de drijehornickels Jaargang 19 • Nummer 3 • December 2010
HEEMKUNDEKRING
O NS
0B
D E D RI JEHORNICK
T IJ DSCHRIF T
D E D RI JEHORNICKEL S
1B
D oelst elling en activiteiten De Drijehornick is opgericht in 1971. De naam Drijehornick is een schrijfwijze van het plaatselijke toponiem Driehurk, dat driehoek betekent. De naam symboliseert de kerkdorpen Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Deze drie plaatsen zijn het werkgebied van onze heemkundekring. De vereniging stelt zich ten doel de belangstelling voor en de kennis over de lokale geschiedenis en cultuur te vergroten en te verspreiden. Deze doelstelling resulteert onder andere in: Lezingen en excursies Heemkundige bibliotheek Werk- en studiegroepen Verzamelen van voorwerpen, foto’s, bidprentjes, documenten e.d. van cultuurhistorische waarde Publicaties Archeologisch en historisch onderzoek Heemkundig tijdschrift De Drijehornickels Inzet voor het behoud van cultuur en monumenten in Nuenen, Gerwen en Nederwetten
N aamgeving De Drijehornickels is het periodiek van de Nuenense heemkundekring De Drijehornick. De naam Drijehornickels is een samentrekking van de verenigingsnaam met het Engelse woord ‘chronicle’, dat kroniek of chronologisch verhaal betekent. Het blad verschijnt drie maal per jaar.
2B
6B
O nderwerpen Artikelen over geschiedenis, archeologie, cultuur, genealogie, kunstgeschiedenis, geografie etc. van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. 7B
K opij De redactie stelt een actieve bijdrage van de leden zeer op prijs. Minder ervaren schrijvers en onderzoekers kunnen altijd om de hulp van redactieleden vragen. Ook bijdragen van niet-leden worden zeer gewaardeerd. Kopij - bij voorkeur in MS Word - als bijlage per e-mail aan te leveren bij:
[email protected] óf
[email protected]. 8B
H
H
A dres secretariaat Heemkundekring De Drijehornick p/a Het Klooster - Park 1 - 5671 GA Nuenen Internet: http://heemkundekringnuenen.nl 3B
L idmaatschap U kunt zich als lid opgeven bij de secretaris. Het lidmaatschap van de vereniging bedraagt per jaar: € 18 voor het eerste gezinslid € 5 voor elk volgend gezinslid De contributie kunt u overmaken op rekeningnr. 52.82.10.831 van heemkundekring De Drijehornick bij de ABN AMRO Bank onder vermelding van ‘lidmaatschap’.
R edactie Tjeu Hermans Hans Korpershoek Nico Nagtegaal Roland van Pareren John Parmentier Bob de Smit Rob Verhallen
4B
9B
B estuurssamenstelling Roland van Pareren, voorzitter Hans Korpershoek, secretaris Jacques Gerritse, penningmeester Will van Buul, lid Ger van Erkel, lid Joop Glasbergen, lid John Parmentier, lid 5B
040 283 1253 040 283 5836 06 22 935928 040 283 6921 040 283 2464 040 283 2572 040 284 5511
B ezorging en abonnement Het blad wordt gratis bezorgd bij de leden, één exemplaar per adres. Losse nummers € 2,50 Abonnementen voor niet-leden € 12,50 per jaar (incl. verzendkosten buiten de gemeente) 10B
ISSN: 1381-3226.
De Drijehornickels
december 2010
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Aan een titaan Geinspireerd door de etagelinde van Nuenen Door Leo Mesman
62
De Dorpslinde Een lange en bewogen geschiedenis van een Nuenense boom door Bob de Smit
63
Lief en leed in de Beekstraat (2) Boerenleven in Nuenen rond 1900 door Miet Sanders-Coolen
72
Voor de ploeg gespannen (1) Een volksgericht te Opwetten in 1789 door Joop Glasbergen
78
Nu en en… niet meer door Roland van Pareren
86
Povere nalatenschappen door Joop Glasbergen
87
Erratum
88
Op de omslag: De Dorpslinde tijdens een zomer vóór 29 december 1994. 61
De Drijehornickels
december 2010
AAN EEN TITAAN
Aan een titaan
1
Geïnspireerd door de etagelinde van Nuenen door Leo Mesman2 In het dorp waar ik eens woonde stond een grote lindeboom die de roem van eeuwen toonde met een metershoge kroon. Reeds de oudsten der Germanen kwamen onder hem bijeen om het volk tot deugd te manen en men hing er wel eens een. In mijn eigen jongensjaren hield de boom mij in zijn ban. Het is moeilijk te verklaren wat zo’n boom betekenen kan. Kwam het door zijn reuzenomvang of de rimpels in zijn bast? Of was ik er stiekem bang van dat hij onverklaarbaar was? Maar, helaas, de boom is heden niet meer wat hij is geweest. Slechts een stronk is nog gebleven van wat bemind werd en gevreesd. Eeuwen was de boom een baken in de oceaan der tijd. Door dit vers voor hem te maken werd zijn ondergang een feit.
1 2
Eerder gepubliceerd in de bundel ‘Als ik 50 word’, Leo Mesman/Walter Kerkhofs, Fadoress Tilburg 1999. Geboren in Nuenen 1949. 62
De Drijehornickels
december 2010
De Dorpslinde
DE DORPSLINDE Een lange en bewogen geschiedenis van een Nuenense boom door Bob de Smit De oudste boom in de regio zuidoost Brabant staat op de Berg in Nuenen. In verleden en heden hield deze boom velen bezig met het zoeken naar antwoord op vooral de vraag wanneer deze boom geplant zou kunnen zijn, maar ook over de wederwaardigheden van dit monument. In onderstaand artikel proberen we daar ons steentje aan bij te dragen. Wij bundelen voornamelijk wat anderen eerder schreven, aangevuld met wat we in archieven vonden. Hiermee zal echter het laatste woord nog niet gesproken zijn. In het lijstje van zeer oude lindebomen in Nederland neemt de Nuenense Dorpslinde een prominente plaats in bij de top 10. Kijken we naar de soort, namelijk de zomerlinde(Tilia platyphyllos), dan staat zij op eenzame hoogte. Het is de oudste en dikste zomerlinde in ons land. Vroeger hadden veel plaatsen een dorpslinde. Die in Nuenen is daar één van de laatst overgebleven exemplaren van, die ook nog met recht Gerechtslinde mag heten. 1 Alleen Hilvarenbeek en Oirschot hebben nog een dorpslinde. Dorpslinden werden meestal in drie etages gesnoeid, die in Nuenen had slechts twee etages. Aan de bovenste etage kwam eind 1994 een versneld einde waardoor nu nog slechts een prieellinde rest. Van respectabele leeftijd Het speuren naar de juiste leeftijd van deze boom heeft velen beziggehouden. Aan de hand van de diameter van twee lindebomen, waarvan de plantdatum wel bekend is, kwam Nico Nagtegaal, lid van heemkundekring De Drijehornick, voor de Dorpslinde uit op begin 1600. Op zijn zoektocht naar een gebeurtenis die het planten van een boom omstreeks die tijd zou kunnen verklaren kwam hij op het 25-jarig ambtsjubileum in 1632 van de toenmalige pastoor van Nuenen Jan Janssen Cuypers (Cuperius)2. Toch lijkt de mogelijkheid dat de boom geplant zou zijn voor een pastoor in die tijd niet zo aannemelijk. In de eerste helft van de 17e eeuw was het in de zuidelijke katholieke gewesten op godsdienstig gebied erg rumoerig. Zelfs kloosters werden ontruimd en opgeheven. In die retorsietijd (1629-1648), een tijd van tegenmaatregelen, moesten de priesters voorzichtig zijn. De historicus Jean Coenen sluit niet uit dat de boom omstreeks die tijd geplant is, „maar dan als dorpslinde. Rekeningen van borgemeesters uit die tijd zijn niet bewaard gebleven, evenmin verwijzingen naar een boom omstreeks die tijd‟.3 Pas vanaf rond 1700 maken diverse documenten melding van de lindeboom. Jean Coenen ver-
meldt onder andere „Tijdens de doortocht van de Staatse troepen in 1702 liepen de linde en het leidwerk rondom de boom schade op”. 4 In het Resolutieboek van Nuenen-Gerwen 5 wordt in 1714 gesproken over de gemeentelinde die dan 'gerepareerd‟ moet worden.
Schematisch bovenaanzicht van de ondersteuning. In 1734 waren er weer uitgaven voor reparatie van de houten ondersteuning van de „gemeentelindeboom‟ voor „‟t leiden van deselve kroon‟ voor de prijs van 11 gulden en 10 stuivers 6. Hieruit mogen we concluderen dat de Dorpslinde toen al een forse boom moet zijn geweest. 63
De Drijehornickels
december 2010
De Dorpslinde
Transcriptie: Als meede geresolveert des gemeij(n)ts {de letter n ontbreekt} lindeboom behoorlijck te laaten repareeren sullende de zelve meede op daage voors(chrev)en worden besteet. Actum ut supra. 7 Bert Maes8 heeft een kleine twintig jaar geleden de nog aanwezige jaarringen van de holle stam geteld. Ook de ringen van een zware tak zijn toen meegeteld. Hij kwam op 250 tot 275 jaar en schatte het holle deel op ongeveer 100 jaar. Hij taxeerde daarom de leeftijd op ruim 350 jaar. Ook Kees Bottema komt al redenerend op een plantdatum tussen 1620 en 1650. 9
verhaal dat Karel de Grote zo‟n 1250 jaar geleden bevolen heeft dat elk dorp en elke stad een lindeboom moest hebben. Is die eerdere boom tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vernield als gevolg van een
Daarom durven we de stelling aan dat de boom in de eerste helft van 1600 is geplant en daarmee mogelijk een van de oudste objecten in Nuenen is. Mogelijke voorgangers Het huidige driehoekige plein aan de Berg vond zijn ontstaan in de middeleeuwen. Het ligt ten opzichte van zijn omgeving wat hoger, vandaar de naam Berg. Wegen uit verschillende richtingen, uit Gerwen, Mierlo en Tongelre, kruisten elkaar op dit punt. Waarom zou daar niet een lindeboom gestaan hebben? En waarom zou men een boom, die ook voor het Nuenen van toen van zoveel belang was, niet midden op het pleintje hebben gezet? Het vermoeden dat de boom een voorganger zal hebben gehad, lijkt zeker gerechtvaardigd en mogelijk is de opvolger daarom in een punt van het pleintje geplaatst. Ook Frenken veronderstelt: „de tegenwoordige Nuenense lindeboom heeft dus zeker één of misschien wel meerdere “voorzaten” gehad…‟‟10 Want hoewel er geen geschreven bronnen over zijn, gaat het
De Dorpslinde in 1910. 64
De Drijehornickels
december 2010
De Dorpslinde
van de vele plunderingen en brandstichtingen, waarvan ook Nuenen zeer te lijden heeft gehad?11 Over de heerbaan, die nu Berg heet, trokken in de 16e en 17e eeuw vele legers langs de linde met zo goed als zeker negatieve gevolgen voor de boom. Is hij toen zo zwaar beschadigd dat hij vervangen moest worden? Er zijn geen gegevens over bekend, maar het is wel aannemelijk. Oude gebruiken en dorpsverhalen Volgens sommige bronnen vonden er tot 1799 onder de dorpslindes nog rechtszittingen plaats; vandaar ook wel de benaming „gerechtslinde‟. Frenken schrijft daarover „… vóór de vestiging van het Christendom in deze streken, toen, gelijk bekend, onze heidense voorvaderen de gewoonte hadden zekere bomen, vooral linden en eiken, afgodisch eer te betonen. In de daarop volgende christelijke tijden placht men onder dergelijke bomen, staande in de centra der dorpen, rechtszittingen … te houden...‟ 12 Volgens andere bronnen is dat rechtspreken of kwijting bij of onder een boom van veel vroegere datum, namelijk uit de Germaanse tijd of in de woorden van Frenken: „… vóór de vestiging van het Christendom in deze streken…‟ 13 In de 17e en 18e eeuw werden onder de dorpslinde de jaargeboden, over het gebruik van de gemeenschappelijke gronden, en andere gemeentelijke verordeningen voorgelezen. Daarom werd in het verleden ook wel de naam „gebodenlinde‟ gebruikt. In ieder geval was de Nuenense Dorpslinde eeuwenlang het centrum van volksfeesten, volksvergaderingen, aankondigingen, handel en gebed. Frenken meldt daarover: „Zelfs de Sacramentsprocessiën zochten pauze en verkwikking onder diens lommer. Te Nuenen bestond dit gebruik althans zeker.‟ 14 Bij de lindeboom werd dan een rustaltaar gebouwd als keerpunt van de plechtige processie. 'Jaarlijks trok in juni, op Sacramentszondag, de Sacramentsprocessie van de H. Clemenskerk naar het „rustaltaar‟ bij de lindeboom op de Berg. Vrijwel het gehele katholieke deel van het dorp liep mee. Bekend zijn nog de mooie gekleurde bloemen- en zandtapijten die door Pastoor Aldenhuijsen werden gemaakt, alsook de huis aan huis versierde H. Hartbeelden.‟ 15 Pastoor Aldenhuijsen heeft de processie na de Tweede Wereldoorlog weer in ere hersteld. In 1963 was de boom voor het laatst keerpunt van de Sacramentsprocessie.
