De Chinese Diamant Het Diamond Model toegepast op de Chinese energiesector
Robert Teunissen
[email protected]
9931686
Datum voltooiing: 26 februari 2007 Docent: Drs. E. Dirksen Vak: Bachelorscriptie Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................................... 3 1.1 Doelstelling ............................................................................................................... 4 1.2 Vraagstelling ............................................................................................................ 4 1.3 Onderzoeksstrategie .................................................................................................. 4 1.4 Structuur van de scriptie........................................................................................... 5 2 Het Chinese energieprobleem .............................................................................................. 6 2.1 De Chinese energiemarkt .......................................................................................... 6 2.2 De verschillen tussen oost en west............................................................................ 7 3 Diamond Model................................................................................................................... 9 3.1 Vier determinanten .................................................................................................... 9 3.1.1 Factorcondities ..................................................................................................... 10 3.1.2 Vraagcondities...................................................................................................... 11 3.1.3 Vergelijkbare en ondersteunende bedrijfstakken ................................................. 12 3.1.4 Organisatiestrategie, structuur en rivaliteit .......................................................... 12 3.1.5 Overheden ........................................................................................................... 13 3.1.6 Kans...................................................................................................................... 13 3.2 Evolutie van het model............................................................................................ 14 3.2.1 Generieke Double Diamond model...................................................................... 14 3.2.2 Eclectic Paradigm................................................................................................ 15 3.4 The Diamond of Competitive Advantage ............................................................... 16 3.4.1 Buitenlandse investeringen ................................................................................. 17 4. De Chinese Diamant......................................................................................................... 18 4.1 Factorcondities ....................................................................................................... 18 4.2 Vraagcondities......................................................................................................... 19 4.3 Vergelijkbare en ondersteunende bedrijfstakken ................................................... 19 4.4 Organisatiestrategie, structuur en rivaliteit ............................................................. 19 4.5 Overheden ............................................................................................................... 20 4.6 Buitenlandse investeringen ..................................................................................... 20 4.8 Overzicht ................................................................................................................ 22 5 Alternatieve energie – een strategische optie? .................................................................. 23 5.1 Energietechnologie strategieën ............................................................................... 23 5.2 Ecologische hindernissen ........................................................................................ 24 5.3 Alternatieve energie ............................................................................................... 24 5.4 Haalbaarheid............................................................................................................ 25 6 Empirisch onderzoek.......................................................................................................... 27 6.1 Shell......................................................................................................................... 27 6.2 British Petroleum (BP) ............................................................................................ 30 7 Conclusie............................................................................................................................ 34 Bibliografie............................................................................................................................... 36 Appendix A .............................................................................. Error! Bookmark not defined.
2
1
Inleiding
Tijdens de 20e eeuw is de wereldwijde energieconsumptie explosief gegroeid. Niet alleen hebben veel meer mensen op aarde toegang tot elektriciteit dan honderd jaar geleden, maar ook de consumptie per persoon is hard gegroeid door het groeiende aantal huishoudelijke apparaten. Dit heeft tot gevolg dat de gelimiteerde fossiele grondstoffen op beginnen te raken. Er wordt gezinspeeld op een energieprobleem of zelfs energiecrisis in de 21e eeuw. Dit bewustzijn is ook doorgedrongen bij overheden en organisaties en heeft geleid tot een verandering in de denkwijze van een groot deel van de wereldbevolking. Door middel van maatregelen zoals het Kyoto protocol, een internationaal verdrag over klimaatverandering (Wikipedia, 2007, Website), is een verschuiving waarneembaar richting duurzaam ondernemen. Organisaties willen laten zien dat zij de natuur behouden en het milieu geen schade berokkenen. Europese organisaties en bedrijven uit Noord-Amerika lopen hierbij voorop, maar grote delen van Afrika, Zuid-Amerika en Azië zijn nog onontgonnen.
China is een land bij uitstek om een bloeiende economie op te bouwen gezien de geografische ligging, de grootte van het land en de hoeveelheid inwoners. Het land loopt echter nog achter op westerse landen als wordt gekeken naar de infrastructuur en gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking. De verwachtingen zijn dat de groei van de Chinese economie gaat afremmen omdat niet aan de vraag naar energie kan worden voldaan. Dit kan voor westerse organisaties een kans zijn om winst te behalen op de Chinese energiemarkt. Om China van stroom te voorzien kunnen organisaties gebruik maken van nieuwere technologieën dan in Europa en Amerika gedurende de 20e eeuw gebruikt zijn. Schonere technologieën die het milieu niet vervuilen zouden de uitkomst kunnen zijn voor de Chinese economie.
Deze gedachtegang is de aanleiding voor het schrijven van deze bachelorscriptie aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). De interesse voor de energiesector stamt uit het tweede studiejaar tijdens het vak Project 2: Duurzame Bedrijfsvoering, maar de scriptie sluit qua inhoud het best aan bij de vakken Strategie & Organisatie en International Entrepreneurship.
1.1
Doelstelling
De scriptie is erop gericht (1) om aan te tonen dat westerse organisaties de energiecrisis kunnen helpen oplossen door te investeren in de Chinese energiesector en (2) dat dit kan gebeuren met behulp van duurzame energie zodat er een langdurig concurrentievoordeel kan worden opgebouwd wat voor zowel de Chinese economie, westerse organisaties en de Chinese bevolking voordelen oplevert. Duurzame energie wordt in deze scriptie gedefinieerd als energie die opgewekt wordt door middel van een duurzame (eeuwig durende) bron zoals wind, water of de zon. De termen duurzame energie, alternatieve energie en hernieuwbare energie worden door elkaar gebruikt en hebben dezelfde betekenis en lading.
1.2
Vraagstelling
De leidraad van dit onderzoek wordt gevormd door de volgende onderzoeksvraag: •
Kunnen westerse multinationals het groeiende energieprobleem in China oplossen door te investeren in duurzame energie?
Om tot een antwoord op deze vraag te komen moet de centrale vraag worden opgedeeld in drie subvragen, die achtereenvolgens worden beantwoord: •
Is of komt er een energieprobleem of zelfs een energiecrisis in China?
•
Zijn investeringen in de energiesector voordelig voor alle stakeholders?
•
Waarom zou juist geïnvesteerd moeten worden in alternatieve energie?
1.3
Onderzoeksstrategie
De in deze scriptie gekozen onderzoeksstrategie is de gevalstudie zoals beschreven door Verschuren en Doorewaard (2003). De reden voor deze keuze ligt in het geringe aantal onderzoekseenheden (de organisaties die zich bezig houden met investeringen in de energiesector), de opzet om meer diepgang dan breedte te creëren bij het ondervragen van de organisaties en het gebruik van kwalitatieve gegevens en onderzoeksmethoden (Verschuren 4
en Doorewaard, 2003, p169). De gebruikte methode kan als een Type 2 gevalstudie worden getypeerd. Dit houdt een embedded single-case design in omdat een enkele case wordt getoetst bij verschillende organisaties (Yin, 1994, p. 39).
1.4
Structuur van de scriptie
In het tweede hoofdstuk zal een analyse van de Chinese energiemarkt worden gegeven waarmee de eerste deelvraag kan worden beantwoord. De tweede deelvraag wordt behandeld in hoofdstuk 3 en 4. Het Diamond Model van Porter (1990) zal besproken worden in het derde hoofdstuk, zodat dit model in hoofdstuk 4 kan worden gebruikt om te bekijken hoe de Chinese concurrentiepositie kan worden versterkt door investeringen in de energiesector in China. Het vijfde hoofdstuk zal specifiek kijken naar de mogelijkheden van duurzame energie, waarna een antwoord kan worden gegeven op de derde deelvraag. In hoofdstuk 6 worden deze mogelijkheden met een empirisch onderzoek getoetst. De scriptie sluit af met een conclusie.
5
2
Het Chinese energieprobleem
Een energiecrisis kan worden gedefinieerd als een groot tekort of een grote prijsstijging in het energieaanbod van een economie. Deze tekortkoming of prijsstijging heeft invloed op de rest van de economie en dit kan een recessie tot gevolg hebben (Wikipedia, 2007, Website). Met een term als “energiecrisis” moet erg voorzichtig worden omgesprongen. Dit hoofdstuk schetst daarom de historie van de Chinese energiesector om te bekijken hoe China veranderd is, hoe de situatie anno 2007 is en hoe de toekomst er uit zal zien. In paragraaf 2.2 zal worden ingegaan op de verschillen tussen het oosten en het westen van China.
2.1
De Chinese energiemarkt
Sinds de openstelling van China’s economische markten in 1978 is het land drastisch veranderd. Uit macro-economische variabelen kan worden opgemaakt dat China in de laatste twee decennia economisch sterk is gegroeid. Larson et al (2003) hebben in hun artikel een overzichtelijk schema gemaakt van de groei van een aantal macro-economische variabelen en voorspellingen gemaakt voor de komende decennia:
Figuur 1 - Economische aannames voor energieconsumptie (Larson et al., 2003) Andere onderzoekers geven ongeveer dezelfde cijfers. Chang, Leung, Wu en Yuan (2003, p. 454) hebben een BNP-stijging tussen de 8% en 9% gemeten en ZhiDong komt tot een gemiddelde groei van 9.8% per jaar tussen 1980 en 1999 (ZhiDong, 2003, p. 1140). Ook de
6
populatiegroeicijfers van Chang et al. en ZhiDong komen overeen met de gevonden waarden van Larson et al.
