de drijehornickels Jaargang 16 • Nummer 3 • December 2007
HEEMKUNDEKRING
ONS
D E D RIJEHORN ICK
T I J D S CH RI FT
D E D RIJEHORN ICKELS
Doelstelling en activiteiten
Naamgeving
De Drijehornick is opgericht in 1971. De naam Drijehornick betekent driehoek en is een oud toponiem voor een gedeelte van het Nuenens Broek waar de kerkdorpen Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan elkaar grenzen. Deze drie plaatsen zijn het werkgebied van onze heemkundekring. De vereniging stelt zich ten doel de belangstelling voor en de kennis over de lokale geschiedenis en cultuur te vergroten en te verspreiden. Deze doelstelling resulteert onder andere in: Lezingen en excursies Heemkundige bibliotheek Werk- en studiegroepen Verzamelen van voorwerpen, foto’s, bidprentjes, documenten e.d. van cultuurhistorische waarde Publicaties Archeologisch en historisch onderzoek Heemkundig tijdschrift De Drijehornickels Inzet voor het behoud van cultuur en monumenten in Nuenen, Gerwen en Nederwetten
De Drijehornickels is het periodiek van de Nuenense heemkundekring De Drijehornick. De naam Drijehornickels is een samentrekking van de verenigingsnaam met het Engelse woord ‘chronicle’, dat kroniek of chronologisch verhaal betekent.
Adres secretariaat
Redactie
De Drijehornick p/a Het Klooster - Park 1 - 5671 GA Nuenen. Internet: http://home.wanadoo.nl/drijehornick
Tjeu Hermans Hans Korpershoek Nico Nagtegaal Roland van Pareren John Parmentier Bob de Smit Rob Verhallen
Lidmaatschap U kunt zich als lid opgeven bij de secretaris. Het lidmaatschap van de vereniging bedraagt per jaar: € 18 voor het eerste gezinslid € 5 voor elk volgend gezinslid De contributie kunt u overmaken op rekeningnr. 52.82.10.831 bij de ABN AMRO Bank onder vermelding van ‘lidmaatschap’. Bestuurssamenstelling Roland van Pareren, voorzitter Hans Korpershoek, secretaris Frits Joling, penningmeester Will van Buul, lid Ger van Erkel, lid Joop Glasbergen, lid John Parmentier, lid
040-283 1253 040-283 5836 040-283 3382 040-283 6921 040-283 2464 040-283 2572 040-284 5511
Onderwerpen Artikelen over geschiedenis, archeologie, cultuur, genealogie, kunstgeschiedenis, geografie etc. van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Kopij De redactie stelt een actieve bijdrage van de leden zeer op prijs. Minder ervaren schrijvers en onderzoekers kunnen altijd om de hulp van redactieleden vragen. Ook bijdragen van nietleden worden natuurlijk zeer gewaardeerd. Kopij - bij voorkeur in MS Word - als bijlage per e-mail aan te leveren bij
[email protected] of
[email protected].
Bezorging en abonnement Het blad wordt gratis bezorgd bij de leden, één exemplaar per adres. Losse nummers € 2,50 Abonnementen voor niet-leden € 10 per jaar (incl. verzendkosten buiten de gemeente)
ISSN: 1381-3226
De Drijehornickels
december 2007
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Fietspaden van weleer Het eerste Nederlandse fietspad lag in Nuenen! door Kees Verkooijen
46
Een drama te Opwetten Minnaar door een zoon van zijn geliefde omgebracht? door Joop Glasbergen
53
Het station in Nuenen De aansluiting van Nuenen op het Nederlandse spoorwegnet. door Roland van Pareren en Heinz Spijksma
58
‘Vaderlandse geschiedenis’ Een pleziervers door Joop Glasbergen
68
Op de omslag: Het Nuenense station in 1960 (foto Roland van Pareren) 45
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
FIETSPADEN VAN WELEER Het eerste Nederlandse fietspad lag in Nuenen! door Kees Verkooijen 1 In de 19e eeuw waren de wegen en paden in de Brabantse dorpen overwegend van zand. In natte tijden waren ze modderig en karren veroorzaakten vaak diepe sporen. In droge tijden wierpen paarden door hun hoefgetrappel veel stof op. De doorgaande provinciale verbindingswegen werden geleidelijk aan verhard zoals de weg van Stratum via Tongelre naar Nuenen en over Gerwen naar Lieshout 2 . De bermen van deze wegen waren ook van zand en werden als voetpad gebruikt. In 1866 werd de staatsspoorweg van Eindhoven naar Venlo in gebruik genomen. Er was een station gebouwd op Eeneind dat de naam kreeg Station Nuenen-Tongelre. De ontwikkeling van de spoorwegen had tot gevolg dat er ook behoefte ontstond aan goede aan- en afvoerwegen tussen de stations en de dorpskernen in de naaste omgeving. Daarnaast speelde aan het eind van de 19e eeuw de opkomst van het gebruik van de fiets een belangrijke rol bij de uitbreiding en verbetering van het wegennet. Nuenense wegen eind 19e eeuw
kunstweg. Het zou een aarden baan met kunstwerken worden, waarmee werd bedoeld dat de weg bestraat zou worden met keien, ook wel kasseien genoemd. Die kregen in de volksmond allerlei bijnamen, zoals kinderkopkes, zuurkoolstenen of pekelstenen. De lengte van deze weg was 3144 meter, gemeten vanaf het station tot de aansluiting met de provinciale weg in Nuenen. Dat is net voorbij het standbeeld van Vincent van Gogh in het huidige Park. De officiële opening van de weg vond plaats op woensdag 23 december 1885 om 12 uur bij het station Nuenen-Tongelre, in het bijzijn van vele genodigden waaronder de aannemer Otten uit Helmond 5 .
Hoe het met de wegen in Nuenen en omgeving gesteld was, liet de moeder van Vincent van Gogh aan haar zoon Theo weten in een brief van 13 maart 1875 vanuit Helvoirt. Theo was toen werkzaam in Den Haag. Dominee Van Gogh had na veel wikken en wegen een verzoek tot beroep in Nuenen afgewezen. Theo’s moeder gaf haar zoon in die brief een toelichting over deze kwestie met de voor- en nadelen om in Nuenen te gaan wonen. Ze schreef dat zoon Cor dan naar Helmond zou kunnen sporen, maar dat de lange weg naar het station zo slecht is dat rijtuigen wel huifkarren lijken 3 . Vanaf het moment dat gesproken werd over de aanleg van de spoorlijn Eindhoven-Venlo en de bouw van een station, benadrukten fabrikanten en andere belanghebbenden in Nuenen, Geldrop en Zesgehuchten bij hun gemeentebesturen het belang van een goede weg naar het station. Alhoewel het station reeds in 1866 in gebruik werd genomen, ging op 25 april 1873 nog een lange brief naar het gemeentebestuur van Nuenen c.a. om verharde wegen te verkrijgen in het bijzonder van het dorp naar het station. Deze brief werd voorzien van 13 handtekeningen, allemaal inwoners van de gemeente 4 . Het zou echter nog tot juli 1885 duren voordat gestart werd met de aanleg van deze zogenaamde
Het tracé van de weg is vanaf het station tot aan de spoorwegovergang nog in zijn oorspronkelijke staat. Verderop is de weg onderbroken door de aanleg van het strandbad Enode en de autoweg Eindhoven-Helmond. Vanaf de wijk Zuiderklamp is de weg nog aanwezig als Oude Kerkdijk die via de Lyndakkers en de Kerkstraat naar het centrum van Nuenen voert. Fietsen als sportief vermaak In Deventer werd Nederlands eerste wielerclub opgericht met de Frans-Duitse naam ‘Vélocipède Club Immer Weiter’. Met een hoornblazer voorop maakte deze club onder veel bekijks zijn 46
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
De Stationsweg in 1913 en 94 jaar later
Nederlandse dorpssmid Van Kooten uit Ridderkerk had zo’n vehikel ingevoerd en nagebouwd. Het lukte rijtuigmaker Hendricus Burgers uit Deventer de Franse Vélocipède te verbeteren en naar Engels voorbeeld er een stalen ros van te maken, de Bicycle. Na de verbetering die Burgers aanbracht, werd het fietsen in Nederland populair en de eerste wielerclub in ons land werd niet toevallig in Deventer opgericht.
