DE BEMIDDELAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT VOOR
GRENSOVERSCHRIJDENDE ONTVOERINGEN VAN KINDEREN VADEMECUM
DE BEMIDDELAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT VOOR
GRENSOVERSCHRIJDENDE ONTVOERINGEN VAN KINDEREN VADEMECUM
Inhoud Voorwoord
…7
1. Ontwikkeling van de wetgeving met betrekking tot het toepasselijke recht, rechtsbevoegdheid, erkenning en uitvoering van besluiten op het gebied van familierecht in de Europese Unie.
… 8
2. De noodzaak voor het invoeren van Europese regelgeving inzake grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
… 10
2.1. Het bevoegdheidscriterium uit Verordening (EG) nr. 2201/2003 met betrekking tot grensoverschrijdende ontvoering van kinderen. 3. Van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken tot die in familiezaken.
… 11 … 12
4. Bemiddeling als alternatieve vorm van geschillenbeslechting voor gevallen van grensoverschrijdende kinderontvoering.
… 13
5. De rol van de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
… 14
6. Hoe in contact te komen met de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
… 15
7. Het verloop en de onderdelen van bemiddeling.
… 16
8. Bij de bemiddelaar ingediende zaken.
… 17
8.1.1. Aanvragen met melding van onregelmatigheden bij de uitvoering van het Verdrag van Den Haag.
… 21
8.1.2. Aanvragen met melding van onregelmatigheden bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis).
… 22
9. Andere activiteiten van de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
4
… 25
SAMENVATTING
a) Wat wordt bedoeld met grensoverschrijdende ontvoering van kinderen.
… 26
b) De internationale en Europese regelgeving betreffende grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
… 26
c) Wat kan een ouder doen om ontvoering van zijn kind te voorkomen?
… 26
d) Wat kan een ouder doen wanneer zijn kind is ontvoerd?
… 27
BIJLAGEN:
RICHTSNOEREN VAN DE BEMIDDELAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE ONTVOERINGEN VAN KINDEREN
… 28
Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2201/2003
… 30
5
Voorwoord
Het gezin is de hoeksteen van de samenleving in de lidstaten van de Europese Unie en moet door de instellingen met ad-hocmaatregelen beschermd worden, ook wanneer het in zwaar weer terechtkomt. In het bijzonder moeten de instellingen zich met voorrang bezighouden met de bescherming van de belangen van het kind. Volgens de laatste gegevens van Eurostat worden er in de EU jaarlijks circa twee miljoen huwelijken gesloten, waaronder 300.000 tussen partners met een verschillende nationaliteit. Verder vinden er omstreeks een miljoen scheidingen plaats, waaronder 140.000 tussen partners met een verschillende nationaliteit. Vanwege deze hand over hand toenemende verschijnselen heeft het Europees Parlement in 1987 de figuur van “bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen” ingesteld. In het geval van een scheiding van een paar met een verschillende nationaliteit of wanneer echtgenoten in andere landen wonen en er sprake is van ontvoering van het kind door een van de ouders, dan heeft de bemiddelaar tot taak om uitsluitend in het belang van het kind bij te dragen aan het vinden van een gezamenlijke oplossing. De eerste bemiddelaar die door het Europees Parlement werd aangesteld, was Marie-Claude Vayssade (1987–1994), gevolgd door Mary Banotti (1995-2004) en Evelyne Gebhardt (20042009). In september 2009 heeft het Parlement mij aangesteld als bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen. Het is een taak die mij de mogelijkheid geeft dergelijke zaken nader te bestuderen en een reeks belangrijke juridische en wetgevingsvraagstukken uit te lichten. Daarvan breng ik in dit werkdocument verslag uit. De dienst van de bemiddelaar heeft door de jaren heen een belangrijke rol gespeeld bij het richting geven aan en nader onderzoeken van het onderwerp en heeft in verschillende specifieke gevallen oplossingen voorgesteld. Op dit moment wordt de keuze voor het instrument van gezinsbemiddeling in geval van grensoverschrijdende ontvoering van kinderen voorgesteld in de conclusies van de Europese Raad van Stockholm (2009) en in het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm (2010) van de Europese Commissie. Het Europees Parlement neemt niet alleen actief deel aan het wetgevingsdebat, maar stelt ook de ervaring van de dienst van de bemiddelaar ter beschikking van de burgers en houdt daarbij steeds rekening met het hogere en exclusieve belang van het kind.
Roberta Angelilli Ondervoorzitter van het Europees Parlement Bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen 7
1.
Ontwikkeling van de wetgeving met betrekking tot het toepasselijke recht, rechtsbevoegdheid, erkenning en uitvoering van besluiten op het gebied van familierecht in de Europese Unie.
