De Conventjuwelen 170 jaar Paters in Halle Catalogus van de tentoonstelling in de Oude Post in Halle 6 juli tot 8 september 2013 Peter François Halle, Zuidwestbrabants Museum, 2013
De Conventjuwelen. 170 jaar Paters in Halle Catalogus van de tentoonstelling in de Oude Post in Halle, 6 juli tot 8 september 2013. door Peter François Halle, Zuidwestbrabants Museum, 2013. Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de auteur. Tekstgedeelten mogen worden overgenomen mits de bron duidelijk wordt vermeld in voetnoot en in de bibliografie. D/2013/10.259/2 Afbeelding kaft: kloostertuin paters minderbroeders conventuelen © Boudewijn De Smet, 2012
4
Inleiding Het moet een jaar of vijfentwintig geleden zijn dat ik voor het eerst een misviering bijwoonde in de Paterskerk. Als kind verkeek ik mij op de vele marmeren platen waarmee de kerk bezaaid is. In die tijd organiseerde het Onze‐Lieve‐Vrouwecollege elk jaar een speciale kerstviering in de paterskerk. Ik weet nog dat ik in 1990 zelf meespeelde als eerste helft van de ezel die Maria moest rondrijden... Ik volgde in die tijd ook muziekles in de grote zaal van het klooster. Jaren later speelde ik met de harmonie van Halle een liefdadigheids‐ concert in de kerk. Meestal speelde ik ook mee tijdens de mis die de vereniging jaarlijks bij de paters opdroeg aan de levende en overleden leden. In de jaren 2000 ging ik er regelmatig luisteren naar het Sint‐ Gregoriuskoor, T’Andernaken en andere ensembles. Pater Pax kende ik al van toen ik heel jong was, door de Paxmobiel, zijn optredens als Sinterklaas, zijn exploten op de schaatspiste en zijn betrokkenheid bij andere sociaal‐culturele activiteiten. Vieringen van kloosterjubilea van Pater Pax en Pater Mark waren steevast goed voor een speciale viering, gevolgd door een hapje en een drankje in de grote zaal. En zo zal elke Hallenaar wel zijn of haar persoonlijke herinne‐ ringen hebben aan de paterskerk, het klooster en zijn bewoners. Het geeft aan hoe open de paters stonden voor culturele, educatieve en sociale initiatieven. De expo ‘170 jaar paters in Halle’ werpt een blik op die brede actieradius. Het tentoongestelde materiaal komt haast uitsluitend van de paters, gedeeltelijk als gift, gedeeltelijk als bruik‐ leen. Het Zuidwestbrabants Museum heeft overigens al lange tijd een band met het klooster. In 1987 al schonk pater Pax enkele oude ge‐ bruiksvoorwerpen en affiches en ook meer recent, in 2006, bezorgde hij materiaal. In 1992 organiseerde ons museum een tentoonstelling in de grote zaal van het klooster over 150 jaar Koorkring Roland de Lattre. Gaston Renson, toenmalig voorzitter van het museum, had goede contacten met pater Mark Brusselaers, naar aanleiding van hun beider publicaties, respectievelijk over Roland de Lattre en het Sint‐Gregoriuskoor, en over 150 jaar minderbroeders conventuelen in Halle. Het museum heeft stof geleverd voor beide boeken. De rechtstreekse aanleiding voor deze tentoonstelling is de recente sluiting van het klooster. In februari 2013 is er immers een einde gekomen aan 170 jaar aanwezigheid van de paters minderbroeders
Zicht vanuit de kloostertuin. Tekening Gerard Straus, ca. 1960
5
conventuelen in Halle. Pater Dominique had als Generale Afgevaar‐ digde voor België de ondankbare taak om de sluiting van het kloos‐ ter in Halle te regelen. Vanaf juni 2012 verbleef hij daarom als enige pater in het immense kloostergebouw. De twee paters die al lange tijd in Halle woonden, hadden het klooster al verlaten: pater Bart was naar het klooster in Brussel gegaan en pater Mark had zijn intrek genomen in het Rust‐ en verzorgingstehuis Sint‐Augustinus in Halle. Dat de Generale Delegatie van de minderbroeders conventue‐ len wordt opgeheven, betekent overigens niet dat de Orde ook in het geheel achteruit gaat. De minderbroeders conventuelen tellen wereldwijd ruim 4.300 leden. Er is nog steeds een sterke aangroei in Azië, Afrika en Latijns‐Amerika. Aan het algemeen kapittel in het Sacro Convento in Assisi – het spiritueel centrum van de Orde – op 26 januari 2013 namen 99 afgevaardigden van 65 landen uit alle continenten deel. In november 2012 schreef ik na een bezoek aan het klooster mijn impressies neer over de sluitingswerkzaamheden: Beelden op de kloosterzolder (foto Boudewijn De Smet, 2012)
6
Nu bijna alle meubilair vanuit alle vertrekken bijeengebracht is op het gelijkvloers, valt het op hoe sober de paters geleefd hebben. De grote zaal heeft nu nog het meest weg van een grote Kringloop‐ winkel: kasten, bureaus, tafels en stoelen staan er kriskras door elkaar, sommige drie hoog gestapeld. Vooral meubels van vrij recente datum, zonder waarde. De meeste zullen een ‘sociale’ bestemming krijgen. In het hele klooster haast geen antieke meubelen, slechts en‐ kele waardevolle schilderijen, bijna geen andere kunstvoorwerpen. De kloosterbibliotheek oogt indrukwekkend: rekken van 3,5 meter hoog, van de vloer tot het plafond gevuld met tijdschriften en boeken. Daartussenin nog een twintigtal metalen rekken, waar de boeken bijeengebracht zijn die zich nog in de individuele kamers van de paters bevonden. Alles bij elkaar zo’n 30.000 volumes, zonder duide‐ lijk klassement en zonder inventaris. Net zoals bij de meubels gaat het ook bij de boeken uitsluitend om ‘gebruiksvoorwerpen’: niets waardevols om mee te pronken, maar wel van dagelijks nut: missalen, brevieren, bundels met sermoenen, reisgidsen voor Rome en Assisi, religieuze tijdschriften en boeken. Daarnaast ook boeken over kunst en literatuur en zelfs romans van Hendrik Conscience of het verzameld werk van Sir Walter Scott. Vele planken zijn gevuld met grammatica’s in allerlei talen en ander educatief materiaal, dat dateert uit de tijd dat de paters nog onder‐ wijs verschaften. Een apart deurtje gaf toegang tot het verboden gedeelte van de bibliotheek; daar waren ooit de boeken te vinden die op de ‘Index’ stonden – enkel de gardiaan had de sleutel.
De paters hadden ook interesse voor de plaatselijke geschiedenis, getuige daarvan enkele uitgaven van de ‘Geschiedenis der Stad Halle’ van Everaert en Boucherij en recentere heemkundige publicaties.
