Verweerskrif van Antjie Krog Martina Vitackova
In de jaren zeventig, onder invloed van de tweede feministische golf, verschijnt er een nieuwe generatie van vrouwelijke schrijvers die als vrouw (en over vrouwen) schrijven. Dezelfde ontwikkeling maakt ook de Afrikaanse literatuur door (zie bijvoorbeeld Retief, 2005). Sommige aspecten van ‘de vrouwelijke ervaring’ worden echter, zowel in het Afrikaans als in andere talen, buiten beschouwing gelaten. Het is pas recentelijk dat er een dichtbundel is verschenen waarin de ervaringen van de menopauzale vrouw worden beschreven, en dan nog in een taal die ver ligt van wat aanvaardbaar wordt geacht voor poëzie. Dit artikel wil laten zien hoe Antjie Krog met haar bundel Verweerskrif een weerwoord biedt tegen de onzichtbaarheid van de derde leeftijd in het maatschappelijke en literaire discours en een belangrijke stap zet in de richting van de detaboeïsering van het ouder wordende, menopauzale vrouwelijke lichaam. Theoretische uitgangspunten Deze bijdrage vertrekt van een ‘sympathetic reading’ analyse (Fenoulhet, 2007) van de dichtbundel, een leesstrategie, gebaseerd op inleving, waarmee doelbewust gezocht wordt naar de representatie van de (vrouwelijke) derde leeftijd. De studie concentreert zich vooral op verschillende representaties van de derde leeftijd in de bundel, en op de mogelijke gevolgen die zulke voorstellingen hebben voor het dominante discours over de derde leeftijd, meer specifiek met betrek68
Tijdschrift voor Genderstudies ● 2013, nr. 2
Portret van Antjie Krog
De derde leeftijd in versvorm
king tot het vrouwelijke ouder wordende lichaam. Er wordt veel nadruk gelegd op de bredere cultureel-maatschappelijke context waarin de bundel is veschenen, en waarin hij wordt gelezen. Theoretisch is de analyse geïnspireerd door de Franse feministische literatuurtheorie, met name écriture féminine, het vrouwelijk schrijven, voornamelijk zoals beschreven door Julia Kristeva en Hélène Cixous. Het vrouwelijk schrijven wordt gekenmerkt door een vrouwelijke lyrische subversiviteit die zich losmaakt van de fallocentrische socio-symbolische orde waarin de man centraal staat. Écriture féminine spoort vrouwen aan om zich los te maken uit de discursieve ruimte die hen toegewezen werd in de fallogocentrische orde. De theoretica’s van het vrouwelijk schrijven pleiten voor een nieuwe manier van schrijven waarin diversiteit centraal staat, en die dichter bij het (vrouwelijke) lichaam komt. Cixous daagt vrouwen uit om zichzelf los te schrijven van de (literaire) wereld geconstrueerd door mannen en om het onbespreekbare, het verzwegen onder de woorden te brengen. Kristeva pleit ervoor dat vrouwen (mensen) dichtbij het lichaam blijven in hun schrijfwerk en niet wegdrijven in de gedematerialiseerde, en daardoor patriarchale, wereld van metaforen. Allebei – Cixous in The laugh of the Medusa (1976) en Kristeva in Revolution in poetic language (origineel in 1974, Engelse vertaling in 1984) en Powers of horror: an essay on abjection (origineel in 1980, Engelse vertaling in 1982) – leggen de nadruk op het vernietigende effect van het vrouwelijke lichaam en de poëti-
De derde leeftijd in versvorm
sche verwoording ervan op de fallogocentrische orde (Conley, 1992, p. 34; Keltner, 2011, p. 38). Écriture feminine werd later, net zoals andere noties van het tweedegolffeminisme, essentialisme verweten. Latere feministes, maar ook hun generatiegenoten, hebben het vrouwelijk schrijven afgedaan als een selectieve, exclusieve en heteronormatieve strategie die vele vrouwen uitsluit. Deze kritiek in acht nemend, lijkt écriture féminine toch een werkbaar kader voor de studie van het werk van Antjie Krog, in het bijzonder voor wat betreft de noties van revolutie in de poëtische taal en de focus op het abjecte (Kristeva), en het schrijven van(uit) het vrouwelijke lichaam (Cixous). Het uitgangspunt van dit artikel is dat Krog met haar poëtische schrijverschap een contrataal schept, een alternatieve woordenschat voor het onbespreekbare. De (vrouwelijke) derde leeftijd krijgt in Krogs bundel een zeer concrete verbale vorm die het dominante discours over de derde leeftijd deconstrueert, en tevens een alternatief discursief voorbeeld aanbiedt. Discours van de derde leeftijd Als gevolg van de vergrijzing en het stijgende percentage van ouderen in de westerse samenleving is de interesse in de problematiek van de derde leeftijd gegroeid. Er verschijnt vakliteratuur, naast zelfhulpboeken en gespecialiseerde tijdschriften, die zich allemaal bezig houden met het psychische en fysieke welbevinden van (actieve) senioren. In de literatuur en andere culturele uitingen vervalt de representatie van de derde leeftijd echter vaak in stereotypen, die bovendien vaak gender bepaald zijn, en geromantiseerd. De samenleving, waarin schoonheid en gezondheid de norm zijn, is aan het vergrijzen en als het ware aan het aftakelen. De schoonheidsen welzijnsidealen, waaraan zelfs jonge en ge-