De sterke economische groei en de grote hoeveelheid inwoners (meer dan 20% van de wereldbevolking) voorspelt een grote stijging in de energieconsumptie voor de komende decennia. Hoewel de consumptie jaarlijks met 6 a 7% is gegroeid (Junfeng, Wan en Owi, 1997, p. 382), waardoor China na de Verenigde Staten de grootste verbruiker van energie is, verbruikte China in 1997 per hoofd van de bevolking maar 0,93 TOE (Tons of Oil Equivalent1) tegenover het wereldgemiddelde van 1,65 (Chang et al., 2003, p. 465). Het is opvallend dat de jaarlijkse groei van het BNP per hoofd van de bevolking hoger is geweest dan de jaarlijkse groei van de energieconsumptie en dat het gemiddelde verbruik per inwoner op een niveau zit dat vele malen lager is dan de Verenigde Staten of Japan.
De Chinese regering heeft halverwege de jaren negentig veel kleine, plaatselijke, inefficiënte nutsbedrijven gesloten. China had tien jaar geleden een energieoverschot, maar nu blijkt dat de Chinese regering niet had verwacht dat de economie zich zo snel zou ontwikkelen. Hierdoor kan de sector niet meer aan de vraag voldoen, ondanks grote investeringen de laatste jaren. Dit heeft er toe geleid dat China sinds 1997 een energie-importerend land is geworden (Fan, Sun en Ren, 2005, p. 285): de hoeveelheid geïmporteerde energie overschrijdt de energie-exporten. Er wordt aangegeven dat deze trend zich voort zal zetten. China zal in de komende jaren alleen maar meer energie gaan importeren. Fan et al. projecteren voor 2005 een totale import tussen de 1,25 x 108 en 1,50 x 108 TCE (Tons of Coal Equivalent1) en maken de opmerking dat de meeste geïmporteerde energie wordt gebruikt in het zuidoosten van China. Uit het artikel blijkt dat de Chinese energiesector met twee verschillende uitdagingen te maken heeft die voortvloeien uit de verschillen tussen het oosten en westen van China.
2.2
De verschillen tussen oost en west
Fan et al. (2005) beargumenteren in hun artikel dat de openstelling van de Chinese markten in 1978 heeft geleid tot grote economische groei, maar dat deze groei zich tot nu toe heeft 1 De hoeveelheid energie die vrijkomt als een ton ruwe olie of kolen verbrand wordt. De verhouding is 1 TCE: 0.67 TOE.
7
beperkt tot de Eastern Coastal Areas (ECA). Deze gebieden (met onder andere Shanghai, Peking, Tianjin, Guangdong en Zhejiang) worden gerekend tot gebieden met gemiddelde inkomens als gekeken wordt naar inkomen per hoofd van de bevolking. De economische groei in deze gebieden heeft geleid tot een grote energieconsumptie. In 2000 werd 13.6% van het Chinese landoppervlak, 38.8% van de Chinese bevolking en 63.2% van het inkomen toebedeeld aan de ECA. De energieconsumptie en de energieproductie staan in contrast met elkaar; deze bedroegen respectievelijk 50% en 27% van het totaal (Fan et al, 2005, p279-280). Deze elf provincies, met iets meer dan een derde van de totale bevolking van China, consumeren dus de helft van de totale energie terwijl de regio maar iets meer dan een kwart produceert. Het transporteren van energie over grote afstanden is inefficiënt en dit heeft geleid tot grote tekorten in de ECA. Vanaf de zomer van 2002 werden tekorten gemeld, voornamelijk in de grote steden in het zuidoosten van het land. In deze gebieden wordt sindsdien in hete zomers geprobeerd energie te besparen door de airconditioning niet aan te zetten als het minder warm is dan 26 graden Celsius, door elektronische trappen en liften uit te zetten en door lichten overdag uit te doen (BBC Business News, 2007, Website). Toch werd in 2004 een totaal van 175.000 stroomuitvallen gemeld, voornamelijk in de elf provincies die gerekend worden tot de ECA (Asia Times Online, 2007, Website). Deze stroomuitvallen zorgden ervoor dat veel bedrijven niet konden draaien op volledige productiecapaciteit. Energietekorten in het zuidoosten van het land remmen hierdoor de economische groei.
In het westen van China kampt men met een ander probleem: er is geen infrastructuur voor energietransport. Ongeveer een vijfde van de Chinese bevolking leeft buiten de grote steden en veel inwoners hebben geen toegang tot elektriciteit (Fengqui, 1996, p.1132). De laatste twee decennia is veel vooruitgang geboekt maar toch rapporteren onderzoekers 25 (Worldenergy.org, Website, 2007) tot 30 miljoen (US Embassy in China, Website, 2007) Chinezen zonder elektriciteit. Biomassa, het verbranden van hout en mest, is de voornaamste bron van energie.
8
3
Diamond Model
Om het energieprobleem van China te analyseren moet gekeken worden naar het land als geheel. In zijn boek The Competitive Advantage of Nations (CAN) probeert Porter te beredeneren waarom ‘some social groups, economic intitutions and nations advance and prosper’ (Porter, 1990, p. xi). Het in zijn boek gepresenteerde Diamond Model kan als basis genomen worden om te bepalen hoe China haar economie kan versterken en kan laten groeien. Toen The Competitive Advantage of Nations werd gepubliceerd veroorzaakte dit een golf van interesse binnen de academische wereld. Tien jaar later waren bijna vijftig artikelen gepubliceerd in reactie op Porter’s theorie (Davies & Ellis, 2000, p. 1190). Om duidelijkheid te verschaffen in de opbouw van het model zullen in dit hoofdstuk alle variabelen worden besproken. Daarna zullen de belangrijkste veranderingen op het model worden uitgelegd.
3.1
Vier determinanten
De vier determinanten voor nationaal concurrentievoordeel zijn: (1) factorcondities, (2) vraagcondities, (3) vergelijkbare en ondersteunende bedrijfstakken en (4) organisatiestrategie, structuur en rivaliteit. De vier determinanten van het Diamond Model zijn afhankelijk van elkaar en kunnen elkaar versterken. Ze vormen een dynamisch systeem, en worden ook beïnvloed door externe variabelen, zoals (5) overheden en (6) kans. De interactie stimuleert de creatie van nieuwe technologieën en innovatie (Grant, 1991, p. 539-540). De kracht van de interactie van de determinanten hangt onder meer af van de geografische concentratie van de industrie. Zo is Basel de thuisbasis van de drie Zwitserse farmaceutische giganten (Porter, 1990, p. 154-155). Nationale welvaart wordt in de theorie van Porter verbonden met het verbeteren van de concurrentiepositie en kan bereikt worden door middel van innovatie en investeringen in geavanceerde productiefactoren. Op nationaal niveau verhogen deze factoren de productiviteit en het inkomen per hoofd van de bevolking. Daarnaast zorgt deze verbetering voor het veranderen van de samenstelling van industrieën en activiteiten. Dit zorgt voor gedifferentieerde segmenten binnen industrieën (Grant, 1991, p. 539).
9
Figuur 2 - Diamond Model (Porter, 1990)
3.1.1 Factorcondities Elk land heeft productiefactoren. Dit is niets meer dan de input die nodig is om concurrerend te zijn in een bepaalde industrie. Porter heeft deze factoren verdeeld over vijf verschillende categorieën (Porter, 1990, p. 75): 1. human resources (bijvoorbeeld de hoeveelheid, kosten en vaardigheden van personeel); 2. fysieke middelen (bijvoorbeeld de hoeveelheid, kwaliteit, bereikbaarheid en kosten van natuurlijke grondstoffen in een land of de locatie of grootte van het land); 3. kennis (bijvoorbeeld de hoeveelheid wetenschappelijke of technische kennis); 4. kapitaal (bijvoorbeeld de hoeveelheid en kosten van kapitaal voor handen om de industrie te financieren); 5. infrastructuur (bijvoorbeeld het type, de kwaliteit en de kosten van communicatie en transportsystemen).
Daarnaast heeft Porter de factoren ingedeeld in de rol die zij spelen in concurrentievoordeel. Belangrijke factoren worden geavanceerde factoren genoemd, de minder belangrijke factoren 10
basisfactoren. Onder de basisfactoren vallen onder meer natuurlijke grondstoffen, klimaat, locatie
en
ongeschoolde
arbeid.
De
geavanceerde
factoren
bevatten
digitale
datacommunicatiestructuren, wetenschappers en onderzoeksinstituten (Porter, 1990, p. 77). De relatie tussen basale en geavanceerde factoren is complex. Basisfactoren kunnen initiële voordelen opleveren, maar voor duurzaam concurrentievoordeel moet geïnvesteerd worden in de geavanceerde factoren. Het kan ook zijn dat een nadeel in een basisfactor de druk creëert om te investeren in geavanceerde factoren (Grant, 1991, p. 537). Een derde mogelijkheid om de factoren te verdelen is onderscheid maken tussen algemene factoren en gespecialiseerde factoren. Algemene factoren zijn bijvoorbeeld snelwegen of een grote hoeveelheid goed gemotiveerde werknemers. Gespecialiseerde factoren bevatten infrastructuur met bepaalde voorwaarden of voor een bepaalde industrie specifiek opgeleid personeel. Gespecialiseerde factoren zijn vaak ook geavanceerde factoren, maar niet per definitie. Hoog opgeleide computerprogrammeurs kunnen bijvoorbeeld ingezet worden in verschillende industrieën, waardoor zij behoren zowel tot de geavanceerde factoren als de algemene factoren (Porter, 1990, p. 78).