Een honderdtal volumes uit de bibliotheek zijn verhuisd naar het Zuidwestbrabants Museum, enkele honderden zijn naar het klooster van de minderbroeders conventuelen in Fribourg gegaan. Duizend boekdelen zijn overgebracht naar de bibliotheek van de Pauselijke Faculteit “San Bonaventura” van de minderbroeders conventuelen in Rome. De rest is overgenomen door de KULeuven, die op haar beurt zal herbestemmen wat al in de collectie aanwezig is. Ook de beelden en schilderijen hebben een nieuwe bestemming gekregen. Het religi‐ eus textiel werd overgedragen aan Museum De Mindere in Sint‐Trui‐ den. Een deel van het archief‐ en iconografisch materiaal bevindt zich tijdelijk in ons museum voor ordening en onderzoek. Het Museum heeft ook bijkomend materiaal gecreëerd: Boudewijn De Smet heeft in het najaar van 2012 de gebouwen zowel van binnen als van buiten fotografisch in kaart gebracht. Een ruime selectie van die foto’s is op de expo te zien. Ik bedank pater Dominique en zijn medebroeders voor de hartelijke en fijne samenwerking in de aanloop naar de tentoonstelling en het vertrouwen in onze werking. Mijn dank gaat ook uit naar de Provincie Vlaams‐Brabant, voor de gulle steun aan ons project rond ‘170 jaar paters in Halle’, naar de Stad Halle voor de ondersteuning van onze werking en naar Toerisme Halle voor de medeorganisatie van de expo, die kadert in de jaarlijkse zomertentoonstelling van Toerisme Halle. Museum De Mindere en Maria Springael zorgden voor de gewaden op de expo. Boudewijn De Smet bracht de gebouwen van de paters in beeld en zorgde voor het inkaderen van de vele foto’s en tekeningen. Axel Jacobs ontwierp het promotie‐ materiaal en hielp bij het multimediale aspect. Ik bedank tot slot mijn prachtmedewerkers Ann De Smet en Dirk Pasteleurs, de vrijwilligers Anne, Annie, Arlette, Frea, Inge, Luc, Nicole, René en Ria, de bestuursleden en alle andere personen die hebben bijgedragen tot het welslagen van dit initiatief. Peter François Conservator
De kloosterbibliotheek (foto Boudewijn De Smet, 2012)
7
Enkele data…
8
1621
Aankomst Jezuïeten in Halle
1627
Aankomst recollecten in Halle
1638
Start bouw klooster in de Volpestraat
1644
Start bouw kerk
1796
Vertrek recollecten uit Halle
1834
De Stad Halle verwerft de kerk in de Volpestraat en vier huizen in de Nieuwstraat en Volpestraat
1842
20 september: overeenkomst minderbroeders conventuelen met de stad en de kerkfabriek voor de overdracht van de gebouwen van de recollecten 1 december: eerste misviering
1843
25 maart: eerste mis opgeluisterd door het latere Sint‐ Gregoriuskoor
1843
Oprichting afdeling franciscaanse derde orde
1854
Stichting vanuit Halle van klooster in Urmond
1862
Start broederschap Sint‐Antonius
1862
Oprichting klooster in Brussel
1868
13‐14 januari: klooster en kerk geteisterd door brand
1868‐1869
Restauratie gebouwen en bouw derde beuk in kerk
1872
Stichting klooster in Leuven (Tiensestraat) en oprichting nieuw ‘commissariaat’ (Halle, Urmond, Brussel, Leuven), onafhankelijk van Würzburg
1889
Oprichting aparte mannenafdeling derde orde
1892
Stichting tweede klooster in Leuven (Brusselsestraat)
1892
19 maart: de kloosters in België en Nederland vormen samen de Sint‐Hubertusprovincie
1902‐1906
Verbouwingen klooster Halle door architect J. Pauwels
1906‐1913
Verbouwing kerk
1909
Stichting klooster in Denemarken vanuit België
1915
Stichting klooster Hoensbroek‐Mariarade
1928
Start tijdschrift De Sint‐Antoniusklok (tot 2000)
1934
Start Kloostercollege Maria Onbevlekt
1937
Stichting missie in Indonesië
1951
11 en 13 juni: Triduum ter ere van Sint‐Antonius met Mgr. Cuvelier
1954
Splitsing in een Belgische en Nederlandse provincie. Provincialaat België vanaf nu in Brussel gevestigd.
1955
31 juli‐15 augustus: eerste Franciscaanse Missietentoonstelling in Halle
1959
Eerste ‘Fieste van de Lange Stieweg’
1962
100 jaar Sint‐Antoniusbroederschap en bouw Sint‐ Antoniuskapel
1963
Missie‐Kunst Expo‐Indonesië in Halle
1964
Herinrichting kerk
1966
11 september: eerste tienermis, opgeluisterd door The Criminals
1966
Start Pax‐Kelder
1990
Kerk en klooster krijgen 2.500 bezoekers tijdens de Open Monumentendag
1992‐1993 Viering 150 jaar aanwezigheid in Halle 2001
Opheffing Belgische provincie en oprichting Generale Delegatie van België
2012
Opheffing van de Generale Delegatie van België
2013
9 februari: vertrek laatste pater uit het klooster in Halle
Wie meer wil weten over de geschiedenis van de paters in Halle: Mark Brusselaers. 150 jaar Minderbroeders Konventuelen te Halle (Halle, 1993). Deze publicatie ligt ter inzage op de expo. 9
Tabernakel, 19e eeuw (zie p. 37) (foto Steven Teurlings)
10
1. Klooster en kerk
De paters minderbroeders conventuelen kregen bij hun aankomst in Halle in 1842 het voormalige klooster en de vroegere kerk van de recollecten toegewezen, die de gebouwen in 1796 hadden verlaten. Op 1 december 1842 droegen ze hun eerste mis op. Tot 1850 was het behelpen met een gebouw in de Volpestraat, in afwachtig van de verbouwing van de bouwvallige kloostergebouwen in de tuin. In 1852 startte in een deel van het klooster een college en een noviciaat, maar dat stopte al in 1860. Vanaf dan werd een deel van de lokalen gebruikt voor de Gemeenteschool. In de nacht van 13 op 14 januari 1868 werden kerk en klooster geteisterd door een zware brand. Het dak, het torentje en de klokketoren gingen in de vlammen op. Tijdens de herstellingen werd een derde beuk toegevoegd aan de kerk, waarin onder meer een Lourdesgrot gebouwd werd. Rond de eeuwwisseling was de staat van de gebouwen echter opnieuw sterk achteruit gegaan. In 1902‐1906 werd het klooster daarom volledig herbouwd, naar plannen van architect J. Pauwels. Diezelfde architect zorgde ook voor de vernieuwing van de kerk. De grote toren werd versterkt, het kruis en de haan vernieuwd, het dak van de kerk werd tot kruisdak omgebouwd, de zijbeuken kregen een alleenstaand dak. De buitenmuur aan de Volpestraat kreeg een hardstenen gevel, zodat die één geheel vormde met de buitengevel van het nieuwe klooster. Hiervoor werden enkele huisjes afgebroken die tegen de kerk aanleunden. De kerk zelf kreeg een nieuwe vloer, communiebank en preekstoel en nieuwe altaren en biechtstoelen. De honderden ex‐ voto’s werden in de vorm van marmeren platen op de pilaren en de muren aangebracht. Ook het priesterkoor werd aangepakt: het schilderij van Cornelis De Vos kreeg een nieuwe plaats boven de hoofdingang van de kerk en in de plaats kwam een grote dubbele baldakijn. Georges Brasseur (1880‐1950) schilderde in 1913 taferelen in het volledige koor met voorstellingen uit het leven van Jezus en enkele heiligen en portretten van twaalf franciscaanse figuren.