Oorspronkelijk was de Europese integratie voornamelijk van economische aard. De juridische instrumenten die in het begin zijn ontworpen, waren derhalve gericht op dit type proces. Sinds de jaren negentig is de situatie grondig veranderd, voornamelijk door het toegenomen verkeer van personen binnen de Unie. De toename van de mobiliteit van de Europese burgers heeft ook gezorgd voor een verveelvoudiging van familiebanden tussen personen van verschillende nationaliteit of die in verschillende landen wonen. Voor deze verschijnselen was een antwoord nodig van de kant van de Europese Unie om tegenstrijdigheden in wetgeving en rechtspraak op het terrein van familierecht op te lossen, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot het bewijs van de bloedband, regelingen omtrent het huwelijk, het huwelijksvermogen en de erfenis. In het verleden regelden de lidstaten van de Unie de zaken rondom tegenstrijdigheden in wetgeving en rechtspraak door middel van internationale verdragen en op grond van artikel 220 van het EEG-Verdrag — artikel 293 van het Verdrag van Amsterdam, nu ingetrokken door het Verdrag van Lissabon. Dit was het enige communautaire instrument op basis waarvan zij met elkaar in onderhandeling konden treden om voor hun onderdanen een vereenvoudiging van de formaliteiten te verzekeren, waaraan de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken 1 onderworpen zijn. Pas met het Verdrag van Maastricht van 1992 gaat het onderwerp steeds meer deel uitmaken van het systeem van de Unie. Eerst werd het ingevoegd in de zogenoemde derde pijler — dus nog intergouvernementeel — en daarna in het EG-Verdrag zelf bij wege van de wijzigingen door het Verdrag van Amsterdam (1997). Met andere woorden, het onderwerp werd “gecommunautariseerd” op grond van artikel 65 EGV 2. In oktober 1999 heeft de Europese Raad van Tampere het aannemen van wetgevingsinstrumenten met betrekking tot familiezaken als prioriteit aangewezen, gezien de noodzaak, die op sociaal niveau steeds meer werd gevoeld, van het instellen van een stabiel juridisch systeem toegespitst op de behoeften van de burgers. Uitgaand van de algemene overweging dat uitspraken en beslissingen in de gehele Europese Unie nageleefd en uitgevoerd moeten worden, terwijl tegelijkertijd de rechtszekerheid voor burgers en economische spelers gewaarborgd wordt, heeft de Raad ingestemd met de volledige toepassing, zowel op burgerlijk als op strafrechtelijk terrein, van het beginsel van wederzijdse erkenning in de sectie gewijd aan de oprichting van een Europese rechtsruimte en het als een waarlijk fundament van justitiële samenwerking in de EU bestempeld. 8
Op grond van de conclusies van de Raad van Tampere heeft de EU een eerste gemeenschapswetgeving aangenomen met uniforme normen voor de oplossing van bevoegdheidsconflicten op het terrein van familierecht in de vorm van Verordening nr. 1347/2000 (Brussel II), die betrekking heeft op de ontbinding van het huwelijk en op beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen. De toepassing van de verordening beperkte zich tot gevallen van getrouwde paren en van ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen. Met de vaststelling van Verordening nr. 2201/2003 (Brussel II bis), ter intrekking van Verordening nr. 1347/2000, zijn veel van de beperkingen van de eerste tekst geslecht. Zo bevat de nieuwe verordening bepalingen met betrekking tot het huwelijk en de ouderlijke verantwoordelijkheid, die maatregelen inhouden ter bescherming van het kind. Diens bescherming is verzekerd, los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken (overweging 5 van de verordening 3). Het gaat dus om een tekst die zich leent voor een ruimere toepassing en die een breder spectrum van situaties omvat, welke betrekking hebben op de omstandigheden van het paar en die van het kind. 1.
Op grond van artikel 220 van het EEG-Verdrag is bijvoorbeeld het Verdrag van Brussel van 27
september 1968 gesloten, aangaande de rechtsbevoegdheid en de uitvoering van burgerlijke en handelsbesluiten. Hoewel dit verdrag tot de eerste relevante regelgeving behoort, vallen bepaalde onderwerpen waaronder het familierecht buiten zijn toepassingsgebied. 2.
Na de wijzigingen die het Verdrag van Lissabon heeft doorgevoerd aan het oude artikel 65 EGV,
wijst het huidige artikel 81, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna, “VWEU”) erop dat het de taak is van de Europese Unie om een justitiële samenwerking te ontwikkelen in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt, stellen het Europees Parlement en de Raad op grond van deze bepaling maatregelen vast die de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken en de tenuitvoerlegging daarvan beogen (artikel 81, lid 2, onder a), evenals de ontwikkeling van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting (artikel 81, lid 2, onder g). Met betrekking tot het familierecht in het bijzonder, bepaalt artikel 81, lid 3 VWEU dat de Unie bevoegd is door middel van een bijzondere wetgevingsprocedure maatregelen vast te stellen met betrekking tot het familierecht, mits deze grensoverschrijdende gevolgen hebben. Volgens deze procedure besluit de Raad met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement, en dus niet met de gewone procedure waarbij het Parlement en de Raad gelijkgesteld zijn en die een gekwalificeerde meerderheid vereist voor het aannemen van besluiten. Ter afzwakking van deze bepaling introduceert het Verdrag van Lissabon op dit punt de mogelijkheid van een overbruggingsclausule, op grond waarvan de Raad op voorstel van het Europees Parlement kan besluiten om de toepassing van de gewone procedure uit te breiden naar aan te nemen besluiten met betrekking tot bepaalde aspecten van het familierecht. Tegelijkertijd is de lidstaten echter een veto-recht verleend, waarmee een nationaal parlement zich — binnen zes maanden vanaf de datum van kennisgeving — kan verzetten tegen de
9
toepassing van bovengenoemde overbruggingsclausule. Dergelijke elementen lijken te bevestigen dat lidstaten zich ertegen verzetten om de Unie bevoegdheden op het terrein van familierecht toe te bedelen. Ondanks de aanvullende rol die de Europese Unie ten opzichte van de lidstaten op dit terrein vervult, draagt artikel 81 VWEU de instellingen van de Unie dus op om binnen de opgelegde grenzen de grensoverschrijdende effectiviteit van de door de nationale autoriteiten en door personen vastgestelde maatregelen te verzekeren conform de procedures van bemiddeling en verzoening in de afzonderlijke lidstaten. 3.
Anders dan de voorgaande Verordening (EG) nr. 1347/2000 bepaalt overweging 5 van Verordening
(EG) nr. 2201/2003 nadrukkelijk dat zij van toepassing is op maatregelen ter bescherming van het kind “los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken”. Daarom is zij ook van toepassing op ongetrouwde paren, buitenechtelijke kinderen en kinderen van een van de ouders, geboren uit een eerdere relatie. Op dezelfde manier, zie: het Verdrag van Den Haag van 1980.
De noodzaak voor het invoeren van Europese regelgeving inzake grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
2.
