Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121
Staatsbosbeheer regio Oost de heer Ir. P. Winterman Postbus 6 7400 AA DEVENTER
Inlichtingen bij Gerard Wijnsma telefoon 038 499 76 72
[email protected]
Zaaknummer Z-HZ_NB-2013-015812 2174494
Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning
Datum
17.04.2013 Kenmerk
2013/0101206 Pagina
1
Geachte heer Winterman, Op 15 maart 2013 hebben wij een aanvraag1 om vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) van u ontvangen. De aanvraag betreft het wisselen van eieren en het bijvoeren van korhoenkuikens. In deze brief geven wij onze beslissing weer.
Besluit Wij hebben besloten, zoals in bijlage 1 weergegeven, u een vergunning op grond van artikel 19d in het kader van de Nbwet te verlenen voor het uitvoeren van het wisselen van eieren en het bijvoeren van korhoenkuikens in het Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’. De aanvraag en de bijbehorende stukken zijn onderdeel van deze vergunning. De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf 1 mei 2013 tot en met 31 december 2013. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van Staatsbosbeheer Regio Oost. De vergunning mag worden gebruikt door onderzoekers die namens de vergunninghouder werken. De vergunninghouder en de gebruiker van de vergunning zijn verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen direct op te volgen. 2.
Bijlagen
Degene die het onderzoek en de maatregelen gaan uitvoeren, dienen van te voren op de hoogte te worden gebracht van de voorschriften, zoals opgenomen in deze beschikking. Ook dienen deze gebruikers van de vergunning in het veld de betreffende beschikking, inclusief voorschriften bij zich te hebben.
Datum verzending
1
Ons kenmerknummer 2013/0090524
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
3.
Het onderzoek en de maatregelen mogen enkel uitgevoerd worden op de centrale heide van de Sallandse heuvelrug (zie bijlage 1 van de bij de vergunning behorende aanvraag).
4.
Minimaal een week voor aanvang van de volgende (deel)onderzoeken en – maatregelen dient u de datum van de start te melden bij met meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het project, het nummer van de vergunning en de volgende details. Bij deze melding(en) dient het volgende te worden aangegeven: Op welke dag- of dagen legsels gewisseld zullen worden. Bij de melding moet tevens worden aangegeven hoeveel legsels en eieren dit betreft en wat de herkomst van de eieren is (goedkeuring door IUCN volgens voorschrift 8). Op welke dag- of dagen kuikens bij bestaande tomen zullen worden bijgeplaatst en hoeveel kuikens dit betreft. Op welke dag wordt begonnen met bijvoeren.
5.
Bij de uitvoering van het wisselen van eieren, het bijvoeren en het bijplaatsen van kuikens bij tomen, dient een toezichthouder van de provincie Overijssel in de gelegenheid te worden gesteld aanwezig te kunnen zijn.
6.
Wijzigingen in de werkwijze en/of de periode van uitvoering dient de vergunninghouder direct te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000gebied, de naam van het projecten en het nummer van de vergunning. Voor deze wijzigingen moeten opnieuw de effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’ beoordeeld worden.
Uitvoering Uitvoering wisselen van eieren 7. Korhoennesten mogen worden bezocht ten behoeve van het vaststellen van het percentage bevruchte eieren (na ca. 2-3 weken) en ten behoeve van het wisselen van eieren (dus maximaal twee bezoeken per nest). Een nestbezoek dient maximaal 10 minuten te duren en is alleen toegestaan indien voorafgaand met een zenderpeiling is vastgesteld dat de hen het nest heeft verlaten. 8.
Eieren die voor het wisselen van legsels worden gebruikt dienen uitsluitend afkomstig te zijn van door de Grouse specialist Group van de IUCN goedgekeurde kwekers.
9.