Zicht op de kerk voor de verbouwing, ca. 1905
11
Zicht op het priesterkoor met de schilderingen van Georges Brasseur (foto Gérard Teurlings, ca. 1951‐53)
12
In 1934 werd beslist dat het Halse klooster voortaan ook een College moest huisvesten. Een kloostervleugel werd daarom omgevormd tot lesruimtes en slaapgelegenheid. In 1962 werd de bergruimte links van het koor uitgebroken, om samen met het portaal van de zij‐ingang een Sint‐Antoniuskapel te vormen. De muren in het hoogkoor werden doorbroken, zodat de nieuwe kapel één geheel kon uitmaken met de kerk. Twee jaar later onderging de rest van de kerk een metamorfose, wellicht onder impuls van het Tweede Vaticaans Concilie, dat voor meer soberheid pleitte: de grote beelden, het baldakijn en de schilderingen verdwe‐ nen en de muren werden wit geschilderd. In het priesterkoor kwam een koperen kruisbeeld, een ontwerp van Fil Severs. Te zien op de expo:
Restant van de klok na de brand van 1868 Foto van het klooster na de brand van 1868 Zicht op het hoofdaltaar, foto ca. 1900 Paterskerk voor de verbouwing van 1906‐1913, ansichtkaart, ca. 1900 Paterskerk voor de verbouwing van 1906‐1913, bord met tekening Gerard Straus, ca. 1985 Ontwerp nieuwe gevel kerk en klooster door J. Pauwels, ca. 1906. Ontwerp nieuwe voorgevel kerk door J. Pauwels, ca. 1906 Ontwerp door Georges Brasseur voor de beschildering van het priesterkoor, uitgevoerd in 1913 Binnenzicht kerk, olie op doek door Gerard Straus, ca. 1952 Fotoreportage kerk en klooster door Gérard Teurlings (1901‐ 1983), ca. 1951‐1953 Fotoreportage kerk en klooster door Boudewijn De Smet (°1943), november 2012
13
2. SintAntonius
Sint‐Antonius, tekening Gerard Straus, ca. 1960
14
Antonius van Padua (1195‐1231) sloot zich in 1220 aan bij de orde van de minderbroeders. Hij is de patroonheilige van de verloren voorwerpen, vrouwen en kinderen, armen, bakkers, mijnwerkers, het huwelijk, reizigers en verliefden en patroon tegen schipbreuk, de pest en koorts. Tot op vandaag is hij een belangrijke heilige, zeker bij de franciscaanse familie. In vele van hun kerken en kloosters is een kapel aan Sint‐Antonius gewijd en bestaat er ook een broederschap rond zijn persoon. De broederschap van Sint‐Antonius in de Halse paterskerk zag het licht op 30 juni 1862. In een van de publicaties werd het doel als volgt geformuleerd: “Het doel van de Broederschap van St. Antonius is St. Antonius te vereren, ten einde door zijn tussenkomst bescherming en hulp te bekomen in alle geestelijke en tijdelijke noodwendig‐ heden”. Een van de activiteiten bestond uit het ronddelen van brood aan de minderbedeelden, het zogenaamde ‘Sint‐Antoniusbrood’. Ter voorbereiding van zijn naamdag 13 juni werden de novenen van Sint‐Antonius gebeden. Wie dankzij hem gunsten had bekomen, bekostigde een ex‐voto in de Paterskerk. In 1912 werd de tekst van de meeste van die ex‐voto’s overgebracht op marmeren platen, met letters ontworpen door pater Pacificus Van Aubel. Een belangrijk propagandamiddel voor de broederschap vormde het tijdschrift ‘De Sint‐Antoniusklok’. Het eerste nummer verscheen in 1928 en er zouden 70 jaargangen volgen, tot 2000. Vanaf november 1934 was de redactie en de administratie gevestigd in Halle. In de jaren 1960 zorgde Fil Severs, de latere directeur van de Halse Kunstacademie, voor de illustraties van het tijdschrift, onder meer voor de afbeeldingen bij het vervolgverhaal ‘Isidoor’ van Aster Berkhof. Ook Gerard Straus, een andere Halse kunstenaar, tekende voor de broederschap. Tot 1962 prijkte het beeld van Sint‐Antonius rechts vooraan in de kerk, omringd door kaarsen en bloemen. In datzelfde jaar kreeg de heilige een aparte kapel, naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Halse broederschap. In 1993 telde de broederschap 3.482 leden. Nu de kerk sinds 1 januari 2013 niet meer toegankelijk is, komt er een voorlopig einde aan de Sint‐Antoniusverering.
Te zien op de expo: Brochure Confrérie de Saint Antoine de Padoue érigée dans l’Eglise de Saint Bernardin de Hal des Frères Mineurs Conventuels (Brussel, 1863) Brochure Oefening der negen dinsdagen ter eere van de grooten mirakeldoener den H. Antonius van Padua (Halle, 1894) Uitgavenboek Broederschap 1895‐1936 Collectebus voor Sint‐Antonius Beeldje Sint‐Antonius Briefje Brood van den H. Antonius, ca. 1910 Brief voor verlenging lidmaatschap, ca. 1930 Uitnodiging Plechtig Octaaf ter eere van den H. Antonius van Padua Gebeden en Gezangen St‐Antonius Broederschap (Halle, 1961) Affiche Noveen van voorbereiding op het feest van O.L.Vrouw van Lourdes, 1958 Foto Sint‐Antoniusaltaar, ca. 1950? Foto Sint‐Antoniuskapel, door Gérard Teurlings, 1962 Prentje inhuldiging Sint‐Antoniuskapel, 15 april 1962 Foldertje Noveen der 9 dinsdagen Sint‐Antonius, tekening Gerard Straus, ca. 1960 Kaartje Sint‐Antonius, ca. 1960, tekening Gerard Straus Foldertje Broederschap, 1972, met illustratie door Fil Severs Sint‐Antoniusklok, jg. 28 nr. 7, maart 1958 Tijdschrift Ridderschap der Onbevlekte, jg. 3 nr. 1 van september 1961, met verstripte levensbeschrijving van Maximiliaan Kolbe, scenario van pater Patrick Cox en tekeningen van Gerard Straus Sint‐Antoniusklok, jg. 33 nr. 3 van november 1962, kaftontwerp Fil Severs (bruikleen Fil Severs) Sint‐Antoniusklok, jg. 33 nr. 1 van september 1962 met illustraties van Fil Severs Kaartje Eerste Lente‐Jeugdontmoeting ten voordele van de Sint‐ Antoniusklok, 1966 Briefjes van pater Pax aan Pater Provinciaal in verband met de aankoop van een nieuwe auto voor de Sint‐Antoniusklok, 1966 15
3. SintFranciscus
Kort‐Berigt van het Aerts‐Broederschap, genoemd het Koortje van den H. Franciscus (Halle, 1855)
16
Franciscus van Assisi (1181/82‐1226) was geen geestelijke, maar wist vrij snel een groep getrouwen rond zich te scharen die leefden volgens het evangelie. In 1209 kreeg hij de pauselijke toestemming om een nieuwe orde te stichten, de ‘mindere broeders’. Naast die ‘eerste orde’ kwam er een ‘tweede orde’, de vrouwelijke tak van de Franciscanen, gesticht door de heilige Clara van Assisi. Later stichtte Franciscus nog een derde orde. Die bestaat nu grotendeels uit leken, momenteel bekend als de Orde van Franciscaanse Seculieren (O.F.S.), voordien als Franciscaanse Leken Orde (F.L.O.). De boodschap van eenvoud en liefde voor medeschepselen, hoe nederig ook, spreekt sinds Franciscus’ eigen dagen veel gelovige katholieken aan. Daarom is Franciscus een populaire heilige gebleven. In Halle kwam er al in 1843 een afdeling van de derde orde met Joanna Cornelia Carels als eerste prefecte of ‘moeder’. In 1889 werd een aparte mannenafdeling opgericht. Gedurende enige tijd was er in de paterskerk ook een afdeling van de ‘Aerts‐broederschap van het Serafijnse Koord’, in 1585 door paus Sixtus V opgericht als een soort ‘derde orde voor de kleine man’. De derde orde had flink wat aanhang in Halle en omgeving. Zo telde de vrouwenafdeling in 1938 bijvoorbeeld 160 leden en zijn er in de periode 1843‐1951 1043 vrouwen aangesloten geweest. In 1953 werd de nieuwe vlag ingehuldigd, een ontwerp van Jef Colruyt en Fil Vanhoof, twee Halse kunstenaars die zelf ook lid waren. Colruyt schilderde in 1976 ook een Sint‐Franciscus, die via kaarten ruim verspreid geraakte. Vanaf 1953 was De Serafijnse Heraut het contact‐ blad. In 1963 kwam Het Serafijns Herautje in de plaats, met enkel mededelingen voor de derdeordelingen van de Conventuelen. In 2003 werd de 160ste verjaardag van de Halse afdeling gevierd met een concert en de uitgave van de ‘Lofzang van de Schepselen. Zonnelied van Franciscus van Assisi’ in een bewerking van Stijn Hanssens, toenmalig organist van de paterskerk. Anno 2013 komt de Halse afdeling nog steeds maandelijks bijeen, sinds het vertrek van de paters niet meer in het klooster zelf, maar ten huize van Louise De Greef, sinds 1984 minister – de nieuwe term voor ‘moeder’ – van de afdeling.