De Dorpslinde vóór 29 december 1994. nen hol maar de wanddikte nog ruim voldoende om de boom veilig te kunnen laten staan. Over die holte wordt verteld dat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zeven onderduikers in schuil konden houden!16 Giel Meulendijks, bewoner vlakbij de boom, vertelt dat er toen bankjes stonden waarop onderduikers vaak samenkwamen. Als er Duitsers in de buurt waren, vluchtten die onderduikers. Daarvan verstopten zich er zeker vier tussen de bladeren van de onderste kroon. Ook vrijende paartjes zochten wel de afzondering in de holle stam. Ouderdom komt met gebreken In 1972 is door boomdeskundigen, toen nog boomchirurgen genoemd, de Gebroeders Copijn uit Groenekan, een onderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van de boom. Het verslag begint met „Mogen we beginnen met op te merken welk een unieke boom dit is. Een bezit waarover vele gemeenten u zullen benijden.‟ 17 Een onderhoudsproject werd gestart dat vijf jaar zou duren. In maart 1973 werden enkele takken ingekort en andere met staalkabels verankerd. In juni 1975 is de grond rondom de boom bemest en zijn be-
De huidige Dorpslinde was al lange jaren van bin65
De Drijehornickels
december 2010
luchtingtegels aangebracht. Gemeentebedrijven Eindhoven ging twee- in plaats van eenmaal per jaar controleren op aardgaslekkage. De bovenste kroon werd slechts incidenteel gesnoeid, de onderste kroon is regelmatig geknipt. Meestal gebeurde dat in beheer van de gemeente, maar in 1974 is dat werk uitbesteed aan de gebroeders Copijn. In 1976 zijn een bliksemafleider en aardelektroden aangebracht. In 1978 werd het inwendige van de boom schoongemaakt omdat broedende kauwtjes veel rommel hadden achtergelaten. Zoals toen nog gebruikelijk was, werd de boom inwendig geïmpregneerd. Ook zijn er geregeld organische voedingsstoffen in de bodem geïnjecteerd.18 De holte binnenin de stam was zo ruim dat de werkzaamheden daarin met behulp van een steekladder konden worden uitgevoerd.19 Het totale onderhoud kostte ongeveer 16.000. De Ministeries van Landbouw en Visserij en Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk verleenden een subsidie van 2.850.
De Dorpslinde
Die was goed bekend, omdat al vanaf de jaren zeventig regelmatig het grondwaterpeil werd gemeten. In dat jaar werd door het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek uit Wageningen voor het eerst de aantasting door een schimmel vastgesteld. In het najaar van 1991 werd aan een van de hoofdtakken het vruchtlichaam van een paddenstoel ontdekt. Onderzoek wees uit dat het ging om de Echte tonderzwam, een houtrot veroorzakende schimmel, die parasitair kan zijn en moeilijk is te bestrijden. Het einde van de Dorpslinde zou wel eens eerder kunnen komen dan verwacht. En toen, in de zomer van 1994, brak er een tak van ca. 160 kg af. Op 13 december 1994 luisterden de „geschrokken leden van de raadscommissie voor (onder meer) openbare werken naar een sombere H. Polderman, hoofd groenbeheer van de gemeente Nuenen.(…) Omdat de boom ernstig is verzwakt, dreigt gevaar. Takken van honderden kilo‟s kunnen … loskomen…. Polderman: “Ik ga in ieder geval niet bij de linde staan met windkracht 6.” ”23 Daarom werd door burgemeester en wethouders besloten het advies van het Instituut voor Bosen Natuuronderzoek over te nemen en de boom om te vormen tot een één-etagelinde.24 Dit besluit werd niet alleen genomen omdat de gemeente aansprakelijk gesteld zou kunnen worden voor de schade, maar ook omdat er gevaar bestond voor het oude hekwerk en de ondersteuning van de onderste etage. Zonder die ondersteuning zouden de horizontale takken door hun eigen gewicht afbreken. Dan zou ook de onderste etage van de boom verloren kunnen gaan en die wilde men laten staan in de hoop en verwachting dat die nog een langer leven beschoren zou zijn.
Toen Corik Geurts uit Veghel, student aan de praktijklerarenopleiding van de Middelbare Tuinbouwschool te Nijmegen, in 1984 een onderwerp zocht voor zijn scriptie kwam hij door zijn contacten met Copijn bij de Dorpslinde in Nuenen uit. Het moet een vrij uitvoerige scriptie geweest zijn 20 waarin geschiedenis, verzorging, verwachte maatregelen, inrichting van de omgeving en ook een voorspelling over de uiteindelijke leeftijd die de boom zou kunnen bereiken, werd beschreven. Uitgaande van zijn hypothese dat de linde ongeveer 500 jaar oud moet zijn, werd verondersteld dat er nog wel 300 jaar bij zou kunnen komen. 21 Hoewel er in 1984 plannen waren een lindeboom voor de 100-jarige mevrouw Siteur te planten bij Zorgcentrum De Akkers, of mogelijk op de Berg, „opdat Nuenen c.a. over enkele eeuwen wederom kan bogen op een eeuwenoude lindeboom‟, waren de conclusies uit dat stagerapport aanleiding toen nog geen vervanger aan te planten. 22
De onthoofding van de dorpsoudste Slechts een week na de officiële publicatie dat de boom gesnoeid zou worden, werd met de werkzaamheden begonnen Op initiatief van Kees Rovers die vlak bij de lindeboom woont, is een ludiek afscheid georganiseerd.25 Vele Nuenenaren trotseerden daarom op 29 december 1994 weer en wind om getuige te zijn van literaire voordrachten, muziek en ontroering ter gelegenheid van het „onthoofden‟ van de Dorpslinde. Nuenense gilden, Lindespelers en een aantal verenigingen beten, onder klokgelui van
Een reddingsoperatie In 1990 lieten de bladkleur en het aantal bladeren te wensen over en was de boom eerder dan andere jaren in herfstkleur. Dit kwam door de lage grondwaterstand in de voorafgaande jaren. 66
De Drijehornickels
december 2010
De „onthoofding‟ van de Dorpslinde op 29 december 1994 en de daaraan schuldige zwam. 67
De Dorpslinde
De Drijehornickels
december 2010
uit de H. Clemenskerk en Het Kleine Kerkje, de spits af. Later traden vendelzwaaiers en brassband De Vooruitgang op, gedichten werden voorgedragen. De „dorpschirurgijn‟ bevestigde dat de boom echt aan het eind van zijn Latijn was. “Noch dr. Spock26, noch dr. Vogel27 hebben een remedie.” „Pastoor Jan Janszoon Cuypers‟, van wie beweerd werd dat de boom bij zijn 25-jarig jubileum in 1632 geplant was, keerde van gene zijde terug om, in vol ornaat, de boom met wijwater te besprenkelen. Het publiek zag de processies uit het Rijke Roomse Leven weer voor zich. Vanuit de H. Clemenskerk trokken de „pastoor‟ met „monstrans‟, de „misdienaars‟ en „bruidjes‟ naar de lindeboom waar een „altaar‟ was gebouwd. Burgemeester Terwisse bracht een ode aan de door zwammen aangetaste boom. “Was de wind uit het westen?” vroeg hij zich af. “Immers uit het westen komt alle gezwam…” Verder zei hij onder andere “Was ik een berk, ik zou mijn beste berkenwater schenken om deze kale kruin te redden; was ik een vijg, ik zou mijn laatste vijgenblad laten vallen om Tilia op te winden.” Op het eind schonk hij een fles champagne leeg aan de voet van de boom. “Ik zal de fles niet gooien uit angst dat de fles heel blijft en de boom omgaat.” Koorzang, fanfare en een speciaal gecomponeerd lindeboomlied maakten het „requiem‟ af. De Nuenens troubadour, Gerard van Maasakkers, wist het talrijke publiek te ontroeren met: “Dag boom, dag lindeboom, dag ouwe boom, dag lindeboom”. Toen op die avond van 29 december 1994 de boom werd ontdaan van het laatste stuk stam van de bovenste kroon en dat deel door een kraan langzaam omhoog werd getakeld, verliet de laatste bewoner, een kerkuil, de boom.
De Dorpslinde
Maar ook Copijn, die dus al in een veel eerder stadium de boom had onderhouden en verzorgd, gebruikte later het woord “schandalig” en “het was de meest spraakmakende dorpslinde van ons land”. Het stuk stam van acht meter lengte dat als laatste werd verwijderd, heeft in 1997 een plaats gekregen in de hal van het toen juist tot cultureel centrum verbouwde klooster. Vanaf 29 december 1997 woont er weer een, nu opgezette, kerkuil in die stam: een geschenk van het IVN, afdeling Nuenen. Ook in het gemeentehuis is er een herinnering aan de lindeboom; er hangen daar twee schijven van de holle stam als wandversiering.
Er restte dus slechts een heel korte tijd tussen publicatie van de plannen en het tijdstip van het ontkronen van de boom. Dat had tot gevolg dat er later stemmen opgingen de gemeente er van te verdenken dat ze koste wat kost haar plannen wilde doorzetten. Er waren dan ook boomdeskundigen die meenden dat er oplossingen zouden zijn gevonden om de boom nog langer in zijn volle omvang te kunnen handhaven. Vooral de publicatie daarover door de Bomenstichting in Utrecht28 heeft de relatie met de betreffende afdeling van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten voor lange jaren bekoeld.
Een schijf van de Dorpslinde zoals er twee in het gemeentehuis als wandversiering zijn aangebracht.