In de laatste jaren is een enorme toename waarneembaar van gevallen van grensoverschrijdende ontvoering van kinderen door hun voogd. Dit gebeurt ondanks het feit dat het Verdrag van Den Haag van 1980 over kinderontvoering door het grootste deel van de ondertekenende staten geratificeerd is. Dit verdrag, dat een van de belangrijkste multilaterale akkoorden over de bescherming van kinderen is, gaat uit van de stelling dat een beslissing over de terugkeer van het kind genomen kan worden door de rechter van de staat waar het naar toe gebracht is. In het geval dat een van de ouders het kind ongeoorloofd meeneemt naar een ander land dat aangesloten is bij het Verdrag van Den Haag, dan moet het kind zo snel mogelijk teruggebracht worden naar zijn vorige verblijfplaats. Dit sluit echter niet uit, dat het in bijzondere gevallen voorkomt dat niet wordt gelast het kind te laten terugkeren (artikel 13 van het Verdrag 4). De regelgeving van de Europese Unie heeft in dit en andere gevallen bijgedragen aan de versterking van de door het Verdrag van Den Haag geboden bescherming. 4.
Artikel 13: “Niettegenstaande het bepaalde in het voorgaande artikel, is de rechterlijke of administratieve autoriteit van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon, de instelling of het lichaam dat zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat: a) de persoon, de instelling of het lichaam dat de zorg had voor de persoon van het kind, het recht betreffende het gezag niet daadwerkelijk uitoefende ten tijde van de overbrenging of het niet doen terugkeren, of naderhand in deze overbrenging of het niet doen terugkeren had toegestemd of berust; of dat b) er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. De rechterlijke of administratieve autoriteit kan eveneens weigeren de terugkeer van het kind te gelasten, indien zij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer en een leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt, die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden. Bij het beoordelen van de in dit artikel bedoelde omstandigheden, houden de rechterlijke of administratieve autoriteiten rekening met de gegevens omtrent de maatschappelijke omstandigheden van het kind, die zijn verstrekt door de centrale
10
autoriteit of enige andere bevoegde autoriteit van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft.”
Het bevoegdheidscriterium uit Verordening (EG) nr. 2201/2003 met betrekking tot grensoverschrijdende ontvoering van kinderen.
2.1.
Verordening nr. 2201/2003 voorziet in uniforme criteria voor de vaststelling van de rechter die bevoegd is om uitspraak te doen in huwelijkszaken en over ouderlijke verantwoordelijkheid, eventuele grensoverschrijdende kinderontvoering inbegrepen. In het algemeen valt het op dat de verordening het persoonlijke criterium van de gewone verblijfplaats verkiest boven dat van nationaliteit — gewoonlijk gebruikt in “civil law”-landen — en het objectieve criterium van “lex fori” — meestal gehanteerd in “common law”-landen. Meer in het bijzonder stelt de verordening op het gebied van scheiding van tafel en bed, echtscheiding en nietigverklaring van het huwelijk, een reeks criteria vast gebaseerd op de verblijfplaats van een van beide echtgenoten of op hun gemeenschappelijke nationaliteit (artikel 3). Op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid stelt de verordening een algemene bevoegdheid vast voor het gerecht van de plaats waar het kind verblijft op het moment dat de zaak aanhangig wordt gemaakt (artikel 8). Tot slot stelt ze met uitdrukkelijke verwijzing naar de eventuele kinderontvoering nog een bijzonder bevoegdheidscriterium vast. Volgens dit criterium is het bevoegde gerecht dat van de plaats waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of zijn niet-terugkeren zijn gewone verblijfplaats had (artikel 10). Artikel 11 van de verordening bepaalt verder, in het bijzonder met betrekking tot de beslissing over de terugkeer van het kind, dat het op grond van de verordening bevoegde gerecht een beslissing kan nemen — volgend op de beslissing van het gerecht aangewezen door het Verdrag van Den Haag van 1980 — in het geval dat de eerste rechter geweigerd heeft het kind terug te laten keren naar het land van zijn gewone verblijfplaats (op grond van artikel 13 van het Verdrag). Deze beslissing met het doel om de terugkeer van het kind te verzekeren, is uitvoerbaar wanneer ze vergezeld gaat van het in artikel 42 van de verordening bedoelde certificaat. De verordening voorziet dus in een aanvullende bescherming ten opzichte van de bepalingen van het Verdrag. Hoe dan ook kan het zijn dat zelfs deze uitgebreidere garantie soms niet voldoet aan het vereiste van een volledige bescherming van de belangen van het kind. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het geval waarin het, op grond van de bepalingen van de verordening, onmogelijk blijkt te zijn zich te verzetten tegen de uitvoering van een beslissing tot terugkeer op grond van artikel 11 van de verordening, wanneer het certificaat als genoemd in artikel 42 voorligt, ook wanneer deze beslissing aanleiding kan geven tot 11
een ernstige schending van de grondrechten. Zo was in een zaak die kort geleden bij het Hof van Justitie 5 aanhangig werd gemaakt, in de tweede procedure over terugkeer, die op grond van artikel 11 van de verordening gestart was, het kind niet gehoord. In de eerste procedure over terugkeer was het kind in overeenkomst met het Verdrag van Den Haag wel gehoord. Hierbij had het aangegeven te willen blijven in het land van zijn huidige verblijfplaats. Het Hof van Justitie heeft verduidelijkt dat verzet tegen de uitvoering van een gecertificeerde beslissing tot terugkeer in geen enkel geval zal slagen, zelfs niet wanneer de beslissing negatief beïnvloed is door een ernstige grondrechtenschending. Bij de bemiddelaar van het Europees parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen (hierna: de bemiddelaar) worden gelijksoortige zaken ingediend. Op dit moment voert de Europese Commissie een onderzoek uit gericht op het vergaren van informatie over hoe Verordening nr. 2201/2003 in de praktijk uitgevoerd wordt. Voor het onderzoek worden ook statistische gegevens verzameld, onder andere over het aantal gevallen van grensoverschrijdende kinderontvoering. Naar aanleiding van dit onderzoek zal de Commissie in 2012 een rapport uitbrengen over de uitvoering van de verordening in kwestie en zal ze beslissen of het nodig is veranderingen voor te stellen. 5.
3.
Zie de uitspraak van 22 december 2010, zaak C-491/10 PPU, Aguirre Zarraga.
