EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 05.01.2010 C(2009)10757
Betreft:
Staatssteun N 602/2009 - Nederland Methode voor de berekening van de steunintensiteit van garanties op leningen voor werkkapitaal aan landbouwondernemingen
Excellentie, Ik heb de eer u mee te delen dat de Commissie overeenkomstig de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)1 heeft beslist geen bezwaar te maken tegen de berekeningsmethode. De beslissing van de Commissie is gebaseerd op de onderstaande overwegingen.
I. Procedure 1. Bij e-mail van 2 november 2009 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de berekeningsmethode overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU aangemeld. Bij e-mail van 12 november, geregistreerd op 13 november 2009, evenals bij e-mail van 9 december 2009, geregistreerd op 10 December 2009, en bij e-mail van 15 December 2009 geregistreerd op 16 December 2009 heeft Nederland aanvullende informatie verstrekt.
II. Beschrijving 2.1 Titel 2. Methode voor de berekening van de steunintensiteit van garantstellingen op leningen voor werkkapitaal aan landbouwondernemingen
1
Met ingang van 1 December 2009 zijn de artikelen 87 en 88 van het EG Verdrag veranderd naar artikels 107 en 108 van het VWEU. De twee reeksen voorschriften zijn identiek qua inhoud. In de context van deze beschikking moeten de verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU zo nodig verstaan worden als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 87 en 88 van het EG Verdrag
Zijne Excellentie de Heer Maxime VERHAGEN Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 NL - 2500 EB Den Haag Commission européenne, B-1049 Bruxelles – Belgique Europese Commissie, B-1049 Brussel – België Telefoon: 00- 32 (0) 2 299.11.11.
2.2 Doelstelling van de maatregel 3. De aanmelding van de Nederlandse overheid heeft tot doel de methode voor te stellen voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de steun vervat in de garantie die in de context van punt 4.2.2 (h) van de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling verleend zal worden. De evaluatie van de verenigbaarheid van de steun zelf wordt behandeld in een afzonderlijk dossier, die geregistreerd werd onder nummer N 611/09. 2.3 Algemene voorwaarden van de garantie 4. De garantie wordt verleend voor een lening die de begunstigde gesloten heeft met een bank voor de financiering van werkkapitaal, d.w.z. kapitaal voor het financieren van de nodige kosten voor de werking een bedrijf. De garantie wordt verleend voor een lening van maximaal 850 000 euro, en kan maximum de helft van het bedrag van de lening dekken, d.w.z. maximum 425 000 euro en minimum 25 000 euro. Op grond van artikel 2:83 (5) Regeling LNV-subsidies kan elke onderneming slechts éénmaal een aanvraag doen voor de garantie, zodat het maximaal bedrag per bedrijf nooit meer dan 2.5 miljoen euro zal bedragen. 5. De belangrijkste kenmerken van de steunregeling zijn de volgende : a. de garantieregeling als zodanig geldt voor ondernemingen (kmo's2) actief in de primaire productie van landbouwprodukten die moeilijkheden hebben om een lening voor werkkapitaal te verkrijgen op grond van de normale bankpraktijk. De Nederlandse overheid heeft bevestigd dat ondernemingen in moeilijkheden in het algemeen uitgesloten waren van de steunregeling3. In de toekomst zal deze garantie uitgebreid worden tot ondernemingen in moeilijkheden in de zin van punt 4.2.2 van de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling. In Nederlands recht zullen daarvoor bijkomende juridische stappen ondernomen moeten worden. De Nederlandse overheid heeft echter aangegeven dat deze aanmelding de toekomstige uitbreiding van de steun voor ondernemingen in de zin van de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling omvat. b. De looptijd van de lening bedraagt maximaal drie jaar; c. Het gaat om werkkapitaal dat de onderneming de eerste twaalf maanden na indiening van de aanvraag nodig heeft; d. Na 1 juli 2008 is aan de landbouwonderneming ten minste twee jaar uitstel van betaling verleend op alle lopende leningen; dit betekent dat de Nederlandse overheid aan de banken gevraagd heeft om de landbouwonderneming minstens twee jaar uitstel van betaling te verlenen voor de leningen die in alle banken lopen4. De Nederlandse overheid heeft
