De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse
OudeToren
Een uitgave van
T
egenwoordig is de Stiphoutse Oude Toren een baken van rust in het landschap, maar zo is het niet altijd geweest. De voormalige kerk heeft roerige tijden meegemaakt en
onstuimig natuurgeweld getrotseerd. Vroeger is het een plek van vrome devotie en bedevaart geweest. In deze brochure wordt de boeiende geschiedenis van de Oude Toren en zijn omgeving onder de aandacht gebracht. Hopelijk kijkt u, na het lezen ervan, met andere ogen naar dit historische bouwwerk.
De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
2|3
Stiphout in het begin Het gebied rond de Oude Toren is waarschijnlijk de plek waar in de Middeleeuwen het oude Stiphout is ontstaan. Helaas weten we niet precies hoe oud het dorp is. De eerste vermelding die we kennen stamt uit 1155. In dat jaar bevestigt bisschop Hendrik van Luik de overdracht van drie boerderijen aan de abdij van Floreffe in de Ardennen. Een van die boerderijen lag in de ’villa (dorp) Stilpot’. Stilpot is met zekerheid een verschrijving voor Stipholt, ofwel Stiphout. Wat betekent Stiphout nu precies? De verklaring van het woorddeel ‘hout’ spreekt voor zich. Het hele stroomgebied van de Goorloop moet destijds een bosrijke omgeving zijn geweest. Denk hierbij ook aan de namen Lieshout, ‘t Hout en de Warande (het oude jaaggebied van de Heren van Helmond dat toen nog D’n Perrick heette). Het woorddeel ‘stip’ is moeilijker te verklaren. De meest waarschijnlijke betekenis is: het bos van Steppo, een mannennaam die in de twaalfde eeuw regelmatig voorkwam. ‘Stip’ zou ook kunnen staan voor een uitgestippeld gebied (uitgezet of gemarkeerd terrein in een bos). Uit archeologische vondsten is gebleken dat er al vroeg menselijke activiteiten waren rondom de Oude Toren. In de omgeving is aardewerk uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen gevonden. Op de Hoge Akkers is een fragment van een glazen La Tène armband gevonden (± eerste eeuw voor Chr.). Op het terrein van de Oude Toren zijn bij opgravingen in 1987, naast talloze botresten, ook bewoningssporen aangetroffen uit de vroege Middeleeuwen. Tevens zijn er funderingsresten gevonden van een kleine kerk en daaromheen een grotere nieuwe kerk. Verder archeologisch onderzoek zou
helderheid kunnen brengen over de ouderdom en omvang van de kerk. Dit zal alleen gebeuren als het noodzakelijk is, want het terrein rond de Oude Toren is archeologisch beschermd gebied.
Hoog en droog Het waterpeil lag in de vroege Middeleeuwen hoger dan nu. Onze omgeving was veel vochtiger en moerassiger dan tegenwoordig. Omdat je in een moeras niet kunt wonen, zocht men naar hoger gelegen plekken, vaak zandbulten of donken, om een nederzetting te stichten. In het geval van Stiphout leidde dit ertoe, dat de eerste boerderijen werden gebouwd op een zandrug. Deze lag parallel aan de Goorloop en liep vanaf buurtschap ‘t Geeneind (dat vroeger Cleeneijndt of Cleineind heette) tot iets verder dan de huidige St. Trudokerk (vroeger Grooteind genaamd). Midden op die zandrug werd de kerk gebouwd. Dit gebied heet van oudsher ‘De Hoge Akkers’. In de late Middeleeuwen (vanaf de twaalfde eeuw) daalde het waterpeil weer. De hooggelegen gronden raakten uitgeput en er traden zandverstuivingen op. De vroegere vochtige gebieden werden droger en waren vruchtbaar. Tengevolge daarvan verhuisden de bewoners van de nederzetting rond de kerk, naar de randen van de zandrug. Nieuwe woonkernen ontstonden zoals: ’t Geeneind, de Kruisschot, de Eenselaar, ’t Spaget, ’t Gasthuis en de Lindenberg. De stenen kerk bleef eenzaam achter, deze was immers moeilijk te verplaatsen en stond bovendien op gewijde grond.
