Het schaap
De familie schaap Schapen zijn bange dieren. Daarom leven ze met velen samen en blijven ze dicht bij elkaar. Een groepje schapen noemen we een kudde. Schapen praten met elkaar door te blaten. Ze zeggen dan Bèèh bèèèh. Praat eens zoals een schaap Welke dierengeluiden ken je nog? Doe ze eens na? Schapen wonen op de weide. Toch zorgt de boer ervoor dat, als het koud is en het regent, zijn schapen kunnen schuilen in een warme stal. Daar ligt voor hen een warm bedje van stro. Stro bestaat uit gedroogde graanstengels. Het vrouwelijke schaap ( de mama ) is de ooi. Het mannelijke schaap (de papa) is de ram. Mama en papa schaap krijgen 1 keer in het jaar kleintjes. Meestal zijn dit er 2. de kleintjes van het schaap zijn de lammetjes. Wanneer denk je dat de lammetjes geboren worden? In de lente, als het wat warmer wordt en er terug blaadjes aan de bomen groeien, worden de lammetjes geboren. Direct na de geboorte likt mama schaap haar lammetjes droog. Zo leert ze de geur van haar lammetjes kennen en kan ze hen makkelijk terugvinden in de kudde.
Wat eten schapen? Schapen leven in de weide. Daar vinden ze veel lekker gras. In de winter, als er wat minder gras is, krijgen de schapen van de boer nog wat extra te eten. De boer geeft hen dan maïs, bieten en schapenkorrels. Wat kunnen we allemaal maken van maïs? (cornflakes, popcorn) Laat de kinderen even in hun emmertje kijken, dan zien ze dat er naast de schapenkorrel ook maïsvlokken (geplette maïskorrel) inzitten. Deze maïsvlokken zijn dezelfde als in onze ontbijtgranen (cornflakes). Ze krijgen ook elke dag vers hooi. Hooi is gedroogd gras en dient als extra voedsel voor de dieren. Stro zijn gedroogde graanstengels en wordt gebruikt om op te slapen.
Wat gebruiken we van het schaap?
Wat gebruiken we van het schaap? 1.
De melk: De boer kan zijn schapen melken. Van die melk kan de boer schapenkaas maken. Wie geeft de melk? De ooi of de ram? Welke andere dieren geven ook melk? (koe, geit, paard,…) Het is de ooi die de melk geeft. Zij kan dit pas doen nadat ze de lammetjes gekregen heeft. In de eerste plaats is de melk voor de lammetjes. Zij moeten veel melk bij mama schaap drinken om groot en sterk te worden.
2.
Het vlees: De boer houdt ook schapen voor het vlees. Hij verkoopt zijn schapenvlees aan de beenhouwer. Wie heeft er al pita gegeten? Die is meestal gemaakt van schapenvlees.
3.
De wol: Schapen hebben een dikke wollen jas. Deze wol zorgt ervoor dat ze het in de winter niet koud hebben, net zoals wij een warme trui en jas zouden aandoen. Hebben alle schapen dezelfde kleur van wol? Neen, er zijn schapen met zwarte, bruine, grijze en witte wol. Het schaap heeft meestal geen wol op de kop en de poten. Als er een schaap dicht bij jou komt, kun je eens je hand diep in de wollen vacht steken. Wat voel je? Is het warm of koud? Is het hard of zacht? Ruik eens aan de handen? Wat ruik je? (Wol ruikt niet zo lekker omdat schapen zich niet wassen.)
Wolverwerking (van wol tot trui): Ben je in de lente op de boerderij dan kan je proberen om een beetje wol uit de vacht van het schaap te plukken. Zie je ergens wol op de grond of aan de omheining hangen? Ga naar het wolatelier, daar kunnen de kinderen de toestellen zien en er eventueel mee werken.
1.
Schapen scheren Als het zomer wordt, hebben de schapen hun wollen vacht niet meer nodig. Net zoals wij onze dikke winterjas niet meer hoeven aan te doen. Dan zal de boer zijn schapen scheren. Vroeger deed de boer dat met een wolschaar, nu doet hij dat met een elektrische scheermachine. Om er voor te zorgen dat de schapen niet weglopen tijdens het scheren, zet de boer het schaap op zijn achterste. Kunnen we de geschoren wol zo maar als trui aantrekken? Neen, we moeten de wol eerst nog verwerken.