De omgeving van de Dorpslinde Het huidige, uit 1889 daterende, ijzeren hekwerk kostte, inclusief het bijbehorend metselen timmerwerk, hardsteen en verfwerk, 183,-en werd gegund aan Frans van Dijk 29. Het geheel werd sindsdien regelmatig onderhouden. Voor de boom staat de dorpspomp uit 1867. Oorspronkelijk heeft op de bol een olielantaarn 68
De Drijehornickels
december 2010
gestaan, inclusief een laddertje om de lamp aan te kunnen steken. Aan de achterzijde bevindt zich een smeedijzeren, gekrulde pomparm. Volgens de ingegoten inscriptie is de pomp gemaakt door 'IJzergieterij De Prins van Oranje te 'sGravenhage'. De pomp heeft tot 1960 dienst gedaan. Een dorpspomp was van algemeen belang voor de watervoorziening op het platteland. Tegen vorstschade werd de pomp ‟s winters omwikkeld met stro. Het is een rijksmonument sinds 2000.
De Dorpslinde
onafhankelijk Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Er bevinden zich twee (!) gedenkplaten. De oudste vermeldt: „… geplant ter toekomstige vervanging van de huidige Gerechtslinde‟. Op de tweede plaquette: „Gerechtigheidslinde symbool voor een onafhankelijk Nuenen‟. Nog enkele wetenswaardigheden De houten ondersteuning was in 2009 aan vervanging toe en het hek moest worden gerestaureerd. Dat werk vond eind april dat jaar plaats en werd uitgevoerd door Kuppens Boomverzorging uit Mill.
Het Van Gogh Monument is op 30 juni 1932 onthuld door burgemeester C. van Rijckevorsel. Het natuurstenen monument is vervaardigd door Hildo Krop en geplaatst ter herdenking van de 40e sterfdag van Vincent van Gogh (overleden in 1890). Het monument bestaat uit een uit zeven delen samengestelde molensteen, waarop een asymmetrisch opstaand gedeelte. Op de rand van de molensteen, mogelijk afkomstig van de Hooidonkse watermolen in Nederwetten, staat de inscriptie: "In dit dorp werkte Vincent van Gogh dec.1883 - nov.1885". Op het opstaande deel is het goudkleurig geschilderd symbool van de zon gehakt. Het monument heeft cultuurhistorische waarde als uitdrukking van de band tussen Nuenen en Vincent van Gogh. Het is een rijksmonument sinds 2000.
De Dorpslinde was de dikste zomerlinde van Nederland met een stamomtrek van 6,5 meter. Dit wordt standaard gemeten op 130 cm hoogte („borsthoogte‟) en daar is de Dorpslinde ook nog eens op haar smalst! Want lager, bij de stamvoet, is de omtrek zelfs 8,5 meter. Volgens de oude foto op bladzijde 63 was de stamomtrek 100 jaar geleden nog 5,2 meter. De Meierijsche Courant heeft het in 1886 over 6 meter omtrek op 2 meter van de grond en een totale hoogte van 25 meter.31 In de Meierijsche Courant van 18 augustus 1886 was te lezen: „Naar een volkslegende zou Karel V in deze streken overal lindeboomen geplant hebben, en is onze “Lindeboom” daar één van. De reus zou omstreeks 350 jaar oud zijn. Hoe dit echter zij, de boom heeft den eerbiedwaardigen omtrek van 6 Meter en draagt op ongeveer 2 M. hoogte een prachtige kroon die door 16 palen gesteund wordt en waarin zich takken bevinden, van grooter omvang, dan de stam van menig anderen boom. Sinds onheuglijke tijden heeft hij huisvesting verleend aan orgeldraaiers, liedjeszangers, marskramers, stoelenmatters enz.,enz., die er allen hun bivouak opslaan. Het is waarlijk een schoon, een prachtig gezicht dien reus te zien staan, vlak voor een groot plein waarover hij zijn schaduw werpt. Geen wonder dan ook, dat hij de bewondering van elken vreemdeling afdwingt.
Binnen de spiraalvormige steentjes met de namen van de kinderen geboren in het jaar 2000, de Prullekeshof staat een Koningslinde (Tilia x europaea „Koningslinde‟)30. Deze is in 1994 geplant ter gelegenheid van het 12½-jarig ambtsjubileum van burgemeester drs. H.J.A.M. Terwisse. De boom moest een aantal malen verplaatst worden maar heeft nu zijn definitieve plaats. De burgemeester heeft de boom Gerechtigheidslinde genoemd: een symbool voor een
Alleen de onderste etage was in vorm gesnoeid; de bovenste was de eigenlijke kroon. Het was 69
De Drijehornickels
december 2010
De Dorpslinde nu als prieellinde met daarvoor de dorpspomp.
De Dorpslinde
Door zijn afwijkende vruchtvorm, namelijk ongeribde nootjes, is de lindeboom ook uiterst zeldzaam in Nederland. Om bomen met deze genetische eigenschap voor de toekomst te behouden, zijn er in 1992 stekken genomen door lindedeskundige Bert Maes. Deze zijn op Boomkwekerij Rendering B.V. in Aalten opgekweekt. Op 20 maart 1999 zijn in het Nationaal Lindearboretum in Winterwijk drie bomen geplant. „Deze bomen staan er nog steeds en ik zal er zuinig op zijn.‟ 33.
een van de mooiste twee-etagelindes in Nederland. Etagelindes worden meestal in drie delen gesnoeid, het symbool van een driedeling: goden, vorsten en mensen. De goden bewoonden de bovenste etage, de adel de middelste- en de gewone stervelingen de onderste etage. Waarom de linde in Nuenen een daarvan afwijkende snoeivorm had, namelijk in twee etages, is onbekend. Ontbrak het in Nuenen aan… adel?
„Gekker‟ dan in 1976 zal het nooit meer worden: in Nuenen kwamen nieuwe bordjes bij de bushaltes. Die bij de Dorpslinde kreeg de naam „Wilhelminaboom‟!34 Echter de Wilhelminalinde heeft hier nooit gestaan. Die stond tot 1948 bij de kiosk in het Park.
Vroeger werd de Dorpslinde gewoon Lindeboom of zelfs alleen maar Linde genoemd. Ook werd de benaming Gerechtslinde gebruikt. De naam Dorpslinde is al heel lang gebruikelijk en ons inziens ook de meest juiste. Ook Jean Coenen was deze mening toegedaan waar hij schreef: „De boom in Nuenen is met zekerheid een dorpslinde en geen kerkelijke linde.‟ 32
In het boek: „Monumentale bomen in Nederland‟35 wordt de Dorpslinde nog „De oude reus van Nuenen‟ genoemd. Echter ook een lindeboom heeft niet het eeuwige leven. Wat er nu is overgebleven, is een prieellinde, door sommigen „t Stumpke genoemd.
Onze dorpsoudste heeft nog op zeer hoge leeftijd voor nakomelingen kunnen zorgen.
70
De Drijehornickels
december 2010
Coenen, J. Gegeven Sint-Barbaradag 1300, Eindhoven 2000, p.164. 5 Een kopie is aanwezig in de heemkamer. 6 Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) oud archief OAA 276, 1729-1730 en OAA 281, 1734-1735. 7 De vermelde datum was 10 november 1714. 8 Drs. Bert Maes heeft een ecologisch adviesbureau in Utrecht. Hij is bioloog en cultuurhistoricus, specialist op het gebied van inheemse bomen en struiken en is lindedeskundige. 9 Zie noot 1. 10 Frenken, A. M. Pr. Memoriaal der dorpen en parochies Gerwen, Nuenen en Nederwetten, ‟s Hertogenbosch 1948, p. 180-181. 11 Adriaenssen, Leo, Staatsvormend geweld, Tilburg 2007, p.11-14 en verder. 12 Zie noot 10, p. 181. 13 Idem, p. 181. 14 Idem, p. 181. 15 Uit Jubileumuitgave KBO Nuenen 50 jaar. 16 Daarvoor heb ik echter de bron niet meer kunnen vinden! (BdS) 17 RHCe A0925, inv. nr. 1178. 18 Idem. 19 Vernomen van de uitvoerder van de werkzaamheden: J‟ørn Copijn. 20 Deze scriptie is niet terug te vinden in de archieven. Bij Copijn Boomspecialisten BV, die het oorspronkelijke bedrijf hebben overgenomen, zijn uit die tijd geen archiefstukken bewaard gebleven. We moeten het daarom doen met een (gedeeltelijk, want pag. 2 ontbreekt) verslag van Buro Voorlichting van de gemeente Nuenen en een artikeltje uit (zo goed als zeker) het Eindhovens Dagblad van 16 juni 1984. 21 RHCe A-0925, inv. nr. 1178. 22 Idem. 23 Eindhovens Dagblad 14 december 1994. 24 Nuenens weekblad „Rond de Linde‟, 22 december 1994. 25 Eindhovens Dagblad van 27 december 1994. 26 Dr. Spock was een Amerikaans kinderarts, in Nederland vooral bekend door zijn boek „Baby- en kinderverzorging‟ (jaren ‟50 van de vorige eeuw). 27 Dr. Vogel was een Zwitserse natuurgenezer, bekend van vele natuurgeneesmiddelen en schrijver van o.a. het boek „De kleine dokter‟. 28 Elsland, Marjan van, „Nuenen een kop kleiner‟ in Bomennieuws nummer 1, voorjaar 1995, p. 32. 29 Roij, F.V.M. van, Nuenen in oude ansichten deel 2, Zaltbommel MCMLXXVII, foto 76. 30 Op de oudste plaquette, nl. die met de aanduiding „…ter toekomstige vervanging….‟, staat nog de oude benaming voor de Koningslinde: Tilia x vulgaris „Pallida‟. 31 Zie noot 4, p.165. 32 Zie noot 3. 33 Opgave Jan van den Brandhof, Nationaal Lindearboretum in Winterwijk, via e-mail 27-09-2008. 34 Roland van Pareren, alias Kraker, van de column Nuenense Nootjes, Rond de Linde, 25 maart 1976. 35 Graaff, Gerrit de, e.a., Monumentale bomen in Nederland, Meppel, (Boom/Bomenstichting), 1991, p. 62-63. 4
Onze Dorpslinde is opgenomen in het landelijke „Register van Monumentale Bomen in Nederland‟ van de Bomenstichting in Utrecht onder objectnummer 51E - 7.00. En natuurlijk staat zij ook in de „Geactualiseerde lijst Waardevolle en Gelegenheidsbomen in het openbaar gebied 2010‟.
Plaquette, bevestigd op een van de palen van de nieuwe ondersteuning voor de prieellinde.
Noten 1
2
3
De Dorpslinde
Bottema, Kees. De Nuenense Dorpslinde, het levensverhaal van een unieke boom. Uitgave in eigen beheer voor privé verspreiding, Nuenen 2010. Op 2 april 1607 had deze de H. Geestrekening als pastoor van Nuenen getekend. Cuypers was omstreeks 1579 in Helmond geboren en stierf op 19 december 1632. E-mail van Jean Coenen 2 februari 2001.