zonde mensen moeilijk kunnen beantwoorden, worden voor een steeds groter deel van de bevolking volledig onbereikbaar. ‘Bladeren we door glossy’s, dan lijkt het feit dat we iedere dag een tikje ouder worden de grootste natuurramp die ons overkomt,’ stellen Bruggeman en Smelik vast. En verder: ‘Ouderdom is tegelijkertijd een diepe wens (we willen wel oud worden), een taboe (we willen niet oud zijn), en een schandaal dat ons overkomt (we willen er helemaal niet oud uitzien).’ (Bruggeman & Smelik, 2011, p. 270-1). Het is in deze context dat we de bundel Verweerskrif van Krog als revolutionair (Kristeva) moeten beschouwen. Antjie Krog Antjie Krog geldt wereldwijd als woordvoerster van de Zuid-Afrikaanse literatuur en samenleving in het algemeen. Aandacht van het bredere publiek verkreeg ze in de internationale context vooral met Country of my skull (1998, in het Nederlands De kleur van je hart), het verslag van haar waarnemingen tijdens de zittingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie na het apartheidsregime. Ze is auteur van tien dichtbundels in het Afrikaans, een Engelse bloemlezing, vier dichtbundels voor kinderen, een toneelstuk, vier autobiografische teksten en twee verdichtingen vanuit Afrikaanse talen. Krog is buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Wes-Kaap en heeft eredoctoraten van The University of East-London, Universiteit van Stellenbosch, Universiteit Vrystaat en Nelson Mandela Metropolitan University. Haar werk, poëzie net zoals non-fictie, werd met een aantal prijzen bekroond, onder andere met de Eugène Maraisprys in 1973, de Hertzogprys in 1990, de Foreign Correspondent Award in 1996, de Alan Paton Award in 1996 en de Hiroshima Peace Culture Foundation Award in 2000. In Nederland behoort 2013, nr. 2 ● Tijdschrift voor Genderstudies
69
Martina Vitackova
ze samen met Ingrid Jonker en Elisabeth Eybers tot de drie meest beroemde Zuid-Afrikaanse dichteressen. Ze verkreeg in Nederland bekendheid vooral door haar optreden in het VPRO-programma Hier is ... Adriaan van Dis. Krog is ook regelmatig te gast in Nederland waar ze deelneemt aan verschillende literaire evenementen, zoals het Writers Unlimited festival in Den Haag of de Nacht van de poëzie in Utrecht. Michaël Zeeman heeft haar beschreven als ‘de beste, de rijkste dichteres in het Afrikaans’. Het literaire werk van Antjie Krog, zowel haar poëzie als haar proza, draagt een aantal typische kenmerken. Vanaf het begin van haar schrijverscarrière kunnen we voornamelijk twee terugkerende onderwerpen in het oeuvre van Krog vaststellen, namelijk seksualiteit en politiek (Francken & Renders, 2005, p. 101). Verder wordt de poëtica van het gehele oeuvre van Krog, zoals Helize van Vuuren het poignant samenvat, gekenmerkt door ‘the aim to “revolutionise” the language through transgressing taboos’ (Van Vuuren, 2009, p. 218). Een ander thema dat in Krogs proza en poëzie regelmatig opduikt, is haar haast intimiderende gebruik van autobiografische elementen. In haar werk is een sterk vrouwelijk lyrisch subject aanwezig dat, naarmate de auteur zelf ouder wordt, ouder en rijper wordt. Het poëtische oeuvre van Krog is al vanaf haar eerste bundel verbonden met haar persoonlijke ervaringen als vrouw: als adolescent, studente, jonge vrouw, en later als echtgenote, moeder enzovoort (Botha, 2011, p. 1; Francken & Renders, 2005, p. 101; Van Vuuren, 2009, p. 225; Viljoen, 2009, p. 191, 201). In haar eerste bundel Dogter van Jefta (1970) die ze als achttienjarige heeft uitgegeven, behandelde ze jeugdliefdes, in haar latere bundels verschoof het perspectief naarmate ze zelf ouder werd. Verder zijn er sterke overeenkomsten te merken tussen de fysieke levenslijn van Krog en de ontwik70
Tijdschrift voor Genderstudies ● 2013, nr. 2
keling van haar lyrische ik-subjecten (Botha, 2011, p. 2). Lichaam, meer concreet het vrouwelijke lichaam, is een steeds terugkerend thema in haar werk. Francken en Renders stellen verder vast dat Lichamelijkheid […] een trek [is] van de poëzie van Krog die meer en meer op de voorgrond lijkt te komen. Nu de onverschrokkenheid waarmee zij vroeger politieke onwelgevalligheden naar voren bracht voor dat doel minder nodig lijkt, valt Krog op door uitgesproken erotische poëzie waarin zij de vrouwelijke seksualiteit luid en duidelijk tot uitdrukking brengt. (Francken & Renders, 2005, p. 102)