Patroonheilige Sint Trudo
Op de plek van de blokhut werd in 1987 een archeologische opgraving uitgevoerd door de Historische en Archeologische Vereniging Helmont. (foto André van Stiphout) De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
Uit dertiende-eeuwse schriftelijke bronnen blijkt een duidelijk verband tussen de parochies Woensel, Nuenen/Gerwen, Son, Strijp en Stiphout. De wortels van deze parochies liggen in Sint-Truiden (Belgisch Limburg). Daar werd in de zevende eeuw een Benedictijner-abdij gesticht door de heilige Trudo (ook wel Apostel van de Haspengouw genaamd). De abdij bezat tot omstreeks 1100 veel gronden in Brabant. In de loop van de twaalfde eeuw raakte de abdij haar bezittingen kwijt aan plaatselijke Heren. Er bestaan nog originele lijsten met goederen van de abdij in Sint-Truiden, onder meer uit de jaren 1107 en 1161. Hierop komen, uit onze omgeving, alleen Woensel en Son voor. Woensel is van oudsher het decanaat. Gedurende de twaalfde eeuw moet Dirk van Altena in het bezit zijn gekomen van de parochies Nuenen, Strijp en Son. Hij schenkt ze aan het kapittel van Kortessem (bij Hasselt) dat door hem in 1225 wordt gesticht. Later volgen ook de kerken Stiphout en Gerwen. De kerken van Stiphout en Strijp 4|5
hebben de heilige Trudo als patroon, wat de binding met de abdij van SintTruiden benadrukt. Omdat schriftelijke bronnen nauwelijks voorhanden zijn, is een stichtingsdatum van de parochie Stiphout alleen bij benadering te geven. Dit moet ergens in de loop van de dertiende of begin veertiende eeuw hebben plaatsgevonden. Nuenen kan als moederparochie van Stiphout beschouwd worden. Deze parochie bestond uit twee kerken (Nuenen en Gerwen). Beide hadden de Heilige Clement als patroon. De Heilige Clement werd in het bijzonder in de abdij van SintTruiden vereerd. In 1496 werd deze parochie opgedeeld in Nuenen en Gerwen.
Leven voor het hiernamaals Het geloof speelde in de Beeld van de Heilige Trudo in de St. Trudo-kerk van Stiphout. Als stichter hoge en late Middeleeuwen een allesvan de abdij van Sint-Truiden wordt hij bepalende rol. Het bood de middelmeestal afgebeeld met een kerk/klooster als eeuwse mens houvast in zijn bestaan. attribuut. (foto www.trudo-olvrouw.nl) Onverklaarbare zaken als ziekten en natuurrampen kregen met behulp van de Bijbel een betekenis. Heel het aardse leven was gericht op het hiernamaals. Door gehoorzaam en godvrezend door het leven te gaan en goede daden te verrichten, kon men zich een plaats in de hemel verwerven. De geestelijken hadden de macht om te bemiddelen tussen hemelrijk en het aardse rijk. Dat ging natuurlijk voorspoediger als mensen bereid waren om bezittingen na hun dood aan de kerk te schenken. De tijd die men moest doorbrengen in het vagevuur kon er aanzienlijk mee worden beperkt. Daarnaast had de kerk ook nog het tiendrecht, waarbij eentiende van de landbouwopbrengsten aan de kerk toekwam. De kerk was eigenlijk nog machtiger dan de Hertog of de plaatselijke Heer. Niet voor niets behoorden de geestelijken in de Middeleeuwen tot de eerste - en de adel tot de tweede stand. De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
De as van het wiel Ook in letterlijke zin was de kerk in de Middeleeuwen het middelpunt van de maatschappij. Vanuit de omringende buurtschappen leidden verschillende zandwegen en paden naar de kerk. Daartussen lagen eeuwenoude akkers zoals de Hoge Akkers, de Wilgenakkers, de Hemelaar en de Croijse Akkers. Van bovenaf gezien lijken de wegen op de spaken van een wiel die naar de centrale as lopen. Het kerkgebouw is de centrale as waaromheen alles draait. In Stiphout is dit wegenpatroon heel goed te zien. Dit landschap is van grote cultuurhistorische waarde. De meeste van deze zandwegen zijn net zo oud als de Oude Toren en hebben vaak ook een oude naam. Zo kennen we de Voorstraat (nu het westelijk deel van de Oude Torenstraat) die naar de Stiphoutse molen liep en dan verder richting Gerwen. De Hoge Weg leidt nog steeds naar de Kruisschot dat al in 1382 wordt genoemd. Het was destijds een leenhoeve van de Hertog van Brabant. De Kerkweg (nu Van der Brugghenstraat) wordt voor het eerst in 1437 vermeld en liep richting de Weve en ’t Spaget. De Stipstraat (ook wel Stapstraat genoemd) leidde vanaf de Lindenberg naar de kerk. De Boschweg was de weg naar ’t Geeneind. De Groene Weg liep tussen de landerijen door naar Oxrooi (ook wel Ackrooi genoemd). En tot slot de Croijse Stap, deze leidde vanzelfsprekend naar Kasteel Croy. Aan deze weg moet nog tot aan het einde van achttiende eeuw een hagelkruis hebben gestaan.