3.1.2 Vraagcondities De tweede determinant van nationaal concurrentievoordeel in een industrie is de thuismarktconditie voor het product of de service van een bepaalde industrie. Volgens Porter (1990) zijn drie brede attributen daarbij belangrijk: (1) de compositie van de vraag in de thuismarkt, (2) de grootte en de groei van de vraag en (3) de mechanismen van internationalisatie van de vraag in de thuismarkt. De belangrijkste invloed op concurrentievoordeel in de vraag van de thuismarkt wordt bepaald door de mix en het karakter van de wensen van de koper. Als een locale organisatie sneller de wensen van consumenten begrijpt dan een buitenlandse rivaal kan een concurrentievoordeel behaald worden. Drie karakteristieken van de opbouw van de vraag van de thuismarkt zijn in het bijzonder belangrijk: (1) de distributie van de vraag, (2) de natuur van de consumenten (vragen ze veel van de organisaties in termen van kwaliteit of service) en (3) de anticipatie van de wensen van de consument (lopen de wensen van de consument voor op die van andere landen) (Porter, 1990, p. 86-91). Als de consumenten veel vergen van de industrie en niet alleen anticiperen op de vraag in het thuisland, maar ook op internationale vraag, kan de grootte en de groei van de vraag het nationale concurrentievoordeel van een industrie
11
versterken. Als een land een grote thuismarkt heeft kan dit door middel van schaalvoordelen een concurrentievoordeel geven, een snelle groei van de vraag kan leiden tot een snelle acceptatie van nieuwe technologieën of het bouwen van nieuwe faciliteiten met een grote zekerheid dat ze volledig benut gaan worden (Porter, 1990, p. 92-96). Als laatste kan het nationale concurrentievoordeel vergroot worden door mechanismen waarmee de producten van een land over de grens worden aangeboden. Dit kan gebeuren omdat de kopers van het product of service mobiel zijn, dan zijn binnenlandse kopers ook buitenlandse kopers. Consumenten die veel reizen vormen een goede basis van loyale klanten die ook op buitenlandse markten komen. Wanneer buitenlanders naar het thuisland komen kan een soortgelijk effect optreden, omdat zij vaak producten mee terugnemen naar het land van herkomst (Porter, 1990, p. 97-99). De verschillende vraagcondities hebben een versterkend effect op elkaar en elk heeft zijn grootste effect op een bepaald moment in de evolutie van de industrie in een land. Omdat zonder de aanwezigheid van vergelijkbare en ondersteunende industrieën organisaties misschien niet bij krachten zijn om te reageren op de wensen van de klanten, versterken ook de onderdelen van de diamant elkaar.
3.1.3 Vergelijkbare en ondersteunende bedrijfstakken Zowel soortgelijke als ondersteunende industrieën kunnen de nationale positie van een industrie versterken. Heftige concurrentie in een industrie kan leiden tot betere producten, innovatie of lagere prijzen. De aanwezigheid van internationaal concurrerende organisaties aan de leverancierskant kan een industrie ook helpen omdat de industrie bijvoorbeeld goedkoper of makkelijker aan grondstoffen kan komen. Opvallend is dat succesvolle industrieën geneigd zijn om zich te groeperen in ‘clusters’ van ondersteunende organisaties, zodat gemakkelijk (en goedkoop) van elkaar geprofiteerd kan worden (Grant, 1991, p. 538). Soortgelijke industrieën aanwezig in het thuisland kunnen elkaar helpen met activiteiten zoals distributie, marketing of service (Porter, 1990, p. 104-106). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de vergelijkbare industrieën van personenauto’s en vrachtwagen of makers van Cd-spelers en schrijfbare Cd’s.
3.1.4 Organisatiestrategie, structuur en rivaliteit
12
De context waarin organisaties zijn gecreëerd en georganiseerd is de laatste brede determinant. Doelen en strategieën kunnen niet alleen verschillen binnen een industrie maar ook binnen en tussen landen. Porter beargumenteert dat een land een concurrentievoordeel kan verwerven als er een goede mix is tussen de keuzes en de middelen van concurrentievoordeel binnen een industrie. Het patroon van rivaliteit in het thuisland speelt ook een belangrijke rol binnen het proces van innovatie en de prospecten tot internationaal succes (Porter, 1990, p. 107).
3.1.5 Overheden Overheden spelen een belangrijke rol in het behalen van een nationaal concurrentievoordeel. De rol van een overheid is het beïnvloeden (negatief of positief) van de vier determinanten. Factorcondities kunnen bijvoorbeeld worden beïnvloed door subsidies, maar overheden stellen ook vaak productstandaarden in, of reguleren de markt. Daarnaast zijn overheden vaak grote kopers van veel producten in een land, zoals voor defensie, telecommunicatie en energie. Door middel van controle op media en regulatie kunnen ook de soortgelijke en ondersteunende industrieën worden beïnvloed, en door middel van belastingen en wetten kunnen de structuur, strategie en rivaliteit worden veranderd (Porter, 1990, p. 127-128). De overheidsplannen kunnen ook beïnvloed worden door de determinanten. Zo kunnen de investeringen in energie worden beïnvloed door de hoeveelheid aanbieders in een bepaalde regio.
3.1.6 Kans
Porter heeft in zijn oorspronkelijke model (1990) de exogene variabele “chance” opgenomen. Omstandigheden kunnen het concurrentievoordeel van een land sterk veranderen. Voorbeelden zijn: veranderingen in de financiële wereldmarkt, grote veranderingen in de olieprijs of wisselkoersen, oorlogen en politieke verschuivingen. Deze gebeurtenissen kunnen de diamant ook positief beïnvloeden. Zo kan een oorlog leiden tot meer wetenschappelijk onderzoek (factorcondities) en het verstoren van relaties (vraagcondities). Dunning (2000) heeft in zijn model de factor “kans” onder “mentality of competitiveness” geschaard. Deze en andere veranderingen zullen in de volgende paragrafen worden besproken.
13
3.2
Evolutie van het model
De oorspronkelijke onderzoeksvraag van Porter is ontleend aan Adam Smith’s Wealth of Nations (1776). Hoewel deze niet nieuw is heeft Porter een belangrijke bijdrage geleverd aan de theorievorming rond internationale economie als strategisch management (Grant, 1991, p. 535). In het boek worden twee proposities naar voren gebracht. De eerste propositie stelt dat concurrentievoordeel kan worden gedefinieerd door vier brede eigenschappen van het thuisland. Deze vier eigenschappen zijn de hoeken van de ‘nationale diamant’ en worden besproken in hoofdstuk 4. De tweede propositie stelt dat het concurrentievoordeel van een bedrijfstak afhangt van de ‘sterkte’ van de diamant van het thuisland. De aanpassingen op het Diamond Model zijn voornamelijk tot stand gekomen door Rugman (1993, 1998) en Dunning (2000). Rugman heeft geprobeerd het model generiek te maken terwijl Dunning een betere interpretatie van buitenlandse investeringen nastreeft.
3.2.1 Generieke Double Diamond model
De diamant van Porter is een middel om het internationale potentieel van een organisatie binnen een bepaalde industrie te bepalen. Porter suggereert dat internationaal succesvolle organisaties een sterke ‘nationale diamant’ hebben (Porter, 1990). Grant stelt dat de theorie van Porter correct zou zijn, succesvolle organisaties in kleine economieën niet zouden bestaan. Hij nam Shell en Unilever als voorbeeld en stelde dat deze organisaties beïnvloed worden door andere landen, wellicht door hun tweeledige nationaliteit (Grant, 1991, p, 537). Als een organisatie echter meerdere plekken als ‘thuisland’ zou hebben, zou het concept zijn waarde verliezen (Davies & Ellis, 2000, p, 1204). Rugman en D’Cruz (1993) hebben daarom Porter’s diamant uitgebreid tot het concept van de Double Diamond, waarin MNCs (Multinational Corporations) niet meer per definitie een sterke nationale diamant hoeven te hebben, maar ook gebruik kunnen maken van middelen uit andere landen. Zij gebruiken in hun artikel Canada als voorbeeld, omdat Canadese organisaties succesvol gebruik maken van de productiecapaciteit van de Verenigde Staten (Faulkner & Segal-Horn, 2004, p. 26). Het model van Porter is hierna nog een keer aangepast en uitgebreid tot het generieke Double Diamond Model, waarin activiteiten van multinationals gezien worden als endogene in plaats van exogene variabelen. Nationaal concurrentievoordeel wordt hierin gedefinieerd als de capaciteit van organisaties die, in een bepaald land in een bepaalde industrie, over een langere 14
periode waardetoevoegende activiteiten kunnen uitvoeren terwijl ze te maken hebben met internationale competitie (Moon, Rugman & Verbeke, 1998, p. 138-139).
