De bescherming van erfgenamen tegen nalatenschappen met een negatief saldo
Masterscriptie rechtsgeleerdheid, accent privaatrecht Tilburg Law School 27-11-2013 Examencommissie: Prof. mr. P. Vlaardingerbroek & mr. drs. E.C.M. Hurkens Monique van Wijlick
1
2
Bedankwoordje Graag wil ik een kort woordje van dank richten aan enkele personen die mij geholpen hebben bij het afronden van deze scriptie. Allereerst wil ik mijn begeleider prof. mr. P. Vlaardingerbroek bedanken voor zijn begeleiding en zijn feedback. Ondanks zijn drukke planning heeft hij altijd tijd voor me vrij weten te maken. Daarnaast wil ik mijn tweede begeleidster mr. drs. E.C.M. Hurkens bedanken dat zij zitting wil nemen in mijn examencommissie. Als laatste wil ik graag mijn ouders, schoonouders en lieve vrienden bedanken voor hun steun, aanmoediging en het vele malen doorlezen van mijn scriptie. Bedankt voor jullie steun! Monique van Wijlick, november 2013
3
Inhoudsopgave Lijst met afkortingen ......................................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................................................................ 7 1.1 Inleiding .......................................................................................................................................................................... 7 1.2 Probleemstelling.......................................................................................................................................................... 9 1.3 Onderzoeksdoel en relevantie ............................................................................................................................... 9 1.3.1 Onderzoeksdoel ................................................................................................................................................... 9 1.3.2 Relevantie .............................................................................................................................................................. 9 1.4 Methode......................................................................................................................................................................... 10 1.5 Leeswijzer .................................................................................................................................................................... 10 Hoofdstuk 2 Wijze van aanvaarding van nalatenschappen ................................................................................. 11 2.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................ 11 2.2 Zuivere aanvaarding ................................................................................................................................................ 11 2.3 Beneficiaire aanvaarding ....................................................................................................................................... 14 2.3.1 Zware vereffeningsprocedure ..................................................................................................................... 15 2.3.2 Lichte vereffeningsprocedure ..................................................................................................................... 15 2.4 Verwerping .................................................................................................................................................................. 16 2.5 Conclusie ....................................................................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 3 Bespreking Radboudrapport .................................................................................................................. 18 3.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................ 18 3.2 Route 1: Aanvaarding met beneficiaire gevolgen ........................................................................................ 19 3.3 Route 2: Uitstel van keuze ..................................................................................................................................... 20 3.4 Route 3: Spijtoptantenregeling of disculpatiemogelijkheden ................................................................ 21 3.5 Conclusie ....................................................................................................................................................................... 22 Hoofdstuk 4 Rechtsvergelijking ...................................................................................................................................... 24 4.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................ 24 4.2 Zweden .......................................................................................................................................................................... 25 4.3 Verordening no. 650/2012 ................................................................................................................................... 27 4.4 Conclusie ....................................................................................................................................................................... 29 4
Hoofdstuk 5 Conclusie ......................................................................................................................................................... 31 Hoofdstuk 6 Aanbevelingen .............................................................................................................................................. 33 6.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................ 33 6.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................................................ 33 Literatuurlijst .......................................................................................................................................................................... 35
5
Lijst met afkortingen BW
Burgerlijk Wetboek
EPN
Vereniging van Estate Planners in het Notariaat
Fw
Faillisementswet
HR
Hoge Raad
LJN
Landelijk jurisprudentienummer
NDFR
Nederlandse Documentatie Fiscaal Recht
NJ
Nederlandse Jurisprudentie
Rb.
Rechtbank
RV
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
TE
Tijdschrift Erfrecht
URL
Utrecht Law Review
6
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding ‘Charlotte (23) ‘erft’ belastingschuld van haar overleden moeder’; zo kopte de Telegraaf 22 augustus 2012.1 Charlotte was negentien toen haar moeder na een lang ziekbed overleed aan kanker. Als enige erfgename heeft zij de erfenis van haar moeder zuiver aanvaard, omdat zij in de veronderstelling was dat het saldo van de erfenis nihil dan wel positief zou zijn. Na aanvaarding bleek dat haar moeder een belastingschuld van €10.000,- had opgebouwd in de jaren dat ze zo ziek was geweest. Charlotte had, zo bleek, de erfenis moeten verwerpen of zogenaamd ’beneficiair’ moeten aanvaarden. Beneficiair aanvaarden wil zeggen dat je de erfenis alleen aanvaardt als er niet meer schulden dan bezittingen zijn. „Ik had daar pal na het overlijden van mijn moeder allemaal geen idee van. Ik was negentien toen en kende niemand die verstand had van dit soort zaken.” De schuld is erg, maar Charlotte vindt het nog veel erger dat de nagedachtenis aan haar moeder op deze manier wordt overschaduwd: „Ik kan bijna niet meer aan haar denken zonder dat die schuld door mijn hoofd spookt. Ik had zo gehoopt dat ik na alle ellende en verdriet eindelijk mijn leven weer kon oppakken…” Centraal in dit onderzoek staat het beschermen van (onwetende) erfgenamen tegen een erfenis met een negatief saldo. Erfgenamen zijn op grond van de wettelijke verdeling de langstlevende echtgenoot tezamen met diens kinderen. De eventuele kinderen van de erflater krijgen een rentedragende vordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van het erfdeel. Wanneer de erflater geen echtgeno(o)t(e) of kinderen heeft, erven de overige groepen uit art. 4:10 lid 1 BW zoals de ouders en broers en zussen. Als zich in geen van deze groepen personen bevinden, of deze allen de erfenis verwerpen, komt de nalatenschap toe aan de Staat. In het Nederlandse recht anno 2013 is er voor de erfgenaam in art. 4:190 BW een keuzebevoegdheid aanwezig; hij kan de nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Aanvaarding kan zowel zuiver als beneficiair plaatsvinden. Zuivere aanvaarding van een erfenis houdt in dat de erfgenaam alle baten van de nalatenschap erft, maar ook de schulden. In art. 4:192 lid 1 BW is een aanvaardingsfictie aangebracht.2 Dit wil zeggen dat als de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, er ook zuivere aanvaarding plaatsvind. Hoewel erfgenamen vaak niet inzien welke consequenties dit met zich meebrengt, komt dit veel voor.3 Beneficiaire aanvaarding houdt in dat de erfgenaam de erfenis aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving. Hiermee wordt voorkomen dat de erfgenaam na aanvaarding geconfronteerd wordt met onbekende schulden. Op beneficiaire aanvaarding volgt vereffening van de nalatenschap. Verwerping van de nalatenschap is de derde optie voor een erfgenaam. Hierbij weigert de erfgenaam de nalatenschap en gaat de erfenis door plaatsvervulling over op zijn kinderen. Zoals eerder aangegeven valt in het geval dat de erfgenaam geen kinderen heeft, de erfenis ten deel aan de rest van de groep erfgenamen genoemd in art 4:10 lid 1 BW. Wanneer alle versterferfgenamen de erfenis verwerpen, en er dus geen erfgenamen meer zijn, verkrijgt de Staat de goederen van de nalatenschap onder algemene titel op basis van art. 4:189 BW. Voor zowel het verwerpen van een erfenis als voor een beneficiaire aanvaarding dient er een verklaring te worden afgelegd bij de Telegraaf 22-8-2012 (voor link zie literatuurlijst) Kolkman 2006, p.254 3 Zie o.a. Hof Den Haag 12 maart 2013, LNJ: BZ5609 en Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2013, LJN: BV3673 1 2
7
griffie van de rechtbank waar de overledene het laatst heeft gewoond. In tijden van crisis komt het steeds vaker voor dat er schulden blijken te zitten in een nalatenschap. Bij zuivere aanvaarding kunnen schuldeisers aanspraak maken op het eigen vermogen van de erfgenaam op grond van art. 4:184 lid 1 BW en de formele vereffeningsprocedure van afdeling 4.6.3. BW. Het aantal beneficiaire aanvaardingen stijgt dan ook gestaag; zie figuur 1. Figuur 1. Recente cijfers nalatenschappen4
beneficiair verworpen overlijdens
% 2012 t.o.v 2011 13,4% 15,6%
Aantallen 2012 5 7.170 2.944
2012 tot 31 aug.
44.348
Aantallen 2011 6.324 2.547 59.959
% 2011 t.o.v. 2010 9,7% 5,2% -1,1%
Aantallen 2010 5.765 2.422 60.614
Staatssecretaris Teeven heeft aangekondigd een wetswijziging te gaan indienen. Hij wil hiermee een voorziening creëren waarbij het mogelijk wordt dat een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard, maar binnen drie maanden nadat hij heeft aanvaard, op de hoogte wordt gesteld van een schuld, via de rechter alsnog beneficiair kan aanvaarden. Teeven heeft zich laten inspireren door het rapport ‘Erven zonder financiële problemen?!’6 (hierna: het Radboudrapport) van de onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen en Netwerk Notarissen. In dit rapport worden drie manieren bekeken waarop de Nederlandse wetgeving veranderd zou kunnen worden om zo meer bescherming te bieden aan erfgenamen. Teeven heeft ervoor gekozen om de derde optie uit het Radboudrapport over te nemen in de Nederlandse wetgeving. De eerste voorgestelde route, het schrappen van de zuivere aanvaarding is volgens Teeven een te vergaande verplichting. Het beneficiair aanvaarden brengt extra kosten met zich mee (anno 2013 € 114,-). Hij is van mening dat erfgenamen hiermee extra op kosten worden gejaagd, in de meeste nalatenschappen zit immers nog altijd een positief saldo. De tweede voorgestelde route is het uitstellen van het moment van aanvaarding. Deze route zal niet worden doorgevoerd omdat dit volgens Teeven weinig oplost. Schuldeisers zullen hierdoor benadeeld worden, omdat er tot het moment van aanvaarding nog geen boedel is waarop schuldeisers zich kunnen verhalen. Teeven heeft gekozen voor de ‘spijtoptantenregeling’. Wanneer de erfgenaam op het moment van aanvaarding de schuld niet kende en hij hiervan ook niet op de hoogte kon zijn, mag hij alsnog beneficiair aanvaarden. Teeven heeft deze keuze mede gebaseerd op de uitspraak van de rechtbank Roermond van 1 februari 2013.7 Hierin werd bepaald dat een nalatenschap alsnog beneficiair aanvaard kon worden op gronden van redelijkheid en billijkheid. Deze rechtsregel wil Teeven met deze wetswijziging codificeren. In deze scriptie wordt gekeken of de weg gekozen door Teeven de meest efficiënte manier is om erfgenamen te beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo of dat er andere (betere?) mogelijkheden bestaan.
Radboudrapport 2012, p.42 Het gaat hierbij om getallen tot en met augustus 2012 6 Radboud universiteit Nijmegen & Netwerk notarissen 2012 7 Rb. Roermond, 1 februari 2013, LJN: BZ0690 4 5
8
1.2 Probleemstelling De vraag die in dit onderzoek centraal staat is de volgende: Op welke wijze kunnen erfgenamen worden beschermd tegen nalatenschappen met een negatief saldo en is er een verbetering nodig van hun rechtspositie?