Kempische gotiek In de veertiende en vijftiende eeuw beleefde Brabant zijn Gouden Eeuw. Het was een economische en culturele bloeiperiode. Brabant was voor die tijd een dichtbevolkt gebied. Een vergelijking van het aantal inwoners van Stiphout maakt dit duidelijk. In 1464 telde Stiphout, als een van de kleinste dorpen in de omgeving, toch al 375 inwoners. Ruim driehonderd jaar later, in 1792, waren dat er slechts negen méér (384 inwoners). De toegenomen welvaart in de vijftiende eeuw uitte zich in de bouw van kerken in de stijl van de Kempische gotiek. Baksteen, spitsbogen en de sterke verticaliteit zijn kenmerkend voor deze stijl. Bij de Stiphoutse kerk zien we een sobere variant van de Kempische gotiek. Een tekening van landmeter Hendrik Verhees uit 1791 is de oudst bekende betrouwbare af beelding van de kerk. Ondanks het wat kinderlijke perspectief is de tekening van grote waarde omdat Verhees zo gedetailleerd tekende. De bakstenen toren van vijfentwintig meter hoog bestaat uit vier geledingen met daarop een houten torenspits. Bij elkaar is de toren een kleine veertig meter hoog. Het grondplan van de toren is zes meter in het vierkant. De 6|7
geledingen (verdiepingen) zijn door tufstenen lijsten van elkaar gescheiden. De onderste geleding bevat, aan de binnenzijde, ellipsvormige bogen waarin zich eens de grafmonumenten van de familie Van der Brugghen van kasteel Croy bevonden. De derde geleding heeft twee met boognissen afgesloten galmgaten. Hier hingen eens de luidklokken, maar in het eerste deel van de zestiende eeuw werd de toren verhoogd. Hierbij werden de galmgaten in de derde geleding dichtgemetseld. Een van de nissen boven de hoofdingang heeft een schietgat. Dat wijst erop dat de toren ook een verdedigende functie heeft gehad. De vierde geleding vertoont overeenkomsten met de eveneens verhoogde toren van Gerwen. Aan elke zijde zien we vier boognissen, waarvan de middelste nis twee galmgaten bevat. Het middenschip was zo’n negentien meter lang en samen met de twee zijbeuken ongeveer vijftien meter breed. Samen met de toren en het koor moet de kerk een lengte hebben gehad van ruim dertig meter. De hoogte van het schip bedroeg ongeveer achttien meter, maar deze is vóór de verbouwing in de zestiende eeuw zeker vijf meter lager geweest. Dit in verband met de galmgaten die zich in de derde geleding van de toren bevinden. Het schip was in de lengterichting opgedeeld in drie traveeën (de ruimte tussen de zuilen). De zijbeuken liepen iets door langs de toren. Het belangrijkste gedeelte van de kerk was het koor, de plek waar de priester de eucharistie vierde. Het koor was altijd op het oosten gericht. Dit wordt verklaard als gerichtheid op Jeruzalem. Zoals de meeste middeleeuwse kerken in de omgeving had het koor in Stiphout twee traveeën en een driezijdige afsluiting. Het koor was ook de plaats waar men bij voorkeur begraven wilde worden. Zo dicht mogelijk bij het altaar en bij het Heilig Sacrament (het lichaam van Christus). Hier begraven worden was alleen maar weggelegd voor welgestelden en geestelijken. Het gewone volk werd buiten begraven op het kerkhof. De St. Trudokerk had in het begin van de zeventiende eeuw vier altaren; het altaar van het Heilig Sacrament, het Onze Lieve Vrouwe altaar, SintAntonius altaar (sinds 1510) en het Heilig Kruis altaar.
Het Sacramentswonder Stiphout is een van de oudste bedevaartplaatsen van Noord-Brabant. Het is ook een van de weinige plaatsen waar het Heilig Sacrament werd vereerd. Oorzaak hiervan is het mirakel dat zich voltrok aan het begin van de zomer van 1342. Jan Balloys, een Stiphoutse boer, was aan het ploegen op zijn akker bij de kerk. Plotseling begon het te onweren. De kerk werd getroffen door de bliksem en vloog in brand. Jan Balloys waarschuwde de pastoor, Jan Hocaerts, die echter De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
Tekening van de Stiphoutse kerk gemaakt door landmeter Hendrik Verhees in 1791. (collectie RHCe)
te bang was om de kerk in te gaan om de Heilige Hostie te redden. In zijn plaats liep Jan Balloys de kerk in. Het vuur opende zich en maakte zo een pad vrij voor de boer, die ongedeerd met het Heilig Sacrament de kerk kon verlaten. Het voorval werd door de pastoor en toegesnelde omstanders met verwondering gadegeslagen. Na de brand werd het kerkgebouw hersteld. De geredde hosties werden bewaard in een eenvoudig tabernakel bij de doopvont. Dat was de plek waar de vlammen zich hadden geopend. Op het tabernakel (ook wel sacramentshuis genoemd) kwam een schildering waarop de brand te zien was. Als een soort stripverhaal zag men hoe het vuur zich opende. Ook was te zien dat Jan Balloys het Heilig Sacrament aan de pastoor overhandigde. 8|9