3.2.2 Eclectic Paradigm
Een andere aanpassing werd voorgedragen door Dunning (2000). Hij stelt dat de interpretatie van Porter over buitenlandse investeringen (Foreign Direct Investment, FDI) verkeerd is. Porter ziet uitgaande investeringen als sterkte van een land en binnenkomende investeringen als een zwaktebod. Dit leidt volgens Dunning tot een misinterpretatie van de rol van een multinational. Hij koppelt de diamant van Porter aan zijn eigen ‘Eclectic Paradigm’ (OLI) theorie. Deze theorie voorziet in een raamwerk om uit te leggen waarom multinationals bestaan en waarom ze concurrentievoordelen kunnen behalen. De identificatie van de drie variabelen O (Ownership), L (Location) en I (Internalisation) wordt gezien als meest duidelijke patroon om de redenen voor FDI uit te leggen (Faulkner & Segal-Horn, 2004, p. 23). Ownership factoren impliceren dat een organisatie over bepaalde middelen beschikt die voordelen geven in bepaalde markten, zoals bijvoorbeeld merknamen of unieke technologieën. Location factoren houden in dat de multinational een voordeel behaalt door bepaalde activiteiten in een bepaalde regio te organiseren, door bijvoorbeeld lagere kosten en hooggeschoolde arbeidskrachten. De derde factor, Internalisation, suggereert dat specifieke activiteiten binnen het bedrijf gehouden moeten worden, omdat anders teveel risico gelopen wordt om kennis te verliezen aan potentiële concurrenten (Dunning, 2000, p. 163-164). Dit is voornamelijk het geval bij outsourcing of joint-ventures (Faulkner & Segal-Horn, 2004, p. 23). Het model is eclectisch omdat de omstandigheden gevarieerd zijn en specifiek voor een bepaalde context. Als een organisatie onder de juiste omstandigheden voldoet aan de criteria dan kan deze organisatie gezien worden als een multinational.
De nadelen van de OLI-theorie zijn te vinden in het feit dat de factor O zijn beperkingen heeft en dat de factor L niet goed gedefinieerd is in het model van Dunning. De tekortkoming van de factor Ownership is dat het niet kijkt naar onconventionele FDI, namelijk strategische investeringen van ontwikkelingslanden naar industrielanden. Moon & Roehl (2001, p. 200) hebben de motivatie van onconventionele FDI verduidelijkt en geven (1) het zoeken van markten, (2) het zoeken van factoren, (3) oligopolistische reacties, (4) risicodiversificatie en (5) en land van herkomst als mogelijke motieven. Om de factor L beter te definiëren heeft
15
Dunning vier typen van buitenlandse activiteiten gedefinieerd: (1) het zoeken van markten, (2) het zoeken van middelen, (3) het zoeken van efficiency en (4) het zoeken van strategische bezittingen (Dunning, 2000, p. 164). De uitbreiding van het OLE-model bevat nog steeds tekortkomingen omdat nog steeds ruimte bestaat om meer dimensies te definiëren.
3.4
The Diamond of Competitive Advantage
In 2003 stelde Dunning voor om het Diamond Model binnen zijn eigen OLI paradigma te integreren. Hiermee wordt een van beperkingen van zijn eigen model (de factor L) tenietgedaan en worden bovendien de tekortkomingen van Porters model aangepakt. Het nieuwe model houdt ook rekening met de motivaties voor FDI en zal daarom in dit onderzoek gebruikt worden om verschillende casussen te bespreken. Door de aanpassingen van Dunning kunnen buitenlandse investeringen worden toegevoegd als zevende factor. Deze factor zal in de volgende paragraaf worden besproken.
Figuur 3 - Double Diamond Model (Dunning, 2003) 16
Grant heeft het Diamond Model van Porter in een groter perspectief gezet. Hij merkte op dat de rol van middelen in de determinatie van concurrentievoordeel voor het eerst niet alleen een functie van de eigen investeringen was, maar ook afhing van het aanbod en creatie van de middelen in de omgeving. Dit maakt het Diamond Model interessant omdat het een interactie creëert tussen concurrentievoordeel op organisatieniveau en natieniveau (Grant, 1991, p. 545).
Figuur 4 - Het Diamond Model in groter perspectief (Grant, 1991)
3.4.1 Buitenlandse investeringen De impact van multinationals hangt af van drie variabelen: (1) de natuur van de activiteit, (2) de structuur van de huidige concurrentiepositie van een land en (3) de economische signalen van de overheid in een land (Lui & Song, 1997, p. 75). Deze buitenlandse activiteiten (MBA, Multinational Business Activities) worden daarom gezien als een exogene variabele die invloed uitoefent op de determinanten en andere exogene variabelen. FDI (Foreign Direct Investment; buitenlandse investeringen) is een belangrijk middel voor diffusie en kruisbestuiving van kennis en rivaliteit. Dit versnelt het proces van innovatie binnen de industrie en zorgt voor een betere concurrentiepositie (Lui & Song, 1997, p. 81-82). FDI kan
17
positief beïnvloed worden door een hoger percentage alfabeten, veranderingen in patentregistraties en importsubsidies. Corruptie, cultuurverschillen en overheidsregulaties kunnen FDI negatief beïnvloeden (Wei, 2003, p. 14).
4.
De Chinese Diamant
Het vorige hoofdstuk ging over de theorie achter het Diamond model en hoe deze in de loop van de jaren is aangepast. In hoofdstuk 4 worden de factoren die uit het vorige hoofdstuk zijn voortgekomen ingevuld aan de hand van de Chinese situatie. Dit is de situatie zoals deze uit de literatuur naar voren komt. Deze situatie zal in de conclusie worden vergeleken met de diamant die bedrijven schetsen in hoofdstuk 6.
4.1
Factorcondities
De voornaamste factor die de groei van de Chinese economie stimuleert is de Chinese beroepsbevolking. Dit heeft geleid tot een sterke groei van Chinese exportproducten in de afgelopen twee decennia. Hoewel de top vijftien exportproducten allen aan marktaandeel gewonnen hebben zijn ze alle vijftien te classificeren als arbeidsintensieve goederen waar ongeschoolde of laaggeschoolde werknemers voor nodig zijn (Liu & Song, 1997, p. 75-76). China heeft een grote voorraad mineralen en goede prospecten voor alternatieve energie. Het land heeft daarom goede vooruitzichten voor het opbouwen van duurzame energie, maar de verspreiding is slecht: de meeste liggen in het binnenland. De grote hoeveelheid steenkool vormt 43% van het totale vrachtverkeer per trein, maar de slechte infrastructuur leidt tot tekorten in het zuiden en het oosten van China (Lui & Song, 1997, p. 79).
Hoewel China de basisproductiefactoren bezit, mist China in de energiesector de geavanceerde factoren infrastructuur en geschoolde arbeid. Het vorige decennium heeft de overheid veel geïnvesteerd in de geavanceerde factoren. Tussen 1990 en 1995 werd 100.000 kilometer optische kabels aangelegd, het aantal telefoons per inwoner verviervoudigd (van gemiddeld 1,16 telefoons per inwoner in 1990 tot 4,66 in 1995) en meer dan 10.000 kilometer spoor aangelegd. In dezelfde periode zijn ook scholen gebouwd om het analfabetisme te
18
bestrijden. Daarnaast is het aantal universiteiten en studenten gegroeid. In 1997 waren er bijna een half miljoen wetenschappers en ingenieurs in China (Lui & Song, 1997, p. 79).
4.2
Vraagcondities
China heeft de grootste potentiële afzetmarkt ter wereld. De grote vraag die wordt gecreëerd door de grote populatie is echter niet altijd een voordeel. Het kan zijn dat een inferieur product concurrerend is binnen China, maar niet in internationale markten. Daardoor hebben deze organisaties geen prikkel om te investeren en te innoveren (Lui & Song, 1997, p. 81). In de energiesector is dit geen probleem, aangezien niet aan de vraag kan worden voldoen en omdat energie niet differentieerbaar is: er bestaan geen kwaliteitsverschillen. Buitenlandse technologie kan worden geïntroduceerd en gecombineerd met middelen in het thuisland om in de toekomst een vraag om te zetten in een overschot (en dus export). Een goed voorbeeld hiervan is de robotindustrie in Japan, waar de vraag in 1960 in twintig jaar tijd werd omgezet in een sterke thuismarkt en hoge export (Lui & Song, 1997, p. 81).
4.3
Vergelijkbare en ondersteunende bedrijfstakken
Als China haar concurrentiepositie wil verbeteren in segmenten waar een hogere technische factor geldt, zal moeten worden geïnvesteerd in de vergelijkbare en ondersteunende sectoren. Door middel van (buitenlandse) investeringen (het aankopen van technologieën) kan een tijdrovende en dure periode van uitvinden en innovatie verkort worden, waardoor sneller een betere concurrentiepositie bereikt wordt (Lui & Song, 1997, p. 81). Binnen de energiesector zouden voornamelijk investeringen in alternatieve energie en innovaties op het gebied van het winnen van grondstoffen grote stappen voorwaarts betekenen.
4.4
Organisatiestrategie, structuur en rivaliteit
De Chinese energiebedrijven zijn nog steeds of van oudsher Chinese staatsbedrijven. Veel beslissingen werden genomen met politieke in plaats van economische beweegredenen en dit weegt zwaar door in de structuur van de organisaties. Daarnaast heeft de Chinese overheid nog steeds moeite om de prijscontroles te laten varen. De Chinese nutsbedrijven zijn niet goed 19
ingericht om te concurreren en de grote vraag naar energie verzwakt de behoefte om (snel) te veranderen. Weinig rivaliteit is volgens Porter (1990, p. 107) slecht voor de sector omdat de prikkel om te innoveren wordt weggenomen. Het verder openstellen van de mart kan als katalysator werken voor innovatie en ontwikkeling.