2
3 4
De begunstigden van de aangemelde steunregeling zijn kmo's actief in de primaire productie van landbouwprodukten. Op grond van de informatie beschikbaar zijn er geen landbouwondernemingen met een jaarlijkse omzet van meer dan 50 miljoen euro in Nederland. De landbouwtelling van 2008 vermeldt enkel 4 bedrijven met meer dan 250 werknemers. De Nederlandse overheid heeft hieromtrent vermeld dat deze 4 bedrijven niet enkel werkzaam zijn in de primaire productie van landbouwprodukten. Drie van deze vier bedrijven doen ook onderzoeksactiviteiten, terwijl de vierde ook sociale werkzaamheden verricht. Zie artikel 2:1 a Regeling LNV-subsidies. Zie artikel 2:83 (3c) Regeling LNV-subsidies. 2
eveneens bevestigd dat een onderneming die geen lening heeft van de garantie kan genieten op grond van artikel 2:83(3) van de Regeling LNV-subsidies. e. de onderneming betaalt een eenmalige provisie van 4,5 % over het totale bedrag van de lening. 2.4. Berekening van de steun equivalent 6. De berekening van de steun equivalent van onderhavige garantie werd op grond van de volgende formule berekend, zoals vermeld in voetnoot 29 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EGVerdrag op staatssteun in de vorm van garanties5 (hierna: “de mededeling over garanties” genoemd): ongeacht de risicoklasse wordt ze beschouwd als het verschil tussen a) het uitstaande gegarandeerde bedrag, vermenigvuldigd met de risicofactor van de risicoklasse6, die de marktpremie vertegenwoordigt, en b) de premie die wordt betaald, dus (gegarandeerd bedrag × risico) – betaalde premie. 7. De kans op wanbetaling (de risicofactor) wordt bepaald door de deelnemende banken te horen over hun inschatting van het risico van de onderliggende leningen. De Nederlandse overheid heeft aageduid dat de standaard krediet ratingsystemen, vermeld in punt 3.3 van de mededeling over garanties niet gebruikt kan worden. Volgens de banken worden deze systemen niet gebruikt voor landbouwondernemingen, aangezien dit een bijzonder economisch segment is. Om deze reden is de wanbetalingsgraad gebaseerd op een consultatie met de belangrijkste landbouwbanken. Twee banken7 hebben deelgenomen aan de consultatie, en vertegenwoordigen ongeveer 90 % van de markt. In de brieven van de banken die meegedeeld werden aan de Commissie, geven de banken aan dat zij de specifieke karakteristieken van de garantie voor werkkapitaal in aanmerking genomen hebben. Het risico wordt bepaald door een samenhang van materiële en formele aspecten. Materiële aspecten zijn bedrijfsrisico's en een SWOT-analyse8, formele onderdelen zin financiële en structuurrisico's9. Op grond daarvan hebben de banken aangegeven dat het waargenomen risico een kans op wanbetaling uitmaakt tussen 150 en 300 basispunten, afhankelijk van de kenmerken van de landbouwonderneming in kwestie. Om de steun te berekenen, hebben de Nederlandse autoriteiten het hoogste cijfer van de banken (300 basispunten) met 100 basispunten vermeerderd. Bij wijze van besluit heeft de Nederlandse overheid aangegeven dat de veronderstelde gemiddelde kans op wanbetaling voor deze risico garantie steunregeling 4 % bedroeg. 8. De Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven dat de gemiddelde wanbetalingsgraad in het kader van garantstellingen voor investeringen in de periode 1990-2004 0,6 % bedroeg voor landbouwondernemingen. De hoogste wanbetalingsgraad in die periode was 2 %. Deze cijfers hebben echter betrekking op investeringssteun, en niet op leningen voor werkkapitaal, en werden enkel ter illustratie gegeven. Voor onderhavige steunregeling heeft de Nederlandse overheid aangegeven dat ze enkel een beroep zouden doen op de consultatie van de banken vermeld in de vorige paragrafen.