Wonder boven wonder Als gevolg van de wonderlijke gebeurtenis werd de parochiekerk van Stiphout in de loop van de volgende eeuwen een bedevaartsoord. Vrij snel na het Sacramentswonder werden twee meisjes, nadat zij tot het Sacrament van Stiphout hadden gebeden, genezen. Het oudste meisje genas van de pest en het jongste van langdurige koorts. Later volgden ook genezingen van andere kwalen. Een aanvulling op de zestiende eeuwse kroniek van Cuperinus van ‘s-Hertogenbosch beschrijft vijfentwintig gevallen van genezing in Stiphout, waarvan twintig van bezetenheid van de duivel. De overige genezingen betroffen doofheid, stomheid, kreupelheid en blindheid. Het voert te ver om alle beschreven wonderen hier aan te halen. Maar er kwamen nogal eens ketenen en boeien in de verhalen voor. Hieruit kan worden afgeleid dat het er, voor onze begrippen, niet zachtzinnig aan toe ging. Jan van Roy, die aan het einde van de zestiende eeuw pastoor van Stiphout was, liet de belangrijkste gebeurtenissen uit de mond van drie Stiphoutenaren optekenen. Laureyns de koster, Henrick Ghielens en Andries Gotddchalcx verklaarden dat er drie- tot vierhonderd bezetenen naar Stiphout waren gekomen. Van dat aantal werd het grootste deel genezen. Een ander deel genas weliswaar, maar stierf kort daarna. In en rond de kerk moeten zich bizarre en gruwelijke taferelen hebben afgespeeld. Pastoor Van Roy beschreef de behandeling van de bezetenen in Stiphout als volgt: ‘Alsser eenen siecken compt om te proberen ende t’ondersoecken off hij beseten is off niet, wordt denselven geordonneert drye donderdaghen de plaetse te besoecken ende indien dat men daernae gemercken kan aen uuytwendige teeckenen dat denselve soude beseten syn, soo leyt men denselven in de boeten ende houdt men die op dese manieren: Tegen den sonnenonderganck sal men den personne dryemael omme de kercke leyden ende daernae te drincken geven weywater ende alsdan te bedde leggen wachtende dat den selve noch speecksel noch slaeplaeken offt iet anders in synen monde en cryge, voor ierst ende voor al denselve die ablutie van den Pastoor onder de misse genomen heeft ende den tyt van elcke boete duert negen dagen ende nachten. Ende denselve en mach niet inder tyt dat hy in de boeten leyt van de geweyde aerde gaen. Ende ist dat den patient door d’eerste boete van negen dagen niet en betert, so doen se de boete voors. wederom, oock de derde reyse. Ende noch stervender vele aff. Den patient die in de boete leyt heeft vier persoonen die hem waecken ende worden dieselve gevisiteert van den pastoor’. Voorgaande tekst komt hierop neer: Een mogelijk bezeten persoon moest drie donderdagen op rij Stiphout bezoeken. Mocht hierbij door uiterlijkheden blijken dat deze inderdaad bezeten was, dan werd de persoon ‘in de boeten’ gelegd. De door de duivel bezetene werd bij zonsondergang drie maal De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
HET MIRAKEL van het HEILIG SACRAMENT TE STIPHOUT - 1342 dichter onbekend
De brandklok klepte door ‘t dorp met klagend angstgeluid de dorpers liepen opgeschrikt en schuur en woning uit.
Hij was op ‘t veld met paard en ploeg en zag de vlammengloed en was toen ijlings naar het dorp ter hulpe heengespoed.
Zij gisten niet, zij vraagden niet doch lieten huis en werk reeds sloeg een vuur en rookkolom hoog uit het dak der kerk.
Hij hoorde ‘t roepen van de schaar haar bidden en geween drong door den muur van rook en vuur naar binnen en verdween.
De vlammen kronkelden om den nok en balken stortten saam een rossen gloed brak knettrend uit door deur en vensterraam.
o God sta hem genadig bij een kreet was 't, een gebed wat duurde d’oogenblikken lang opeens, Goddank, gered.
En handenwringend stond de schaar naar ‘t schriktoneel te zien zij wilden wel, maar konden niet een hand ter redding bien.
En zie daar komt de jongeling met kalme schreden weer het Allerheiligste in de hand en knielde aandachtig neer.
Wie redt het Heilig Sacrament riep d’oude dorpspastoor ik kan niet meer, genade 0 God wie breekt de vlammen door.
In ‘t oog des grijzen dorpspastoor blonk toen een dankbare traan neen vader, de eer is niet aan mij ik heb mijn plicht gedaan.
En biddend zonk hij op de knieën en heel het volk met hem o red het Heilig Sacrament riep hij met zwakke stem.
De vlammen weken voor mij uit en Englen hielden wacht en weder spoedde hij zich naar ‘t veld zijn dagtaak moest volbracht.
Hij riep het beurtelings en bad wat wijkt het volk uiteen daar komt een jongling aangesneld met overhaaste schreen.