Te zien op de expo: Sint‐Franciscus, olie op doek van Jef Colruyt, 1976 Beeld Sint‐Franciscus, plaaster, 20e eeuw Brochure Kort‐Berigt van het Aerts‐Broederschap, genoemd het Koortje van den H. Franciscus (Halle, 1855) Handboekje der Franciscaansche Derde‐Orde (Halle, 1933) Foldertje Les voor de Novicen van het Derde‐Orde van den H. Vader Franciscus (Halle) Groepsfoto vrouwenafdeling Derde Orde in de feestzaal van het klooster, 1948 Verslagboek 1949‐1955 Vrouwen Derde Orde Uitnodigingsbrief Franciscaanse Kermis 1951 Foto vlag Derde‐Orde Briefje met de resultaten van de stemming voor het nieuwe bestuur van de Derde Orde, met onder meer Jef Colruyt, 1957 Blanco intredebewijs Derde Orde, 1985 Brochure Lofzang van de schepselen, 2003
Sint‐Franciscus door Jef Colruyt, 1976
17
4. Bij de paters op school
Vanaf het begin waren de Halse paters op pedagogisch vlak actief, met lager onderwijs. In 1852 startte een middelbare school in de pas afgewerkte gebouwen. Vanaf 1855 werd het een internaat, het ‘Pensionat St. Joseph’. Een folder prees het internaat aan als volgt: “Cet Etablissement situé à proximité de la Station du Chemin de fer de Bruxelles à Braine‐le‐Comte, offre tous les avantages désirables pour les communications. La salubrité de l’air, les belles promena‐ des, une vaste cour attenante à un beau jardin, lieux de récréation pour les Elèves, rendent de séjour, à la fois, sain et agréable.” De instelling was geen lang leven beschoren; het internaat stopte in 1860. De lokalen werden vervolgens enkele jaren gebruikt door de lagere gemeenteschool van Jean‐Baptiste Vanden Broeck, tot de opening van de gemeenteschool op het huidige Oudstrijdersplein, gebouwd op gronden van de paters.
De gebouwen van de paters volgens de folder van ca. 1855.
18
In september 1934 startte het Kloostercollege Maria Onbevlekt in een vleugel van het klooster. Een promotiefolder formuleerde de doelstelling als volgt: “In ons kloostercollege vinden jongens van elken stand het gepaste midden om onder bekwame leiding van priesters‐kloosterlingen hun levensideaal te ontwikkelen en hunne roeping te voltooien. Een degelijke en flinke opvoeding op diep‐ godsdienstigen grondslag leert hun het inzicht in de werkelijkheid van het priesterschap en maakt hen bekwaam om straks vrijwillig het kloosterleven of dat van missionaris te verkiezen.” De paters gaven zelf les in het College. Directeurs waren achtereenvolgens de paters Bernard De Wit, Victorinus van den Berg en Ferdinand Geelen. Het College sloot in december 1941 omwille van de oorlogs‐ omstandigheden en opende opnieuw in 1946. Drie jaar later sloot het definitief de deuren; er werd geopteerd voor één College binnen de Belgisch‐Nederlandse Provincie, in Wijnandsrade. Na de splitsing van de Belgisch‐Nederlandse Provincie richtten de paters op Belgisch grondgebied te Landen het Sint‐Gertrudisinstituut en bijhorend Sint‐Ludovicusklooster op. De paters gaven er zelf ook les. Te zien op de expo: Promotiefolder Pensionnat St. Joseph, ca. 1855 Briefhoofd Pensionnat St. Joseph, ca. 1855 Diverse leerboeken, woordenboeken en grammatica's uit de bibliotheek van de paters, gebruikt bij de diverse onderwijsactivi‐ teiten, 1850‐1945 Folder Kloostercollege Maria Onbevlekt, 1949, tekeningen Gerard Straus Diverse documenten Kloostercollege Maria Onbevlekt, 1934‐1949 Foto Franciscaans jongerenkoor met pater Dismas, 1948 Brief aan de Franciscaanse Jeugd, 1956 Briefkaart voor melding afwezigheid Diverse foto's van leerlingen, zangers en misdienaars, ca. 1930‐ ca. 1960 Foto Pater Fidelis docerend in Ukkel, 1959?
Folder Kloostercollege, ontwerp Gerard Straus, 1949
19
5. Van SintGregorius tot Paul Severs
Op 25 maart 1843, amper enkele maanden na de aankomst van de minderbroeders conventuelen in Halle, weerklonk er in de paters‐ kerk een Mis van Tobias Haslinger. De uitvoering was in handen van een aantal zangers van het koor Roland de Lattre, dat zelf pas in 1842 was opgericht. De zangers kregen versterking van niet‐koorle‐ den en luisterden voortaan de misvieringen op. Vanaf 1872 deden ze dat onder de naam van de Sint‐Gregoriuskring. De paters hebben steeds een sterke band behouden met ‘hun’ koor. De gardiaan was meestal erevoorzitter. Onder meer pater Pacificus Van Aubel was erg betrokken bij de vereniging. In 1932 werd het koor Koninklijk. De verwevenheid met het koor Roland de Lattre is altijd groot gebleven, tot laatstgenoemd koor in de jaren 1970 ophield en de overige zangers opgingen in het Sint‐Gregoriuskoor. In de loop der jaren telde het koor heel wat markante figuren, die ook in andere vereni‐ gingen actief waren, zoals Arthur Agneessens (‘Langen Tuur’), Maurice Merckx (‘Den Dries’), Maurice Deneulin, Jean Vanvolsem, Max Maillard, Léon Debrouwer, François Vanbossuyt, Jos Lerinckx, Michel Lerinckx, Georges Deromagnoli, Roger Vanbellingen en vele anderen. Sinds januari 2013 repeteert het Sint‐Gregoriuskoor buiten het klooster, in het Onze‐Lieve‐Vrouwecentrum.
Leden van het Sint‐Gregoriuskoor in 1932, in de kloostertuin. Centraal op de eerste rij: pater Pacificus Van Aubel en voorzitter François Van Bossuyt.
20
Behalve het Sint‐Gregoriuskoor bestond er vanaf 1948 tot het einde van de jaren 1960 ook een Franciscaans Jongenskoor. Het werd geleid door pater Dismas en later door paters Patrick Cox, Bart Wessels en Pax. Regelmatig waren ook andere koren en orkesten te gast in de paterskerk, zoals de Koninklijke Harmonie Sinte‐Cecilia Halle, de Koninklijke Sint‐Martinusfanfare, het Ensemble Kreato, het Mariakoor en het vocaal ensemble T’Andernaken. Een orgel is er uiteraard ook altijd geweest. Het eerste orgel kwam van Pieter‐Hubertus Anneessens uit Ninove. Het werd op 8 decem‐ ber 1845 ingehuldigd en het koor Roland de Lattre had het mee gefinancierd. Rond 1900 werd een nieuw orgel geïnstalleerd. In 1986 kochten de paters een Johannesorgel. In al die jaren zijn er heel wat organisten de revue gepasseerd. Vaak begeleidden zij ook het Sint‐ Gregoriuskoor. Vóór 1906 was er onder meer Louis De Koster en nadien zijn zoon Charles De Koster. Charles werd directeur van de Halse muziekschool en dirigent van Roland de Lattre en de Cercle Servais. Hij had een goede band met de paterskerk, waar hij onder meer van 1907 tot 1919 de vieringen van de Sint‐Antonius‐broeder‐ schap opluisterde. Rond 1919 componeerde Charles De Koster een Missa in honorem Sti Antonii de Padua, die hij opdroeg aan pater Jozef Uitterhoeve. In 1983 en 1993 werd het werk in de paterskerk uitgevoerd met een orkestbegeleiding van Leopold Sluys, die ook enkele jaren organist was. In 1934 leverde Charles De Koster een Ave Maria voor de zangwedstrijd ter gelegenheid van de inhuldiging van het vaandel van het Sint‐Gregoriuskoor. Latere organisten waren onder meer Robert Randabel, Edouard Thibaut en Stijn Hanssens. Die laatste componeerde in 2003 een Missa Hallensis naar aanleiding van de 160e verjaardag van het Sint‐Gregoriuskoor. In 1965 zochten enkele jongens van het Onze‐Lieve‐Vrouwecollege een repetitielokaal. Pater Pax stelde een lokaal in de kelder van het klooster ter beschikking. Zij luisterden op 11 september 1966 ook een eerste ‘Tienermis’ op in de paterskerk, een vernieuwend initia‐ tief dat de nationale pers haalde. Het groepje ‘The Criminals’ kreeg al snel bijval en even later begon een van de zangers, Paul Severs, ook solo op te treden. Pater Pax was de eerste manager van de groep en zorgde voor de eerste optredens en platencontracten. Op 25 juni 2013 vierde Paul Severs zijn vijfenzestigste verjaardag en vijftig‐ jarige zangcarrière.
