èO April 193?.
N* 4.
DE BELGISCHE KBEWEGING OFFICIEEL ORGAAN DER SYNDIKALE KOMMISSIE Aangesloten bij den Bond der Belgische Periodieke Pers BEHEER EN REDAKTIE : JOZEF STEVENSSTRAAT, 8 BRUSSEL
SYNDIKALE. KOMMISSIE.
wan ae.ic.iE.
TER HERDENKING VAN DEN EERSTEN ME»
De twee zaaiers Twee zaaiers gingen uit om te zaaien. De eerste zaaide ideeën van broederschap, vooruitgang en rechtvaardigheid. En zijn oogst was overvloedig en bracht overal vreugde en welvaart. De tweede zaaide kiemen van tweedracht, overheersching en geweld. En zijn oogst was schamel, gelukkig, want zijn gewas sticht overal waar het bloeit onheil en ontzetting. Democratie en fascisme zijn de namen van die zaaiers. In de landen waar het zaad van het fascisme wortel geschoten heeft, heerschen ellende; dwang, verschrikking. Daar waar het zaad der demokratie bloeit heerschen voorspoed, vrijheid en vreugde. De dagen van den 10n en 1 ln April geven ons de beste illustratie van dit beeld. Den 10n April vierden de Antwerpsche diamantbewerkers in de grootste vreugde de wettelijke invoering van de 40-urenweek. De Diamantbewerkersbond, die inderdaad het symbool van een zaaier in zijn vlag geweven heeft, oogstte hiermede voor zijn leden de schoonste denkbare hervorming in den vorm van meer vrijen tijd en meer welstand. Diepe dankbaarheid en algemeene vreugde waren het loon van dien zaaier. Een dag later, op 11 April, wilde ook de andere zaaier zijn oogst inhalen. Na maandenlang kwistig het zaad van verdachtmaking, haat en nijd rondgestrooid te hebben, meende deze zaaier dat zijn oogst thans rijp genoeg was om ingehaald te worden. Doch, het is gebleken dat op onzen Belgischen bodem het zaad van het fascisme niet gemakkelijk gedijt. Het arrondissement Brussel, door den zaaier Degrelle als teeltbodem uitgekozen, heeft daarvan het overtuigend bewijs geleverd. En in plaats van erkentelijkheid en vreugde, vallen Degrelle slechts vermaledijdingen en bitterheid ten deel. Ons volk wil het onkruid, waarmede Degrelle onzen bodem poogde te bedekken, niet laten groeien. Den 1 ln April heeft het dit verderfelijk gewas met wortel en al voorgoed uitgeroeid. Anders is het met onze vrienden diamantbewerkers, die hun overwinning oogstten te midden van de algemeene vreugde, die de heele Antwerpsche bevolking, de diamantpatroons, het stadsbestuur en de regeering met hen deelden. Onze diamantbewerkers hebben het zaad getoond dat op onzen grond wel gedijt, mits noesten en vlijtigen arbeid en krachtige samenwerking. Dat zaad willen wij overal kwistig rondstrooien op dezen eersten Meidag, opdat overvloedig en rijkelijk, ten bate der gansche arbeidende bevolking, zullen opschieten:
VRIJHEID, VREUGDE. MAATSCHAPPELIJKE VOORUITGANG EN WELSTAND 1 V, .
DE SYNDIKALE KOMMISSIE.
104 •Jiii'n
DE BELGISCHE VAKBEWEGING •
I
E
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
i
•'
i
• ^ M » » M M » ^ ^ a M ^
W
i
|
I
M
M
>
<
^
M
M |
M
i
M I
De veertigurenweek in de Diamantnijverheid door Jan Bartels
Z
ATERDAG 10 April werd de 40-urenwerkweek in de diamantnijverheid ingeluid. Vóór alle andere industrieën wordt de 40-urenweek voor deze ingevoerd, omdat geen enkele zoo erg getroffen werd door de crisis. Jaren hebben 90 percent der beoefenaars, zonder hoop, zonder eenig uitzicht op werk, de bitterste ellende doorleefd. Hun vak is gekend om de chronische werkloosheid, die ieder jaar stelselmatig terugkeert. Meer dan ooit dringt verkorting van den arbeidsduur zich op om eenigszins tegemoet te komen aan dien ellendigen toestand, om een betere regeling te brengen in de geheele nijverheid. Het is noodig dat wij terugblikken naar de beginperiode van den Antwerpschen Diamantbewerkersbond. Nergens werd meer onregelmatig gearbeid, de diamantbewerkers werkten volgens de behoeften der markt en volgens de orders, die de diamantairs ter uitvoering kregen. Regeling van den werktijd was ongekend. Er werd gewerkt desnoods dag en nacht om de opdracht af te krijgen, — om na dien overspannen arbeid, de partij diamant afgewerkt zijnde, weer weken en maanden in werkloosheid te moeten doorbrengen. Het was in 1897 dat de eerste staking plaats greep. Zij werd uitgeroepen door den A.D.B, voor verkorting van den werktijd en wel voor de 160-urenwerkweek. Die strijd had een gunstig resultaat. Er was ten minste regelmaat gebracht in dien ordëloozen toestand. In 1904 werd weer door een groote staking, die 18 weken duurde, de 54-urenweek veroverd. Kort daarna, zonder veel tegenstand, verkreeg men de 48-urenweek om vervolgens, in 1919, tot 44 uren te worden gebracht. De bittere strijd, die herhaaldelijk de verkorting van den werktijd voorafging, was alleen het gevolg van de groote kwaal: de werkloosheid. Weinig werk ging natuurlijk gepaard met lage loonen en die laatste factor nam zulke groote afmetingen aan, dat het diamant in aanzien en waarde een geweldigen deuk kreeg. Het is juist in onze nijverheid, dat een afzonderlijke beteeken is moet gelegd worden op wat loonen en werktijdverkorting betreft. Waar in andere bedrijven de verhooging der loonen het concurrentievermogen der patroons gedeeltelijk uitschakelt, bestaat dat bij ons niet. In de diamantnijverheid geldt: hoe hooger de loonen, hoe minder werkuren, hoe grooter de winstmarge der fabrikanten. Immers, het ruw-
diamant wordt hier in België ter bewerking gesteld en wordt verder, na de afwerking, over heel de wereld verspreid. Wat hier overblijft zijn de loonen der arbeiders en de winstmarge der fabrikanten. Daarbij komt: hoe duurder diamant, hoe stabieler de prijzen, hoe meer het aanzien en de waarde van de grondstof verhoogen. Nergens dus zijn de belangen der twee factoren: patroons en werklieden, zoo nauw verbonden dan in de diamantnijverheid. Daarover bestaat ook geen meeningsverschil tusschen beide leidende groepen in de industrie. Nergens zal voorkomen, dat afgevaardigden van fabrikanten en werklieden ter vergadering worden geroepen door de kooplieden op de diamantbeurs, om te vernemen dat het noodig blijkt, dat maar hoogstens 40 uren per week gewerkt zou worden en de loonen 30 percent moesten worden verhoogd om het peil der diamantwaarde te stabiliseeren. Bij zulke toestanden kunnen buitenstaanders niet bij, en zij halen ongeloovig de schouders op. Zoo hebben wij lang moeten praten om ministers te overtuigen en in te wijden in de bijzondere verhoudingen, die bestaan in de diamantnijverheid. Fabrikanten en kooplui hebben het grootste belang bij een tekort van de geslepen productie, want de gevolgen daarvan zijn: stijging der prijzen, met voor hen een periode van bloei en welstand, evenals voor de arbeiders. Dat zijn oorzaken en gevolgen die andere nijverheden vreemd zijn, maar die voor de diamantindustrie een steeds uitzonderlijken toestand hebben gebracht. Bij ons feesten de fabrikanten mede met de invoering der 40-urenweek. Immers reeds in April 1936, toen voorafgaandelijk de 44 uren over het heele bedrijf werden ingevoerd, hadden wij, diamantbewerkers, met de patroonsorganisatie S.B.D., een feestmaal ingericht, waar minister Delattre gehuldigd werd voor zijn groote medewerking om den werktijd voor België in de diamantnijverheid te brengen op 40 uren. Op die feestelijke bijeenkomst werden redevoeringen uitgesproken, niet alleen door den heer Minister van Arbeid, maar door de leiders der patroons en werklieden. Ruim 150 personen uit de nijverheid en verschillende andere bedrijven waren aanwezig om daar mede den verkorten werktijd te feesten. Dat bestaat ner-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING gens, omdat de positie van allen bij ons vak betrokkenen gericht is naar een zelfde streven. De geschiedenis van den Algemeenen Diamantbewerkersbond van België is rijk aan strijd, maar ook aan stelselmatige opvoering van het ontwikkelingspeil zijner leden. Het is niet altijd onder de beste verstandhouding met de patroons, dat wij de belangen der nijverheid konden dienen. Natuurlijkerwijze werd wel eens gestuit op andere opvattingen en meeningen die scherpe conflicten in het leven riepen. Maar eerlijkheidshalve moeten wij erkennen, dat de grootste strijd werd gestreden tegen onverschilligheid en laksheid van vele beoefenaars zelven. Wij hebben moeilijke tijden .gekend, toen wij langs alle kanten werden aangevallen door personen, die hun eigen belangen dienden en niets onbeproefd lieten om orde en regelmaat in de nijverheid te verstoren. Zoo hebben wij de buitenindustrie zien geboren worden, alleen met het doel om door een ongebreideld aantal beoefenaars, door dag- en nachtwerk, door hongerloonen, de positie van het gereglementeerd deel der industrie in gevaar te brengen. Het vak buiten werd niet methodisch aangeleerd zooals in Groot-Antwerpen. Sommigen loerden met loensche blikken naar de Congo-goederen, en brachten door hun manoeuvres de heele ruwmarkt in gevaar. Daartegen was bestendig onze grootste actie gericht en slechts langzaam slaagden wij er in orde te brengen in die buiten- en huisindustrie. Tot wij met de samenstelling van de huidige Regeering een grooten stap zijn vooruitgegaan. De verschillende maatschappelijke verbeteringen, zooals de betaalde vacantieweek, de verkprte werktijd, en meer andere, hebben hun weldadigen. invloed in de Kempen en elders doen gevoelen en de wettelijkheid dier maatregelen schept een reglementatie, die onze nijverheid in gezonde banen brengt en waardoor stilaan oneerlijke tegenwerking wordt uitgeschakeld. Wij bereikten zoo ons doel, dat wij ons vóór jaren stelden. Dat wij, vakbonders, leden van den A. D. B., aantoonen dat ons vak een uitzonderlijke positie inneemt, is noodig, maar wij mogen niet uit het oog verliezen dat geheel ons streven steeds is gericht geweest op het veroveren van den verkorten werktijd. Zoover gingen wij, dat wij zelfs minder uren wilden werken, zonder dat de loonen werden verhoogd, omdat wij zeker waren dat het loonpeil op de bestaansmogelijkheid van den arbeider is gericht en onwillekeurig de loonen automatisch zouden worden aangepast. Onze 40-urenweek zal de eerste stap zijn in België om de arbeiders vari andere bedrijven
lÖg
ons voorbeeld te doen volgen. Het is het eenige middel om de werkloosheid gedeeltelijk te beteugelen en door inkrimping der productie zal ook een nieuw en beter leven voor de arbeiders het gevolg zijn. De heilzame gevolgen van den korteren werktijd zullen enorm bijdragen tot de ontwikkeling onzer diamantbewerkers.. Immers, waar het vele jaren geleden een ordelooze, onontwikkelde troep was, is door de werking van den A. D. B. een korps ontstaan dat het sdhoone weet te genieten dat de natuur biedt. Het zijn sportlui, zij reizen veel, werken met vrucht in kringen van opleiding, volgen leergangen, lezen duchtig door, kortom, de kroeg met al de weeën daaraan verbonden, behoort tot het verleden en met trots zien wij voor ons bewuste mannen die geen misbruik maken van hunnen vrijen tijd, en zor-. gen voor nuttige ontspanning, ontwikkeling en opvoeding hunner kinderen. Nog is de grens niet definitief getrokken met de 40 uren per week. Het zal spoedig blijken dat de maatschappelijke toestanden van dien aard worden, dat om het evenwicht te behouden in het productievermogen, nog minder zal moeten gearbeid worden. * Wij juichten op 10 April de invoering der 40urenweek toe, het is de eerste Zaterdag, dat er in het diamantbedrijf niet meer gewerkt wordt Die dag werd luisterrijk gevierd. Zaterdag 10 April kwamen de leden van den A. D. B., die ruim 12,000 beoefenaars telt, op de Plantin- en Moretuslei, te Antwerpen, bijeen. Zij gingen in optocht naar het Stadhuis, waar zij door het Antwerpsen Magistraat werden ontvangen. 's Avonds hadden in de feestzalen van den Koninklijken Dierentuin en op hetzelfde uur in de Stedelijke Handelsbeurs en in de andere Schouwburgen groote kunstconcerten plaats, waar duizende diamantbewerkers met hun vrouw en kinderen aanwezig waren. Op die uitvoeringen waren de ministers, gouverneur der provincie, burgemeester en schepenen, de bestuurders der Diamantbeurzen, der Patroonsvereehigingen uitgenoodigd. Zeker waren wij, dat wij niet tevergeefs hadden aangeklopt bij de vooraanstaanden in de nijverheid en bij de officieele lichamen, en zoo was geheel Antwerpen in feest. Het werd een historische datum in onze diamantindustrie!!! Wij brengen onze hulde en dank aan de Regeering, die, wars van alle verouderde begrippen, heeft durven ingrijpen om de diamantindustrie in gezonde banen te leiden. De gevolgen zullen zijn : een bloeitijdperk voor al de betrokkenen in de nijverheid, de verhooging van de welvaart van ons land. j:ï-CT.'iv; ; ;.;^;l!./jh.
'...'!,. ->riD . ,f£3?i
106
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De private monopolies en hun (controle i
I Wat is een monopolie ?
W
IJ spreken over een monópolistischen toestand, wanneer één of meerdere ondernemingen van een zekeren produktietak een overwegenden invloed uitoefenen op de binnenlandsche markt van het land. De elementen van den monópolistischen toestand zijn: 1° De trusts, t. t. z. reusachtige ondernemingen, gewoonlijk gevormd door de samensmelting van verschillende ondernemingen, die voorheen zelfstandig werkten; 2° De industrieele groepeeringen, in dewelke de ondernemingen hun juridisch bestaan behouden, doch onderworpen zijn aan een eenheid van leiding welke uitgeoefend wordt hetzij door de moedermaatschappij, hetzij door een financieele maatschappij (holding); 3° De vrije kartels, vereenigingen van onafhankelijke ondernemingen, die zich verbinden hun zelfstandigheid op zeker gebied te beperken, vooral voor wat aangaat den omvang van de produktie en de prijzen; 4° De verplichte kar fels, waarin alle leden van een bepaalden produktietak verplicht zijn door een wet, hetzij zich aan te sluiten bij een kartel, hetzij zich te gedragen naar de beslissingen van deze. In België kunnen door het koninklijk besluit van 30 Januari 1935 de beslissingen van een kartel verplichtend opgelegd worden aan al de ondernemers van de betrokken nijverheid; 5° De houders van zekere geheime brevetten of technische uitvindingen: de voortbrengers van patentartikelen of van een bijzondere hoedanigheid. De vaststelling dat er in een bepaalden produktietak een monopolie bestaat of wel dat er de vrije mededinging zich nog kan doen gelden, is een vraagstuk van feitelijken aard. Een trust, een groepeering of een kartel, welke, b. v. 50 a 60 t. h. van de totale nationale voortbrenging voor een bepaald artikel koncentreert en beschermd is tegen de buitenlandsche konkurrentie, kan een monopolie verwezenlijken, tenzij de andere ondernemingen, die zelfstandig staan of zich afgescheurd hebben, bij machte zijn hun produktie zoodanig te verhoogen, dat zij de beperking der produktie, uitge-
voerd door de trust of het kartel, kunnen kompenseeren. Men bezigt meestal de uitdrukking « quasimonopolie » om een toestand aan te duiden waar het monopolie wel bestaat, doch niet volledig is. • De monopolistische toestand wordt gewoonlijk verwezenlijkt door een kombinatie van de hooger vermelde faktoren. Eén enkele trust is zelden machtig genoeg om alleen een overwegenden invloed op de markt uit te oefenen, alhoewel zulke toestanden in de praktijk wel bestaan. Een industrieele groepeering kan beschouwd worden van monopolistisch standpunt, als vormende een trust. Verschillende trusts of groepeeringen, die in denzellfden produktietak nevens elkander bestaan, brengen meestal een monópolistischen toestand. Theoretisch zouden zij een onderlinge konkurrentie kunnen voeren, maar praktisch gebeurt dit niet, omdat zij gewoonlijk hun politiek van voortbrenging en van prijzen volgens dezelfde lijnen voeren. De kartels vormen, in de meeste gevallen, een monopolie, vermits zij gewoonlijk slechts gesticht v/orden wanneer zij er in gelukken orn voor een bepaald artikel voldoende ondernemingen, met inbegrip van trusts en groepeeringen, te vereenigen en zoodoende een overwegenden invloed op de markt hebben. Noteert dat de stichting van een kartel zooveel te gemakkelijker is in de mate het aantal 'voortbrengers kleiner is. De trusts en de groepeeringen zijn, over 't algemeen, de meest invloedrijke leden van hét kartel. Om deze redenen is het meest voorkomend type van monopolie het kartel, ten minste in België en in Kontinentaal Europa, terwijl de overwegende vorm van monopolie in de Vereenigde Staten, het kartel wettelijk verboden zijnde tot vóór korten tijd, de trust was. In België zijn de monopolistische posities zeer sterk. Gesticht door trusts of door groepeeringen, vinden wij hen in den vorm van kartels — waarin trusts en groepeeringen zijn opgenomen — voor de produktie van kolen, staal en andere produkten der metaalnijverheid, voor de elektriciteit, de zware scheikundige produkten, de niet ijzerhbudende metalen, het mekanisch glas, het spiegelglas, gobeleterie, het cement, de lucifers, de suiker, margarine, het meel, enz.