Het maximaal aantal legsels dat wordt gewisseld is 1 legsel per gezenderde hen met een maximum van 5 (beschikbaar aantal gezenderde hennen), bestaande uit maximaal 40 eieren. Daarbij worden maximaal 2 bevruchte legsels gewisseld (een onbevrucht legsel heeft > 70% onbevruchte eieren, een bevrucht legsel heeft <70 % onbevruchte eieren). In plaats van het wisselen van hele legsels kunnen uit bevruchte legsels ook maximaal twee eieren per legsel worden uitgenomen (maximaal 5 legsels).
Uitvoeren bijplaatsen jongen 10. Verzamelde bevruchte eieren dienen worden met een krielkip uitgebroed en de kuikens worden in een volière door een krielkip grootgebracht.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
11. Het toevoegen van in de volière opgegroeide jongen aan een toom dient te geschieden bij een leeftijd van 6-8 weken. Voorafgaand aan het toevoegen aan een toom worden de kuikens gecontroleerd op ziekten door een dierenarts en indien nodig ontwormd en ingeënt. Uitvoeren bijvoeren 12. Het bijvoeren van kuikentomen dient plaats te vinden met maximaal twee personen. Deze personen mogen zich maximaal 10 minuten binnen een straal van 25 meter van iedere kuikentoom bevinden. Bijvoeren van de kuikentomen is toegestaan in de periode 1 juni - 15 september, op maximaal drie dagen per week. 13. Bij het bijvoeren van kuikentomen dient een afstand van minimaal 10 meter tot de hen en kuikens te worden aangehouden. 14. Als het benaderen van een kuikentoom bij een afstand van 10 meter of meer toch een aanzet tot vluchtgedrag wordt gesignaleerd, wordt vanaf dat moment een grotere afstand aangehouden waarbij geen aanzet tot vluchtgedrag wordt waargenomen. Deze omstandigheid dient te worden gemeld bij het meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23). Logboek 15. Er dient een logboek bij te worden gehouden. Op verzoek van de toezichthouder dient het logboek te worden overlegd voor raadpleging. In het logboek dient te worden vastgelegd: Wijze van uitvoering wisselen eieren (dag, welke hen, aantal uitgenomen eieren, percentage eieren was bevrucht); Wijze van uitvoeren bijvoeren (op welke dagen is gevoerd, welke tomen werden gevoerd, wat is gevoerd). Rapportage 16. Voor 1 november 2013 wordt een korte rapportage aan het Team Vergunningen van provincie Overijssel toegezonden waarin wordt vermeld: Een afschrift van het in voorschrift 15 genoemde logboek; Hoeveel eieren zijn uitgekomen bij de legsels en de overleving van de betreffende kuikentomen; Hoeveel bevruchte eieren succesvol kunstmatig zijn uitgebroed. Hoeveel in de volière opgroeiende kuikens de leeftijd van 6-8 weken hebben bereikt; Hoeveel kuikens daarvan zijn toegevoegd aan tomen in het veld en welke tomen dit betreft. 17. Vóór 20 december 2013 wordt het resultaat van het eind 2013 te houden overleg van de partnerorganisaties over de voortbestaan van Korhoen toegezonden aan het Team Vergunningen van provincie Overijssel.