Charles De Koster, Missa in honorem Sti Antonii de Padua (Parijs, ca. 1919)
21
Te zien op de expo: Foto Sint‐Gregoriuskoor, 1932 Toespraak Pater Pacificus Van Aubel bij het 25‐jarig lidmaatschap van François Vanbossuyt van het Sint‐Gregoriuskoor. Partituur Charles De Koster, Missa in honorem Sti Antonii de Padua (Paris, Procure générale de musique religieuse, ca. 1919) Foto uitvoerders Missa in honorem Sti Antonii de Padua van Charles De Koster in de paterskerk op 3 december 1983: Sint‐ Gregoriuskoor, Roland de Lattre, Mariakoor, het Halse Snaren‐ ensemble en enkele muzikanten van de Harmonie en de Fanfare. Officieel Programma van de feesten ter gelegenheid der inhuldi‐ ging van het vaandel met Geschiedenisschets van het Koninklijk Zangkoor “Sint‐Gregorius”, 1934. Programmaboekje viering 145 jaar Sint‐Gregoriuskoor, 20 oktober 1989 Foto Sint‐Gregoriuskoor, 1993 Partituur Stijn Hanssens, Missa Hallensis (Halle, 2003) Overeenkomst met Pieter‐Hubertus Agneessens en het koor Roland de Lattre in verband met de aankoop van een orgel, 1845 Kennisgeving herdenkingsmis voor de Halse cellist François Servais in de paterskerk op 3 december 1866, opgedragen door de Koninklijke Harmonie Sinte‐Cecilia en het koor Roland de Lattre, waarvan Servais erevoorzitter was (bruikleen Harmonie) Artikel ‘Kyrie‐yé‐yé‐eleison te Halle. Veel belangstelling voor nieuwe Tienermis’ uit Het Nieuwsblad, 11 september 1966 Enkele singles van Paul Severs Programmaboekje ‘Groot kerstmis‐concert’ op 18 december 1960 met het Vocaal Trio van Brussel, organist Leopold Sluys, het Sint‐ Gregoriuskoor en het Franciskaans‐jongenskoor Programmaboekje Sint‐Franciscusconcert Kreato, 2001 Cd‐opname concert ‘800 jaar Franciscaanse Familie’, 22 novem‐ ber 2009 Toegangskaart ‘Caritatief Concert’ Koninklijke Harmonie Sinte‐ Cecilia, 17 oktober 1998 (bruikleen Peter François) Toegangskaarten concerten T’Andernaken, 23 december 2006 en 27 december 2008 (bruikleen Peter François)
22
6. Paters met een missie: Indonesië
In 1937 kreeg de Belgische Provincie van de minderbroeders de toelating om een missiepost op te richten in Indonesië, toenmalig Nederlands‐Indië. Vanuit het Halse klooster trokken Lodewijk van den Bergh, Johannes van Vliet en Dominicus De Ridder naar het missiegebied. Ter ondersteuning van de missie werden er in België tal van activi‐ teiten op touw gezet. Het meest in het oog springende initiatief was een reizende missietentoonstelling, soms gecombineerd met de voorstelling van andere missiegebieden. Van 1955 tot 1963 werd die opgesteld in het hele land, tot in Ieper en Beringen‐Mijn. De organi‐ satie was in handen van pater Paul Margry uit het Halse klooster. Hij kreeg na enige tijd assistentie van pater Pax. In elke stad waar de expo neerstreek preekten de paters ook in de verschillende kerken over de missie. In 1955, 1959 en 1963 was de tentoonstelling in Halle te bezichtigen. In de regio trok de expo ook naar Vlezenbeek, Sint‐Genesius‐Rode, Linkebeek, Merchtem, Liedekerke, Gooik en Asse. Blikvanger van de tentoonstelling was een grote Indonesische tempel van meer dan vijf meter hoog. Verder was er ook een tafel met Indonesisch zilverwerk te zien, naast houtgesneden kunstbeelden, poppen van het wajangspel, handgedreven koperwerk en schilde‐ rijen. Enkele voorwerpen kwamen uit de persoonlijke verzameling van Koning Leopold III. Meestal werd de expo gecombineerd met een verkoopsstand en een tombola, die soms veel geld in het laatje brachten. Bezoekersaantallen van enkele duizenden op een paar dagen waren geen uitzondering. Halse kunstenaars hadden een stevige inbreng bij de totstandkoming van de expo. Zo was de tweede versie van de tempel het werk van de Halse kunstenaar Fil Vanhoof en de versie die vanaf 1960 gebruikt werd, was een ontwerp van Paul Degueldre, decorbouwer voor de VRT en eveneens Hallenaar. Ook Rik Desmedt werkte mee aan het vervaardigen van de decors. Vanhoof maakte ook een groot glasraam met de voorstelling van de missie‐activiteiten van de minder‐ broeders. De eerste tentoonstellingen werden aangekondigd met affiches van Gerard Straus en later werd een ontwerp van Fil Severs
Tempel voor de Missie‐Expo Indonesië, ontwerp Paul Degueldre, 1960
23
gebruikt. Straus ontwierp ook twee foldertjes voor de missiegebie‐ den. Maurice Merckx zorgde voor een fotoreportage van de expo en maakte er ook een film van. Het opstellen van de expo was meestal een viertal dagen werk. De verhuizing gebeurde met een wagen van de Halse transportfirma van de Gebroeders Borremans.
Overzichtsfoto van de Missie‐expo in Essenbeek, 1959 (foto Maurice Merckx)
Te zien op de expo: Foldertje over de missiegebieden van de paters conventuelen, ca. 1958, ontwerp Gerard Straus Brochure Franciscaanse tentoonstelling in Halle, 1955 Foto van de Missietentoonstelling in Essenbeek, 1959, door Mau‐ rice Merckx Foto tempel ontworpen door Paul Degueldre voor de Missie‐Expo Indonesië, 1960 Affiche Missie‐Expo Indonesië in Halle, 1963, ontwerp door Fil Severs Goudkleurige vitrine, gebruikt voor het zilverwerk op de missietentoonstellingen 24
7. Het monnikenwerk van Pacificus Van Aubel Pater Pacificus Van Aubel werd als Charles Van Aubel geboren in Maastricht op 1 februari 1867. Hij deed zijn noviciaat in Halle en werd er geprofest op 4 oktober 1890. Hij volgde er ook zijn eerste jaar filosofie. Zijn studies maakte hij af in Leuven. Als jonge priester verbleef hij in Halle van juli 1899 tot mei 1903. Van september 1920 tot augustus 1938 woonde Van Aubel ook in Halle, de laatste negen jaar als gardiaan. Hij overleed in Leuven op 19 januari 1943. Pacificus Van Aubel was een portretkunstenaar. Hij portretteerde talloze koningen, pausen en andere beroemdheden, maar ook dieren en figuren uit de schilderkunst, meestal als stipportret of in een meer doorgedreven vorm, als ‘tekstportret’: het hoofd werd gevormd door het aanbrengen in verschillende schakeringen van een tekst, die meestal verband hield met het leven van de afgebeelde persoon. Over Van Aubels werkwijze schreef Jozef Van Meerbergen: Kunst, niet met kleuren en penseel, maar met pen en inkt. Twee kleuren dus, wit papier, zwarte inkt. Hij nam een pen, en haalde de kunstkrachtgreep uit: portretten, beelden, natuur teekenen, al woor‐ den schrijvende met microscopische letterteekens. Wil hij een of ander portret maken, of liever schrijven, dan bestudeert hij dit dagen lang, en leert het beeld als een preek van buiten. Staat de persoon in zijn geest uitgebeeld, dan neemt hij een blad bristolpapier, berekent van den linkerbovenhoek tot den rechterbeneden toe de plaats‐ ruimte voor den tekst, die meestal verband houdend met den uit te beelden persoon, het portret vormen moet, en begint dan zonder eenige lijn te trekken, te schrijven. (…). Merk op: ieder trekje vraagt een inktdrop, een nazicht van de pen, van den inkt. In één letterbeen‐ tje zitten soms drie‐vier schakeringen, één lijn geschrift vraagt soms tweehonderd verschillende tinten. (J. Van Meerbergen in de Sint‐Antoniusklok, september 1936, p. 4‐5)
Van Aubel zou naar schatting 900 werken hebben vervaardigd. Daar‐ van heeft hij er vele gestuurd naar musea en personaliteiten over de hele wereld.