Van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken tot die in familiezaken. Internationale bemiddeling in familiezaken zou een specifiek eigen rechtskader moeten krijgen dat rekening houdt met de kenmerken en vereisten van dit soort zaken. Op dit moment hebben we op Europees niveau Richtlijn 2008/52/EG 6 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken. Overweging 10 van de richtlijn verduidelijkt dat zij niet van toepassing zou moeten zijn “op rechten en verplichtingen waarover de partijen uit hoofde van het toepasselijke recht niet vrij kunnen beslissen. Dergelijke rechten en verplichtingen komen vaak voor in het familierecht en het arbeidsrecht”. De rol van de bemiddelaar blijkt in deze context bijzonder waardevol. Het is daarom wenselijk dat zijn functie verder wordt ontwikkeld en uitgebreid. In lijn met deze visie heeft de Europese Commissie in haar mededeling van februari 2011 “Een EU-agenda voor de rechten van het kind” de noodzaak voor samenwerking met de lidstaten benadrukt, zodat de informatie over nationale wetgeving met betrekking tot onderhoudsverplichtingen, bemiddeling en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid bijgewerkt kan worden.
12
De Commissie heeft zich voorgenomen om de informatie van de bemiddelaar met betrekking tot kinderontvoering met bijzondere aandacht te behandelen. Het Europees Parlement heeft beloofd hetzelfde te doen. In zijn resolutie van september 2011 “over de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende bemiddeling in de lidstaten, impact op de bemiddeling en toepassing door de rechtbanken” wijst het Parlement erop dat: – “partijen die bereid zijn aan de oplossing van hun geschil te werken eerder geneigd zullen zijn met elkaar samen te werken dan elkaar tegen te werken; is van mening dat deze partijen er daarom vaak meer voor openstaan het standpunt van de andere partij in overweging te nemen en aan de onderliggende kwesties van het geschil te werken; vindt dat dit vaak het bijkomende voordeel heeft dat de relatie die tussen de partijen bestond voordat het geschil zich voordeed in stand wordt gehouden, hetgeen vooral van belang is bij familierechtelijke zaken waar kinderen bij betrokken zijn”. In zijn resolutie van oktober 2011 “over alternatieve geschillenbeslechting in burgerlijke, handels- en familiezaken” wijst het Parlement op het werk van de bemiddelaar van het Europees parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen en benadrukt het “de cruciale functie van bepaalde soorten ADR — Alternative Dispute Resolution — in familiezaken, waar het psychologische schade kan beperken, kan helpen de partijen weer aan een tafel te krijgen en zo ook in het bijzonder kan helpen bij de bescherming van kinderen”. Bemiddeling als alternatieve vorm van geschillenbeslechting voor gevallen van grensoverschrijdende kinderontvoering.
4.
Bemiddeling is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting gericht op een positieve aanpak van conflicten, waarbij de partijen ondersteuning wordt geboden bij het zoeken naar een acceptabele en bevredigende oplossing voor beide partijen, met de hulp van een derde speler: de bemiddelaar. Het doel van bemiddeling bij gevallen van grensoverschrijdende kinderontvoering is om, uitsluitend in het belang van de betrokken kinderen, een overeenkomst te bereiken op basis van onderhandelingen tussen de ouders. De belangrijkste taak van de bemiddelaar in deze zaken is het beschermen van het hogere belang van het ontvoerde kind door middel van een buitengerechtelijke methode. Zo blijft ouders en kinderen de emotionele en psychologische spanning bespaard die met soms lange en belastende juridische procedures gepaard gaat.
6.
PB L 136 van 24.5.2008, blz. 7 13
5.
De rol van de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen. Wanneer een huwelijk of een relatie van partners met een verschillende nationaliteit eindigt, beslist een van hen vaak terug te keren naar het land waar hij/zij vandaan kwam of om in een ander land dan dat van zijn/haar partner te gaan wonen, binnen of buiten de EU. Als ze kinderen hebben, is het aan de bevoegde rechterlijke autoriteit om voogdij- en bezoekregelingen vast te stellen. Helaas kan het gebeuren dat een ouder die geen voogdij over het kind heeft, het kind ontvoert of weigert het terug te brengen na een regulier bezoek. Het kan ook gebeuren dat de ouder die de kinderen heeft, met hen verhuist waardoor de andere ouder zijn omgangsrecht niet meer kan uitoefenen. In deze gevallen wordt niet alleen de ouderlijke macht geschonden, maar bovenal het grondrecht van het kind op regelmatig contact met beide ouders.
Artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
De rechten van het kind: Kinderen hebben recht op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn. Zij mogen vrijelijk hun mening uiten. Aan hun mening in hen betreffende aangelegenheden wordt in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid passend belang gehecht. Bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particuliere instellingen, vormen de belangen van het kind een essentiële overweging. Ieder kind heeft het recht, regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders te onderhouden, tenzij dit tegen zijn belangen indruist.
Voor de oplossing van dergelijke conflicten kan men zich tot de rechterlijke autoriteiten wenden of bemiddeling opstarten met hulp van de bemiddelaar, wiens taak het is om in het belang van de kinderen, bijstand te verlenen aan de ouders bij het zoeken naar de beste oplossing. 14
De bemiddeling bestaat eruit informatie te leveren over het toepasselijke recht, raad te geven en voorstellen te doen over het geschil en een overeenkomst te bereiken. Het grote voordeel van de procedure is dat ouders die bereid zijn tot bemiddeling over te gaan, meer geneigd zijn zich stipter aan een overeenkomst te houden die op basis van hun beider wil tot stand is gekomen, dan aan een door een gerechtelijk orgaan opgelegde beslissing. Hoe in contact te komen met de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
6.
Burgers kunnen per fax, brief, e-mail of telefonisch in contact komen met de bemiddelaar. De contactgegevens zijn te vinden op de site van het Europees Parlement, in een sectie gewijd aan de bemiddelaar, waar ook de diensten staan beschreven die door zijn kantoor worden verleend:
Link: www.europarl.europa.eu/parliament/public/staticDisplay.do?language=NL&id=154
De bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen
Roberta ANGELILLI Altiero Spinelli-gebouw 09E130 Contactpersoon: Simona Mangiante ASP5G302 60, rue Wiertz / Wiertzstraat 60 B-1047 Bruxelles / Brussel Email:
[email protected] Tel : +32 (0)2 28 43 613 Fax : +32 (0)2 28 46 952 15
7.