DE II De misbruiken van het monopolie.
Men heeft.de gewoonte, wanneer men spreekt over ihet nadeel dat de monopolies aan de algemeene ekonomie toebrengen, slechts hun aktie te onderzoeken ten einde de prijzen van hun produkten op een hoog peil te houden. Men ziet, daarentegen, te dikwijls over het hoofd de andere aspekten van de aktiviteit der monopolies, die niet minder mogelijkheden tot misbruiken met zich brengen dan hun aktie op de prijzen. Wij klasseeren deze monopolistische misbruiken in de volgende drie groepen: Op sociaal en politiek gebied; Op gebied van de produktie (1); Op gebied der prijzenpolitiek (1). Anderzijds hoeft men ook rekening te houden met de voordeden der monopolies; potentieele voordeelen die heden slechts zeer zeldzaam verwezenlijkt worden, doch reëel kunnen worden indien de private monopolies uit eigen wil, of verplicht door een aangepaste kontrole, hun aktiviteit zouden wijzigen. A. — Misbruiken op politiek en ^sociaal gebied. 1. De private monopolies hebben voor tendenz, eigen aan alle andere organismen, om zich uit te breiden en hun macht te vergrooten. Zij maken gewoonlijk alles ondergeschikt aan deze strekking, wat de paradox verklaart dat, alhoewel op de hoogste sport staande van de kapitalistische produktie, hun handelingen dikwijls in tegenstrijd zijn met de kapitalistische lo.giek en met een rationeele politiek. 2. De politieke invloed waarover zij beschikken, dank aan hun ekonomische macht en aan hun relaties, maakt het hun mogelijk zich te onttrekken aan de gevolgen van hun ekonomische vergissingen. Openbare lichamen zijn overigens dikwijls verplicht hun steun te verleenen omdat de monopolies een aanzienlijk deel Tan de ekonomische aktiviteit van het land uitmaken en dus hun financieele of andere moeilijkheden, een nadeeligen weerslag zouden hebhen op de algemeene ekonomie. 3. De meeste monopolies zijn slechts kunnen gesticht worden dank aan een voldoende tolprotektie, die hen beschermd heelt tegen de buitenlandschë konkurrentie. De groote ondernemingen beschikten over voldoende macht om zich deze bescherming te doen toekennen, welke dikwijls ten nadeele was van de hoogere belangen der nationale ekonomie. (1) Voor wat betreft de kartels hebben wij de misbruiken, die hun aktiviteit medebrengen op gebied van de produktie en van de prijzen, reeds vroeger onderzocht in een artikel verschenen in het nummer van 20 Maart 1936 van dit tijdschrift
VAKBEWEGING
107
Eens deze bescherming verleend, is het moeilijk om hun deze plotseling weer te ontnemen zonder groote storingen te brengen in de nationale ekonomie. 4. Men kent voldoende den invloed dien zij op de openbare opinie hebben, en van daaruit op de algemeene politiek van het land, welken zij zich verzekeren door een gesubsidieerde pers of door politieke handlangers. Deze invloed is vooral belangrijk daar waar hij verbonden is met deze der groote banken, zooals dit het geval is in België. Feitelijk bestaat deze verbinding nog steeds, niettegenstaande de scheiding . der banken in depositobanken en in financiebanken. 5. De vooruitgang der monopolistische organen strekt tot vermindering der zelfstandige ondernemingen. In de huidige voorwaarden is dit resultaat bepaald ongunstig van het standpunt der maatschappelijke verhoudingen en der arbeidsmarkt. B. — Monopolistische misbruiken op gebied van de produktie. De aktiviteit der private monopolies op gebied van de produktie, heeft gewoonlijk twee karaktertrekken: een hoogere produktieve kapaciteit, doch een eigenlijke lagere produktie dan deze die men vindt in een regime van vrije mededinging. 1. De superwinsten laten die monopolies toe om op de groote schaal een politiek van eigen financiering te voeren. Hun nauwe betrekkingen met de groote banken hebben voor gevolg dat zij de voorkeur krijgen bij het verleenen van kredieten, terwijl andere ondernemingen of produktietakken worden verwaarloosd. Eigen financiering welke te hoog opgedreven wordt, en het gemak om krediet te bekomen, leiden dikwijls tot een « sur-outillage » in de monopolistische nijverheden. 2. In de kartels, die het belangrijkste deel zijn van de monopolies, wordt een overeenkomst vastgesteld die aan elk van de leden een gedeelte van de globale produktie verleent, volgens de belangrijkheid van zijn outillage. Daarom rekenen de leden van het kartel soms, reeds vóór zijn stichting en zeker tijdens het bestaan van het kartel, op de kans om hun aandeel te verhoogeri of ten minste het te behouden, bij de hernieuwing van de overeenkomst. Om dit te bereiken breiden zij de produktiemogelijkheid van hun ondernemingen meer en meer uit. De uitbreiding die gegeven wordt door een onderneming verplicht fataal de andere tot dezelfde politiek. Deze uitbreiding, die dan verder gepaard gaat met een grootere rationalisatie, verhoogt de produktiemogelijkheid in hooge mate. De « sur-outillage » die er aldus komt beteekenit een verspilling van kapitaal, kapitaal dat beter zou kunnen aangewend wor-
108
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
den in andere sektoren van de nationale ekonomie (1). 3. Terwijl de produktiekapaciteit vergroot, beperken de monopolies den omvang van hun produktie ten einde de prijzen te kunnen verhoogen. De vermindering van aanbod hunner produkten is het best aangepaste middel voor dit doel. Deze tendenz tot beperking van de produktie is voorzeker niet absoluut. De belangrijkheid van de vaste onkosten die voortspruiten uit de « sur-outillage », waarvan wij gesproken hebben; de mogelijkheid der koopers om zich te bedienen van surrogaten, enz., leggen aan de monopolies bepaalde grenzen op aan de beperking der produktie. Zulke strekking is niettemin steeds aanwezig en is een essentieele karakteristiek van de kapitalistische monopolies. Zij maken zich daaruit zelf een verdienste, door te beweren dat zulke politiek, bijzonder in perioden van ekonomische depressie, groote schommelingen uitschakelt en aldus bijdraagt tot de stabilisatie van de konjunktuur. Deze bewering is nochtans niet gerechtvaardigd. Wij weten immers dat men niet uit een depressie kan geraken door een algemeene beperking van de produktie. Indien de produktie van zekere artikels — daar waar er een overproduktie bestaat in verhouding met de vraag — moet beperkt worden, dan hoeft deze beperking vergoed te worden door de verhooging der produktie in andere takken. Welnu, het is niet uitgemaakt dat het dan juist in de monopolistische nijverheden is dat de beperking der produktie zich zal opdringen van het standpunt der algemeene ekonomie. 4. Voor wat den uitvoer betreft, kan de werking der monopolies ook hier tot erge misbruiken leiden. Zij ipratikeeren op groote schaal de dumping, bij dewelke wij verstaan den verkoop in het buitenland aan prijzen die gevoelig lager zijn dan deze die in het binnenland worden toegepast. Zulke dumping, die slechts door monopolistische nijverheden kan toegepast worden, is bijna onvermijdelijk in de huidige voorwaarden van (1) Het voorbereidend verslag over de nieuwe ekonomische richting van Religie onderlijnt het feit dat, « verre van 'het vraagstuk van de sur-outillage te hebben opgelost, de kartels hebben bijgedragen om haar te bestendigen ». Dit verslag citeert het geval van fabrieken van scheikundige produkten die met hooge kosten zijn opgericht, alhoewel slechts volgens een overeengekomen en zeer laag gesteld percentage zal kunnen gewerkt worden. Ook het geval van fabrieken in de voedingsnijverheid, waarvan de verkoop voor geen verdere uitbreiding vatbaar is en de produktie slechts 55 t.h. bedraagt van de kapaciiteit. Eindelijk dit der cementfaibrieken, waarvan de produktiekapaciteit ongeveer tweemaal grooter is dan de efifektieve voortbrenging van heden.
den buitenilandschen handel. Doch, de monopolies overdrijven zulke dumping en het zijn de Belgische verbruikers die de onkosten van zulke politiek moeten dragen. Noteeren wij nog dat de dumping, wanneer zij zulke scherpe vormen aanneemt, tot tegenmaatregelen zaïl leiden vanwege de lariden waartegen ,zij .gericht is, en waarvan dan andere ondernemers den weerslag moeten dragen. In periode van uitbreiding, integendeel, wordt door de monopolies den uitvoer veronachtzaamd, itein einde te profkeeren van de hooge prijzen die gelden op de binnenlandsdhe markt. Zulke houding kan tot een blijvend verlies leiden van zekere buitenland'sche martkten (1). C. — Misbruiken op gebied der prijzenpolitiek. 1. Het doel van een privaat monopolie is het maken van superwinsten door de verhooging der prijzen boven het normale peil, dan deze kunnen bereiken in een regime van vrije mededinging. De uitschakeling van de konkurrentie, die de beperking van de produktie mogelijk maakt, brengt tot dit doel. 2. Deze tendenz wordt nog bijzonder versterkt in kartels en groepeeringen, door het feit dat zij ondernemingen vereenigen waarvan de kostprijs verschillend is; ondernemingen met ©en 'kostprijs die zeer gematigd is en andere waarvan de kostprijs zeer hoog is. Deze verschillen spruiten voort uit tal van financieele of technische omstandigheden. Zij kunnen eveneens het gevolg zijn van een goede of van een slechte leiding der onderneming. Tusscihen de faktoren welke inwerken op den kostprijs bij de leden van ihet kartel moeten wij nog vermelden den aankoop van het produktieaandeel van het eene lid door een ander, wat gewoonlijk aan een hoogen prijs gebeurt en aldus den kostprijs van den kooper bezwaart. Welnu, het kartel is gehouden de prijzen vast te stellen in zulke mate, dat een winstmarge verzekerd wordt zelfs aan deze leden waarvan de kostprijs zeer hoog is. Het is dus volgens den minst bekwamen voortbrenger dat de prijzen worden geregeld. 3. De « sur-outillage » van monopolistische nijverheden legt hen dikwijls een politiek van hooge prijzen op om de financieele lasten te vergoeden die voortspruiten uit deze « sur-outillage », die gefinancierd werd bij middel van kredieten. (1) Het voorbereidend verslag over de nieuwe oriëntatie der ekonomische politiek drukt zich als volgt over dit vraagstuk uit : « >De agressieve politiek op gebied van den uitvoer spruit voort uit toestanden en uit reakties die innig verbonden zijn met het autarchistisch protektionisme, en brengen onbetwistbare moeilijkheden mede, zoowel voor de regelmatigheid van de bimnenlandsche bevoorrading als voor de struktuur der prijzen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING D. —- De invloed der monopolies op de 'niet gemonopoliseerde produktietakken. ,. \ De huidige toestand is gekenmerkt door het bestaan, zijde aan zijde, van produktietakken die gemonopoliseerd zijn en andere die onder de vrije mededinging werken. :; 1. De politiek der monopolies — hooger uiteengezet —- heeft voor eerste gevolg de ontwikkeling der vrije produktietakken te belemmeren. De monopolies ontwikkelen zicih volgens een sneller fhythme 4 a n de andere. Zelfs wan~neer, van ihet standpunt der algemeene ekono'mie, de ontwikkeling van deze laatsten het meest gewenscht is. Dit brengt ernstige onevenwichtigheden in de ekonomische struktuur van het land. 2. De nadeelige toestand waarin de vrije takken zich bevinden tegenover de gemonopoliseerde takken drijven deze eveneens op den -weg van het monopolie. Zij trachten, op hun beurt, een monopolie te vormen ten einde de drukking, die door de bestaande monopolies op hen wordt uitgeoefend, op andere te schuiven. De omstandigheden van zulke evolutie zijn natuurlijk zeer ongelijk tusschen de verschillende takken der produktie. Deze strekking bestaat niettemin en ontwikkelt zich in 't algemeen ten nadeele van den verbruiker (1). E. — Machtsmethoden van de monopolies om hun overheersching op de markt te vestigen en te behouden. Eenige woorden hier over de methoden die zekere trusts en kartels kunnen gebruiken om hun overheersching op de markt te verzekeren en te behouden. . Zij verkoopen gedurende een zekere periode onder den kostprijs om hun konkurrenten te ruïneeren of wed oun ze te verplichten bun onderneming te verkoopen of tot het kartel toe te. treden. Van het oogenblik dat de konkurrenten verdwenen zijn gaan hun prijzen plotseling de hoogte in. Zij verbieden aan leveraars van grondstoffen of van halifafgewerkte iprodukten de konkurrenten of de afgescheurden te bevoorraden. Zij 'verbieden aan de grossisten en somtijds zelfs aan de detailverkoopers den verkoop van goederen van andere ondernemingen, onder bedreiging van vermindering van het winstpercentage en zelfs van het stopzetten der leveringen. Zij stellen de prijzen vast voor den verkoop bij (1) Het voorbereidend verslag over de nieuwe ekonomische organisatie resumeert den toestand als volgt: « De huidige toestand is noch een periode van algemeene konkurrentie, noch een periode van gemonopoliseerde voortbrenging. De ordelootze mededinging en de monopolistische organisatie kunnen, zoowel de eene als de andere, ernstige nadeelen medebrengen en tot misbruiken leiden. »
109
grossisten en bij de winkels. Zij hebben een regime van bijzondere prijzen en ristorno's die bepaal'de, invloedrijke 'kliënten bevoordeélen. III De voordeelen van het monopolie. De voordeelen van de koncentratie der ondernemingen en fabrieken in trusts en groepee ringen zijn wel gekend. Zij hebben betrekking op de financiering, de standardisatie, de produktie in serie, het transport, het zoeken naar nieuwe uitvoerwegen, enz. Voor wat de kartels betreft, die wij als het belangrijkste element der monopolies beschouwen, blijken deze voordeelen slechts in theorie tè bestaan. De reden daarvan is dat kartels alleenlijk worden gevormd met het doel een monopolie te verwezenlijken. Nevens de vaststelling der verkoopvoorwaarden, doen zij niets an'ders dan de produktie beperken, de prijzen regelen en de markt verdeelen. Zij hooiden zich daarentegen niet bezig met de verbetering der produktiemethoden. Zij maken zich geen zorgen aangaande de verdeeling van den arbeid tusschen de leden, opdat elke onderneming zich zou specialiseeren in d© artikelen waarvoor zij' het best geschikt is volgens haar outillage, haar arbeidskracht of haar aardrijkskundige positie. Zij hebben geen invloed op den kostprijs der leden door het vaststellen b.v. «van een gemiddelden kostprijs; zij doen niets4 ten voordeele van de standardisatie, de aanbieding der goederen, de kontrole der hoedanigheid, enz. De potentieele voordeelen die de organisatie van de produktie in groote eenheden in zich houdt, moeten nochtans onderlijnd worden om er mede rekening te houden wanneer er een einde zal gesteld worden aan de nadeelen die zij heden, onder vorm van private monopolies, met zich brengen (1). IV De kontrole der p r i v a t e monopolies. Er kan geen sprake zijn aan de misbruiken van de private monopolies te verhelpen door een algemeen verbod van hun aktiviteit. Voor de trusts en de groepeeringen is zulke maatregel heelemaal niet mogelijk. De ervaring (1) Het voorbereidend verslag over de industrieele herinrichting drukt den wensen uit dat het kartel « het middel moet zijn om de verbetering der nijverheid te bespoedigen, door een programma dat terzelfder tijd voorziet de hernieuwing van de outillage der ondernemingen en het buiten dienst stellen van werktuigen die verouderd zijn en waarvan het gebruik zoowel op de markt als op de algemeene onkosten drukt. »
110
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
in de Vereenigde Staten met een - antitrust-wetgeving heeft dit voldoende bewezen. (Wat Hitleriaansch Duitschland betreft is men de belofte niet nagekomen om de trusts en de groepeeringen te ontbinden, ten einde het aantal middelmatige ondernemingen te vergrooten; het is het tegendeel dat zich heeft voorgedaan.) Voor de kartels zou het mogelijk zijn deze door een wet te verbieden, doch dan moet men rekening ihouden met de mogelijkheid om zulk verbod te zien ontduiken bij middel van een « gentleman-agreement » (mondelinge overeenkomst), zooatfs men gewoon was te doen in de Vereenigde Staten. Een algemeen verbod aangaande de stichting en de werking van kartels is eigenlijk niet gewenscht. Zij zijn een moderne methode van organisatie der voortbrenging en hebben als dusdanig een ekonomische funktte die men niet mag afschaffen. Slechts bepaalde kartels,, waarvan de werking onduldbare •misbruiken medebrengt, zouden moeten ontbonden worden, nadat een onderzoek vanwege de bevoegde overheden hun nadeëlige rol had bewezen en de onmogelijkheid om daaraan te ver helpen. Het eigenlijke middel om de misbruiken der monopolistische organisaties te vermijden bestaat in een openbare kontrole. De meerderheid der industrieele landen hebben reeds een uitgebreide wetgeving voor zulke kontrole. Ook België moet dezen weg op, doch hoeft aan de kontrole een ander uitzicht en andere, runkties te geven dan deze die eigen zijn aan de vreemde wetgevingen (1). Deze wetgevingen hebben als voornaamste zorg het beschermen van zelfstandige ondernemingen, die in de lijn van de gemonopoliseerde produktie nog bestaan ; het optreden tegen onduldbare methoden die door private monopolies gebruikt worden. Zij (1) Het voorbereidend verslag over de ekonomische herinrichting verdedigt de instelling van een openbare kontrole op de kartels. Wiij lezen daarover : « iDe .afwezigheid van alle wetgeving brengt niet een toestand van vrijheid, doch een toestand van (bandeloosheid. Wanneer de kartels zich ontwikkelen, wordt een wetgeving noodig om hwt werking in redelijke grenzen te houden. » Het verslag publiceert verder eenige algemeene direktieven voor zulke kontrole.