Pacificus Van Aubel, Zelfportret (volledig en detail rechterbenedenhoek)
25
Tekstportretten te zien op de expo:
Kanunnik Jozef Cardijn (1882‐1967), 1936, opgedragen aan Jean Cardijn, ter gelegenheid van diens benoeming tot stadssecretaris van Halle, 26 december 1936 (tekst: Herderlijke brief van Kardi‐ naal Jozef van Roey over het Katholieke Priesterschap) (gift vzw Kardinaal Cardijn) Zelfportret, 1939 (tekst: enkele levensbeschrijvingen over zichzelf) Paus Pius XII (1876‐1958), ca. 1939 (tekst: Encycliek Paus Pius XII, 20 oktober 1939) Naar het fresco van de profeet Ezechiël van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel in Rome, ca. 1920 (tekst: ‘La Renaissance. Chapitre premier’ uit La vie artistique de l’Humanité van A. Rolloc) G. Th. Van der Meer, pastoor in de Sint‐Jozefparochie in Rotter‐ dam, ter gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest op 15 augus‐ tus 1927, 1927 (tekst: “Redevoering uitgesproken ter gelegen‐ heid van de 350ste gedenkdag der inneming van den Briel voor de leden der Nederlandsche Vereeniging te Leuven, op zondag 26 maart 1922 door den Zeer Eerwaarden Pater Donatus Bakker”)
26
8. Pater Pax, kleurrijk figuur in zwarte pij Pater Pax werd op 4 december 1925 in Tilburg geboren als Wilhel‐ mus De Rooij. Na zijn humaniora bij de minderbroeders conventue‐ len in Wijnandsrade trad hij in bij de orde in Urmond. Hij volgde zijn priesterstudies in Leuven en legde op 9 augustus 1953 zijn plechtige geloften af in het klooster van Wijnandsrade. Eerst woonde hij in Leuven, maar in september 1958 kwam hij naar het klooster in Halle en hij zou er blijven tot 2008. Hij verbleef vervolgens in het RVT Sint‐ Augustinus in Halle tot zijn overlijden op 26 februari 2010. Bij zijn begrafenis zat de Sint‐Martinusbasiliek afgeladen vol. Pater Pax was een duivel‐doet‐al. Binnen de kloostermuren bekom‐ merde hij zich om de Indonesië‐expo’s, de filmvoorstellingen en de zangertjes (in de jaren 1960), behartigde hij de financiën van het Halse klooster en van het provincialaat en stond hij in voor de administratie van het tijdschrift De Sint‐Antoniusklok – met enkele duizenden leden geen sinecure. ‘Extra muros’ was pater Pax betrok‐ ken bij tal van sociaal‐culturele verenigingen. Zo was hij proost en bestuurslid van Sporta Halle, ‘burgemeester van de Stieweg’, fondsenwerver voor de Bloedgevers, erevoorzitter van de IFA‐Club, ... In 1966 opende hij de ‘Pax‐Kelder’, een jeugdclub in de kelders van het klooster. Die telde snel over de 3.000 leden en opende na 1975 nog slechts sporadisch, omdat het succes de pater boven het hoofd gegroeid was. In de jaren 1990 zette Pax de Rolstoel‐Taxi‐Actie op touw om geld in te zamelen voor een taxi voor rolstoelgebruikers – de zogenaamde Pax‐mobiel. Pater Pax zorgde voor bekijks door op zijn 67e een benjisprong te wagen en op de ijspiste te verschijnen toen hij al goed in de zeventig was. Eén anekdote, verteld door Pater Dominique (°1963), portretteert Pater Pax ten voeten uit:
Pater Pax aan het preken in Halle, ca. 1959
Pater Pax, dat was een figuur! Hij kwam mij ooit ophalen in Zwitser‐ land, waar ik op retraite was. Met zijn legendarische Wartburg, die evenveel rookte als de pater zelf. Hoe lang we al onderweg waren, was gemakkelijk te volgen: één sigaar kwam overeen met 45 minu‐ ten, een sigaret was tien minuten en een koekje van de Suzy‐fabriek, dat misschien al vijf of tien jaar in de auto rondslingerde, telde voor vijf minuten.
27
We kwamen uiteindelijk aan de grens in de buurt van Luik, en daar begonnen de moeilijkheden pas. We wilden langs de douane voorbij rijden, maar de beambten vonden onze koffer wel heel zwaar geladen, dus wilden ze het grondiger bekijken. Je moest hun gezicht zien toen ze twee paters in pij zagen uitstappen! Pax had zijn koffer vol met medailles en had die bij het vertrek niet laten registreren. Hij kon de douaniers ervan overtuigen om ze als oud metaal te laten taxeren – daar moesten maar 1% invoerrechten op betaald worden en voor medailles zou dat 18 of 25% geweest zijn. We legden als onze Duitse marken, Zwitserse kronen, lires en Belgische franken bij elkaar, maar nog hadden we onvoldoende. Dus naar het klooster in Halle gebeld, opdat ze iemand zouden sturen met geld. Als we eindelijk over voldoende geld beschikten, was er een wissel van de wacht geweest, en de nieuwe ploeg wou het zaakje toch eens van naderbij bekijken. Bleek dat Pax maar de helft van zijn dozen met medailles had aangegeven. En uit de verste doos... kwam een koekoeksklok tevoorschijn. Zegt Pax: “Ja, die had ik meegenomen om in Zwitserland te laten repareren...”. “Niets mee aan te vangen”, moeten de douaniers gedacht hebben en ze lieten ons vertrekken. Toen ik naar Rome moest voor het noviciaat, vroeg ik aan Pax of hij soms een verwarmingstoestel kon meekrijgen voor op mijn kamer. Kwam hij tevoorschijn met een paraboolachtig ding, dat hij wellicht gedeeltelijk zelf in elkaar geknutseld had. Een radio gaf hij ook mee, zo’n oud model met lampen... Op het vlak van bestuur en beleid had je niet zoveel aan Pax. Maar organiseren kon hij als geen ander: benefietacties, ronselen voor de bloedgevers, administratie voor De Klok, voor de Franciscaanse Lekenorde, ... Hij was ook jarenlang provinciaal econoom. Hij mocht nog duizend mensen moeten bedanken; hij wist achteraf perfect wie hij welk bedankkaartje had gestuurd.