Het verloop en de onderdelen van bemiddeling.
a/ nadat het kantoor van de bemiddelaar een melding heeft gekregen van een burger gaat het in de eerste plaats over tot beoordeling van zijn aanvraag; b/ als er geen wettelijke aanleiding bestaat voor uitsluiting van de procedure — zoals bijvoorbeeld een strafbaar feit — dan wordt de bemiddeling formeel opgestart en wordt de partijen verzocht een verklaring te ondertekenen waarin zij de bemiddelingsprocedure aanvaarden; c/ door gebruik te maken van conference calls en e-mail- en briefwisselingen wordt de dialoog tussen de partijen op gang gebracht met het doel vast te stellen wat de belangrijkste punten van onderhandeling zijn; d/ zodra er gemeenschappelijke punten van overeenkomst bereikt zijn, wordt een ruwe versie van het akkoord opgesteld, die vervolgens besproken zal worden, en uiteindelijk komt men tijdens een bemiddelingszitting tot een definitieve goedgekeurde versie; e/ de zitting vindt plaats in de gebouwen van het Europees Parlement in aanwezigheid van de partijen — soms via een telefoon- of videoverbinding, van de staf van het kantoor van de bemiddelaar en van eventueel betrokken juridische vertegenwoordigers van de partijen; f/ in het geval er gebruik wordt gemaakt van een telefoon- of videoverbinding worden de partijen ontvangen in een “institutionele” vergaderplaats, zoals een ambassade, consulaat of delegatie van de Europese Unie; g/ zodra een bemiddelingsakkoord gesloten is, wordt het ondertekend door beide partijen en de bemiddelaar, en treedt het officieel in werking. De aard van het bemiddelingsakkoord is dat van een private overeenkomst tussen de partijen. Het akkoord verkrijgt zijn juridische legitimatie door de door de partijen geuite overeenstemming over de discussiepunten die tijdens de bemiddelingszitting naar voren zijn gekomen. Doordat de bemiddelaar de partijen geholpen heeft bij het opstellen van het akkoord, garandeert hij de legitimiteit daarvan en verzekert hij dat al wat is overeengekomen, voldoet aan voorwaarden van rechtmatigheid en billijkheid. Op initiatief van de partijen kan het op deze manier gesloten bemiddelingsakkoord in het land van herkomst of van de verblijfplaats van de partijen door een bevoegde rechter bekrachtigd worden. Zo kan het de basis vormen van een wederzijds overeengekomen oplossing voor hun (echt)scheiding.
16
Bemiddeling wordt gratis aan de burgers aangeboden. Verder heeft het Europees Parlement de beschikking over een ad hoc-afdeling met juridische experts die de partijen alle ondersteuning kunnen bieden die ze nodig hebben om tot een gestructureerd en gelegitimeerd akkoord te komen, met de institutionele garantie van de bemiddelaar. Bij de bemiddelaar ingediende zaken.
8.
Vanaf september 2009 tot en met december 2011 heeft het kantoor van de bemiddelaar 98 aanvragen ontvangen: •
•
•
•
tien bemiddelingszaken: twee zijn opgelost door middel van een onderhandelingsprocedure bij het Europees Parlement in Straatsburg, een in juni 2010 en een in september 2011. In twee andere zaken is het mogelijk gebleken opnieuw contact te leggen tussen de ouder wiens omgangsrecht geweigerd werd, en zijn kinderen. De zes overige zaken zijn nog in de onderhandelingsfase; in 42 zaken is melding gedaan van een onregelmatigheid of afwijking in de toepassing van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, door een staat die dat verdrag ondertekend heeft. in 45 zaken is melding gedaan van het door een lidstaat niet of onjuist toepassen van Verordening nr. 2201/2003 (Brussel II bis) of van het niet erkennen van een uitspraak van een in een lidstaat bevoegde gerechtelijke autoriteit over de voogdij over het kind en/ of het omgangsrecht. Eén zaak bestond uit een procedure van internationale adoptie. In deze zaak leidde de diplomatieke tussenkomst van de bemiddelaar binnen een redelijke termijn tot afronding van de procedure.
17
Voorbeelden van bemiddeling
Bemiddeling Italië - Slowakije
Geschil tussen een Italiaanse vader en een Slowaakse moeder over het gezagsen omgangsrecht met betrekking tot hun twee kinderen van 5 en 7 jaar. De kinderen zijn in Italië geboren en door hun moeder meegenomen naar Slowakije. Achtergrond De echtgenoten woonden in Italië tot het moment dat de moeder met de kinderen naar Slowakije vertrok voor een bezoek aan haar zieke vader. Het verblijf duurde langer dan verwacht en iedere vorm van contact tussen de kinderen en de vader die in Italië was achtergebleven, werd verhinderd. Vervolgens heeft de moeder te kennen gegeven dat ze niet van plan was terug te keren naar Italië en dat ze de kinderen bij zich zou houden in Slowakije, waar ze met een nieuwe partner ging samenwonen. In Italië is de vader een echtscheidingsprocedure en een strafzaak tegen de moeder gestart wegens kinderontvoering. Ondertussen is de moeder ook een echtscheidingsprocedure gestart in Slowakije. Zo is er dus een bevoegdheidsconflict ontstaan wat de advocaat van de vader ertoe heeft gebracht contact op te nemen met de bemiddelaar om in het belang van de twee kinderen door middel van onderhandeling met de andere ouder tot een oplossing te komen. Procedure Na het bestuderen van de aanvraag van de partijen en de juridische achtergrond van de zaak is de bemiddelaar begonnen met de onderhandelingen tussen de ouders, waarna het officiële deel van de bemiddelingsprocedure in juni 2010 plaatsvond bij het Europees Parlement in Straatsburg. Het bestond uit de volgende fasen: •
•
18
teleconferentie tussen de vader die, bijgestaan door zijn advocaat aanwezig was in Straatsburg, en de Italiaanse ambassade in Slowakije waar de moeder zich bevond, bijgestaan door een advocaat, een tolk en de consul; vaststelling van de identiteit van de partijen en formele opening van de procedure;
•
•
• •
bespreking van de ruwe versie van het bemiddelingsakkoord dat gedurende de voorgaande maanden tot stand was gekomen en onderhandeling over een aantal cruciale punten in het akkoord; na een overleg van acht uur werd het bemiddelingsakkoord gesloten; ondertekening van het bemiddelingsakkoord, waardoor de procedure formeel werd afgesloten; de fundamentele elementen van het bemiddelingsakkoord zijn het gezagsrecht, het omgangsrecht en het voorzien in het onderhoud van de kinderen.