4.5
Overheden
Om een betere concurrentiepositie op te bouwen moet de Chinese overheid een klimaat creëren waarin buitenlandse multinationals willen investeren in China en technologische ontwikkelingen stimuleren (Lui & Song, 1997, p. 80). Sinds de economische hervormingen in 1979 is de manier waarop organisaties ontstaan en onderhouden worden veranderd. De meerderheid van de Chinese organisaties maken hun beslissingen aan de hand van marktsignalen zonder interventie van de overheid en concurreren met elkaar. In het Tiende Vijfjarenplan, dat liep van 2001 tot 2005, zette de Chinese overheid de trend van het afgelopen decennium voort. China heeft zich ingezet voor energie-efficiënte en controle op uitstoot. Daarnaast heeft de Chinese overheid aandacht gegeven aan de ontwikkeling van de westelijke provincies. In het plan staan de intenties om ervoor te zorgen dat economische groei meer geografisch verspreid wordt (Weidou & Johansson, 2004, p. 1225). Het Elfde Vijfjarenplan laat een soortgelijk beeld zien en bouwt voor op het vorige plan. China heeft in januari 2006 de ‘Renewable Energy Law’ aangenomen en wil in 2020 met windturbines 30 GW energie opwekken (RenewableEnergyAccess, 2007, Website).
4.6
Buitenlandse investeringen
De hoeveelheid FDI in China is sinds de economische hervormingen in 1979 hard gestegen. Het totaal cumulatief binnenkomende FDI bedroeg $420 miljard in juni 2002. Dit maakt China de grootste ontvanger van buitenlandse investeringen in de derde wereld (Wei, 2003, p. 3). Vooral andere Aziatische landen investeren in China. In 1997 waren maar 22,8% van de buitenlandse investeringen afkomstig van de Verenigde Staten, de Europese Unie en Japan samen (Lui & Song, 1997, p. 77).
20
Volgens Li, Qian, Lam en Wang (2000) bestaan drie strategische keuzes die multinationals moeten maken als ze besluiten in China te gaan investeren: (1) de keuze tussen arbeidsintensief of kapitaal/technologie-intensief, (2) de locatie (kustprovincies of het binnenland) en (3) de investeringsvorm. De keuze tussen werkintensief of technologieintensieve investeringen is belangrijk. Hoe hoger de technologiefactor, hoe meer producten verkocht kunnen worden in China zelf. Dit komt door een nog niet verzadigde markt. Bovendien is het beter voor de Chinese economie en komt het ten goede van de belastingen in de vorm van BTW (Li et al., 2000, p. 675-676). Voor de energiesector gaat dit geheel niet op. Energie kan in veel vormen worden opgewekt, zowel arbeidsintensief (bijvoorbeeld kolen) als technologie-intensief (bijvoorbeeld windmolens), maar de ene vorm is niet beter voor de economie dan de andere vorm. Het is belangrijk te kijken naar de lange termijn bij het bepalen van de strategie.
De meeste investeringsgelden waren afkomstig van Aziatische organisaties en werden geïnvesteerd in de (gemakkelijk bereikbare) oostelijke kustprovincies (ECA). Deze provincies ontvingen 87% van het FDI tussen 1985 en 2000. Vaak worden de kustprovincies gezien als springplank naar het binnenland. Ook in de energiesector is dit het geval. Shell is begonnen in Hong Kong en heeft zich bij het openstellen van de grenzen verspreid langs de kust, voornamelijk in de vorm van olieraffinaderijen. In 2005 investeerde Shell meer dan 5 miljard dollar in China, hoewel maar één groot project in het westen van China wordt gerealiseerd: een 4.000 kilometer lange gaspijplijn van het westen naar de kustprovincies (Shell Group, Website, 2007).
De afgelopen decennia was de equity joint venture de meest voorkomende vorm van buitenlandse investeringen in China. Dit kwam aan de ene kant omdat de Chinese overheid deze vorm het meest stimuleerde en als geprefereerde methode zag om buitenlandse technologie en managementexpertise binnen het Chinese bedrijfsleven te halen zonder de cultuur aan te passen. Aan de andere kant zagen buitenlandse organisaties de mogelijkheden om locale markten te penetreren met locale partners. De afgelopen tien jaar is het percentage organisaties die compleet in handen van buitenlandse investeerders zijn gestegen. De oorzaak zou kunnen zijn dat de buitenlandse organisaties geleerd hebben hoe te handelen in China of omdat ze liever niet met een extra partner samenwerken (en hierdoor problemen met oncoöperatieve, incompetente partners ontwijken) (Wei, 2003, p. 7-8).
21
4.8
Overzicht
De onderstaande tabel geeft een samenvatting weer van de factoren die samen de Chinese diamant vormen:
Situatie in de Chinese energiesector Factorcondities
+ Enorme beroepsbevolking + Voorraad fossiele brandstoffen - Slechte infrastructuur - Weinig geavanceerde factoren
Vraagcondities
+ China is de grootste potentiële afzetmarkt + Op dit moment kan niet aan de vraag voldaan worden
Vergelijkbare en ondersteunende
- Grote investeringen nodig van buitenlandse
industrieën
organisaties
Organisatiestrategie, -structuur en
- Oude, hiërarchische door de overheid
rivaliteit
gecontroleerde organisaties
Overheid
+ Energiefocus in 10e en 11e Vijfjarenplan
Buitenlandse investeringen
- Meer investeringen nodig, vooral in het westen van China
Uit de tabel valt af te lezen dat China de potentie heeft om een sterke diamant te vormen en internationaal concurrentievoordeel en welvaart te verkrijgen in de energiesector. Het wordt duidelijk dat dit moet gebeuren door middel van investeringen in geavanceerde productiefactoren. Technologische achterstand en achterhaalde managementstructuren zijn de grootste knelpunten. Buitenlandse investeringen kunnen het ontwikkelingsproces versnellen. De investeringen zouden het meest op hun plaats zijn in het westen van China aangezien de afgelopen jaren het meest is geïnvesteerd in de zuidelijke en oostelijke provincies. Het westen heeft een achterstand op de kustprovincies op het gebied van welvaart, energieinfrastructuur en toegang tot elektriciteit.
22
5
Alternatieve energie – een strategische optie?
Uit de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden dat om een energiecrisis af te wenden en toch de huidige economische groei te behouden moet worden geïnvesteerd in de Chinese energiesector. Investeringen van buitenlandse organisaties spelen hierin een belangrijke rol. Dit hoofdstuk bekijkt welke strategie gebruikt kan worden om dit te verwezenlijken. Met opzet is gekeken vanuit de positie van China en niet vanuit de NME’s omdat het Diamond Model ook op deze manier is opgebouwd. Ook wordt niet gekeken naar de verschillende soorten energie.
5.1
Energietechnologie strategieën
Ni en Johansson (2004, p. 1227) concluderen in hun artikel dat er mogelijke energietechnologie strategieën zijn die, als ze op tijd in gang gezet worden, China de komende vijftig jaar genoeg energie kunnen leveren. Voorwaarde voor deze strategieën zijn dat ze aan de ene kant sociale en economische groei garanderen en aan de andere kant op lokaal, regionaal en internationaal niveau het milieu verbeteren. Zij geven aan dat vier realiteiten bestaan waarmee rekening moet worden gehouden. De belangrijkste is het gebruik van de eigen middelen, waarbij het potentieel van kolen en alternatieve energie het grootst is. China zal altijd olie en gas moeten importeren. Ten tweede moet het moderniseren van het energiesysteem gepaard gaan met het moderniseren van de economie. Daarnaast heeft de vorm en timing van de implementatie van de strategie een belangrijke invloed op de energiemarkten. Hiervoor moeten uitdagingen van afstand en terrein worden overwonnen. Als laatste moet rekening worden gehouden met toekomstige omstandigheden en ontwikkelingen (contingency planning) (Ni & Johansson, 2004, p. 1227). Gu en Liu (2002) noemen vier voorwaarden waar de Chinese energiestrategie aan moet voldoen: (1) het verhogen van de energieaanvoer en energie-efficiency en schoner gebruik maken van fossiele brandstoffen, (2) het veranderen van de energiestructuur, het verkleinen van het aandeel van steen- en bruinkool en het verhogen van de proportie alternatieve energieën, (3) het versterken van de internationale coöperatie en (4) het beschermen van het milieu en het garanderen van duurzame ontwikkeling.
23
5.2
Ecologische hindernissen
De ecologische duurzaamheid van het land China staat op het spel. Doordat China voornamelijk gebruik maakt van de verbranding van kolen voor het opwekken van energie en de gebruikte technologie naar westerse standaarden achterhaald is, is China op het gebied van uitstoot van zwaveloxide wereldleider. Korea en Japan hebben zich al beklaagd bij de Chinese regering vanwege de hoeveelheid zure regen en ook andere landen verhogen de politieke druk op China omdat het in 2002 het Kyoto protocol ratificeerde (Wikipedia, Website, 2007). Het probleem dreigt echter groter te worden: in het jaar 2020 zal China naar schatting meer uitstoot hebben dan elk ander land op aarde en zal 17% van de totale wereldemissies voor haar rekening nemen (Buran et al.,2003, p. 92-93). China wordt dan de grootste oorzaak van klimaatsverandering en het stijgen van de zeespiegel. Een ander ecologisch probleem is te vinden in de hoge mate van biomassa die wordt gebruikt in China. Hoewel biomassa niet vervuilend is en het kappen, verbranden en herplanten van bomen relatief goedkoop is, verbruikt een huishouden gemiddeld 1200 kg brandhout per jaar. Dit staat gelijk aan 0.8 hectare bos. Op de lange termijn is dit niet haalbaar voor China en zal naar nieuwere technologieën moeten worden gezocht (Sayigh, 1999, p. 16).