71
De Drijehornickels
december 2010
Lief en leed in de Beekstraat
LIEF EN LEED IN DE BEEKSTRAAT (2) Boerenleven in Nuenen rond 1900 door Miet Sanders-Coolen Miet Coolen is geboren te Nuenen op 26 augustus 1909 en overleden te Bakel op 1 juni 2005. Op 8 juli 1941 is ze getrouwd met Frans Sanders uit Lierop. Zij heeft in een aantal verhalen het leven in en rond de Beekstraat uit haar jeugd verteld. De verhalen zijn opgetekend door Henny Moll. Het eerste deel uit deze serie, ‘De boerderij van mijn ouders’, werd gepubliceerd in het augustusnummer (2010) van De Drijehornickels. In dit nummer vertelt Miet over negen boerderijen en/of woningen en hun bewoners in de Beekstraat. De Beekstraat en haar bewoners De Beekstraat, zo genoemd zei men, omdat achter in de straat een beek stroomde, de Loop genaamd1. De weg was in mijn schooljaren bar en bar slecht, vooral vanaf oktober tot april. Deze werd dan helemaal kapot gereden door paardenkarren. De sporen waren soms wel een meter diep en stonden dan dikwijls vol water. De weg was ook smal en het voetpad dat er langs liep, was dikwijls doorkliefd door geultjes om het water vanuit het karrenspoor naar de sloot te leiden. Dus onbegaanbaar. Ik dacht altijd dat de Beekstraat zowat bij ons begon. In de huizen die, komend vanaf het dorp, vóór ons huis stonden, kwamen we bijna nooit; voorbij ons huis zoveel te meer. Maandelijks, soms wekelijks, werden die door ons bezocht om de contributie op te halen voor één of ander boekje of blaadje, zoals het St. Jozefblaadje, de St. Antoniusbode, de Fidelusmissiebond en de Voortplanting des Geloofs. En dan nog de jaarlijkse almanakken en kalenders. Voor één dubbeltje moest je soms twee tot drie keer terugkomen, bijvoorbeeld als de bewoners niet thuis waren.
Meestal waren de mensen toch wel vriendelijk, maakten een praatje en je kreeg ook wel eens koffie. Het waren altijd wel dezelfde mensen die vervelend deden en zeiden: "Ben je d’r alweer". Dat vonden we niet leuk want we kwamen niet voor onszelf, dus legden we die opmerking maar naast ons neer. Ook als er voor een of andere natuurramp gecollecteerd moest worden, bijvoorbeeld een cycloon of watersnood, waren wij altijd de pineut. De Greef2 We hadden goede buren. Rechts van ons woonde de familie De Greef, twee broers en twee zussen. Eén meisje leed aan tbc en is jong gestorven. Ik herinner me nog dat ze altijd een wollen omslagdoek droeg en bij ons met haar rug tegen de kachel ging staan. Het andere meisje kwam mijn moeder helpen als die in het kraamDe Beekstraat met de huidige huisnummers of de vroegere (voor 1956) E-huisnummers van de besproken panden. Situatie omstreeks 1940.
72
De Drijehornickels
december 2010
bed lag. Ook kwam ze de koeien melken, want dat kon vader niet. Ik heb het van horen zeggen, zelf weet ik het niet meer. Ik weet wel dat ze naderhand, toen ze al getrouwd was, altijd heel welkom was bij moeder. De ene broer kreeg verkering en trouwde. Hij was timmerman. De andere bleef jarenlang bij hen inwonen. Hij had wel een aparte kamer maar het warme eten aten ze altijd samen. Hij had nergens voor geleerd en deed werk dat hem aangeboden werd. Stropen deed hij graag en als hij wat centjes had gebeurd van zijn gevangen wild, had hij geen werk nodig. Zo ging dat vroeger. Toen er kinderen kwamen, ging ik er na schooltijd dikwijls heen om op de kinderen te passen, hen het lopen leren en pap voeren, enz. Later, toen de vrouw reumatisch werd, heb ik lange tijd in het huisgezin gewerkt.
Lief en leed in de Beekstraat
boerderij in de Beekstraat werd verhuurd aan een nicht, die weduwe was5. Deze had twee dochters, waarvan er een na haar trouwen op die boerderij bleef wonen. Later kwam er weer een kleinzoon van Van Nuenen wonen en nu weer de zoon dáárvan. Als de muren konden praten, zouden ze veel kunnen vertellen.
Jos van Nuenen en zijn vrouw Catharina Roijakkers.
Van der Velden6 Ons huis lag aan de 'Den'. Dat was een ingesloten ruimte tussen twee boerderijen en dwars daarop een weg waarlangs twee aaneengesloten burgerhuisjes waren gebouwd. De 'Den' was een grasveldje dat vroeger werd gebruikt door de burgermensen om hun graan te dorsen. Er werd dan een linnen kleed gelegd voor het opvangen van het graan en met de vlegel werd er gedorst. Later kwamen ze naar ons en werd het met de machine gedaan. In het ene burgerhuisje woonde moeder Van der Velden met zoon en dochter. Als mijn moeder naar den hof moest voor groente, werd er op het raam geklopt en moest ze een kopje koffie komen drinken. Dat koffiepraatje liep wel eens uit de hand en dan was de tijd te kort voor het gewone middagmaal. Wij vonden dat niet erg want dan kregen we struif7. Toen moeder Van der Velden gestorven was, trouwde de dochter op late leeftijd met Balthasar van der Velden uit Empel. Die was in Nuenen op de steenoven komen werken vanwege de werkeloosheid die toen heerste. Hannes, een inwonende broer van moeder Van der Velden, werkte in de tuinen bij de heren in het dorp. Z'n
Tinus, Toon, Anna en Marie de Greef. Van Nuenen3 In mijn eerste schooljaren woonde tegenover ons de familie Van Nuenen. Hij was een klein manneke met kromme beentjes en een kromme neus, maar wel koppie-koppie. Hij zat in de gemeenteraad en werd wethouder en was soms ook locoburgemeester. Ik zie hem nog vóór me in zijn zwarte pak met enge knieën in de broekspijpen en een hoge zijden hoed op. Het was wel z'n feestkleding voor een of andere gelegenheid op het raadhuis of voor de processie in of rond de kerk. Zijn vrouwtje was ook maar klein, altijd veel en donkere kleren aan, een zwart kapje op haar polkakopje en zwarte klompjes aan. Ze hadden een zoon en een dochter en die waren helemaal niet klein. Het waren harde werkers. Na verloop van tijd werd de boerderij in tweeën gedeeld en een nieuwe behuizing4 naar de dorpskom toe, gebouwd. De 73
De Drijehornickels
december 2010
Lief en leed in de Beekstraat
Van den Nieuwenhof 9 Zijn zwager, die naast hem woonde, was een heel tengere man. Hij zat aan het weefgetouw en weefde voor zeven gulden in de week. Ik heb er dikwijls bij staan kijken hoe de spoel over dat weefgetouw ging met een regelmaat van een, twee, drie en wij zongen dan: "Kom pikt hem, kom pakt hem met z'n oren die horen." Verder weet ik het niet meer. Tinus en Hanneke van den Nieuwenhof kregen twaalf kinderen, waarvan er maar vier in leven bleven. "Alweer een engeltje in de hemel" zei het vrouwtje dan als het kindje in het kistje lag. "Die kleintjes hadden gewoon geen levenskans," zei moeder weleens; moedermelk was er niet en voorlichting ook niet. Wij hadden geluk met ons moeder, goed gezond en volop melk, vertelde ze ons. Zoals deze burgermensen moesten leven, waren er velen. Ze mestten een varken met hetgeen hun hofke opbracht en er werden wat bonen en aardappels geteeld, wat witte knolletjes en boerenmoes en daar moesten mens en dier het mee doen. Veel variatie was er niet, een geit en enkele kippen was al wat ze hadden. De kruidenierswaren moesten ze halen bij degene waar hun huisje van was, waarvoor ze een gulden huishuur in de week betaalden. Het huisje was vochtig en donker. In het voorhuis lagen plavuizen, anders overal leem en alles was gelijkvloers. Toch waren ze tevreden en je hoorde ze nooit klagen. Op hun manier waren ze proper, maar ze gingen wel vroeg dood.
Het dubbele woonhuis van Van der Velden en van Van den Nieuwenhof.
broek had hij altijd laag onder z'n koffiebuik hangen, want koffie dronk hij veel. Hij kwam in de winterdag dikwijls bij ons buurten, maar ook in de zomer na het werk. Als het te warm was om naar bed te gaan en we buiten op de bank zaten, kwam ook Hannes daar bij zitten. De kin op de borst en na eerst een grote tabaksstraal gelost te hebben, schoof hij bij. In de winter kreeg hij altijd de beste plaats bij de kachel en als de jongens dan vroegen: "Hannes, hoe ging dat vroeger ook weer met die heksen?", dan schraapte Hannes z'n keel, het teveel aan tabaksvocht ging het vuur in en dan begon hij te vertellen. Over heksen en toverkollen die langs de geitenstal waren gekomen waardoor de dieren angstig begonnen te blaten, nat stonden van het zweet en geen melk meer gaven. Andere heksen waren veranderd in katten die op een hooiboom 8 zaten en akelig miauwden. Tot iemand de stoute schoenen aantrok, een dik hout uit de mutserdmijt trok en vervolgens de kat van de hooiboom sloeg. 's Anderdaags liep een van de drie juffrouwen die daar in de buurt woonden met verbonden hoofd en arm. Dus zei hij: "Dat was één van die katten geweest, een heks dus." Een andere keer stonden paarden met gevlochten manen en helemaal in het zweet, dat was ook het werk van de heksen. Zo ging het maar door. Een beetje bijgelovig waren die mensen wel, want toen de oude moeder gestorven was, zei de dochter: "Ik had wel verwacht dat moeder vannacht zou sterven, want ik hoorde gisterenavond een uil roepen." Hannes werd altijd beloond voor zijn vertelsels met een paar koppen koffie en een pruimpje uit de tabakszak en dan was zijn en onze avond weer goed.
Nelis en Hanneke van den Nieuwenhof.
Van der Velden10 De volgende buurman was ook weer een Van der Velden, een broer en zwager van de vorige. Hij kwam in een huisje van ons wonen, waar in de oorlog 1914-1918 drie deserteurs uit België 74
De Drijehornickels
december 2010
Lief en leed in de Beekstraat
hadden gewoond. Dat waren schilders en ze heetten: Eekman, Blomme en Higuet.11 Ik kan ze me nog vaag herinneren, één was blond, de andere rossig en de derde had donker haar. Ik weet nog dat het in hun huis een grote troep was toen ze vertrokken waren. Eén ervan gaf moeder een schilderij die ze moest afhalen bij een fotograaf in Eindhoven. Toen ze het thuis uitpakte, zei ze:" Wat moet ik met dat eksternest?", maar bij het beter bekijken was het toch een bebaarde mannenkop. We zijn dat schilderij op een onbekende wijze kwijt geraakt, wat we toch wel jammer hebben gevonden. Het hing bij ons in de huiskamer en ik kan het me nog levendig voorstellen. Vader knapte hun huis wat op, maakte er nog een slaapkamer bij en de familie Van der Velden kon weer vooruit. Wij gingen er wel eens spelen en als het winterdag was, werd er 'drie op een rij' gespeeld. Hun moeder tekende dan met wit krijt een vierkant op tafel met een kruis er in. Twee spelers kregen elk drie knopen, de een witte en de ander zwarte, en het spel kon beginnen. Ook domino en kienen werd er gespeeld. Ze hadden die spelletjes wel van iemand gekregen, want zelf kopen, konden of deden ze niet. Er waren vijf kinderen en hun vader werkte als stoker op een houtbewerkingsfabriek12. Ook zij hadden een geit en een varken om te mesten en een lapje grond. De meeste mensen die aan de Beekstraat woonden, waren boer. Ze hadden wel een eigen boerderijtje maar waren blij als ze de kost verdienden en hun schuld af konden lossen. Zuinig leven deden ze allemaal en er werd niets dat nog bruikbaar was weggegooid; bij ons ook niet.