Overeenkomstig haar levensloop, heeft de in 2006 vierenvijftigjarige Krog de aandacht verschoven naar de ouder wordende vrouw en haar veranderende, aftakelende lichaam in Verweerskrif. De overgang is zonder twijfel een van de hoofdthema’s van de bundel. Hoewel er ook in haar eerdere werk verwijzingen naar menopauze voorkomen (Viljoen, 2009, p. 209), treedt de derde leeftijd van een vrouw pas nu zo duidelijk op de voorgrond. Verweerskrif Verweerskrif verscheen in 2006 simultaan in het Afrikaans en in het Engels, onder de titel Body bereft. Krog kreeg voor de Afrikaanse versie in 2007 de Proteaprys vir poësie. De bundel werd in 2006 gelijk naar het Nederlands vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar en onder de titel Lijfkreet uitgegeven door uitgeverij Podium. Deze Nederlandse vertaling wordt ook geciteerd in dit artikel. De bundel is disproportioneel verdeeld in drie delen. Deel een, dat het grootste deel van het boek in beslag neemt, opent en sluit af met een van de Huwelijksliederen en houdt zich vooral met de ervaringen van een ouder wordende menopauzale vrouw bezig.
De derde leeftijd in versvorm
Cover van Verweerskrif
Deel twee heeft een duidelijke koloniale en postkoloniale thematiek en is minder nauw verbonden met het ouder wordende lichaam. Toch is het lyrische subject duidelijk een oude(re) blanke vrouw die vanuit de positie van de voormalige kolonisator spreekt. Deel drie, genaamd Vier seizoenimpressie van de Tafelberg bestaat uit lyrische dagboeknotities tussen 3 mei en 3 februari die van een intieme verhouding van de schrijfster met de berg en haar eigen lichaam getuigen. Receptie Op de omslag van de Nederlandse uitgave staat een reproductie van Pastel, een schilderij van Henk van Woerden uit 1992. Krog wilde hiermee een hommage brengen aan de toen recent overleden schilder en schrijver. Door deze beslissing werd Nederland waarschijnlijk een verhitte discussie bespaard die plaatsvond in Zuid-Afrika na de verschijning van de dichtbundel in het Afrikaans en het Engels, omtrent de afgebeelde foto van een oudere vrouw op de omslag (Botha, 2012). De foto van David Goldblatt laat het naakte bovenlichaam zien van een oudere vrouw van nek tot navel met een van haar borsten blootgelegd aan de camera. De foto was de persoonlijke keuze van de dichteres (Botha, 2011, p. 275) en is een belangrijk onderdeel van de boodschap van de bundel. Krog had de internationaal bekende fotograaf gevraagd
om een foto te maken die de essentie van het oud worden zou voorstellen. Het werk van Goldblatt is, overeenkomstig de gedichten van Krog, een belangrijke stellingname ten opzichte van de conventies en veronderstellingen in de representatie van het naakte, oudere vrouwelijke lichaam. De visuele impact van de foto is een essentiële bijdrage tot de semantische kracht van de bundel (Nel, 2008). De discussie die in Zuid-Afrika plaatsvond na de publicatie, leidde enerzijds de aandacht af van de andere aspecten van de bundel, maar zorgde anderzijds ook voor grote publiciteit en de aandacht van een breder publiek. In Nederland heeft deze grensverleggende bundel, mede door een minder confronterende omslag, weinig aandacht van recensenten en het publiek gekregen. De enige uitgebreide Nederlandstalige reactie is de bespreking door Vivian de Gier in Opzij (De Gier, 2006). De discussie die zich in ZuidAfrika na de uitgave van de bundel afspeelde laat heel duidelijk zien hoe getaboeïseerd het ouder wordende (vrouwelijke) lichaam is in de hedendaagse samenleving, zowel in de visuele als in de verbale weergave. De doorsnee Zuid-Afrikaanse lezer wil een oud vrouwelijk lichaam niet zien, noch erover lezen. Het is opmerkelijk dat zulke afkeurende reacties ook kwamen van vrouwen die zelf professioneel met schrijven bezig zijn, zoals de dichteres Lena Spies, die de bundel ‘afstotelijk’ noemde (Spies in Nel, 2008). Een andere recensent beschreef de inhoud van de bundel als ‘al die goed wat jy nou oor die jare dink oor jou liggaam, maar nie skryf nie’ [al die dingen die je al jarenlang over je lichaam denkt maar niet opschrijft] (Brümmer in Botha, 2011, p. 276). Enkele Zuid-Afrikaanse recensenten (zie Botha, 2011, p. 274) betoogden dat zulke onderwerpen en zo’n taal niet geschikt zijn voor poëzie. Louise Viljoen argumenteert echter terecht: 2013, nr. 2 ● Tijdschrift voor Genderstudies