tochten. Er werd zelfs les gegeven om met zo’n evenwichtstoestel overweg te kunnen. Eerst een aanloopje nemen, op de steun aan het frame boven het achterwiel stappen en dan het lichaam op het zadel tillen. Zonder hulp was dit voor beginners niet te doen en van fietspaden was toen nog geen sprake. De fiets had inmiddels al een lange ontwikkeling achter de rug. In 1817 was door Karl Freiherr von Drais uit Mannheim de tweewielige houten loopfiets uitgevonden. Later, rond 1840, ontstonden er vele variaties, waaronder ook driewielers met een aandrijving van planken en stangen. Vooral dames gaven daar de voorkeur aan omdat ze minder snel omvielen. In Nederland werden omstreeks 1850 houten driewielers geproduceerd door Roelof Hommema uit Sint Annaparochie in Friesland. Door de Fransman Pierre Michaux werd op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1865 de eerste houten tweewielige vélocipède, wat letterlijk snelvoeter betekent, geëxposeerd. Dit rijwiel had pedalen die aan de as van het voorwiel waren gemonteerd. Om snelheid te kunnen maken moest het voorwiel wel groter zijn dan het achterwiel, hetgeen uiteindelijk resulteerde in weliswaar steeds snellere fietsen, maar die wel onmogelijk hoge voorwielen hadden. In Engeland en de VS werden ze al snel nagemaakt, maar ook de
Het ontstaan van de ANWB en wielerclubs In 1883 werd de Nederlandse Velocipedistenbond opgericht. Deze naam werd twee jaar later gewijzigd in Algemene Nederlandsche Wielrijdersbond (ANWB). De leden waren overwegend jonge, sportieve mannen van welgestelde komaf. Ook uit onze omgeving sloot een aantal wielerliefhebbers zich aan bij de ANWB en zij richtten de eerste wiel-rijdersvereniging in Noord-Brabant op. Dat was in Eindhoven onder de naam Wielerclub De Snelheid. De leden maakten elke eerste zondag van de maand een clubrit, compleet met een hoornblazer voorop. De vereniging telde acht leden. W.M. Aertnijs werd captain en M. van Tulder vice-captain. De zoon van de directeur van het postkantoor te Eindhoven, J.A. Rijser, werd secretarispenningmeester. De overige leden van WC De Snelheid waren bierbrouwer W. Bazelmans uit 47
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
clubs. Her en der werden korte wielerbaantjes aangelegd, meestal zandbanen. De eerste werd in september 1885 opengesteld op de Maliebaan in Utrecht. De baan had een lengte van 1000 meter. Het was echter geen nieuw aangelegde baan, maar het bestaande rechtervoetpad naast de rijbaan. De baan werd voor voetgangers verboden zodra er fietswedstrijden waren. Antoon Oudemans had dit bij de gemeente voor elkaar gekregen, zelfs zonder lid te zijn van de ANWB. Inmiddels schreef de ANWB ook wielerwedstrijden uit over langere afstanden, waardoor de behoefte aan betere fietspaden voor de lange afstand toenam. Behalve het sportieve genoegen, bleek de fiets een aantal praktische voordelen te hebben boven een rijtuig, tenminste als de weg
Fietstocht met hoornblazer Zeelst, sigarenkistenfabrikant J. Brüning uit Stratum, notaris J.F. de Vries, zoon van de burgemeester van Waalre, M.C.M. Stekelenborg, zoon van een wijnhandelaar en de Nuenense textielfabrikant Abraham Waldeck 6 . Het aantal fietsers nam snel toe, maar het was nog steeds geen volkssport. Alleen personen uit kringen van de gegoede burgerij zoals bij de Eindhovense club, konden zich een fiets veroorloven en die sport beoefenen. Allengs werd de fiets verbeterd. Een heel belangrijke ontwikkeling was een kettingaandrijving op het achterwiel waardoor het hoge voorwiel overbodig werd. In 1888 vond de Britse veearts Dunlop de luchtband uit ter vervanging van de zware massieve banden. Eerst werd er om die rare worsten op de wielen gelachen, maar het fietsen ging wel veel lichter. De naam van de tweewielers was inmiddels van vélocipède in rijwiel veranderd, dat werd later fiets, ofschoon die naam wettelijk gezien pas in 1966 officieel werd. De eerste fietspaden in Nederland Door de snelle ontwikkeling van het gemotoriseerde verkeer was er voor het toenemend aantal fietsers weinig ruimte op de wegen. Sommige wegen werden zelfs verboden voor fietsers, maar het fietsen werd steeds populairder. In veel steden en dorpen schoten de wielerclubs als paddenstoelen uit de grond. Rond 1910 waren er in en om Eindhoven niet minder dan 25 fiets-
Het eerste aangelegde rijwielpad in Nederland was in Nuenen
48
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
Ontwerpschets van E.M.O. voor het rijwielpad Oirschot-Sterksel, 1917
Ontwerpschets van E.M.O. voor het rijwielpad naar Heeze, 1921 49
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
goed genoeg was. Men kon zich sneller verplaatsen dan een rijtuig, men had minder ruimte nodig, het stalen ros hoefde niet te eten en er was geen stal nodig. Een voordeel dat nog steeds bestaat. Robert Carlier had dat in 1896 ook al in de gaten. Hij was textielfabrikant te Nuenen en had zijn fabriek bij het station op Eeneind. Op 3 juni van dat jaar schreef hij aan het gemeentebestuur van Nuenen 7 “Zoals ik mag veronderstellen zal het U bekend zijn dat het wielrijden binnen- en buiten onze gemeente in den laatste tijd zeer toeneemt, en evenzoo dat sommige wegen en speciaal de weg van het station naar het dorp wegens hunne oneffenheid voor de wielrijders zeer ongeschikt zijn. Daarom bestaat het plan bij mij om met behulp van belangstellenden in het wielrijden uit deze en naburige gemeenten den weg van het station naar het dorp in voor wielrijders zoo mogelijk meer bruikbaren toestand te brengen en wenschen wij daartoe langs de oostzijde van den weg, den berm door het opbrengen van leem en koolasch zooveel mogelijk te verharden. Het is daarom dat ik mij thans tot U wend met de vraag of daartegen uwerzijds geene bezwaren bestaan en zoo niet of ik dan ook op uwe hulp en medewerking zou mogen rekenen om aan het boven genoemde verlangen der wielrijders te kunnen voldoen”.
Embleem van de rijwielvereniging E.M.O. del. In Eindhoven werd op 19 november 1916 met steun van de ANWB de vereniging Het Rijwielpad E.M.O. (Eindhoven Met Omstreken) opgericht. De vereniging kreeg goedkeuring bij Koninklijk Besluit van 31 juli 1917. Het doel van de vereniging was om de aanleg en de verbetering van fietspaden te stimuleren. Voorzitter was Th. Kolfschoten, burgemeester van Gestel. Vanaf 1920 werd J.J. Beliën uit Oirschot de voorzitter. Secretaris was J.M.C. Raupp, zakenman uit Stratum 10 . Er ontstond een levendige correspondentie met de diverse gemeentebesturen in de omgeving over de aanleg van fietspaden en over de eventuele bereidheid om bij te dragen in de kosten daarvan. Zo werden er door toedoen van de vereniging in samenwerking met de gemeenten veel fietspaden gerealiseerd of verbeterd. Omstreeks 1917 werd het rijwielpad vanaf Oirschot via de Mispelhoef aan de Oirschotsedijk naar Stratum en de Aalsterhut, in de volksmond de Hut van Mie Peels genoemd, verder naar Leende en Sterksel doorgetrokken. Op 14 september 1921 deed de gemeente Geldrop bij E.M.O. het verzoek een fietspad aan te leggen vanaf de Oude Barrier bij tramhalte Kijkuit (thans Geldropseweg) via Zesgehuchten naar Hout onder Heeze aan de provinciale weg, met de bereidheid om 50 % in de kosten bij te dragen. Een jaar later is dit pad aangelegd
Reeds op 25 juni van dat jaar had de gemeente al toestemming gegeven voor de aanleg. Maar kennelijk voldeed de weg uit veiligheidsoogpunt niet helemaal, want op 19 november richtte Carlier onder dankzegging voor de aanleg van het fietspad, een nieuw verzoek aan het gemeentebestuur. Ditmaal om het verharde voet- en rijwielpad te beschermen tegen voertuigen door het plaatsen van palen tussen de keienweg en het pad aan de oostzijde van de weg EeneindNuenen 8 . De gemeente Nuenen had daarmee in 1896 de landelijke primeur op het gebied van nieuw aangelegde fietspaden. De wielerbaan in Utrecht was tenslotte maar een tot wielerbaan gepromoveerd voetpad van slechts 1000 meter. Het fietspad in Nuenen was speciaal als fietspad aangelegd en had een lengte van ruim 3000 meter 9 . Verdere ontwikkeling van het fietsverkeer in Brabant Geleidelijk werd het fietsen alledaagser. Het sportieve element bleef, maar de fiets werd meer en meer gezien als een gemakkelijk vervoermid50
De Drijehornickels
december 2007
Café E.M.O. van Van den Broek in Hoog-Geldrop
De hut van Mie Peels bij Aalst (foto omstreeks 1920)
51
Fietspaden van weleer
De Drijehornickels
december 2007
Fietspaden van weleer
Noten
met nog eens 50 % renteloos voorschot van de provincie. Het gedeelte van Zesgehuchten tot Hout kreeg later officieel de naam Emopad. Aan het fietspad was een rustplaats bij Van den Broek te Hoog Geldrop, genaamd café E.M.O. Bij de rustplaats behoorde een hulpkist van de ANWB om reparaties te kunnen uitvoeren.