1.3 Onderzoeksdoel en relevantie 1.3.1 Onderzoeksdoel Het centrale doel van dit onderzoek is drieledig. Eerst zal de huidige situatie betreffende de aanvaarding van nalatenschappen worden beschreven, hierbij zal worden gekeken naar het onderscheid tussen zuivere en beneficiaire aanvaarding, de verwerping van een nalatenschap en het Radboudrapport. Dit dient het eerste doel, namelijk beschrijven. Nadat dit kader geschetst is zal er worden gekeken naar het Zweedse recht en Europese regelgeving, met name naar de Europese verordening van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.8 Hierbij wordt onder andere gekeken of de voorgenomen wetswijziging van staatssecretaris Teeven in lijn is met het Europese recht. Dit dient het tweede doel, namelijk vergelijken. Ter afsluiting zal worden gekeken of er daadwerkelijk aanpassingen nodig zijn in het Nederlandse recht en zal er een aantal aanbevelingen volgen ter verbetering van de voorgenomen wetswijziging. Hierbij zal ook worden gezocht naar eventuele andere oplossingen dan het alsnog beneficiair aanvaarden. Dit dient het derde doel namelijk waarderen. 1.3.2 Relevantie In het Radboudrapport wordt aandacht gevraagd voor het aanvaarden van negatieve nalatenschappen.9 Dit naar aanleiding van diverse mediaberichten zoals opgenomen in de inleiding die het afgelopen jaar zijn verschenen over erfgenamen die in financiële problemen kwamen door het zuiver aanvaarden van een nalatenschap met een negatief saldo.10 In de mededeling van 11 maart 201311 geeft staatssecretaris Teeven aan dat hij het Nederlandse erfrecht wil aanpassen om het aantal schrijnende gevallen in de toekomst terug te dringen. In financieel moeilijke tijden zijn er meer nalatenschappen met een negatief saldo. In sommige gevallen is dit bekend voor de erfgenaam en zal hij beneficiair aanvaarden. Zoals reeds eerder aangegeven komt het echter steeds vaker voor dat na het zuiver aanvaarden van een erfenis een schuld bekend wordt, waarvoor de erfgenaam dan met eigen vermogen verantwoordelijk wordt.12 Met de wetswijziging die staatssecretaris Teeven voor ogen heeft, wordt het mogelijk om tot drie maanden nadat bekend is geworden dat de erfenis een negatief saldo heeft, alsnog beneficiair te aanvaarden bij de rechter. Hierdoor genieten erfgenamen een betere bescherming tegen onverwachte schulden. De
Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94 10 NOS journaal 28-4-2012 en Telegraaf 22-8-2012 (voor links zie literatuurlijst) 11 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/03/11/meer-bescherming-voor-erfgenamen-tegenonbekende-schulden-uit-erfenis.html 12 Radboudrapport 2012 8 9
9
maatschappelijke relevantie van het onderzoek is hiermee aangetoond. Gezien het feit dat er een wetswijziging op handen is, is het wenselijk om met een kritische bril te kijken naar de mogelijkheden die er bestaan voor de Nederlandse wetgever. Door middel van rechtsvergelijking met het Zweedse recht en Europese regelgeving wordt gekeken of er in andere landen andere, wellicht betere, oplossingen zijn gevonden wat betreft het omgaan met erfenissen met een negatief saldo. Voor de rechtsvergelijking is gekozen voor het Zweedse rechtsstelsel, mede omdat daar geen sprake is van de saisine bij het overlijden.13 In Nederland en bijvoorbeeld Frankrijk gaan bij het overlijden van de erflater de activa en passiva, waaruit zijn vermogen bestaat, onmiddellijk en van rechtswege op zijn erfgenamen over. Deze overgang wordt ‘saisine’ genoemd naar het Frans adagium ‘le mort saisit le vif’.14 In Zweden kent men verplichte beneficiaire aanvaarding, dit is wellicht een goede optie voor Nederland. Hiermee is de rechtswetenschappelijke relevantie van het onderzoek aangetoond.
1.4 Methode Aan de hand van literatuur- en jurisprudentieonderzoek zal er een kader worden gegeven rondom de problematiek en daaruit volgend een antwoord worden gegeven op de centrale onderzoeksvraag. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van meningen van auteurs geuit in wetenschappelijke artikelen en handboeken. Bij het bespreken van de drie routes uit het Radboudrapport zal telkens worden aangegeven of de rechtspositie van de erfgenamen ook daadwerkelijk verbeterd. Dit aan de hand van de criteria ‘confrontatie met schuldeisers’ en partijzekerheid. Ook zal er gebruik gemaakt worden van rechtsvergelijking met het Zweedse recht. Dit om inzicht te krijgen in de manier waarop er in dat land met problematiek rondom negatieve nalatenschappen wordt omgegaan en welke oplossingen hiervoor in het Zweedse recht bestaan.
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt de stand van zaken in het Nederlandse erfrecht anno 2013 besproken. Hierdoor wordt er een beter inzicht verworven in de problematiek die centraal staat in deze scriptie. De drie wijzen van aanvaarding die op dit moment bestaan in het Nederlandse recht worden besproken en de mate van bescherming die daaruit voortvloeit voor erfgenamen. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het Radboudrapport uit 2012 besproken. In dit rapport worden drie mogelijke manieren voorgesteld om onwetende erfgenamen te beschermen tegen een nalatenschap met een negatief saldo. In dit hoofdstuk wordt bezien of dit de drie meest geschikte manieren zijn om deze problematiek te bestrijden en of de rechtspositie van de erfgenamen ook verbetert bij het doorvoeren van deze routes. In hoofdstuk vier wordt een rechtsvergelijking gemaakt met het Zweedse recht, om na te gaan of er in het Zweedse recht modaliteiten bestaan die ook in het Nederlandse recht geïntegreerd zouden kunnen worden. Vervolgens vindt er in dit hoofdstuk een onderzoek plaats naar de Europese verordening op het gebied van erfrecht. Hoofdstuk vier gaat in op de vraag of verdere harmonisatie in regelgeving omtrent erfrecht nodig en mogelijk is. Ten slotte volgt in hoofdstuk vijf de conclusie met daarin het antwoord op de centrale onderzoeksvraag, gevolgd door hoofdstuk zes met enkele aanbevelingen mijnerzijds.
13 14
http://www.successions-europe.eu/nl/sweden/topics/how-and-when-do-you-become-an-heir/ Luijten 2006, p.27
10
Hoofdstuk 2 Wijze van aanvaarding van nalatenschappen 2.1 Inleiding Een erfgenaam kan zoals aangegeven in de inleiding op drie manieren aanvaarden. Aanvaarding kan zowel zuiver als beneficiair geschieden, of de erfgenaam verwerpt de erfenis. De erfgenaam dient een duidelijke keuze te maken; gedeeltelijk verwerpen of gedeeltelijk aanvaarden is niet mogelijk.15 Op grond van art. 4:185 BW hebben erfgenamen drie maanden de tijd om deze keuze te maken. Deze termijn kan één of meerdere malen verlengd worden door de kantonrechter (art. 4:185 lid 3 BW). Wordt de keuze uitgebracht, dan is zij onherroepelijk. De keuze heeft terugwerkende kracht tot het overlijden van de erflater; aldus art. 4:190 lid 4 BW.16 De erflater kan de erfgenamen in hun keuze niet beperken (art. 4:190 lid 2 BW).17 De daad van aanvaarding kan slechts door een directe erfgenaam worden verricht. Dit houdt in dat als een ander dan een directe erfgenaam (bijvoorbeeld een nicht) iets wegneemt uit de nalatenschap er geen aanvaarding plaatsvindt. De directe erfgenamen krijgen in dit geval een vordering op die persoon, deze persoon dient de vordering te voldoen aan de nalatenschap. In dit hoofdstuk wordt het verschil tussen de drie vormen verder uitgelegd om een beter begrip te krijgen van de mogelijkheden die anno 2013 bestaan op grond van art. 4:190 lid 1 BW en welke mate van bescherming voor erfgenamen daaruit voortvloeit. De gevolgen voor de schuldeisers van de nalatenschap blijven door de beperkte ruimte van deze scriptie buiten beschouwing. Hierna volgt een korte conclusie.
2.2 Zuivere aanvaarding Als een erfgenaam een nalatenschap zuiver aanvaardt, aanvaardt hij de gehele nalatenschap, ongeacht of deze nalatenschap een positief saldo heeft of niet. Zuivere aanvaarding kan op drie verschillende manieren tot stand komen, namelijk uitdrukkelijk door het afleggen van een verklaring en inschrijving daarvan in het boedelregister (art. 4:191 lid 1 BW), door het ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedragen als erfgenaam (art 4:192 lid 1 BW) of door middel van een stilzwijgende zuivere aanvaarding (art. 4:192 lid 3 BW). Bij zuivere aanvaarding door middel van een verklaring is de erfgenaam gehouden zijn keuze duidelijk te maken in een verklaring die hij aflegt ter griffie van de rechtbank van het sterfhuis. Deze verklaring wordt dan in het boedelregister ingeschreven. De griffiers van de rechtbank houden een openbaar boedelregister bij, waarin krachtens wettelijk voorschrift feiten worden ingeschreven, die voor de rechtstoestand van opengevallen nalatenschappen van belang zijn (art. 4:186 BW). Schuldeisers kunnen dit boedelregister ook inzien. Deze verklaring is bij zuivere aanvaarding niet verplicht. Zoals hierna wordt beschreven kan ook zuiver worden aanvaard door middel van gedragingen of door stilzitten. Bij de beneficiaire aanvaarding en de verwerping is een dergelijke verklaring met daarin de gemaakte keuze wel verplicht. Vooral de tweede manier van zuivere aanvaarding brengt risico’s met zich mee voor de erfgenamen. Erfgenamen zijn zich er vaak niet van bewust wat gedragingen (zoals het huis van de erflater opruimen) voor consequenties met zich kan meebrengen. Erfgenamen dienen een duidelijke scheiding te maken van gedragingen die vallen onder zaakwaarneming (zoals het vuilnis Luijten & Meijer 2008, p.482 Luijten & Meijer 2008, p.484 17 Asser/Perrick 2009, p.483 15 16
11
buiten zetten), dit worden ook wel de noodzakelijke beheersdaden genoemd18 en het aanvaarden van de boedel (door bepaalde stukken toe te eigenen uit de boedel, de gehele boedel opruimen). De toenmalige minister van financiën Witteveen in 1964 verwoordde het verschil tussen beide gedragingen als volgt: ‘Een erfgenaam die, binnen de hem vergunde wettelijke termijn van beraad, met betrekking tot de op het ogenblik van erflaters overlijden van rechtswege op hem overgegane goederen der nalatenschap daden van beheer verricht, omdat hij (nog) niet van zins is de nalatenschap te verwerpen, kan – zeker als hij daarna definitief van verwerping afziet – moeilijk worden beschouwd als een zaakwaarnemer die zich inlaat met de behartiging van eens anders belang. Beperkt hij zich tot de daden van beheer waartoe de wet een erfgenaam die beneficiair heeft aanvaard bevoegd verklaard, dan behoort hij zijn keuzemogelijkheid niet te verspelen. Dat is wel het geval wanneer hij, gelijk vrijstaat aan erfgenamen die zuiver aanvaard hebben, over goederen der nalatenschap als heer en meester beschikt, of wanneer hij, eventueel in een andere vorm dan een verklaring ter griffie, duidelijk aan de schuldeisers der nalatenschap doet blijken dat hij de schulden der nalatenschap geheel voor zijn rekening neemt.’19
Om te illustreren hoe dun de scheidslijn tussen beide gedragingen in het bovenstaande citaat vaak is, worden twee zaken van de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Zutphen nader uitgewerkt. In de eerste casus is sprake van zuivere aanvaarding en in de tweede casus niet. In de zaak van 12 oktober 2011 van de rechtbank Amsterdam20 staat de aanvaarding van een nalatenschap door een dochter centraal. De erflater verkeerde de laatste jaren van zijn leven in slechte gezondheid en kreeg bij het dagelijks leven mantelzorg van zijn buurman. Na het overlijden van erflater heeft de buurman de uitvaart verzorgd. Nu de nalatenschap niet toereikend was om de kosten te dekken, wil de buurman deze kosten verhalen op de enige erfgename, de dochter. De dochter wil de erfenis verwerpen en claimt dat zij geen daden heeft verricht die ondubbelzinnig en zonder voorbehoud ertoe leiden dat ze de erfenis zuiver heeft aanvaard. Zij stelt dan ook dat ze niet gehouden is tot vergoeding van de kosten van de uitvaart. De rechtbank oordeelt hier echter dat de dochter twee gedragingen heeft verricht die er wel toe leiden dat zij de erfenis zuiver heeft aanvaard. De dochter heeft immers bij de ING-bank geïnformeerd naar het saldo van de erflater. Nadat dit saldo bekend werd, heeft dochter verklaard dat ze geen erfgenaam wil zijn. Daarnaast heeft de dochter enkele spullen (waaronder de pinpas) opgehaald bij de buurman die de erflater daar gestald had. Dochter heeft zelfs getekend voor ontvangst van deze spullen. De rechtbank oordeelt dat bij gebreke van enige toelichting van de zijde van gedaagde deze gedragingen niet rijmen met haar ter zitting gegeven verklaring dat zij in geen geval iets uit de nalatenschap van erflater wenste te hebben.21 De rechtbank oordeelt dat de samenhang van de gedragingen erop wijst dat de dochter de nalatenschap zuiver heeft willen aanvaarden en veroordeelt dochter in de proceskosten en de uitvaartkosten gemaakt door de buurman.