5 6 7 8
9
PB L 155 van 20.6.2008, blz. 10. Waarbij het "risico" de kans op wanbetaling is, na verrekening van beheers- en kapitaalkosten. Nl. ABN AMRO en Rabobank. De banken voeren een evaluatie uit op basis van de sector waarin de onderneming actief is, and zullen de Strength, Weaknesses, Opportunities and Threats analysis in rekening nemen. Verscheidene elementen worden in aanmerking genomen zoals de vermogens- en zekerheidspositie 3
9. Het gegarandeerde bedrag bedraagt 50 % van de uitstaande lening. Aangezien het gaat om een lening met vrijwillige aflossing en met een looptijd van drie jaar, wordt er volgens de Nederlandse autoriteiten van uitgegaan dat de lening na drie jaar in een keer wordt terugbetaald. Bijgevolg blijft het bedrag van de uitstaande lening constant voor alle jaren. Dit heeft de hoogst mogelijke steunintensiteit tot gevolg. Vroegere aflossingen leiden tot lagere subsidie-equivalenten. 10. De beheerskosten zijn vastgesteld op 0,1 %. Volgens de Nederlandse autoriteiten is dit in overeenstemming met de gemiddelde beheerskosten van de Nederlandse garantstellingen voor investeringen (N 358/2008, N 112/2009). De beheerskosten omvatten de specifieke, initiële risicobeoordeling, alsmede de kosten voor risicomonitoring en risicobeheer verbonden aan het verstrekken en beheren van de garantie. De Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven dat de beheerskosten voor de investeringsleningen en voor de werkkapitaalleningen volledig vergelijkbaar zijn, aangezien ze dezelfde activiteiten en procedures omvatten. Om deze reden werd beslist dezelfde beheerskosten voor investeringsleningen als voor werkkapitaalleningen te hanteren. 11. Wat de kapitaalkosten betreft, hebben de Nederlandse autoriteiten meegedeeld dat die conform artikel 3.4 f) van de mededeling over garanties berekend werden. Een kapitaal reserve van 8 % werd in aanmerking genomen. Zoals vermeld in par. 7 werd een risicopremie van 400 basispunten berekend op deze reserve. De toepassing van 400 basispunten op dit bedrag resulteert in jaarlijkse kapitaalkosten van 8% x 4% = 0.32% van het gegarandeerd bedrag. 12. De eenmalige provisie over het totale bedrag van de lening bedraagt 4,5 %. Deze provisie wordt door de landbouwonderneming aan de staat betaald. Deze provisie wordt in mindering gebracht op de jaarlijkse premies die betaald moeten worden op grond van de vastgestelde risicofactor van 4 % plus de beheerskosten van 0,1 % en de kapitaalkosten van 0.32%. 13. De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat de jaarlijkse subsidie-equivalenten aan de hand van het referentiepercentage naar hun actuele waarde worden gedisconteerd en vervolgens worden samengeteld om tot het totale subsidieequivalent te komen, overeenkomstig punt 4.1 van de mededeling over garanties. Het disconteringspercentage wordt vastgesteld overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld10 (basispercentage plus 100 basispunten). 2.5 Looptijd 14. Van 01.12.2009 tot 31.12.2010. De Nederlandse autoriteiten verzochten de Commissie om de looptijd te koppelen aan de geldigheidsduur van de Tijdelijke Kaderregeling voor het geval de Tijdelijke kaderregeling wordt verlengd. 2.6 Nationale rechtsgrondslag 15. Artikelen 2, 4, en 7, van de Kaderwet LNV-subsidies, artikelen 2.81-2.89 van de Regeling LNV-subsidies
10
PB C 84 van 3.4.2008, blz. 10 4
2.7 Begunstigden 16. Kmo’s die primaire landbouwproducten produceren.
III.