1
2 3
Er waren meer cafés met hulpkisten voor fietsers, zoals die van Mie Peels onder Aalst en het ANWB-café Besouw aan de Tongelresestraat in Tongelre 11 .
4 5 6
Er was veel waardering voor het werk van E.M.O. De Meijerijsche Courant van 15 september 1922 meldt bijvoorbeeld “dat het fietspad Stratum-Zesgehuchten-Heeze in eene werkelijke behoefte voorziet, blijkt wel hieruit dat er dagelijksch honderden wielrijders gebruik van maken. Het is dan ook een lust het te berijden, omdat het door E.M.O. zoo flink is aangelegd en in orde gehouden wordt.”
7 8 9 10 11
Ondanks de aanleg van diverse speciale fietspaden zijn nog lange tijd veel wegen in deze regio alleen geschikt geweest voor goed geoefende wielrijders.
52
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Toon van Gils uit Geldrop en Jan van Laarhoven van het museum Varia in Leende. Parmentier, John, De weg die er komen moest, in: De Drijehornickels, jrg.15, 2006, nrs. 2&3. Noord-Brabants Museum, Van Gogh in Brabant, p.81; zie ook Jack van Hoek, Cor van Gogh, in: De Drijehornickels, jrg 8, 1999, nr. 2. Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe), Oud Archief Nuenen (OAN), inv.nr. 3051. RHCe, OAN, inv.nr. 3016. Spoorenberg, Jan, Fietsen in Eindhoven 1886-1920, ‘t Gruun buukske, 1987 deel 1. RHCe, OAN, inv. nr. 3052. Als noot 7. Terug naar toen, uitgave van de Philips Koerier, 1965. Als noot 6, deel 2. Boomen, A.W.J.C. van den, Tongelre Oh Tongelre, p.103, Eindhoven 2001.
De Drijehornickels
december 2007
Een drama te Opwetten
EEN DRAMA TE OPWETTEN IN 1770 Minnaar door een zoon van zijn geliefde omgebracht? door Joop Glasbergen In De Doorn, onder Opwetten, werd het lijk van een 55-jarige boer aangetroffen. De man was doodgeslagen. Hij had omgang met een weduwe, wier zonen daarvan niet gediend waren. Eén van hen werd onmiddellijk van het misdrijf verdacht maar kon niet worden verhoord omdat hij verdwenen was. In dit artikel wordt beschreven hoe ‘de overheid’ deze zaak behandelde. Wie op de televisie series als ‘Crimescene investigation’ volgt, zal niet onder de indruk zijn van de ‘methodiek’. 8 april: Een gruwelijke vondst
Nunen in de Doorn te Opwetten dood lagh. De vorster ging onmiddellijk naar de schepenen Dirk van Lieshout en Johannes Slegers om hen te vragen hem te vergezellen naar de aangewezen plaats, waar zij het slachtoffer seer aen ’t hooft gequetst dood zagen liggen. Op verzoek van Floris van Nunen heeft de vorster de overledene naar diens huis 7 laten brengen en aldaer in arreste gehouden 8 .
Hij werd gevonden op een zondag, vroeg in de morgen, op een niet nader aangeduide plaats in de Doorn: Goort van Nuenen, boer, 55 jaar oud, weduwnaar 1 . Dood. Het was duidelijk dat hij niet op een natuurlijke wijze om het leven was gekomen 2 . Twee mannen werden onmiddellijk ingelicht: Floris van Nuenen, een zoon van de overledene, en Corstiaan Rombouts, de vorster en gerechtsbode van Nuenen Gerwen.
Waarschijnlijk heeft de vorster nog dezelfde dag de stadhouder van de kwartierschout van Peelland 9 , zijn baas, van het voorval op de hoogte gebracht.
Toen Floris van Nuenen en Helena Vermeulen, zijn vrouw opstonden misten zij hun vader en schoonvader, die bij hen inwoonde. Om ongeveer half zeven kwam Claas vande Vorst hun seggen dat haaren vader in den Dooren 3 dood lag. Onmiddellijk zijn zij naar de aangegeven plaats gegaan waar zij denselven dood voorover op den grond hebben vinden liggen. Helena was naar huis teruggekeerd maar Floris ging naar ’t Kasteel 4 , waar hij, ten huijse van de weduwe Aart Bex 5 gekomen zijnde, vroeg waarom men hem niet gewaarschuwd had dat zijn vader daar dood geslaagen was. Waarop hij, niet anders als schrijen verneemende, naar zijn huis in Boord terug was gegaan.
9 april: Visitatie van het dode lichaam Ter requisitie van ’t Hoog Officie der Stad en Meijerije van ’s Hertogenbosch 10 begeven Guillelmus Golfius, medicinae doctor, en Cornelis Bolsius, chirurgijn, zich naar Nuenen om ten overstaan van schepenen het doode lighaem te visiteren 11 De heren constateren bij de overledene twee vleeswonden, d’een ter lengte van eene vinger, en de andere wat clijnder, beijde penetrerende op het cranium 12 . Als de integumenta 13 weggenomen zijn, zien zij een fractuur in ’t bekkeneel 14 . De medici vinden het noodzakelijk de schedel te lichten en bevinden de hersenen beset met geronnen bloed, ooggelijk 15 ontrent een agtste van een kan konnende vervullen 16 . Zij veronderstellen dat de druk van dat bloed op de hersenen de doodsoorzaak is geweest.
Waarom Floris deze vraag aan Maria Jans Schutjes, de weduwe van Aart Bex, stelde komt verderop aan de orde. De vorster was op deze zondagmorgen omtrent seven off half agt uuren bij de gebodeplaets 6 toen iemand hem kwam vertellen dat Goort van 53
De Drijehornickels
december 2007
Een drama te Opwetten
10 april: Minnershandel
12 april: Begrafenis
Op deze dag beginnen schepenen met het afnemen van getuigenverklaringen. Eerst van de vorster, wiens relaas hiervoor al is weergegeven. Over de man die hem van het treurige nieuws op de hoogte bracht, verklaart hij dat diens naem mij thans niet te binnen komt.
Op deze dag wordt Goort van Nunen begraven. ‘Laat 5 kinderen na’ vermeldt het begraafboek. 13 april: De vermoedelijke dader(s) Desgevraagd getuigt Floris van Nunen voor Paulus den Besten en Daniël Josephus Rombouts, schepenen, en Dirk van Lieshout, als plaatsvervanger van de stadhouder van de kwartierschout, dat hij zijn vader op 7 april ’s middags om ongeveer vier uur voor het laatst gezien heeft; zijn vrouw verklaart dat haar mans vader met sonnen ondergang was thuisgekomen en nadat hij geschooren was weder uijtgegaan.
De volgende getuige die zij horen is Maria Jan Schutjes, de weduwe van Aart Bex. Schepenen hebben haar ernstig en serieus afgevraagt wat zij wist van de doodslag op Goort van Nunen. Zij verklaarde dat de overledene haar ongeveer zes weken na het overlijden van zijn huisvrouw 17 bezocht had, dog egter in alle ordentelijkheijd. Nadien heeft zij zich op zijn verzoek zo nu en dan laten vinden op de een of andere vrije plaats. Toen haar kinderen deze minnershandel bespeurden, hadden zij daarover wel eens tegen haar gekeven, maar daar had zij niet naar geluisterd. Op zaterdagavond jongstleden stond zij met Goort van Nunen achter haar bakhuis, op ongeveer 100 passen van haar woning, toen Lambert Becx, haar oudste zoon, bij haar kwam en zei dat sij sig spoedig naer huijs zoude maeken 18 . Hij nam haar bij de arm en, thuisgekomen, werd zij door hem geordonneert 19 naer bed te gaen. Wat zij gedaan heeft. Haar zoon heeft toen iets gegeten en is daarna heen en weer door het huis gaan lopen. Toen Lambert eijndelijk uit haer gesigt was, kwam, rond half tien, Nelis, haar andere zoon, die na de Peel geweest was, thuis. Zij heeft hem gevraagd of hij wist waar Lambert was. Dat was kennelijk niet het geval want Nelis is zijn broer gaan zoeken. Maria Schutjes heeft niet gehoord of hij Lambert gevonden had. Tenslotte verklaarde zij dat de volgende dag Floris van Nunen bij haar gekomen is. Hij vertelde dat zijn vader dood was en had opgemerkt: ‘Hier leijd men nog te bed, en daer leijd mijn vader dood!’.