Mie Barse en Van der Wielen13 Midden in de Beekstraat stond in mijn vroege jeugd een heel oud huis waar twee gezinnen in woonden. Aan de ene kant woonde de zadelmaker. Wij zeiden altijd de ”zaligmaker”, waarschijnlijk om z'n uiterlijk want het was zo'n echte Christusfiguur, lang en smal en een lange baard. Pas later wist ik dat hij paardentuig repareerde, vandaar die naam. Daarnaast woonde Mie Barse. Toen ze dood was, hoorde ik in de kerk: "De gebeden worden verzocht voor Maria Baars, die overleden is". Ik wist niet dat ze eigenlijk zo heette. Ze leefde van het armenfonds en in de meimaand kreeg ze wat centen van de jeugd. Wij en andere kinderen kregen centen om bij Mie naar het Lieve Vrouwke te gaan kijken. Dat had ze dan versierd met papieren bloemen en kaarsen. Het waren altijd dezelfde kaarsen, want ze stak ze nooit op. Van die centen kocht ze dan pepermuntjes, want dat mondje stond nooit stil. Haar kousen stopte ze nooit. Als er een gat bij de hak was, trok ze de kous bij haar tenen omhoog en deed daar een touwtje om. De klompen die ze droeg waren net bootjes, half rond onder de voet. Ze was altijd donker gekleed, had veel rokken aan en een zwart kapje op. Als ze in de zomerdag naar de kerk ging, had ze een Brabantse gazen muts op. Toen haar buurman gestorven was, kwam daar de familie Van der Wielen wonen, vanuit Gelderland. Vader, moeder en vijf kinderen. Dat was ook niet van de weelde, maar ze kwamen om werk. Ze kenden geen ambacht, dus armoe troef. De huur zal wel niet groot zijn geweest, want het was toch zo'n donker en vochtig hok.
Het woonhuis van Van der Velden.
Het huisje waar Mie Barse, Van der Wielen en Molenaar woonden.
75
De Drijehornickels
december 2010
Molenaar14 Na hen kwam er toch weer een ander gezin wonen. Het was Pietje Molenaar met zoon en z'n tweede vrouw. Ze kwamen van Woensel. Het vrouwtje had ze niet allemaal op een rij, maar kwam graag eens een praatje maken bij ons op het land. "Hoe heet je eigenlijk?". "Ja, ze zeggen altijd Net Kittel, maar zo heet ik niet, ik heet Vromans", zei ze dan trots. "Maar mijn vader was ketellapper, die ging met het gereedschap langs de deur of haalde de ketels op en lapte ze thuis. Ik moest dan mee helpen dragen en daarom noemden ze mij Net Kittel. Wij waren ook boer", zei ze dan. "Oh ja, en wat verbouwden jullie?". "Oh, we hadden een varken en een plak koren" zei ze. "Net, wat zou je doen als je veel centen had?" was de vraag. "Reizen en rundsoep eten", antwoordde Net. Je kon haar zo lang aan de praat houden als je wilde, maar er moest gewerkt worden. Net kreeg dan een appel en stak die in haar zak en ging. "Ik bak hem wel in de pan", riep ze dan,"want ik kan hem zo niet bijten". Haar gebit was als een fietsenrek en bruin van de koffie. Toen Net getrouwd was, heette ze niet Net Molenaar, maar haar man noemde ze Pietje Kittel. "Toen ik trouwde" vertelde ze, "hadden de buren een gedichtje gemaakt en dat ging zo: Net is gaan trouwen, nu hoeft ze niet meer te sjouwen. Nu is Net uit het gevaar, en heeft ze een flinke Molenaar."
Lief en leed in de Beekstraat
Net Kittel.
Neluske's, Hanneke Neluske's enz. genoemd. Als het erge wind was, stond Driek met een hooiboom de deuren tegen te houden, zeiden de buren. Uiteindelijk is het huis toch in elkaar gezakt. Als de boeren zelf niet een beetje handig waren, werd er aan reparatie niet veel gedaan, want dat kostte geld. Zo weet ik dat er bij ons in de buurt een wc was, natuurlijk buiten het woonhuis want dat hoorde zo; bij ons was dat in mijn jeugd ook. Maar bij die mensen moest je van de ene plank over een gat naar de andere plank springen om bij de bril te komen, en dat bleef jaren zo, onbegrijpelijk. Een andere buurman had de wc in de schob die voor en achter open was en opzij van de boerderij stond, een beetje in de kromming van de weg. Als Sjef dan op de ton zat, zag je hem al van verre zitten en kwajongens floten dan héél hard op hun vingers. Van de Besselaar16 Aan het einde van de Beekstraat woonde nog een bijzondere familie, Van de Besselaar. 'De bokkenboer', getrouwd met de weduwe Hanne van der Linde, die een zoon had. Hanne had Van de Besselaar voor knecht gehuurd. Hij was lelijk en onbeholpen in z'n lopen, maar Hanne was gered, dacht ze. Maar na een tijdje wilde hij met haar trouwen, waar de vrouw niet zoveel zin in had. "Als je het niet doet, maak ik je kapot," dreigde hij en zodoende was ze van de schrik met hem getrouwd. Of dat waar was, weet ik niet, want ze was toch niet zo bang. Ze ging elke zaterdag te voet naar Helmond-markt. Ze moest dan een half uur door het bos. Dan stond hier
Pietje Molenaar met zoon Bertje.
Dijstelbloem15 Een eindje verder links in de straat stond een heel oud boerderijtje. Daar woonden drie ongetrouwden, twee zussen en een broer. Ik geloof dat ze Dijstelbloem heetten, maar ze werden Driek 76
De Drijehornickels
december 2010
Lief en leed in de Beekstraat
er. Ze maakte graag een praatje en informeerde naar thuis en naar de nieuwtjes in het dorp. Zoon Hannes werkte bij de boeren en Hanne ging zo hier en daar bij mensen in het dorp de was doen. De rest van de kostwinning waren de bokken. Als iets vijfendertig cent kostte, werd er weleens gezegd: "Dat is bokkengeld ". Je kunt uittellen dat het geen rijke kostwinning was, maar ze redden het wel. Hannes at bij de boeren waar hij werkte en Hanne bracht nog wel eens wat mee uit het dorp. Het waren tevreden mensen. Een grapje: als mensen met een ritse17 geit aan de verkeerde deur klopten, riep Hanne: "Vóór wordt niet gebokt, daarvoor moet je achter zijn".
Hanne Verhagen met zoon Hannes van der Linden en haar tweede man Graard van de Besselaar
of daar wel eens een naaktloper, vertelde ze. "Had je dan geen schrik?" vroeg iemand haar. "Nee, niks" zei Hanne, "want ik wist zeker dat hij geen mes in z'n zak had". Ja, zo was Hanne en vloeken dat ze deed, daarvan hing haar gesprek aan elkaar. En dan zei ze nog: "Ik begrijp verdomme niet, waar onze Hannes dat verdomde vloeken leert". Dat vloeken hoorde er nu eenmaal bij, ze had er zelf nog geen erg meer in dat ze het deed. Het was helemaal geen slecht mens. Hun huisje was ook laag en donker. Als je binnenging, moest je bukken om je hoofd niet te stoten. Het waren twee vertrekken. In het eerste vertrek waren twee alkoven en er lagen roodblauwe plavuizen op de vloer. In het tweede vertrek huisden ze. Daar was een open vuur met opgestapelde turf en enkele mutserden. Een lange gebonden bezem stond in de hoek en daar slingerde ze de rommel mee in het vuur als er te veel kwam. Onder het raampje stond een tafel en drie stoelen, een kastje waar wat eetgerei in of op stond, dat was alles. Oh ja, ook nog een stoof, daar kon je op gaan zitten als je wilde. Toch moest je daar ook centjes ophalen en dan ging Hanne naar het raam om te kijken welk geldstuk ze in d'r hand had, zo donker was het
Noten van de redactie De Lissevoortse loop of Hooidonkse beek. Louis Bressers, Beekstraat Nuenen, 250 jaar huizen en bewoners, Nuenen 2005, p. 219, E 33, nu Beekstraat 33. Zie voor de Beekstraat Anno 2005, p. 370 e.v. De foto’s voor de afbeeldingen in dit artikel en de verwijzingen in de noten zijn van Louis Bressers. Uitgezonderd de foto van Pietje Molenaar die we van Cor Molenaar kregen. 3 idem, p. 206, E 40, nu Beekstraat 30. 4 idem, p. 256, nu Beekstraat 29. 5 idem, p. 210, Johanna van den Heuvel-Rooijakkers. 6 idem, p. 197, E 41, afgebrand 1 jan. 1949. 7 Struif: (dunne) pannekoek. Soms ook eiergebak. 8 Hooiboom: Balk of boomtak die op het hooi van een hooimijt werd gelegd om wegwaaien van hooi te voorkomen. 9 Zie noot 2, p. 192, E 42, afgebrand 1 jan 1949. 10 idem, p. 183, E 31, nu Beekstraat 37. 11 Voor de schilders Eekman, Blomme en Higuet zie o.a. Peter van Overbruggen, Een Nuenens portret gemaakt door Nico(laas) Eekman, in De Drijehornickels ,jrg 19, nr. 1, april 2010. 12 Houtbewerkingsfabriek van Raessens. 13 Zie noot 2, p. 139, E 46, gesloopt in 1972. 14 idem, p. 136, E 47, gesloopt in 1936. 15 idem, p. 113, E 49. 16 idem, p. 45, E 20, nu Beekstraat 52. 17 Rits of ritsig: geil om gedekt te worden. 1 2
77
De Drijehornickels
december 2010
Ploegspannen
VOOR DE PLOEG GESPANNEN (1) Een volksgericht te Opwetten in 1789 door Joop Glasbergen In februari 1789 werd Marten Bex te Opwetten door een groep jongemannen uit zijn woonplaats voor een ploeg gespannen omdat hij zijn vrouw geslagen had. Deze vorm van eigenrichting, het zogenaamde voor de ploeg spannen, was door de Staten Generaal in 1656 verboden, maar door de gerechtsdienaren op het platteland van oostelijk Noord-Brabant werd er maar sporadisch tegen opgetreden. In dorpsarchieven worden deze voorvallen dan ook zelden vermeld. Omdat het slachtoffer, tegen de gewoonte in, zijn beklag deed bij het Hoog Officie 1, werd in dit geval een gerechtelijke procedure tegen de daders voorbereid. Tien getuigen werden daarvoor door drie leden van de schepenbank van Nuenen-Gerwen gehoord. Hun beëdigde verklaringen zijn vastgelegd in een zevental akten, waarvan de kopieën bewaard zijn gebleven in het archief van deze bank. Onder druk van zijn omgeving trok Marten Bex na enkele maanden zijn klacht in. De zestien jongemannen, die bij het ploegspannen betrokken waren, probeerden aan strafvervolging te ontkomen, door het indienen van een gezamenlijk verzoekschrift, waarin om een schikking werd gevraagd. Dat lukte hen. Tot een proces is het daardoor niet gekomen. Voor zover bekend, is Marten Bex de enige die in Nuenen-Gerwen voor een ploeg is gespannen. Woensdag 11 februari In Nuenen gaat het gerucht dat Marten Bex met zijn vrouw in onmin leeft. Hij heeft haar geslagen. Wie is deze „vrouwenbeul‟? Een 27-jarige Nuenenaar, die nog geen jaar geleden als boerenarbeider een schamel loon verdiende, maar sinds hij getrouwd is met Francien van Lieshout als kleine boer in een huis op het Wettenseind woont. Met zijn vrouw deelt hij nu de zorg voor een boerenbedrijf met tien percelen grond. In de ogen van de inwoners van het tweelingdorp Nuenen-Gerwen is Marten Bex een paar sporten op de maatschappelijke ladder gestegen.
