederlandsche Bank heeft bepaald dat pensioenfondsen voor de waardering van hun pensioenverplichtingen moeten rekenen een driemaands gemiddelde UFR. Dat betekent dat een plotselinge wijziging in de rentetarieven wel direct en volledig van invloed is op de bezittingen van het pensioenfonds, maar vertraagd doorwerken in de verplichtingen. In augustus daalde de marktrente van 2,15% naar 1,83%. Terwijl de DNB-rekenrente een gedempte daling kende: van 2,58% naar 2,45%. Kortom, met betrekking tot de scherpe daling van de rente in de maand augustus 2014 kunnen we gerust spreken over een gelukkige timing.
6