Pater Pax en Pater Dominique
Te zien op de expo:
Glazen, sleutelhangers en lidkaarten van de Pax‐Kelder Pax Pater Bier Foto Pater Pax en Will Tura achter de toog van de Pax‐Kelder
28
9. 170 jaar paters in Halle Van 1842 tot 2012 zijn er in de Belgische jurisdictie van de minder‐ broeders conventuelen – die tot 1954 ook de Nederlandse kloosters omvatte – meer dan vierhonderd paters en broeders actief geweest. Het was de gewoonte dat een kloosterling bij de minderbroeders conventuelen niet langer dan negen jaar in eenzelfde klooster ver‐ bleef, hoewel er een aantal belangrijke uitzonderingen zijn, zoals pater Jozef Uitterhoeve en pater Pax, die allebei meer dan veertig jaar in Halle hebben gewoond. Meer dan de helft van de paters en broeders heeft op die manier minstens enkele jaren in Halle verble‐ ven. Ze gaven er les, hebben er gepreekt of biecht gehoord, of brach‐ ten er hun oude dag door. We pikken er enkele uit, omwille van wat ze verwezenlijkt hebben en/of omdat ze lange tijd in Halle verble‐ ven hebben. Tientallen andere paters hadden even goed in het lijstje kunnen voorkomen. Bonaventura (GerardJan) BOERLAGE (Monikkendam, 20 april 1847 – Halle, 13 januari 1926) Bonaventura Boerlage verbleef vanaf november 1888 tot zijn overlij‐ den in Halle. In de periode 1897‐1908 was hij enkele keren gardiaan. Hij was meer dan vijfentwintig jaar “Bestierder der Congregatie van de Zusters der IIIe orde”. Hij staat bekend om zijn passiesermoenen en zijn studie van Thomas a Kempis. Antonius (Henricus) BROX (Oss, 28 februari 1795 – Brussel, 9 april 1861) Brox was vanaf 1830 pauselijk penitencier, eerst in Loreto en vanaf 1834 in de Sint‐Pietersbasiliek in Rome. Hij regelde in 1841‐1842 de stichting van het klooster in Halle en was er commissaris‐generaal van 1843 tot 1850. Hij werd in Halle begraven op het oude kerkhof. Mark (Isidoor) BRUSSELAERS (°Aarschot, 24 maart 1925) Mark Brusselaers volgde van 1938 tot 1941 les in het Klooster‐ college in Halle. Hij was Provinciaal van juli 1968 tot juni 1974. Vanaf 2 oktober 1989 woonde hij in Halle, als gardiaan. Hij is de auteur van het boek ‘150 jaar Minderbroeders Konventuelen te Halle’ (1993), van twee boeken over Franciscus en Franciscaanse heiligen in de filatelie en van talloze artikels in diverse tijdschriften van de orde. 29
Norbertus (Lodewijk) CRANSHOFF (Oostende, 25 augustus 1870 – Ukkel, 29 november 1921) Norbert Cranshoff trad in te Halle, volgde er het noviciaat en legde de geloften af op 28 mei 1894. Na zijn priesterwijding op 20 augustus 1899 in Leuven woonde hij nog enkele jaren in Halle en Brussel. Van 1911 tot 1920 verbleef hij in Istanboel. Clemens (Gustaaf) CROMBEZ (Moorsele, 8 april 1879 ‐ Dilbeek, 8 maart 1972) Broeder Clemens kwam in 1903 in het klooster in Halle wonen. Op 7 oktober 1904 werd hij postulant in het klooster in Urmond en hij deed er zijn professie op 8 februari 1908. Hij verbleef ook in Halle van 1912 tot 1918 en van 1954 tot 1967. Aloysius DE GOEY (Grave, 29 april 1829 – Leuven, 19 november 1895) Aloysius De Goey ontving het kleed van de minderbroeders in Halle op 31 oktober 1850. Hij deed er zijn professie op 17 november 1851 en werd priester gewijd in Mechelen op 17 december 1853. Hij was gardiaan in Halle van september 1871 tot mei 1875. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in Leuven.
Halse kloostergemeenschap in 1954: Bart Wessels, Theofiel Pompe, Florian Kovar, Patrick Cox, Michael Marell, Norbert Wenmaekers, Clemens Crombez, Robert Van Rooy en Paul Margry.
30
Edmundus (Karel) DE PAUW (Halle, 20 september 1830 – Halle, 11 maart 1911) Karel Edmundus (of Charles Edmond) De Pauw werd geboren in Halle op 20 september 1830 dicht bij het klooster, in de Volpestraat. Zijn vader Denis Joseph was er gevestigd als zaakhandelaar. Op 10 december 1850 werd De Pauw toegelaten in het klooster van zijn geboortestad. Op 21 juni 1858 ging hij over naar de provincie van de minderbroeders conventuelen van Bologna. In 1860 werkte hij in de Amerikaanse missie. Op 15 mei 1868 ging De Pauw over naar de seculiere geestelijkheid en werd hij aangenomen in het bisdom Albany in de staat New York. Op 16 juni 1887 werd hij Huisprelaat van de paus. Hij kwam uiteindelijk terug naar Halle, waar hij op 11 maart 1911 overleed in de Brusselstraat als apostolisch protonota‐ ris, de hoogste erefunctie die de paus kon verlenen aan een zeer verdienstelijke priester. Dominicus (Aimé) DE RIDDER (Letterhoutem, 2 november 1911 – Halle, 20 januari 1989) De Ridder werd geprofest op 4 oktober 1931 in Leuven. Hij gaf les in het Kloostercollege in Halle, voor hij in 1938 naar Java vertrok. In 1962 kwam hij terug naar België. Vanaf mei 1986 verbleef hij opnieuw in Halle. Pax (Wilhelmus) DE ROOIJ (Tilburg, 4 december 1925 – Halle, 26 februari 2010) Zie p. 27‐28. Eduardus (Ant.Hubert) DUNCKEL (Broeksittard, 7 november 1867 ‐ Halle, 28 oktober 1935) Eduardus Dunckel woonde in het klooster Sint‐Bonaventura in Leuven vanaf oktober 1898. Op 4 oktober 1890 legde hij in Halle zijn eenvoudige geloften af. In Leuven was hij gekend als ‘Pater Warre, de studentenpater’. Vanaf 1930 verbleef hij in Halle. Hyacinthus (Mathias) IN ’T HOUT (INTHOLT) (Bergharen, 31 januari 1828 – Leuven, 29 oktober 1897) Hyacinthus Intholt legde zijn plechtige geloften af in Halle op 8 december 1853 en was er leraar in het pensionaat. Van augustus 1862 tot augustus 1864 was hij gardiaan in Urmond en van 1879 tot 1881 in Brussel. In 1892 werd hij de eerste provinciaal van de Luikse Sint‐Hubertusprovincie en in datzelfde jaar ging hij wonen in het door hem opgerichte Sint‐Franciscusklooster in Leuven.
Hyacinthus Intholt
31
Provinciaal kapittel in Halle, 1926. Eerste rij: Damiaan Kortmann, Jozef Uitterhoeve, Carolus Hoying, generale overste Olini, generale assistent Brauchle, Dominicus Berx, Gonzalf Nackaerts. Tweede rij: Salvator Janssen, Remigius Pozzi, Valentinus van den Bergh, Cornelius Kramer, Ignatius Lageschaar, Cyrillus Klessens, Pacificus Van Aubel, Victorinus van den Berg, Athanasius Papôt, Rogerius van den Bosch, Chrysostomus Kester, Coenraad van Rijn. Derde rij: Daniel Van Dalen, Jozef Macken, Donatus Bakker, Placidus Hoogeboom, Stanislaus van den Bergh, Servatius Moors, Hugo Notmeyer, Joannes Beugels, Florian Kovar.
Augustinus (Felix) JOCHMANS (Willebringen, 13 januari 1829 – Leuven, 4 april 1903) Werd op 10 oktober 1852 toegelaten in het klooster in Halle, waar hij geprofest werd op 24 oktober 1853 en tot 1884 verbleef. Hij was in de wijde omgeving bekend als biechtvader, in die mate dat Waalse penitenten die met de trein kwamen, als antwoord op hun vraag “Coupon pour Père Augustin, s’il vous plaît?” aan het loket een kaartje voor Halle kregen. Pater Jochmans is ook gardiaan geweest van het Halse klooster.
32
Florian KOVAR (Stinava (Tsjechië), 6 mei 1876 – Brussel, 10 april 1965) Florian Kovar kwam als rondreizend schoenmaker in Brussel terecht, waar hij bij de minderbroeders conventuelen in het klooster trad. Vanaf 1909 was hij missionaris in Denemarken. Broeder Kovar kwam in 1925 naar Halle en verbleef er tot zijn overlijden als tuinman, koster, portier en kok.
Halse kloostergemeenschap in de kapel, 1959: Pax de Rooij, Patrick Cox, Bart Wessels, Michael Marel, Norbert Wenmaekers, Clemens Crombez en Paul Margry.