2) het kaarden of kammen van de wol
2.
Kaarden / Kammen Schapen kunnen zichzelf niet kammen, waardoor er veel knopen in de wol zitten. Door het te kammen met een hand of trommel kunnen we de knopen uit de wol halen. Stukjes gras en stro die in de wol vastzitten komen dan ook los. Kaarden met de hand doe je moet twee plankjes waarop allemaal kleine haakjes zitten. Tussen de twee plankjes leg gen we een plukje wol. We leggen de plankjes op elkaar, met de handvaten van elkaar weg. Dan trekken we de borstels uiteen en zo kaarden we de wol.
De kaardmolen
Een kaardmolen bestaat uit een grote en een kleine kaardrol. Op deze rol leggen we een plukje wol. Door aan het hendeltje van de kaardmolen te draaien, kunnen we de wol kammen. Met een klein kammetje kunnen we de gekaarde wol van de kaardmolen halen. De kinderen kunnen in het wolatelier zelf eens de wol kammen met de hand.
3.
Spinnen: Door de wol te spinnen kunnen we van de plukjes wol een mooie, lange draad maken. We gebruiken hiervoor een spinnenwiel Door met je voet op het plankje onderaan het spinnewiel te duwen, laat je het wiel draaien. Om te spinnen moet je er wel voor zorgen dat het wiel naar rechts draait. In het wolatelier kunnen de kinderen zien hoe je moet spinnen.
4.
Twijnen
1 draad is meestal te dun om een trui van te maken. Om een sterkere, dikkere draad te krijgen, gaan we twee of meerdere draden in elkaar draaien. Dit noemen we het twijnen. Twijnen doen we ook met een spinnewiel,maar nu moet het wiel naar links draaien. In het wolatelier kunnen de kinderen zien hoe je moet twijnen.
5.
Haspelen Na het spinnen en het twijnen hebben we mooie woldraden. Toch kunnen we die draden niet zomaar laten hangen. Om ze makkelijk te wassen en te verven, maken we er een streng wol van. Dit noemen we het haspelen. Na het haspelen wordt de streng wol stevig samengebonden. Zelf haspelen: Je kan ook zonder toestel haspelen, bijvoorbeeld door de woldraad rond de leuning van een stoel te draaien. Je kan het ook met twee kinderen, 1 staat met open armen naar voren gestrekt en neemt het uiteinde van een woldraad tussen duim en wijsvinger. Het andere kindje kan nu de woldraad rond de beide armen van het eerste kindje draaien.
6.
Wol wassen Wij wassen ons elke dag, maar schapen kunnen dit niet. Hun geschoren wol is vuil en moet gewassen worden vooraleer we er een trui van kunnen maken. Om wol te wassen, leggen we een streng wol in een emmer lauw water en kneden we in de wol. De kleur van de wol wordt bruin. Dit water geven we aan de^planten. Vervolgens wassen we de wol met zeep. Dit water giet je best in de afvoer. Tenslotte spoelen we de wol steeds weer in proper water. Nu de wol laten drogen.
7.
De wol kleuren of verven
In de winkel kunnen we bolletjes wol vinden in allerlei verschillende kleuren. Bestaan er schapen in al deze kleuren? (natuurlijk niet, we moeten de wol zelf verven.) Welke kleuren kunnen schapen hebben? (wit, zwart, bruin en grijs) In de natuur vinden we veel dingen waar we wol mee kunnen kleuren, zoals de schillen van een ajuin, de bolster van een kastanje en planten. Om de wol te verven, moeten we de strengen wol in een grote pot met water leggen en daar het kleurmiddel bij doen. Het water moeten we opwarmen tot het 90° is (net niet koken). We laten de pot dan ongeveer 45 minuten op het vuur staan. Heeft de streng lang genoeg in het verfbad gelegen, dan spoelen we hem af met water en laten hem drogen. Om er voor te zorgen dat de kleur niet afgaat, moeten we de strengen 1 nacht in een emmer water met azijn leggen.
8.
Breien - Haken - Weven
We hebben nu mooie bolletjes wol. Wat kunnen we daar nu allemaal mee doen? Breien met 2 breinaalden Haken met 1 haakpen Weven op een weefgetouw