DE BUCKEYE
Boven: Nog jonge haan. Foto: Jeffrey L. Lay
Door Elly Vogelaar (NL) Met dank aan de American Buckeye Club, Jeffrey L. Lay en Joe Schumaker. Mijn aandacht werd getrokken door iets wat ik las op de website van de ALBC, de American Livestock Breeds Conservancy: “Buckeyes hebben zo hun eigen bijzonderheden. Het zijn heel actieve kippen die bekend staan om het zeer bekwaam zijn in het vangen van muizen; sommige fokkers vergelijken ze met katten, aangaande deze eigenschap. Ze schijnen ook vrijwel nooit veren te pikken. (Dat zou iets zijn om verder te onderzoeken!) En behalve de normale kraai, produceren de hanen nog een heel scala aan geluiden, waaronder een dinosaurusachtige brul.” Hoewel de ALBC een betrouwbare en hoog gewaardeerde organisatie is, leek het me toch beter om die laatste opmerking even te checken bij de mensen die dat het beste kunnen weten: de leden van American Buckeye Club. De American Buckeye Club werd ooit opgericht door niemand anders dan Nettie Metcalf, foto links, de maker van de Buckeye kippen. Voorafgaand aan de American Buckeye Club, was Nettie lid geweest van de ‘National Red Feather Club’ waaronder alle kippenrassen vielen die destijds bekend waren als ‘RED'S’. Vanwege haar gezondheid verhuisde Nettie in 1906 of 1907 van Ohio naar Californië, en zowel de American Buckeye Club en haar geliefde ‘Buckeye Reds’ hadden het toen moeilijk om te overleven. In 1915 was er een opleving van de club; er werd een nieuwe voorzitter gekozen en Nettie bleef nog een aantal jaren aan als ‘Erevoorzitter’. U kunt haar aantekeningen en de ware ontstaansgeschiedenis van de Buckeyes, eerder gepubliceerd in de ‘The American Buckeye Club Catalogue’ van 1916, online lezen op http://www.americanbuckeyeclub.org/About_Us.html
De geschiedenis van het ras Mw. Metcalf begon met wat haar Buckeye kippen zouden worden aan het eind van de 1880’s, door haar gestreepte Plymouth Rock hennen te paren aan een buff Cochin haan; een kruising die dikke, luie kippen opleverde, dus ging ze opzoek naar iets anders om in te kruisen. Ze kocht broedeieren bij een fokker van patrijskleurige vechthoenders, niet raszuiver, maar heel mooie dieren. Hieruit verkreeg ze een paar mooie hanen die ze aan haar hennen paarde. Bij deze nakomelingen zaten een paar rode dieren, een kleur die ze nooit eerder had gezien en zo mooi dat ze graag wilde proberen om er meer van te fokken. De eerste kuikens van de rode ouders waren echter buff of zwart, of zelfs rood zwart gestreept, met groene poten of bevederde poten, enkele kam of erwtenkam, of helemaal geen kam, allemaal vechthoendertypen uit een vroegere tijd. (Later kwam ze er achter dat die patrijs vechthoenders waar ze broedeieren van had gekocht, gekruist waren met Indische Vechters, vandaar de erwtenkam) Maar elk jaar begonnen ze meer te lijken op het type dat ze voor ogen had: een Cornish type, met zo donker mogelijke rode veerkleur. Wat zwart bij de hennen vond ze niet erg, zolang de hanen maar die donkerrode kleur hadden die ze zo graag zag, en die mooie erwtenkam. Ze besloot haar kippen ‘Buckeye Reds’ te noemen.
Boven: Prachtige illustraties van Franklane L. Sewell, gepubliceerd in 1910 in een boek van de American Poultry Association.