Maar toen hij weer ter plaatse kwam in ‘t harte vergenoegd was door een wondre onzichtbare hand den akker omgeploegd. 10 | 11
Het is niet verwonderlijk dat een bedevaart naar Stiphout ook wel als straf werd opgelegd. Zo werd door de schepenen van Eindhoven op 30 september 1592 een zekere Hendrik Keyrens veroordeeld tot een bedevaart naar het Heilig Sacrament in Stiphout of naar de Heilige Dimphna in Geel (België). Hendrik had namelijk in een vlaag van verstandsverbijstering een stoel naar het hoofd van zijn vrouw gegooid. De vrouw werd geraakt, viel van de trap en overleed. Hendrik moest de straf bedevaart doen ‘teneynde hem sijn vijf sinnen mochten behoet worden om in sulcken gelycken delicte nyet meer te vallen’. Het laatste opgeschreven wonder dat bewaard is gebleven stamt uit 1599. Het betreft Jacob Goossens, een veertienjarige Helmondse jongen. Hij was al drie jaar blind en ging met zijn ouders naar de Stiphoutse kerk. Zij offerden en baden daar voor het Heilig Sacramentsaltaar. Op de weg naar huis gebeurde het wonder. De jongen hief zijn hoofd op en zei: ‘Moeder, ik zie vogels vliegen’. De kroniekschrijver noteerde tot slot: ‘en op de Stiphoutse aerde is hy siende geworden’. Nog in 1605 werd een vrouw uit ‘s-Hertogenbosch genaamd Linnich van Geertruid opgepakt in de St. Janskathedraal wegens blasfemie (godslastering). Zij verklaarde dat ze bezeten was en om die reden al bedevaarten had gemaakt naar O.L. Vrouw te Aarle-Beek, Stiphout en het Heilig Bloed van Boxtel. Blijkbaar hadden deze ondernemingen geen wonder bewerkstelligd.
Het Heilig Sacrament in oorlogstijd
De Oude Toren in 1951 gezien vanaf het westen. (foto Jos Pé)
om de kerk geleid, waarna hij wijwater te drinken kreeg. Hij moest dan naar bed gaan en nuchter blijven, totdat hij door de pastoor, tijdens de mis, van zijn zonden werd gezuiverd. Daarna moest hij negen dagen en nachten boete doen. Hij mocht in die tijd de kerk niet verlaten. Als de patiënt na de eerste negen dagen niet van de duivel was verlost, moest het ritueel herhaald worden totdat hij genezen was. Vier personen waakten over de patiënt en hij werd ook bezocht door de pastoor. De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
In het laatste kwart van zestiende eeuw werd oostelijk Brabant zwaar getroffen door oorlogshandelingen. De Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Noord-Nederlandse opstandelingen was op zijn hoogtepunt. Ook Stiphout had hier zwaar onder te lijden. Zo werden op 4 juli 1587 dorp en kerk door de soldaten, onder bevel van de Graaf van Hohenlohe een van de generaals van Willem van Oranje, in brand gestoken. De Stiphoutse pastoor Jan van Roy kon, met de hosties, op tijd vluchten naar het kasteel van Helmond. Hier waren ook de nonnen van de kloosters van Binderen, Hooydonck en Soeterbeeck naar toe gevlucht. Het was de enige veilige plek in de wijde omgeving. Helmond en het kasteel werd verdedigd door een klein leger soldaten van het Eindhovense garnizoen, bijgestaan door burgers. Toen de vijand het kasteel naderde, werd er druk overlegd door de aanwezigen op het kasteel. Het Heilig Sacrament uit Stiphout werd getoond en aanbeden, waarna men ten strijde trok. Het kasteel kwam niet in handen van Van Hohenlohe en er vielen veel slachtoffers bij de vijand. De lijken werden door de belegeraars zélf verbrand en in wijnvaten meegenomen. Dit om niet bekend te laten worden hoe groot de verliezen van het vijandige leger waren. 12 | 13
Het is niet helemaal duidelijk wanneer het Heilig Sacrament verloren is gegaan. In een betoog dat is opgenomen in een boek van J.B. Gramaye (1610) vertelt de schrijver, dat hij vaak heeft gezien dat bezetenen zich naar Stiphout haastten om het uitgestalde Sacrament te zien. Zelf had hij onder meer waargenomen dat twee personen na enkele dagen van bezetenheid bevrijd raakten. De Mierlose pastoor Augustinus Wichmans schreef nog in 1632 dat het Sacrament van Stiphout schitterde door zoveel mirakelen, dat de faam daarvan zich overal verspreidde en dat het dorp er wijd en zijd door beroemd werd. Ook had hij de hosties meermalen gezien en vereerd. Misschien zijn de hosties het jaar daarop verloren gegaan. In 1633 werd de kerk van Stiphout opnieuw geplunderd en in brand gestoken, ditmaal door soldaten uit Kroatië.
De omwenteling na de Vrede van Munster In 1648 werd de vrede van Munster getekend. Voor het Hertogdom Brabant had dit grote gevolgen. Het werd in tweeën gesplitst. Het zuidelijke deel bleef Spaans en het noordelijke deel ging naar de Republiek der Vereenigde
Onderstaande foto toont een menselijk schedelfragment dat rond 1980 gevonden is bij de Oude Toren in Stiphout. In zijn of haar voorhoofd is een gat geboord met een diameter van ruim één centimeter. De persoon overleefde de operatie maar stierf enige tijd later. Dat is te herleiden aan het feit dat het gat gedeeltelijk geheeld is. Deze levensgevaarlijke operatie noemt men trepaneren. Het doel van de operatie is om de kwalijke geest te laten ontsnappen bij een 'bezetene'. In het verleden werd deze operatie ook wel kei-snijden genoemd.
