DE ACHTERLIJKEN EN DE MISDAAD
2l0
DE ACHTERLIJKEN EN DE MISDAAD 1 ) door S. van Mesdag, Arts. De misdadigers vormen geen afzonderlijke menschensoort en misdaden worden niet veroorzaakt doo r een of enkele bijzondere eigenschappen, die bij sommigen (de misdadigers) wel, bij andere (de normale, niet-misdadige bevolking) niet zouden voorkomen. De misdadigheid kan voldoende verklaard worden uit de normale psychologie van den mensch, en uit de omstandigheden, waaronder hij leeft, (de misdadigheid op psycho-pathologischen bodem is hier voorloopig buiten beschouwing gelaten.) De specieele psychologie leert, dat de zeer vele eigenschappen, die bij den mensch in het algemeen voorkomen, bij de afzonderlijke individuen in zeer verschillende mate en zeer verschillende combinaties van maat aanwezig kunnen zijn. Dit heeft Professor Heymans zeer duidelijk in het licht gesteld. Uitgaande van drie fundamenteele eigenschappen, secundaire functie; activiteit en emotionaliteit kwam hij tot het opstellen van acht karaktertypen, die onderling groote verschillen vertoonen en met de vele overgangsvormen alle mogelijkheden, die de menschheid kan opleveren omvatten. Elk dezer fundamenteele eigenschappen heeft hare correlaties met tal van andere, gunstige en ongunstige. Bij geringe intensiteit van een tweetal dezer eigenschappen vindt men een groot aantal minder gunstige correlaties, n.l. bij geringe activiteit en bij geringe secundaire functie. Wanneer deze samen bij ieenzelfden persoon voorkomen, zooals het geval is bij de nerveuzen en de amorphen, komt eene ophooping van ongunstige correlaties tot stand en hebben w e dus te maken met karaktertypen met een aantal minder gunstige eigenschappen. De tot deze typen behoorende personen zijn zoo geaard, dat zij onder bepaalde omstandigheden gemakkelijker tot verkeerde of misdadige handelingen overgaan dan de vertegenwoordigers van andere, beter toegeruste typen. Zeer duidelijk komt dit o.a. uit bij den amorphen type (geringe secundaire functie, activiteit en emotionaliteit) , waarvan een aantal eigenschappen, die zich hier in meer dan gemiddelde frequentie en intensiviteit kunnen vertoonen, hier volgen: intellectueele praestaties beneden het gemiddelde; oppervlakkig; dom; bekrompen; geen menschenkennis; onpraktisch; onhandig; neiging tot drankzucht; sexueele uitspattingen; speelzucht; geneigd tot lekker eten en drinken; ze zijn huichelaars en intriganten, oneerlijk of eerlijk slechts binnen de grenzen van de wet, verkwistend, schuldenmakers; 1) Oorspronkelijk was dit artikel bedoeld als bijdrage voor het Gedenkboek .
Toen het daarin niet kon worden opgenomen, heeft de Heer van Mesdag het op ons verzoek niet ongeschreven gelaten en geven we het thans als Tijdschriftartikel gaa rne een plaats. Red.
DE ACHTERLIJKEN EN DE MISDAAD
211
onordelijk; niet punctueel; geringe belangstelling in godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken; bezitten weinig motieven op objectieve doeleinden gericht; egoistisch; lui; ontvankelijk voor suggestie maar tevens koppig bij moeilijkheden en dan niet toegankelijk voor goeden raad; eenzelvig; indolent; onverschillig. Het is gemakkelijk in te zien, dat personen, bij wie een aantal van deze eigenschappen in mindere of meerdere mate voorkomen onder minder gunstige 'omstandigheden licht kunnen komen tot verkeerde of misdadige handelingen. Nu zijn onder de geestelijk abnormalen de acht karaktertypen, hoewel ziekelijk gewijzigd, terug te vinden, waarbij men ziet, dat aan eiken normalen type een bepaald ziektebeeld beantwoordt. Zoo vindt men in den idioot (in den ruimen zin van het woord) dé ziekelijke overdrijving van den amorphen type. Van dezen type uitgaande verkrijgt men dan ook gemakkelijk een inzicht in de lichtere gevallen der idiotie, die als debielen, achterlijken of zwakzinnigen bekend zijn, evenals in de beteekenis der levensomstandigheden voor deze groep. Van sommige gunstige invloeden kan de zwakzinnige niet of slechts onvoldoende profiteeren, terwijl in zijn leven de minder gunstige omstandigheden zich gewoonlijk ophoopen en de aanleidingen