5.3
Alternatieve energie
Aangezien het potentieel voor alternatieve energie in China groot is, argumenteren Gu en Liu (2002) dat investeren in alternatieve energie een strategische optie is voor duurzaam ondernemen. Niet alleen andere auteurs zijn het hier over eens, ook de Chinese overheid heeft deze optie ingezien. In het tiende vijfjarenplan (dat duurt van 2001 tot 2005) wil de regering het aandeel duurzame energie laten groeien tot 10% van de energiebehoefte in 2010. Dit komt neer op ongeveer 60 MegaWatt (MW). Men wil zich in het plan richten op vier pijlers: (1) het promoten van nieuwe vormen van energie, (2) schonere kolentechnologie ontwikkelen, (3) het verkleinen van de hoeveelheid kolen die gebruikt wordt voor consumptie en (4) het bereiken van de duurzame ontwikkeling van energie, economie en samenleving (National Renewable Energy Laboratory, 2004). Het strategische voordeel van investeren in alternatieve energie is dat nieuwe technologieën gekocht kunnen worden van de westerse landen, omdat zij deze al ontwikkeld hebben. Hiermee kunnen veel stappen, en daarmee veel fouten, overgeslagen worden. Dit principe heeft “leapfrogging” (‘haasje over’). Impliciet is het idee van 24
leapfrogging niet alleen maar een overstap naar een technologisch geavanceerder systeem, maar ook naar een beter systeem: schoner, duurzamer en minder schadelijk voor het milieu. De Indiase telecommunicatiesector is op dit moment ook bezig met een leapfrog, aangezien de vaste telefonie grotendeels wordt overgeslagen en veel wordt geïnvesteerd in mobiele technologieën. Op deze manier zou de Chinese energiesector (met behulp van westerse landen) kunnen overstappen op alternatieve energie.
Om dit te bereiken moet veel gebeuren. De Chinese overheid heeft de volgende plannen: (1) het herstructureren van de energiesector en de daarbij horende instituties, (2) een energieontwikkelingsstrategie ontwikkelen en de daarbij horende doelen formuleren, (3) energietechnologieën en energie-instrastructuur ontwikkelen en (4) het monitoren en meten van de behaalde resultaten (National Renewable Energy Laboratory, 2004). Daarnaast moeten een aantal hindernissen worden genomen voor snelle ontwikkeling van de alternatieve energiesector (Junfeng, 1997, p. 393-394): (1) gebrek aan kapitaal, (2) niet genoeg geavanceerde technologieën, (3) betere infrastructuur nodig, (4) niet genoeg subsidies, voor alternatieve energie en (5) de milieuwetten zijn niet streng genoeg waardoor er geen prikkel is om te investeren in duurzaam ondernemen/energie.
5.4
Haalbaarheid
Op de lange termijn zal de overstap van fossiele grondstoffen naar alternatieve energie onvermijdelijk zijn. De vraag is wanneer de transitie gemaakt moet worden. Vanuit economisch oogpunt is windenergie de enige vorm van alternatieve energie die kostenefficiënt is, de kosten per euro wegen op tegen de opbrengst per KWh. Windenergie is makkelijk verkrijgbaar, veilig, populair en kan banen creëren (Sayigh, 1999, p. 23). Op de middellange termijn (10 a 15 jaar) is het volgens Fengqui (1996, p. 1137) mogelijk om zonneen windenergie aan te bieden aan de markt in het westen van China zonder dat subsidies van de overheid nodig zijn. Het potentieel hangt af van de reductie in productiekosten en het verbeteren van de kwaliteit. Hiermee zou door middel van een leapfrog energie kunnen worden aangeboden aan de West-Chinese bevolking. Dit zou niet alleen als voorbeeld voor de hele wereld kunnen dienen, maar ook concurrentievoordelen opleveren voor de organisaties die op de korte termijn beginnen met het ontplooien van de activiteiten. Daarnaast zou met
25
deze strategische optie kunnen worden voldaan aan huidige,
toekomstige, nationale en
internationale wetten en reguleringen.
Als op korte termijn geïnvesteerd wordt in alternatieve energie kan op de lange termijn een groot deel van (het westen van) China voor 100% afhankelijk zijn van alternatieve energie. Hiervoor zal op korte termijn in het gebruik van windenergie en kleine waterenergieprojecten en in het ontwikkelen de technologie van zonne-energie geïnvesteerd moeten worden (Fan et al., 2005, p. 287).
26
6
Empirisch onderzoek
Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat China als land met behulp van investeringen van buitenlandse (westerse) organisaties de Chinese Diamant kan versterken en daarmee de nijpende energiecrisis kan verzachten. De factoren die een negatieve invloed hebben op de kracht van de diamant zijn de Chinese infrastructuur, vergelijkbare en ondersteunende industrieën en (te magere) buitenlandse investeringen. Een versnelde ontwikkeling van de Chinese energiesector ligt dus in handen van de westerse organisaties.
De bereidheid en de acties van twee westerse organisaties die actief zijn in de energiesector worden daarom in deze gevalstudie bekeken en vergeleken met de gevonden diamant in hoofdstuk 3.4.
6.1
Shell
Shell begon reeds in 1894 met het exporteren van kerosine richting China. De eerste kantoren werden in 1906 (Hong Kong) en 1908 (Shanghai) gesticht. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog was Shell actief in twintig Chinese provincies en had meer dan 1000 verkooppunten. Na de oorlog ging de opbouw snel, maar Shell werd gedwongen te vertrekken ten tijde van de culturele revolutie (1966). Het kantoor in Hong Kong kon wel open blijven en vanuit hier werd de handel weer opgebouwd in de jaren tachtig. Op dit moment heeft Shell 19 joint-venture operaties in China, met ongeveer 1600 werknemers.
Het belangrijkste project is de $4.3 miljard kostende petrochemische faciliteit in Nanhai (provincie Guangdong). Daarnaast wordt veel geld geïnvesteerd in de ontwikkeling van gaswinning, en de exploratie en productie van olie, voornamelijk offshore in Xijiang en Bohai Bay.
Shell’s Chinese Diamant Als gekeken wordt naar de Chinese Diamant dan is duidelijk dat de vraag- en factorcondities zeker aanwezig zijn. De vraag naar energie is enorm en zal volgens Shell blijven stijgen. De factorcondities kunnen aangemerkt worden als plus, deze vormen een mogelijkheid voor
27
Shell. Een belangrijk voorbeeld is het West-East Pipeline project, waarin Shell zal deelnemen in samenwerking met PetroChina en andere Chinese en internationale energiebedrijven. Het project behelst de productie van een pijplijn van 4000 kilometer met een capaciteit van ongeveer 50% van de huidige Chinese gasbehoefte. Het gas wordt (goedkoop) geproduceerd in het westen van China en wordt geconsumeerd door de oostelijke provincies. De totale investeringen bedragen meer dan 8 miljard dollar, dus het is extreem belangrijk dat de overheid duidelijke signalen uitzendt voordat buitenlandse bedrijven dit soort bedragen willen investeren. De pijplijn is ook een onderdeel van wat Shell “Sustainable Development” noemt. Het gas zal schoner geproduceerd worden, wat broeikasgasemissies reduceert: het verbetert de kwaliteit van de lucht in steden en zorgt voor duizenden banen. Of de pijplijn goed is voor het milieu en het cultureel erfgoed van China valt nog te bezien. De pijpen moeten door verschillende natuurreservaten en langs UNESCO World Heritage Sites zoals de Chinese Muur.
Een samenwerking met andere vergelijkbare en ondersteunende industrieën is in China de enige mogelijkheid om zaken te doen voor multinationals. De Chinese industriële cultuur laat eigenlijk alleen partnerships toe voor buitenlandse bedrijven. Dit betekent dat vaak een jointventure wordt begonnen met een State Owned Entereprise (SOE), zodat de staat een deel van de aandelen in handen heeft. Dit is ook de ervaring die Shell heeft: er zijn op dit moment 16 van deze joint-ventures. China zit veertig jaar na de Culturele Revolutie nog steeds in een transitiefase, van het socialistisch bewind dat draait om zekerheid en werk naar een nieuw concept: winst. De staatsbedrijven opereren soms niet als SOEs, maar meer als EOS (Enterprises that Operate like States). Sommige waren of zijn in het bezit van dorpen, ziekenhuizen, scholen en eigen politie. Vanzelfsprekend zijn sommige verder in hun ontwikkeling tot kapitalistisch bedrijf dan andere: sommige worden ontmanteld, gestroomlijnd en veranderd. De grotere SOE’s investeren daarom in nieuwe organisaties die een notering proberen te krijgen op buitenlandse beurzen. Hiermee proberen ze kapitaal te verkrijgen dat hun helpt het proces te versnellen.
Als gekeken wordt naar de buitenlandse investeringen dan wordt duidelijk dat de bureaucratie van de Chinese overheid organisaties kunnen hinderen. De procedures en beslissingen zijn veelal niet transparant en kunnen weken en soms jaren duren. Buitenlandse investeerders kunnen zich meestal de wachttijd niet veroorloven. Er is een directe schakel tussen de Chinese overheid en de SOEs en dit voegt extra complexiteit toe. De overheid heeft nu door dat een 28
scheiding moet bestaan tussen beleidsmakers en uitvoerders. Hoewel vooruitgang is geboekt, worden de aanstellingen voor topmanagement nog steeds door de overheid gedaan.