(foto Theo de Jong)
De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
Nederlanden. Het kwam onder direct gezag te staan van de Staten-Generaal in ’s-Gravenhage, vandaar dat het de naam Staats-Brabant kreeg. Het protestantisme werd de officiële godsdienst. Daarom vielen alle kerkelijke goederen in handen van de protestanten. Ook alle overheidsbanen zoals drossaard, secretaris en vorster werden in principe door protestanten ingevuld. Er was wel godsdienstvrijheid, maar katholieken mochten hun geloof niet openlijk belijden. Erediensten werden bij particulieren in het geheim gehouden en pastoors moesten onderduiken. In het voorjaar van 1672 viel de Franse koning Lodewijk XIV de Republiek binnen. De katholieken hoopten op meer godsdienstvrijheid onder de Fransen, maar daar kwam weinig van terecht, want deze moesten al snel de aftocht blazen. Na hun vertrek werd het beleid ten aanzien van de katholieken wel wat soepeler. Ze mochten hun erediensten, tegen betaling, houden in zogenaamde schuurkerken. De Stiphoutse schuurkerk stond ongeveer op de plek waar in 1884 de huidige Sint-Trudokerk is gebouwd. Het interieur van deze kerk moet zó sober zijn geweest dat het zelfs een Brabantse uitdrukking opleverde: ‘Ik heb un Stippense kèrruk’. Dit werd gezegd wanneer men bij het kaartspel slechte kaarten, zonder plaatjes, had gekregen.
Groot onderhoud In de oude kerk werden niet alleen protestante erediensten gehouden, maar hij fungeerde eveneens als school. Het handjevol protestanten in Stiphout (tien tot vijftien mensen) kon de oude kerk niet goed onderhouden. Halverwege de achttiende eeuw raakte het gebouw steeds meer in verval. Het dak begon te lekken en moest met stro en graszoden min of meer dicht worden gemaakt. Er huisden zelf konijnen in het kerkgebouw. Omdat de situatie onhoudbaar werd, besloot men tot regelmatig onderhoud. In 1772 werd er een nieuwe haan op de torenspits gezet. In de jaren daarop volgend werd het leien dak, stukje bij beetje, vernieuwd. Ook de houten tussenverdiepingen en de torentrap werden gerepareerd. In 1776 vond een aanbesteding plaats van een nieuw zesjarig onderhoudscontract. Wat waren zoal de werkzaamheden? De vloer in het kruiskoor moest uitgebroken worden. Het koor werd opnieuw betegeld met ‘beste nieuwe Hollandse plavuijssen’. De oude plavuizen werden gebruikt om de gang in de kerk te repareren. De muren van het koor werden aan de binnenzijde gestuukt en gewit. Daarvoor moesten verschillende muurdelen opnieuw worden gemetseld. Alle ramen in de kerk moesten opnieuw worden afgehangen. Bij de hoofdingang werd een nieuwe ‘keyen dorpel’ aangebracht. De put op het kerkhof moest nagenoeg compleet vernieuwd worden. De deur van de hoofd- en zij-ingang moesten twee maal worden geschilderd. 14 | 15
Tot slot werden in 1782 de ruiten in het oostelijke koor en in het kruiskoor vervangen. Het lood was versleten en het glas was donker geworden van ouderdom. Een en ander moest vervangen worden door ‘goed helder en klaar Brabants glas’. Het is daarom niet verwonderlijk dat de bekende dominee Stephanus Hanewinckel in 1800 zich lovend uitliet over de oude kerk van Stiphout. Hij schreef dat Stiphout ’een nette kerk’ had, met een ’nette spitse toren’, die ten noorden van het dorp, eenzaam in de akkers stond.
Stiphouts Bedevaertje Halverwege de zeventiende eeuw werd in Stiphout een afdeling van de Aartsbroederschap van het Heilig Sacrament opgericht. Hierin verenigden zich een aantal vooraanstaande inwoners. Zij stelden zich tot doel om de Sacramentsverering nieuw leven in te blazen. De verering van het Heilig Sacrament werd verlegd naar de schuurkerk. De jaarlijkse bedevaart aldaar, vond plaats op Sacramentsdag, de tweede donderdag na Pinksteren. In 1758 kwam volgens de schout ‘jaerlijx op de roomsgesinde soo genaemde H. Sacramentsdag (sijnde alsdan ingelijx het van ouds soo gedoopte Stiphouts Bedevaertje) een considerabele menigte van vreemdelingen haere devotie verrichten in der roomsgesinde kerkschuur alhier te Stiphout’. Bovendien werden op die dag allerlei kramen opgebouwd in het dorp, waar messen, kammen, stoelen, koek en varkens werden verkocht. Pas in de negentiende eeuw verdween deze jaarmarkt. In de schuurkerk werd op Sacramentsdag in een monstrans het allerheiligste opgesteld, waarvoor druk gebeden werd en een volle aflaat kon worden verdiend. In de schuurkerk hing ook een schilderij dat was vervaardigd door een onbekende plaatselijke kunstenaar kort na de brand van 1587. Het schilderij is tegenwoordig te bewonderen in de Sint Trudokerk.