scheppen tot verkeerde handelingen en misdrijven. Zwakzinnigen worden in het algemeen meer aangetroffen onder de laagste klassen der samenleving dan onder de meer bevoorrechten. Het gebrek aan opvoeding, dat in deze klassen reeds zoo'n gevaar oplevert voor het normale kind, is voor den zwakzinnige nog noodlottiger. Van de kinderen uit deze lagen der samenleving, die veel op straat verkeeren en daar aan allerlei verleidingen en vele slechte suggesties blootstaan, worden natuurlijk de zwakzinnigen het meest bedreigd. Ook heeft het slechte voorbeeld, niet zelden gegeven door onzedelijke ouders, door wie zij bovendien soms worden geëxploiteerd (bedelen, diefstal, enz.) op hen een nog verderfelijker invloed dan op de normalen. Het onderwijs, dat een zeer gunstige factor is voor den mensch, aangezien het leert denken, remmingen geeft, de kansen op vol. doend levensonderhoud vermeerdert en het vermogen verschaft zich zelf in vrijen tijd op juiste wijze bezig te houden, kan aan de zwakzinnigen zelfs in de gunstigste gevallen, slechts een deel dezer voordeelen geven. Ook wat het beroep en sociale positie betreft zijn de zwakzinnigen misdeeld; zij zullen in het algemeen gaan behooren tot ae laagst-staande arbeiders, indien zij al het geluk hebben het zoover te brengen en daardoor steeds leven onder ongunstige sociale omstandigheden. Hoezeer dit de kans om tot misdrijf te vervallen vergroot, leert ons de statistiek, die aantoont, dat de allerlaagste arbeidersklasse een zeer hoog percent der misdadigers Ieveirt.
DE ACHTERLIJKEN EN DE MISDAAD
212
Dat de zwakzinnigen onder hen in ruime mate aanwezig zijn spreekt vanzelf. Immers zij zijn weer de misdeelden, die meer nog dan anderen dier klasse den invloed ondergaan van erfelijke belasting, onvoldoende voeding, ongezonde levenswijze, werkeloosheid, gebrek, slechte woningtoestanden enz. De statistiek leert verder ook dat de omvang der misdadigheid toeneemt, wanneer de prijzen der noodzakelijke levensbehoeften stijgen `slechte conjunctuur, winter) . Tot misdrijf vervallen bij het toenemen der moeilijkheden in het leven, natuurlijk in het algemeen in de eerste plaats weer zij, wier geestelijk wezen het zwakst is, dus ook de zwakzinnigen. Bedenkt men dan, dat de alcohol voor deze personen, die geen of weinig innerlijk leven en daardoor sterke behoefte aan prikkels hebben, gewoonlijk het eenig bereikbare genotmiddel is, dan is de voorkomende neiging tot alcoholisme zeer goed te verklaren. Dat zulke misdeelden gemakkelijk komen tot vagebondage, en, voor zoover het vrouwelijk element betreft, tot prostitutie, is ook duidelijk. Het huwelijk voor den man gewoonlijk een beschuttende sociale factor wordt voor deze personen, indien zij al tot een huwelijk komen, zelden tot iets goeds, daar de wederhelft gewoonlijk even laag staat, maar leidt bijna zeker tot vergrooting der moeilijkheden en der ellende. Het is dus begrijpelijk, dat de zwakzinnigen in het algemeen behooren tot de meest bedreigden, waarbij we afzien van de goedmoedige idioten (in den ruimen zin van het woord) . die ondanks slechte levensomstandigheden toch braaf blijven en de meer bevoorrechten onder hen, die onder gunstige omstandigheden levend door hun omgeving voldoende kunnen worden beschermd. We zullen de zwakzinnigen dan ook veelvuldig tot misdrijf zien vervallen. Door gebrek aan begrip omtrent de grenzen tusschen het mijn en dijn zullen ze zich gemakkelijk schuldig maken aan gelegenheidsdiefstallen, maar worden ook wel tot gewoontedieven, die soms met een zekere listigheid, soms echter met groote eentonigheid en oppervlakkigheid hun misdrijven plegen. Onder omstandigheden worden ze verleid tot verduistering, soms ook wel tot valschheid in geschrift. Nu eens uit verhoogde suggestibiliteit, dan weer uit koppigheid, ook wel uit vrees, zijn de voorkomende gevallen van meineed te verklaren. Door hun prikkelbaarheid geraken ze licht in toorneffect en kunnen in dien toestand overgaan tot daden van geweld, mishandeling en doodslag, waarbij ook misbruik van alcohol, waarop ze dikwijls ziekelijk reageeren, een rol kan spelen. Door wraakzucht gedreven of door wreedheid komen ze soms tot ernstige misdrijven b.v. brandstichting, waaraan ze zich ook wel schuldig maken om aan een onaangenamen toestand te ontkomen of uit heimwee. Een primitieve vreugde aan het vuur, die