van Mourik e.a 2013, p.439 MvA, Parl. Gesch. Vast., p.934 20 Rb. Amsterdam, 12 oktober 2011, LJN: BU3549 21 Rb. Amsterdam, 12 oktober 2011, LJN: BU3549, p.1 18 19
12
De zaak van 22 december 2010 van de rechtbank Zutphen22 laat een andere uitkomst zien. In deze zaak strijden een dochter en een schoondochter om de nalatenschap van moeder, de erflaatster. De man van de schoondochter is vooroverleden, de schoondochter procedeert in naam van de twee kleinkinderen die in plaats treden van hun overleden vader. In de nalatenschap van de erflater zit een schuld en uit art. 4:182 BW volgt dat de erfgenamen van rechtswege schuldenaar worden van de schulden van de erflater die niet met zijn dood zijn tenietgegaan. De schoondochter claimt dat de kleinkinderen de erfenis hebben verworpen en dat de dochter nu enige erfgenaam is. Ook stelt zij dat de dochter daden heeft verricht in de eerste drie maanden na het overlijden van erflater waaruit blijkt dat zij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud heeft gedragen alsof zij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. De dochter erkent de uitvaartkosten voldaan te hebben, deels uit eigen middelen omdat het saldo van de bankrekening van erflater daartoe ontoereikend was. Zij betwist echter dat dit een gedraging is waaruit zuivere aanvaarding voortvloeit. De rechtbank oordeelt dat aangenomen mag worden dat het voldoen van de uitvaartkosten valt onder de beheersdaden in de eerste drie maanden na het overlijden, zodat daaruit niet geconcludeerd kan worden dat dochter de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. De nalatenschap is dan ook niet door middel van saisine overgegaan op de dochter. Deze twee zaken laten zien dat het verschil tussen gedragingen die ervoor zorgen dat zuivere aanvaarding plaatsvindt en beheersdaden vaak klein is. Voorzichtigheid is dan ook geboden bij het opruimen van de boedel van de erflater. De derde manier van zuivere aanvaarding is de stilzwijgende aanvaarding. Deze manier van zuivere aanvaarding komt tot stand door stilzitten. In het geval dat de erfgenaam de gestelde termijn van drie maanden heeft laten verlopen, wordt hij geacht zuiver te hebben aanvaard (art. 4:192 lid 3 BW). Dit geldt echter niet als er andere erfgenamen zijn die beneficiair aanvaarden, dan wordt deze erfgenaam ook geacht beneficiair te aanvaarden. Hij kan wel alsnog zuiver aanvaarden of verwerpen, zolang hij dit doet binnen drie maanden nadat hij bekend is geworden met de beneficiaire aanvaarding van de overige erfgenamen (art. 4:192 lid 4 BW). Wanneer een erfgenaam niet goed geïnformeerd is over de gevolgen van zijn gedragingen in de nasleep van het overlijden van de erflater, heeft zuivere aanvaarding van de nalatenschap een zeer laag beschermingsniveau. Erfgenamen realiseren bij het opruimen van de boedel vaak niet dat ze hierdoor zuiver aanvaarden en dus ook met eigen vermogen moeten instaan voor schulden van de nalatenschap. Maar ook het emotionele gedeelte (steeds weer post ontvangen met de naam van de overledene erop, steeds weer herinnerd worden aan de dood van de erflater, iedere keer het huis binnen moeten terwijl het van je moeder/vader is geweest) zijn bijkomende, niet te bagatelliseren gevolgen van een zuivere aanvaarding. Door de onherroepelijkheid van de keuze zijn de erfgenamen gebonden aan de zuivere aanvaarding en kan dit in het geval van een negatief saldo van de nalatenschap een zware last leggen op het eigen vermogen van de erfgenamen.
22
Rb. Zutphen, 22 december 2010, LJN: BP7432
13
2.3 Beneficiaire aanvaarding Een tweede, voor de erfgenaam (veiliger) manier van aanvaarding is de beneficiaire aanvaarding. Beneficiair aanvaarden houdt in dat de erfgenaam de erfenis aanvaardt onder voorbehoud van boedelbeschrijving, hij erft dus alleen de ‘baten’. De vier rechtsgevolgen van beneficiaire aanvaarding zijn omschreven door Asser/Perrick; 1. Een erfgenaam is niet verplicht een schuld van de nalatenschap ten laste van zijn overig vermogen te voldoen tenzij zich één van de omstandigheden van art. 4:184 lid 2 onder b tot en met d BW voordoet. In verband daarmee bepaalt art. 4:200 lid 3 BW: Heeft de erfgenaam een schuld der nalatenschap uit zijn overig vermogen voldaan, dan treedt hij op als schuldeiser van de nalatenschap voor het bedrag van die schuld in de rang die zij had. De vorige zin is van overeenkomstige toepassing op een last die verplicht tot een uitgave in geld ten laste van de nalatenschap welke de erfgenaam uit zijn overige vermogen heeft voldaan. 2. De rechtspositie van de erflater die wel op de erfgenaam overgaat en de rechtspositie van de beneficiaire erfgenaam vermengen zich niet met elkaar hetgeen art. 4:200 lid 2 BW als volgt formuleert: Vorderingen van de erflater op de erfgenaam en beperkte rechten van de erflater op een goed van de erfgenaam, alsmede vorderingen van de erfgenaam op de erflater en beperkte rechten van de erfgenaam op een goed van de erflater gaan niet door vermenging teniet. 3. De erfgenamen moeten de nalatenschap in beginsel vereffenen overeenkomstig afd. 4.6.3. boek 4 BW. Een nalatenschap wordt, behoudens het in art. 4:221 BW bepaalde, overeenkomstig de in afd. 4.6.3 gegeven voorschriften vereffend: a. wanneer zij door één of meer erfgenamen onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen; geschillen dienaangaande worden door de kantonrechter beslist; b. wanneer de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd (art. 4:202 lid BW). 4. Op grond van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder e BW bestaat een grond voor verlenging van de verjaring tussen een beneficiair aanvaarde nalatenschap en een erfgenaam.23 Bij beneficiaire aanvaarding zijn in beginsel alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar en dienen zij de boedel overeenkomstig de formele regels tot effenheid te brengen.24 Er wordt vereffend zodat schuldeisers hun vorderingen kunnen innen. Wat er na het innen van deze vorderingen nog overblijft van de nalatenschap, kan worden verdeeld onder de erfgenamen. Op de hoofdregel dat na beneficiaire aanvaarding vereffening volgt, zijn drie uitzonderingen, namelijk als de bevoegde executeur kan aantonen dat de nalatenschap ruimschoots toereikend zal zijn om de schuldeisers te voldoen (art. 4:202 lid 1 onder a BW), als de kantonrechter ontheffing verleent omdat het saldo positief is (art. 4:202 lid 2 BW) of indien de nalatenschap verdeeld is overeenkomstig de wettelijke
23 24
Asser/Perrick 2009, p.493-496 Kolkman 2006, p.290
14
verdeling in de zin van art. 4:13 BW.25 Als geen van deze uitzonderingen van toepassing is, kan de vereffening van een nalatenschap op twee manieren plaatsvinden. In de navolgende twee subparagrafen wordt de zware respectievelijk de lichte vereffeningsprocedure uitgelegd. 2.3.1 Zware vereffeningsprocedure De afwikkeling van een nalatenschap volgens de zware vereffeningsprocedure is beschreven in afdeling 4.6.3 van boek 4 BW. Bij de zware vereffeningsprocedure geldt de hoofdregel niet dat alle erfgenamen vereffenaar zijn, want de rechter benoemt één vereffenaar (art. 4:203 BW). Deze door de rechter aangewezen persoon treedt als vereffenaar in de plaats van de erfgenamen (art. 4:203 lid 2 BW). De formaliteiten waaraan voldaan moet worden voor benoeming zijn opgenomen in art. 4:206 BW. De belangrijkste taken van de vereffenaar zijn de volgende: 1. het op de voorgeschreven wijze bekend maken van zijn benoeming (art. 4:206 lid 6 BW); 2. wanneer niet alle erfgenamen bekend zijn of daar onzekerheid over bestaat, moet hij door oproeping in veel gelezen dagbladen of door andere doelmatige middelen proberen de erfgenamen op te sporen (art. 4:225 lid 1 BW); 3. het opmaken en neerleggen van een notariële of onderhandse boedelbeschrijving (art. 4:211 lid 3 BW); 4. het aanwijzen van een boedelnotaris (art. 4:211 lid 5 BW); 5. het oproepen van boedelschuldeisers en neerleggen van een lijst van erkende en betwiste vorderingen en aanspraken (art. 4:214 BW); 6. het te gelde maken van de goederen van de nalatenschap (art. 4:215 BW); 7. de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst neerleggen (art. 4:218 BW); 8. na het verbindend worden van de uitdelingslijst doen van de uitkeringen (art. 4:220 BW); 9. na voltooiing van de vereffening het overschot afgeven aan de erfgenamen of de Staat (art. 4:226 BW).26 De taak van de vereffenaar wordt beëindigd op het moment dat hij overlijdt, failliet wordt verklaard, onder curatele komt te staan, indien hij onder bewind komt te staan of indien hij in de schuldsanering terechtkomt. Zijn taak eindigt ook als de vereffening simpelweg is voltooid (art. 4:226 BW). 2.3.2 Lichte vereffeningsprocedure Bij de lichte vereffeningsprocedure is de vereffenaar een van de erfgenamen en is er geen tussenkomst van de rechter. Dit is een aanmerkelijk eenvoudiger procedure die zijn grondslag heeft in art. 4:221 lid 1 BW. Hierin is bepaald dat de verplichtingen uit de artikelen 214 en 218 boek 4 BW slechts gelden indien de kantonrechter dit bepaalt. Als een boedel kan worden afgewikkeld in goed overleg en in goede samenwerking brengt dit een aanzienlijke vermindering van kosten en tijd met zich mee.27
Van Mourik e.a 2013, p.595 Van Mourik e.a. 2013, p.601 27 Luijten & Meijer 2008, p.518 25 26
15
Beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap brengt een redelijk hoge bescherming met zich mee. Deze bescherming kan worden doorbroken in het geval dat de erfgenaam geen ‘goed erfgenaamschap’ als bedoeld art. 4:184 lid 2 sub b t/m d BW vertoont. Wanneer de erfgenaam de voldoening van de schuld verhindert, opzettelijk goederen van de nalatenschap zoek maakt, verbergt of op andere wijze aan het verhaal van schuldeiser van de nalatenschap onttrekt of ernstig tekortschiet als vereffenaar, kan dit als gevolg hebben dat het eigen vermogen van de erfgenaam alsnog uitwinbaar wordt. Hoewel dit een redelijk veilige optie is voor erfgenamen, zit hier wel een ethische vraag aan verbonden. Door beneficiaire aanvaarding wordt de erflater ‘bestempeld’ als onbetrouwbaar, anders had immers ook zuiver aanvaard kunnen worden. In het huidige recht is er een beschermingsmogelijkheid opgenomen voor zulke gevallen, nu kan een erfgenaam alsnog beneficiair aanvaarden als er een andere, meer nadelige laatste wil wordt ontdekt (art. 4:194 lid 1 BW). Ook is er een extra bescherming voor erfgenamen met een wettelijke vertegenwoordiger. Voor een wettelijke vertegenwoordiger (bijvoorbeeld voor minderjarigen of erfgenamen die onder curatele staan) is het verplicht een nalatenschap te verwerpen of beneficiair te aanvaarden. Zuivere aanvaarding voor iemand anders kan niet (art. 4:193 BW).