Andere REDS Eind 1896, juist toen ze besloten had om haar kippen als Buckeye Reds te laten erkennen, las Nettie Metcalf een artikel over de Rhode Island Reds, en voor het eerst besefte ze dat haar rode kippen niet de enige waren en dat er in andere staten ook al jaren aan zoiets gewerkt was. Ze nam contact op met vooraanstaande fokkers van de Rhode Island Reds, die haar adviseerden om de naam Buckeye Red te laten vallen en haar kippen ook Rhode Island Reds te noemen, want ze vonden dat ze er veel op leken. Nettie stemde toe, al vond ze diep in haar hart dat haar Buckeyes vanwege de kamvorm en de diepere rode kleur naar een andere standaard gefokt moesten worden, en toen de Rhode Island Red Club een nieuwe standaard aannam, waarin stond dat er geen grijs meer in de onderkleur mocht voorkomen, wist ze
dat die standaard nooit zou werken voor de Buckeye. Ze was er van overtuigd dat het donkere pigment nodig was om de donkerrode kleur te behouden bij de nakomelingen. Dus ze ging terug naar de oude standaard en de naam Buckeye Reds. De oude standaard eiste “… een streep grijs in de rugveren, bij het begin van het dons, de rest van het dons moet rood zijn”.
Boven: Buckeye haan. Links en onder: Buckeye hen. Dieren en foto’s: Shumaker Farm.
Verschil met de Rhode Island Reds Volgens Mw. Metcalf, was de Buckeye net zoveel donkerder van kleur dan de Rhode Island Red, als de Rhode Island Red donkerder was dan de Buff-kleurige rassen. (Noot: In die dagen was de kleur van de RIR lichter dan die tegenwoordig is.) Ze zei: “Hun bevedering moet zo donkerrood zijn dat de hanen bijna zwart lijken in bepaald licht, granaatrood (edelsteen) is de beste omschrijving die ik kan bedenken. Het type moet lijken op de Cornish (Indische Vechthoen), maar de Buckeye is niet zo hardvederig en heeft meer dons, maar weer niet zo veel als de Rhode Island Red. De kam van de Buckeye is een erwtenkam, klein en laag op de kop, en hun gewicht is hoger dan je op het oog zou verwachten, hoewel ik persoonlijk de voorkeur geef aan een gewicht van 3,6 tot 4 kilo voor de haan”. De huidige Buckeyes zijn nog steeds uniek qua lichaamsvorm: iets aflopende, korte, maar brede rug, zeer vlezige dijen, krachtige vleugels en borst. De kleur is mahonierood met zwarte staart. Een van de dingen die de Buckeye onderscheidt
van de RIR, is niet te zien vanaf de buitenkant: de donkere streep in het dons van de rugveren. Sommige dieren missen deze eigenschap helaas en anderen hebben die grijze donskleur in alle veren. Hieronder staat een foto ter illustratie van de ‘grijze streep’ die ALLE Buckeyes zouden moeten hebben. De grijze kleur moet wel binnen de perken blijven, ofwel, de donkergrijze kleur mag niet doorlopen in het vaste veerveld. De lichter gekleurde Buckeye stammen missen vaak deze belangrijke raseigenschap. De veren van de Rhode Island Red moeten overigens rood zijn tot op de huid.
Boven: De ‘grijze streep’ in het onderdons. Foto: Shumaker Farm. Rechts: Deze haan van Shumaker Farm is een uitstekende rasvertegenwoordiger. Hij heeft 4 Amerikaanse kampioenschappen gewonnen op shows met meer dan 1200 dieren. Foto: Shumaker Farm.
Raseigenschappen Met hun erwtenkam en compacte bouw zijn ze buitengewoon goed bestand tegen de kou. Vanwege het vechtbloed wat nog in hun genen zit, zijn ze beter geschikt voor vrije uitloop dan voor beperkte ruimte. Als we kijken naar de huidskleur (en pootkleur) van de Buckeye, dan stellen we vast dat die geel is. Alle rassen die bijgedragen aan het ontstaan van deze kip hadden een gele huid. Toch zal er altijd wat verschil in kleurdiepte zijn, afhankelijk van hoe de dieren gehuisvest en gevoerd zijn. Hanen wegen ongeveer 4 kilo, hennen zo’n 3 kilo; het is een dubbelnut ras (goed voor
vlees en eieren) en de hennen zijn uitstekende legsters van bruine eieren. Als ze broeds worden, vervullen ze hun taak goed en het zijn goede kloeken, al vindt u het misschien prettig om te weten dat niet alle hennen zin hebben om broeds te worden. Daarnaast is de Buckeye ook nog eens een prachtige kip en dus ook prima geschikt als showdier, dat op de Amerikaanse Shows vaak in de prijzen valt. Nieuwkomers denken echter vaak dat ze maar wat kuikens hoeven uit te broeden en dat die allemaal showwinnaars zijn. Zo makkelijk is het echter niet!