Schuin tegenover het gezin woont Jan Bex, de vader van Marten, met Anthonet Manders, zijn tweede vrouw, die niet Martens moeder is. Jan is een boerenarbeider, afkomstig uit Son en hij kan schrijven. Als hij zijn handtekening moet zetten, schrijft hij: Johanes Baks. Marten kan niet schrijven en Francien, die geboren en opgegroeid is in Breugel, en in leeftijd haar tweede echtgenoot negen jaar overtreft, evenmin. Donderdag 12 februari, „s morgens Geruchten gaan snel. In een buurtschap als Opwetten kan iedereen er binnen één dag van op de hoogte zijn. En vierentwintig uur later zijn ze ook in Nuenen en Gerwen bekend.
Wat niet iedereen weet, is dat Francien, die eerder getrouwd was met Jan van de Kerkhof, van diens nalatenschap alleen het vruchtgebruik geniet. Haar nu bijna tweejarige dochtertje Joanna Maria van de Kerkhof, gewoonlijk Jennemie genoemd, is de erfgename. Voogden zien er op toe, dat Francien en haar nieuwe man zorgvuldig met de erfgoederen van het kind omgaan en er niets van verkopen.
Aan een doodlopende zandweg in Opwetten, waar enkele wevershuisjes bij elkaar staan, zijn drie huisvrouwen aan het buurten. Ze hebben het dagelijkse werk even onderbroken. In één van die woningen zitten ze rond de donkergroen geverfde tafel, waarop grote kommen staan met restantjes waterige koffie. Het nieuws is al verteld. 78
De Drijehornickels
december 2010
“Het is ongepermitteerd. Dat mansvolk doet ook maar.” “Ze moeten hun handen thuishouden!” “Precies! Als mijn Frans ooit zoiets zou wagen, dan.…” “We hebben het nu over Marten Bex, buurvrouw. Jouw Frans doet zoiets niet.” “Maar is het wel echt waar?” “Kom, kom, Cisca, je wilt toch niet beweren dat ik hier een potje zit te liegen?” “Nee, Sjaan”, haast Cisca zich te zeggen, “Maar ik dacht… de mensen kletsen zovéél. Jij bent er toch ook niet zelf bij geweest.“ “Waar rook is, is vuur! Dat weten we toch allemaal.”, zegt Sjaan gedecideerd. “Niet waar, Dora?” De aangesprokene knikt. “Ik heb meelij met die vrouw. Nog geen jaar getrouwd en nu al zoveel ellende. Amper twee jaar geleden heeft ze haar eerste man naar het kerkhof gebracht. Sommige mensen moeten veel meemaken.” “Wil er nog iemand koffie?”
Ploegspannen
“Toen zij laatst hoorde dat hij ruzie met zijn vrouw had, keek ze toevallig over de heg en zag dat hij haar zo‟n harde klap tegen haar hoofd gaf, dat het bloed uit haar neus spoot!” Algemene verontwaardiging. “Ze moeten die kerel eens aan zijn verstand brengen dat zoiets niet kan”, zegt een van de jongemannen. “En wie zou dat moeten doen?”, vraagt Jan Fredrik Rooijakkers smalend, “De vorster?” “Dat spreekt vanzelf". “Man wees wijzer. Die let alleen op kleine jongens die appeltjes willen stelen. En hij brengt boodschappen over van de schepenbank. Heeft iemand hem wel eens iets anders zien doen?” Als er geen reactie komt, vervolgt hij: “Van die Hollander hebben we niets te verwachten. Als we willen dat Marten Bex een lesje geleerd wordt, dan zullen we dat zelf moeten doen!” Instemmend geknik. “Als iedereen daar zo over denkt, waar wachten we dan nog op?” Een van de stamgasten mengt zich in het gesprek. “In sommige dorpen hier in de buurt weten ze met zo‟n vrouwenbeul wel raad. Die spannen ze voor een ploeg en laten hem dan zijn hof of een deel van de weg omploegen. Daar komt natuurlijk veel volk op af. Die kerel houdt daarna zijn handen wel thuis!” Jan Rooijakkers aarzelt even. “Daar hebben we nu geen tijd voor”, beslist hij, “Als we hem met elkaar flink afrossen is hij ook genezen. Wie gaat er mee?” “Ik”, zegt Goort Frederik Rooijakkers, een jongere broer van Jan. “En ik”, hikt een werkloze wever, die niet meer stevig op zijn benen staat. “Dan ga ik ook mee”, brult zijn vriend, een leerling strodekker. Bij de deur vormt zich een groepje jonge kerels. Sommigen drinken haastig hun kroes leeg. “Ga je mee, Maria?”, wordt er geroepen. Het jonge meisje kijkt vragend naar haar collega om het antwoord uit haar ogen af te lezen. “Nee.” “Je hebt het zeker te druk?”, schampert één van de gasten. Het meisje bloost. “Kom op, mannen, we gaan”, commandeert Jan Rooijakkers. Luidruchtig gaat het groepje op pad.
Donderdag 12 februari, „s middags Er wordt schande van gesproken onder de met stro gedekte daken van oude boerderijen, maar ook in de werkplaatsen van de ambachtslieden en, uiteraard, in de dorpsherbergen. Vooral daar, waar bier en jenever gretig aftrek vinden, kan de verontwaardiging hoog oplopen. Zoals bij Jan van Duren in Opwetten, een smid en herbergier, die de bediening in zijn zaak meestal aan een nicht en een bijdehand veertienjarig dienstmeisje overlaat. Nu zijn ze de enige vrouwen in het gezelschap van voornamelijk jonge, vrijgezelle mannen, werkloze losse arbeiders en boerenknechts, die in deze tijd van het jaar of geen werk of weinig omhanden hebben. In de schemerige gelagkamer staan ze in een kring bij elkaar. In een hoek zitten twee oudere stamgasten, naast elkaar op een houten bank. De beide diensters wachten op nieuwe bestellingen. Op knipoogjes van de gasten reageert alleen de jongste. Of het verhaal over Marten Bex waar is? Die vraag wordt in het groepje dat aan hun derde of vierde kroes bier toe is, helemaal niet gesteld. Eén van hen weet het immers van een ooggetuige. Zijn tante woont op het Wettenseind, vlakbij het huis van Marten Bex. 79
De Drijehornickels
december 2010
Bij een boerenwoning aan de Zandstraat, op het Wettenseinde, gaat Jan Rooijakkers met Marten Peter Sijmen Joosten en Willem Daniël van Rooij zonder kloppen naar binnen. Marten Bex is thuis. Met een koperen beddenpan is hij bezig het bed te warmen voor zijn vrouw, die ziek is. Hij kijkt zijn ongenode gasten verwonderd aan. Die beschuldigen hem ervan dat hij zijn vrouw geslagen heeft en grijpen hem vast om hem mee naar buiten te nemen. De jonge boer verzet zich en omklemt met één arm een stijl van de beddenkoets. Zijn vrouw zit te kermen op een stoel. Mogelijk daardoor ziet het drietal af van het gebruik van meer geweld en vertrekt onverrichter zake. “We krijgen je nog wel!”, zegt één van de drie, als hij de deur achter zich dichttrekt. Buiten klinkt lawaai.
Ploegspannen
half jaar bij een chirurgijn in Eindhoven heeft gediend, zegt dat warmte het beste medicament is. En niet te zwaar tillen. Zij kan gemakkelijk praten met twee grote dochters in huis, denkt Francien. Maar ik sta er alleen voor met een kind van bijna drie jaar, een geit en een toom kippen. Na de gebeurtenis van vanavond voelt ze zich nog beroerder. Ze is boos op de drie vlegels, die zeiden dat Marten haar geslagen had en die hem iets wilden aandoen. Marten hééft haar geslagen en niet voor de eerste keer, maar dat hoeft heel Opwetten niet te weten. Marten kan zich moeilijk beheersen. De laatste weken is hij helemaal van streek. En omdat Francien ook zichzelf niet is, hebben ze om de haverklap ruzie. Soms om onnozele dingen maar meestal over zaken die met het boerenbedrijf te maken hebben. Het zit hem dwars dat hij over veel zaken niets te zeggen heeft omdat hij geen eigenaar is. Het spijt haar dat ze zich gisteren voor het eerst buitenshuis tot het maken van ruzie heeft laten verleiden. En juist toen heeft Marten haar een paar flinke tikken gegeven. Ze liep er zelfs een bloedneus bij op. Te laat bemerkte ze dat er buren waren, die hun woordenwisseling konden horen. Misschien hebben die ook wel iets gezien.
Marten en Francien blijven verbluft achter. Francien zucht diep. “Wat moeten we nu?", vraagt ze. Marten loopt naar het raam en luistert. Hij hoort mannen een schunnig liedje zingen. Het geluid sterft langzaam weg. “Ze zijn al vertrokken", zegt hij. Het moet klinken als een geruststelling. “Maar komen ze niet terug?” “Ze gaan nu eten, denk ik. Misschien zijn ze er vanavond of vannacht weer. Ik denk dat ik maar bij mijn ouwelui ga slapen.” “Laat je mij alleen achter?” “Ik laat me niet aftuigen door dat gespuis. Jou zullen ze niets doen”. Dan barst hij uit: “Jij moet, verdomme, niet altijd zo gillen als ik je aanraak! Daardoor zitten we nu in de ellende.” “Jij moet mij niet slaan!” Marten zwijgt. Hij voelt het bloed naar zijn hoofd stijgen. Hij klemt zijn lippen op elkaar. Francien ziet hem rood worden. Ze kent dat. Als haar dochtertje begint te huilen, is ze blij dat ze bij haar man kan weglopen.
Toen die drie mannen vanmiddag binnenvielen, was het eigenlijk al weer goed tussen hen. Marten had zich juist weer eens van zijn beste kant laten zien, toen hij haar aanbood het bed voor haar te warmen. Ze snuit haar neus en luistert even of Jennemie nog rustig slaapt. Waarom ben ik met Marten Bex getrouwd, heeft ze zich wel eens afgevraagd. Was er liefde in het spel? Een beetje. Niet zo veel als bij haar eerste man. Iedereen weet dat liefde alleen geen deugdelijk fundament is voor een huwelijk. Zeker als je een klein boerenbedrijf hebt, moet je als vrouw bij een huwelijkskandidaat ook op andere zaken letten, zoals of hij een paar stevige handen aan zijn lijf heeft en met vee kan omgaan. Marten Bex had al enkele keren voor haar voormalige echtgenoot gewerkt. Hij was nooit naar school geweest, maar hij had wel een goede kijk op het boerenbedrijf. Hij toonde zich een
Donderdag 12 februari, „s avonds Francien van Lieshout ligt te snikken in het echtelijke ledikant. Alleen. Marten is zonder te groeten weggegaan. Al een week lang voelt Francien zich niet lekker. Met moeite volbrengt ze haar dagelijks werk in en rond de boerderij. Even heeft ze gedacht dat ze weer in verwachting was. Maar dat is niet zo. Wat ze mankeert, weet ze niet. Het zit in haar rug. De buurvrouw, die een 80
De Drijehornickels
december 2010
Ondertrouw- en trouwaantekening van Martinus Bex en Francijn van Lieshout voor de schepenen van Nuenen-Gerwen op respectievelijk 3 en 18 mei 1788.