Ontwikkelingen energiesector in China Shell verwacht dat aardgas in China het komende decennium de snelstgroeiende energiebron zal zijn. Het biedt een schoner milieu dan de kolenfabrieken en heeft grote economische voordelen: het is te winnen op Chinees grondgebied. De markt voor gas wordt verwacht te groeien met een factor 8 in de volgende 20 jaar. Om aan deze vraag te kunnen voldoen is het belangrijk dat de infrastructuur voor deze techniek wordt geïmplementeerd binnen China. Ook ligt nadruk op het ontwikkelingen en gebruik maken van schonere technologieën voor het winnen en verbranden van kolen, dat nu voorziet in 70% van China’s nationale energiebehoefte. Daarnaast moet de Chinese overheid wel een duidelijk beleidsraamwerk maken dat de ontwikkeling van de gasindustrie en de markt ondersteunt.
Qua alternatieve energie heeft Shell plannen om het potentieel voor de ontwikkeling van windenergie in China te ontwikkelen samen met Guohua Energy Investment Corporation van de China Shenhua Group, een van de grootste Chinese energieleveranciers. Dit is echter niets vergelijken met de hoeveelheden geld die wordt geïnvesteerd in andere projecten (EnergiePortal, Website, 2007).
Samenvatting De buitenlandse investeringen die Shell nu doet in China volgen de algemene trend. Ze zijn groter, vergen meer kapitaal en zijn technologie-intensiever. Daarnaast durft Shell nu langere termijn projecten aan. Dit betekent wel dat de risico’s zijn verhoogd (Shell, Website, 2007).
Vijf punten zijn voor Shell kritiek bij het verder investeren in China: 1. Er moet een duidelijk, lange termijn regulatorisch en commercieel raamwerk komen. 2. Er moeten maatregelen komen voor de ontwikkeling voor energiemarkten, voornamelijk voor gas en elektriciteit. 3. Er moet gewerkt worden aan internationale standaarden voor grote projecten in China. 4. Er moeten hogere standaarden voor bedrijfsethiek en integriteit komen. 5. De barrières voor buitenlandse bedrijven om in China te investeren moeten worden weggenomen of verminderd, waardoor buitenlandse ondernemingen een groter aandeel in joint ventures kunnen hebben (net zoals in India). 29
Shell in China
Situatie in de Chinese energiesector
Factorcondities
+ Shell helpt infrastructuur te verbeteren (bijvoorbeeld West-East Pipline)
Vraagcondities
+ De vraag groeit, terwijl nu al niet aan de vraag kan worden voldaan
Vergelijkbare en ondersteunende
- Buitenlandse organisaties moeten
industrieën
samenwerken in Joint-Ventures
Organisatiestrategie, -structuur en
+ Beter ingerichte organisaties dan een aantal
rivaliteit
jaar geleden
Overheid
- De overheid moet veel meer investeren in ontwikkeling van protocollen en beleid
Buitenlandse investeringen
- Worden wat betreft Shell gehinderd door overheidsbeleid
6.2
British Petroleum (BP)
British Petroleum arriveerde dertig jaar geleden in China. Hoewel het bedrijf daarmee geen late toetreder is, hebben ze na de Culturele Revolutie nog even gewacht voor in het land werd geïnvesteerd. De ontwikkeling in China heeft drie stadia gehad: (1) in het begin werd alleen geld verdiend aan de verkoop van licenties en marketing, (2) sinds de jaren tachtig is hier ook exploratie bijgekomen, zowel aan land als in zee (Yancheng 13-1 gasveld). Vanaf de jaren negentig (3) is BP grootschalig gaan investeren. Tot nu toe heeft BP meer dan $4 miljard dollar geïnvesteerd in China en daarmee is het een van de grootste buitenlandse investeerders: BP zorgt voor 2 a 3% van het totale FDI. De bedoeling is dat dit bedrag in de komende vijf jaar wordt verdubbeld. Totaal werken er in China 850 mensen bij BP, waarvan 800 Chinezen. Daarnaast zijn er nog 3000 mensen werkzaam bij de joint-ventures van BP in China.
De belangrijkste activiteiten van BP in China zijn op dit moment het importeren en verkopen van LPG en gas, het onderhouden van pompstations en de productie en verkoop van smeermiddelen (verwerking van de restproducten van oliewinning). Daarnaast is een jointventure aangegaan met SunOasis. In dit project worden zonnepanelen gemaakt en verkocht op de Chinese markt. 30
BP’s Chinese Diamant BP verwacht dat de Chinese economie met ongeveer 8% per jaar zal blijven groeien, waardoor de vraag naar energie explosief zal toenemen. Om dit vraagstuk op een schone manier op te lossen investeert BP al sinds 2001 in het Clean Energy: Facing the Future programma in samenwerking met de Chinese Academy of Sciences en de Tsinghua University in Peking. Het bedrijf investeert $10 miljoen per jaar in het project (BP, Website, 2007), maar dit is maar een heel klein aandeel van het totale onderzoeksbudget van BP, het overgrote deel gaat naar de ontwikkeling van gas- en oliewinning.
China is een belangrijke markt voor BP. Om deze te begrijpen is een goede verstandhouding met de Chinese partners nodig. BP werkt daarom veel samen met Chinese organisaties. Het grootste gasveld in handen van BP wordt geëxploiteerd door CNOOC en op land probeert men LNG (liquefied natural gas) aan klanten te verkopen door middel van 1000 tankstations in de provincies Guandong en Zhejiang (Oost-China). Hier wordt samengewerkt met PetroChina en Sinopec, wat betekent dat BP met alle drie de grote Chinese staatbedrijven joint-ventures is aangegaan. Ook in de chemie heeft BP joint-ventures: de Shanghai Ethylene Cracker complex, de Zhuhai PTA fabriek, Chongqing en Nanjing Acetic Acid fabriek. Om iets minder afhankelijk te zijn van deze joint-ventures is BP aan het proberen het eigen merk aan te prijzen bij de Chinese bevolking op de consumentenmarkt. Het is de bedoeling dat rond 2010 het leveranciersnetwerk even groot is als in Engeland.
Qua overheid is BP van mening dat organisaties niets zouden moeten kunnen veranderen aan de manier waarop naties zichzelf organiseren. Daarom richt het concern zich op het beter begrijpen van de Chinese bedrijfscultuur. Op het gebied van bijvoorbeeld mensenrechten heeft BP natuurlijk wel een eigen idee en de kritiek die geuit wordt op dit vlak helpt wellicht mee om de Chinese reguleringen beetje bij beetje aan te passen. Dit geldt ook op het gebied van milieu: China heeft het idee dat (economische) ontwikkeling de hoogste prioriteit heeft terwijl
BP
vindt
dat
de
ontwikkeling
zelf
een
oplossing
kan
zijn
voor
milieuvervuilingproblemen. Een voorbeeld hiervan is de transitie in de brandstofmix: door steeds iets meer aardgas in plaats van kolen te gebruiken kan veel gedaan worden om luchtvervuiling tegen te gaan op de korte termijn,en klimaatverandering op de lange termijn.
31
BP is redelijk positief over de Chinese partners: ze passen zich snel aan en hebben een goede kennis van de markt. Wel moeten er nieuwe vormen van samenwerking komen, zowel tussen de internationale spelers als de Chinese (staats)bedrijven. Dit betekent een transparantere markt, het delen van informatie en samen investeren. Diversificatie is hier belangrijk, zowel in de verschillende vormen van energie, in reserves, in energie efficiëntie en het gebruik van alternatieve energie.
Ontwikkelingen energiesector in China Omdat China een van de snelst groeiende economieën ter wereld is, biedt het land veel mogelijkheden voor BP. Het concern zal zich meer gaan richten op de eindconsument door het combineren van retail in de vorm van tankstations met de kennis van de lokale markt die de Chinese partners hebben.
Op het gebied van alternatieve energie is BP partner in de ontwikkeling van waterstofvoertuigen in Peking. Dit is een project in samenwerking met het Chinese ministerie van Onderzoek en Techniek. BP is bezig waterstoftankstations te ontwerpen, produceren en installeren. Het doel is om het busvervoer op waterstof te laten rijden en op deze manier de luchtvervuiling te verminderen. Peking is een van de meest vervuilde steden ter wereld. Omdat in 2008 de Olympische Spelen in Peking worden gehouden, wil de Chinese overheid dat de stad tegen die tijd vooruitgang heeft geboekt (EnergiePortal, Website, 2007). Daarnaast is een joint-venture opgezet tussen BP Solar en China Xinjiang SunOasis Co. Ltd. De productiefaciliteit in Xi’an zal een capaciteit van 25 MW hebben. Zoals gebruikelijk in China heeft BP Solar een minderheidsbelang van 49%.
Samenvatting Volgens BP moet de sector verder opgesteld worden om het Chinese energieprobleem op te lossen. Het probleem kan niet opgelost worden met controle van de sector, zoals de Chinese overheid in het verleden heeft gedaan. Dit geldt voor het bouwen van raffinaderijen, maar ook voor het transporteren van energie, zowel per pijpleiding, kabel of schip.
Meer internationale middelen en technologieën kunnen China helpen. Dit is zelfs belangrijk voor de hele wereldeconomie, want als de Chinese vraag blijft stijgen, kan dit de hele markt laten schommelen. BP is er daarom een voorstander van dat groeiende economieën zoals China en India meer betrokken raken bij de het International Energy Agency, Op nationaal 32
niveau moeten de organisaties beter samenwerken, zowel de Chinese organisaties als de multinationals, voornamelijk op het gebied van de infrastructuur. Dit soort samenwerkingen zijn niet alleen voordelig voor China, maar voor de hele wereld.