Boven: Nog zo’n fraaie haan van Shumaker Farm.
Boven: Buckeye kuikens van Crains Run Ranch. Foto: Jeffrey L. Lay.
Sommigen denken dat de Buckeye genoemd werd naar de diepe, rijke, donkere mahoniekleur van de Buckeye (kastanje), anderen denken dat het ras is genoemd naar de staat Ohio (Buckeye State) waar ze gecreëerd zijn ... We zullen het nooit weten!
Foto’s: Bolster en kastanjes van de Aesculus glabra, algemeen bekend als de Ohio kastanje, van oorsprong uit deze regio van de Verenigde Staten. De bolster is lichtbruin en bevat meestal maar één kastanje (buckeye) die iets donkerder is dan de kastanje van de Europese paardenkastanjeboom.
In 2011 ging de status van de Buckeye volgens de American Livestock Breeds Conservancy van ‘Kritiek’ naar ‘Bedreigd” (Definitie ‘bedreigd’ volgens de ALBC: Minder dan 1000 dieren in de Verenigde Staten, met zeven of minder actieve fokprogramma’s, en naar schatting wereldwijd minder dan 5000 dieren.) Dit dubbelnut ras is ook opgenomen in de Slow Food USA Ark of Taste, een lijst van waardevolle producten en rassen die men voor het nageslacht hoopt te behouden. Zie:
http://www.slowfoodusa.org/index.php/programs/ark_product_detail/buckeye_chicken/
Tot slot Nog even, over die website van de ALBC….. we moeten echt niet alles geloven wat we op internet lezen! De Buckeyes staan inderdaad bekend dat ze heel goed muizen kunnen vangen, maar die dinosaurus brul… Jeffrey Lay van de Crains Run Ranch, die al meer dan tien jaar Buckeyes fokt, vindt dat hun stemgeluid niet veel anders is dan andere hanen. Jeffrey: “De Aseels maken dezelfde geluiden en ik fok ook nog andere kippen die hetzelfde klinken als mijn Buckeyes. Misschien omdat ik nog NOOIT het gebrul van
een dinosaurus heb gehoord, weet ik niet waar ik op moet letten!” Ook Joe Shumaker van de Shumaker Farm bevestigt dat: “We hebben een paar RIR’s op onze boerderij, maar we richten ons vooral op de fok van Aseels, Indische Vechters en Buckeyes. Voor wat betreft die ‘dinosaurus-brul’... Buckeyes kunnen aardig krijsen als je ze oppakt, maar niet echt anders dan de meeste andere rassen. Het is eigenlijk meer een reclamestunt van de ALBC om meer interesse te wekken voor het ras.” Nou, dat werkt dus, het trok in ieder geval mijn aandacht! Maar ik ben blij dat ik zo toch wat meer geleerd heb over dit zeldzame Amerikaanse ras, dat waarschijnlijk niet in Europa gehouden wordt.
Boven: Een haan van Crains Run Ranch/Jeffrey L. Lay.
Voor degene die geïnteresseerd zijn, wil ik graag deze blog aanbevelen (in het Engels) www.americanbuckeyeclub.blogspot.com die regelmatig aangevuld wordt met nieuws en foto’s. Klik ook op ‘understanding The SOP’ voor een uitgebreide standaardomschrijving met veel foto’s om alle details te illustreren.
Copyright ©2013 Aviculture-Europe. All rights reserved by VBC.