beschermen ook soms de leden zelf van de kartels tegen besluiten van de leliding, flie zich gewoonlijk in de handen bevindt van de machtigste ondernemingen. Het is op dit gebied dat de kontrole het meest ontwikkeld is in ihet buitenland. Doch, de trarisformatienijveriheden die de gemonopoliseerde produkten bewerken en de verbruikers zijn minder beschermd door deze buitenlandsche wetgevingen. Deze houden ook minder rekening met het algemeen belang van de ekonomie. Het is nochtans zulkdanige kontrole welke zich opdringt, ten einde een suroutillage te vermijden en terzeflfder tijd de kunstmatige beperking der produktie die daaruit voortvloeit, te beletten. Het algemeen belang vereischt nog een omvorming der kartels, zoodanig dat zij een voordeel worden voor de algemeene ekonomie en de samenwerking tusschen de leden van het kartel hoogere ekonomiscfhe vormen kan aannemen. Dit wordt heden door de private monopolies volkomen verwaarloosd, vermits hun eenige zorg is : de verhooging hunner winsten. De openbare kontrole zooals wij ons die voorstellen, zou de tusschenkomst der openbare overheden op dit gebied moeten voorzien. Voor wat de organisatie van zulke kontrole betreft, daarover hebben wij reeds eenige overwegingen vooruitgezet in een vorig artikel (1). Wij hebben daarin het K. B. van 18 Januari 1935 op de verplichte kartels gekritiseerd. Dit-K. B. zou kunnen herzien worden bij de invoering van de openbare kontrole op de private kartels. De vraagstukken welke moeten opgelost worden zijn inderdaad bijna dezelfde voor de twee soorten van kartels. Vermits het vrije kartel de regel, en het verplichte kartel de uitzondering is, is het meer dan tijd om deze leemte te vullen (2). •
(1) De Belgische Vakbeweging, 20 Maart 1936. (2) Wij hebben kennis genomen van een niet officieel wetsvoorstel dat zich voorstelt de vrije kartels op denzelfden voet te stellen als de verplichte kartels. Gezien de onvolmaaktheid der wetgeving voor deze laatsten, blijkt deze oplossing in het geheel niet wenschelijk. Men zou beter doen een aangepaste wet op te stellen over de kontrole der vrije kartels en volgens deze bepaling tot de herziening van het koninklijk besluit van 13 Januari 1935 over te gaan.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
111
Het Fransche Experiment en zijn moeilijkheden door Lucien Laurat
O
P het oogenblik dat deze regelen zullen verschijnen, .zal Frankrijk op het punt staan de verjaring te vieren der wetgevende verkiezingen van April-Mei 1936, die het Volksfront aan het bewind hebben gebracht. Het is inderdaad begin Juni 1936 dat de regeering van het Volksfront, voorgezeten door Leon Blum, de regeering in handen nam. Dit artikel komt dus op een moment dat het Fransche experiment zijn tiende maand eindigt, en wij beschikken thans over voldoende cijfers om er de resultaten van te kunnen meten. Om een objektief oordeel te vellen over wat men het Fransche experiment noemt, komt Ihet er op aan zich vooraf rekenschap te geven van de zeer bijzondere omstandigheden waarin het aangevangen heeft en doorheen dewelke het ook heden nog een weg moest banen. De geweldige moeilijkheden voor dewelke het Kabinet Blum zich geplaatst ziet, zijn zoowel van binnenlandschen als van buitenlandschen aard. Voor wat het buitenland betreft, heeft de aanslag van Franco en de rebellen-generaals in Spanje, het Volksfront vanaf zijn begin voor een harde proef gesteld. Meer dan eens rekende de reaktie er op dat het Volksfront zou stranden en zou breken op deze Spaansche klip. Indien deze hoop zich niet verwezenlijkt heeft blijft het niettemin een feit dar de regeering een zeer kostbaren tijd aan de zaken in Spanje heeft moeten besteden, en aan de regeling van allerlei innerlijke konflikten, die werden uitgelokt door den troebelen internationalen toestand, die het gevolg waren van den opstand der Spaansche generaals. De binnenlandsche toestanden kunnen slechts goed begrepen worden indien men zich herinnert dat het Volksfront de uitdrukking is van een verbond, op /basis van een sociaal programma, van de arbeidersklasse en den middenstand. Deze twee groote kategorieën van arbeiders vormen in Frankrijk twee blokken waarvan de numerieke macht ongeveer gelijk is. De arbeidersklasse alleen, is niet sterk genoeg om de macht in handen te nemen. Zij kan slechts haar deel in het beheer der openbare zaken bekomen door een verbond met de radikale partij, die vooral de middenklassen vertegenwoordigt. De
middenstand van .zijn kant, indien hij aan zichzelf moest overgelaten worden, zou gevaar loopen opgeslorpt te worden door het monopolistisch en financieel kapitaal, dat de eigenlijke verdrukker is van gansch de bevolking. Alleen ihet verbond van het proletariaat met den middenstand kan in Frankrijk den weg openmaken voor den socialen vooruitgang. De regeering van het Volksfront stond vanaf het begin voor een buitengewoon kritische toestand, die geschapen werd door den vloed van stakingen en bezettingen van fabrieken.Op zichzelf genomen, was deze vloed de aanduiding dat de Fransche arbeidersklasse, na een lange periode van verdooving, haar klassebewustzijn en haar strijdgeest had teruggevonden. En het is dank daaraan dat in Frankrijk thans, voor de eerste maal in de geschiedenis, de vakbeweging een massale beteekenis heeft gekregen. Zij heeft de Fransche arbeidersklasse hervormd van een vormelooze en onsamenhangende groep in een georganiseerd korps met een sterken kollektieven wil. Maar de fameuze dialectiek van de geschiedenis, voor dewelke men zoo dikwijls Karl Marx heeft bespot, leert ons dat elke historische gebeurtenis ook haar negatieve zijde heeft. Welnu, de negative trek van deze beweging bestond hier in de bedreiging het verborïd tusschen proletariaat en middenstand te zien breken, verbond dat noodzakelijk was voor het doorvoeren en het wellukken van het experiment. Inderdaad, de weinig gecentraliseerde struktuur van talrijke takken der Fransche ekonomie beteekent dat een groot gedeelte van de Fransche arbeidersklasse staat tegenover kleine en middelmatige patroons, die persoonlijk hun ondernemingen besturen. Velen van deze patroons — die beliooren tot den middenstand— hadden voor het Volksfront gestemd. De golf van stakingen en der bezettingen van fabrieken in Mei en Juni, dreigde hen in de armen te werpen van de reaktie; in de handen der partijen die het sociaal konservatisme vertegenwoordigen De breuk kon nochtans vermeden worden, dank aan de mooie en spontane tucht waarvan de arbeidersklasse blijk gaf. Zij luisterde naar de aanmaningen en den raad der verantwoordelijke leiders van de « Confédération Générale du.
112
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Travail ». Dank ook aan de koelbloedigheid van de regeering, waarvan alle leden, en in 't bijzonder onzen betreurden kameraad Roger Salengro, Minister van Binnenlandsche Zaken, zich op de hoogte hunner taak toonden. De bedreiging van een scheuring in het Volksfront kon dus vermeden worden. Maar de uitslagen der stakingen, die zeer verheugend waren op sociaal gebied, brachten geweldige moeilijkheden mede op het ekonomisch plan. Dit verklaart zich gemakkelijk. De groote sociale veroveringen van de arbeidersklasse waren in tegenspraak met het programma zelf van het Volksfront, over hetwelk het kiezerskorps zich had uitgesproken in April-Mei 1936. De moeilijkheden van een massieve verhooging der loonen, welke verwezenlijkt wordt van den eenen dag tot den anderen—zonder overgang— déze moeilijkheden hadden wij reeds 5 jaren geleden voorzien. In onze broclhure : Economie planée cöntre économie enchaïnée, schreven wij : (( De kapitalistische welvaart is niet afhankelijk van een verhoogd verbruik der loontrekkers; het is integendeel dit laatste dat een direkte faktor is voor de welvaart. Het behoud of de verhooging der loonen kan geen nieuw afzetgebied beteekenen voor het kapitaal, daar dit niet voor gewoonte heeft een kliënteel als « afzetgebied » te beschouwen, aan dewelke het zelf de koopkracht — zonder eenige tegenwaarde — heeft moeten leveren. Het behoud of. de verhooging der loonen zal dus voor eenig èffekt hebben de winstmarge verder te verminderen en bijgevolg de krisis te verergeren... Kortom, het behoud en de verhooging der loonen in het kapitalistisch kader, ver van een redmiddel te zijn voor de krisis of voor de werkloosheid, blijken de moeilijkheden nog te vergrooren en te verlengen. » Verder zegden wij nog : « Het behoud der loonen is zonder uitwerking, utopisch en zelfs een faktor die de krisis nog verergert, wanneer men zich houdt aan de bespottelijke ideeën van M. Ford, 't is te zeggen wanneer nien deze maatregelen beschouwt als een kapitalistisch redmiddel in de perken van het kapitalisme. Doch, van het oogenblik dat deze eisch verbonden wordt aan het socialistiscn doel, t. t. z. dat men hem stelt tegenover de principes van het kapitalisme, wordt hij mogelijk en kan hij het redmiddel voor de krisis brengen. Wij zouden ongelijk hebben een verruiming van de binnenlandsche markt voor ie staan indien wil niet terzelfder tijd maatregelen' aanduiden die buiten het kapitalistisch kader gaan... Opdat her behoud of de verhooging der loonen, dus de uitbreiding der binnenlandsche imarkt, doelmatig weze, moet terzelfder tijd de hinderpaal overwonnen worden die de kapitalistische winst is. »
Het is met deze redeneering dat wij, vanaf 1932, tot het besluit kwamen, dat de verhooging der loonen, om een faktor voor de welvaart te kunnen zijn, moest volledigd worden door i e sociale kontrole van de groote monopolies (de sleutelnijverheden) en de kontrole van het bankapparaat. Maar de nationalisatie van de sleutelnijverheden en van het krediet stond niet op het programma van ihet Volksfront.De C. G. T. en de socialistische partij S. F. I. O. hadden getracht om dit er in te brengen. Maar de weerstand der radikalen en des kommunisten, die vijandig stonden tegenover deze maatregelen, hadden dit verhinderd. Al de ekonomische moeilijkheden die de regeering later zal ondervinden in haar werk voor ekonomisch herstel, spruiten precies voort uit de tegenstrijdigheid tusschen de verwezenlijkte hervormingen en het kapitalistisch kader, dat te eng is om deze hervormingen onmiddellijk en integraal te kunnen dragen. Wij hebben deze tegenstrijdigheid herhaaldelijk aangeduid, o. a.' in La Wallonië en in De Metaalbewerker (nummer van Augustus 1936). Men moest dus bijgevolg snel overgaan tot struktuurhervormingen die geëischt werden door het Plan van den Arbeid; of wel zich een weg banen doorheen duizende moeilijkheden, ten einde de Fransche ekonomie toe te laten deze (hervormingen « te verteren » zonder het kapitalistisch raam te overschrijden. Vermits het programma van het Volksfront de nationalisatie van de sleutelnijverheden en van het krediet niet voorzag en geen parlementaire meerderheid daarvoor kon gevonden worden, was de Regeering wel verplicht in het kapitalistisch kader te blijven. De index van de industrieele produk'tie, die in Juni en Juli op 70.3 stond, viel terug in Augustus op 66.7, om in September licht te verhoogen tot 68.1. Deze toestand was niet van aard om den buitengewoon moeilijken financieelen toestand,dien de nieuwe regeering als droevige erfenis van de deflatieperiode had moeten aanvaarden, te verlichten. De voortgaande depressie trof vooral de kleine en middelmatige bedrijven en in 't algemeen de niet gemonopoliseerde nijverheden, waar de loonen een belangrijker deel uitmaakten van de kostprijzen en waar de maatschappelijke voordeden,die de arbeidersklasse had veroverd, een nadeeligen weerslag hadden op den financieelen toestand. De uitvoernijverheden vonden zich nog sterker gehandikapeerd in hun wanhopigen strijd op de wereldmarkten. De goudreserve van de Banque de France viel van 55 milliard in Juli tot een beetje meer dan 50 milliard in September. De devalvatie werd onvermijdelijk, zoowel van het standpunt der openbare financiën als voor de konkurrentiemogelijkheid van de Fransche ekonomie op de
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
wereldmarkt, en voor de verlichting der ekonomische (moeilijkheden in het binnenland, die geschapen waren door de nieuwe sociale wetgeving. Gedurende gansch deze periode had de regeering zich ingespannen om de kredietmogelijkheden te vergemakkelijken aan de ondernemingen die bijzonder benadeeld waren door de nieuwe sociale wetten, ten einde hen de gelegenheid te geven zich aan te passen aan den nieuwen toestand. Om het verbond tusschen de arbeidersklasse en den middenstand te behouden ging de Regeering over tot de stichting van het ((Office du Blé », bestemd om den toestand der Landbouwers, welke een belangrijk deel van den middenstand uitmaken, te verbeteren. De hervorming van de Banque de France en de nationalisatie der oorlogsnijverheden werden eveneens gestemd door de beide Kamers. De devalvatie bracht een onbetwistbare verlichting. Doch, daar zij te laat kwam, had zij niet het volle effekt dat men verwacht had. Overigens, het dalen van het goudbezit van de Banque de France verminderde het boni van de nieuwe waarde van den goudvoorraad. Dit verschil ging verloren voor een politiek van groote werken. , Niettemin begon de toestand zich vanaf Oktober merkelijk te herstellen. De index der industrieele produktie steeg van 68.1 in September, tot 71.7 in December, en tot 72.0 in Januari. Voor de eerste maal sinds lange jaren was er geen verlhooging der seizoen-werkloosheid gedurende de wintermaanden. In November 1936 telt men 1,635 werkloozen minder dan in November 1935. In December zijn er 26,000 werkloozen minder. In Januari 1937 is het cijfer der werkloozen 51,000 lager dan in Januari 1936. Het verschil is van 77,000 in Februari. De geleidelijke invoering van de 40 urenweek komt daarin een voorname rol spelen. Er moet op gewezen worden dat deze uitslagen zijn bereikt geworden, niet alleen in. de objektief-nadeelige voorwaarden die wij' hierboven hebben beschreven, maar ook, ondanks een patronale sabotage die waarschijnlijk eenig in haar aard is. Het groot patronaat deed alles om de herneming te saboteeren en moeilijkheden voor de regeering van het Volksfront te scheppen. Het leidde openlijk allerlei provokaties om kon flikten uit te lokken die door niets gerechtvaardigd waren. Het bood' een hardnekkigen weerstand aan de toepassing der kollektieve overeenkomsten; ihet trachtte de arbeiders af te danken waarvan de aansluiting bij de C. G. T. gekend was. Dit alles met de bedoeling nieuwe stakingen en nieuwe fabrieksbezettingen uit te lokken. Het is vanzelfsprekend dat een terugkeer tot de welvaart slechts kan gebeuren, wanneer de sociale konflikten geluwd zijn. De voortbrenging kan slechts opgevoerd worden, wanneer iedereen terug aan den arbeid
M3
is. Dit is precies wat het patronaat met zijri socialen oorlog trachtte te beletten. Ook werden allerlei prijsverhoogingen doof-1 gedreven. De industrieelen der monopolistische nijverheden verhoogden op schandalige wijze hom verkoopprijzen door de devalvatie voor te: wenden. De voortbrengers van zekere grond- : stofffen weigerden bestellingen te aanvaarden en stelden de transformatienijverheden in de onmogelijkheid te voldoen aan de verhoogde vraag die zich langs alle kanten openbaarde. Op hetzelfde oogenblik dat de regeering alles inspande om kredietfaciliteiten te verleenen, deed het bankkapitaal al wat in zijn macht was om de kredieten te verminderen die hem door de nijverheid en den handel werden gevraagd. Sinds eenigen tijd (blijkt deze sabotage een einde te willen nemen. Ook een patronaat, al waant het zich van goddelijk recht, kan niet voortgaan de verhoogde winsten te versmaden die uit de herneming voortvloeien. Eindelijk heeft de verhooging der prijzen, die bij het begin van het jaar het moeilijkste probleem was van het Fransche experiment, sinds Januari opgehouden. De index der groothandelsprijzen is licht gedaald in Februari, en deze evolutie heeft zich voortgezet in de maand Maart. Toch zal de Regeering verplicht zijn zeer ernstig op de beweging van de kleinhandelsprijzen en de levensduurte te waken, ten einde te vermijden dat de sociale voordeelen, die door de arbeidersklasse in den Zomer zijn veroverd geworden, langzamerhand worden vernietigd. Men heeft heel wat gesproken rond de rede die door Léon Blum werd uitgesproken in Februari, en waarin de nadruk werd gelegd op de noodzakelijkheid van een « poos », t. t. z. een vertraging van het tempo der hervormingen die op het programma van het Volksfront voorkomen, en nog niet verwezenlijkt zijn. Er is eveneens veel gepraat over de laatste leening voor de nationale verdediging, voor dewelke zekere personen de regeering hebben verweten dat zij zich heeft overgeleverd aan de hooge ffnancie. Anderen hebben daarin zelfs een duidelijk afgeteekend verraad gezien. Naar onze meening is het Volksfront getrouw gebleven aan zijn programma. Van het oogenblik dat dit; programma niet voorzag, noch de nationalisatie van de sleutelnijverheden, noch deze van het krediet, moest men weten dat het Volksfront zou verplicht worden zich te verstaan met een tegenstrever, welken het niet definitief uit zijn stellingen kon verjagen, omdat het nog niet sterk genoeg was. Zij die spreken van « verraad » bewijzen eenvoudig dat zij zich te veel illusies gemaakt hadden bij het begin van het experiment, en dat zij het programma van het Volksfront verwarren met het Plan van de C. G. T., voor welks verwezenlijking er nog geen meerderheid in Frankrijk bestaat.