2.4 Verwerping Wanneer een erfgenaam de nalatenschap niet wil aanvaarden kan hij de erfenis verwerpen. Deze verwerping kan zowel moreel als financieel getint zijn. Van een morele verwerping kan bijvoorbeeld sprake zijn als de erfgenaam een moeilijke relatie had met de erflater of de erflater wordt vervolgd of is veroordeeld voor een misdrijf.28 De erfgenaam wil dan niet geassocieerd worden met de erflater. In het geval van een negatief saldo, kan de erfgenaam de erfenis verwerpen om financiële redenen. Voor verwerping dient een verklaring afgelegd te worden ter griffie van de rechtbank van het sterfhuis (art. 4:191 lid 1 BW). Wanneer deze verklaring is ingeschreven in het boedelregister werkt de verwerping terug tot aan het moment van openvallen van de nalatenschap (art 4:190 lid 4 BW). De erfgenaam wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest. Verwerpt een erfgenaam bij versterf, dan geschiedt plaatsvervulling overeenkomstig art. 4:12 BW.29 De kinderen nemen dan de plaats in van de verwerpende erfgenaam. De kinderen van de verwerpende erfgenaam hebben in het geval dat ze verwerpen toch recht op de legitieme portie (art. 4:72 BW). Bij verwerping van een nalatenschap met een negatief saldo zal deze legitieme portie evenwel nihil zijn. Als alle kinderen verwerpen, verkrijgt de Staat de goederen van de nalatenschap onder algemene titel (art. 4:189 BW). Deze goederen worden door de Staat opgeslagen in de consignatiekas voor zolang het niet duidelijk is of er andere erfgenamen zijn. Een rechthebbende kan zijn tegoed uit deze consignatiekas halen als hij kan bewijzen dat hij al die tijd onbekend is geweest. Verwerpt een erfgenaam echter krachtens uiterste wilsbeschikking, dan vervalt de erfstelling met gevolg dat zijn erfdeel volgens de wet vererft op degenen die als erfgenamen bij versterf opkomen, tenzij er krachtens aanwas een andere erfgenaam in zijn plaats treedt, met voorbijgaan van de versterferfgenamen. Was de erfgenaam de nalatenschap geheel of gedeeltelijk met anderen 28 29
België: 18 juni 2013, ‘familie weigert erfenis pedoseksuele priester’ (voor link zie literatuurlijst) Luijten & Meijer 2008, p.502
16
gemaakt, dan heeft er ingevolge het bepaalde in art. 4:48 BW ten behoeve van die anderen aanwas plaats. De verwerping van de nalatenschap door de erfgenaam krachtens uiterste wilsbeschikking, die zou zijn gemaakt, treft tevens de roeping als erfgenaam bij versterf.30 In het verlengde van het verwerpen van een erfenis ligt het verwerpen van legaten. Door de beperkte ruimte in deze scriptie blijft dit onderwerp verder onbesproken, wel is het vermelden waard dat het verwerpen van een legaat vormvrij is (art. 4:201 lid 3 BW). Erfgenamen genieten door verwerping van een nalatenschap een zeer vergaande bescherming. Ze worden geacht nooit erfgenaam te zijn geweest en zijn hierdoor ook niet verantwoordelijk voor schulden uit de nalatenschap. Door verwerping kunnen ze echter wel een erfenis mislopen die later toch een positief saldo blijkt te hebben. Voor erfgenamen met een wettelijke vertegenwoordiger geldt hetzelfde als bij het beneficiair aanvaarden, de wettelijke vertegenwoordiger kan na de machtiging van de kantonrechter een verklaring tot verwerping afleggen (art. 4:193 lid 1 BW).
2.5 Conclusie In dit hoofdstuk is besproken op welke manieren erfgenamen een erfenis kunnen aanvaarden. De drie manieren zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden en verwerpen van de nalatenschap zijn geïllustreerd aan de hand van wetsbepalingen en jurisprudentie. Zuiver aanvaarden is de eenvoudigste manier van aanvaarden, dit kan ook simpelweg door gedragingen. Dit is tevens ook de manier van aanvaarding die de meeste risico’s met zich meebrengt. De beneficiaire aanvaarding vereist een verklaring bij de rechtbank waarvoor griffierecht betaald dient te worden. Met het afleggen van deze verklaring voorkomt de erfgenaam echter wel dat hij met zijn eigen vermogen in moet staan voor de schulden van de nalatenschap. Wanneer een erfgenaam de nalatenschap verwerpt, geniet hij een hoge bescherming. Hij is niet aansprakelijk voor schulden uit de nalatenschap, maar hij deelt ook niet mee in het geval de nalatenschap een positief saldo heeft. Het huidige erfrecht bevat volgens staatsecretaris Teeven niet de bescherming die erfgenamen nodig hebben. Er bestaat nog te weinig besef onder erfgenamen wat de keuze voor een van de drie manieren voor aanvaarding inhoudt en welke gevolgen elk van de keuzes met zich meebrengt (voor zover de erfgenaam al bewust een keuze heeft gemaakt). In het volgende hoofdstuk wordt aan de hand van het voornoemde Radboudrapport weergegeven wat Teeven wil gaan veranderen om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo.
30
Asser/Perrick 2009, p.499
17
Hoofdstuk 3 Bespreking Radboudrapport 3.1 Inleiding Omdat er door de huidige crisis steeds meer nalatenschappen zijn met een negatief saldo, is het zaak om erfgenamen beter hiertegen te beschermen. Het eerder genoemde samenwerkingsverbond tussen de Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen heeft een begin gemaakt met het rapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’. Zij hebben dit rapport uitgebracht met daarin drie verschillende mogelijkheden om erfgenamen beter te beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo. Dit is een inspiratie geweest voor staatssecretaris Teeven om een wetswijziging voor te stellen in het Nederlandse erfrecht. In het Radboudrapport is onderzocht of met een kleine ingreep in het Nederlandse erfrecht de systematiek rondom het aanvaarden van nalatenschappen zodanig gewijzigd kan worden dat erfgenamen niet zomaar met niet-geërfd vermogen in moeten staan voor schulden van de overledene. Bij de voorgestelde wijzigingen is steeds gekeken naar zes punten waaraan de voorgestelde wijziging dient te voldoen; 1. de ‘nietsvermoedende en niet-kwaadwillende erfgenaam’ wordt beschermd tegen het uitwinnen van zijn eigen vermogen door de schuldeisers van de overledene; 2. de bescherming van erfgenamen leidt er niet toe dat de afwikkeling van een nalatenschap complexer wordt; 3. de bescherming van erfgenamen brengt geen hogere afwikkelingskosten (administratieve lasten en andere kosten) met zich; 4. ondanks de bescherming van het eigen vermogen van erfgenamen wordt enerzijds de positie van schuldeisers bij overlijden van de schuldenaar niet verslechterd, anderzijds komen schuldeisers door het overlijden van de schuldenaar niet in een betere positie, zoals in het huidige Boek 4 BW het geval is; 5. de bescherming van het eigen vermogen van erfgenamen leidt in beginsel niet tot een doorbreking van de beschikkingsbevoegdheid van de langstlevende echtgenoot indien de wettelijke verdeling van art. 4:13 BW van toepassing is; 6. de aanpassing van de wet moet het predikaat ‘eenvoudige ingreep’ kunnen dragen. Het huidige erfrechtelijke systeem moet zo veel mogelijk in stand blijven.31 In het rapport zijn drie mogelijke routes geopperd, elk met een andere invalshoek. Vooral het eerste, tweede en zesde punt wegen zwaar bij Teeven. De keuze van Teeven voor een te volgen route is dan ook voornamelijk gebaseerd op deze drie punten. In dit hoofdstuk worden de drie routes uit het rapport uiteengezet en worden aan de hand van uitspraken uit recente literatuur de voor– en nadelen van de verschillende routes besproken. Ook wordt gekeken of het doorvoeren van elke route ook daadwerkelijk een verbetering van de rechtspositie van de erfgenamen met zich meebrengt. Dit aan de hand van de twee criteria; partijzekerheid bij het afwikkelen van een nalatenschap en het voorkomen van een confrontatie van erfgenamen met schuldeisers die zich willen verhalen op het eigen vermogen van de erfgenamen. Hierna volgt een korte conclusie.
31
Radboudrapport 2012, p.6
18
3.2 Route 1: Aanvaarding met beneficiaire gevolgen In deze eerste variant wordt de zuivere aanvaarding simpelweg uit de wet geschrapt, waardoor iedereen die een erfenis accepteert dat doet onder dezelfde voorwaarden welke nu gelden voor de beneficiaire aanvaarding.32 Dus ook als de nalatenschap een duidelijk positief saldo heeft, moeten de erfgenamen die aanvaarden de weg van de beneficiaire aanvaarding inslaan. Hoewel alle erfgenamen de nalatenschap met beneficiaire gevolgen moeten aanvaarden, blijft het volgen van de vereffeningsprocedure achterwege wanneer een van de erfgenamen kan aantonen dat de nalatenschap ruimschoots voldoende is voor het voldoen van de vorderingen van de schuldeisers van de nalatenschap. Het huidige gevolg van de beneficiaire aanvaarding, het volgen van de vereffeningsprocedure, zal alleen van toepassing zijn als de nalatenschap daadwerkelijk negatief dreigt te zijn. De aanvaardingsfictie (het zich gedragen als erfgenaam) wordt in het systeem gehandhaafd, maar heeft niet meer tot gevolg dat het eigen vermogen van een nietsvermoedende en niet-kwaadwillende erfgenaam uitwinbaar wordt. De betreffende gedragingen leiden er wel toe dat een erfgenaam een nalatenschap niet meer kan verwerpen. Dit is in het huidige systeem niet anders. Dit is nodig omdat op een bepaald moment vast moet staan wie de erfgenamen zijn.33 Een van de voordelen van deze route is de eenvoud voor de erfgenamen. Er zijn nog maar twee keuzes over: aanvaarden of verwerpen. In de media krijgt deze route veel steun, deze optie klinkt voor het publiek als meeste logische optie. Een ander voordeel is dat, zoals in hoofdstuk twee is beschreven, de beneficiaire aanvaarding van erfenissen een redelijk hoog beschermingsniveau geeft. Art. 4:184 lid 2 BW blijft echter wel gelden, dus ‘goed erfgenaamschap’ blijft van belang. Ook het niet melden dat de schulden de baten van de nalatenschap overtreffen als bedoeld in art. 4:199 lid 2 BW kan blijven leiden tot een verdergaande uitwinbaarheid van vermogen.34 Een derde voordeel is dat hoewel alle nalatenschappen beneficiair aanvaard worden, de erfgenaam niet automatisch in de vereffeningsprocedure komt (dit wordt opgenomen in het nieuwe lid 3 van art. 4:202 BW). Wanneer erfgenamen kunnen aantonen dat de nalatenschap ‘ruimschoots voldoende’ is, kan de wettelijke vereffening achterwege blijven. In de literatuur wordt door verschillende auteurs gepleit voor deze eerste route, zoals door Kolkman: ‘Indien beneficiaire aanvaarding en zuivere aanvaarding stuivertje zouden wisselen in het wettelijke systeem, dan voedt dat wellicht de vrees dat erfgenamen dan maar wat zullen ‘aanmodderen’. Zij merken het immers toch niet in privé dat de schuldeisers niet tijdig en ordentelijk worden voldaan. Het middel tegen deze erfgenamen staat echter reeds in de wet: de beneficiair aanvaard hebbende erfgenaam die niet netjes afwikkelt, loopt het risico met het eigen vermogen uitwinbaar te worden. Volgens art. 4:184 lid 2 sub d BW is een erfgenaam verplicht een schuld der nalatenschap ten laste van zijn overig vermogen te voldoen, indien hij vereffenaar is, in de vervulling van zijn verplichtingen als zodanig in ernstige mate tekortschiet, en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Een prachtige stok achter de deur.’ 35
Van der Geld 2013, p.21 Radboudrapport 2012, p.7 34 Radboudrapport 2012, p.9 35 Kolkman 2012, p.4 32 33
19
Ook de voorzitter van de EPN, mr. Autar, pleit voor verplichte beneficiaire aanvaarding: ‘De beste oplossing voor dit probleem is dan ook om in navolging van vele andere Europese landen over te stappen op een systeem waarin een nalatenschap van rechtswege, dus zonder dat een handeling van de erfgenamen nodig is, beneficiair wordt aanvaard. Dit scheelt de justitiabelen kosten en moeite en de rechterlijke macht wordt ontlast doordat geen verklaring ter griffie meer hoeft te worden uitgebracht.’ 36
Op het argument van mr. Autar wordt bij de rechtsvergelijking in hoofdstuk vier teruggekomen. Deze route zorgt dus voor een aanzienlijke verbetering van de rechtspositie van erfgenamen. De erfgenaam wordt niet meer geconfronteerd met eventuele schuldeisers die zich kunnen verhalen op zijn eigen vermogen en voor alle partijen is het duidelijk dat er altijd beneficiair aanvaard wordt, tenzij de erfgenaam zich niet gedraagt als ‘goed erfgenaam’ als in art. 4:184 lid 2 BW. Een nadeel van deze route is dat alle bepalingen aangaande zuivere aanvaarding en tekst ‘onder boedelbeschrijving’ uit de wet dienen te worden geschrapt. Bij deze route moeten minstens vijftien wetsartikelen worden gewijzigd of geschrapt. Dit draagt volgens de onderzoekers van het Radboudrapport het predicaat ‘kleine ingreep’ in het erfrecht (zesde punt uit het rapport), Teeven is het hier echter niet mee eens. Hij stelt dat de verandering in het erfrecht wel eenvoudig moet blijven. Bovendien is Teeven van mening dat de nood voor deze (in zijn ogen drastische) maatregel niet zo hoog is: ‘Dit staat haaks op de omstandigheid dat in het merendeel van de gevallen waarin sprake is van een positieve nalatenschap erfgenamen door zuivere aanvaarding met de minste lasten de erfenis kunnen afwikkelen.’ 37
Er kleeft ook een nadeel aan voor de schuldeisers, het dubbele verhaalsrecht dat in het huidige recht bestaat bij zuivere aanvaarding wordt een enkel verhaalsrecht. Ze kunnen de vorderingen nog slechts verhalen op de gemeenschap, niet meer op het eigen vermogen van erfgenamen. Dit wordt zoals juist besproken anders wanneer de strafsancties van art. 4:184 lid 2 BW van toepassing zijn. Dan kunnen de schuldeisers evengoed hun vorderingen verhalen op het eigen vermogen van erfgenamen.