71
Martina Vitackova Die heftige diskussies rondom Krog se werk wys dat haar werk die vermoë het om verskillende groepe in die samenlewing, vanaf gewone tot akademiese lesers, te provokeer en te laat nadink oor die skadelike samenlewingspatrone wat hulle soms berekend in stand hou of onnadenkend aanvaar. [De heftige discussies rond het werk van Krog wijzen erop dat haar werk het vermogen heeft om verschillende groepen van de samenleving, van leek tot academisch publiek, te provoceren en doen nadenken over de schadelijke samenlevingspatronen die ze berekend in stand houden of onbewust aanvaarden.] (Viljoen, 2009, p. 221)
De autobiografische inhoud is zonder twijfel een van de redenen waarom Verweerskrif zulke felle discussies veroorzaakt. Volgens Krog zelf is het echter vooral de herkenbaarheid van de beschreven processen en gevoelens die achter de intense reacties schuilgaat. ‘I can describe my navel in million ways, but it’s only when the aspects of my navel start to overlap with yours that the poem can talk to you,’ aldus Krog (McGrane in Botha, 2011, p. 280). Het vrouwelijke lichaam ‘God, de Dood, Liefde, Eenzaamheid, de Mens / zijn Belangrijke Thema’s / menstruatie, geboorte, menopauze, puberteit / het huwelijk – niet’,
luidt met een ironische ondertoon het gedicht God, de Dood (Krog, 2006, p. 32) in Verweerskrif. De poëticale leegte rondom de natuurlijke fysiologische processen van het (vrouwelijke) lichaam en tegelijk de nood aan een woordenschat om deze te beschrijven vormen de rode draad in de hele bundel. De Zuid-Afrikaanse kritiek, zowel academisch en literair als de reacties van leken, heeft voornamelijk aandacht geschonken aan het 72
Tijdschrift voor Genderstudies ● 2013, nr. 2
abjecte en verwerpelijke in de bundel (Viljoen, 2009) dat vooral in het eerste deel voorkomt. Het abjecte is volgens Julia Kristeva het tegenovergestelde van het schone en propere lichaam, het zelf: If it be true that the abject simultaneously beseeches and pulverizes the subject, one can understand that it is experienced at the peak of its strength when that subject, weary of fruitless attempts to identify with something on the outside, finds the impossible within; when it finds that the impossible constitutes its very being, that it is none other than abject. The abjection of self would be the culminating form of that experience of the subject to which it is revealed that all its objects are based merely on the inaugural loss that laid the foundations of its own being. (Kristeva, 1982, p. 5)
Het abjecte vrouwelijke lichaam dat in Verweerskrif wordt uitgebeeld, heeft een dubbel subversief effect: het is vrouwelijk, wat op zich al abject is (Bousset, 2004, p. 13), maar bovendien ontbreken er ‘vrouwelijke kwaliteiten’ aan dit lichaam, namelijk het potentieel om kinderen te baren. Het lekt waar het droog moet zijn, het is droog waar vocht wordt verwacht. Wat vast zou moeten zitten, zit los en andersom (Krog, 2006, p. 38). Krog beschrijft de abjecte (of beter gezegd door de maatschappij als abject beschouwde) processen van het ouder wordende vrouwelijke lichaam in een voor haar typische taal – cru, uitdagend en expliciet: ‘krijgshaftig sta je op en smijt je wapens / vlammend weg, grijpt de dood bij de strot. duwt / die rotgok van ’m in je korrelige kaalgeplukte poes’ (Krog, 2006, p. 24).
Ze speelt met klank, beelden en symbolen en is niet bang om scheldwoorden te gebruiken om haar wanhoop en woede over haar lichamelijke en maatschappelijk staat uit te druk-
De derde leeftijd in versvorm
ken, zoals bijvoorbeeld in het boven geciteerde Sonnet over opvliegers (Krog, 2006, p. 24). Woede is, volgens Van Vuuren, een ander terugkerend thema (of motivatie) in het oeuvre van Krog (Van Vuuren, 2009, p. 224) dat op meerdere plaatsen in de bundel naar voor komt. Op dinsdag 24 januari schrijft Krog in de Vier seizoensimpressies van de Tafelberg: ik ben een en al geweld. mijn voeten / schoppen tot alle gevoel eruit is, mijn / brein verblind. ik val mijn dood als een ploeg- / schaar in de rug, ik wil / hem godbetert kleinkrijgen zodat hij / mijn vonnis ongedaan maakt en / mij van de dood ontslaat. ik ben blind / van woede dat ik maar / eenmaal leef, dat ik in de ganse / eeuwigheid enkel nú leef; / dat ik nu pas begín te leven; dat ik / heel deze aardse / schoonheid slechts één keer met dít / lichaam be-leef, dat mijn / lichaam uitgerekend te gronde gaat (Krog, 2006, p. 166-8).