114
DE BELGISCHE VAKBEWEGING ÉttMMÜt
Daar de idee van struktuurhervormingen de meerderheid der publieke meening nog niet gewonnen heeft, moet de Fransdhe ekonomie zich voor het oogenblik wel trachten te redden zonder deze hervormingen. Wat wij bij het begin van dit artikel gezegd hebben over de oorspronkelijke tegenstelling waarin het experiment vertrokken is, verklaart voldoende deze « poos » die ons noodzakelijk voorkomt opdat de kleine en middelmatige nijverheid de sociale voordeelen die door de arbeidersklasse zijn veroverd zou kunnen « verteren », i. a. w. er zicih kan aan aanpassen De arbeidersklasse heeft niets te winnen bij het falliet en de sluiting van deze overtalrijke kleine en middelmatige bedrijven.
De « poos » is er noodig voor het behoud van het verbond tusschen de arbeidersklasse en den middenstand. Indien dit verbond' zou verbroken worden, dan komt de verbrokkeling van het Volksfront, waarbij zoowel de arbeiders als de middenstand alles te verliezen hebben. Doch dit verbond, dat zóó noodzakelijk blijkt, zal slechts definitief gekonsolideerd kunnen worden, wanneer de idee van struktuurhervormingen dieper in de volksmassa's zal doorgedrongen zijn en zal ioelaten de arbeidersklasse en den middenstand samen te brengen voor een meer krachtdadigen strijd tegen de nieuwe feodaliteit van het krediet en van de monopolistische nijverheden.
De les van Duitschland waarover de christelijke werklieden goed zouden doen van na te denken door E. Gryson
D
E eerste elementen die zich in Duitschland onder de banier van Hitler geschaard hebben, zijn onbetwistbaar de konservatieve katholieken geweest, die in het hitlerisme een middel zagen om een einde te stellen aan de « aanmatiging der arbeiders ». Zij waren daartoe zooveel te gemakkelijker bereid, omdat zij zich inbeeldden dat zij op godsdienstig gebied alle geruststelling konden hebben. Vermits immers de geestelijke vader van het fascisme, M. Mussolini, zich met het Vatikaan verzoend had en aan het hoofd van de Kerk terug al de voordeelen ihad verleend waarvan deze vroeger genoot. Op het oogenblik dat het konkordaat werd toegepast ondervond Mussolini wel eenige moeilijkheden. Het blijft niettemin waar dat hij zijn positie versterkte bij de katholieken en zijn prestige in dat midden geweldig versterkt werd. Onder zulke voorwaarden konden de Duitsche katholieken met recht gelooven, dat alles om ter best zou gaan in de beste der werelden, vanaf den dag dat Hitler de macht zou gegrepen hebben, en dat, alhoewel een einde zou gebracht worden aan de werking van zekere kultureele organisaties, er aan de vrijheid van den katholieken godsdienst niet zou geraakt worden. In 1933 werd een konkordaat geteekend tusschen de Hitler-regeering en den kardinaal Pacelli, welke doorgaat als een der diplomaten van het Vatikaan, die het best de Duitsche toestanden kent. Deze daad van den diktator werd gunstig onthaald bij de Duitsche katholieken en later ook bij de geloovigen van gansch de we-
reld, die ons schenen te zeggen : « Ge ziet wel, ons vertrouwen is niet zoo slecht geplaatst. » Dit konkordaat verleende aan de Katholieke Kerk een tamelijk breede vrijheid van beweging, maar opdat deze een werkelijke waarde kon hebben, ware het noodig geweest dat het konkordaat loyaal zou geëerbiedigd zijn geworden. Heden verwijten de katholieken aan Pius XI en aan kardinaal Pacelli gedupeerd te zijn geworden en geen doorzicht getoond te hebben want, inderdaad, het konkordaat was nog maar pas geteekend of het werd reeds verkracht, en wij kunnen er bijvoegen dat het eigenlijk nooit is toegepast geworden. Het is onbetwistbaar dat heden het katholicisme in Duïtsclhland gemuilhand is, niet langer'zijn beginselen vrijelijk mag verspreiden en, wat nog erger is voor de geloovigen, dat de christelijke opvoeding der kinderen materieel onmogelijk is geworden. Onlangs nog werd door een dagblad, dat goed op de hoogte is van wat er in het Derde Rijk gebeurt, statistieken gepubliceerd o
DE BELGISCHE VAKBEWEGING neer men weet op welke wijze zulke volksraadplegingen in Duitschland gehouden worden. Anderzijds, is door de overheid het luiden der klokken voor de plechtige Paaschdiensten verboden. De katholieken hebben, niettegenstaande het vertrouwen dat zij hadden in het woord van Hitler, heden aan de socialisten niets meer te benijden. Zij zullen weldra geheel met dezelfde maat gemeten worden. Zij hadden toch moeten weten dat de verbintenissen, aangegaan door de Duitsche leiders, slechts de waarde hebben van een vod je papier. De pers heeft ons medegedeeld dat Hitler zich verzoend heeft met Ludendorf. Het is deze generaal, waarvan wij zulke bittere gedenkenis behouden hebben, welke plechtig belooft het Christianisme in Duitschland te zullen uitroeien. Het resultaat van deze verzoening heelt zich inderdaad niet laten wachten : de heidensche godsdienst van den generaal is erkend geworden door Hitler, en bijgevolg zal de strijd tegen het katholicisme nog gaan verscherpen. Het Vatikaan is ten slotte opgetreden. Eenigen tijd geleden, op het moment dat het zijn encycliek tegen het kommunisme uitgaf, had het zijn encycliek tegen het nazisme geheim gehouden, omdat het wist dat de Führer de lezing er van in de kerken van het Rijk zou verboden hebben.
115
Deze laatste is nu afgekondigd en tal van vervolgingen zijn daarop gevolgd tegen de Duitsche bisschoppen, aan wie het regime niet vergeeft de zending, waarmede zij belast zijn, uit te voeren. Ziedaar waar de katholieken zijn aangeland, in afwachting dat de godsdienst van Ludendorf verplichtend zal worden voor al de burgers van Nazi-Duitschland. Wanneer wij overwegen dat ook in België ihet rexisme zijn eerste bressen in de katholieke rangen geschoten heeft, en dat het thans nog zijn aanhangers vooraf in dit midden werft, stellen wij ons de vraag of het geloof en de beginselen van het christendom minder diep zijn, dan wij eenige jaren geleden vermoedden. In elk geval blijken zij minder stevig te zijn dan het geloof met hetwelk de socialistische arbeiders aan de bedreiging van het fascisme weerstand bieden. Wij zijn, ten slotte, bijna verplicht te veronderstellen, dat onder de geloovigen het slechts de christelijke arbeiders zijn die oprecht gelooven, terwijl de katholieken der heerschende klasse zich vooral van den godsdienst « bedienen » in plaats van hem te « dienen ». De les die ons van Duitschland komt is bitter. Zij is een vreeselijke nachtmerrie voor alle arbeiders. Maar voor de christelijke arbeiders heeft zij nog een bijzondere beteekenis waarover deze ernstig zouden moeten nadenken.
De kunst en de nijverheid door Louis Piérard
I
NDIEN er thans een aanmoedigend verschijnsel in de syndikale beweging bestaat, dan is het de steeds groeiende belangstelling welke haar meest verlichte leiders betoonen voor vraagstukken van algemeenen aard, zoowel als voor de problemen der ëkonomie en alles wat daarmede samenhangt, als, bij voorbeeld, de nieuwe industrieel e oriëntatie van het land. Er was een tijd dat men dacht zioh daar niet om te moeten bekommeren.Het zou een onheil zijn voor de syndikale beweging (en voor ons) indien zij ooit moest terugvallen in zulk verouderd en kortzichtig beroepskader. Goddank! daar is geen sprake van. Men kan, integendeel, met zeer veel genoegen vaststellen dat in de syndikale middens alle vraagstukken grondig besproken worden die in verband staan met de politiek van ekonomische hernieuwing der regeering van Zeeland. Onder de vraagstukken die gesteld worden, bevindt zich ook dit van de omvorming der Belgische nijverheid, het stichten van nieuwe nijverhe-
den, steunende op een voortbrenging van hoogere kwaliteit. Het is niet vanaf de harde ervaring van de ekonomische krisis dat Belgen de noodzakelijkheid zouden begrepen hebben zekere nijverheden te organiseeren en de hoedanigheid van de produkten te veiïhoogen. Het vraagstuk was reeds vroeger gesteld om de fabrikage en den uitvoer van goederen, die een zeer groote hoeveelheid arbeidskracht noodig maakten, aan te moedigen. De Belgen mogen de manoeuvres van Europa niet blijven, door op de markt slechts grove of onafgewerkte produkten te brengen. Een volk dat aan de wereld niet alleen zeer groote schilders en beeldhouwers heeft gegeven, maar ook zeer knappe ambachtslieden; een volk dat, op gebied van het gedreven koperwerk, van het zilverwerk, de tapijtweverij en de kant zulke wonderen heeft geschapen, kan heden, indien het zulks zóó wensoht, den smaak, den kunstzin en de vaardigheid van zijn
116
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
arbeiders, die overal gekend zijn, naar juiste waarde doen schatten. Reeds eenige jaren vóór den oorlog publiceerde de heer van Zeeland, toen in dienst van de Nationale Bank, die bijzonder belang stelde in de ontwikkeling van onzen uitvoerhandel, een brochure, ter gelegenheid van de reis in België van een afvaardiging der « Garment Retailers » van Amerika, in dewelke hij onze aandacht trok, en terzelfder tijd deze van onze gasten, op eenige van onze traditioneele kunstnij.verheden. In de huidige periode van ekonomische hernieuwing, waar dezelfde heer van Zeeland de leiding heeft als Eerste-Minister, vindt men in de wereld der kunstenaars, der industrieelen, 'der handelaars en der leden van het technisch onderwijs, een talrijke groep die een nauwer kontakt vragen tusschen de scheppers van onze kunst en zekere van onze nijverheden, waarronder wij vernoemen : meubels, ceramiek, glas- en kristalwerk, textiel, behangselpapier, '^plastische kunsten, enz. ~ - iDe nauwe vereeniging tusschen de kunst en de techniek (de eene staat overigens dikwijls in direfcte funktie tot de andere) moet de bezorgdheid uitmaken van al diegenen die werken aan de voortbrenging van voorwerpen die het dekor van ons dagelijksch leven vormen. Het is niet alleen gewenscht dat deze voorwerpen duurzaam wezen, goed gemaakt, komfortabel, praktisch, maar dat hun vorm. beantwoordt aan hun werkelijk gebruiksnut en hun orneimenteering van goeden smaak wezen. Meer en meer gaat, in alle maatschappelijke klassen, deze zin voor het mooie, voor komfort en voor technische eerlijkheid overheersen en. Het is om zulke voortbrenging van goede hoedanigheid te bevoordeelen en om te strijden tegen de ;kamelotte, dat wij de vereeniging zonder winstgevend doel, « Kunst en Nijverheid », komen te stichten. Tot wie wenden wij ons? Tot de industrieele .en kommercieele groepen, tot de kunst- en aribeidersvereenigingen, en verder tot alle personen, als : fabrikanten, handelaars, kunstliefhebbers, schrijvers, kunstenaars, leerlingen of oud-leerlingen van onze akademiën of technische scholen. Onze vereeniging is gesticht geworden onder het patronaat van de Belgische Regeering. Wij wenschen van « Kunst en Nijverheid >> iets te maken als de « Werkbund » in Duitsehland of de « Sloyd » in Zweden. Deze machtige organisaties hebben in hun land een diepen invloed gehad op de produktie van die nijverheden, vdie het dekor scheppen voor het privaat of het openbaar leven. Zij hebben een *
*
*
•»
•
i . -
nieuwen stijl gebracht, zekere fabrikages verjongd, de stichting van niéuwe nijverheden opgewekt. Wij hebben het verlangen een brevet van igoeden smaak, een soort label, aan zekere produkten van de Belgische nijverheid te geven. , Wij zullen tentoonstellingen in België, en in het buitenland, inrichten. Deelnemen aan handelsfooren. Wij gaan trachten te Brussel een huis in te richten, waar bestendig meubels, stoffen, behangselpapier, vaatwerk, glazen en kristal* aardewerk, •verlichtingstoestellen, zilverwerk, enz., zullen uitgestald worden, welke wij aan het publiek van alle sociale standen zullen aanbevelen, als zijnde voortbrengselen van goedden smaak. Wij gaan eveneens voordrachten en konferenties, en ook propagandaweken op touw zetten. De eerste zal gehouden worden tijdens den herfst en besteed worden aan .een bespreking van de lessen der Tentoonstelling van Parijs. Wij wenschen de nijverheden en de kunstberoepen te helpen door het verkrijgen van zekere fiskale ontlastingen, zelfs geheele kwijtschelding, als, ibij voorbeeld, de afschaffing van de <( luxetaks » voor zekere verkoopingen. Wij zullen ons in kontakt stellen met fabrikanten en kunstenaars om te trachten bureelen voor modellen op te richten. Wij hopen de raadgevers te worden van den Staat voor de dekoratie en de bemeubeling der openbare gebouwen. Wij hopen verder nog zekere boeken te kunnen uitgeven en een geïllustreerd tijdschrift, om ons in onze kruisvaart te helpen. Het spreekt vanzelf dat « Kunst en Nijverheid » de grootste aandacht zal besteden aan het technisch onderwijs met kunstkarakter, ten einde een keur van personeel te vormen welke noodzakelijk is voor een voortbrenging van hooge hoedanigheid. Een belangwekkend, onderzoek over dit punt gebeurt, op dit moment, door het Ministerie van Onderwijs. Wij zullen niet nalaten dit met de meeste aandacht te volgen. Sluit u aan! Deze zijn de groote lijnen van ons programma. Industrieelen, handelaars, kunstliefhebbers, oud-leerlingen van onze technische scholen of van onze akademiën, gij allen die met ons wilt arbeiden aan de hernieuwinig van onze produktietakken; gij allen die een voortbrenging van hqoge hoedanigheid wilt aanmoedigen, sluit u aan bij onze vereeniging! Zij moet een werkelijke macht worden. Wij rekenen, in het bijzonder, op de medewerking van de vakorganisaties, die de nijverheden en de beroepen met kunstkarakter vertegenwoordigen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
117
Hét gebruik der vakanties door Sylvain Masy È doorvoeringvan de pas veroverde arbeidersvakanties zal bepaalde aanpassingen noodig maken en, wellicht, zékere moeilijkheden scheppen aangaande hun benuttiging. Wij zijn van oordeel, het moet gezegd worden, dat de socialistische organisaties er zich meer zouden moeten mede bezighouden. Het is niet voldoende een hervorming te eischen en een wet te doen stemmen. Men moet ook haar toepassing organiseer en. Twintig jaren ervaring laten ons toe te besluiten dat de beweging voor volksopvoeding haar best heeft gedaan om haar ondankbare taak uit te voeren, doch slechts een zeer beperkt gedeelte van onze aangeslotenen, en bijgevolg van de Belgische bevolking, heeft kunnen bereiken. En toch is het onbetwistbaar de volksopvoeding die de leiding moet nemen in de ontwikkeling van den smaak in het huisgezin, in het intellectueele gebruik van den vrijen tijd en in de goede benuttiging van de vakanties. Zonder eenigszins kwaad te willen zeggen van de Belgische opvoedingsbeweging -— welke in het land zoo langen tijd is onderworpen geweest aan de rijken en de geestelijkheid — moet verklaard worden, dat, niettegenstaande loffelijke pogingen, er nog enorm veel te doen blijft. De beweging beschikt niet over de groote middelen die er noodig zijn om te doen wat onontbeerlijk is. Deze vaststelling is noch een bekamping, noch een zwakheid. De benuttiging van de'arbeidersvakanties mag niet aan het toeval overgelaten worden. Het vraagstuk is daarvoor veel te gewichtig. De generatie die ons is voorafgegaan, heeft hard gestreden voor het bekomen der wet op den achturendag. De invoering van een korteren arbeidsdag had moeten gepaard gaan met een breedópgezette beweging voor het gebruik van deze nieuwe vrijheid. Welnu, zekere arbeiders hebben de wet overtreden; vele anderen hebben hun vrije uren weggesmeten aan ellendig tijdverdrijf. Men zou hen meer hebben moeten leiden naar gezonder en nuttiger ontspanning. De stelselmatige organisatie van den vrijen tijd had toen moéten aanvangen. Men heeft ongelijk gelhad er niet voldoende aandacht en belang aan te besteden. Een gedeelte der bevolking van het land bevindt zich dus thans in een onbeslisten en rusteloozen gemoedstoestand. Deze spijtige toestand vindt zijn oorsprong voorzeker in de ekonomische krisis, dodh eveneens in het ondoelmatig gebruik van de vrije uren waarbij de geest, die niet wordt beziggehouden en geleid, wordt overgelaten aan de eerste de beste dwaasheid. Wij kunnen hetzelfde herhalen voor de arbeidersvakanties. Het is een prachtige bres die geschoten is in de voorrechten van de begoeden, die steeds de vakanties als hun voorrecht beschouwden en als een uiting voor hun snobisme, hun luxe of hun wensch voor verandering. De functionarissen, de bedienden en de arbeiders die, van hun kant, de charme van de vakanties hebben kunnen smaken, weten hoezeer deze noodig zijn voor een goede regeling van het leven. Het was onvermijdelijk, dat met de hoogere ontwikkeling van de maatschappij ook de arbeider nieuwe lichtpunten zou eischen — en afdwingen — in zijn zwaar en donker leven en niet voor eeuwig zou aanvaarden al de dagen van zijn bestaan door te brengen vóór zijn werkbank of op de werkplaats. De vooruitgang van de techniek slorpt meer en meer de zenuwkracht van den arbeider op. Men hoeft slechts een moderne fabriek te bezoeken om vast te stellen dat de lichamelijke en geestelijke krachten tot hun maximum worden opgeslorpt, tot aan hun uitputting. Het is niet te betwijfelen dat onze mutualiteiten, onze kommissies van openbaren onderstand, onze sanatoria, onze instellingen voor voorbehoedende geneeskunde, ons statistieken kunnen bezorgen die het verhoogd percentage zullen aanduiden van zieken en van zwakken, als gevolg van deze nieuwe produktiemethoden. Dit zijn toestanden die overigens algemeen erkend worden. De kameraden die wij ondervraagd hebben, verzekerden ons dat aan den arbeider de vrije regeling van zijn vakanties moest overgelaten worden. Zulke opvatting vinden wij erg spijtig. Dat er geen direkte verplichtingen kunnen opgelegd worden begrijpt zich. Het is overigens niet denkbaar dat, in den huidigen toestand waarin onze nijverheidsgemeenten en de arbeiderswijken zich nog bevinden, de nieuwe vakanties zouden doorgebracht worden op de normale woonplaats. Verplaatsingen en verblijf elders, zullen dus onvermijdelijk gebeuren. Zij zijn overigens noodzakelijk,
D
118
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
zoo niet kan de geest zijn rust niet herwinnen, kunnen de verloren krachten niet hersteld worden en wordt het nut van de hervorming niet bereikt. De verlofdagen zouden dan doorgebracht worden zonder charme, in verveling en zonder opvoedende waarde. Het is noodzakelijk aan dezen die van de wet genieten wenken te geven voor een goed gebruik, en de verschillende vormen waarin dit gebruik kan gebeuren aan te duiden. Hier ligt een vruchtbare en omvangrijke taak, die zoo snel mogelijk moet ondernomen worden. Wij zullen daarop binnenkort terugkomen.