DE ACHTERLIJKEN EN DE MISDAAD
213
ook bij normalen kan worden aangetoond, speelt hierbij ook wel eens een rol. Zoo kennen we de brandstichting door zwakzinnig dienstpersoneel, dat zich niet gelukkig gevoelt bij de van de zijde van den werkgever ondervonden behandeling of door het gemis van het ouderlijke huis. Ook aan vergiftigingen of andere daden van moord liggen soms deze motieven ten grondslag. De door hoogere voorstellingen niet geremde geslachtsdrift uit zich soms op misdadige wijze in den vorm van exhibitionisme, ontuchtige handelingen, bloedschande, verkrachting, sodomie, lustmoord enz. De misdadigheid van, den zwakzinnige is dus steeds terug te brengen tot zijn gebrekkige geestvermogens en de omstandigheden waaronder hij leeft. Uit deze opvatting vloeit als vanzelf voort de wijze, waarop gestreefd moet worden naar de bestrijding ervan. De noodzakelijkheid de misdaad in het algemeen te bestrijden door een voortvarende gezonde wetgeving op sociaal-oeconomisch gebied wordt door het droevig lot van den zwakzinige, den misdeelde onder de misdeelden, in een nog helderder licht gestela. Aan het sexueele leven der zwakzinnigen zal speciale aandacht moeten worden geschonken om hemzelf maar vooral de maatschappij de ellende van een gedegenereerd kroost te besparen. Evenals de Staat zich bemoeit met de bestrijding der misdadigheid in het algemeen, maar ook met de behandeling van het misdadige individu, zal hij ook zeer speciaal zijn zorg moeten uitstrekken over den zwakzinnige, omdat deze gemakkelijk tot misdaad kan vervallen, als ook ter wille van den gunstigen invloed, dien deze zorg zal hebben op de misdadigheid in het algemeen, die bij een goede zorg voor den zwakzinnige zal afnemen. De zwakzinnige schiet intellectueel en ethisch te kort en is, onvoldoende geremd, al te zeer overgegeven aan zijn natuurlijke aandriften. Hieraan kan min of meer worden tegemoet gekomen door doelmatig onderwijs, dat gewoontevorming in de hand werkt, hem meer geremd maakt, en waardoor hij tevens in arbeidswaarc e zal stijgen en verder door toezicht en zorg, waaraan hij zoo noodig gedurende zijn geheele leven moet blijven onderworpen, eene hulp verleening, die niet uitsluitend of in de eerste plaats interneering bedoelt, maar vooral van belang is voor den in de maatschappij verkeerende zwakzinnige. Zoo spoedig mogelijk moet worden gebroken met de vooral buiten de grootere centra dikwijls gevolgde, onwaardige sleur, die meebrengt, dat men zich met den zwakzinnige niet meer dan in materieel opzicht strikt noodzakelijk is bemoeit en rustig het oogenblik afwacht, waarop de reeds lang vermoede onmaatschappelijkheid van den zwakzinnige uit zijn daden blijkt, om dan via rechtbank of voogdijraad de te lang en misschien wel eens opzettelijk verzuimde zorg voor dezen ongelukkige aan het Rijk over te laten.
DE AANSLUITING VAN DE SCHOOL AAN HET WERK ENZ.
214
Het is zeker, dat een juister begrip van plicht bij tal van gemeentebesturen in dezen veel individueel en maatschappelijk onheil zou kunnen voorkomen. Gelukkig zijn er teekenen, die er op wijzen, dat een goed georganiseerd geneeskundig schooltoezicht, zich uitstrekkende over ons geheele land, eerlang, misschien zelfs wel binnen niet al te langen tijd zal worden ingevoerd. De stelselmatige arbeid van sociaal" voelende deskundigen op dit gebied, die dan aan onze geheele bevolking tot in de kleinste gehuchten zal ten goede komen, zal van buitengewonen invloed kunnen worden op het probleem, dat ons bezig houdt. De zorg aan den zwakzinnige, vroegtijdig en algemeen gegeven, is een krachtig en voordeelig middel ter beperking van armoede en misdadigheid, dus nuttig voor de menscheid en daarom plicht der overheid, die bij dezen arbeid moet, maar ook zeker zal kunnen rekenen op de vrijwillige medewerking van tal van sociaal voelende burgers.