81
Ploegspannen
De Drijehornickels
december 2010
harde werker, die bovendien het aankijken waard was! Toen ze in gedachten al eens de beddenkoets met hem gedeeld had, schaamde ze zich. Jan was nog geen jaar dood! Bij de biecht was zij er genadig van afgekomen: twintig Weesgegroetjes. De pastoor begreep het wel.
Ploegspannen
Hij houdt er dus rekening mee dat die rotjongens terugkomen, denkt Francien. Hoewel ze dat eigenlijk niet wil, valt ze in slaap. De gebeurtenissen van de woensdagavond komen in haar dromen terug. Ze hoort stemmen, trommels en een hoorn. Trommels en een hoorn? Die waren er op woensdagavond helemaal niet bij! Ze is ineens klaar wakker, staat op en gluurt naar buiten. Er staat weer een troep luidruchtig volk bij haar huis. Er zijn nu ook meiden bij. Aan beide deuren wordt gemorreld. Ook wordt er op de ruiten gebonsd. “Marten Bex, wijvenbeul, Kom naar buiten!” Francien haalt Jennemie uit haar bedje en gaat met het kind op haar schoot op de rand van de beddenkoets zitten. Ze besluit de deur niet open te doen. Misschien gaan die mensen weg als er niemand op het geschreeuw reageert. Ze schrikt hevig als er plotseling een paar jongemannen voor haar staan. Op de een of andere manier hebben ze een deur open kunnen maken. “We zoeken Marten”, laten ze haar weten. Als Francien vertelt dat die niet thuis is, kijken ze haar onderzoekend aan en lopen dan snel het huis door om te controleren of ze de waarheid spreekt. “Waar is hij?” Francien haalt haar schouders op. “We vinden hem wel”, zegt degene, die kennelijk de leiding heeft. Hij loopt weg. “Wat gaan jullie met hem doen?”, roept Francien hem na. De man draait zich om en haalt zijn schouders op. “Ik wil niet dat jullie hem kwaad doen!” De man grijnst.
Ze had Marten steeds vaker ingehuurd voor een karwei op de boerderij. Dan dronk ze met hem een kom koffie in de haard, waarbij ze er voor zorgde dat ze elkaar per ongeluk aanraakten. Toen ze enkele familieleden in vertrouwen had verteld dat ze er wel eens over dacht om met Marten Bex te trouwen, was daar niemand op tegen. Er was wel op gewezen dat ze nu een boerin was en door dat huwelijk de vrouw werd van een boerenarbeider, die van zichzelf niets bezat. Op een avond had ze er op een geraffineerde manier voor gezorgd dat Marten zich niet meer kon beheersen en toen hij, na de daad, stamelde dat hij met haar wilde trouwen, had ze daar in toegestemd. Eigenlijk is Marten geen slechte echtgenoot, bedenkt Francien, en hun huwelijk is ook niet minder dan dat van de meeste koppels in de buurt. Er zijn vrouwen in Opwetten die het slechter hebben getroffen dan zij. Waarom de vlegels, die Marten vanmiddag wilden meenemen, uitgerekend hém moesten hebben, begrijpt ze dan ook niet. Ze hoopt en bidt dat die knullen niet terugkomen. Die avond gebeurt er niets. En vrijdag en zaterdag ook niet. Het ziet er naar uit dat haar gebed verhoord is. Maar Francien vertrouwt daar niet op. “We krijgen je nog wel!”, was gezegd.
Marten is op dat moment op bezoek bij zijn ouders, aan de overkant van de straat. De gebeurtenissen van woensdagavond zijn juist nog eens uitvoerig besproken. “Het is een grof schandaal”, concludeert zijn stiefmoeder. “t Is de jonkheid”, zegt zijn vader. Hij nodigt Marten uit zijn pijp nog eens te stoppen. “Ik vind Francien een goede vrouw”, begint zijn stiefmoeder, “Ze heeft haar zaken altijd in orde, daar zal ik niks van zeggen. Maar ze kan niet veel hebben. Als je, bij wijze van spreken, met een vinger naar haar wijst, begint ze al te schreeuwen. Dat is toch niet nodig.”
Zondag 15 februari, in de namiddag Tegen haar gewoonte in is Francien, die nog steeds veel pijn heeft, na het middagmaal even op bed gaan liggen. Jennemie slaapt en het weinige serviesgoed dat ze als gezin gebruikt hebben, staat al weer schoon in de kast. Marten is, met zijn beste pet op, de deur uitgegaan. Dat doet hij vaak op zondagmiddag. “Doe de schuif er maar op”, zei hij, toen hij over de drempel stapte. Dat heeft hij nooit eerder gezegd. “Ik bons wel op het raam als ik terug ben.” 82
De Drijehornickels
december 2010
Ploegspannen
is Goort Rooijakkers, ze kent hem wel. “Hij is hier wel geweest, maar hij is weggegaan“, antwoordt ze. “Dat is dan heel kort geleden,” merkt Goort op, wijzend naar de asbak, “want zijn pijp brandt nog. Of roken vrouwen hier ook?” Hij duwt haar opzij en loopt met de anderen verder het huis in. Op de zolder, achter een paar oude dekens, die daar opgehangen zijn, treffen ze hun prooi aan. Zonder zich te verzetten laat Marten zich mee naar buiten voeren. Vrouw Bex staat nu in de deuropening en zegt met overslaande stem tegen de jonge mensen bij haar huis: “Het is een schande voor jullie ouders wat hier gebeurt!” Enkele meiden lachen haar in haar gezicht uit. Opgeschoten jongens halen ondertussen bij Francien de ploeg uit de schuur.
Twee vrouwen met knuppels vuren een man aan die voor een ploeg is gespannen. Een derde hanteert de ploegstaart. Deze afbeelding berust waarschijnlijk geheel op fantasie. (Silhouet van onbekende herkomst en datum.)
“Och, elk vogeltje zingt…”, zegt haar man. “Nee, Jan, dat meen ik, en Marten moet zijn handen thuis houden.” Als het even stil blijft, vervolgt ze: “Er is aan ieder mens wel wat te verbeteren, zegt de pastoor.” Marten bestudeert zijn klompen. Plotseling gaat hij rechtop zitten. “Horen jullie dat ook? ” “Trommelarij”, zegt zijn stiefmoeder, die naar het raam is gelopen, waar ze het geluid van buiten beter kan horen. “Trommels?”, vraagt vader Bex, “Ik wist niet dat er iets van het gilde te doen is vanmiddag.” “Dat zijn geen echte trommels”, zegt Marten. Hij grijpt zijn pet en wil naar buiten gaan. “Blijf jij maar hier”, zegt de vrouw des huizes, “Ik ga wel kijken”. Met een warme schouderdoek om verlaat ze het huis. Na enkele minuten komt ze terug, zichtbaar aangeslagen. “Ze zijn er weer,” zegt ze, “Een grote troep volk, meest jonge mannen en meiden. Ze lopen bij jou door de hof, Marten, ze zoeken je.” Als Marten opstaat, zegt ze. “Francien en het kind zullen ze wel met rust laten. Zorg jij maar dat ze je niet vinden. Ze zijn al vlakbij. Verstop je in huis. Ze weten niet dat je hier bent.” Met een hoofdknik geeft Jan Bex te kennen dat hij het daarmee eens is.
In optocht wordt Marten meegevoerd naar het etablissement van Jan van Duren in Opwetten. De bediening in de gelagkamer is daar weer in handen van de twee vrouwen. Zelf houdt de smid en herbergier zich op in een ander vertrek met zijn drie kinderen, die, verschrikt over het rumoer op straat, naar binnen zijn gekomen. Van zijn gasten komt alleen Goort Rooijakkers even bij hem om te vragen of de meid bier mag tappen. Er wordt ook jenever geschonken. Pas als het volk vertrokken is, verlaat Van Duren het vertrek. Opgewonden vertelt zijn jongste dienster hem dat zij gezien heeft dat enkele jonge kerels Marten Bex op de straat voor een ploeg hebben gespannen en dat hij die ploeg moest trekken. Het hele gezelschap is vertrokken in de richting van Boord. In de verte hoort Van Duren hen schreeuwen en zingen. Elf jaar geleden is hij als Joannes gedoopt. Als hij niet zo klein was, zou hij nu Jan genoemd worden. Maar iedereen zegt “Jantje”. Dat vindt hij vervelend. Jan woont in een arbeidershuisje tussen Opwetten en Boord. Het is zondag en Jans ouders zijn niet thuis. Alleen zijn stiefzus Anna, uit het eerste huwelijk van zijn vader, en haar vrijer. Die zouden het huis graag voor zich alleen hebben en proberen hem naar buiten te krijgen. “Jan, als je meikevers gaat vangen, betaal ik je een cent per stuk”, belooft de vrijer.
Of ze het weten of dat ze het raden, enkele ogenblikken later komen een paar jonge mannen, zonder te kloppen, het huis in. Ze kijken zwijgend om zich heen. “Ook goede middag”, zegt vrouw Bex laconiek. Ze stelt zich zo op dat de mannen niet verder kunnen lopen. “Is Marten hier?”, vraagt een van de mannen. Het 83
De Drijehornickels
december 2010
Daar trap ik niet in, denkt Jan. Meikevers in februari! Die vrijer is een stomme vent. Hij kan niet lezen, niet rekenen en ook zijn naam niet schrijven. Dat kan Anna ook niet, maar dat is een vrouw, en vrouwen hoeven dat niet te kunnen, zegt zijn vader. In zijn overpeinzingen wordt hij verrast door het sombere geluid van een koehoorn. Daar is wat te doen!, denkt Jan. Hij grijpt jas en pet en schiet in zijn klompen. “Jantje, waar ga je naar toe?”, roept zijn zus. Hij antwoordt niet. Dat hoeft zij niet te weten. Hij vraagt toch ook nooit waar zij heen gaat. Boos trekt hij de deur achter zich dicht. Het is koud en al bijna donker. Hij stopt zijn handen diep in zijn broekzakken. Behalve de koehoorn hoort hij nu ook tromgeroffel, of wat daarvoor moet doorgaan: het slaan op pannendeksels en houtblokken. Als hij in de richting van het Kasteeltje kijkt, ziet hij lichtjes bewegen. Ze worden langzaamaan groter, komen dus dichterbij. Hij hoort nu ook het gejoel van grote jongens en meiden.
Ploegspannen
gebonden is. Een grote jongen stuurt met de ploegstaart. Aan de rechterkant van de weg wordt een vore in de modder getrokken. Geen diepe, meer een kras, maar in het licht van de fakkels toch duidelijk te zien. Om dit tweetal heen lopen opgewonden grote jongens en jonge mannen die de boer aanvuren. ”Kom op, wijvenbeul”, schreeuwen ze, “Jij bent toch zo‟n flinke vent, die zijn vrouw slaat. Dat zullen we je afleren! Doorlopen!” Er zijn er twee bij met een zweep, die ze in de richting van de boer laten knallen, maar of ze hem ook raken, kan Jan niet zien. Zo te zien, trekt de boer zich van al dat geschreeuw en gedoe niets aan. Onverstoorbaar zeult hij de ploeg voort, zwijgend, de ogen strak naar de grond gericht. Eigenlijk niet eerlijk, denkt Jan, al die mannen tegen die ene. Er lopen ook vrouwen mee, grote meiden eigenlijk. Arm in arm. Ze giechelen alleen maar. Die hebben ook bier gedronken, denkt Jan. Eén komt naar hem toe en vraagt met een vreemde hoge stem: “Zeg, kleine man, moet jij niet naar bed?” “Ik ben elf!”, schreeuwt hij. Dronken trien, denkt hij.