Mededeeling van het Ministerie van Vervoerwezen. ARBEIDERSVAKANTIE
Vervoersfaciliteiten voor degenen die het voordeel der wel genieten. Het is bekend dat bij de wet van 8 Juli 1936 aan de werklieden, alsmede aan de kantoorbedienden van den handel en de nijverheid, zes dagen verlof met behoud van loon verleend worden. De heer Marcel-Henri Jaspar, minister van Verkeerswezen, tot wiens bevoegdheid, buiten het vervoer, ook het toerisme en het hotelwezen behooren, had — men zal 't zich herinneren — een groote kommissie ingesteld, aan welke was opgedragen ruime vakantiemogelijkheden voor belanghebbenden te scheppen. Een der ingewikkeldste vraagstukken op dat gebied ds voorzeker dat van het vervoer. De Minister heeft, op grond van de konklusiën van de bevoegde technische afdeeling der Kommissie voor Arbeidersvakantie, met onze spoorwegmaatschappijen onderhandelingen gevoerd, die tot een gunstigen uitslag hebben geleid. De Spoorwegmaatschappijen zullen, van dit jaar af, een zeer groote krachtsinspanning doen om bij de arbeidersklasse en de kleine kantoorbedienden den lust tot reizen op te wekken en hun mogelijkheid tot reizen te bieden. Het geldt hier een maatschappelijk initiatief, dat de in de naburige landen getroffen maatregelen in omvang overtreft. Ii — SPOORWEGEN A. — Individueele verminderingen voor met hun gezin reizende arbeiders of kleine kantoorbedienden. 25 t. h. voor een reis — heen en terug — van niet meer dan 100 km.; ___ 35 t. h. voor een reis van 100 tot 300 km.; 50 t. h. voor een reis van meer dan 300 km. Die vervoerbewijzen (heen en terug) zullen gedurende 10 dagen geldig zijn. De arbeiders van de nijverheidsbekkens van Luik, Limburg, Verviers, Athus, enz., zullen zich dus, tegen halven prijs, met hun gezin naar de zee kunnen begeven. De Vlaamsche werklieden zullen onder dezelfde voorwaarden de Ardennen kunnen leeren kennen. Voegen wij hieraan toe dat voor het berekenen van de afstanden, tot bepaling van het bedrag der verminderingen, zoowel met de reizen op de buurtspoorwegen als met die op de groote spoorwegen rekening wordt gehouden. Die verminderingen zullen éénmaal per jaar voor reizen in derde klasse worden verleend, op over-
legging van een bewijs, waarvan de vorm op 1 April . bepaald is geworden. Zij zullen evenwel niet worden verleend op sommige dagen van druk verkeer, als 14, 15, 16 en 31 Augustus, 1 en 30 September. B. — Verminderingen voor arbeiders of kleine kantoorbedienden die met hun gezin bij groepen van ten minste 25 personen reizen. 50 t. h. met een geldigheidsduur van 10 dagen. C. — Camping-rijtuigen. Reeds dit jaar zullen door onze beide nationale maatschappijen enkele in schilderachtige stations geplaatste camping-rijtuigen worden ingericht, welke een verblijf in de merkwaardigste streken van het land onder weinig bezwarende voorwaarden zullen mogelijk maken. II. — VERVOER OVER DEN WEG De Bond der Autocarexploitanten zal een niet minder verdienstelijke krachtsinspanning doen, waaraan hulde dient gebracht. Hij zal zijn leden verzoeken groepen werklieden of kleine kantoorbedienden te vervoeren tegen een bijzonder tarief van 0 fr. 10 per reiziger-kilometer, op voorwaarde: 1° Dat een rondreis van ten minste 150 km. gedaan wordt; 2° Dat voertuigen met tamelijk groote capaciteit (cars met ten minste 36 plaatsen) gebezigd worden en dat 90 t. h. bezetting gewaarborgd wordt. Voor de cars met middelbare capaciteit (24 tot 36 plaatsen), zal het tarief, onder dezelfde voorwaarden, 0 fr. 12 bedragen; 3° Dat het vervoer niet geschiedt op tijdstippen van druk verkeer (Paschen, O. H. Hemelvaart, Pinksteren, enz.). III. ZEEREIZEN In Mei, Juni en September, zal het Bestuur van het Zeewezen, in samenwerking met de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, ééndagsreizen van Oostende naar Antwerpen, of omgekeerd, inrichten. De prijs van die excursie, met inbegrip van de reis per spoor m*et bijzondere treinen, zal verschillen van 50 tot 60 frank, wanneer de reis geschiedt ter gelegenheid van een kieling, en van 70 tot 85 frank, wanneer zij geschiedt met speciaal voor excursies gebezigde snepen. De Minister van Verkeerswezen richt een dringenden oproep tot de toeristische vereenigingen, de reisbureau's, de syndikale vereenigingen en de belanghebbenden zelf, opdat zij het maximale nut uit de aangeboden mogelijkheden zouden trekken.
i!9
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De financieele toestand van fascistisch Italië De diktatuur poogt vruchteloos de ramp te verbergen
T
ALRIJK zijn diegenen die zich afvragen wat de werkelijke financieele toestand is van het fascistisch regime en hoe het aan de ' ontzaglijke uitgaven voor den oorlog van Abessinië en voor de bewapeningen heeft kunnen voldoen. De hiernavolgende inlichtingen, die ons zijn overgemaakt door het « Studiekomiteit van den Socialistischen Binnenlandschen Dienst », geven een overzicht van den rampspoedigen financieelen toestand waarin het fascisme het land gestort heeft. Van einde 1929 tot einde 1934 was de Italiaansche financieele positie gekenmerkt door de vermindering der goudreserve van 10.3 tot 5.9 milliard lira en een vermindering van den biljettenomloop der Italiaansche Bank van 16.8 milliard tot 13.1 milliard lira. De deflatiepolitiek, welke tijdens deze periode werd toegepast, had voor doel de passieve beweging der betalingsbalans te doen keeren. Deze politiek werd later nog verscherpt, vooral na de Engelsche en Amerikaansche muntdevalvatie, welke den index der Italiaansche goudprijzen op een hooger peil had gebracht dan dezen van bijna alle Europeesche en extra-Europeesdie landen. Maar deze politiek, zooals men zal merken, had niet het gehoopte resultaat door de onzekerheid en den weerzin waarmede het UitgifteInstituut haar toepaste en door de tegenstrijdige houding van den Staat. Inderdaad, terwijl de Staat, tusschen 30 Juni 1929 en 30 Juni 1931, de algemeene openbare schuld van 116.2 tot 114.7 milliard terugbracht en aldus de deflatiepolitiek van de bank ondersteunde, begon hij vanaf Juni 1931, op den vooravond dus van de Engelsche devalvatie, een politiek van verhoogde uitgaven bestemd voor de openbare werken en de bewapeningen, en verhoogde aldus, in den loop der drie volgende jaren (tot 30 Juni 1934) de Staatsschuld tot op 125.9 milliard lira, of een rhythme van jaarlijksche verhooging van ongeveer 4 milliard. De nieuwe koopkracht die zoo geschapen werd ging naar eenige industrieele takken en moest, onvermijdelijk, haar weerslag hebben op het peil der binnenlandsche prijzen en op de beweging van den invoer der grondstoffen. Het eindigde met verschijnselen in het leven te roepen die geheel tegengesteld waren aan deze
die het Uitgifte-Instituut had trachten te verwezenlijken. In den loop van 1934 werd een poging gewaagd om door een nieuwe politiek deze twee strekkingen te verzoenen, nl. door het opleggen van beperkingen op de wisselmarkt en door kontingenteeringen. De regeering hoopte dat deze politiek aan het Instituut de macht zou geven om den uitvoer van goud tegen te gaan, zonder verpliclht te worden zijn politiek van expansie der nationale konjunktuur te moeten opgeven. Doch deze nieuwe politiek was pas in praktijk gesteld wanneer de Ethiopische krisis aanving. Daarvan onderging de ekonomische politiek der regeering een formidabelen weerslag, en haar maatregelen, reeds zoo tegenstrijdig, werden niets anders meer dan lapmiddelen. De politiek der kontingenteeringen werd nu verder versterkt, maar kon geen uitslag brengen, vermits zij de vlucht van het goud niet strenger kon beteugelen zonder nadeel toe te brengen aan den oorlog die was aangevangen en die enorme bevoorradingen vereischte. De offers welke aan de ekonomische takken werden opgelegd, welke niet rechtstreeks betrokken waren bij' de oorlogsaktiviteit, waren enorm, en eindigden, anderhalf jaar later, met de totale uitputting van de reserves van het land en zonder het wegvloeien van het goud te hebben kunnen beletten. Volgens de officieele cijfers was de goudreserve tusschen 31 December 1934 en 31 December 1935 gevallen van 5.9 op 3.4 milliard lira. Sinds 31 December 1935 is er geen statistiek meer verschenen betreffende de goudreserve, maar een onderzoek gedaan door den Volkenbond tijdens de periode der sankties, en andere onrechtstreeksere gegevens verkregen door het onderzoek van den toestand van zekere Zwitsersche en Amerikaansche banken, duiden aan dat op 30 Juni 1936 de goudreserve van de Italiaansche Bank nog slechts een weinig meer dan 2 milliard lira bedroeg. De opeisching van vreemde titels.
De toestand was zóó regeering niet aarzelde ope!sching der vreemde maand Augustus 1935 vreemde titels aan den
erg geworden, dat de over te gaan tot de beurswaarden. In de bepaalde zij dat alle Staat moesten overge-
120
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
maakt worden. Men heeft veel gerucht gemaakt, voor propagandistische doeleinden, over de waarde van deze titels en hun totaal bedrag. Doch de waarheid is gansch anders. Het betrof hier, in eerste plaats, Italiaansche titels, doch waarvan de waarde in vreemde munt was uitgedrukt, in het buitenland uitgegeven en ihet bezit waren van Italiaansche burgers. De twee derden van deze titels waren uitgegeven door den Staat, de gemeenten en eenige groote maatschappijen (Edison, Montecatini, enz.), op de Amerikaansche markt rond het jaar 1927. Deze titels brachten geen goud naar het Uitgifte-Instituut. Zij ontlastten slechts het Instituut van de verplichting een bepaalde som deviezen ter beschikking te stellen voor de jaarlijksche betaling der interesten en aflossingen. Nieuw kapitaal werd slechts aangebracht door de eigenlijke vreemde beurswaarden. Maar het bedrag van deze is, volgens de meest optimistische schattingen, niet hooger dan 1.5 milïiard goud-lira, bedrag dat geheel uitgegeven werd in den loop van het eerste semester van 1936. Verder is ook het goud, dat afgestaan o f ten geschenke gegeven werd aan de Schatkist, gedurende den Afrikaanschen oorlog (nationale kampagne van het goud), eveneens verteerd. Daar het hier een bedrag van ongeveer 400 a 600 millioen lira betreft, wijzigt deze betrekkelijk geringe som niets aan het uitzicht van den algemeenen toestand. Indien daarmede de beweging der goudreserve is aangeduid tijdens de periode van voorbereiding en uitvoering van den Ethiopischen oorlog, welke is dan de ontwikkeling geweest van den geldomloop? De technische bladen en de politieke pers hebben zich gewacht, en te recht, volledige inlichtingen te bezorgen. Het bedrag van den omloop der biljetten der Italiaansche Bank (met uitsluiting dus van het zilver en van de Staatseffekten) bedroeg op 31 December 1934, 13.1 milïiard lira. Na dezen datum vindt men nog slechts zeldzame inlichtingen, maar zij zijn voldoende om ons een algemeen idee te vormen over de beweging der uitgiften. De gouverneur van de Italiaansche Bank zou beweerd hebben dat op 31 December 1935 de omloop 16.3 milïiard, op 20 Maart 1936 14.5 milïiard lira bedroeg, en gedurende de eerste maanden van 1937 opnieuw 16 milïiard. Er is dus, vergeleken met einde 1934, een verihooging van 3 milïiard lira, of ongeveer 25 %. Doch dit beteekent niet de totale vermeerdering, want men hoeft rekening te houden met andere elementen. Tusschen 31 December 1934 en 30 Juni 1936 zijn de reserven gedaald, zooals wij gezien hebben, met ongeveer 400 milïiard lira (zonder te rekenen de deviezen die voortkomen van de opeisching der vreemde titels). Welnu, als tegen-
waarde van deze 4 milïiard die zijn afgestaan aan den Staat, of aan de nijverheid, voor hun aankoopen in het buitenland, heeft het UitgifteInstituut als betaling of als waarborg van betaling op termijn, 4 milïiard effekten ontvangen. Indien het Instituut een deflatiepolitiek had gevolgd, zou het, geleidelijk, een gelijkwaardig bedrag uit den biljettenomloop hebben moeten terugtrekken. Het heeft zich, integendeel, wel gewacht dit te doen, waaruit voortspruit dat in de gegeven ekonomische voorwaarden er een inflatie is gebeurd, niet van 3 milïiard, maar ten minste voor een bedrag van 6 a 7 mflïiard. Dit is overigens op den voorgrond gekomen door de stijging der prijzen tusschen het jaar 1934 en Juni 1936. Reeds vóór de devalvatie waren de prijzen sterk gestegen (van 20 a 35 % met uitzondering der buitenlandsdhe pirodukten en grondstoffen waarvan de prijzen bijna verdubbelden). Deze inflatiemassa van 6 a 7 milïiard was bestemd om in de enorme uitgaven van den Afrikaanschen veldtocht te voorzien. De totale onkosten daarvan, voor de periode gaande van einde 1934 tot Juni 1936, zijn gekend. Inderdaad, de Gazzetta UfficMe heeft een reeks besluitwetten gepubliceerd aangaande de verschillende uitgavenrekeningen van de uitzonderlijke lasten voor den Ethiopischen oorlog. Het totale bedrag van deze voorziene uitgaven bedroeg op datum van 30 Juni 1936, 13.4 milïiard, cijfer dat nochtans onder de werkelijkheid ligt. In afwachting dat de Staat de middelen zou vinden om zijn uitgaven te dekken, hebben deze zes a zeven milïiard van het UitgifteInstituut moeten dienen om aa"n de meest dringende behoeften tegemoet te komen, hetzij onder vorm van voorschotten aan den Staat, . hetzij onder vorm van financiering der oorlogsen' aanverwante nijverheden. Een gansene reeks van lapmiddelen, zooals men ziet, in dewelke de fascistische Staat zich gespecialiseerd heeft. Voortdurende linancieele manipulaties. Zij die zich, tijdens den Afrikaanschen oorlog, aan een financieele ineenstorting van het regime verwachtten, hebben zich geen rekenschap gegeven van de middelen waarover een Staat met een bevolking van 42 millioen inwoners kan beschikken, en welke daarenboven een totalitair regime heeft dat met alle middelen de onderdrukking en het bedrog, de verarming van de groote massa der burgers en de verlaging van den algemeenen levensstandaard, kan doordrijven. De voornaamste operatie, die het grootste gedeelte der buitengewone ontvangsten heeft geleverd, is de uitgifte geweest in September 1,935 van de « nieuwe rente aan 5 % » en het aanvaarden van de inschrijving voor deze titels,
DE BELGISCHE VAKBEWEGING van de « af losbare aan 3.5 % » (welke voortkomt van een konversie, die gebeurde in 1934, der « gekonsolideerde aan 5 % »), mits storting van 15 lira-per 100 lira nominaal kapitaal. Dit heeft den Staat ongeveer 6 milliard lira opgebracht door de konversie van meer dan 40 milliard aan titels van de « aflosbare 3.5 % » op de 60.1 milliard in omloop. Dit beteekent dat 6 milliard door een bedriegelijk /manoeuvre aan de burgers is onttrokken geworden. Andere bronnen van inkomsten zijn gevonden in de uitgifte van gewone sehatkistbons op één jaar, produktieve postbons en sehatkistbons op 9 jaar (bijzondere serie). De uitgifte der gewone sehatkistbons gebeurde in Juni 1935 aan 4 % , later gebracht op 5 %.. Men berekent dat zij, op 30 Juni 1936, meer dan 1 milliard lira hebben opgebracht. De uitgifte van produktieve postbons gebeurt door de postbureelen. De vermindering der interesten had deze bron van inkomsten doen verdwijnen, doch de verlhooging van interest van 3.5 % tot 5 %, vanaf Mei 1936, heeft ook aan deze uitgifte een bepaalde uitbreiding gegeven en aan den Staat eveneens één milliard lira gegeven. Voor wat de bons] op 9 jaar aan 4 % betreft, speciale serie, zij werden gegeven in ruil voor de opgeëischte vreemde titels, en brachten aan den Staalt 500 millioen lira op (met uitsluiting der Italiaansche titels uitgegeven in het buitenland). Wanneer men daarbij nog voegt het goud dat men van partikulieren ontvangen heeft; de verhooging van den bankbiljettenomloop en verschillende'andere inkomsten kan, zonder ver van de waarheid te blijven, geschat worden dat de Staat tijdens den Afrikaanschen veldtocht minstens 10 milliard heeft ontvangen. Hij zou dus tot dit bedrag van 10 milliard de enorme uitgave van 13.4 milliard gedekt hebben. De 10 milliard zijn grootendeels gebruikt geworden voor de betaling der leveringen aan de nijverheid, en voor het vrijmaken van de onroerende waarden van het Uitgifte-Instituut. Dit is de meest gunstige veronderstelling. Maar er zijn voor den oorlog v.g