Beoordeling
17. Op grond van artikel 107, lid 1, van het VWEU zijn steunmaatregelen aan de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer11 tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. 18. Hier wordt aan deze voorwaarden voldaan. De garantstellingen worden met staatsmiddelen bekostigd en er werd bevestigd door de Nederlandse autoriteiten dat er geen marktpremie betaald wordt. De maatregelen begunstigen bepaalde ondernemingen in de landbouwsector. Gezien de sterke concurrentie in de land- en bosbouw in de EU verstoren staatsgaranties in de regel de mededinging12 en beïnvloeden ze het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig. 19. In beginsel zullen daarom de garanties die verleend worden door de Nederlandse overheid, waarbij de premie berekend wordt op basis van de aangemelde methode, staatssteun omvatten in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU. 20. Punt 4.4 van de mededeling over garanties vermeldt dat steunbestanddelen in garantieregelingen ook berekend kunnen worden aan de hand van de methodieken die de Commissie, na aanmelding ervan op grond van een staatssteunverordening zoals Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun13of Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/200114 reeds heeft geaccepteerd, mits de goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk is gericht op het desbetreffende soort garanties en de onderliggende transacties. Alleen in gevallen waarvoor duidelijke bewijzen voorhanden zijn en die door de betrokken lidstaat naar behoren zijn gemotiveerd, kan de Commissie een afwijking van deze regels accepteren. In dergelijke gevallen moet echter nog steeds een op het risico gebaseerde benadering worden gevolgd. Nederland heeft echter nooit voorheen een methode aangemeld betreffende de specifieke garanties die hier voorhanden zijn. 21. In onderhavige zaak is er in de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling, die gebruikt zal worden om de verenigbaarheid van de maatregel N 611/09 na te gaan, geen specifieke melding van het probleem van de methode voor de berekening van het steunelement. 11
12
13 14
De landbouwsector staat sterk open voor intracommunautaire handel. In 2005 is binnen de Gemeenschap voor ca. 199 miljard euro aan uitvoer en 196 miljard euro aan invoer verhandeld. Dit stemt overeen met ongeveer 63 %-64 % van de totale waarde van de landbouwproductie (Bron: EUROSTAT). Volgens de Jurisprudentie van het Hof van Justitie is een verbetering van de mededingingspositie van een onderneming als gevolg van staatssteun gewoonlijk het bewijs dat de mededinging met andere ondernemingen die dergelijke steun niet hebben ontvangen, is verstoord (Zaak C-730/97, Jurispr. 1980, blz. 2671, punten 11 en 12). PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29 PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3. 5
22. Punt 4.2.1 van de Tijdelijke Communautaire Kaderregelingmaakt maakt echter wel melding van de de minimis regeling15, en gebruikt deze regeling verder om de voorwaarden voor de verenigbaarheid van de beperkte steunbedragen onder artikel 107 (3)(b) VWEU. De begrippen die in deze verordening gehanteerd worden zijn daarom noodzakelijk om de verenigbaarheid van de beperkte steunbedragen na te gaan, aangezien deze steun niet gecumuleerd mag worden met steun die voor dezelfde subsidiabele kosten onder de minimis gegeven wordt. 23. De de minimis regeling die van toepassing is in het gebied van de primaire productie van landbouwproducten16 vermeldt in art. 3, par. 6, dat garantieregelingen eveneens als transparante steunregelingen gelden indien (i) zij ten uitvoer worden gelegd nadat de methodiek die met het oog op de toepassing van deze verordening wordt gebruikt voor de berekening van het in de garantie vervatte brutosubsidie-equivalent, door de Commissie is goedgekeurd op grond van regelgeving die zij op het gebied van staatssteun heeft vastgesteld; (ii) de goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die onder deze verordening vallen. 