33
Bernardinus Mets
34
Jozef Maria (Arnold) LAURENT (Wijchen, 30 juli 1826 – Urmond, 3 mei 1895) Laurent trad in het noviciaat in Würtzburg. Hij was overste in Halle van 1850 tot 1854, superior provincialis van 1854 tot 1856 en commissaris‐generaal van 1856 tot 1858. Hij zorgde voor de verdere afwerking van de gebouwen in Halle en voor de oprichting van een eigen college en noviciaat. Van 1872 tot 1874 was hij vanuit Brussel generaal commissaris. Vanaf 1882 verbleef hij in het klooster in Urmond, dat hij in 1854 mee gesticht had. Bernardinus (Franciscus) METS (Dokkum, 27 oktober 1864 – Huissen, 10 september 1915) Bernardinus Mets deed zijn professaat in Halle. Als jonge priester was hij werkzaam in Halle tot 1899. Hij was magister van de novicen, directeur van de Derde Orde, organist en predikant. Hij is de auteur van tientallen artikels en andere publicaties over religie en de geschiedenis van zijn orde, vooral tijdens zijn Halse periode. In 1893 verscheen zijn Geschiedenis van de Orde der Minderbroeders (Gent, Siffer). Honorius (Andreas) NEFORS (Oostende, 12 januari 1912 – Hoboken, 3 maart 1966) Honorius Nefors deed zijn noviciaat in Leuven. Hij studeerde filosofie in Leuven en theologie in Assisi en werd priester op 5 juli 1936. Vanaf dan ontplooide hij in Halle tal van activiteiten. Hij was organist, redacteur en administrator van de Sint‐Antoniusklok en leraar in het Kloostercollege. Na de oorlog wijdde hij zich aan de KAJ in Halle en later van het hele gewest. Athanasius (Albert) PAPÔT (Warmond, 21 juli 1866 – Halle, 15 mei 1945) Op 4 oktober 1894 legde Athanasius Papôt zijn eenvoudige geloften af in Halle; de plechtige geloften volgden drie jaar later in Leuven. Vanaf mei 1903 woonde hij onafgebroken in het klooster in Halle, waar hij lange tijd het orgel bespeelde. Bonaventura (Ambroos) ROOSE (Turnhout, 4 april 1834 – Brussel, 16 februari 1869) Bonaventura Roose trad in in 1855 in Halle en legde er zijn plechtige gelofte af op 1 januari 1857. Hij was enkele jaren leraar aan het college in Halle en was er gardiaan van september 1864 tot augustus 1867. Hij overleed als overste in het klooster van Brussel.
Pascal (Antoon) STEENBERGEN (Schalkwijk, 4 september 1912 – Halle, 25 juli 2000) Pater Pascal studeerde wijsbegeerte in Rome en godgeleerdheid in Assisi. Hij verbleef van 1940 tot 1943 in Halle en gaf de eerste twee jaren van zijn verblijf les in het Halse Kloostercollege. Vanaf 1956 was hij actief in de missie in Denemarken. In 1978 keerde hij terug naar Halle, waar hij meteen gardiaan werd. Van 1980 tot 1989 bekleedde hij dezelfde functie in Brussel en nadien verbleef hij in Halle tot zijn overlijden. Isidoor (Wim) STEENLAGE (Rotterdam, 26 mei 1915 – Halle, 21 februari 1992) Broeder Isidoor volgde vanaf 1950 in Leuven het noviciaat en legde er zijn plechtige geloften af in 1954. Van 1954 tot 1962 woonde hij in Brussel, nadien opnieuw in Leuven en vanaf 1980 in Halle. Hij was er koster, portier en keukenhulp. Broeder Isidoor ging ook regelmatig naar Lourdes als ziekenbegeleider. Jozef Maria (AlbertJoannes) UITTERHOEVE (Ovezande, 13 juni 1863 – Halle, 15 maart 1928) Werd geprofest in Halle op 4 oktober 1882 en priester gewijd op 8 december 1886. Hij was gardiaan in Halle van september 1893 tot november 1897, van november 1908 tot augustus 1920 en van sep‐ tember 1926 tot maart 1928. In 1897 werd hij commissaris‐generaal. In 1899, 1902 en 1905 werd hij telkens voor drie jaar verkozen tot provinciaal. Van 1915 tot 1926 was Uitterhoeve opnieuw provinciaal. Pater Jozef was de stuwende kracht achter de nieuwbouw van het klooster en de verbouwing van de kerk in 1902‐1913. Pacificus (Charles) VAN AUBEL (Maastricht, 1 februari 1867 – Leuven, 19 januari 1943) Van Aubel werd op 4 oktober 1890 geprofest in Halle. Hij was gardiaan in Halle van april 1928 tot augustus 1938. Zie ook p. 25‐26. Daniel (EmileLouis) VAN DALEN (Suverito (Italië), 27 mei 1858 – Leuven, 28 november 1937) Daniel Van Dalen werd uit Belgische ouders geboren in Suverito bij Livorno. Zijn zus Louise was de moeder van de Halse Kardinaal Jozef Cardijn. Hij trad in 1883 in bij de minderbroeders conventuelen en werd geprofest op 21 maart 1888. Hij verbleef enige tijd in Halle en lange tijd in Leuven en Brussel.
Jozef Uitterhoeve
35
Rufinus Vanvolsem
Victorinus (Hendrik) VAN DEN BERG (Wassenaar, 10 juli 1879 – Halle, 20 maart 1946) Victorinus Van den Berg legde zijn eenvoudige geloften af op 22 september 1901 in Leuven, waar hij lange tijd verbleef. Na 1925 woonde hij kort in Kaalheide, Nunspeet en Treebeek. In 1937 werd hij rector van het Kloostercollege in Halle. Hij was er ook gardiaan van september 1938 tot zijn overlijden. Bernard (Karel) VANDERPERRE (Oudenaken, 7 juni 1840 – Brussel, 2 januari 1916) Vanderperre deed een deel van zijn humaniora in het college van de paters in Halle. Hij werd er op 7 juni 1861 als pater toegelaten. Op 8 juli 1862 werd hij geprofest en op 6 april 1867 tot priester gewijd. Zijn theologiestudie volgde hij in Freiburg. Hij was novicenmeester in Urmond. Van juni 1875 tot april 1878 was hij gardiaan in Halle. Nadien bekleedde hij meermaals diezelfde functie in Brussel en in Leuven. Rufinus (Emmanuel) VANVOLSEM (Halle, 10 mei 1853 – Hoboken New York, 19 april 1897) Emmanuel Vanvolsem werd geboren in Halle op 10 mei 1853 als zevende kind van Laurent Hubert Vanvolsem en Marie Leroy. Broe‐ der Rufinus werd geprofest op 16 juli 1880. Van 1884 tot 1892 ver‐ bleef hij in Halle en nadien in Leuven. In 1895 trok hij naar de missie in Hoboken (New York), waar hij twee jaar later al overleed. Norbert WENMAEKERS (Urmond, 4 oktober 1917 – Lanaken, 16 augustus 1996) Pater Norbert verbleef in Halle van 1951 tot 1964. Hij hield er zich bezig met de Derde Orde, het Franciscaans jeugdkoor en de Sint‐ Antoniusbroederschap. Hij vatte het idee op voor de inrichting van een Sint‐Antoniuskapel. Norbert Wenmaekers maakte houten sculpturen. Te zien op de expo: Foto’s, documenten en voorwerpen van de paters
36
Ook te zien op de expo: Kelk van de stevenisten Zilver, “R. Bellemans, orfèvre Bruxelles”, begin 19e eeuw. Opschrift op de rand van de voet: “Ora pro Rdo Dno J.A.V.V. Presb. Sae. Rom. Ec. C. Anno Salutis 1815”. Pastoor Jozef Alexander Van Vaerenbergh, een vurige stevenist, kreeg deze kelk van de gelovigen van Pamel. Na zijn dood in 1825 nam zijn huishoudster Marie‐Anna‐Amelberga Joly de kelk mee naar Leerbeek, waar ze ging werken voor pastoor Winnepenninckx, de laatste pastoor van de stevenisten, die vooral actief waren in Halle en omgeving. De paters minderbroeders conventuelen hebben de kelk lang geleden gekregen van nakomelingen van Marie Anna Amelberga Joly. Tabernakel 19e eeuw. Het ‘alziende oog van God’ doet aan de stevenisten denken; mogelijk werd dit tabernakel ook door de stevenisten aan het klooster geschonken. Op het laatst werd het tabernakel gebruikt in de kloosterkapel. Beeld OnzeLieveVrouw met kind Plaaster, ca. 1908. Schaalmodel van het beeld dat in 1908 in de kloostertuin is geplaatst uit dank voor het nieuwe klooster en de vernieuwde kerk. De Onbe‐ vlekte Ontvangenis wordt voorgesteld als staande op de maansikkel boven een halve wereldbol, terwijl het kindje Jezus vanaf de arm van zijn moeder de slang onder haar voet doorsteekt met een speer, die in een kruis eindigt. Gewaden van de minderbroeders conventuelen 19e‐20e eeuw De gewaden zijn gedragen door de paters in hun kloosters in Halle en Brussel. De oudste dateren uit de tweede helft van de 19e eeuw en beelden Franciscaanse thema’s uit.
Kelk van de stevenisten, begin 19e eeuw
Bruikleen Museum De Mindere, SintTruiden
37
Onbevlekte Ontvangenis, ca. 1908 (foto Steven Teurlings)
38