Aantekening uit 1766 in het begraafboek van Nuenen. Op de vraag van de schepenen of zij ook enig vermoeden hebben wie de dader is, verklaren beiden dat vermits hun vader veel verkeerde bij de weduwe Aart Bex, zij dagten dat twee van haere zoons, genaamt Lammert en Cornelis Bex, hetselve feijt 21 wel konde hebben bedreeven. Desgevraagd getuigen zij ook dat zij wel ooijt hebben gehoort van eenige vrijagie tussen hunnen vader en meergemelde weduwe, ook deselve wel met elkanderen hebben zien gaan, maar verder hebben zij daar geen bewustheijd 22 van. De vader heeft het ook altijd ontkend. Tenslotte verklaren ze dat zij nooit met de zoons van de bewuste weduwe over deze aangelegenheid hebben gesproken. 17 april: Visitatie Rijnhard, graaf van Rechteren, kwartierschout van Peelland, bericht aan de Edele Mogende Heren Staten van Brabant over deze zaak dat zijn stadhouder, soo ras hij daer van kennis bequaem, met alle mogelijke spoed zich heeft laten informeren en berijds den volgenden dagh het lighaem van den nedergeslagenen doen visiteren 23 . Een copie van het geschrift van beide medici alsmede de informatie die zijn stadhouder inmiddels verzameld heeft, sluit hij bij zijn brief in. Hij merkt op dat men met
Op deze dag verklaren schepenen tevens schriftelijk dat sij wel kennen de persoon van Lambert Bexs, inwoonder van Nuenen. Voor zover hen bekend is, bezit deze geen hafelijke of erfhafelijke goederen 20 . Zij hebben hem sinds 8 april nergens gezien.
54
De Drijehornickels
december 2007
Het kasteel van de heren van Nuenen of ‘Het Slotje’ in de 18e eeuw. Vermoedelijk woonde de weduwe van Aart Bex in de boerderij waarvan rechts een gedeelte zichtbaar is. (Tekening Jan de Beijer)
Een drama te Opwetten
Waarom ‘keven’ de kinderen Bex op hun moeder, die al drie jaar weduwe was, om haar omgang met Goort van Nunen? Beide gezinnen woonden in 1770 al tenminste 10 jaar aan de Vorsterendijk. Was er sprake van ‘oud zeer’? Of stuitte het hen tegen de borst dat de minnaar al zes weken na het overlijden van zijn vrouw op vrijersvoeten ging?
veel grond schijnt op te moeten maeken dat de daader van dit fait is den persoon van Lambert Bexs […] welke sig ook sedert den gepleegden doodslagh heeft geabsenteerd 24 . De man is onvindbaar. De graaf zal niet nalaten om alle devoiren 25 te doen aanwenden tot nadere ontdekking en tot straffinge van de schuldigen.
Was het om deze reden dat Goort van Nunen zijn omgang met Maria Schutjes ontkende, toen zijn kinderen hem daarop aanspraken? Zij hadden hem met de weduwe ‘zien gaan’. Het was toch niet gewoon dat een weduwnaar met een weduwe ging wandelen.
Met deze brief is het dossier bij de Raad van Brabant afgesloten. Als er nog naar de vermoedelijke dader gezocht is, dan hebben die acties geen resultaat opgeleverd. Van één of meer andere verdachten wordt geen gewag gemaakt. Kennelijk vond de justitie - van stadhouder van de kwartierschout tot hoogschout - de aanwijzingen in de richting van de oudste zoon van Maria Schutjes overtuigend.
Waarom verdachten Floris van Nunen en zijn vrouw de zonen van de weduwe Aart Bex van de moord of doodslag? Was het bekend dat die zonen bezwaar hadden tegen de avances van Goort van Nunen?
Crime scene investigation
Waar heeft de moord of doodslag plaatsgevonden? Het lijk van Goort van Nunen werd aangetroffen in de Doorn, land dat niet ver van Het Kasteel af ligt. De vorster gaf toestemming voor het vervoer van het stoffelijk overschot naar het huis van Floris van Nunen.
Wie dit boeiende strafdossier doorneemt, blijft met veel vragen zitten. Vragen die worden ingegeven door het lezen van speurdersromans en het zien van detectiveseries op de televisie.
55
De Drijehornickels
december 2007
Een drama te Opwetten
dat geval is het lijk naar de Doorn vervoerd. Met een kruiwagen? Of heeft broer Nelis helpen dragen? In het duister heeft waarschijnlijk niemand dat gezien. Als Goort van Nunen niet bij de woning van zijn beminde is gebleven, maar naar huis is gegaan, hoe heeft Lammert Bex hem dan in het donker kunnen vinden? Waarom is Nelis Bex niet door schepenen opgeroepen? Hij was als mogelijke dader door Floris van Nunen en zijn vrouw genoemd. Waar en hoe lang heeft hij naar zijn broer gezocht? Wat houdt de verklaring van zijn moeder (op 10 april) in ‘sonder dat sij gehoort heeft off Nelis Lambert gevonden had’. Had zij hem na 7 april niet meer gesproken? Heeft de vorster uitgezocht of Lammert Bex kleding heeft meegenomen? Als dat het geval is geweest, dan is hij waarschijnlijk na zijn daad naar huis teruggekeerd om die op te halen. Het zou dan wel vreemd zijn dat niemand dat gemerkt heeft. Anders dan een hedendaagse patholooganatoom zou doen, tekenen de doctor medicinae en de chirurgijn in hun sectierapport niet aan met welk voorwerp de wonden vermoedelijk zijn toegebracht, bijvoorbeeld een zwaar scherp voorwerp, zoals een bijl of een spade.
De omgeving van de Opwettense watermolen waar het drama zich afspeelde. Heeft hij gezocht naar bloedsporen en andere aanwijzingen die een antwoord zouden kunnen geven op de gestelde vraag?
Al deze vragen kunnen aan de hand van de bewaard gebleven documenten in het strafdossier niet beantwoord worden. Het opstellen van hypotheses en mede aan de hand daarvan speuren naar aanvullende gegevens uit andere archiefstukken, vormt voor degene die daar belangstelling voor heeft een aangename tijdsbesteding.
Is ter plaatse een wapen gevonden? Ook daar maakt de vorster geen melding van. Als dat ‘wapen’ geen ter plaatse aanwezig voorwerp, zoals een paaltje van een omheining of een steen, is geweest, maar bijvoorbeeld een bijl of een schop, dan zou de vorster hebben kunnen concluderen dat de dader met voorbedachten rade had gehandeld en het dus om een moord ging.
Tot slot Waar is Lammert Bex gebleven? Is hij ver weg getrokken, naar een gebied waarover de Republiek geen zeggenschap had? Heeft hij daar onder een andere naam geleefd? Of heeft hij in een ander kwartier van de Meierij, in een kleine plaats onopvallend verder geleefd? In dat laatste geval zou hij de ongehuwde Lambertus Bax kunnen zijn die op 5 december 1778 te Westerhoven in Kempenland is overleden en daar op 8 december, als Lambert Bax, werd begraven. 26 Dan is het mogelijk dat hij op de een of andere
Is Goort van Nunen in de buurt van het huis van zijn beminde gebleven toen haar zoon haar naar binnen had gestuurd? Heeft Lammert dat gemerkt en is hij, na lang aarzelen, met een schop of bijl naar buiten gegaan om hem weg te jagen of erger? Dan heeft het drama zich vlakbij het Kasteel afgespeeld. In 56
De Drijehornickels
december 2007
manier contact heeft kunnen houden met zijn moeder, broers en zusters. Na het overlijden van Maria Jan Schutjes in 1778 kregen de voogden over haar drie nog minderjarige kinderen recht op 3/7 deel van de nalatenschap 27 . Men wist toen kennelijk, of men ging er zekerheidshalve vanuit, dat Lambert nog in leven was en zijn erfportie (eens) zou kunnen opeisen.