Bemiddeling Israël - Frankrijk/ Duitsland
Voorbeelden van bemiddeling
Geschil tussen een Joodse vrouw van Franse en Duitse nationaliteit en een Israëlische man woonachtig in Tel-Aviv. Achtergrond De gewoonlijk in Frankrijk verblijvende vrouw, is tijdens een kort verblijf in Tel-Aviv zwanger geworden van een Israëliër. Het paar heeft nooit samengewoond en de eerste jaren van zijn leven woonde het kind bij zijn moeder, eerst in Frankrijk en later in Canada. De vader verbrak de relatie met de moeder van het kind al na de tweede week van de zwangerschap met de verklaring dat hij het kind niet wilde en met de nieuwe mededeling dat hij al met een andere vrouw getrouwd was. Terwijl ze in Canada woonde en werkte, raakte de vrouw twee jaar later verwikkeld in een procedure over het gezag over het kind, aangespannen door de vader bij het Rabbinaal Hof in Israël om te bewerkstelligen dat het kind aan zijn zorg zou worden toevertrouwd en zou worden onderwezen volgens de principes van de Joodse religie. In eerste instantie stemde de vrouw ermee in om met hun kind naar Israël te verhuizen, zodat de vader onderdeel kon uitmaken van het leven van hun kind en het kind religieus onderwijs zou kunnen ontvangen. Enkele maanden nadat zij zich in Tel-Aviv had gevestigd, besloot de vrouw, vanwege het verergeren van de ziekte van haar moeder die in Parijs woonde, haar samen met het kind in Frankrijk op te zoeken en om daar te blijven om haar te helpen. 19
Onmiddellijk heeft de vader haar aangegeven voor het plegen van internationale kinderontvoering. Op dat moment heeft de vrouw, bij monde van haar juridisch vertegenwoordiger, zich tot de bemiddelaar gewend. Procedure Na het bestuderen van de aanvraag van de partijen en de juridischeachtergrondvandezaak is de bemiddelaar begonnen met de onderhandelingen tussen de ouders, waarna het officiële deel van de bemiddelingsprocedure in september 2011 plaatsvond bij het Europees Parlement in Straatsburg. Het bestond uit de volgende fasen: •
• •
• • •
videoconferentie bij het Europees Parlement in Straatsburg met de Delegatie van de Europese Unie in Israël, waar de partijen en de advocaat van een van hen zich bevonden; vaststelling van de identiteit van de partijen en formele opening van de procedure; bespreking van de ruwe versie van het bemiddelingsakkoord dat gedurende de voorgaande maanden tot stand was gekomen en onderhandeling over een aantal cruciale punten in het akkoord. Na rechtstreeks contact tussen de partijen werden veel van de essentiële punten van de ruwe versie van het akkoord veranderd; na een overleg van negen uur werd het bemiddelingsakkoord gesloten; het bemiddelingsakkoord werd ondertekend, waardoor de procedure formeel werd afgesloten; in het bemiddelingsakkoord — bestaande uit 43 artikelen — zijn onder andere de volgende fundamentele punten overeengekomen en gedefinieerd: 1. vaststelling van de verblijfplaats van het kind in Israël; 2. gedeelde voogdij en ouderlijk gezag; 3. onderwijs van het kind volgens de beginselen en voorschriften van het Joodse geloof; 4. onderhoud van het kind; 5. omgangsrecht; 6. overdracht van een eventueel geschil over de toepassing van het akkoord aan een door de partijen op basis van overeenstemming daartoe aangewezen gerecht, met supervisie door de bemiddelaar.
20
Aanvragen met melding van onregelmatigheden bij de uitvoering van het Verdrag van Den Haag.
8.1.1.
De meerderheid van de aanvragen die bij de dienst van de bemiddelaar worden ingediend, maken melding van een onregelmatigheid in de toepassing of uitvoering van het Verdrag van Den Haag. Oogmerk van het Verdrag is ervoor te zorgen dat het kind dat ongeoorloofd van zijn gewone verblijfplaats is meegenomen, zo spoedig mogelijk kan terugkeren met medewerking van de centrale autoriteiten die hiervoor zijn aangewezen door elke staat die het Verdrag heeft ondertekend. Ouders die zich tot de dienst van de bemiddelaar wenden klagen vaak over een gebrekkige samenwerking tussen de centrale autoriteiten van de verschillende staten en over een zekere neiging van de autoriteiten om hun landgenoot “in bescherming te nemen”, ondanks het feit dat het gaat om een geval van ontvoering. In andere gevallen worden kinderen teruggebracht naar het land waar zij hun gewone verblijfplaats hadden, ondanks het feit dat er een reëel gevaar bestaat dat zij bij terugkeer aan fysiek of psychisch geweld zullen blootstaan (uitzondering opgenomen in artikel 13 van het Verdrag van Den Haag). De bemiddelaar handelt in dergelijke zaken als volgt: •
•
•
hij stuurt een brief naar de centrale autoriteiten van de betrokken staten die het Verdrag hebben ondertekend om hen te wijzen op de onregelmatigheden in de uitvoering van de bepalingen van het Verdrag en te verzoeken ervoor te zorgen dat het recht spoedig zijn loop krijgt; hij richt parlementaire vragen tot de Raad en de Commissie om de geconstateerde tekortkomingen voor te leggen aan de andere instellingen en aan te geven wat een mogelijk plan van aanpak zou kunnen zijn; hij verricht een bemiddeling in brede zin met alle betrokken autoriteiten, de partijen en hun advocaten om een correcte en spoedige afwikkeling van de lopende internationale procedures mogelijk te maken.