3.3 Route 2: Uitstel van keuze Bij deze route wordt het erfrechtelijk stelsel geheel in stand gelaten. Er vindt slechts een wijziging plaats in de termijn waarbinnen een erfgenaam een keuze moet maken. Wanneer een erfgenaam zich gedraagt alsof hij wil aanvaarden, de aanvaardingsfictie in art. 4:192 BW, is zijn recht op verwerping verkeken. Een definitieve keuze tussen zuiver aanvaarden of beneficiair aanvaarden kan echter nog gemaakt worden totdat de wettelijke termijn van drie maanden verlopen is. Zoals in hoofdstuk 2.2 is aangegeven zijn er nogal wat handelingen en gedragingen die leiden tot (zuivere) aanvaarding, dit terwijl de wil niet op aanvaarding als zodanig, met alle rechtsgevolgen van dien, gericht hoeft te zijn. De consequentie van het zich gedragen als erfgenaam wordt in beginsel in het systeem gehandhaafd, echter heeft het verrichten van die handelingen gedurende een wettelijke
36 37
EPN 2012, p.2 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94, p.3
20
termijn niet het gevolg dat het eigen vermogen van een erfgenaam uitwinbaar is. 38 Als het de erfgenaam binnen de termijn van drie maanden verstandiger lijkt om alsnog beneficiair te aanvaarden, blijft deze keuze opengesteld. Blijft de erfgenaam echter stilzitten na het gedragen als zuiver aanvaarde erfgenaam, dan wordt hij ook als zodanig aangemerkt. Het grote voordeel van deze route is dat de erfgenaam meer tijd heeft om dingen op een rijtje te zetten. Hij kan in deze drie maanden voldoende informatie inwinnen bij de notaris of andere kanalen en overleg plegen met de eventuele andere erfgenamen. Het gevolg dat de erfgenaam zuiver heeft aanvaard na (onwetend) de boedel op te hebben geruimd van de erflater wordt weggenomen. Een nadeel van deze route is dat als het gaat om onwetende erfgenamen die de boedel hebben opgeruimd zonder voldoende over de gevolgen geïnformeerd te zijn, dit waarschijnlijk na de termijn van drie maanden nog steeds niet voldoende zijn. Wanneer een erfgenaam in de veronderstelling is dat hij juist gehandeld heeft, zal dit niet snel leiden tot verder onderzoek welke consequenties de aanvaarding heeft (gehad). De beoogde verbetering in de rechtspositie van de erfgenamen kan hierdoor een fictieve verbetering worden. Want de erfgenaam kan nog steeds geconfronteerd worden met schuldeisers die zich kunnen verhalen op het eigen vermogen van de erfgenaam als hij niet handelt binnen de gestelde termijn. Ook voor de schuldeisers zit er een nadeel aan deze route. Schuldeisers lopen het risico dat zij niet meer kunnen achterhalen welke goederen deel uitmaakten van de nalatenschap en zij verliezen daardoor (deels) de mogelijkheid om zich op deze goederen te verhalen.39 Hierdoor blijven de schuldeisers lange tijd in onzekerheid zitten. Ten tijde van het schrijven van deze scriptie is er in de wetenschappelijke literatuur nog geen positieve of negatieve kritiek bekend op deze voorgestelde route.
3.4 Route 3: Spijtoptantenregeling of disculpatiemogelijkheden Dit is de route die Teeven wil gaan volgen en de wetswijziging die hij wil gaan indienen is hierop gebaseerd. Bij deze route heeft de erfgenaam goed geïnformeerd de keuze gemaakt om zuiver te aanvaarden; de erfgenaam ging er vanuit en mocht er ook vanuit gaan dat het saldo van de nalatenschap positief was. Deze route biedt bescherming voor de erfgenamen die na het maken van deze keuze worden geconfronteerd met een onverwachte schuld. Omdat de keuze voor zuivere aanvaarding volgens art. 4:190 lid 4 BW onherroepelijk is, zou een erfgenaam vastzitten aan zijn keuze, ook bij het ontdekken van een (grote) schuld. Bij het volgen van deze route blijft het huidige erfrecht ongewijzigd met slechts één toegevoegd artikellid. Art. 4:194 lid 3 BW zal gaan luiden: ‘Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, kan indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd worden om alsnog beneficiair te aanvaarden. Een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 184 lid 2 onder b en c.
’
38 39
Radboudrapport 2012, p.17 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94, p.4
21
De schuld waarover gerept wordt in het artikel dient een 'onbekende en onverwachte schuld' te zijn.40 Van de erfgenaam wordt verwacht dat hij gedegen onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van eventuele schulden. Het voordeel van deze route is dat wanneer de erflater niet geheel duidelijk of eerlijk geweest is over zijn financiën, de erfgenaam er niet de dupe van wordt en met zijn eigen vermogen voor de schulden van de nalatenschap in hoeft te staan. Bovendien is het betrekkelijk eenvoudig om het verzoek in te dienen bij de kantonrechter wanneer dit nodig blijkt te zijn. Dit behoeft slechts een mededeling te zijn aan de griffie van de rechtbank, waarvoor een griffierecht van €75,- zal moeten worden betaald, beduidend minder dan de €114,- die bij een vereffeningsprocedure betaald moet worden. De mededeling kan gedaan worden zonder tussenkomst van een notaris, deze kosten blijven de erfgenaam bespaard. Er kleven echter ook twee nadelen aan deze route. Het eerste zijn de woorden ‘zonder dat hem een verwijt kan worden gemaakt’.41 Dit is een normatieve component, of hieraan voldaan wordt is moeilijk te onderzoeken. Of sprake is van schulden die hij ‘kende of behoorde te kennen’, is ter beoordeling van de kantonrechter. Hierin schuilt het tweede nadeel van deze route, de mogelijkheid om tegen deze beoordeling te ageren. In het Radboudrapport wordt aangegeven dat de onderzoekers het in het midden laten of, en in hoeverre er beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.42 Partijen zijn bij het beginpunt van deze route, het openvallen van de nalatenschap, redelijk zeker wat ze van elkaar kunnen verwachten. De erfgenaam heeft de nalatenschap zuiver aanvaard in de veronderstelling dat het saldo positief is. Wordt de spijtoptantenregeling echter ingezet door de erfgenaam, verliest de schuldeiser deze zekerheid. Hij kan net als in route 2 niet langer voorzien welke goederen tot de nalatenschap behoren. De erfgenaam wordt bij het bekend worden van de schulden pas geconfronteerd met de schuldeiser en door de reddingsmogelijkheid voorgesteld in route 3 is dit slechts van korte duur. Hoewel Teeven duidelijk heeft aangegeven deze route te willen volgen43, is nog wel onduidelijk wanneer hij deze wetswijziging wil gaan doorvoeren. Op 3 juli 2013 heeft Teeven in een algemeen overleg aangaande civielrechtelijke zaken44 aangegeven dat de wetswijziging na de zomer van 2013 in consultatie gaat. Dit is echter een zeer ruime tijdsaanduiding, op het moment van schrijven van deze scriptie is er nog geen tijdstip bekend voor consultatie. Ook is er in de wetenschappelijke literatuur nog geen kritiek geuit op het voornemen van Teeven.
3.5 Conclusie In dit hoofdstuk is het Radboudrapport besproken. De drie verschillende routes voorgesteld in het rapport zijn een voor een bekeken met de daaraan klevende voor– en nadelen. Bij routes 2 en 3 blijft de ingreep in het erfrecht zeer beperkt, maar brengt wel een hoog beschermingsniveau voor
Radboudrapport 2012, p.25 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94, p.4 42 Radboudrapport 2012, p.22 43 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94 44 Algemeen overleg civielrechtelijke onderwerpen 2013, p.12 40 41
22
de erfgenamen met zich mee. Route 1 vergt meer inspanning van de wetgever, maar geeft wel de meeste bescherming voor erfgenamen. Door de aanvaarding van nalatenschappen verplicht beneficiair te maken, is het probleem van onverwachte schulden bij alle erfgenamen die goed erfgenaamschap vertonen verholpen. Route 2 zorgt voor meer tijd tussen het overlijden van erflater en de definitieve keuze voor zuivere aanvaarding of beneficiaire aanvaarding. Hiervoor is slechts aanpassing van één wetsartikel nodig, te weten art. 4:192 lid 1 en 3 BW. Bij route 3 die Teeven wil gaan volgen worden erfgenamen beschermd in het geval er een onbekende schuld opduikt in de nalatenschap. Door aanpassing van art. 4:194 BW wordt het mogelijk een nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden in het geval het saldo van de nalatenschap later toch negatief blijkt te zijn. In het Radboudrapport wordt geen voorkeur uitgesproken voor enige route, wel kan in het bijzonder van route 1 gesproken worden van ‘lastenverlichting’. Immers, omdat het uitdrukkelijk ‘beneficiair aanvaarden’ via de griffie niet meer nodig is, besparen erfgenamen zich de €114,- die dit thans kost. Bovendien is er geen sprake van een verzwaring van de afwikkeling van de nalatenschap, omdat wordt aangesloten bij het huidige wettelijke systeem.45 Hoewel de eerste route de meeste verbetering in de rechtspositie van erfgenamen zou betekenen, kiest Teeven toch voor de derde route uit het rapport. In het volgende hoofdstuk wordt bekeken of in het Zweedse recht een mogelijkheid van aanvaarding bestaat die overgenomen kan worden in het Nederlandse recht.
45
Van der Geld 2012, p.109
23
Hoofdstuk 4 Rechtsvergelijking 4.1 Inleiding Wanneer er een probleem de kop opsteekt in een rechtssysteem, wordt er vaak over de grenzen gekeken of het probleem zich daar ook voordoet en zo ja, of er daar betere oplossingen voor het probleem zijn gevonden. In heel Europa heerst de crisis en dus kunnen ook erfgenamen in andere landen te maken krijgen met nalatenschappen met een negatief saldo. Door een rechtsvergelijking te maken kan worden bezien of andere landen beter omgaan met deze schulden in nalatenschappen. Rechtsvergelijking kan verschillende doelen dienen. Zweigert en Kötz beschrijven deze doelen als volgt: ‘The primary aim of comparative law, as of all science, is knowledge. If one accepts that legal science includes not only the techniques of interpreting the texts, principles, rules, and standards of a national system, but also the discovery of models for preventing or resolving social conflicts, then it is clear that the method of comparative law can provide a much richer range of model solutions that a legal science devoted to a single nation, simply because the different systems of the world can offer a greater variety of solutions than could be thought up in a lifetime by even the most imaginative jurist who was corralled in his own system .’46
Ook Boele-Woelki ziet kennisvergaring als het primaire doel van rechtsvergelijking: ‘Regardless of whether globalization is to be applauded or condemned, it has had the undeniable effect of bringing more people and cultures together. The result for the family law practitioner is a world of new and challenging legal issues as well as new possibilities prompted by the cross-fertilization of legal ideas.’47
Van de kennis van andere landen kan Nederland (en dan met name staatssecretaris Teeven) profiteren en er zijn voordeel mee doen. Ook de ondergeschikte doelen die Zweigert en Kötz onderscheiden zijn van belang in de twee hiernavolgende paragrafen: 1. 2. 3. 4. 5.