8
9
Noten: 1
2
3 4
5
6
7
Goort van Nunen trouwde Maria Jacobs de Wit, begraven te Nuenen op 4 september 1769. Hun kinderen waren Judocus (Joost), Jacobus (Jacob, 1731), Florentius (Floris, 1732), Joanna (Jenneke) en Anna. Ze werden in Breugel gedoopt. Dit artikel is gebaseerd op een aantal documenten uit het jaar 1770, dat zich bevindt in het archief van de Raad van Brabant (in ’s-Hertogenbosch), inventarisnr. 466, dossier nr. 423. De Doorn was een gebied langs de Kleine Dommel Het kasteel was een gebied waarin het kasteel van Nuenen, later Het Slotje genoemd, lag. Uit de Lijste ofte quohier van alle de huijsen en wooningen, mitsgaders de namen van de eijgenaers en bewoonders van dien, gestaen ende gelegen binnen den dorpe van Nunen Gerwen’ blijkt, dat Aart Baks sedert ongeveer 1760 huurder was van huis nr. 244b, dat eigendom was van Freule (Catharina Florentia) van Eijck, die zelf nr. 244a bewoonde. Arnoldus (Aart) Bex (ook Bax en Becx) werd op 15 februari 1715 in Breugel gedoopt als zoon van Dirk Bax en Maria Lamberts van Ham. Hij trouwde op 14 februari 1745 te Breugel met Maria (Marie) Jansdr Schutjes (ook Scheutjens). In Breugel kreeg het echtpaar vier zonen: Lambertus (Lambert, 1745), Cornelius (Nelis, 1747), Johannes (Jan, 1749) en Theodorus (1751). Met zijn vrouw en zonen Lambert, Nelis en Jan kwam hij in 1754, met een ontlastbrief van Breugel en Son, in Nuenen wonen. (Oud Archief Nuenen Gerwen, inv. nr. 817). Zijn zoon Theodorus was toen kennelijk al overleden. In zijn nieuwe woonplaats werden nog geboren: Johanna Maria (1754), Johannes junior (1758), Dorothea (1756) en Margareta 1762). Aart Bex werd op 21 mei 1766 te Nuenen begraven; Maria Schutjes op 21 november 1777. Waarschijnlijk de plaats waar de geboden, aankondigingen van voorgenomen huwelijken, ter kennisname opgehangen werden. Mogelijk was dat aan het raadhuis aan de Beekstraat. Het ‘gebodenhuisje’, waarin de brandspuit was ondergebracht, werd pas in 1780 aan de Berg gebouwd. (A.M. Frenken, ‘Memoriaal der dorpen en parochies van Gerwen, Nuenen en Nederwetten’, p. 128). Op de ‘lijste ofte quohier van alle de huijsen en wooningen, mitsgaders de namen van de eijgenaers en bewoonders van dien, gestaen ende gelegen binnen den
10 11
12 13 14 15 16 17
18 19 20
21 22 23 24 25 26
27
57
Een drama te Opwetten
dorpe van Nunen Gerwen’, was Goort van Nunen in 1770 eigenaar en bewoner van huis nr. 250. Zijn zoon Floris woonde er ook met zijn gezin, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe), Oud Archief Nuenen (OAN), inv. nr. 506 t/m 508. De bedoeling van deze uitdrukking is vermoedelijk dat er niets aan het lijk mocht gebeuren voordat er sectie op verricht was. Alle ernstige criminele zaken in de Meierij van Den Bosch, die plaatsvonden in de zogenaamde statendorpen (waartoe ook Nuenen-Gerwen behoorde), werden door de hoogschout behandeld. De kwartierschouten, waaronder die van Peelland, dienden die zaken voor te bereiden door een onderzoek in te stellen of te laten instellen. De kwartierschout van Peelland zetelde in Helmond; de zaken in de tot het kwartier behorende dorpen liet hij behandelen door een stadhouder (plaatsvervanger). Het bureau van de hoogschout in ’s-Hertogenbosch. Het was gebruikelijk dat sectie werd verricht door een aldus samengesteld duo, want snijden in een lichaam, levend of dood, behoorde niet tot de gebruikelijke handelingen van een universitair opgeleide medicus. de schedel. de hoofdhuid met het haar. breuk in de hersenpan. op het oog, naar schatting. ⅛ liter, 125 milliliter. Begraafboek Nuenen: ‘Den 4 September [1769] Maria de Wit, Huijsvrouw van Govert van Nuenen. Laat na haar man en kinderen’. Naar huis moest gaan. Bevolen. Haaflijke goederen zijn roerende, tilbare goederen; erfhaaflijke goederen zijn aangeërfde roerende goederen. Deze verklaring werd vermoedelijk door de stadhouder van de kwartierschout gevraagd om na te kunnen gaan of het zinvol was beslag te leggen op de bezittingen van de voortvluchtige Lambert Bex. De 25-jarige, ongehuwde, Lambert woonde nog bij zijn moeder en bezat kennelijk geen noemenswaardige goederen. Daad, handeling. Kennis. Onderzoeken. Verdwenen is. Moeite. De inschrijving luidt: Obiit Lambertus Bax, innuptus .Er woonden in Westerhoven in de 18e eeuw geen andere dragers van de naam Bex of Bax (met alle spellingvariaties). RHCe, OAN, inv. nr. 69, p. 19 v.
De Drijehornickels
december 2007
Station Nuenen
Stationsgebouw type 5, voorgevel
Station Nuenen - Tongelre, verbouwing 1906 Het middengedeelte verhoogd en aanbouw van een vleugeltje
Zijgevel verbouwing 1906
Stationsgebouw type 5, plattegrond
58
De Drijehornickels
december 2007
Station Nuenen
HET STATION IN NUENEN De aansluiting van Nuenen op het Nederlandse spoorwegnet door Roland van Pareren en Heinz Spijksma Het station Nuenen heeft 107 jaar bestaan. In 1865 werd de eerste steen gelegd en in 1972 maakte de slopershamer een eind aan het markante gebouw aan de spoorlijn Eindhoven - Venlo. Aanvankelijk stopte er om het uur een personentrein. In 1930 hielden nog twee treinen per dag halt en in 1940 was het afgelopen met de reizigersdienst in Nuenen. Tot het eind in 1972 bleef het laden en lossen van goederen op de Nuenense losplaats mogelijk.
paard. Per koets was ook een mogelijkheid maar door het ontbreken van goede vering was dat een onprettige ervaring. Daarbij was de gemiddelde reissnelheid erg laag. Tijdens de Franse overheersing werden keurig rechte ’Napoleonswegen’ aangelegd, voorzien van rijen bomen in de bermen om de marcherende militairen van schaduw te voorzien. Deze wegen waren meestal onverhard en voornamelijk bedoeld voor troepenverplaatsingen waarvan het grootste deel voetvolk was. In Noord-Brabant en dus ook in Nuenen waren de wegen tot het begin van de 19e eeuw nog overwegend zandwegen. In het laatste kwart van die eeuw zijn in onze omgeving drie provinciale wegen verhard. Een van Stratum via Tongelre, Opwetten, Nuenen, Gerwen en Lieshout naar Beek en Donk (1870) 2 ; een van Nuenen naar Geldrop via Eeneind (1886) en een van Nuenen naar Woensel via Boord en Soeterbeek (1887) 3 . De komst van de spoorwegen in de 19e eeuw leverde een geweldige verbetering op. Als eerste werden in 1825 de Engelse steden Stockton en Darlington door een spoorbaan van 25 mijl met elkaar verbonden. Deze lijn was bedoeld voor het vervoer van kolen en was tevens open voor het publiek 4 . Op het Europese vasteland reed op 5 mei 1835 de eerste personentrein in België, het traject liep van Brussel naar Mechelen. Deze nieuwe staat had, na de afscheiding van Nederland, niet langer de beschikking over waterwegen naar Duitsland. Door de economie gedwongen, werd een compleet spoorwegnet ontworpen met het centraal liggende Mechelen als uitgangspunt.
Van weg tot spoorweg De benaming spoorwegen slaat op wegen voorzien van ijzeren spoorstaven. Zo’n weg wordt samengesteld uit ijzeren, later stalen, spoorstaven vastgemaakt op aanvankelijk houten dwarsliggers. Het idee sporen aan te leggen om karren te geleiden is al ontstaan in de oudheid. Dit komt men al tegen bij de Etrusken en later bij de Romeinen 1 . Veel later, in de Duitse mijnbouw van de vijftiende eeuw, werd duidelijk dat het veel gemakkelijker was om zwaar beladen karretjes te verplaatsen als men deze over houten planken liet lopen. Om ontsporingen te voorkomen, werd een lat tegen deze ’rails’ aangebracht. In latere ontwikkelingen is de geleiding overgenomen door een flens aan de wielen. Vóór de Romeinse tijd waren er in Nederland nog geen aangelegde wegen. De Romeinen bouwden als bezettende macht voor het eerst goed gefundeerde straatwegen. Hierdoor was het mogelijk om snel troepen van legerplaats naar legerplaats te verplaatsen en zo de door Germaanse stammen bedreigde grenzen van het rijk te beveiligen. Na de val van Rome was er geen sprake meer van een behoorlijke wegenaanleg. Verval trad op. In de middeleeuwen werd er nog steeds van de oude Romeinse heerbanen gebruik gemaakt. Afhankelijk van de inzichten van de plaatselijke heer werd er al dan niet onderhoud gepleegd. Daarnaast vond het transport over rivieren en beken plaats. In de volgende eeuwen kwam hier maar langzaam verandering in. Verharde wegen waren nog een uitzondering. Waar mogelijk reisde men comfortabel per schuit of als dat niet mogelijk was te 59
De Drijehornickels
december 2007
Spoorwegen in Nederland
Station Nuenen
discussie in de Tweede Kamer struikelde er zelfs nog een kabinet over. Uiteindelijk werd men het in 1860 eens. Gekozen werd voor een constructie waarbij de staat de spoorwegen aanlegt en de exploitatie in principe door particuliere maatschappijen wordt verzorgd. Men besloot tot de aanleg van een traject vanaf Breda over Tilburg en Boxtel naar Eindhoven en vandaar naar Venlo als onderdeel van de lijn Maastricht - Breda. Want in 1865 waren reeds Maastricht en Roermond met Venlo via een spoorlijn verbonden. In 1866 werd het gedeelte Eindhoven - Venlo geopend. Nuenen werd in dat kader voorzien van een station in Eeneind vanwege de lobby van de toenmalige Nuenense industriëlen. Drie jaar later werd ‘s-Hertogenbosch op Eindhoven aangesloten. Het zou nog 46 jaar duren voordat de lijn Eindhoven - Weert, als kortere verbinding met Maastricht, werd gebouwd.