Tegen het einde van den Afrikaanschen oorlog, dus rond 30 Juni 1936, stond de ekonomie van het land vóór kapitale vraagstukken van tweeërlei aard : de eene betroffen de betrekkingen met de internationale ekonomie,- de andere, de muntpolitiek van het Uitgifte-Instituut en de staatsfinanciën. Wat rond de periode van
121
30 Juni 1936 de betrekkingen met de buitenlandsdhe ekonomie karakteriseerde, was de vermindering tot een minimum der goudreserve, die ten hoogste nog 2 a 2.5 milliard goud lira bedroeg. Dit na tot zelfs de trouwringen te hebben verzameld, de tegenwaarde van het goud afgestaan aan het Uitgifte-Instituut te hebben verkregen en de vreemde titels die zich in Italië bevonden te hebben opgeëischt. Kortom, na de massa der burgers te hebben geplunderd. Deze som van 2 a 2.5 milliard bedroeg het maximum dat het land in het buitenland kon uitgeven, wat ook de nooden der bevoorrading mochten wezen. Daarom bestond, te beginnen van 30 Juni, een absolute noodzakelijkheid de handelsbalans in evenwicht te brengen door de voortzetting van de politiek van beperkingen, welke ihet land reeds ondergaan had voor zijn burgerlijke behoeften in den loop van het voorafgaande anderhalf jaar. Maar ook, in 't bijzonder, een gevoelige beperking, van de bevoorrading der oorlogsnijverheid, niettegenstaande het feit dat de bedenkelijke internationale toestand en de herbewapening van de andere landen de snelle vervanging noodzakelijk maakte van het materiaal dat gebezigd werd in den Afrikaanschen oorlog en dat in groote mate versleten was. Eveneens de onmogelijkheid tot de hersamenstelling der industrieele stocks over te gaan (metalen, katoen, wol, vetten, oliehoudende zaden, vellen, enz.), niettegenstaande het feit dat deze stocks bijna gansch waren uitgeput door hun gebruik tijdens den oorlog, of door den geringen aankoop in het buitenland in het laatste anderhalf jaar van kontingenteeringen. Wij hebben geen cijfers voor het eerste semester van 1937, tijdens hetwelk de beperkingen tot ihun maximum werden gebracht, maar reeds in 1935 was de invoer nog slechts 460 duizend quintalen, katoen 1.5 millioen quint., oliehoudende zaden 2.3 millioen quint.t tegen respektievelijk 588 millioen, 1, 9 en 3.2 millioen quint. in 1934. Zulke toestand vereischt, eenerzijds, een maximum van inkrimpingen, en anderzijds, de verhooging van den uitvoer alsook dë herneming van het toerisme en, indien eenigszins mogelijk, het bekomen van buiten landsdhe leeningen. Van het standpunt der muntpolitiek was het noodig den omloop te houden tot het maximum van 16 milliard omdat een verhooging daarvan, na de 6 a 7 milliard inflatie gedurende de vorige periode, de prijzen tot een peil zou opdrijven dat onvereenigbaar is met de koopkracht der massa. Absolute noodzakelijkheid voor de Staatsfinanciën om nieuwe inkomsten te vinden voor de nieuwe uitgaven, noodig voor de effektieve bezetting en kolonisatie van Abessinië en voor de voortzetting, zelfs in beperkte mate, der bewapeningen. Over deze laatste worden, sinds Juni 1936, geen cijfers meer be-
122
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
kendgemaaict, maar bevoegde personen schatten deze uitgaven op 7 milliard lira per jaar. De begrooting voor 1936-37, die wordt voorgesteld als zijnde in evenwicht, voorziet de dekking van het grootste deel der interesten van de financieele operaties, welke gedurende den oorlog zijn aangegaan, door een verhooging van belastingen, doch voorziet geen enkelen post aangaande nieuwe uitgaven. Vandaar de spoed om een nieuw plan van inkomsten te vinden en, terzelfder tijd, de noodzakelijkheid om zich te bedienen van de 3 a 4 milliard die waarschijnlijk terugbetaald zijn geworden aan de Italiaansche Bank, op de 6 a 7 milliard reeds voorgeschoten aan den Staat en aan de industrieelen die leveringen gedaan hebben aan den Staat in de voorafgaande periode. Er stelden zich dus twee soorten van vraagstukken. Laat ons nu kijken hoe deze in de praktijk zijn aangepakt. Het evenwicht van de betalingsbalans werd aktief nagestreefd vanaf Juni 1936. Des te meer daar er een erfenis bestond van handelsschulden voor een bedrag van verschillende milliarden tegenover het buitenland en welke men niet wenschte te betalen met het weinige goud dat nog aan het Instituut overbleef. Men heeft dan getracht, door handelsverdragen gesloten met de verschillende Europeesche landen (Frankrijk, Engeland, Tsjecho-Slowakije, enz.), een . aktief overschot te verkrijgen. De muntdevalvatie heeft eveneens den uitvoer aangemoedigd. Men heeft aan de eerste suksessen van de han. delsovereenkomsten en van de initiale verhooging van den uitvoer, die plaats greep na de verdwijning der sankties en de muntdevalvatie, de beteekenis gegeven van een definitief sukses. Op het einde van het jaar werd dan ook hoogmoedig aangekondigd dat een aktief handelssaldo was bereikt voor de maanden Oktober en November. De tusschenkomst Sn Spanje. Doch andere faktoren zijn onderwijl tusschengekomen, waaraan in den beginne geen belang werd gehecht en latent bleven voortbestaan. De uitvoer, na een eerste uitbreiding, gevolg van de strekking vanwege het buitenland om zijn stocks van Italiaansche produkten aan te vullen, welke verminderd waren tijdens de sankties, is opnieuw gedaald. Overigens, in tal van gevallen is deze uitvoer geremd geworden om een buitensporige verlhooging der binnenlandsche prijzen te voorkomen. Anderzijds was de opbrengst van den landbouw in 1935-1936 zeer slecht en heeft de noodzakelijkheid medegebracht een groote hoeveelheid tarwe in ie voeren. (Het tekort van den oogst, vergeleken met het verbruik, is geschat geworden op 14 millioen quintalen. Er was ook een tekort aan oliën, oliehoudende zaden, granen, vetten en boter. Zoodanig dat het deficiet van de han-
delsbalans terug is opgedoken in December 1936 en nog versterkt is geworden in Januari 1937 en alle gunstige vooruitzichten opnieuw zijn vernietigd geworden. De tegenstelling tusschen de moeilijkheden, waarin de ekonomie zich bevindt, en het bedrag van de deviezen dat noodig is om haar terug in orde te brengen is een zeer angstwekkend vraagstuk geworden. De moeilijkheid om een programma van bewapeningen voor te bereiden voor de hernieuwing en de vermeerdering van het materiaal zonder een voldoenden stock van deviezen, terwijl, anderzijds, de tusschenkomst in Spanje nieuwe uitgaven heeft noodig gemaakt, is vandaag nijpender dan ooit. Men heeft geen enkel middel kunnen vinden om de bevoorrading van de burgers verder te verminderen, omdat de uiterste grens van vermindering reeds is toegepast geworden tijdens den Afrikaanschen veldtocht en nog steeds van kracht blijft. Tragische toestand. Terwijl de kansen op een verbetering van den buitenlandschen handel verdwijnen en afprijzen op de internationale markt verlhoogen; terwijl de mogelijkheid internationale leeningen aan te gaan eveneens kleiner en kleiner wordt, stelt het vraagstuk van de bevoorrading zich, bij het beg'n van het jaar 1937, met al zijn onmetelijke zorgen en blijkt men geen oplossing te kunnen vinden. De 2 en 2 1/2 milliard bestaande goud-reserve op 30 Juni 1936 zullen als gevolg van hun nominale verhooging, die voortspruit uit de devalvatie, 4 milliard bedragen. Maar hun koopkracht zal verminderd zijn in grootere mate dan het voordeel dat de devalvatie heeft gebracht. De muntpolitiek van het Uitgifte-Instituut en de financiën van den Staat kennen geen betere uitzichten. De devalvatie van Oktober heeft slechts een feitelij'ken toestand bekrachtigd die bestond, sinds den Afrikaanschen oorlog, door een inflatie van 6/7 milliard lira. De Italiaansche Bank, die reeds ham bankbiljeitenomloop op 16 milliard ha$ gebracht, wat ongeveer overeenstemt met den grmd der devalvatie, is niet meer bij machte dezen omloop verder te verhoogen zonder de prijzen op een peil te doen stijgen welk ondraaglijk zou worden voor de massa, die slechts een verhooging van inkomsten van 8 %, ongeveer, heeft genoten. Anderzijds, is de mogelijkheid om verdere voorschotten, vcor de behoeften van OostAfrilka, aan den Staat te bezorgen, tot een minimum gedaald. Wij hebben gezien dat vanaf Januari 1935 tot Juni 1936, de Italiaansche Bank voor dit doel 6/7 milliard lira heeft kunnen voorschieten. In de veronderstelling dat 3 a 4 milliard zijn terugbetaald (wat te betwijfelen is) en opnieuw in omloop zijn gebracht, is het Uitgifte-Instituut niet meer bij machte
DE BELGISCHE VAKBEWEGING in de eerste maanden van het loopende dienstjaar verdere voorschotten te verleenen. Bij deze voorschotten moeten wij voegen de eenige milliarden door de nieuwe waarde van de goud-reserve ale gevolg der muntdevalvatie, en de bedragen ontvangen door de Uitgiftebank voor schatkistbons en produktieve bons. Wij vinden aldus de cijfers die de methode van financiering der uitgaven verklaren, maar geen cijfers met dewelke wij met eenige zekerheid kunnen voorzien ihoe de financiering in de eerstkomende maanden, en vooral in den loop van het volgend financieel dienstjaar, zal gebeuren. Het is waar dat, in Oktober 1936, een buitengewone belasting is gestemd geworden op de onroerende eigendommen, waarvan men de opbrengst schat op 6/7 milliard, wat ongeveer het grootste gedeelte zou uitmaken van het waarschijnlijk totaal der uitgaven voor het dienstjaar 1936-1937, juist zooals de konversie van de « aflosbare 3.5 % » en de « rente 5 % » een goed gedeelte van de uitgaven voor het dienstjaar 1935-1936 heeft opgebracht. Doch het verschil tusschen deze twee operaties ligt in het volgende : terwijl de konversie rond de 6 milliard opbracht in eenige maanden, zal de belasting dezelfde opbrengst - slechts kunnen verwezenlijken na verschillende jaren. En alhoewel de bankinstellingen verplicht zijn het bedrag van de belasting aan den belastingschuldige voor te schieten, welke deze dan terugbetaald wordt in verschillende stortingen, weten wij toch dat de voorschotten, verleend door de bankinstellingen, moeten komen van het Uitgifte-Instituut, wat praktisch beteekent dat het Instituut het voorschot doet aan den Staat, en dit niet kan gebeuren zonder nieuwe biljetten in omloop te brengen, en tot een nieuwe in» fktie te leiden met de gevolgen die gemakkelijk kunnen voorzien worden voor de stabiliteit van de munt en voor de prijzen. Zelfs indien de belasting een onmiddellijk inkomen oplevert, kan dit slechts de uitgaven voor het loopende dienstjaar dekken. Zoodanig dat het vraagstuk der ontvangsten voor de financiering der kolonisatie en der bewapeningen nog ernstiger terug zal opdoemen in het volgend dienstjaar, t. t. z. binnen eenige maanden. Deze studie was opgesteld voor de publikatie van het bericht van den Grooten Fascistischen Raad van 5 Maart. De cijfers van onze studie vinden, voor wat betreft de goudreserve, d1'e geschat wordt op 4.21 milliard, hun volle bevestiging. Inderdaad, het gaat hier over een reserve, die gereëvalueerd is en waar de verhouding tot goud juist 69.32 % is (1,000 lira, kwamen overeen vóór de devalvatie met 79.91 gr. goud; nadien met 46.76 gr.). Juist is ook de officieele verklaring dat deze reserve niet het goud omvat dat geschonken is
123
geworden, noch het fonds der buitenlandsche deviezen en titels. Dit deel is inderdaad apart ingeschreven en kan als volledig uitgeput beschouwd worden. Het feit is algemeen gekend in welingelichte kringen en in de bankwereld. Men weet dat het Zwitsersche banken zijn die zich hebben beziggehouden met den verkoop van deze fameuze buitenlandsche titels. Een laatste punt: de verklaring, volgens dewelke het mogelijk zal zijn om met de opbrengst van de onroerende leening, aflosbaar aan 5 t. h., en met de gewone middelen van de Schatkist, de begrootingsuitgaven voor gansch het dienstjaar 1937-1938 te kunnen voldoen, steunt op geen ernstige basis. Voorspellingen voor de toekomst kan men maken zooveel men wil, maar wij kunnen beweren, zonder vrees van tegengesproken te worden, dat de mogelijkheden niet verder reiken dan het huidig dienstjaar. Voor de toekomst moet men afwachten. Het is voldoende te herinneren dat in de begrooting van 1937-38 (met een tekort van 3.173 millioen volgens het officieel bericht van 10 Januari 1937) « de uitgaven niet voorkomen die in het volgend dienstjaar zouden kunnen voortspruiten uit de buitengewone militaire operaties » in Oost-Afrika. Hetzelfde voor de onkosten van het aanleggen der keizerlijke wegen. Men vindt evenmin vermelding van de nieuwe uitgaven voorde bewapeningen. Daartegenover staat dat er geen middel is om nieuwe bronnen van inkomsten te vinden in den buitenlandschen handel. Het is voldoende, om er zich rekenschap van te geven, de volgende cijfers na te gaan: de invoer voor het eerste semester van 1936 is verminderd met 1.2 milliard lira, vergeleken met het eerste semester van 1935. De uitvoer is verminderd met ongeveer 1 milliard. Het gemis aan evenwicht tusschen invoer en uitvoer heeft zich niet gewijzigd. Tusschen 1934 en 1935 is dit verschil toegenomen met 100 millioen (op een totaal van ongeveer 2.5 milliard). De invoer is verhoogd met 80 millioen en de uitvoer verminderd met ongeveer 30 millioen (cijfers voor het gansche jaar). Deze cijfers, die geen rekening houden van de handelsbeweging met de koloniën, geven een aanduiding van den ekonomischen toestand. Zij worden als gevaarlijk beschouwd, vermits het verboden is ze openbaar te maken. Heden worden nieuwe werken met militair karakter aangekondigd: vergrooting der vliegvelden, uitbreiding van het vliegwezen, of beter, vervanging van de vliegtuigen die naar Spanje gezonden zijn. Er blijft dan nog de financiering der Spaansche rebellen en de kolossale uitgaven voor het behoud in volle aktiviteit van de oorlogsvloot: schepen onder stoom, enz., alsook van het leger. Dit alles geeft een betrekkelijk goed idee van
124
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
(den maalstroom waarin het fascisme het land heeft gesleurd, dat steeds verder verarmt en steeds meer ontberingen moet dragen. In zulken toestand is het niet gewaagd te bevestigen dat het regime in een ijzeren greep 'vastzit en daarom geneigd zou kunnen zijn een
krankzinnigheid te begaan door bij voorbeeld een oorlog uit te lokken. Eens te meer is het bewezen dat de z. g. ..« 100 t. ih. patriotten » de werkelijke verraders zijn van hun eigen land, dat zij naar den afgrond voeren. L. L.