comparative law as an aid to the legislator; comparative law as a tool of construction; comparative law as a component of the curriculum of the universities; comparative law as a contribution to the systematic unification of law; the development of a private law common to the whole of Europe.48
Punt 1 is vooral van belang in de paragraaf over Zweden, wellicht zijn enkele modaliteiten uit het Zweedse recht ook toe te passen in het wetsvoorstel van Teeven. De punten 4 en 5 zijn belangrijk in de paragraaf betreffende de Europese verordening. In Europa zijn de landen verdeeld over twee modellen betreffende de omgang met erfenissen. Het eerste model –het model dat uitgaat van een verkrijging door middel van een vorm van aanvaarding– is ook bekend als het stelsel van de hereditas iacens. Bij dit model is de nalatenschap van de erflater een wijle zonder rechthebbende, namelijk van het ogenblik van het overlijden van de erflater tot de overgang door een vorm van aanvaarding van de nalatenschap. Tot deze groep Zweigert en Kötz 1998, p.17 Boele-Woelki 2008, p.1 48 Zweigert en Kötz 1998, p.18 46
47
24
behoren onder andere Zweden, Oostenrijk en Italië. Bij het tweede model –het model dat uitgaat van een verkrijging van rechtswege– is de nalatenschap niet enig moment zonder rechthebbende. Niet alleen Nederland kent dit stelsel, maar bijvoorbeeld ook België, Duitsland en Frankrijk.49 In dit hoofdstuk wordt een rechtsvergelijking gemaakt tussen Nederland en Zweden. In paragraaf 4.2 wordt uitgelegd waarom juist voor Zweden is gekozen en welke modaliteiten wellicht overgenomen kunnen worden in het Nederlandse systeem. Na de rechtsvergelijking met Zweden zal in paragraaf 4.3 kort gekeken worden naar de Europese verordening van het Europese parlement en de Europese Raad die streeft naar meer harmonisatie binnen de EU op het gebied van het erfrecht. Hierna volgt een korte conclusie in paragraaf 4.4.
4.2 Zweden Bij rechtsvergelijking dient een land gekozen te worden waarvan nog iets geleerd kan worden. Het rechtssysteem van dit land moet wel vergelijkbaar zijn met het eigen land. In deze paragraaf wordt een rechtsvergelijking met Zweden gemaakt omdat dit land in grote lijnen vergelijkbaar is met Nederland. Zweden behoort net als Nederland tot de civil-law landen en wordt op eenzelfde manier bestuurd. Wel werken de beide landen elk volgens een ander systeem wat betreft het openvallen van erfenissen, beschreven in paragraaf 4.1. Nederland kent de saisine en Zweden kent de weg van de trust. Zweden heeft als rechtsbronnen wetgeving, jurisprudentie en voorbereidende stukken. De primaire rechtsbron wetgeving omvat wetten, besluiten en verordeningen. Net als in Nederland worden wetten door het parlement (Riksdagen) vastgesteld. De grondwetten zijn de belangrijkste bron van wetgeving. Zweden heeft vier grondwetten (grundlagar), waarin de werking van de staat, erfopvolging, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting worden geregeld. Daarna komen in volgorde van belangrijkheid andere wetten (lagar), besluiten (förordningar) van de regering en verordeningen (myndighetsföreskrift) van bestuursorganen. Voorbereidende stukken en jurisprudentie zijn secundaire rechtsbronnen. De voorbereidende stukken worden als hulpmiddel bij toepassing van het recht gebruikt, waarbij de belangrijkste voorbereidende stukken de wetsvoorstellen zijn. Ook de jurisprudentie is bij de toepassing van het recht van groot belang; hoe recenter de vraagstukken, hoe meer belang eraan wordt gehecht. Bij oude wetgeving of wanneer het vraagstuk ligt binnen een rechtsgebied waarin zich vele ontwikkelingen voordoen, neemt het belang van de jurisprudentie toe.50 Op het gebied van het Zweedse erfrecht zijn de volgende wetten en regelgeving van groot belang: the Inheritance Code (ärvdabalken, SFS 1958:637), the Act on the Implementation of the Inheritance Code (ärvdabalkens promulgationslag, SFS 1958:638) and the Inheritance and Gift Tax Act (arvs- och gåvoskattelagen, SFS 1941:416). The Inheritance Code is verdeeld in vijfentwintig hoofdstukken. Alle aspecten van erfopvolging en testamentaire opvolging zijn opgenomen in de artikelen van deze Code. Ter aanvulling van de Code zijn er artikelen in verschillende wetten betreffende de inschrijving van de nalatenschap en de uiteindelijke verdeling van de activa van de overledene.51
Breemhaar 2012, p.61 www.ec.europa.eu/civiljustice/legal_order/legal_order_swe_nl.htm 51 Örnsved 2003, p.730 49 50
25
In het Radboudrapport wordt Zweden genoemd als; ‘een van de landen waar in tegenstelling tot Nederland de erfgenaam, althans niet zo maar, met zijn ‘eigen’ vermogen moet instaan voor schulden van de nalatenschap.’52 De nalatenschap wordt bij het openvallen als ‘rechtspersoon’ aangemerkt, het wordt een trust. Van persoonlijke aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap is in beginsel geen sprake. Indien de erfgenaam schuldeisers bewust beperkt in de verhaalsmogelijkheden wordt de trust echter wel aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap.53 The estate devolves in its entirety on the heirs/beneficiaries with assets, debts and liabilities of the deceased. However, they will not be personally liable for the debts of the deceased. If the assets of the estate do not suffice for the payment of the debts, the creditors of the deceased cannot compel the heirs or beneficiaries into paying (unless, of course, they have shown such negligence in administering the estate that they must pay damages to those whose rights depend on the settlement of the estate; Section 18.6 Ärvdabalk). The estate is a legal entity of its own.54
Het ‘goed erfgenaamschap’ speelt ook in Zweden een belangrijke rol, dit is vergelijkbaar met de Nederlandse bepaling art. 4:184 lid 2 sub b t/m d BW. De erfgenaam in Zweden wordt door het gebruik van een trust verdergaand beschermd dan de Nederlandse erfgenaam. Een andere bepaling opgenomen in het Zweedse recht die grote gelijkenis vertoont met het Nederlandse recht is section 7.7 Ärvdabalk; de legitieme portie. Net als in Nederland heeft in Zweden het kind recht op zijn legitieme portie, ook al is hij onterfd door de erflater: The rights of a child to a legal portion cannot be negated by a will. If a person who has children disposes of all of her or his remainder of the estate by a will, the children can nevertheless demand their legal portion. However, the children can, of course, accept the will and decline their legal portion (Section 7.7 Ärvdabalk).55
Deze bepaling is vergelijkbaar met het Nederlandse art. 4:72 BW. Ook in Zweden geldt dat als het saldo van de nalatenschap nihil of zelfs negatief is, het recht van de kinderen op de legitieme portie slechts een principieel recht is. In het Zweedse recht moeten net als in het Nederlandse recht alle schuldeisers van de nalatenschap zijn voldaan voordat de erfgenamen de nalatenschap kunnen verdelen: The deceased’s debts may exceed their assets, including any share in the property of the surviving spouse or cohabitee. Nowadays, the part owners of the estate do not have any personal liability for the debts of the deceased, but a division of property or distribution of the estate that takes place before the debts of the deceased have been paid is invalid (Section 7.4 Ärvdabalk). 56
Het grote verschil tussen het Zweedse en het Nederlandse recht is dus de manier van overgang van de bezittingen en schulden van de erflater op de erfgenaam. Waar in Nederland de bezittingen en schulden overgaan door middel van saisine, moeten de erfgenamen in Zweden binnen drie Radboudrapport 2012, p.44 Radboudrapport 2012, p.45 54 Örnsved 2003, p.741 55 Regeringskansliet 2013, p.56 56 Regeringskansliet 2013, p.51 52 53
26
maanden na overlijden een boedelbeschrijving van de nalatenschap (bouppteckning) maken en de schulden voldoen aan de schuldeisers van de nalatenschap (Section 20.1 Ärvdabalk). Zijn de bezittingen van de erflater voldoende om de schulden van de nalatenschap af te lossen, dan kan het overige verdeeld worden onder de erfgenamen. Is de waarde van de bezittingen niet toereikend om de schulden van de nalatenschap te voldoen, dan blijft er voor de erfgenamen niets over om te erven, maar hoeven ze ook niet met hun eigen vermogen in te staan voor de schulden van de nalatenschap.
4.3 Verordening no. 650/2012 Erfenissen komen in ieder land voor, dus ook binnen de EU. In 2008 waren er binnen de EU ongeveer 450.000 nalatenschappen met internationale aspecten. Het ging in dit jaar om een bedrag van € 120 miljard.57 In 2008 werd er door overledenen in Nederland in totaal ruim € 12 miljard aan vermogen nagelaten.58 Deze getallen tonen het belang aan van een goede internationale samenwerking binnen de EU op het gebied van het erfrecht. Er is gebleken dat er behoefte is aan meer rechtszekerheid en aan eenvoudiger procedures binnen dit rechtsgebied. Reeds in 2005 verscheen het Groenboek erfrecht en testamenten. 59 Hierin hebben de 25 lidstaten die op dat moment lid waren van de Europese Unie antwoord gegeven op 39 vragen over het erfrecht in hun eigen lidstaat, dit ter inventarisatie van de verschillende problemen die speelden per lidstaat. Inmiddels zijn de antwoorden van de lidstaten verwerkt en hebben het Europees parlement en de Europese Raad een verordening opgesteld om de gevonden problemen op te lossen.60 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 17 augustus 2015, met uitzondering van de artikelen 77 en 78, die van toepassing zijn met ingang van 16 januari 2014, en van de artikelen 79, 80 en 81, die van toepassing zijn met ingang van 5 juli 2012 (art. 84 Verordening). Met de nieuwe uniforme regels uit de verordening worden de volgende doelen nagestreefd: -
-
iedere erfopvolging wordt op eenzelfde manier behandeld, op grond van één enkel rechtssysteem en één enkele autoriteit; erfgenamen kunnen kiezen welk recht van toepassing is op hun erfopvolging, dat van hun huidige woonplaats of van het land waarvan ze de nationaliteit bezitten; met het oog op een ordelijke rechtspleging moet worden voorkomen dat in verschillende lidstaten onderling onverenigbare beslissingen worden gegeven. Daarom moet deze verordening voorzien in algemene procedureregels die vergelijkbaar zijn met die welke vervat zijn in andere regelgeving van de Unie op het gebied van justitiële samenwerking in civiele zaken; wederzijdse erkenning van beslissingen omtrent erfrecht binnen de EU.61
www.ec.europa.eu/news/justice/091015_nl.htm (recentere cijfers en cijfers betreffende het totaalbedrag van erfenissen binnen de EU zijn niet aanwezig) 58 www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/inkomen-bestedingen/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-3385wm.htm 59 Commissie van de Europese gemeenschappen 2005 60 Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012 61 Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012, p.201/110 57
27
Met deze verordening wordt gestreefd naar meer harmonisatie binnen de EU op het gebied van het erfrecht, maar een aanpassing van bestaande regels binnen de diverse rechtsstelsels is het niet. Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten inzake kwesties van erfopvolging onverlet (art. 2 Verordening). Wie er erfgenamen zijn, welk deel hij of zij erft en welke belastingregels hierop van toepassing zijn blijven gebieden van het recht die de lidstaten naar eigen nationaal inzicht kunnen invullen. In de verordening wordt ook een Europese verklaring van Erfrecht geïntroduceerd, hiermee kan een persoon zijn of haar status als erfgenaam duidelijk maken zonder het doorlopen van verdere formaliteiten. Dit houdt een aanzienlijke verbetering in ten opzichte van de huidige situatie waar burgers soms grote moeilijkheden ondervinden bij het uitoefenen van hun rechten als erfgenaam. Het resultaat van deze verordening zal zijn; snellere, eenvoudigere en goedkopere procedures binnen het erfrecht in Europese landen.62 Het toepassingsgebied van deze verordening omvat alle burgerrechtelijke aspecten van erfopvolging in de nalatenschap van een overleden persoon, namelijk elke vorm van overgang en overdracht van goederen, rechten en verplichtingen bij overlijden, ongeacht of het gaat om een onder een uiterste wilsbeschikking vrijwillige overgang en overdracht dan wel om overgang in het geval van erfopvolging bij versterf. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op andere onderdelen van het burgerlijk recht dan het erfrecht.63 Dit toepassingsgebied wordt concreet weergegeven in de artikelen 1 en 23 lid 1 en 2 van de verordening: Art. 1: Deze verordening is van toepassing op de erfopvolging in de nalatenschappen van overleden personen. Zij is niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken en administratiefrechtelijke zaken. Art. 23: 1. Het krachtens artikel 21 of artikel 22 aangewezen recht beheerst de vererving van de gehele nalatenschap. 2. Dit recht regelt in het bijzonder: a) de gronden voor, het tijdstip en de plaats van het openvallen van de nalatenschap; b) de aanwijzing van de rechthebbenden, de bepaling van hun onderscheiden erfdelen en van de verplichtingen die hun door de erflater opgelegd kunnen zijn, alsook de bepaling van andere rechten op de nalatenschap, daaronder begrepen de erfrechten van de langstlevende echtgenoot of partner; c) de bekwaamheid om te erven; d) de onterving en de uitsluiting wegens onwaardigheid; e) de overgang op en de overdracht aan de erfgenamen en, naar gelang van het geval, de legatarissen van de goederen, rechten en verplichtingen die de nalatenschap vormen, met inbegrip van de voorwaarden en de gevolgen van de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of van een legaat; f) de bevoegdheden van de erfgenamen, van de executeurs-testamentair en van andere beheerders van de nalatenschap, in het bijzonder wat betreft de verkoop van eigendom en het voldoen van schuldeisers, onverminderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 29, lid 2 en lid 3; g) de aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap;
62 63
www.ec.europa.eu/justice/civil/family-matters/successions/index_en.htm Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012, p.201/108
28
h) het beschikbare deel van de nalatenschap, de wettelijke erfdelen en andere beperkingen van de bevoegdheid om bij uiterste wil te beschikken, alsmede de mogelijke vorderingen van personen die de erflater na stonden op de nalatenschap of op de erfgenamen; i) de verplichting tot inbreng en inkorting van schenkingen, voorschotten of legaten bij het vaststellen van de erfdelen van de verschillende rechthebbenden, en j) de verdeling van de nalatenschap.