DE AANSLUITING VAN DE SCHOOL AAN HET WERK IN DE MAATSCHAPPIJ VOOR DE JONGENS door Dr. A. van Voorthuijsen. Het groote succes, waarin de huishoudklassen voor _ae oudere meisjes der scholen voor zwakzinnigen zich mogen verheugen, doet met steeds sterker wordenden aandrang de vraag stellen of ook voor onze oudere jongens niet een vorm van onderwijs kan worden gevonden, die zoo goed mogelijk voorbereidt voor den arbeid, die later in de maatschappij moet worden verricht. Er zijn nog een aantal scholen, waar dit probleem niet wordt gesteld, waar althans geen verandering in den bestaanden toestand wordt gewenscht. Men is aldaar van oordeel, dat de buitengewone school haar taak als afgedaan kan beschouwen, als zij de kinderen zoover heeft gebracht, dat het elementaire lezen, schrijven en rekenen wordt beheerscht, dat de meest eenvoudige begrippen omtrent dagelijks voorkomende zaken en omtrent de naaste omgeving worden gekend en dat eenige algemeene vaardigheid is verkregen. Zonder twijfel heeft dit alles hooge waarde. Het is echter onvoldoende voor de meeste zwakzinnigen om het leven mee door te komen. Slechts de handige leerlingen, die tevens in het bezit zijn van een goede hoeveelheid practisch verstand, zullen bijzondere maatregelen op het gebied, dat ons hier bezighoudt, kunnen ontberen. Kohler is in ons land de eerste geweest, die de behoefte aan een ruimere vorming, dan alleen door het bijbrengen van writ schoolsche kennis, heeft gevoeld. Met de oprichting van de ambachts• cursussen te Rotterdam heeft hij de bedoeling gehad de jongens
DE AANSLUITING VAN DE SCHOOL AAN HET WERK ENZ.
215
op te leiden tot schoenmaker en tot boekbinder, ten einde op deze wijze mislukkingen in het latere leven te voorkomen. In het rapport, uitgebracht in het jaar 1913 door de Commissie, ter behartiging der belangen van leerlingen en oud-leerlingen de r buitengewone scholen voor lager onderwijs te Rotterdam, staat vermeld, dat het plan heeft bestaan de mogelijkheid tot het ont vangen van ambachtsonderwijs door het oprichten van meer cursussen uit te breiden. Het is thans wel algemeen bekend, dat volgens het onderzoek, dat de heer Bodaan heeft vericht, de resultaten van de ambachtscursussen niet aan het doel, waarmede deze zijn opgericht, hebben beantwoord. Slechts enkele leerlingen, die de cursussen hebben verlaten, zijn bij het vak, waarin zij hun opleiding hadden gehad, gebleven en van deze oud-leerlingen kan nog niet eens worden gezegd, dat zij uitstekende werkkrachten zijn geworden. Het is gebleken, dat de oud--1.1., die aan de cursussen hebben deelgenomen, in het algemeen niet tot geschoolde vakarbeiders waren op te leiden. Waarschijnlijk is het povere resultaat der cursussen te Rotterdam mede te wijten aan de omstandigheid, dat de beste leerlingen zich niet voor deelname aan de cursussen hebben aangemeld, maar dat voornamelijk zijn aangenomen degenen, die bij het verlaten der school niet terstond in een betrekking konden wolden geplaatst. Rekening houdende met de ervaring, dat de debielen, die onze buitengewone school bezoeken, niet dan bij uitzondering geschoolde vakarbeiders kunnen worden, heeft men hier en daar voor de oudere jongens geheel in verband met de school werkklassen ingericht. In deze werkklassen worden meer uren, dan gewoonlijk het geval is ; anhderbist,wjlevndharbizovel mogelijk gericht is op de practijk van het leven. Een groot gedeelte van den beschikbaren tijd wordt doorgebracht in het lokaal voor handenarbeid, dat geheel veranderd is in een werkplaats, waai wordt getimmerd en geverfd, waar boeken worden ingebonden en stoelen worden gemat, waar wordt gewerkt met carton, pitriet en raffia, waar een groote bedrijvigheid heerscht en waar het geregeld en met lust aan den arbeid zijn als van zelfsprekend worden beschouwd. In deze werkklassen is het niet de bedoeling de jongens op te leiden voor timmerman, verver, boekbinder of stoelenmatter. Alle werkzaamheden worden uitsluitend verricht met het doel de leerlingen een algemeene geschiktheid te geven voor de werkzaamheden, die zij later in de maatschappij moeten verrichten. Bij dit besteden van een deel van den dag aan practischen arbeid worden de theoretische vakken niet verwaarloosd. Het onderwijs in deze vakken wordt veelvuldig met den handenarbeid in verband gt..bracht; het wordt tevens zooveel mogelijk gericht op de practijk van het leven. De opvoedkundige waarde van dezen vorm van onderwijs is niet