Wanneer de houder of gebruiker van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Gerard Wijnsma op telefoonnummer 038 499 76 72.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Hellendoorn en Rijssen-Holten, en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Willem van der Galiën, teamleider Vergunningverlening
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2
Overwegingen bij het besluit Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ´Sallandse Heuvelrug’
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 - 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.overijssel.nl/bezwaarschriften. Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Bijlage 1 - overwegingen
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
ze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A A1 A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3 A3.1 A3.2 A3.3 A3.4
Procedure Zienswijzen Verlengen beslistermijn Coördinatie met andere wetgeving Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied
A4
Vergunningplicht
B B1 B1.1 B1.2
TOETSING Wettelijk kader en beleid Natuurbeschermingswet 1998 Overig relevant beleid
B2 B2.1 B2.2 B2.2
Inhoudelijke beoordeling Relevante kwalificerende waarden Inhoudelijke beoordeling project c.q. handeling Cumulatieve effecten
B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen B3.2 Reactie van de provincie op zienswijzen C
SLOTCONCLUSIE
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1
Projectomschrijving
Aanleiding Het Korhoen komt in Nederland alleen nog in het wild voor op de Sallandse Heuvelrug. De toestand van de soort is zorgelijk. De beheerders hebben de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen om de populatie in stand te houden en het leefgebied voor Korhoen te verbeteren. Ondanks de maatregelen, is de populatie de laatste paar jaar in een kritieke fase beland. De voornaamste reden lijkt te liggen in een geringe kuikenoverleving, waarbij voedsel en inteelt een rol lijken te spelen. De aanvrager, Staatsbosbeheer werkt samen met Natuurmonumenten, Vogelbescherming Nederland, het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug en de provincie Overijssel (verder: de partners) aan het behoud van de laatste korhoenpopulatie van Nederland. Als ondersteuning wordt gebruik gemaakt van een commissie van deskundigen. Deze deskundigen hebben in de meest recente bijeenkomst van 25 januari 2013 een aantal concrete aanbevelingen gedaan voor de verdere uitvoering van het onderzoek en te nemen maatregelen. Daarbij hebben zij nadrukkelijk geadviseerd om alles te doen wat in het vermogen ligt om de laatste Korhoenpopulatie van Nederland te behouden2. In het voorjaar van 2012 is door de partners besloten om een tweejarige overbruggingsperiode in te stellen waarin nog cruciale vraagstukken uitgewerkt kunnen worden. Eind 2013 wordt beoordeeld of het Korhoen op en rond de Sallandse Heuvelrug voldoende kansen heeft om duurzaam voort te bestaan. Er zal dan worden besloten door te gaan of te stoppen met het kunstmatig versterken van de populatie. Dit ‘go/no-go’ moment kan eventueel een jaar worden uitgesteld indien onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor de beoordeling. Belangrijke lopende onderzoeken en maatregelen zijn het zenderonderzoek waarin de kuikenoverleving centraal staat3, een modelstudie (SOVON Vogelonderzoek Nederland) waarin wordt onderzocht of er een duurzame populatie op de Sallandse Heuvelrug en omgeving kan bestaan en het bijplaatsen van Korhoenders uit Zweden4 om de populatie in de overbruggingsperiode niet uit te laten sterven.
Bijlagen 2
Datum verzending
De samenstelling van de commissie met een verslag van deze bijeenkomst is als bijlage bij de aanvraag
toegevoegd 3
Vergunning 2011/0111253, laatst gewijzigd bij 2013/0065449
4
Vergunning 2012/0123990, laatst gewijzigd bij 2013/0069928
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Project ‘het wisselen van eieren en het bijvoeren van korhoenkuikens’ Het project heeft betrekking op het doorvoeren van additionele onderzoeksmethoden en maatregelen die volgen uit de aanbevelingen van de onafhankelijke commissie. Het project bestaat uit de volgende onderdelen: Wisselen of uitnemen van eieren uit legsels Gecontroleerd grootbrengen van kuikens en bijplaatsen in het veld Gericht bijvoeren van tomen kuikens in het veld