Voor Nederlandse erfgenamen van een nalatenschap met een negatief saldo zijn art. 23 lid 2 sub e, f en g van de verordening van belang. Waneer er op deze twee gebieden meer harmonisatie plaatsvindt, en Nederland zich laat leiden door andere landen in de EU, ligt de weg van verplichte beneficiaire aanvaarding voor de hand. Zoals door Van de Geld gesteld wordt: In andere EU-landen kan de eiser zich verhalen op het vermogen van de overledene, net als toen die nog leefde en is de erfgenaam niet aansprakelijk met zijn eigen vermogen.64
Ten slotte wordt in art. 33 van de verordening een voorziening gecreëerd voor een onbeheerde nalatenschap: Voor zover er volgens het op grond van deze verordening op de erfopvolging toepasselijke recht geen erfgenaam of legataris is voor enige goederen uit de nalatenschap uit hoofde van een uiterste wilsbeschikking, noch een natuurlijke persoon uit hoofde van de wet erfgenaam is, belet de toepassing van het aldus aangewezen recht niet dat een lidstaat, of een daartoe door die lidstaat aangewezen entiteit, zich op grond van zijn nationale recht de goederen van de nalatenschap die zich op zijn grondgebied bevinden toe-eigent, op voorwaarde dat de schuldeisers van de nalatenschap gerechtigd zijn om hun vorderingen op de goederen van de nalatenschap te verhalen.
Dit is in de Nederlandse wetgeving reeds bepaald in art. 4:189 BW. Op dit gebied is dus geen harmonisatie meer nodig. Gesteld kan worden dat de twee aspecten waarbij Nederlandse erfgenamen van nalatenschappen met een negatief saldo harmonisatie behoeven, nog steeds per lidstaat kunnen worden ingevuld. De manier van overgang van bezittingen en schulden van de erflater op de erfgenaam en de aansprakelijkheid voor schulden van de nalatenschap zijn in de meeste EU-lidstaten langs de beneficiaire manier vormgegeven.
4.4 Conclusie In dit hoofdstuk is een rechtsvergelijking gemaakt met het Zweedse recht. In paragraaf 4.2 is gekeken of het Zweedse recht modaliteiten bevat die erfgenamen beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo die in het Nederlandse rechtssysteem overgenomen kunnen worden. Wanneer in Zweden een nalatenschap openvalt, verandert deze in een trust. Hierdoor worden de erfgenamen niet met eigen vermogen verantwoordelijk voor de schulden van de erflater, zoals in het Nederlandse recht wel het geval is wanneer de erfgenaam zuiver aanvaardt. De erfgenamen in Zweden dienen binnen drie maanden na het overlijden van de erflater een boedelbeschrijving van de nalatenschap te maken; schulden van de nalatenschap worden vanaf deze lijst voldaan. Wanneer de goederen op deze lijst slechts toereikend zijn om de schulden van de
64
van der Geld 2013, p.22
29
nalatenschap te voldoen, is daarbij de nalatenschap afgewikkeld. Wanneer de nalatenschap niet toereikend is voor het voldoen van alle schulden, hoeven de erfgenamen niet met eigen vermogen in te staan voor de overige schulden. Deze zelfde bescherming kan in Nederland bereikt worden wanneer de beneficiaire aanvaarding verplicht wordt gesteld. Vervolgens is in paragraaf 4.3 gekeken naar de Europese verordening omtrent erfrecht.65 De twee aspecten van erfrecht die voor Nederlandse erfgenamen van een nalatenschap met een negatief saldo van belang zijn, worden jammerlijk genoeg niet verder geharmoniseerd door de verordening. De wijze van aanvaarding van een nalatenschap en de aansprakelijkheid voor schulden uit de nalatenschap blijven gebieden die de lidstaten zelf kunnen invulllen. In het volgende hoofdstuk wordt een conclusie getrokken en antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag.
65
Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012
30
Hoofdstuk 5 Conclusie In de voorgaande hoofdstukken ben ik ingegaan op de verschillende deelaspecten van mijn hoofdvraag. In hoofdstuk twee ben ik begonnen met het beschrijven van de mogelijkheden voor erfgenamen in het Nederlandse erfrecht anno 2013 om zich te beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo. Hierbij zijn de drie mogelijkheden van aanvaarding uiteengezet met de daarbij horende bescherming voor de erfgenamen. Dit om het eerste gedeelte van de centrale hoofdvraag te kunnen beantwoorden: Op welke wijze kunnen erfgenamen worden beschermd tegen nalatenschappen met een negatief saldo? Het bestaan van huidige beschermingsconstructies als de beneficiaire aanvaarding en de verwerping van een erfenis is niet bij alle erfgenamen bekend. Deze erfgenamen worden dan ook niet voldoende beschermd tegen nalatenschappen met een negatief saldo; zie het voorbeeld in de inleiding. Na het schetsen van het theoretisch kader in hoofdstuk twee heb ik in hoofdstuk drie het rapport ‘Erven zonder financiële zorgen?!’ van de Radboud universiteit en Netwerk notarissen beschreven en ben ik per voorgestelde route nagegaan of dit een verbetering van de rechtspositie van erfgenamen zou kunnen opleveren. Dit om antwoord te geven op de totale hoofdvraag: Op welke wijze kunnen erfgenamen worden beschermd tegen nalatenschappen met een negatief saldo en is er een verbetering nodig van hun rechtspositie? In het rapport worden drie mogelijke routes van verandering voorgesteld die elk het predikaat moeten kunnen dragen van een ‘kleine ingreep’ in het erfrecht. De eerste route, de schrapping van zuivere aanvaarding is niet aan te merken als een ‘kleine ingreep’ in het recht. De zuivere aanvaarding zou verdwijnen uit het Nederlandse recht en alle nalatenschappen worden volgens de beneficiaire weg afgewikkeld, ook erfgenamen die een nalatenschap erven met een positief saldo. Een groot pluspunt van deze route is dat de erfgenamen vanaf het openvallen van de nalatenschap zekerheid hebben dat schuldeisers zich niet kunnen verhalen op hun eigen, niet-geërfde vermogen. De bescherming voor de erfgenamen is bij het volgen van de eerste route het grootst. Het argument van Teeven dat erfgenamen die een nalatenschap erven met een positief saldo hierdoor onnodig belast worden is geen sterk argument. Bij deze wijziging wordt namelijk opgenomen dat in het geval dat een van de erfgenamen kan aantonen dat de nalatenschap ruimschoots voldoende is voor het voldoen van de vorderingen van de schuldeisers van de nalatenschap de vereffeningsprocedure achterwege kan blijven. De extra kosten voor het volgen van de beneficiaire route van € 114,- blijven de erfgenamen van een nalatenschap met een positief saldo dus bespaard. De tweede route, de keuze tussen zuiver en beneficiair aanvaarden uitstellen met drie extra maanden is kort gezegd een uitstelmogelijkheid, maar lost geen problemen op. Indien de erfgenaam deze drie maanden blijft stilzitten, wordt hij alsnog geconfronteerd met schuldeisers die zich kunnen verhalen op zijn eigen vermogen. Deze route is bovendien het meest ongunstig voor de schuldeisers van de erflater, zij hebben de eerste drie maanden geen zicht op de omvang van de boedel. Deze route houdt alleen een extra bescherming in voor erfgenamen van nalatenschappen met een negatief saldo wanneer deze erfgenamen ook daadwerkelijk goed geïnformeerd worden 31
over de gevolgen van hun gedragingen in de eerste drie maanden na het openvallen van de nalatenschap. De derde route, het alsnog beneficiair aanvaarden wanneer er een onbekende schuld opduikt in de nalatenschap is een reddingmogelijkheid. Deze escape-mogelijkheid kan gebruikt worden wanneer de erflater niet geheel eerlijk of duidelijk geweest is over zijn financiën. Deze reddingsmogelijkheid kan ook worden ingezet als er later blijkt dat er een onbekende schuld zit in de nalatenschap. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij het erven van een stuk grond. Als later blijkt dat deze grond zwaar vervuild is, dient de erfgenaam de kosten voor de bodemsanering te voldoen. Deze kosten kunnen de waarde van het stuk land ver overstijgen. Wanneer de erfgenaam door schuldeisers van de erflater geconfronteerd wordt met (onbekende) schulden uit de nalatenschap, kan de erfgenaam door middel van een verklaring bij de griffie van de rechtbank alsnog beneficiair aanvaarden. Deze derde route is de route die Teeven wil gaan doorvoeren in het Nederlandse recht. Als de wetswijziging er in deze vorm doorheen komt, zorgt dat voor een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden van beneficiaire aanvaarding en verwerping en zal het nieuwe art 4:194 lid 3 BW een reddingsmogelijkheid gaan inhouden waarop erfgenamen een beroep kunnen doen wanneer na zuivere aanvaarding een schuld opduikt die zorgt dat het saldo van de nalatenschap negatief wordt. Hoewel Teeven heeft aangegeven dat hij de derde route wil gaan omzetten in wetgeving om erfgenamen beter te beschermen, ben ik er niet van overtuigd dat dit de beste route is om te volgen. Zijn argumenten om de eerste route af te wijzen vind ik dan ook niet heel sterk, de bescherming van erfgenamen is bij de eerste route immers het grootst. Ook in de literatuur wordt veelvuldig gepleit voor het invoeren van een verplichte beneficiaire aanvaarding. In hoofdstuk vier heb ik een rechtsvergelijking gemaakt met Zweden, een land dat deze verplichte eneficiaire aanvaarding al kent. In Zweden wordt een nalatenschap vanaf het moment van openvallen aangemerkt als een rechtspersoon (als een trust). Door het ontbreken van de saisine in Zweden gaan de bezittingen en schulden van de erflater niet automatisch over op de erfgenamen. Slechts wanneer zij een daad van aanvaarding verrichten (het opstellen van een boedelbeschrijving van de nalatenschap) krijgen zij de beschikking over de trust. De erfgenamen worden niet geconfronteerd met schuldeisers van de erflater, tenzij er niet voldaan wordt aan het criterium van ‘goed erfgenaamschap’. De erfgenamen in Zweden genieten door dit systeem een veel grotere bescherming dan de erfgenamen in Nederland. Mede gebaseerd op meningen uit de literatuur en het goed werkende Zweedse systeem ben ik van mening dat er een verbetering nodig is in de rechtspositie van erfgenamen van een nalatenschap met een negatief saldo, en dat deze verbetering zou moeten plaatsvinden door middel van een systeem van verplichte beneficiaire aanvaarding. Zo wordt voorkomen dat erfgenamen met eigen vermogen moeten instaan voor schulden van de erflater. Het door Teeven geschetste nadeel voor erfgenamen van een nalatenschap met een positief saldo wordt weggenomen op het moment dat een van de erfgenamen kan aantonen dat het saldo van de nalatenschap ruimschoots voldoende is om alle schuldeisers van de nalatenschap te voldoen. In het volgende hoofdstuk heb ik een viertal aanbevelingen opgenomen waarvan ik denk dat ze de rechtspositie van erfgenamen van nalatenschappen met een negatief saldo zal versterken zonder de doorvoering van een wetsvoorstel. Ik spreek dan ook de hoop uit dat Teeven nogmaals kritisch kijkt naar de mogelijkheden ter verbetering van de rechtspositie van de erfgenamen van een nalatenschap met een negatief saldo. 32
Hoofdstuk 6 Aanbevelingen 6.1 Inleiding Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat Teeven de centrale onderzoeksvraag beantwoord zou hebben met de woorden: ‘De manieren die anno 2013 bestaan in het Nederlandse erfrecht bieden niet voldoende bescherming voor erfgenamen van nalatenschappen met een negatief saldo en een verbetering van hun rechtspositie is nodig. Deze dient te worden bereikt door de zuivere aanvaarding van erfenissen in stand te laten en een escapemogelijkheid op te nemen in de wet om alsnog beneficiair te aanvaarden wanneer er een onverwachte schuld in de erfenis blijkt te zitten.’ Hoewel deze weg inderdaad een hogere bescherming van deze erfgenamen met zich meebrengt, zal er in dit hoofdstuk een viertal aanbevelingen volgen die minder ingrijpend zijn dan de weg die Teeven gekozen heeft, en die wellicht eerder zullen leiden tot het afnemen van schrijnende gevallen zoals genoemd in de inleiding.