21
Aanvragen met melding van onregelmatigheden in de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis).
8.1.2.
De Brussel II bis-verordening regelt de rechtsbevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid. De verordening bevat nieuwe bepalingen met betrekking tot kinderontvoering, die hetgeen al geregeld was in het Verdrag van Den Haag van 1980 versterken, in de gevallen waarin lidstaten betrokken zijn die ook het Verdrag hebben ondertekend. Een substantieel deel van de bij de bemiddelaar ingediende gevallen maakt melding van serieuze problemen op het gebied van juridische samenwerking tussen lidstaten. Bovendien zijn er klachten over de weigering van de ene lidstaat om een definitieve gerechtelijke uitspraak van de andere lidstaat te erkennen en uit te voeren, terwijl er in de verordening geen weigeringsgronden staan vermeld. Deze gevallen van niet-naleving van de verordening zorgen voor ernstige juridische onzekerheid in alle gevallen in kwestie, met schadelijke gevolgen voor de betrokken kinderen. De bemiddelaar handelt in dergelijke zaken alsvolgt: •
•
22
hij richt parlementaire vragen tot de Commissie om te wijzen op de veelvuldige schendingen van de Brussel II bis-verordening en om te verzoeken een inbreukprocedure te starten tegen de nalatige lidstaat. hij verleent de partijen juridisch advies over de EU-bepalingen met betrekking tot de bescherming van kinderen, evenals bemiddeling tussen de betrokken autoriteiten, de partijen en hun advocaten.
98 ouderparen, oftewel 196 burgers, hebben zich gewend tot het kantoor van de bemiddelaar:
•
40 uit landen die niet tot de Europese Unie behoren — partners van EUburgers met wie ze één of meer kinderen hebben;
•
en 156 EU-burgers die de volgende nationaliteiten hebben:
23
Onderstaande betreft gevallen van grensoverschrijdende ontvoering van in totaal 123 kinderen, onder wie: • • •
24
76 meisjes 47 jongens en de gemiddelde leeftijd van de kinderen ligt tussen de 3 en 11 jaar
Andere activiteiten van de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
9.
De dienst van de bemiddelaar van het Europees Parlement doet zijn werk in doorlopende samenwerking met alle instellingen, maar bovenal met de Commissie, de Raad, de Raad van Europa en het Hof van Justitie. Onder zijn fundamentele taken valt ook het samenwerken met de centrale autoriteiten die als zodanig zijn aangewezen op grond van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Van het grootste belang zijn verder een regelmatige uitwisseling en samenwerking met de NGO’s die op dit terrein actief zijn, alsook met experts op het gebied van bemiddelingsprocedures, (kinder)psychologen, pedagogen, maatschappelijk werkers, juristen en rechters, naast de samenwerking met Interpol en de nationale politie.
25
SAMENVATTING a. Wat wordt er verstaan onder grensoverschrijdende ontvoering van kinderen? Er wordt gesproken van grensoverschrijdende ontvoering van een kind wanneer: • •
het kind ongeoorloofd uit zijn gewone verblijfplaats naar het buitenland is meegenomen, door een ouder die niet de exclusieve ouderlijke macht heeft; het kind door die ouder niet wordt teruggebracht naar het land van zijn gewone verblijfplaats in schending van het gezags- of omgangsrecht.
b. De internationale en Europese regelgeving grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen
betreffende
Om het groeiende fenomeen van grensoverschrijdende kinderontvoeringen te bestrijden zijn de volgende internationale verdragen gesloten: •
•
•
Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (Den Haag 25 oktober 1980): dit verdrag geeft de ouder die door de ontvoering benadeeld wordt de mogelijkheid — bijvoorbeeld wanneer een van de ouders het kind ontvoert of het ongeoorloofd in een ander land bij zich houdt — om een verzoek in te dienen voor de terugkeer van het kind of het herstel van de uitoefening van zijn omgangsrecht. Doel van het verdrag is het kind te beschermen tegen de gevolgen van zijn eventuele verhuizing uit of achterwege blijvende terugkeer naar het land van zijn gewone verblijfplaats. Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis): met betrekking tot kinderontvoering garandeert deze verordening de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de rechter van het land waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Overigens doet de verordening geen uitspraak over de tenuitvoerlegging van besluiten van autoriteiten van een lidstaat aangaande het recht van bezoek aan het kind. Verdrag inzake de rechten van het kind aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 20 november 1989: het meest complete document voor de bescherming en bevordering van de rechten van het kind.
c. Wat kan een ouder doen om ontvoering van zijn kind te voorkomen? •
26
Zich informeren over de geldende regels op het gebied van ouderlijk gezag en het omgangsrecht;
•
als het kind om welke reden dan ook met de andere ouder mee naar het buitenland moet, kan hij de laatste een document laten tekenen ter verplichting tot terugkeer van het kind naar het land van zijn gewone verblijfplaats op de afgesproken datum; • hij kan de bevoegde rechter om een bijzondere voorziening verzoeken die verbiedt dat het kind het land verlaat; • en vervolgens controleren dat het verbod om het land te verlaten geregistreerd staat in de lijsten van de douane; • hij kan zijn instemming herroepen zodat het paspoort afgegeven aan het kind wordt ingetrokken; • hij moet ervoor waken dat wanneer de andere ouder die niet het gezag uitoefent, gebruik maakt van zijn omgangsrecht, deze het kind niet ongeoorloofd langer bij zich houdt dan de afgesproken periode. d. Wat kan een ouder doen wanneer zijn kind is ontvoerd? •
•
• •
• •
Contact opnemen met de bevoegde nationale autoriteiten, zodat deze de consulaire vertegenwoordigingen kunnen waarschuwen van de landen waar het kind volgens hem naar toe meegenomen zou kunnen zijn; in het kader van het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen of van Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, kan hij zich wenden tot de centrale autoriteit van het land waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft; zo snel mogelijk aangifte doen bij de bevoegde gerechtelijke instanties of de politie in de regio waar het kind zijn gewone verblijfplaats had; een kort geding aanspannen bij de bevoegde rechtbank in de regio van de gewone verblijfplaats van het kind, om te proberen het exclusieve gezag over het kind te verkrijgen; de bevoegde rechtbank verzoeken de ouderlijke macht op te schorten van de ouder die de ontvoering gepleegd heeft; zich wenden tot de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen om een procedure van gezinsbemiddeling op te starten.