Meimanifest van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen 1937 AAN DE ARBEIDERS VAN DE HEELE WERELDS Op 1 Mei, de internationale feestdag van den arbeid, scharen de arbeiders der geheele wereld zich dit jaar van gansclher harte aan de zijde van hun kameraden in Spanje, die in een heldhaftigen strijd reeds bijna een jaar stand houden tegen den gekoncentreerden aanval der door Franco, onder medewerking van de machten der nazi's en fascisten, geleide reaktionnaire krachten. Het Bestuur van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen doet op de arbeiders der geheele wereld een beroep om op 1 Mei voor dezelfde idealen en eischen te demonstreeren als waarvoor de Spaansche arbeidersklasse strijdt en enorme mensehenoffers brengt : voor menscihenrechten en eerbiediging van de menschheid, voor eeri maatschappelijke orde gegrondvest op her recht, de vrijheid en de demokratie. De demonstraties van de arbeiders moeten op 1 Mei van dit jaar de publieke opinie medesleepen tot een protest van de geheele beschaafde wereld tegen de barbarij' van het fascisme. De fascistische diktators hebben door hun optreden opnieuw Ihet bewijs geleverd, dat ze bewust op oorlog aansturen, waardoor onze herhaaldelijk bevestigde verklaring « fascisme is oorlog » bekrachtigd wordt. De l ste Mei moet een aanklacht zijn, die het misdadig optreden van Hitler-Duitschland en het Italië van Mussolini in Spanje zonder klem3ntie brandmerkt en het geweten der wereld wakker schuldt. Er is een algemeene bewapeningswedloop georganiseerd, die alle landen in een moordenden oorlog dreigt te storten. Oorlog kan de vrijheid en de demokratie niet redden, doch de wegbereider van het fascisme zijn! Het gaat er derhalve niet om, een grootere oorlogsmaclht der demokratie tegenover het blok der fascistische oorlogsmogendheden te vormen, doch een aktief wereldblok van alle volkeren, die den vrede liefhebben, te smeden, waardoor de oorlogshitsers in de onmogelijkheid geraken een oorlog te provokeeren. De l ste Mei moet een geweldige medesleepende belijdenis der arbeidersklasse voor de door het fascisme ten zeerste bedreigden vrede zijn. Het kapitalisme bewijst vandaag evenals gisteren, dat het onbekwaam is de welvaart der volkeren en de handhaving van den vrede te waarborgen. Nog steeds hebben millioenen arbeiders sinds de laatste ekonomische wereidkrisis geen arbeid gevonden en reeds naderen weer nieuwe krisisgevaren. De arbeiders der geheele wereld zullen derhalve op 1 Mei demonstreeren voor een totale hervorming van de maatschappij, voor de sociale planekonomie, de verhooging van het algemeen levenspeil, de 40-urenweek voor de heele wereld. Dat zijn onze parolen en eischen! In het afgeloopen jaar heeft de arbeidersklasse in bijna nlle landen der wereld het offensief geopend voor de verwezenlijking van deze eischen en met dezen strijd, reeds gunstige resultaten bereikt, o. a. in België, Frankrijk, Groot-Brittannië, de Skandinavische landen, de Vereenigde Staten, enz. Door dezen strijd hebben de arbeiders niet alleen hun organisatie en aktiemiddelen aanmerkelijk kunnen versterken, doch er ook nieuw vertrouwen uit geput voor hun uiteindelijke overwinning! Hoog de sterke en eensgezinde internationale vakbeweging!
LEVEN DE VREDE, DE VRIJHEID/DE DEMOKRATIE! Het Bestuur van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen.
125
DE, BELGISCHE VAKBEWEGING
De solidariteitsaktie van het Internationaal Vakverbond ten voordeele der Spaansche strijders Sinds hét begin van den burgeroorlog, welke het Spaansche volk zoo bloedig treft, hebben het Internationaal Vakverbond en zijn aangesloten organisaties een grootsche beweging, voor solidariteit ingericht om, in de mate van het mogelijke, de ellende te verlichten, die onvermijdelijk voortspruit uit de tragedie welke Spanje zoo vreeselijk teistert. De resultaten van deze aktie zijn, over Jt algemeen, niet voldoende door de arbeidersklasse gekend, en dit heeft het Sekretariaat van het I. V. V. er toe geleid een algemeene lijst op te stellen van de ontvangsten en de uitgaven van het Fonds, dat met dit doel gesticht is geworden. Onze lezers zullen vaststellen dat België op een eervoile plaats prijkt. Het neemt, volgens de belangrijkheid der gestorte sommen, de derde plaats in, en volgt onmiddellijk na de Vereenigde Staten van Amerika en Engeland. De arbeidersorganisaties van Frankrijk, die een eigen Fonds hebben, brachten, tot op heden, de formidabele som bijeen van 6,554,060 fr. 10. Onnoodig te zeggen dat de heldhaftige strijd van onze Spaansche kameraden verre van geëindigd is. De Belgische arbeiders moeten, krachtiger dan ooit, hun solidariteitsbeweging voortzetten en door het storten van hun penning, hoe nederig deze ook weze, bewijzen dat de zaak van hun Spaansche broeders ook de hunne is, en dat zij besloten zijn aan de overwinning al de middelen te besteden waarover zij kunnen-beschikken. Ziehier de voorloopige lijst der totale ontvangsten en uitgaven van het « Internationaal Solidariteitsfonds voor Hulp aan Spanje », gaande van 1 Augustus 1936 tot 31 Maart ,1937 :
Ontvangsten Engeland Vakvereenigingen . . . . . . Vakverbonden en Arbeiderspartij Verschillende . . , ' . . . . . Zuid-Afrika : . . . . , . Vafcvereenigingen . . . . . Australië : Vakvereenigingen * . •> . , België : . Fondsen verzameld te Brussel;; , Kanada : Vakvereenigingen Denemarken : Valkvereeniigingen en Parti'j Finland : Vakver eemi gingen Socialistische Partiij Frankrijk : VJ.
KJ.
1 .
.
.
Uitgaven fr
.
Luxemburg Vakvereenigingen Noorwegen : Vakvereenigingen Nieuw-Zeeland Vakvereenigingen Palestina : Vakvereenigingen Nederland : Vakvereenigingen Polen : Vakvereenigingen Over te dragen . . fr.
1,580,852.97 478,985.75 752,861.15 26,812.64 '•'.' 47,293.58
ïr.,
394,49105
Geneesmiddelen en heelkundige instrumenten . ,. . . . . . . .
161,354.00
Ambulances
Kleedingstufcken, wollen goederen, rer genmantels, enz 1,323,872.55 428,< 159.50
1,280,000.00
Suiker
2,333.80
Bloem
420,844.90
Conserven (vleesch en visch)
549,188.30
506,306.70 1,672.00 1,684.92 50,000.00
•
•
•
•
•
•
7.2,000.00
Meelstoffen Chokolade, konli turen, enz. . .
349,837.40
Hesp, spek, vleesch en vet . .
85,517.00
Melk
339,158.00
278,825.32
Kofifie
11,698.00
10,709.53
Tafoak
46,613.00
3,068.25
115,039.85 413,913.11 39,522.55 5,089,882.12
Kamions
578,940.35
Htuip aan famiilies van Jtaliaansche <milicianen . . . . > . . . , . Hospitaal
.
. . . . . . . .
Over te dragen . . fr.
63,000.00 5U,000.00 5,335,680.05
126
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Overdracht
Zweden : Vakverenigingen . Socialistische 'Partij . . Tsjecho-Slowakije : Vakvereenigingen Socialistische Partij . Vereenigde Staten Arbeiders-Rood-Kruis voor Volkspartij, New York Uruguay : Socialistische Partij .
. fr.
. . . . .
5,089,882.12 1,137,629.53 27,027.03 111,115.50 79,676 62
. . . Spanje . . .
1,931,407.60 15,121.58
. . .
8,438.30
Overdracht . . fr. 5,335,680.05 Vervoerkosten
186,396.65
Algemeene onkosten
4,968.10
Verschillende Overschot
4,418.40 i'^bii *?>-'
% "^
•
•
•
•
•
3,737,038.76
Fr.
9,268,501.96
2,862.05 3,333.30 3,136.15 5,287.00 42,877.00 97,557.00 5,479.52 639.20 508.47 44,933.^0 2,612.00 158,978.10
Voeding Onderwijs . Arbeidersjeugd-Intemationale • Italiaansch Antifascistisch Komiteit Alligeineiner Jüdischer Bund . . Komiteiit voor Spanje, Göteborg . Ungdoms Förbund, Stockholm . Jewish Daily Press, Johannesburg Neue Volkszeitung, New York . Verschillende en terugbetalingen Sekretariaat I.V.V Verschuilen van geldiwissel . . Fr.
9,268,501.96
Ziehier een overzicht van de ontvangsten en uitgaven welke nog niet zijn ingeschreven Internationaal Solidariteitsfonds : Vereenigde Staten : Uit New York . . .
fr.
434,000.00
Frankrijk Frankrijk ibeheert zelf zijn gelden, die heden toedragen : Algemeene hulp . . fr. 6,222,081.40 Hulp aan de Spaansche kinderen . . . . . 331,978.70
in het
Aangegane uitgaven waarvan betaling binnenkort moet volgen : Hospitaal fr. 850,000.00 Herberging van kinderen . . . . . 400,000.00 Hulp aan families van Italiiaansche mll'icianen 65,000.00 Aankoop van kamions in de Vereenigde 434,000.00 Staten . . - . * » « * ' . . . Idem 1,000,000.0'.
6,554,060.10 Frankrijk : Fr. -2,749,000.00 De rechtstreeksche uitgaven van Frankrijk beloopen voor : Geneesmiddelen . . fr. 1,310,000.00 Levensmiddelen . . . 1,760,000.00 Herberging Spaansche kinderen . . . . 200,000.00 Verschillende . . . . 1,245,000.00 4,515,000.00 v totaal
. . . .:.-.. . .fr.
6,988,060.i0
Totaal
. fr.
7,264,000.00
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
127
Belgische vakbeweging Zitting van het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie. Het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie vergaderde op 22 Miaart, voor verder onderzoek van de voorstellen betreffende het regime der verplichte werkloosheidsverzekering welke moesten onderworpen worden aan kameraad Fuss, koninklijk kommissaris voor de Werkloosheid. Het Nationaal Komiteit Ibesloot zich te houden aan de resolutie gestemd op het buitengewoon kongres van 22 November 1936, en ibij den koninklijken kommissaris aan te bevelen de organisatie van de verplichte werkloosheidsverzekering langs het kanaal der syndikale kassen, en aan deze den dienst van de inning der bijdragen verder toe te vertrouwen. Zoodra het wetsvoorstel zal gekend ziijn, zal het Nationaal Komiteit, en eventueel een nieuw buitengewoon kongres, bijeengeroepen worden om op grondige wijze dit wetsvoorstel te onderzoeken. x
Kongres der Federatie van Vakbonden van M i d d e n - en Z u i d - W e s t - V l a a n d e r e n . De Federatie van Vakbonden van Midden- en ZuidWestvlaanderen heeft op Zondag 14 Maart, te Kortrifjk, haar jaarlijksch kongres gehouden. Meer dan 200 afgevaardigden woonden het kongres bij. Kameraad Rens vertegenwoordigde er de Syndikale Kommissie. Het zedelijk en geldelijk verslag voor 1936, alsmede het verslag over de bedrijvigheid van het Sekretariaat voor Arbeidersrecht, werden biij algemeenheid van stemmen aangenomen. In den loop der bespreking van het zedelijk verslag, werden verschillende vraagstukken opgeworpen, die opgenomen werden in de hieronderstaande resolutie, die, eveneens biij algemeenheid van stemmen, aangenomen werd : « Het Kongres, » Inziende de kaderwet op de 40-urige arbeidsweek, » Eischt spoedige toepassing dezer, op de als gevaarlijk, ongezond en hinderlijk beschouwde (bedrijven; » Dringt daarenboven aan op het in overweging nemen der mogelijkheid xot het algemeen uitbreiden der 40-urige arbeidsweek ; » Verder, eischt met kracht de integrale toepassing van het betaald verlof op alle arbeiders en alle bedrijven, wat ook het aantal te werk gestelde arbeiders is; » Vraagt dat het lot der nog door werkloosheid getroffen arbeiders in niets zou verwaarloosd worden ; maar dat alle pogingen zouden worden aangewend om, ten eerste, door werkverschaffing, ten tweede, door zoo breede tegemoetkoming mogelijk, het lot der werkloozen te behartigen en te verzachten ; » Dringt aan op een mogelijke verlaging van de ouderdomsgrens tot het bekomen van het pensioen en hei verhoogen van het bedrag er van •
» Legt niadruk op het doordrijven der noodzakelijk geoordeelde struktuurhervormingen; » Zegt zijn vollen steun toe aan de Syndikale Kommissie en aan de politieke aktie der B.W.P., tot inwilliging en verwezenlijking der voorgestelde eischen en verlangens; » Roept ten slotte eenieder op, tot het voeren eener krachtdadige en vruchtdragende propaganda, ten einde de syndikale macht te versterken en het lot der arbeiders te verbeteren. » x^—
Nationaal Kongres van het Personeel der Diensten van Elektriciteit en Gas. Op 4 April organiseerde de Centrale van Arbeiders in Openbare Diensten een nationaal kongres, te Brussel, voor de afgevaardigden van het personeel der elektriciteits- en gasbedrijven. öit kongres was bijeengeroepen om het programma van esichen voor deze kategorie van arbeiders opnieulw te onderzoeken, in het licht van de uitslagen welke sinds Juni 1936 zijn veroverd geworden. De 'diskussie die op het kongres werd gevoerd, en voorbereid was door geschreven verslagen, liep voornamelijk over het vraagstuk der loonen, de beperking van den arbeidsduur en de arbeidsmethoden. Ten slotte werd de volgende resolutie aangenomen : (( De afgevaardigden van het 'hij de 'Centrale van Openbare Diensten aangesloten personeel der Elektriciteits- en Gasdiensten, vergaderd in nationale vergadering, op Zondag 4 April 1937, in het Volkshuis van Brussel; » Na onderzoek van de werkvoorwaarden in hun wederzdijdsche uitibatingen; )> Overwegende den specialen toestand van de gasen elektriciteitsnijverheden die genieten van een voordeelig monopolie, dat hun door de openbare machten verleend wordt; .» Overwegende het financieel rendement van en den itechnischen vooruitgang in deze nijverheden ; » Geeft het Nationaal Bestuur voor opdracht te ijveren voor het doorvoeren van de hieronder opgesomde eiischen, op de wijze zooals voorzien door de aan de nationale vergadering voorgelegde verslagen : » 1) Onmiddellijke en algemeene loonsverhooging, rekening houdende met de werkelijke levensduurte; M 2) Betaald verlof : z^s dagen na één jaar dienst; tien dagen na twee jaren dienst; vijftien dagen na drie jaren dienst; » 3) Invoering van de veertigurige werkweek, met behoud van het huidig weekloon ; •» 4) Bijkomende vergoeding voor het zondagswerk, het werk op feestdagen en de nachtdiensten; » 5) Verwezenlijking van een volledig statuut, behelzende : de organisatie van het werk ; de voorwaarden van aanwerving en afldanking van het personeel: het regime der pensioenen, der vergoedingen wegens ziekte en werkongeval; een ibezoldigingsstelseil gebaseerd op de naleving van een degelijk levensminimum en de toekenning van eenvormige en billijke loonen per kategorie, enz. ;
PEBELGISQHB VAKBEWEGING
128
» Eischen de dringende verwezenlijking van de nationaMsatie der gas- en elektriciteitsniïjverheden, overeenkomstig de doeleinden van net Plan van den Arbeid. » x
Buitengewoon Nationaal Köngres van de Centrale der Voedingsnijverheid. De Centrale der Voedingarbeiders hield op 4 April, te Brussel, een buitengewoon nationaal kongres voor de afgevaardigden van het personeel der koöperatieven. •Dit kongres werd bijeengeroepen om de betrekkingen tusschen vakvereenigingen en ^coöperatieven, en in 't bijzonder de gevolgen van de staking in de bakkerijen van de « Magasins Généraux », te onderzoeken. 'De volgende resolutie werd aangenomen : « Het Kongres van werklieden, algevaardigden der koöperatieven, vergaderd te Brussel op 4 April 1937, in' "het Volkshuis, nam kennis van de klachten die tegen sommige koöperatieve bakkeriljen em hun beheerders werden uitgebracht, iklachten die handelden over lagere loonen uitbetaald in de socialistische bakkerijen dan in private inrichtingen ; ;» Besluit zich niet te onderwerpen aan de neigingen van sommige 'beheerders die het stakingsrecht der werklieden willen aan banden leggen; » Overwegende dat de samenwerkende maatschappij •<( Les Magasins Généraux » het besluit der Syndikale Kommissie van 2 Februari geweigerd heeft toe te passen; » WÜ1 nOg een laatste poging daarstellen om een einde te maken aan het konflikt in de bakkerijen «Les Magasins Généraux», door beroep te doen op het Bureel van den Algemeenen Raad der Belgische Wefkliedenpartij en de Syndikale Kommissie van België; » Zal gebruik maken van de socialistische pers en andere ter beschikking staande publiciteksimiddelen, om aan te toonen dat aan onderkruipers in socialistische bakkerijen niet meer waarde mag igegeven worden dan aan onderkruipers in andere inrichtingen ; » Verklaart zich solidair met de nog stakende arbeiders, die men wil slachtofferen omdat ziij gestaakt hebben ; v Besluit alle wettige middelen aan te wenden om bedoelde werklieden terug aan hun werk te helpen en de onderkruipers te verwifjderen. », x—-~•
Zedelijk Verslag van de Federatie der Vakbonden van Luik voor 1 9 3 6 . De Federatie der Vakbonden van Luik heeft haar zedelijk verslag voor het jaar 1936 doen verschijnen. Alvorens de aktiviteit van het verloopen jaar te ontleden en te ibeoordeelen, herinnert de verslaggever, kameraad Bondas, er aan dat juist twintig jaren geleden de Algemeene Federatie der Vakbonden ^ein Luik voor de eerste maal in algemeene vergadering bijeenkwam. Ziehier in welke bewoordingen de verslaggever deze gebeurtenis beschriljlft : *
« Wij waren op il 8 Februari 1017. In vollen oorlog.