De menopauzale vrouw De moeite van het lyrische subject om haar eigen ervaring te rijmen met de wijze waarop het vrouwelijke lichaam gearticuleerd wordt in de historische, sociale en politieke context waarbinnen haar lichaam zich bevindt is typerend voor het werk van Krog in het algemeen (Viljoen, 2009, p. 201). Het meest komen deze complexe gevoelens voor in de Acht menopauzesonnetten (Krog, 2006, p. 1833) die door hun combinatie van ‘hoge’ vorm en ‘lage’ inhoud (zie God, de Dood, Krog, 2006, p. 32) tot de meest omstreden delen van de dichtbundel behoren. Hulpeloosheid wasemt uit het eerder genoemde Sonnet over opvliegers: ‘op je stoel besef je pas hoe een vrouw / op hete kolen zit terwijl de overgang / haar sappigheid verwoest. genoeg.’ (Krog, 2006, p. 24).
Krogs lyrische subject zit gevangen tussen haar behoefte om haar waarnemingen en ge-
voelens onder de woorden te brengen en de desinteresse en zelfs afschuw van de maatschappij tegenover haar. “the voice of the menopausal woman is feared and denied. She has been made invisible or encouraged to remain forever young...,” citeert Krog in het begin van het gedicht Leave me a lonely began Tamara Slayton, de stichtster van Menstrual Health Foundation (Krog, 2006, p. 34). De maatschappelijke onzichtbaarheid van vrouwen in de derde leeftijd is een ander belangrijk thematisch aspect van de bundel. Dat laat Krog duidelijk zien in Hormoontherapie, een ander gedicht van De acht menopauzesonetten: als ik mijn moeder over de menopauze ondervraag / kijkt ze me aan alsof ik het woord “internet” laat vallen / “hebt u nooit opvliegers gehad?” / “m’n kind, als ik zweette / dan dacht ik dat het door het werk kwam / en ging ik zwemmen of gewoon onder de douche” (Krog, 2006, p. 26).
De maatschappij en haar omgeving, zelfs in familieverband, is niet geïnteresseerd in de menopauzale vrouw, vindt haar abject en is niet op haar behoeften afgestemd. Het lyrische subject dat in de gedichten van Krog aan het woord komt, heeft klachten over haar eigen aftakelende lichaam, maar net zo goed over de maatschappij waardoor ze verafschuwd wordt en waarvoor ze onzichtbaar is geworden, ‘alsof ze er niet was’ (Krog, 2006, p. 34). Ze moet noodgedwongen afstand nemen van de maatschappij waarin ze geen functie noch plaats meer heeft, tenzij ze bereid is om te berusten in haar lot: Ze leest geen boeken / meer – die zeggen haar / niets. Ze luistert niet meer / naar muziek – die geeft / maar onrust en verlangen. Ze / kijkt geen televisie meer / – die spreekt van een / wereld waarin ze niet meer mee- / telt (...) (Krog, 2006, p. 102).
2013, nr. 2 ● Tijdschrift voor Genderstudies
73
Martina Vitackova
Oma Ze telt niet meer mee, voelt zich achtergelaten en ongewild. Het lyrische subject dat Krog in Verweerskrif creëert staat voor een moeilijke keuze: of neemt ze de rol van een ‘oma’ aan, of wordt ze onzichtbaar voor de samenleving, die geen andere rollen aanbiedt voor vrouwen in de derde leeftijd. In Statement van een oma beantwoordt het lyrische subject de vraag hoe het voelt om ‘oma’ te zijn als volgt: ‘(...) ik bedoel: wat / moet je zeggen? belangrijker is misschien / waarom zo’n vraag mij nu zo hels maakt / ben ik nu zo ijdel of schaam ik me ervoor / dat ik er zo vroeg bij was? ... (...)’ (Krog, 2006, p. 52).
Krog en haar lyrische subject contrasteren scherp met de oude (ouder wordende) vrouw in het meerderheidsdiscours – ‘“Oma” heeft zo’n poefklank, klinkt zo kneuterig / zo half teuterig, het mummelt zo seksloos, zo tandeloos’ (Krog, 2006, p. 52).