Wisselen of uitnemen van eieren In de afgelopen jaren is een groot aandeel onbevruchte eieren waargenomen. De reden hiervoor is niet direct duidelijk. De commissie vermoedt dat er één dominante haan was die niet alle eieren heeft kunnen bevruchten. Maar ook inteelt kan hier een rol spelen. Onbevruchte eieren kunnen worden gewisseld met bevruchte eieren afkomstig uit kweek. Onbevruchte eieren kunnen worden herkend door een drijfproef of lichtproef. Een legsel wordt als onbevrucht gezien als >70% van de eieren onbevrucht blijkt te zijn. Door ook bevruchte eieren te wisselen en deze kunstmatig uit te broeden en de jongen beschermd op te laten groeien, ontstaat inzicht in het belang dat de genetische samenstelling speelt bij de kuikenoverleving. Bij de kunstmatig uitgebroede kuikens speelt de voedselbeschikbaarheid in ieder geval geen rol. Doordat hennen gezenderd zullen zijn, is het eenvoudig om een nest te vinden en te bepalen wanneer de hen het nest heeft verlaten om te foerageren. Het wisselen van de eieren vindt plaats met maximaal 2 personen en kost ca 5-10 minuten per nest. Een nest wordt maximaal 2 maal bezocht. Eieren uit kweek waarmee wordt gewisseld mogen maximaal één of twee weken meer of minder bebroed zijn. Wel moet het gehele legsel worden gewisseld om discrepantie in de uitkomstdatum te voorkomen. Er zijn verschillende mogelijkheden afhankelijk van het aantal bevruchte eieren dat bij de 5 gezenderde hennen wordt aangetroffen: Geheel omwisselen van legsels (zowel mogelijk bij bevruchte als >70% onbevruchte legsels), of Twee eieren per bevrucht legsel uitnemen Afhankelijk van welke situatie wordt aangetroffen en de beschikbaarheid van broedeieren wordt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden ingezet. Het maximaal aantal legsels dat wordt gewisseld is 5 legsels (beschikbaar aantal gezenderde hennen), bestaande uit maximaal 40 eieren. Er worden maximaal twee bevruchte legsels gewisseld. De eieren waarmee gewisseld wordt zijn afkomstig uit kweek aangezien het erg moeilijk is om eieren van een specifieke leeftijd te verkrijgen uit een wilde populatie. De geselecteerde kwekers worden voorgelegd aan de Grouse specialist Group van de IUCN (International Union for Conservation of Nature) om te waarborgen dat de kweekeieren uit genetisch gezonde groepen afkomstig zijn. Gecontroleerd grootbrengen van kuikens en bijplaatsen in het veld Als bij het wisselen van eieren bevruchte eieren worden verzameld, worden deze onder kunstmatige omstandigheden uitgebroed en worden de kuikens grootgebracht. Geprobeerd wordt daarbij de veldomstandigheden het best te benaderen waardoor jongen succesvol weer kunnen worden uitgezet. Het is daarbij wel van belang de jongen van voldoende voer te
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
voorzien. De beste methode lijkt de eieren uit te laten broeden door een krielkip en de jongen door deze krielkip groot te laten brengen in een grote volière. Doordat de voedselomstandigheden dan toereikend zullen zijn, biedt dit inzicht in het belang van de factor inteelt bij de kuikenoverleving. De opgegroeide kuikens worden als sub-adult bijgeplaatst bij een toom in het veld om de populatie te versterken. Volgens de namens Staatsbosbeheer regio Noord bij de zenderonderzoeken betrokken onderzoekers kan dit het beste worden uitgevoerd bij een leeftijd van 6-8 weken. De kans op succes lijkt dan het grootst aangezien de periode waarin voedselschaarste een rol kan spelen bij de overleving dan is gepasseerd en de sub-adulten op deze leeftijd al redelijk zelfstandig zijn. Gericht bijvoeren van tomen kuikens in het veld De maatregel bestaat uit het gericht bijvoeren van tomen kuikens in het veld. Het betreft maximaal 5 tomen (hennen met zenders) en per toom ca 20 potentiële voerplaatsen. Een voerplaats bestaat uit een kleine open plek in de heide die toegankelijk is voor kuikens maar enigszins is afgeschermd. Omdat het activiteitsgebied van een toom enkele tientallen hectares groot is, is het nodig de kuikens dicht te benaderen om de trefkans van het vinden van het voer te vergroten. Tomen worden voor het voeren opgespoord met de peilzenders. Op voerplaatsen in de directe omgeving van de toom (op 10 m afstand) wordt geschikt voer zoals sprinkhanen, krekels, buffalowormen en/of eiwitrijk hoenderkorrel of – meel aangeboden. Als het vermoeden bestaat dat het voer door andere dieren wordt opgegeten dan wordt de betreffende voerplaats verplaatst. Het bijvoeren duurt maximaal 10 minuten, door maximaal 2 mensen tegelijk en vindt maximaal drie maal per week plaats, in de periode 1 juni tot uiterlijk 15 september. Het bijvoeren wordt onopzichtig uitgevoerd om te voorkomen dat goedwillende mensen ook op het idee zouden komen om te ‘helpen’ met bijvoeren en daarmee onbedoeld negatieve effecten zouden kunnen hebben op het Korhoen. A1.2 Doel project ‘het wisselen van eieren en het bijvoeren van kuikens Korhoenders’ De doelen van het project zijn gericht op: Het verbeteren van de kennis over de rollen die inteelt en voedselbeschikbaarheid spelen bij de kuikenoverleving Het verbeteren van de genetische diversiteit en de kuikenoverleving door het doorvoeren van diverse maatregelen, waarbij de populatie ook numeriek wordt versterkt. A1.3 Periode De vergunning in eerste instantie aangevraagd voor de periode 1 mei 2013 tot 15 september 2014. In een aanvulling op de aanvraag5 is aangegeven dat de looptijd tot 2013 beperkt kan worden. A1.4 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag is het volgende ecologisch onderzoek meegezonden: Staatsbosbeheer, 2013. Natuurtoets : Beoordeling effecten wisselen eieren Korhoen en bijvoeren Korhoen kuikens op de Sallandse Heuvelrug