Sinds meer dan -twee jaren waren de legers «bezig met dooden, met verwoesten en .vernietigen. » De bezetting waaraan wij onderworpen waren liet ons geen tvri(jheid, en niets 'kon in het openbaar geschieden. » Niettemin hielden onze propagandisten de organisaties zoo goed en zoo kwaad het ging, in het leven. Zilj gaven er zich best rekenschap van hoe noodig deze zou worden na den storm. Men moest het terrein voorbereiden, de kaders scheppen die de toekomstige groepeering der arbeidersmassa zou mogelijk maken,en de verschillende initiatieven samenbrengen. » Reeds vanaf 1 Juli 1912 hadden w.iij een intersyndiikaien rechtskundigen dienst gesticht-, waarbij de voornaamste organisaties waren aangesloten. » Het was dus voddoende, om in zekere mate het doel van dit organisme uit te "breiden, net grootere middelen te geven, opdat wij een Federatie zouden kunnen vormen die alle syndiikale organisaties van de provincie zou vereenigen, met uitzondering van deze van het gewest Verviers. » Dit besluit werd door de betrokken organisaties op 2 Juli 1916 genomen, doch het vergde nog eenige maanden alvorens de standregelen van de Algemeene Federatie der Vakbonden opgesteld en aanvaard waren. De Federatie werd definitief opgericht biij het begin van 1917. » Ziij telt dus twintig welgevulde jaren! » Wat heeft zij verricht? Dat is de geschiedenis die achter ons ligt, waarover wij bij een andere gelegenheid meer zullen zeggen. Doch wij meenden dat deze gebeurtenis verdiende hier herhaald te worden. » De verslaggever spreekt vervolgens over de ge-beurtenissen die zich hébben voorgedaan in 1936; verdere verbetering van de ekonomische konjunktuur dank aan de nieuwe politiek ingeluid in April 1935: verdere opslorping van de werkloosheid \ ontevreden^héid (biij de arbeidersklasse over de traagheid waarmede de loonen werden heraangepast; agitatie als gevolg van de verschijning van het programma van onmiddeliijike eischen der Syndikale Kommissie; weerslag van de stakingen in Frankrijk en de staking der dolewerkers te Antwerpen op den geestestoestand der arbeiders; en ten slotte, é& geweldige stakingsgolf die in Juni 1936 over het land uitbrak en een sukses zonder voorgaande kende in de geschiedenis van de syndikale beweging van het land. Onnoodig te zeggen dat de Federatie der. Vakbonden gedurende deze staking een zeer groote autoriteit aan den dag heeft gelegd. De verslaggever maalkt van deze gelegenheid gebruik om zijn spijt uit te drukken dat de syndikale belweging over niet meer militanten en ook niet over meer middelen beschikt om de taak, welke haar in zulke omstandigheden is opgelegd, volledig te kunnen uitvoeren. Niettegenstaande dezen toestand, heeft iedereen gedaan wat hij kon. om te helpen, raad te geven en vertrouwen te schenken. Men vindt daarvan het schitterenidst bewijs in het feit dat sinds December 1935 het ledental van de Federatie met \biijna 20 % is vooruitgegaan. •Dit resultaat is bekomen ondanks de moeilijkheden die blijven voortbestaan voor de inschrijving der Ie- • den in de Werkloozenkas ; ondanks de patronale drukking, die niet verminderd is, en de mededinging der fabriekskassen en der pseudo-syndikaten, die gesticht zijn geworden door overloopers met de hulp van ze-
DE fcËLGtSCHE VAK&ËWËGliNG
129
«HMM
kere werkgevers of door de avonturiers van het rexisme. Hier volgt de lijst der aangesloten organisaties met, voor elk hunner, het vergelijkend cijfer van hun ledental op einde 1035 en einde 1036 : Organisaties
Federat. Metaalhewerk. Synd. Centr. Mij inwerk. Centr. Steenbeiwenkers Centrale tëouw, Luik . Centrale Bouw, Hoei . Centr. Openb. Diensten Bond van Bedienden . Centrale der Voeding . Synd-ik. Trampersoneel Centr. Ond. Pers., Luik Centr. Ond. Pers., Hoei Centr. O. P., Borgworm Centrale Transport . . . Centrale Tabak Centr. Leder en Veilen Centrale Kleeding . . . Kasseiers,. Haspengouw Kasseiers, Luik . . . . . Soc. Dagjhladschrijvers Fed. Arbeidsters Boek . Nat. Synd. S.P.T.T.Z. . Sekreitariaat Tongeren Vlaamsche Mijnwerkers Synd.Kiam. Muzik.,Luik Synd. Landsverdediging Syndikaat van Tooneel .
Aantal leden 31-12-35 31-12-36
25,500 13,650 4,304 3,222 1,603 2,230 1,732 2,424 825 1,051 154 54 451 157 110 86 190 16 5 255 4,753 1,225 1,260
Verhooging
32,540 6,050" 14,656 007 4,716 412 4,446 1,224 1,804 111 2,704 564 2,050 318 2,641 217 001 166 086 148 54 840 380 618 461 112 142 56 107 16 6 1 280 25 4,000 1,575 350 040 300 300 250 250 56 56
Totalen . . . . 65,464 77,176 12,856
Vermindering
65 6
7 2
753 311
1,144
'Voor wat betreft de solidariteitsaktie, heeft de Federatie eens te meer bewezen dat deze voor de arbeidersklasse van Luik geen ijdel woord beteékent. Ter gelegenheid van het Sinterklaasfeest heeft zij aan 4,023 ik'inderen van werkloozen. eenige dagen van geluk kunnen schenken. Tijdens de staking van Juni 1036 heeft de solidariteitsbeweging 260,604 fr. 31 opgebracht.
/De verdeeling van deze som gebeurde op basis van 4 frank per aangeslotene, wat een totale uitgave beteekende van 257,217 fr. 35. En ten slotte werd tusschen 1 Augustus 1036 en 31 Maart 1937 aan het Nationaal Fonds voor Spanje een som gestort van 348,578 fr. 82. De Federatie verzameilde verder 6,200 fr. 80 voor de Spaansche kinderen en 3,07(1 fr. 10 voor het hospitaal der twee Internationalen. Het Bureel voor Arbeidsrecht heeft zich, zooals de vorige jaren, druk moeten bezighouden met talrijke vraagstukken en zich steeds ingespannen om de be langen der aangeslotenen zoo goed mogelijk te verdedigen. Het verslag bevat nog een hoofdstuk gewijd aan de beweging der Syndikale Jeugd. De Federatie heelt een bestendigen sekretaris benoemd, in dienst getreden op 1 Februari 1036. De propaganda is onmiddellijk aangevangen : 158 vergaderingen werden ingericht in 40 verschillende plaatsen, met de medewerking der leden van het Uitvoerend Bureel der Syndikale Jeugd. Een cc Buliletijn voor Jeugdleiders » verscheen driemaal in 1036. De Syndikale Jeugd organiseerde drie konferenties voor jonge propagandisten en ondersteunde aktief de syndikale leiding tijdens de stakingen van Juni 1036, Sinds Januari 1037 betalen de leden der Syndikale Jeugd een jbijzondere bedrage van 0.25 fr. per week voor dezen onder 21 jaar, en van 0.50 fr. voor dezen ouder dan 21 ijaar. De Federatie heeft steunkaarten in omloop gebracht van 2, 5 en 20 frank. Zij heeft de matenieele organisatie van de cc Nationale Konferentie voor Jeugdleiders » op zich genomen, welke op 6 en 7 Maart te Tilff plaats 'greep, terwiijl haar sekretaris, kameraad Pirnay, nu de leiding heeft van het tijdschrift Le Cri des Jeunes, dat voor het eerst in Maart 1037 is verschenen. .De aktie der Syndikale Jeugd gaat zoodanig vooruit dat, na één jaar werking, er reeds .18 afdeelingen bestaan, die 300 jonge kameraden groepeeren. IDit iis een prachtig werk, voor hetwelk de Algemeene Federatie en de Syndikale Jeugd onze warmste loftuigingen verdienen.
Boekbeschrijving Les Forbans du Patriotisme door Eageen Peeters Het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen, dat stelselmatig zijn antioorlogs- en vredesaktie doorzet, komt een nieuw boek uit te geven: Les Forbans du Patriotisme, van de pen van onzen kameraad Eugeen Peeters, redacteur aan het blad Le Peuple. Dit werk, dat voorloopig enkel in de Fransche taal uitgegeven werd, beslaat 350 blz. in octavo en is gedrukt op luxepapier. Peeters geeft het historiek van de intrigues der bewapeningsindustrie sinds 1850 tot op dezen dag. Na een overzicht van de voornaamste misdadige handelingen van de kanonnenfabrikanten : omkooperij der pers, der funktionarissen, enz., vóór en na den oorlog, wijdt de schrijver een belangrijk hoofdstuk
aan den wapensmokkel en doet ons het werk kennen van de bekende figuren: Juan Maren, Baldwin Shearer, Szymianski, Crozier, Seletzki, Etchevarieta, Gardiner en zoovele anderen, die een noodlottige rol speelden in de geheime bewapening der volkeren en als bewerkers en aanstichters van troebelen ontmaskerd worden. De schrijver ontleedt verder de bezwarende dokumenten die aan de Onderzoekskomm'issie van den Amerikaanschen Senaat zijn voorgelegd, alsook de resultaten van het onderzoek der Engelsche Koninklijke Kommissie ever de trafiek en de fabrikage van oorlogsmateriaal. Wij vinden verder in dit interessant werk een studie over de Fransche wet in zake de nationalisatie, de fabrikage en den handel van oorlogsmateriaal, die haar eerste toepassing heeft gekregen door de nationalisatie van zekere afdeelingen der groote
136
bË BELGISCHE VAKBEWEGING
^a^MMaMaHMMaaiaHiiiaaaaaBiaBiBMaBialltiiaa^
Fransche Creusot-fabrieken. Ten slotte wordt door Peeters, in een zeer gedokumenteerd hoofdstuk, getiteld : « De wedloop naar den afgrond », de krankzinnigheid der bewapeningen aangetoond, die in de verschillende Europeesche landen in volle uitvoering zijn. De regeeringen bestenden milliarden franken elk jaar, zonder zich te bekommeren om de ellende waarin hun volken zich bevinden. Wie zijn de profiteerders van deze milliarden? Het boek van Peeters geeft ons daar een duidelijk antwoord op. In het voorwoord, geschreven door L. de Brouckère, zegt deze : (( Dit werk hoeft gelezen te worden door allen -die belang stellen in een der meest brandende vraagstukken van onzen huldigen tijd. » Het boek, kost slechts Men kan Vaartstraat,
dat 10 hei 10,
met de meeste zorg is uitgegeven, Belgische frank. bestellen bij de « Wilde Roos », Brussel, postcheckrekening 990.93. x
Korporatisme, neen ï Organisatie der Beroepen, misschien! door Jef RENS. Voorwoord van MERTENS. (106 bladz. — 5 frank.) De syndikale organisaties zullen binnen korten tijd definitief hare houding in het vraagstuk van dé organisatie der beroepen en het wettelijk statuut der vakvereenigingen moeten bepalen. De Regeering houdt zich ernstig met het vraagstuk bezig. Het komt er dus op aan dat onze organisaties zich met de grootste klaarheid en kennis van zaken over het vraagstuk uitspreken. De brochure van onzen vriend Rens brengt in dit verband een voortreffelijk studieen diskussiemateriaal. Het vraagstuk van het wettelijk statuut der vakvereenigingen werd reeds op de Studiedagen van Oostende behandeld. Maar de indruk welke de uiteenzettingen over de vakbewegingen in de fascistische landen op de toehoorders maakten, was van dien aard, dat zij zich vrijwel eensgezind tegen de gedachte van een wettelijk statuut der vakbonden en, a fortiori, van een organisatie der beroepen, verzetten. Men mag echter niet vergeten dat er in talrijke dernokratische landen een wettelijk statuut der vakbonden, en tevens verschillende min of meer ontwikkelde vormen van organisatie der beroepen bestaan, zonder dat daaruit dezelfde rampzalige gevolgen spruiten als in de fascistische diktatuurlanden. Wat dat betreft, stelt het werkje van onzen vriend een gelukkige aanvulling der dokumentatie van de Studiedagen van Oostende daar. Inderdaad heeft kameraad Rens een veertigtal bladzijden van zijn werkje aan de ontleding van het juridisch statuut der vakvereenïgingen en van de instellingen van « beroepsorganisatie » in Engeland, Frankrijk en INfederland, gewijd. Onnoodig te zeggen dat Rens er niet aan denkt zonder meer deze wetgeving voor ons land aan te prijzen. Integendeel, benevens een zeker . taantal interessante ideeën waarmede men rekening moet houden en die men kan goedkeuren, zijn er
een niet minder belangrijk aantal bepalingen in deze wetgevingen welke beslist als gevaarlijk en verderfelijk voor de syndikale organisatie moeten afgewezen 'worden. Maar het belangrijkste gedeelte van de brochure van Rens is natuurlijk datgene dat aan ons land gewijd is. Na een korte uiteenzetting over de bestaande wetgeving : de wet van 31 Maart 1898, over de beroepsverenigingen, en de wetten van 21' Mei 1921, die het berucht artikel 310 afschaffen en de vereenigingsvrijheid in ons land waarborgen, ontleedt hij achtereenvolgens de verschillende voorstellen van een wettelijk statuut der vakvereenigingen, der kollektieve arbeidsovereenkomsten en der paritaire kommissies die in de laatste jaren naar voren, gebracht werden : vooral het stelsel Devèze, dat door de Syndikale Kommissie in 1928 verworpen werd, en de wetsvoorstellen van den heer Heyman. In dit verband wijzen wij op een voortreffelijk overzicht van onzen vriend over de leer van de organisatie der beroepen en de opvattingen der kristen-demokraten dienaangaande. Rens onderzoekt daarna het voorstel van Velge, dat het standpunt van de Vereeniging van katholieke patroons en ingenieurs vertegenwoordigt. Hij zet op klare wijze de redenen uiteen waarom al deze voorstellen moeten afgewezen worden. Daarna komt zeker het meest aktueele en betwiste gedeelte der brochure. Wij vergenoegen ons met een kort overzicht der verschillende punten die behandeld worden. Eerst, een kort overzicht van de reaktie en van het standpunt der moderne vakbeweging tegenover de verschillende tendenzen en voorstellen; vervolgens worden enkele bladzijden gewijd aan het standpunt van kameraden die zich speciaal met het vraagstuk hebben beziggehouden; het standpunt van Buset en zijn voorstel dat reeds op de Studiedagen, van Oostende besproken werd; de standpunten van H. Fayat en L. de Brouckère. Wij zegden reeds hooger dat de Regeering van zins is een wetsvoorstel betreffende deze materie naar voren te brengen. Rens neemt in zijn werkje de verschillende passages over der regeeringsverklaringen waarin sprake is over een wettelijk statuut der vakvereenigingen en de beroepsorganisatie. Een nieuw voorstel werd door minister Delaitre en Buset opgesteld; dit voorstel is echter niets anders dan het gewijzigde oude voorstel Buset. Rens onderzoekt dan dit voorstel, dat klaarblijkelijk niet de goedkeurink wegdroeg van de Regeering, vermits deze op het einde van 1936 een kommissie instel desamengesteld uit verschillende ministers. Aan deze kommissie werd een kommissie van zes experten toegevoegd, waaronder onze vrienden Buset en Rens. Deze kommissie stelde zich akkoord over een, aantal stellingen, dit met zéker voorbehoud vanwege onze vrienden. Men is. nu bezig deze stellingen in een wetsvoorstel te formuleeren dat door de Regeering zou worden aangenomen. Het is vanzelfsprekend dat dit gedeelte bijzonder de aandacht van onze militanten vereischt, Hetzelfde kan gezegd van de algemeene konklusies van Rens. In deze konklusies somt hij de verschillende onmisbare voorwaarden op, waaraan volgens hem ieder voorstel van een wettelijk statuut en van organisatie der beroepen moet beantwoorden, om de goedkeuring weg te dragen van de vrije en socialistische vakbeweging.
35161. Sam. druk. Lucifer (Best.: S. Vanden Bosch), Kapellcmarkt, 8, Brussel.
' • • . - . . )