27
RICHTSNOEREN VAN DE BEMIDDELAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE ONTVOERINGEN VAN KINDEREN 1. DEFINITIES 1.1 In het kader van de procedures toegepast door de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen, wordt verstaan: a/ onder “bemiddelaar”, de bemiddelaar van het Europees Parlement voor grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen, aan wie de partijen hebben gevraagd de bemiddeling uit te voeren. b/ onder “bemiddeling”, een buitengerechtelijke procedure gericht op het bereiken van een akkoord met de hulp van de bemiddelaar, in het hogere belang van het kind. 2. BEVOEGDHEDEN VAN DE BEMIDDELAAR De bemiddelaar is bevoegd tot het verlenen van de volgende diensten: • • •
het helpen van de partijen bij het sluiten van een bemiddelingsakkoord; het verstrekken van informatie omtrent toepasselijke wetgeving; het doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van geconstateerde onregelmatigheden in de toepassing van de internationale en Europese regelgeving op het gebied van grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen.
3. ONAFHANKELIJKHEID EN ONPARTIJDIGHEID De bemiddelaar moet zijn werk met de uitdrukkelijke instemming van de partijen en in volledige onafhankelijkheid verrichten en daarbij zijn onpartijdigheid garanderen. De bemiddelaar moet zich tegenover de partijen altijd onpartijdig opstellen en proberen ook als zodanig over te komen. Verder moet hij zich inspannen beide partijen tijdens de bemiddelingsprocedure zonder onderscheid bij te staan. 4. HET AKKOORD, DE PROCEDURE EN DE OPLOSSING VAN HET GESCHIL 4.1. Procedure De bemiddelaar moet zich ervan verzekeren dat de bij de bemiddeling betrokken partijen de verschillende onderdelen van de bemiddelingsprocedure begrijpen en de rol daarin van zowel de bemiddelaar als van de partijen zelf. 28
In het bijzonder moet de bemiddelaar ervoor zorgdragen dat de partijen voor de aanvang van de bemiddeling de voorwaarden van het bemiddelingsakkoord hebben begrepen en deze uitdrukkelijk hebben geaccepteerd. Hieronder vallen ook de toepasselijke bepalingen aangaande de geheimhoudingsplicht van de bemiddelaar en de partijen. De bemiddelaar moet op passende wijze leiding geven aan de procedure en rekening houden met de omstandigheden van het geval, zoals mogelijk verstoorde verhoudingen, eventuele wensen van de partijen, bijzondere wettelijke bepalingen, als ook de behoefte van een snelle oplossing van het geschil. 4.2. Correct verloop van de procedure Bij de bemiddeling moet in de eerste plaats rekening gehouden worden met de belangen van de betrokken kinderen. De bemiddelaar moet ervoor zorgen dat alle partijen adequaat kunnen deelnemen aan de procedure. De partijen hebben de verantwoordelijkheid om uitvoering te geven aan de verplichtingen die zij in het kader van de bemiddeling op zich hebben genomen, in het bijzonder die met betrekking tot het akkoord waarmee het geschil is beëindigd. Desondanks kan de bemiddelaar de bemiddelingsprocedure voortijdig beëindigen, in het geval dat: • •
hij gegronde redenen heeft om te bepalen dat voorzetting van de procedure waarschijnlijk niet tot de oplossing van het geschil zal leiden; de partijen voorstellen om ongeoorloofde bepalingen toe te voegen aan het akkoord.
4.3. Einde van de procedure De bemiddelaar moet alle geschikte maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het eventueel te sluiten akkoord gebaseerd is op een geïnformeerde overeenstemming tussen de partijen en dat zij beide de voorwaarden ervan begrijpen. De partijen kunnen zich op elk moment terugtrekken uit de bemiddeling zonder daarover verantwoording schuldig te zijn. 5. GEHEIMHOUDING De bemiddelaar heeft een geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie voortvloeiend uit de bemiddeling of aanverwante zaken, ongeacht of de bemiddeling nog loopt of al is afgerond, behoudens uitzonderingen op grond van de wet of de openbare orde. Vertrouwelijke informatie die door een van de partijen aan de bemiddelaar is meegedeeld, zal zonder instemming van deze partij niet worden doorgegeven aan de andere partij. 29
Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2201/2003
Bevoegdheid in gevallen van kinderontvoering In geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind blijven de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen en: a. enige persoon, instelling of ander lichaam die gezagsrecht bezit, in de overbrenging of het niet doen terugkeren heeft berust; of b. het kind gedurende ten minste een jaar nadat de persoon, de instelling of het lichaam met gezagsrecht kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind, in die andere lidstaat heeft verbleven en in zijn nieuwe omgeving geworteld is, en aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: I/ er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarheen het kind is overgebracht of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek tot terugkeer ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind; II/ een door de persoon met gezagsrecht ingediend verzoek tot terugkeer is ingetrokken en binnen de onder I/ gestelde termijn is geen nieuw verzoek ingediend; III/ een voor een gerecht in de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, dienende zaak is overeenkomstig artikel 11, lid 7, gesloten verklaard; IV/ een gezagsbeslissing die niet de terugkeer van het kind met zich brengt, is uitgesproken door de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had.
30
©Foto: Parlamento Europeo