De auteur en de vrouw in de derde leeftijd die ze in Verweerskrif weergeeft zijn zelfs niet voorbereid en/of in staat om de beschikbare en algemeen aanvaarde rol, geschikt voor hun leeftijd, aan te nemen. Daarom zijn ze noodgedwongen om een nieuwe alternatieve woordenschat te scheppen die hun situatie zou kunnen beschrijven. Hoe zeg je dat? ‘Hoe kom je aan de woordenschat van de ouderdom?’
vraagt Krog zich af in het gedicht Hoe zeg je dat (Krog, 2006, p. 48) waarmee ze het achterliggende thema van de hele bundel expliceert. Deze zoektocht naar een woordenschat is typerend voor Krogs hele oeuvre, maar komt vooral in Verweerskrif markant naar voren. Krog waagt zich op een terrein waarover in het dominante discours traditioneel niet wordt gesproken en doet het enige moge74
Tijdschrift voor Genderstudies ● 2013, nr. 2
lijke – ze komt met een eigen woordenschat om deze, tot nu toe verzwegen, ervaringen te beschrijven. Ze beschrijft ze met neologismen, ongebruikelijke metaforen, enzovoort. Woordenschat in deze context betekent niet noodzakelijk nieuwe woorden, het gaat echter om een verrijking van het discours over ouder wordende vrouwen en hun lichamen, om het creëren van een discursieve ruimte voor beelden die tot nu toe getaboeïseerd en/ of verzwegen werden. Juist dankzij deze positie verkrijgt Krog opmerkelijk grotere vrijheid wat inhoud en vorm betreft: voor niemand hoef ik me nog druk te maken / aan niemand hoef ik nog verantwoording / af te leggen of vergeving te vragen / niemands uitzichtloze positie / hoef ik nog ter discussie stellen / in niemands leven hoef ik mij nog te verplaatsen. / de eerste voorboden van de dood / maken hun opwachting en het lichaam glijdt als zand / tussen de vingers door. de zintuigen op non-actief. / wild en wanhopig klamp je je aan het leven vast / en je isoleert je van anderen zodat je allengs / meer vertrouwd raakt met de introversie van de dood. (Krog, 2006, p. 30)
Haar verslag van de ervaringen van een ouder wordende vrouw wordt zeker niet beperkt tot de menopauze alleen. Verweerskrif bevat verschillende aspecten van de derde leeftijfd van een vrouw, psychisch en fysiek, maar ook een breed scala aan emoties, van woede en wanhoop tot geluk en berusting. Krogs verslag van haar persoonlijke ervaring met de derde leeftijd beperkt zich niet tot het lichaam en zijn veranderingen. Ze bespreekt ook de maatschappelijke aspecten ervan, zoals de boven genoemde ‘onzichtbaarheid’ of de ouderenzorg. Ze vermeldt financiële problemen van ouder wordende burgers en de praktische zorgen van toekomstige gepensioneerden. Ze staat stil bij relationele aspecten
De derde leeftijd in versvorm / liever heb dan de jonge harde opgefokte geilheid (Krog, 2006, p. 48)
Cover van Lijfkreet
van de derde leeftijd, haar rol als grootmoeder en haar verhouding met haar kinderen en kleinkinderen – in het gedicht Depressie beschrijft ze haar wanhoop over de depressie van haar zoon na zijn echtscheiding (Krog, 2006, p. 72) en in Liederen voor nieuw leven haar ervaring als grootmoeder (Krog, 2006, p. 68). In overeenkomst met haar thematische interesses beschrijft Krog ook het seksleven van haar lyrische subject – masturbatie in Los-vast (Krog, 2006, p. 38) of seks met haar levenspartner als het ‘niet meer om de voortplanting’ gaat in Hoe zeg je dat (Krog, 2006, p. 48-50). Het liefdes- en familieleven van het ouder wordende koppel staat centraal in de eerder genoemde Huwelijksliederen. Deze liefdesgedichten behoren tot de meeste aangrijpende in de bundel. ik weet werkelijk niet hoe ik je ouder wordende lijf moet weergeven / zonder de woorden “verlies” of “fataal”. ik heb geen idee / ik weet niet waarom het woord “rimpels” zo banaal klinkt / ik weet niet hoe ouder worden moet klinken in taal / (...) misschien wil ik / wel zeggen dat ik je dikke buik zo sexy vind / dat een erectie tegen de lichte glooiing / mij het water in de mond doet lopen / misschien wil ik / wel zeggen dat ik mij voor de eerste keer / kan overgeven aan je dijen vanwege hun weke / witheid, dat ik het zachte lubberen van je billen