In Nederland ging de ontwikkeling van de spoorwegen er heel anders aan toe. Net als nu bij de aanleg van de Betuwelijn was er een lobby die de sterke positie van het transport over het water overeind probeerde te houden. Maar koning Willem I speelde een grote rol als stimulator van de spooraanleg. Hoewel omstreeks 1830 de aanleg van de verbinding naar de Rijn van Amsterdam over Utrecht naar Keulen belangrijk werd gevonden, werd de spoorverbinding Amsterdam - Haarlem (de ‘oude lijn’) als eerste gebouwd door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. In Brabant is de eerste spoorweg aangelegd door Belgische maatschappijen. In 1854/1855 waren dat de verbindingen Antwerpen - Roosendaal, Roosendaal - Breda en Roosendaal - Moerdijk. Grote delen van de provincie Noord-Brabant waren toen nog van railvervoer verstoken, terwijl in centraal Nederland aardig wat spoor was aangelegd. Maar net als in het zuiden ontbraken ook in het noorden van het land de nodige verbindingen. De aanleg werd door geldgebrek van de overheid overgelaten aan het particulier initiatief. Het werd steeds duidelijker dat de ontwikkeling van het spoor zo niet verder kon gaan. Na de nodige
Constructief gezien was het spoor in de jaren ’60 van de 19e eeuw nog vrij zwak. De onderbouw op het baanlichaam bestond uit schoon ballastzand afgedekt met en laagje grind om het stuiven tegen te gaan. In die ballast lagen om de ongeveer 70 centimeter houten dwarsliggers voorzien van draagplaten: de bewapening. Op deze bewapening werden de spoorstaven vastgezet met spoorspijkers. De spoorstaven hadden een gewicht van ca. 35 kilogram per strekkende meter. Aanvankelijk was het materiaal gewalst welijzer en de spoorstaven hadden een lengte van 12 meter. Er kwamen veel railbreuken voor en daarom werd vanaf 1875 gewalst staal gebruikt dat een grotere treksterkte heeft. Door het gebruik verzakte het spoor en was correctie nodig. Dat gebeurde door heffen met kriks en het ondervullen met grind. Het zal duidelijk zijn dat dit veel manuren vergde. Regelmatig werd de lijn ’geschouwd’. Te voet werden constructie en ligging gecontroleerd en aan de betrokken opzichter gerapporteerd. Een groot probleem vormen ook tot op de dag van vandaag de overwegen en overpaden. Immers, aan de aanleg van de spoorweg ging geen ruilverkaveling vooraf. Gevolg was dat de grondeigenaren aan beide kanten van de spoorweg grond hadden en in vele gevallen recht verkregen op overpad. Dat bracht de nodige risico’s met zich mee!In 1886 werd voor reparatie van de spoorbaan Eindhoven – Venlo puin gebruikt
Deel uit: Kaart der Nederlandsche Spoorwegen 60
De Drijehornickels
december 2007
Station Nuenen
van de gesloopte Nuenense kerktoren op de Akkers. Station Nuenen – Tongelre In 1863 werden in de gemeente Nuenen c.a. plannen gepubliceerd voor de aanleg van de lijn Eindhoven – Venlo en ter inzage gelegd op het gemeentehuis. In oktober van dat jaar werd het traject tussen Mierlo en Nuenen uitgezet en werd begonnen met de aankoop van gronden. In sommige gevallen moest de grond onteigend worden. Op 1 december 1864 was de spoorlijn over Nuenens grondgebied gereed en reed de eerste werktrein vanuit Helmond via Nuenen tot aan Tongelre 5 . Tijdens de eerste proefperiode deed zich op Nuenens grondgebied een ernstig ongeluk voor. Pastoor Van Lent van Nuenen schrijft in 1865 in het parochiememoriaal 6 : ‘Op Zondag den 5 October heeft er een groot ongeluk plaats gehad op den spoorweg aan het Eeneind, ter gelegenheid dat de Minister Torbecke eene inspectiereis van Boxtel over Eindhoven en Helmond naar Venlo gedaan had: een dienstwagentje, waarin drie personen, is tegen den loco-motief ingereden & door den laatstgemelden verbrijzeld & een persoon uit Eindhoven Michael Oudens een timmerman verpletterd, zijnde deze des anderen daags zoo ver men zijne verbrokkelde ledematen & uitgespatte ingewanden konde bijeenrapen op den kerkhof alhier begraven: een andere is er met zware verwondingen afgekomen, de derde is nog tijdig afgesprongen: de drank is oorzaak van dit ongeluk geweest.’
Het station aan de keiweg 8 Aanvankelijk heette het station NuenenTongelre. Het deed naast treinhalte voor die plaatsen ook dienst als station voor Geldrop, totdat het station Geldrop in 1913 aan de lijn Eindhoven - Weert in gebruik werd genomen. In Geldrop staat nog steeds de wegwijzer uit 1866 met de tekst: STATION NUENEN 3,2 KM ½ UUR GAANS 9 .
Er was nu wel een spoorverbinding, maar de aansluiting vanaf het station naar een doorgaande weg was matig. Hier kwam in 1885 verandering in door de aanleg van een keiweg van het station naar de weg Geldrop - Nuenen. Deze keiweg kreeg een breedte van 3 meter en werd bestraat met kinderkopjes uit Feluy, gelegen in de Belgische provincie Henegouwen. Deze weg bestaat nog steeds en kreeg bij raadsbesluit van 30 juni 1955 officieel de naam Stationsweg 7 . Het station in Nuenen kwam in 1865 onder de kap. Het werd op 1 oktober 1866 tegelijk met de opening van de spoorlijn Eindhoven - Venlo definitief in gebruik genomen. De exploitatie werd verzorgd door de Maatschappij ter Exploitatie van Staatsspoorwegen, een commerciële onderneming.
Wegwijzer hoek Mierloseweg - Nuenenseweg in Geldrop
61
De Drijehornickels
december 2007
Station Nuenen
een voorportaal met een trap. In de rechtervleugel het kantoor. Op de eerste verdieping was de woning voor de chef met zijn gezin: een slaapkamer, een gang en daarachter de woonkamer. In de linkervleugel de keuken en het portaal met trap. In de rechtervleugel de tweede slaapkamer. Als bouwmateriaal werd baksteen gebruikt en het dak was met pannen gedekt. Het gebouw had een hoog vooruitspringend middendeel (een zogenaamd middenrisaliet) met een puntgevel en aan weerszijden een lagere vleugel die aan de straatzijde iets en aan de perronzijde sterk terugsprong. Langs het middengedeelte van de gevel was een bakstenen sierrand aangebracht. De gootlijsten en windveren hadden een geschulpte rand en de verdiepingen gekoppelde rondboogvensters (waaraan de naam rondboogstijl is ontleend). De zolder was voorzien van een rond venster, een ’œil de bœuf’, een klein rond raam in een gevel of dakkapel.
Kaart met de halte aan de Tongelresestraat In 1873 werd het telegraafkantoor in het station, tot dan alleen gebruikt ten behoeve van de spoorweg, ook voor de verzending van particuliere telegrammen opengesteld 10 . In 1915 werd de naam Nuenen - Tongelre gewijzigd in Nuenen. Voor Tongelre werd nl. een treinhalte aangelegd aan de lijn Eindhoven - Weert - Maastricht. Deze halte lag ter hoogte van de kruising van de genoemde spoorlijn met de Tongelresestraat 11 .