De Franse tijd Bij de staatsregelingen van 1798 werd bepaald dat de oude parochiekerken zouden worden toegewezen aan de grootste geloofsgemeenschap. Dat waren in de meeste Oost Brabantse plaatsen de katholieken. Aan het begin van de negentiende eeuw woonden er in Stiphout nog maar vijf protestanten, allemaal bewoners van kasteel Croy. De schuurkerk was voor de katholieken echter veel idealer gelegen dan de afgelegen oude kerk. In 1823 besloot men daarom de kerk, op de toren na, af te breken en het sloopmateriaal te gebruiken om de schuurkerk te verbeteren.
De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
Pastoors van de Sint Trudo parochie Stiphout door de eeuwen heen 1348 Johannis priester van Stiphout 1418 - 1443 Henricus de Merica (Hendrik van der Heiden) 1443 Wilhelmi Everarts, plaatsvervanger van Henricus de Merica 1445 Rector Henricus Sluijsen 1468 - 1478 Nicolaus van der Laer 1470 - 1482 Heer Claes Jan Molners, investiet (pastoor) te Stiphout 1485 Johannes de Laer 1510 - 1525 Frater Henricus van Aerle 1546 - 1546 Gabriel Balthasaris, van Vlierden, alias van Brussel 1546 - 1552 Egiduis Pauli van Helmond 1552 Marcus Moreau, geboren Bisdom Langres (F) 1552 - 1566 Rector Godefridus Vervoert, alias van Helmond 1560 - 1566 Henricus de Fleru, alias van Lieshout 1561 Henricus Steenhuijs 1572 Heer Jan van Zoen 1590 Arnoldus zoon Arnoldus van den Hove 1566 - 1609 Jan van Roij 1609 - 1617 Bernart Matheus 1610 Henricus Gabriels, van Berchem 1636 Ant. Wijbos 1677 - 1684 Caspar Molesteens 1687 - 1706 wijlen Heer Hendrick vander Sande 1713 - 1720 Heer Joan Melis, van Gemert 1720 Lambertus Colen 1744 - 1766 Heer Arnoldus van Eijck, van Lierop 1766 - 1786 Heer Petrus Norb. Deelen, van Heeze 1787 - 1806 Christianus Olifiers, van Heusden 1806 - 1832 Antonius Wilhelmus van Roosmalen 1833 - 1873 Kuijpers 1873 - 1882 Andreas Maas 1882 - 1919 Henricus van de Ven 1919 - 1938 Cornelius Alphonsus van Kemenade 1938 - 1948 Johannes Cornelius Aloysius van der Veeken 1948 - 1964 Josephus Johannes Caroline Kavelaars 1964 - 1976 Johannes Josephus Lempens 1976 - 2006 Jo van Kessel 2006 - John van de Laar 16 | 17
Eenzame toren omgeven door akkers De toren was eigendom van de gemeente Stiphout en werd alleen nog gebruikt voor het luiden van de klokken. Natuurlijk was het ook een belangrijk oriëntatiepunt in de wijde omgeving. Terwijl men in het dorp druk bezig was met de bouw van de nieuwe Sint Trudokerk, stond de Oude Toren eenzaam weg te kwijnen. In 1884, toen de nieuwe kerk was voltooid, sloeg het noodlot opnieuw toe. Op 5 juli werd de Oude Toren door blikseminslag in lichterlaaie gezet. De Helmondse krant Het Nieuws van de Week, deed verslag van de brand: ‘Zaterdagnamiddag ontlastte zich boven deze gemeente een hevig onweder, vergezeld van ontzettenden regen. De bliksem sloeg in den ouden toren en zette de spits in lichterlaaie. Er viel aan geen blusschen te denken; zachtjes werkte het vuur naar beneden en vernielde in drie uren tijds spits, houtwerk en balken. De twee klokken vielen bijna onhoorbaar in eene massa vuur en brandend hout en smolten betrekkelijk spoedig. Toren en klokken waren laag verzekerd. Het was een prachtig gezicht, toen in het eerst de vlammen zich verhieven en den toren het aanzien eener kolossale kaars gaven’. Alleen de stenen resten van de Oude Toren stonden nog overeind. Het gesmolten brons met een gewicht van vijfhonderd kilo werd voor tweehonderdenvijftig gulden verkocht aan de firma Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel. In 1895 probeerde burgemeester Van Oorschot tevergeefs de ruïne op te laten blazen.