Hoewel hij over een poosje zijn avondboterham moet eten, holt hij naar een plek op de Vorsterdijk waar de lawaai- en lichtoptocht voorbij moet komen. Er staan al een paar nieuwsgierige buren.
Jan vraagt zich af hoeveel mensen er in de stoet meelopen. Vijftig? Honderd? Hij besluit ze te gaan tellen en holt langs de linkerkant van de weg de ploegtrekker, de trommelaars en de hoornblazer voorbij en begint dan hardop te tellen. Dat valt niet mee, want het wordt steeds donkerder en de mensen blijven niet op hun plaats lopen in de optocht. Bij “vierentwintig” hoort hij, als de trommels even zwijgen, ver weg zijn zus “Jantje! Jantje” roepen. "Jan, zul je bedoelen", moppert hij in zichzelf. Hij heeft het wel gezien en hij heeft honger. “Ik kom!”, schreeuwt hij, zo hard hij kan.
Voorop in de stoet loopt de man met de koehoorn tussen twee jongens die stallantaarns dragen. Daarachter komen drie „trommelaars‟. Na een jongen van zijn leeftijd, of misschien een jaar ouder, die een schoolleitje voor zijn buik houdt, waarop met krijt „VROUWEBEUL‟ geschreven staat, volgt tot Jans verwondering een heftig zwetende jonge boer, die moeizaam de ploeg voorttrekt, die met touwen aan hem vast-
De bewoners van ‘het Slotje’ aan de Vorsterdijk zullen in de namiddag van zondag 15 februari 1789 de ketelmuziek wel gehoord hebben. 84
De Drijehornickels
december 2010
Ploegspannen
Noten: 1
In de achttiende eeuw mocht de schepenbank van Nuenen-Gerwen alleen overtredingen berechten. Misdrijven werden behandeld door de schepenbank van de Stad en Meierij van „s- Hertogenbosch. Als openbaar aanklager bij deze schepenbank trad de hoogschout op. Zijn bureau werd het Hoog Officie genoemd. De behandeling van veel
criminele zaken liet de hoogofficier over aan zijn plaatsvervanger, doorgaans stadhouder genoemd. In Den Haag, bij de Raad van Brabant, zetelde de procureur-generaal, die toezicht hield op de rechtspraak in de gewesten die onder deze Raad ressorteerden.
Aankondiging In 1789 werd in Opwetten een man als straf voor een ploeg gespannen. Joop Glasbergen heeft, door de gegevens uit een tiental getuigenverklaringen te combineren, geprobeerd de toedracht van dit volksgericht zo goed mogelijk te reconstrueren. Zijn werkstuk bestaat uit drie delen en zal als: “Een volksgericht te Opwetten in 1789. Waarom werd Marten Bex wèl voor de ploeg gespannen?” binnenkort door onze heemkundekring worden uitgegeven. In het eerste deel geeft Joop in verhaalvorm een verslag van de gebeurtenissen vóór, tijdens en na het ploegspannen. In deel twee vergelijkt hij deze uiting van eigenrichting in onze gemeente met soortgelijke gevallen in andere plaatsen in het oosten van Noord-Brabant en beschrijft hij de houding van de landelijke en plaatselijke overheid, in theorie en in de praktijk, tegenover dit stukje volkscultuur. Deel drie bevat de letterlijke tekst van de geraadpleegde Nuenense archiefstukken. Het eerste deel zal in drie afleveringen in „De Drijehornickels‟ worden gepubliceerd. De eerste aflevering vindt u in dit nummer.
85
De Drijehornickels
december 2010
Nu en en … niet meer
NU EN EN … NIET MEER door Roland van Pareren Deze foto van het voormalige café van Janus Smits is gemaakt in 1964 nog juist voordat het ten offer viel aan de slopershamer. Het café was gelegen op ‘D’n Bult’ aan de Opwettenseweg, tussen de nummers 127 en 151. Achter het café was een baan ingericht voor het beoefenen van de handboogsport door handboogvereniging ‘De Eendracht’. Deze baan werd in de volksmond ‘D’n Doel’ genoemd. Het reeds ontruimde café van Janus Smits kort voor de afbraak. (Foto: Roland van Pareren 1964)
Waar eens het café stond, is nu een open ruimte achter de nog altijd aanwezige eikenbomen. Het enige dat nog aan het café met de handboogbaan herinnert, is de straatnaam Den Doel. Die naam werd door burgemeester en wethouders bij besluit van 23 december 1986 gegeven aan de toegangsweg naar de Velakker. De benaming bult wijst op hoger gelegen grond. Het fietspad dat in 1980 werd aangelegd achter het voormalige café, werd bij besluit van burgemeester en wethouders van 21 april 1987 het Bultsepad genoemd. Waar eens het café van Janus Smits stond, is nu een open ruimte. (Foto: Bob de Smit)
Om de boom rechts is in 1986 een bankje aangebracht ter gelegenheid van de 80e verjaardag van Jan Luppens.1 Janus Smits en zijn gezin zijn na de ontruiming van het café naar Mierlo verhuisd.
Noten 1
Jan Luppens woonde vanaf 1940 op nummer 145. Hij is 15 juli 1906 geboren in Drenthe. Na zijn pensionering bij Philips had hij de gewoonte met een stoeltje op deze plek te zitten om er te ‘buurten’. Buurtbewoner Coen van Welie vroeg wethouder Bisschops bij de 80e verjaardag van Luppens hier een bank te plaatsen. Jan is overleden op 4 april 1994.
86
De Drijehornickels
december 2020
Povere nalatenschappen
POVERE NALATENSCHAPPEN door Joop Glasbergen Tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden (1579 – 1795) was van een echtgenoot of echtgenote, die één of meer minderjarige kinderen naliet, de achterblijvende ouder verplicht een „staat en inventaris‟ op te (laten) stellen van de door de overledene nagelaten boedel. Dit was bedoeld om de erfportie van het kind of de kinderen veilig te stellen. Zulke boedelbeschrijvingen zijn bewaard gebleven in de archieven van de schepenen van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Van welgestelde erflaters, adellijke lieden, rijke boeren, en andere notabelen zoals predikanten en dorpssecretarissen, beslaan deze lijsten vaak vele folio‟s. Bij ambachtslieden, keuterboeren en dagloners kon men meestal met twee en soms zelfs met één folio volstaan. In dit artikel staan de inventarislijsten afgedrukt van drie inwoners, die weinig tot niets nalieten. 1. Goordien Swinkels, weduwe van Matthijs van Engeland te Gerwen Eerstelijk een spinnewiel, een beddekoets, peuluwe, een wolle deken, een paar slaaplakens, gordijnen en voorhangsel. Item een koeijketel, een handketel, een ijsere ketel, een moespot, een teeketel en een vuurpan. Item een haal en langhaal, een vuureijser, een tang, een schup, een riek, een struijffpan, een tinne trekpot, een dito waterpot en agt tinne lepels. Item een kist, een schaap, vier stoelen, een tafel, een scherffvloot, een asbak, een goodbank. De kledinge van des inventarisante overledene man verklaart zij gebruijkt te hebben tot kleding van haar kind.1
2. Willem de Vries, weduwnaar van Johanna de Graaff te Gerwen Eerstelijk een weefgetouw met deszelfs toebehoren, beneffens een scheerraam met de bank en dertig scheerklossen en vier weeffkammen met een scheerspoel. Item een schaap, een goodbank, een kist, een beddekoets, een ijsere ketel, een moespot, een kopere ketel, een teeketel, een vuureijser, een hangijser, vijff tinne lepels, een kopere weeflamp, een riek en laatstelijk een asbak. De kledinge des overledene huijsvrouwe verklaart hij geene te hebben, maar die door armoede verkogt te hebben.2
3. Martinus Slegers, weduwnaar van Jakomijn van der Putten te Nuenen De weduwnaar verklaart niet te kunnen voldoen aan de verplichting om een staat en inventaris te maken “vermits zijne huijsvrouwe bij hare overlijden geene de minste goederen, hoe ook genaamt, aan hem heeft nagelaten”.3
Noten: RHCe, Oudarchief Nuenen, inv.nr. 70 f. 22 v. idem, inv.nr. 70, f. 21 v. 3 idem, inv.nr. 70, f, 78 v. 1 2
87
De Drijehornickels
december 2010
Erratum In het artikel ‘Heiligen zonder naam’ in De Drijehornickels van augustus 2010 staan enkele onjuistheden. De zinsnede ‘Anna met Maria is een geschenk van het St. Annagilde van Boord’ is niet correct. Dit moet zijn: ‘Anna met Maria is door het St. Annagilde van Nuenen-Dorp in bruikleen afgestaan aan de H. Clemenskerk’. Het beeld wordt vermeld op de statutaire inventarislijst van het gilde. Het beeld staat in de (notariële) statuten van 1979 van het gilde op de inventarislijst. Ook in onze uitgave ‘Heiligen onder het mes’, pagina 37, staat dat het beeld is geschonken. Ook dit is dus niet juist.
88
Erratum
HET UITGEVEN VAN DIT BLAD IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR DE ONDERSTEUNING VAN ONDERSTAANDE NUENENSE ONDERNEMERS ACCOUTANTS EN BELASTINGADVISEURS VAN GASTEL EN NEIJNENS Postbus 110, 5670 AC Nuenen AUTOBEDRIJF JANSEN BV, TOYOTA-DEALER De Pinckart 10, 5674 CC Nuenen www.jansenauto.nl/ HOVENIERSBEDRIJF FONS LINDERS Broekdijk 1, 5674 SJ Nuenen www.fonslinders.nl JO KLOMP, MODE EN QUILTSTOFFEN Park 17, 5671 GB Nuenen VAN LIESHOUT & VAN DE GRIENDT BV, ADMINISTRATIE EN BELASTINGADVISEURS Collse Hoefdijk 16, 5674 VK Nuenen www.vanlieshoutvandegriendt.nl
ART DUMAY KUNSTHANDEL, Park 75 BLOEMENATELIER PARKHOF, Parkhof 1 BOEKHANDEL BRUNA, Parkstraat 13 BOEKHANDEL VAN DE MOOSDIJK BV, Parkhof 12c CAFÉ SCHAFRATH, Park 35 CROOIJMANS MANNENMODE, Parkstraat 9b FIETSTOTAALZAAK DE CONCURRENT, Berg 10 FYSIO- & MANUELE THERAPIE F.J.A.L. KOOTSTRA, Weverstraat 16 HOUTHANDEL VAN HOORN, Wettenseind 2a HOVENIERSBEDRIJF LE JARDIN, Ruiterweg 1 JANSEN TAXI BV, Boord 4 MEULENDIJKS SCHILDERSBEDRIJF BV, Berg 36 RISJAMO KANTOORBOEKHANDEL, Hoge Brake 66 VAN SANTVOORT MAKELAARS EN ARCHITECTEN, Berg 2-4 WIJNHANDEL-SLIJTERIJ ANDRÉ VAN LIESHOUT, Parkstraat 25a WINKELIERSVERENIGING KERNKWARTIER, Hoge Brake