6.2 Aanbevelingen Teeven wil de verbetering van de rechtspositie van erfgenamen van nalatenschappen met een negatief saldo bereiken door middel van een wetswijziging. Wetgeving dient echter ultimum remedium te zijn wanneer problemen de kop op steken, de bescherming van onwetende erfgenamen hoeft niet per se door de overheid te gebeuren. Juist door erfgenamen zelf meer bewust te maken van de keuzes die ze hebben en welke gevolgen hieraan verbonden zitten, wordt een veel ruimere doelgroep bereikt. De eerste aanbeveling ziet dan ook op het meer investeren in het verbeteren van de informatiestroom richting de erfgenamen. Via verschillende media zoals tvspotjes van informatie rijksoverheid (voorheen postbus 51) of de consumentenbond, het gebruik van social media en informatieadvertenties in de landelijke dagbladen nemen meer erfgenamen kennis van de mogelijkheden die er zijn bij het openvallen van een nalatenschap. Wellicht is hier zelfs een taak weggelegd voor de begrafenisondernemer, dit is een van de eerste personen waarmee een erfgenaam in aanraking komt na het overlijden van de erflater. Door de begrafenisondernemer een folder uit te laten delen met de gevolgen van de verschillende vormen van aanvaarding wordt de erfgenaam al in de eerste dagen na de dood van de erflater goed geïnformeerd. Dit alternatief is minder omslachtig dan een wetswijziging en de Nederlandse bevolking zal eerder resultaat zien dan bij een wetswijziging met ingewikkelde procedures. De tweede aanbeveling is het uitbreiden van de taak van de notaris, die de erfgenaam beter zal moeten informeren. 66 Hoewel niet alle vormen van aanvaarding van een nalatenschap bekend zijn, weten de meeste erfgenamen wel dat ze een erfenis ‘op moeten halen’ bij een notaris. Wanneer deze notaris geraadpleegd wordt heeft deze een informatieplicht. Hij moet uitleggen welke manier van aanvaarding welke consequenties met zich meebrengt. Men verwijt de notaris vaak dat het proces te lang duurt, dat de communicatie slecht is en de notaris zich niet aan de opdracht houdt. De afhandeling van een nalatenschap verloopt vaak niet soepel doordat de notaris afhankelijk is van anderen, zoals banken en andere erfgenamen. De notaris verzuimt vaak inzicht te geven in de stand van zaken. Het is een onderwerp met veel emotie waarover niet altijd overtuigend wordt 66
Algemeen overleg civielrechtelijke onderwerpen 2013, p.30
33
gecommuniceerd met de klanten. Een goede bejegening en communicatie zijn juist zeer belangrijk in deze zaken.67 Erfgenamen genieten een beter bescherming wanneer de notaris de informatieplicht goed invuld. De derde aanbeveling ziet op het gebruik maken van de kennis van landen om ons heen. De verplichte beneficiaire aanvaarding zoals bijvoorbeeld in Zweden, zou een goede aanvulling vormen op het Nederlandse systeem. Ook al is dit geen ‘kleine ingreep’, zoals in het Radboudrapport wordt gesteld, de erfgenamen genieten hierdoor altijd de hoogste bescherming. De enige manier waarop erfgenamen nog aansprakelijk zijn voor schulden uit de nalatenschap met eigen vermogen is wanneer geen ‘goed erfgenaamschap’ wordt vertoond als in art. 4:184 lid 2 sub b t/m d BW. Deze bepaling kan van toepassing zijn als een erfgenaam bezittingen van de nalatenschap opzettelijk zoek maakt. Hoewel het systeem van beneficiaire aanvaarding overgenomen dient te worden in het Nederlandse systeem, gaat het overnemen van het systeem van de trust een brug te ver. In het Nederlandse systeem is het trust een onbekende vorm. Het Nederlandse systeem van zowel het erfrecht als het huwelijksvermogensrecht dient volledig te worden aangepast om de figuur van de trust te introduceren. De trust dient derhalve niet over genomen te worden in het Nederlandse recht. De vierde aanbeveling ziet erop dat Teeven duidelijke cijfers dient te presenteren waaruit af te leiden valt hoe groot de werkelijke behoefte aan nieuwe beschermingsmaatregelen eigenlijk is. Door schrijnende berichten in de media wordt de problematiek breed uitgemeten, maar recentere overzichtscijfers dan cijfers uit 2008 zijn niet voor handen. Als argument tegen de verplichte beneficiaire aanvaarding gebruikt Teeven dat maar in één procent van de nalatenschappen meer schulden dan baten zitten.68 Deze bewering deed hij in juni 2012, deze cijfers waren toen al vier jaar oud. Teeven dient zijn voorstellen tot wetswijziging aan te passen aan recentere cijfers waarin wellicht een geheel ander beeld is ontstaan van het aantal nalatenschappen met een negatief saldo. Met het introduceren van de verplichte beneficiaire aanvaarding in het Nederlandse systeem genieten alle erfgenamen altijd de hoogste bescherming, ongeacht of het saldo van de nalatenschap positief of negatief is. Teeven geeft in zijn reactie van 7 maart 201269 aan dat hij de beste manier gaat zoeken om erfgenamen te beschermen tegen nalatenschappen met een negatief saldo, maar laat door het niet invoeren van de verplichte beneficiaire aanvaarding de beste kans hierop liggen.
ter Voert & Zwenk 2011, p.66 Kolkman 2012, p.3 69 Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94 67 68
34
Literatuurlijst Geraadpleegde literatuur: Asser/Perrick 2009 C. Asser & S. Perrick, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht 4*, Kluwer: Deventer 2009 Boele-Woelki 2008 K. Boele-Woelki, What comparative family law should entail, URL, Volume 4, Issue 2, 2008 Breemhaar 2012 W. Breemhaar, ‘De Europeanisering van het materiële erfrecht’ (boekbespreking), TE 2012, nr.3, p.60-63 Commissie van de Europese gemeenschappen 2005 Commissie van de Europese gemeenschappen, Groenboek erfopvolging en testamenten, Brussel 2005 EPN 2012 EPN, ‘brief betreffende: beneficiaire aanvaarding en art. 1:99 BW’, Gorinchem: 29 augustus 2012 van der Geld 2013 L. van der Geld, ‘Erven zonder zorgen’, Notariaat magazine, 2013/04, p.20-22 Kolkman 2006 W.D. Kolkman, Schulden der nalatenschap, (diss. Groningen) Kluwer: Deventer 2006 Kolkman 2012 W.D. Kolkman, ‘Beneficiaire aanvaarding als hoofdregel’, NDFR 2012/06, p.3-4 Lhoëst 2013 B.F.P. Lhoëst, ‘Recente en toekomstige ontwikkelingen in het internationaal huwelijksvermogensen erfrecht; is er iets nieuws onder de zon?’, Estate planner digitaal, 2012/09, p.1-8 Luijten 2006 E.A.A. Luijten, Erfrecht; algemene inleiding en erfrecht bij versterf (monografieën Privaatrecht BW B18), Kluwer: Deventer 2006 Luijten & Meijer 2008 E.A.A. Luijten & W.R. Meijer, Huwelijksgoederen- en erfrecht, tweede gedeelte erfrecht, Kluwer: Deventer 2008
35
van Mourik 2008 M.J.A. van Mourik, Monografieën privaatrecht; Erfrecht, Kluwer: Deventer 2008 van Mourik & Nuytinck 2009 M.J.A. van Mourik & A.J.M. Nuytinck, Personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht, Kluwer: Deventer 2009 van Mourik e.a. 2013 M.J.A. van Mourik e.a., Handboek erfrecht, Kluwer: Deventer 2013 Örnsved 2003 P. Örnsved in: 6th European conference on family law, the legal protection of the family in matters of succession, Raad van Europa: Straatsburg 2003, p.705-744 Radboud universiteit Nijmegen & Netwerk notarissen 2012 Radboud universiteit Nijmegen & Netwerk notarissen, ‘Erven zonder financiële zorgen?!’, rapport 2012 Regeringskansliet 2013 Regeringskansliet, ‘Family law, information on the rules’, Ministry of Justice: Stockholm 2013 ter Voert & Zwenk 2011 M.J. ter Voert & F. Zwenk, Kwaliteit in zware tijd, marktwerking, vraaguitval en notariële dienstverlening, WODC-eindrapport, Boom juridische uitgevers: Den Haag 2011 Zweigert & Kötz 1998 K. Zweigert & H. Kötz, An Introduction to Comparative Law, Clarendon Press: Oxford University Press 1998 Geraadpleegde jurisprudentie: - Hof Amsterdam 9 januari 1964, NJ 1964/355 - Rb. Zwolle 14 maart 2007, LJN: BA9145 - Rb. Utrecht 21 april 2010, LJN: BM1877 - Rb. Zutphen, 22 december 2010, LJN: BP7432 - Rb. Amsterdam, 12 oktober 2011, LJN: BU3549 - Rb. Roermond 1 februari 2013, LJN: BZ0690 - Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2013, LJN: BV3673 - Hof Den Haag 12 maart 2013, LNJ: BZ5609
36
Geraadpleegde regelgeving en parlementaire stukken: - Ärvdabalk (1958:637) (Zweedse wetboek van erfrecht) - MvA, Parl. Gesch. Vast., p.934 - Verordening Europees parlement en de Raad, 650/2012, 4 juli 2012 - Kamerstukken II, 2012/13, 33400-VI, nr. 94 - Algemeen overleg civielrechtelijke onderwerpen 3 juli 2013 Elektronische bronnen: - www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/inkomen-bestedingen/publicaties/artikelen/archief/ 2011/2011-3385-wm.htm - www.ec.europa.eu/justice/civil/family-matters/successions/index_en.htm - www.ec.europa.eu/news/justice/091015_nl.htm - www.eur-lex.europa.eu/n-lex/index_nl.htm - www.successions-europe.eu/nl/sweden/topics Elektronische nieuwsberichten: - 28 april 2012 http://nos.nl/artikel/367443-erven-huis-zorgt-voor-problemen.html - 22 augustus 2012 http://www.telegraaf.nl/overgeld/consument/20959468/__Charlotte__23___erft__belastingschuld_ van_haar_overleden_moeder__.html -11 maart 2013 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/03/11/meer-bescherming-voor-erfgenamen-tegenonbekende-schulden-uit-erfenis.html -1 april 2013 http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1335123 (tv-uitzending RADAR) -18 juni 2013 http://www.hln.be/hln/nl/957/Binnenland/article/ detail/1654031/2013 /06/18/Familieverwerpt-erfenis-van-pedofiele-priester.dhtml
37