Verweerskrif is een diep persoonlijke afrekening met de maatschappij die haar afwijst en tegelijk met het aftakelende lichaam dat ook tegen haar blijkt te spelen, met incontinentie (Krog, 2006, p. 32), beroertes (Krog, 2006, p. 76), knobbels in haar borsten (Krog, 2006, p. 138) enzovoort. De bundel is een ‘constant reminder of mortality,’ stelt Van Vuren vast (Van Vuuren, 2009, p. 227). ‘(...) sterfelijkheid ligt / als zweet op mijn bovenlip’,
geeft het lyrische subject toe op 18 juni in Vier seizoensimpressies van de Tafelberg (Krog, 2006, p. 138). Krog aanvaardt uiteindelijk echter wel haar ouder wordende en onvermijdelijk sterfelijke lichaam. De overheersende visie op de menopauze als een ziektebeeld en de negatieve beeldvorming van de menopauzale status ‘kunnen het zelfbeeld, het gevoel van vrouwelijkheid en uiterlijke aantrekkelijkheid aantasten’ (Galajdova, Depypere & Temmerman, 2011, p. 114). De schadelijke effecten zijn duidelijk van Krog en haar lyrische subject af te lezen. De bundel is haar manier om het proces van oud worden te verwerken en het pijnlijke bewustzijn van de grenzen van het menselijke lichaam en van de eindigheid ervan weer te geven. ‘het is waar dat het landschap zonder mij zal voortbestaan’,
begint het gedicht Het is waar (Krog, 2006, p. 16). het is waar dat ik in een etalage / drie soorten wegwerpluiers voor / bejaarden heb gezien, een onder- / steek, antischimmelspul, doorligzalf en / iets dat op aardappelschiller / leek het is waar dat ik oude mensen / steeds nauwkeuriger gadesla / hoe ze hun voeten neerzetten hun / haren kammen dat ik mijn ogen hon- / gerend laat rusten op
2013, nr. 2 ● Tijdschrift voor Genderstudies
75
Martina Vitackova rimpelloze jonge huid het / is waar dat ik voor een afgrond sta (ibid.)
In Vier seizoenimpressies van de Tafelberg, op zondag 22 juni, schrijft Krog verder: (...) ik wil terug / naar mijn vroegere lichaam / zonder lichaam ben ik / mezelf niet. Alleen via mijn lichaam kan / ik de aarde bewonen / mijn ziel is geheel en al mijn lichaam / mijn lichaam belichaamt / wat ik ben. (Krog, 2006, p. 142).
Op dezelfde dag concludeert ze:
‘ik ben een lichaam, dus ik ben’ (Krog, 2006, p. 144).
Hiermee spreekt ze niet alleen Descartes tegen, maar eigenlijk het hele hiërarchische systeem van (gegenderde) binaire opposities waarin de ene pool superieur wordt geacht aan de andere pool. Ze heeft geen lichaam, ze is een lichaam. Ze valt het systeem aan dat haar en haar lichaam weigert te aanvaarden, en deconstrueert het door middel van een contrataal – een woordenschat van een actieve vrouw in de derde leeftijd. De vrouwelijke derde leeftijd in Verweerskrif Antjie Krogs bundel Verweerskrif representeert de oud wordende vrouw in al haar complexiteit en in de volle meervoudigheid van de realiteit, de processen die in het lichaam gaande zijn, de gevoelens, emoties, maar ook de reacties van familie en de buitenwereld. Krog voegt met haar dichtbundel de ontbrekende woordenschat toe bij het discours van de derde leeftijd, ze klaagt de stereotype beeldvorming ervan aan en geeft het proces van ouder worden in al zijn verscheidenheid weer, inclusief de onprettige en tot nu toe verzwegen aspecten ervan. Ze bestrijdt het beeld van de apathische passieve bejaarde, ‘bebrild en beknot’ (Krog, 2006, p. 52),
en in plaats daarvan komt ze met een representatie van een ouder wordende vrouw die 76
Tijdschrift voor Genderstudies ● 2013, nr. 2
voor haar plaats in de maatschappij vecht en de toenemende onzichtbaarheid van haar positie bestrijdt. De bundel is zonder twijfel een ‘positive affirmation of female subjectivity’ (Braidotti, 1991, p. 238-9) en een belangrijke bijdrage tot het discours van de derde leeftijd, vooral wat het vrouwelijke lichaam betreft. In een interview met Michelle McGrane (2006) legt Krog verder uit: I deeply believe that poetry can say anything. It complexified and deepened my ability to love another human being; it opened me up to see injustice as if it was underlined in red, to be aware of community, of being young etc. I also need to grow old in poetry, to describe the sagging seams with affection, to find the words to love someone that I have lived with for thirty years – not as symbols or metaphors, but as blunt, untransformed body (Botha, 2012).