De Oude Toren als monument Begin twintigste eeuw zag men inmiddels het historische belang van de Oude Toren in. De toren werd in 1931 op de Voorlopige Lijst der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst geplaatst. Voortaan viel hij onder Monumentenzorg en werd wettelijk beschermd. Bij de annexatie in 1968 werd de gemeente Stiphout in tweeën gedeeld. De bebouwde kom met de Oude Toren kwam bij Helmond. Het agrarische deel (Geeneind en Kruisschot) werd aan Aarle-Rixtel toegevoegd. Door de jaren heen was de Oude Toren een spannende en avontuurlijke speelplek geworden voor de plaatselijke jeugd. Je kon er goed vuurtje stoken want de ruïne trok als een schoorsteen. Veel stenen zaten los en het was leuk om ze eruit te wrikken. Ook werden er klimwedstrijden gehouden en je kon altijd zoeken naar botten en schedels. Pas vanaf 1973 werd het verdere verval een halt toegeroepen. Door deskundigen werd een zogenaamd consolidatieplan opgesteld. De toren kwam in de steigers te staan om verder instorting te voorkomen en er werd een hekwerk omheen gezet. Wegens geldgebrek zou het tot 1978 duren voordat de restauratie voltooid was. Sindsdien pronkt de Oude Toren als vanouds en domineert hij de wijde omgeving. De restauratiekosten werden met bijna 275.000 gulden overDe bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
schreden en bedroegen uiteindelijk 739.000 gulden. Maar niemand maalde daarom. Zéker niet meer, toen de toren in 1980 het prachtige decor vormde voor de festiviteiten rond Stiphout 825. Als kers op de taart kreeg de toren in 1984 een uurwerk dat afkomstig is van de gesloopte Heilig Hartkerk in Helmond. Nog steeds staat de Oude Toren eenzaam tussen de akkers, een unieke herinnering aan het middeleeuwse verleden van Stiphout, waar we zuinig op moeten zijn. Het ziet er gelukkig naar uit dat dit nog lang zo blijft. De gemeente Helmond hecht grote waarde aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van de Oude Toren en omgeving. In de Structuurvisie Stiphout staat het voornemen om het gebied te vrijwaren van verdere verstedelijking. Nóg mooier zou het zijn wanneer de gemeente Helmond, als eigenaar van de Oude Toren, het gebouw toegankelijk zou maken voor publiek.
Bronnen - Beijers, H., Van Bussel G.J., Van d’n Aabeemd tot de Zwijnsput, 1996 - Boes, G., De abdij van Sint-Truiden, van de stichting tot 1155, 1989 -C oenen, J., Gegeven Sint-Barbaradag, een overzicht van de geschiedenis van Nuenen, Gerwen en Nederwetten, 2000 -M eulendijks, Th.H., De Heerlijkheid Stiphout, 2002 -R oosenboom, H., Het Helmond Boek, 2008 -R oosenboom, H., Oude Torenstraat, De Lindenberg, nr. 752, 2010 -V an Boven, M.W., Giebels, H.M.T.M., Den Hartog, H., Stiphout vanaf het begin..., 1980 - Wagemans, M.D., Timmers, J., Kerken, kerktorens en kerkplaatsen in het Rijk van Dommel en Aa, 2011 - Van Stiphout, A., knipselmap met diverse artikelen uit o.a. Helmonds Dagblad en Eindhovens Dagblad (in bezit van Hans Rooijakkers) - nl.wikipedia.org - w ww.meertens.knaw.nl - w ww.rhce.nl - w ww.adolphus.nl - w ww.trudo-olvrouw.nl
Colofon © 2013 Heemkundekring Helmont/Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Tekst en vormgeving: Marinus van den Elsen Druk: Drukkerij Van Stiphout Met dank aan: Henk Roosenboom, Theo de Jong, Theo Meulendijks, Sjaak de Waal, Hans Rooijakkers, Tini Söhngen, Hans Vogels, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven Foto en kaart omslag: Marinus van den Elsen, met dank aan Theo Meulendijks Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Heemkundekring Helmont 18 | 19
Omgeving van de SStiphoutse T R E 1832 Oude TorenGin A
ot o R
De Roemortel
ge oo s H er e kk D A
Op de Bergeijk
G
E
Ke zi j
C W
EG
HW
EG
D
W
ilg en
RS
Wegen
Boomgaard
Huizen
Bomen
Bakhuis/schuur
E JS
ST
A
P
R
e
g
e p tre s en
e es He
RK
m He
D e W
a
a el
r
EG
er Akk
er
la
st p o Jo am K
RA ST
at
AT
W
Bo om gaard
RA
e
at
De bewogen geschiedenis van de Stiphoutse Oude Toren
AP
O VO
Tuin
PST
D
Erf
STI
ad st of
TR
H
AA
T
e
e
Weiland
E WEG GROEN
KE
D
I
J E300 m
SN
SC
O
T
Water
De
Oude Toren
BO
R
200 m
e
O
A
G
Bouwland
D
De
G
ee ne ind
Hagelkruis
H
E
100 m
AT
D e
O KO
LSTR
De Lindenberg
AA
T
Schuurkerk
Pastorie