24. Bijgevolg is de Commissie van mening dat onderhavige aanmelding tot doel heeft de methode om de bruto-subsidie-equivalent, die omvat is in de garanties die verleend worden in de context van de beperkte verenigbare steunbedragen vermeld in punt 4.2.2. (h) van de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling, aan te geven. Na goedkeuring door de Commissie van de methode om het bruto-subsidie-equivalent te berekenen, zullen de steunregelingen die staatsgaranties omvatten als transparent beschouwd worden in de zin van de hierboven vermelde Commissie verordening, als het steunelement van de staatsgarantie berekend wordt op basis van de goedgekeurde methode. 25. Bijgevolg betreft deze aanmelding enkel de methode die gebruikt wordt voor de berekening van het steunequivalent van de garantstellingen voor werkkapitaal leningen voor landbouwondernemingen. Zoals reeds vroeger vermeld werd, is de verenigbaarheid van de garanties zelf niet beoogd door deze beschikking. 26. De garantstelling in kwestie moet worden beoordeeld op basis van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EGVerdrag op staatssteun in de vorm van garanties17 (hierna “de mededeling over garanties” genoemd). 27. In punt 4.1 van de mededeling over garanties wordt in hoofdtrekken aangegeven dat:
15
16
17
•
in beginsel het staatssteunelement wordt geacht het verschil te zijn tussen de passende marktprijs van de individueel of via een regeling verleende garantie en de daadwerkelijk voor die maatregel betaalde prijs;
•
de daaruit resulterende jaarlijkse contante subsidie-equivalenten aan de hand van het referentiepercentage tot hun contante waarde dienen te worden gedisconteerd
Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5. Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, PB, L 337, 21.12.2007, p. 35. PB L 155 van 20.6.2008, blz. 10. 6
en vervolgens te worden opgeteld om tot het totale contante subsidie-equivalent te komen; •
bij het berekenen van het steunelement in een garantie de Commissie bijzondere aandacht besteedt aan de volgende elementen: − in het geval van garantieregelingen: of in de criteria om voor de regeling in aanmerking te komen, is bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden van de regeling zijn uitgesloten; − of de omvang van elke garantie behoorlijk te meten valt op het tijdstip van toekenning; − of de garantie meer dan 80% van de uitstaande lening of andere financiële verplichting dekt; − of met de specifieke kenmerken van de garantie en het krediet (of andere financiële verplichting) rekening is gehouden bij het bepalen van de marktprijsconforme garantiepremie op basis waarvan het steunbestanddeel wordt berekend door deze premie af te zetten tegen de feitelijk betaalde premie.
28. In het onderhavige geval doet met name punt 4.5 betreffende de definitie van het steunbestanddeel in kmo-garantieregelingen ter zake, aangezien de garantie volgens de Nederlandse autoriteiten aan kmo’s is verleend (zie punt 16). 29. In punt 4.5 van de mededeling over garanties is vervat dat de twee in punt 3.5 van die mededeling vermelde vereenvoudigde mogelijkheden voor kmo-garantieregelingen ook kunnen worden gebruikt voor het berekenen van het steunbestanddeel. In punt 4.5 van de mededeling over garanties worden de voorwaarden voor het hanteren van de in punt 3.5 van diezelfde mededeling vermelde voorschriften opgesomd. Met name wat het gebruik van uniforme premies in kmo-garantieregelingen betreft, is de Commissie van oordeel dat zij, indien een steunregeling alleen betrekking heeft op kmo-garanties waarbij het gegarandeerde bedrag onder het plafond van 2,5 miljoen euro per onderneming binnen die bepaalde regeling blijft, in afwijking van punt 4.4, kan instemmen met een waardering van de steunintensiteit van de regeling als zodanig, zonder dat voor elke individuele garantie of risicoklasse binnen de regeling tot een waardering behoeft te worden overgegaan. Ongeacht de risicoklasse kan deze berekening worden samengevat als het verschil tussen: a) het uitstaande gegarandeerde bedrag, vermenigvuldigd met de risicofactor van de regeling (de kans op wanbetaling, na verrekening van beheers- en kapitaalkosten), en b) de premie die wordt betaald, dus (gegarandeerd bedrag × risico) – betaalde premie. 30. In het onderhavige geval wordt de onderliggende garantieregeling gebruikt in de context van de perspectieven die worden geboden door de Tijdelijke kaderregeling die het mogelijk maakt om steun te verlenen aan ondernemingen die na 1 juli 2008 ten gevolge van de huidige economische en financiële crisis in moeilijkheden zijn geraakt. De methode neemt daarom enkel ondernemingen in aanmerking die niet in financiële moeilijkheden zouden zijn in normale economische omstandigheden, zoals vermeld in de mededeling over garanties, en die in moeilijkheden zijn geraakt ten gevolge van de financiële en economische crisis. De Nederlandse autoriteiten hebben inderdaad aangegeven dat ondernemingen in moeilijkheden inderdaad uitgesloten 7