Het station Nuenen was in 1972 het oudste nog bestaande stationsgebouw 5e klasse in nog min of meer oorspronkelijke staat. Identieke stations zijn nog te vinden in Horst-Sevenum en Kapelle-Biezelinge maar deze gebouwen zijn wit bepleisterd en voorzien van een modern interieur. Daarentegen had station Nuenen tot de afbraak nog de authentieke inrichting zoals het loket waar eens de spoorkaartjes werden verkocht en de grauwgele deur met het opschrift ‘bureau’, de plaats waar in 1907 stationchef P. Ritman zetelde.
Het stationsgebouw Het station Nuenen - Tongelre staat beschreven in het bestek nr. 119 van 1864 van de Staatsspoorwegen als een 5e klasse station, een zogenaamde eenheidsbouw. Het station Nuenen behoorde tot de waterstaatstations 12 . In 1862 werden door de Commissie voor de Staatsspoorwegen vijf klassen van stationsgebouwen ter goedkeuring aan de minister van Binnenlandse Zaken voorgelegd: Klasse 1 was voorzien van een perronoverkapping voor grote steden als Amsterdam en Rotterdam. De klassen 2 tot en met 5 waren, afhankelijk van de grootte, bestemd voor de kleinere steden en dorpen. Ontwerper voor de klassen 2 tot en met 5 was de bouw- en werktuigbouwkundige K. H. van Brederode. De bouwkosten waren als volgt begroot: 2e klasse ƒ 50.000, 3e klasse ƒ 42.500, 4e klasse ƒ 13.800 en 5e klasse ƒ 8.700. Klasse 5, zoals het Nuenense stationsgebouw, was uitermate sober uitgevoerd. Gelijkvloers had het gebouw een voorhuis en daarachter de wachtkamer. In de linkervleugel een magazijn en
Wachtpost 43 aan de Stationsweg bij de overweg. De grote klok waarschuwde wanneer de spoorbomen omlaag gedraaid moesten worden 13 . 62
De Drijehornickels
december 2007
Station Nuenen
Het station in bedrijf
De wachtpost nummer 43, die stond op de hoek van de Stationsweg en de straat Eeneind, werd begin 1950 afgebroken. Aanvankelijk werden vandaar uit de overwegbomen bediend. Later zijn op het traject Eindhoven - Venlo automatisch werkende spoorbomen geplaatst.
De eerste stationschef van Nuenen - Tongelre was J. Bebelaar, zij het voor zeer korte tijd. Van november 1882 tot januari 1887 was J. von Huguenin stationchef. Verder kunnen genoemd worden P. Ritman in 1907, Henri Asselberghs, Jozef Evers (die later overgeplaatst werd naar Horst - America), Heessels en Kriele. Aanvankelijk stopten de treinen zowel in de richting Eindhoven als naar Helmond om het uur. De Nederlandsche Spoorwegen, als opvolger van de Staatsspoorwegen, besloten om in Nuenen met ingang van 15 mei 1930 nog maar twee personentreinen per dag te laten stoppen namelijk om 7.23 uur en om 18.47 uur. Op zaterdag was dat om 6.52 uur en 13.42 uur. Het gemeentebestuur probeerde met een brief van12 maart 1930 15 aan de Nederlandsche Spoorwegen deze alsnog op andere gedachten te brengen. Het gemeentebestuur wees op de snelle groei van de gemeente Nuenen c.a. Vanaf 1 januari 1930 was de bevolking met 150 toegenomen tot 3650 inwoners. De Nederlandsche Spoorwegen lieten bij brief van 2 april 1930 weten aan de plannen vast te willen houden. Als reden voor de vermindering van stoptijden gaven zij aan het gemeentebestuur te kennen dat ze op het baanvak Eindhoven - Venlo een versnelling van het treinverkeer wensten, ondermeer door beperking van het aantal stoppingen op genoemd traject. Ook maakten de Spoorwegen melding van het feit dat er op het station Nuenen gemiddeld per trein één reiziger instapte en één reiziger uitstapte en dat het dus voor de hand lag dat Nuenen in de eerste plaats in aanmerking kwam voor het ‘doen doorrijden der treinen’. In een brief aan de minister van Waterstaat van 17 juni 1930 schrijft burgemeester J. Th. Smits van Oyen: ‘Sedert 15 Mei j.l. stoppen te NuenenTongelre nog slechts de volgende treinen: des morgens 7.20 naar Eindhoven en des namiddags 18.47 uit Eindhoven, terwijl vroeger 16 treinen stopten. De uren van de treinen die te Nuenen stoppen zijn zoo gesteld opdat werklieden er gebruik van kunnen maken. Andere reizigers die zaken te Nuenen willen doen, kunnen Nuenen-Tongelre niet bereiken, noch per trein, noch per bus.’ Het mocht allemaal niet baten en het werd nog erger. Op 15 mei 1938 werd het station Nuenen voor de reizigersdienst gesloten en stopten er
In 1877 vond uitbreiding aan het spoor plaats. Volgens bestek no. 169 van de Staatsspoorwegen (voor rekening van de Staat) uit 1877 werden twee wissels opgebroken en herlegd en twee wissels nieuw gelegd. Er kwam ook een nieuw spoor met een lengte van 756 meter waarvoor 397,5 m3 ballast werd verwerkt en er werd 700 meter afrastering verplaatst. Aanvankelijk ontbrak een voorziening voor de afhandeling van goederen. In 1884 werd een goederenloods toegevoegd en beschikte Nuenen over een klein emplacement met losweg. Het station is verscheidene malen verbouwd. In 1906 werd een rechtervleugel aangebouwd en het gebouw met een etage verhoogd. Het bestek hiervoor 14 werd op 31 juli 1906 aanbesteed. De raming was ƒ 2330. Op 7 augustus 1906 richtte de Sectie-Ingenieur van de Staatsspoorwegen een aanvrage tot vergunning voor de wijziging aan het Nuenense gemeentebestuur. De vergunning werd door het college van burgemeester en wethouders op 13 augustus 1906 verleend. Namens het college tekenden burgemeester J.A. van Luijtelaar en secretaris F. van den Nieuwenhof.
Op de bestektekening voor de uitbreiding van het station is de bovenstaande tekst geschreven De gemeente Nuenen c.a. verleende op 26 oktober 1928 vergunning tot het bouwen van een goederenloods aan het hoofdgebouw. 63
De Drijehornickels
december 2007
dus helemaal geen treinen meer. Van 10 juni tot 19 augustus 1940 werd het station tijdelijk weer voor de reizigers opengesteld. De reden daarvoor is ons niet bekend. Vervolgens deed het gebouw nog dienst als bergplaats voor de ploeg van ‘Weg en Werken’ van de Nederlandse Spoorwegen. Toen de Nederlandse Spoorwegen het goederenvervoer inkrompen en veel kleine stations sloten, betekende dat ook het einde van het station Nuenen. Op 28 mei 1972 werd het station ook voor goederenvervoer gesloten en verhuisde mevrouw Truus van der Heijden, die als laatste de inklaring van goederen had verzorgd, vanuit het station naar een bejaardenwoning aan de Lindenhof. Het stationsgebouw werd in oktober 1972 gesloopt.