Het zijn juist de twee eerder genoemde aspecten van Krogs schrijfwerk, revolutionair taalgebruik en autobiografische elementen, die voor ongemak en tegelijk voor catharsis van de lezer zorgen. Allebei komen duidelijk aan bod in Verweerskrif, die in vele opzichten haar meest gedurfde bundel genoemd kan worden. Het is een pleidooi voor een nieuwe woordenschat van de derde leeftijd die het mogelijk maakt om deze, in het dominante discours tot nu toe verzwegen, ervaringen te benoemen en detaboeïseren. De bundel Verweerskrif van Antjie Krog laat ons zien dat er in hedendaagse poëzie werken van vrouwelijke auteurs verschijnen die het traditionele discours van de derde leeftijd deconstrueren en alternatieve discursieve voorbeelden aanbieden aan het lezerspubliek. De vrouw in de derde leeftijd, zoals weergegeven door Krog, is geen gezichts- en tandenloze oma, maar een volwaardig menselijk wezen – fysiek, emotioneel en seksueel. Een vrouw met een
De derde leeftijd in versvorm
gezicht en tanden die de maatschappij wakker kunnen schudden. Dit artikel werd mede mogelijk gemaakt met de steun van de grant academie van de Tsjechische Republiek, GAČR, projectnummer P406/12/0351. Literatuur Botha, M.E. (2011). Die outobiografiese kode in Antjie Krog se poëtiese oeuvre. (Doktoraal proefschrift, Nelson Mandela Metropolitaanse Universiteit, Port Elizabeth). Botha, M.E. (2012). ‚“ek het ʼn liggaam, daarom is ek”: Outobiografiese elemente in Antjie Krog se Verweerskrif. LitNet Akademies, 9. Retrieved from http://www.litnet.co.za/Article/ ek-het--liggaam-daarom-is-ek-outobiografieseelemente-in-antjie-krog-se-verweerskrif. Bousset, H. (2004). De geuren van het verwerpelijke. Essays. Amsterdam: Meulenhoff. Braidotti, R. (1991). Patterns of dissonance. A study of women’s contemporary philosophy. Cambridge: Polity Press. Bruggeman, D. & Smelik, A. (2011). De esthetiek en erotiek van ouderdom in de beeldcultuur ontrafeld. In A. Swinnen (red.) Seksualiteit van ouderen. Een multidisciplinaire benadering (pp. 267-290). Amsterdam: Amsterdam University Press. Cixous, H. (1976). The laugh of the Medusa. Signs 4. 875-893. Conley, V.A. (1992). Hélène Cixous. Toronto: University of Toronto Press. De Gier, V. (2006). Antjie Krog over de poëzie van ouder worden. Opzij, 34, Retrieved from http:// www.opzij.nl/WAD-Mediabank-pagina/AntjieKrog-over-de-poezie-van-ouder-worden.htm. Fenoulhet, J. (2007). Making the personal political. Dutch women writers 1919–1970. London: Legenda. Francken, E., Renders, L. (2005). Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Galajdova, L., Depypere, H. & Temmerman, M. (2011). Seksualiteit van vrouwen na de overgang of menopauze. In A. Swinnen (red.) Seksualiteit
van ouderen. Een multidisciplinaire benadering. (pp. 113-18). Amsterdam: Amsterdam University Press. Keltner, S. K. (2011). Kristeva. Thresholds. Cambridge: Polity Press. Kristeva, J. (1982). Powers of horror: an essay on abjection. New York: Columbia University Press. Kristeva, J. (1984). The revolution in poetic language. New York: Columbia University Press. Krog, A. (1970). Dogter van Jefta. Cape Town: Human en Rousseau. Krog, A. (1998). Country of my skull: guilt, sorrow, and the limits of forgiveness in the new South Africa. New York: Broadway. Krog, A. (2000). De kleur van je hart. Amsterdam: NOVIB en Mets en Schilt. Krog, A. (2006). Lijfkreet. Amsterdam: Podium. Nel, A. (2008). ‘Liggaam, teks en parateks in Antjie Krog se Verweerskrif‘. LitNet Akademies, 5. Retrieved from http://www.argief.litnet. co.za/cgi-bin/giga.cgi?cmd=cause_dir_news_ item&cause_id=1270&news_id=57024. Retief, P. (2005). Die konstruksie van die vroulike subjek in die oeuvres van enkele Afrikaanse vrouedigters sedert 1970. (Doktoraal proefschrift, Universiteit van Stellenbosch). Retrieved from scholar.sun.ac.za/bitstream/ handle/10019.1/1282/Retief,%20P.pdf Swinnen, A. (red.) (2011). Seksualiteit van ouderen. Een multidisciplinaire benadering. Amsterdam: Amsterdam University Press. Van Vuuren, H. (2009). Antjie Krog: towards a syncretic identity. Currect Writing, 21, 218-237. Viljoen, L. (2007). Antjie Krog en haar literêre moeders: die werking van ’n vroulike tradisie in die Afrikaanse poësie. Tydskrif vir letterkunde, 44, 5- 28. Viljoen, L. (2009). Ons ongehoorde soort. Beskouings oor die werk van Antjie Krog. Stellenbosch: Sun Press.
2013, nr. 2 ● Tijdschrift voor Genderstudies
77