5
Edo-kenmerk 2013/0131393
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
A1.5 Aanvullende gegevens Op 11 april 2013 6 hebt u in een aanvullende brief aangegeven dat geldigheid van de vergunning beperkt kan blijven tot 2013, aangezien het experimentele maatregelen betreft die in de overbruggingsperiode worden uitgevoerd. Eind 2013 wordt beoordeeld of het Korhoen op en rond de Sallandse Heuvelrug voldoende kansen heeft om duurzaam voort te bestaan. A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats in of vlakbij het Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’. Op uw aanvraag is daarmee het in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermelde (ontwerp)aanwijzingsbesluit van toepassing.
A2
Bevoegdheid
Uitgangspunt bij de Nbwet (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nbwet. Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voorzover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nbwet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslist GS van de provincie waarin dat deel ligt. Het Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’ ligt volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
A3
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1 Zienswijze Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag evenals de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nbwet, naar het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Hellendoorn en Rijssen-Holten en het ministerie van Economische Zaken (hierna te noemen EZ) gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Onder B3 wordt nader ingegaan op de ingebrachte zienswijzen.
6
Edo-kenmerk 2013/0131393
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet) te verlengen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet): Naam wet en van toepassing zijnde artikel
Bevoegd bestuursorgaan en adres
Flora- en faunawet, artikel 75
Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag
A3.4 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’ ligt volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde.
A4
Vergunningplicht
Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied. Wij hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met de wet. Het project kan wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen, maar er is geen sprake van significant negatieve effecten. De activiteit is vergunningplichtig in het kader van art. 19d Natuurbeschermingswet.
B
TOETSING
B1
Wettelijk kader en beleid
B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19d, lid 1, van de Nbwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Artikel 19e van de Nbwet bepaalt dat gedeputeerde staten van de provincie bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet rekening houden met: a. de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, kan hebben voor een Natura 2000gebied; b. een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, evenals regionale en lokale bijzonderheden. Uit artikel 19f, lid 1, van de Nbwet volgt dat voor nieuwe projecten of andere handelingen, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, de initiatiefnemer een passende beoordeling opstelt. In overeenstemming met artikel 19g, lid 1, van de Nbwet kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zich ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden. B1.2
Overig relevant beleid
Concept beheerplan Sallandse heuvelrug In het voorlopige beheerplan Natura 2000 van de Sallandse heuvelrug (Dienst Landelijk Gebied & Staatsbosbeheer, 2010) worden diverse maatregelen genoemd om de kuikenoverleving van de Korhoen te verbeteren. Bijvoorbeeld op het gebied van intern heidebeheer, akkeraanleg en -beheer als op het vlak van tijdelijke predatiebestrijding en grootschalige boskap. Om echter te kunnen achterhalen welke maatregelen op korte termijn het meest effectief zullen zijn, is er sterk behoefte aan meer inzicht in de oorzaken van de lage kuikenoverleving. Gebiedendocument LNV In het gebiedendocument van LNV is opgenomen dat voor de Korhoen een Sense of urgency geldt. Dit betekent dat in 2015 het beheer van de Sallandse heuvelrug op orde moet zijn om het voorbestaan van de populatie korhoenders zeker te stellen. Er is dan ook op korte termijn inzicht nodig in welke maatregelen er toe kunnen leiden dat deze populatie zich hersteld. De huidige ingezette maatregelen hebben namelijk nog niet het gewenste effect bewerkstelligd.