Station Nuenen
aangevoerd. Vervolgens werden deze gestort in beerputten 17 om daarna op de akkers te worden uitgereden. Later werd hiervoor een aparte spoorlijn aangelegd naar de VAM. In 1972 vertellen 18 de gezusters Mien en An de Greef die langs de spoorlijn woonden op het adres Parallelweg 1: “Ja vroeger was het hier druk’, vertelt één van de gezusters De Greef, wier vader Toon vroeger arbeiderrangeerder was van het station (de ander rangeerders waren Janus de Louw en Willem van Rooij, red.). ‘Ons vader (Toon de Greef , hij werd in 1903 overgeplaatst van het station Helenaveen naar Nuenen) is tot 1924 aan het station geweest en is toen overgeplaatst naar Helmond. Hij moest hier de seinen verzorgen en de wissels, terwijl tante Anna wachteres was op Post 43 hier vlakbij; ze moest de overwegbomen open- en dichtmaken. De wachtpost 43 is begin 1950 afgebroken. Louis van Rooy was beheerder van het postkantoor dat stond op de hoek van de Parallelweg en de Eeneindseweg (het gebouw bestaat nog, zij het verbouwd) waar de post voor heel Nuenen, Gerwen en Nederwetten werd uitgezocht, omdat de poststukken met de trein hier aankwamen. Later is het postkantoor verplaatst naar Nuenendorp en heeft Eeneind er een postagentschap aan overgehouden dat werd beheerd door vrouw Schellens. Zo is het te verklaren dat de buurtschap Eeneind wel en de kerkdorpen Gerwen en Nederwetten geen postkantoortje hebben. Rond het station verrezen allengs enkele fabrieken: een mosterdfabriek en een linnenweverij. Het station lag ver van het dorp en ik kan me herinneren dat dokter Raupp 19 met het rijtuig werd gebracht en hier op de trein stapte. Mensen die niet zoveel geld hadden kwamen te voet of met de fiets. Vroeger ging ons moeder met de trein naar Eindhoven om kersen op de markt te verkopen. De treinen reden toen om het uur en een reis naar Eindhoven kostte vijftien cent.” Koningin Wilhelmina en prinses Juliana hebben in 1927 enige dagen met het koninklijk rijtuig nabij het station Nuenen gestaan toen Wilhelmina bij Philips in Eindhoven een aantal radioredes voor de koloniën in West- en Oost-Indië hield via de experimentele radiozender PCJJ van Philips. Deze uitzendingen zijn de start in Nederland van de korte golf radiotelefonie en kan als zodanig ook worden gezien als de geboortedatum van de Wereldomroep 20 . De Meierijsche Courant van 1 juni 1927 vermeldt: ‘Nadat de trein eenige minuten op het verlaten en
Afbraak van het station in oktober 1972 16 Het zijspoor stond met dertien wagons regelmatig geheel vol. Houtfabriek Raessens haalde er de bomen af die nodig waren voor het vervaardigen van deuren. De kolenhandelaren Paans, Van Gerwen en Geven laadden eigenhandig hun kolen van de wagons op hun vrachtauto’s over. Aanvankelijk was de reuk rond de losplaats niet altijd even prettig. Fecaliën die afkomstig waren uit de grote steden die nog niet van riolering voorzien waren, werden namelijk in open wagons 64
De Drijehornickels
december 2007
door de marechaussee afgezette emplacement (bedoeld is dat van Eindhoven, red.) had stilgestaan, reed hij door naar het emplacement van Nuenen, alwaar hij op een dood spoor werd gereden, alwaar Koningin en Prinses de nachten doorbrengen onder de hoede der marechaussee.’
Station Nuenen
Noten 1 2
Het stationskoffiehuis
3
Aan de Stationsweg tegenover het vroegere station staat het voormalige stationskoffiehuis, gesticht door Antonie van Overbruggen. Op 30 april 1867 kocht timmerman Albert Sleegers en zijn broer Johannes de grond om aan de Kleine Dommel een leerlooierij te bouwen. In 1882 ging de leerlooierij ter ziele en kocht Van Overbruggen het pand en richtte het in als koffiehuis. Tevens was er een rijwielstalling en veestalling. Ook konden treinreizigers er een tijtuig nemen om in Nuenen of Geldrop te komen. Aan de linkerzijde van het gebouw werd een kiosk gebouwd, bestemd voor concerten van de in 1884 opgerichte harmonie ‘Oefening en Volharding’. P. Goevaers kocht het pand in 1948. In 1953 werd het tot twee woonhuizen verbouwd: Stationsweg 8 en 10. Henk Deelen, hoofdman van het St. Antoniusgilde en lid van de gemeenteraad van 1986 tot 1990, bewoonde tot zijn overlijden in 2006 het pand.
4 5 6 7 8 9 10
11
12 13 14
15
16 17 18 19 20 21
Stationskoffiehuis in 1985 Op de foto staan Henk Deelen en zijn vrouw 21
65
Schreiber, H. Van karavaan tot autoweg, Amsterdam 1961, p. 131. Parmentier, John, De grintweg van Stratum naar Lieshout, in De Drijehornickels, december 2006, p. 26-30. Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Oud Archief Nuenen, inv. Nrs. 3016, 3018, 3023 en 3026. Veenendaal, Guus, Spoorwegen in Nederland van 1834 tot nu, Amsterdam 2004, p. 1-15. Archief parochie Nuenen, inv. nr. B013, Memoriale Registrum parochia de Nuenen. Zie 5. Verkooijen, Kees op bladzijde 46 van dit nummer. Foto Roland van Pareren. Smit, Bob de, foto uit 1976 Hoek, Jack van, Vincent van Gogh, Willem van de Wakker en het Nuenense postkantoor, in De Drijehornickels, november 1998, p. 49. Topografische Dienst, kaart no. 670 NUNEN, uitgave 1928. Het ontwerp was van het bureau Waterstaat. Roij, F.V.M. van, Nuenen c.a. in oude ansichten Nummer 1072 Bestek en voorwaarden wegens wijzigen en uitbreiden van het hoofdgebouw op het Station Nuenen-Tongelre van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. De brief is ondertekend door locoburgemeester/wethouder Lennard Donkers en gemeentesecretaris Theo de Rooij. Foto Roland van Pareren. Eeneind, Nuenen 1983. Weekblad Groot-Eindhoven 25 oktober 1972, interview door Roland van Pareren. Johannes Lambertus Maria Raupp was huisarts te Nuenen c.a. van 1897 tot 1919. Hermans, Tjeu, Een verslag van een koninklijke receptie, in De Drijehornickels, november 1998, p. 41. Foto Roland van Pareren.
De Drijehornickels
december 2007
Staton Nuenen
Station Nuenen, olieverfschilderij uit 1971 van Harry Maas (1906-1982), naar de toestand rond 1900 (particulier bezit)
De stopplaats ‘Tongelre’ aan de spoorlijn Eindhoven - Weert met links de wachtruimte en rechts het huis van de spoorwegwachter 66
De Drijehornickels
december 2007
67
Staton Nuenen
De Drijehornickels
december 2007
VADERLANDSE GESCHIEDENIS Wat doe je met 'de roem van het verleden': Graaf Floris en het turfschip van Breda? Wie telt er al die Willemmen nog na? We leven en we streven in het heden. Wie ooit een slag bij Nieuwpoort heeft gewonnen, Daar vragen ze je nooit naar in je baan. Dus, zeg nou zelf, wat heb je daar dan aan? Wie is er met die flauwekul begonnen? De jaartallen, die je als kind moest leren, Met namen van als held gestorven heren, Zijn waardeloos, daar wordt niet voor betaald. 't Is ballast, die je beter kunt vergeten. Vandaag de dag moet je alleen nog weten Waar Abraham de mosterd heeft gehaald. Joop Glasbergen (Uit: ‘De Schouw’, november 2007)
68
Vaderlandse geschiedenis
HET UITGEVEN VAN DIT BLAD IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR DE ONDERSTEUNING VAN ONDERSTAANDE NUENENSE ONDERNEMERS
ADMINISTRATIEKANTOOR VAN LIESHOUT & VAN DE GRIENDT B.V, Rijakkerweg 5b, 5741 RR Beek en Donk ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS VAN GASTEL EN NEIJNENS, Postbus 110, 5670 AC Nuenen AUTOBEDRIJF JANSEN B.V. ,TOYOTA-DEALER, De Pinckart 10, 5674 CC Nuenen HOVENIERSBEDRIJF FONS LINDERS, Broekdijk 1, 5674 SJ Nuenen, website www.fonslinders.nl JO KLOMP, MODE EN QUILTSTOFFEN, Park 17, 5671 GB Nuenen RÜHL HAEGENS MOLENAAR, ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS Postbus 305, 5670 AH Nuenen
ANDRÉ VAN LIESHOUT, WIJNHANDEL, SLIJTERIJ, GESCHENKEN, Parkstraat 25a ART DUMAY, KUNSTHANDEL, Boordseweg2a BLOEMENATELIER PARKHOF, Parkhof 1 BOEKHANDEL BRUNA, Parkstraat 13 BOEKHANDEL VAN DE MOOSDIJK BV, Parkhof 12c CAFÉ SCHAFRATH, Park 35 CROOIJMANS KLEDING, Berg 38 DAMES- EN HERENKAPSALON ANTON VAN DE BERG, Vallestap 2 FIETSTOTAALZAAK DE CONCURRENT, Berg 10 FOTOSTUDIO-BM, Vincent van Goghstraat 18 (winkel), Emmastraat 2 (fotostudio) FYSIOTHERAPIE F.J.A.L. KOOTSTRA, Weverstraat 16 HOUTHANDEL VAN HOORN, Wettenseind 2a JANSEN TAXI BV, Boord 4 JOSÉ CUIJPERS MODE, Parkstraat 7 MEULENDIJKS SCHILDERSBEDRIJF B.V., Berg 36 OPTICIEN TON LIPS, Park 30 OPTIEK VERHOEVEN, Parkstraat 15A RISJAMO B.V., KANTOORBOEKHANDEL EN ROOKWAREN, Hoge Brake 66 VAN SANTVOORT, ARCHITECTEN EN MAKELAARS, Berg 2-4 VERHALLEN BAKKERIJ, Parkstraat 20 WINKELIERSVERENIGING KERNKWARTIER, Hoge Brake