waren, zoals vereist in punt 4.1 a) van de mededeling over garanties (zie hierboven punt 5.a). De garanties in het kader van deze regeling zijn beperkt qua duur (3 jaar) en bedrag (ten hoogste 425 000 euro) en dekken 50 % van de onderliggende lening (zie punt 9 hierboven). Zoals vereist in punt 4.1 d) van de mededeling over garanties werd er met de specifieke kenmerken van de garantie en het krediet (of andere financiële verplichting) rekening gehouden bij het bepalen van de marktprijsconforme garantiepremie op basis waarvan het steunbestanddeel wordt berekend door deze premie af te zetten tegen de feitelijk betaalde premie (zie hierboven punt 7). De Commissie is daarom van oordeel dat is voldaan aan de bepalingen in punt 4.1 van de mededeling over garanties. 31. De door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie voldoet aan de voorwaarden van punt 4.5 van de mededeling over garanties. De regeling heeft enkel betrekking op kmo’s (zie punt 16 hierboven) en het gegarandeerde bedrag overschrijdt het plafond van 2,5 miljoen euro per onderneming niet (zie punt 4 hierboven). Onder deze voorwaarden kan de Commissie instemmen met een waardering van de steunintensiteit van de regeling als zodanig. 32. De door de Nederlandse autoriteiten voorgestelde berekeningsmethode (zie de punten 6 tot en met 12 hierboven) stemt overeen met de formule die wordt beschreven in voetnoot 29 van de mededeling over garanties. 33. De Commissie stemt om de volgende redenen in met de door de Nederlandse autoriteiten voorgestelde berekeningsmethode: de premie van 400 basispunten die de wanbetalingsgraad weergeeft, is gebaseerd op de risico-inschatting van de onderliggende leningen door banken (geschat op 150 tot 300 basispunten, zie punt 7 hierboven); voor de zekerheid vermeerderen de Nederlandse autoriteiten de hoogste schatting met 100 basispunten. Niettegenstaande het feit dat die enquête enkel bij twee banken gevoerd werd, vertegenwoordigen zij toch 90 % van de specifieke landbouwsector. Zij kunnen daarom als representatief beschouwd worden. Op basis hiervan lijkt het redelijk een risicomarge van 400 basispunten te hanteren, zelfs wanneer de garantieregeling is opengesteld voor ondernemingen die na 1 juli 2008 in moeilijkheden zijn geraakt ten gevolge van de huidige financiële en economische crisis. Bovendien zijn de beheerskosten gebaseerd op de bestaande ervaring met de Nederlandse garantieregeling voor investeringenn en komen de kapitaalkosten overeen met de vereisten in de mededeling over garanties (zie artikel 3.4 van de mededeling over garanties). 34. Op grond van de specificaties in deze mededeling aanvaardt de Commissie tot slot de berekeningsmethode die is gebruikt. Deze beoordeling laat elk ander bestaand, aanhangig of toekomstig geval dat de Commissie beoordeelt inzake garantiemaatregelen op andere gebieden onverlet.
IV.
Besluit
35. De Commissie aanvaardt de berekeningsmethode die is gebruikt en heeft overeenkomstig de artikelen 107 en 108 VWEU besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde berekeningsmethode, die tot doel heeft het steunelement in garantieregelingen voor leningen voor werkkapitaal voor landbouwondernemingen, die kmo's zijn, in de context van punt 4.2.2 h) van de Tijdelijke Communautaire Kaderregeling, gelezen juncto Commissie Verordening (EG) nr. 1535/2007. 8
36. Wanneer deze brief vertrouwelijke gegevens bevat die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op de volgende website: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of per faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directeur-generaal voor Landbouw en plattelandsontwikkeling Directoraat M Kamer: Loi 130 5/120 B-1049 Brussel Fax.: 0032 2 296 7672
Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Neelie KROES Lid van de Commissie
9