B2
Inhoudelijke beoordeling
B2.1 Relevante kwalificerende waarden De voorgestelde werkwijze voor het project is getoetst aan de effecten op de instandhoudingsdoelen, zoals deze zijn weergegeven in bijlage 2. Uit deze toetsing blijkt dat effecten kunnen optreden op Korhoen, Nachtzwaluw en Roodborsttapuit. Het habitattype Droge heiden ondervindt geen effecten doordat het habitattype niet gevoelig is voor een incidentele betreding te voet. De overige instandhoudingsdoelen (Kamsalamander, Zure vennen, Vochtige heiden, Jeneverbesstruwelen, Actief hoogveen (heideveentjes) en Heischrale graslanden) ondervinden geen effecten doordat deze niet voorkomen in het deelgebied waar het project wordt uitgevoerd.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Conclusie Op grond van bovenstaande kunnen negatieve effecten op de Kamsalamander en de kwalificerende habitattypen op voorhand worden uitgesloten. Voor de Korhoen, Nachtzwaluw en Roodborsttapuit zijn negatieve effecten niet op voorhand uit te sluiten. Onder B2.2 wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Natuurbeschermingswet en de (ontwerp)aanwijzingsbesluiten van het Natura 2000gebied ‘Sallandse Heuvelrug’. Daarbij worden de effecten besproken die de aanvraagde activiteit kunnen veroorzaken op die soorten en/of habitattypen die negatieve effecten kunnen ondervinden. B2.2
Beoordeling aangevraagd project c.q. handeling
Effecten op Korhoen Het doel van de verschillende (onderzoeks) maatregelen is het versterken van de populatie, maar de maatregelen kunnen mogelijk ook leiden tot ongewenste (negatieve) effecten. Er wordt ingegrepen in een natuurlijke populatie die zich in een zeer kritieke toestand bevindt. Effecten bij controle nesten en wisselen eieren Bij het onderzoeken van de legsels (controle of eieren wel of niet bevrucht zijn) en bij het wisselen van eieren kan verstoring optreden. Dit wordt echter voorkomen doordat met de peilzenders kan worden waargenomen wanneer een hen van het nest af is. Uit de ervaring met het zenderonderzoek in 2011 en 2012 blijkt dat de hen 15-35 minuten foerageert en bij het nest weg is. In deze tijd kunnen de werkzaamheden bij het nest worden uitgevoerd. Volgens de aanvraag is daarvoor alleen 5-10 minuten noodzakelijk. Nesten worden maximaal 2 maal bezocht. Hierdoor wordt verstoring voorkomen. Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. Omdat het van belang is dat deze wijze van uitvoering wordt doorgevoerd, verbinden wij voorschriften daartoe aan de vergunning. Het wisselen van onbevruchte eieren leidt niet tot negatieve effecten aangezien de eieren al niet levensvatbaar waren. Het wisselen van bevruchte legsels leidt ertoe dat genetisch andere eieren worden uitgebroed. Indien de daaruit komende kuikens wel overleven, is inteelt mogelijk een factor in de kuikenoverleving. Het betekent ook dat genetisch andere individuen van de Korhoen in het gebied opgroeien. Deskundigen op het gebied van populatiegenetica (H. Jansman, Alterra en prof. J. Hoglund, universiteit van Uppsala in Zweden) hebben aangegeven dat het eventuele risico van het verhogen van de genetische diversiteit (deze individuen zouden minder aangepast kunnen zijn aan de specifieke omstandigheden op de Sallandse Heuvelrug), als gevolg van bijplaatsen van kuikens en volwassen dieren uit kweek ruimschoots opweegt tegen het veel grotere risico van inteelt. Dit geldt niet alleen voor dieren uit andere genetisch gezonde populaties (bijplaatsen Zweedse Korhoenders), maar ook voor het toevoegen van eieren uit kweek. De genetische kwaliteit van de geplaatste eieren is daarbij van groot belang. Om deze reden worden kwekers ter goedkeuring voorgelegd aan de Grouse specialist Group van de IUCN. Indien inteelt een belangrijke rol speelt bij de kuikenoverleving, kan deze maatregel de aantallen versterken. Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. Omdat het van belang is dat deze wijze van uitvoering wordt doorgevoerd, verbinden wij voorschriften daartoe aan de vergunning.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Wisselen of onttrekken van bevruchte eieren onttrekt eieren (en de daaruit voortkomende jongen) uit de natuurlijke populatie. De afgelopen jaren zijn alle uitgekomen jongen echter gedurende de eerste weken gestorven. De ingreep heeft daarmee geen direct effect op de populatie. De tevens genomen maatregel bijvoeren kan ertoe leiden dat de overleving van de kuikens verbetert. In dat geval zouden de als ei uit de populatie onttrokken kuikens mogelijk ook in het wild kunnen overleven. Het is echter nog niet bekend in hoeverre het voeren voldoende effectief zal zijn om de kuikenoverleving daadwerkelijk te verbeteren. Daarnaast zullen de uit de onttrokken bevruchte eieren beschermd opgegroeide kuikens worden bijgeplaatst in het veld. In dat geval is er een positief effect op de populatie. Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. Effecten gecontroleerd grootbrengen van kuikens en bijplaatsen in het veld De overleving van de kuikens in gevangenschap is waarschijnlijk hoger dan in het wild, gezien de afgelopen jaren alle kuikens zijn gestorven. In de volières kan in er in ieder geval zorg voor worden gedragen dat er voldoende voedselaanbod is. Na 6-8 weken kunnen de in volières opgegroeide jongen (indien er nog kuikentomen aanwezig zijn in het veld) als sub-adult worden bijgeplaatst om de populatie te versterken. Indien sub-adulten niet teruggeplaatst kunnen worden omdat er geen tomen meer zijn in het veld, kunnen ze gebruikt worden voor een specifiek op Sallandse heuvelrug eigenschappen gerichte fokgroep. De ingreep heeft daarmee geen (indien geen sub-adulten worden teruggeplaatst) tot een mogelijk positief effect op de aantallen korhoenders (indien wel sub-adulten teruggeplaatst kunnen worden). Bijplaatsen van elders opgegroeide sub-adulten kan ziekten en parasieten in de populatie introduceren. Om dit risico te verkleinen worden de korhoenders in een van andere vogels geïsoleerde omgeving groot gebracht (volière zonder andere hoenderachtigen, vermijden toegang wilde vogels door fijn gaas). Daarnaast worden de sub-adulten voor het bijplaatsen gecontroleerd door een dierenarts. Wij onderschrijven de conclusies uit de natuurtoets. Omdat het van belang is dat deze wijze van uitvoering wordt doorgevoerd, verbinden wij voorschriften daartoe aan de vergunning. Effecten van bijvoeren kuikentomen Het doel van het bijvoeren is het verbeteren van de voedselbeschikbaarheid voor kuikens om daarmee de kuikenoverleving te verbeteren. Bij het voeren kunnen negatieve effecten ontstaan indien hennen en/of kuikentomen worden verstoord. Daarbij is het nodig een afweging te maken tussen effectiviteit van het voeren en mogelijke verstoring; een korte afstand is gewenst om de kuikens het voer zo goed mogelijk te laten vinden, een grotere afstand is gewenst om verstoring te voorkomen. Voor de Korhoen wordt in het profieldocument (ministerie van EZ) een verstoringsafstand van ca 100-300 m gegeven. Wanneer hennen een toom kuikens begeleiden, is hun gedrag echter anders. Uit ervaring bij het zenderen van kuikens in 2011 en 2012 (volgens vergunning met kenmerk 2011/0111253), blijkt dat het naderen van een hen met een toom kuikens tot een afstand van 10 m niet tot een waarneembare reactie in gedrag bij hennen leidt. De hennen lopen niet weg van de waarnemer en vliegen niet op. Hoewel er bij deze afstand geen wijziging van gedrag wordt waargenomen, kunnen hennen mogelijk wel meer alert zijn. Deze