British Petroleum in China
Situatie in de Chinese energiesector
Factorcondities
- Onzekerheid oliemarkt geeft geen garanties voor import olie
Vraagcondities
+ Vraag naar energie is gegarandeerd
Vergelijkbare en ondersteunende
- Meer samenwerking tussen de organisaties
industrieën
nodig
Organisatiestrategie, -structuur en
+ Relatief veel investeringen alternatieve
rivaliteit
energie (zonne-energie en waterstof) zorgt voor innovatie
Overheid
+ Overheid verandert langzaam maar zeker
Buitenlandse investeringen
+ Investeringen zullen alleen maar groeien
33
7
Conclusie
Er zijn verschillende problemen aan te wijzen voor het Chinese energieprobleem. Het probleem is eigenlijk tweeledig: ten eerste zal de vraag op hele wereldmarkt worden beïnvloed door de enorme vraag van zo’n enorm land. Het tweede probleem is binnen het land: hoe komt de energie bij de klant? Het probleem zit hem in het feit dat de oliemarkt en de financiële markten gekoppeld zijn. Politiek en de media zijn bezorgd over de onbalans die er is tussen de regio’s: de productie is zeer gecentreerd, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten. Daarnaast zijn sommige van deze landen politiek instabiel, zoals Irak en Nigeria, wat problemen oplevert wat betreft een constante levering. Als derde punt kunnen milieuoverwegingen genoemd worden: deze wegen steeds zwaarder in de beslissingen.
De wereldgroei in de vraag naar energie is belangrijk. De groei van de vraag naar olie zal voor ongeveer 30% afkomstig zijn van China. Dit is in lijn met de groei van de afgelopen tien jaar (27%) (BP, Website, 2007). De groei van de vraag is echter maar de helft van het verhaal. Als gekeken wordt naar de aanbodzijde dan hebben (1) afnemende voorraden, (2) politieke instabiliteit en (3) de OPEC gezorgd voor onzekerheid op de markt. Echter, de voorraden zijn nog groot genoeg om het enkele tientallen jaren uit te houden, zowel voor olie als voor gas.
Een oplossing is lastig. De beste manier voor China zou zijn om eigen olievelden te exploiteren (er is voldoende aardgas in de grond). Daarom hebben de Chinese staatsbedrijven flink geïnvesteerd in buitenlandse olievelden, maar in 2003 werd hierin nog maar voorzien in 10% van de Chinese oliebehoefte (BP, Website, 2007). De investeringen hebben een hoog risico en de prijs van olie is erg volatiel. BP is daarom van mening dat buitenlandse investeringen in de Chinese energiesector of de Chinese energiesector zelf het probleem compleet kan afwenden. De Chinese overheid moet meer spenderen aan energiebesparing, diversificatie van energiebronnen en het opbouwen van petroleumreserves. Daarnaast moet meer onderzoek gedaan worden naar alternatieve energie en de ontwikkeling van substituten voor olie.
Veel hangt af van de drie grote Chinese SOEs. Zij moeten hun efficiency verbeteren en hun concurrentiepositie versterken, want de hele Chinese energiemarkt leunt op hen. Dit moet zowel op als buiten Chinees grondgebied gebeuren. Dit kan alleen maar door middel van 34
diversiteit: (1) het aanmoedigen van alternatieve brandstoffen, (2) het ontwikkelen van innovatieve
technologische
oplossingen,
(3)
investeren
in
infrastructuur
om
de
afhankelijkheid bepaalde hubs te verminderen, (4) het importeren van verschillende producten: niet alleen ruwe olie maar ook de eindproducten, (5) verschillende soorten importcontracten en (6) het toelaten van meer organisaties, zowel Chinees als buitenlands.
De uitdaging is om genoeg te investeren om olie en gas te winnen en om te zetten in reserves. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in het efficiënt gebruik maken van energie. Dit is een topprioriteit voor de Chinese overheid. Daarnaast bestaan interessante mogelijkheden voor de ontwikkeling van alternatieve energietechnologieën, die worden aangewakkerd door een hogere olieprijs. De groeiende vraag wereldwijd zorgt ook voor extra ontwikkelingen op dit gebied. De reden voor wel of niet investeren in alternatieve energie is hetzelfde als in de rest van de wereld: het moet haalbaar zijn en meer opleveren voor de energiebedrijven dan conventionele methodes. Vandaar dat op dit moment meer wordt geïnvesteerd in het efficiënter winnen van olie en gas. Het is daarom onwaarschijnlijk dat China een sprong kan maken en meteen voor een groot gedeelte op alternatieve energie overstapt.
35
Bibliografie Asia Times Online (2007), Website, http://atimes.com/atimes/China/FI24Ad06.html, 15 januari 2007. BBC Business News (2007), Website, http://news.bbc.co.uk/1/hi/business/3828801.stm, 15 januari 2007. BP (2007), Website, http://www.bp.com, 26 februari 2007. Buran et al. (2003), Environmental benefits of implementing alternative energy technologies in developing countries, Applied Energy 76, 2003, p. 89-100. Chang, J., Leung, D.Y.C, Wu, C.Z, Yuan, Z.H. (2003), A review on the energy production, consupmtion, and prospect of renewable energy in China. Renewable and Sustainable Energy Reviews 7 (2003), p. .453-468. Davies, H. & Ellis, P. (2000), Porters Competitive Advantage of Nations: Time for the Final Judgement? Journal of Management Studies, 37:8, December 2000, p. 1189-1213). Dunning, J.H. (2000), The eclectic paradigm as an envelope for economic and business theories of NME activity, International Business Review 9 (2000), 163-190. Fan, J., Sun, W., Ren, D.M. (2005), Renewables portfolio standard and regional energy structure optimisation in China, Energy Policy 33, p. 279-287. EnergiePortal (2007), http://www.energieportal.nl, 15 januari 2007. Fengqui, Z. (1996), Development of China Renewable Energy. Energy Research Institute, State Planning Commission, Bejing (China), p. 1132,1137. Grant, R.M. (1991), Porter’s ‘Competitive Advantage of Nations: An Assessment. Strategic Management Journal, Vol 12, p. 535-548. Gu, S. & Liu, W. (2002), The Role of Renewable Energy Options in China’s Present and Future, Institute for Techno-Economics and Energy System Analysis (ITEESA), Beijing, China. Faulkner, D. & Segal-Horn, S. (2004), The economics of international comparative advantage in the modern world. European Business Journal, p. 20-31. Junfeng, L., Wan, J. & Owi, J.M. (1997), Renewable Energy Development in China: Resource Assessment, Technology Status, and Greenhouse Gas Migitiation Potential, Applied Energy, Vol. 56, Nos 3/4, p. 381-394. Larson, E.D. et al. (2003), Future implications of China’s energy-technology choices, Energy Policy 31, p. 1189-1204. 36
Li, J., Qian, G., Lam, K. & Wang, D. (2000), Breaking into China: Strategic Considerations for Multinational Corporations, Long Range Planning, Vol. 33, p. 673-687. Lui, X. & Song, H. (1997), China and the Multinationals – A Winning Combination, Long Range Planning, Vol. 30, No. 1, p. 74-83. Moon, H.-C. & Roehl, T.W. (2001), Unconventional foreign direct investment and the imbalance theory, International Business Review 10 (2001), p. 197-215. Moon, H.-C., Rugman, A.M. & Verbeke, A. (1998), A generalized double diamond approach to the global competitiveness of Korea and Singapore, International Business Review 7 (1998), p. 135-150. National Renewable Energy Laboratory (2004), Renewable Energy in China – China’s Plan for Renewable Energy, Webreport. Ni, W. & Johansson, T.B. (2004), Energy for sustainable development in China, Energy Policy 32, p. 1225-1229. Porter (1990), The Competitive Advantage of Nations, The Free Press, New York. RenewableEnergyAccess
(2007),
Website,
http://www.renewableenergyaccess.com/rea/news/story?id=23531, 23 juni 2007. Rugman, A., D’Cruz, J. (1993), The Double Diamond Model for International Competitiveness: the Canadian Experience, Management International Review 2, p. 1739. Sayigh, A. (1999), Renewable Energy – the way forward, Applied Energy 64, 1999, p. 15-30. Shell Group (2007), The Story of Shell in China - Looking to the Long Term, Webreport. Shell (2007), Website, http://www.shell.com, 15 januari 2007. Smith, A. (1776), An Enquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, London (Reprint in E Cannon, New York, 1937). US Embassy in China, Website (http://www.usembassy-china.org.cn/sandt/ptr/Electrificationprt.htm), 15 januari 2007. Verschuren & Doorewaard (2003), Het ontwerpen van een onderzoek, 3e druk, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht. Wei, L. (2003), Foreign Direct Investment in China: A Survey, Lancaster University Management School, Working Paper 2003/002. Wikipedia,
Website
(http://en.wikipedia.org/wiki/Kyoto_Protocol,
http://en.wikipedia.org/wiki/energy_crisis), 15 januari 2007. Worldenergy.org,
Website
(http://www.worldenergy.org/wec-
geis/publications/default/speeches/spc041026jm.asp), 15 januari 2007. 37
Yin, R.K. (1994), Case Study Research, Design and Methods, 2nd edition, Sage Production. ZhiDong, L. (2003), An econometric study on China’s economy, energy and environment to the year 2030, Energy Policy 31, p. 1137-1150.
38