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
periode wordt zeer kort gehouden, doordat maximaal 10 minuten per voerbeurt per toom nodig is. Per week wordt drie maal gevoerd. Indien gedurende het bijvoeren blijkt dat hennen op een grotere afstand dan 10 m wel een aanzet tot vluchtgedrag vertonen, zal de afstand worden aangepast. Daarnaast zou het bijvoeren predatoren kunnen aantrekken. Het risico daarop is onbekend maar vermoedelijk gering. Predatoren die een risico zijn voor korhoenkuikens en hennen worden niet aangetrokken tot de geringe hoeveelheid voer dat wordt gebruikt voor het bijvoeren. Bij het plaatsen van het voer zijn bovendien mensen in het veld aanwezig die mogelijke predatoren kunnen afschrikken. Het verwachte positieve effect van het bijvoeren voor de overleving van kuikens weegt daarbij volgens de aanvrager ruimschoots op tegen een klein risico op verhoogde predatie. De afgelopen jaren zijn alle kuikens steeds gestorven, een verbetering van de overleving is een belangrijk doel van deze maatregel. Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. Omdat het van belang is dat deze wijze van uitvoering wordt doorgevoerd verbinden wij voorschriften daartoe aan de vergunning. Effecten op Nachtzwaluw De Nachtzwaluw komt tijdens de uitvoering van het project ook in het leefgebied van de Korhoen (centrale heide van de Sallandse heuvelrug) voor. De populatie van deze soort op de Sallandse heuvelrug bevindt zich in een gunstige staat van instandhouding. Het huidige aantal broedparen in het gebied ligt hoger dan het instandhoudingsdoel voor deze soort in het gebied7. De nesten van Nachtzwaluwen bevinden zich op de kale grond, zodat vertrapping van deze nesten bij het betreden van de heide mogelijk is. Bij benadering zullen de betreffende dieren echter opvliegen, waardoor de locaties van deze nesten gemakkelijk kunnen worden gemeden. De verstoring is daarbij beperkt in omvang en frequentie. Een significante verstoring van deze soort zal daarbij niet optreden. Wij onderschrijven deze conclusie uit de natuurtoets. Effecten op Roodborsttapuit De Roodborsttapuit komt tijdens de uitvoering van het project in het leefgebied van de Korhoen voor. De Roodborsttapuit broedt van maart-april, wel zijn tijdens de uitvoering van het project nog ouders met jongen aanwezig. De staat van instandhouding van deze soort op de Sallandse heuvelrug is gunstig. Het huidige aantal broedparen van de Roodborsttapuit in het gebied is hoger dan het instandhoudingsdoel van deze soort8. De verstoring is daarbij beperkt in omvang en frequentie. Een significante verstoring van deze soort zal daarbij niet optreden. Wij onderschrijven deze conclusie uit de natuurtoets. B2.3 Cumulatieve effecten Op de centrale heide van de Sallandse heuvelrug vinden nog andere activiteiten en projecten plaats, gericht op recreatie, beheer en onderzoek. Recreatie op de Sallandse heuvelrug is uitsluitend toegestaan op paden en wegen. In het centrale deel van het heidegebied, het leefgebied van de korhoenders, zijn veel paden tijdelijk (in het broedseizoen van 15 maart-15 juli) of jaarrond afgesloten ten behoeve van o.a. de Korhoen. De effecten van recreatie tijdens het broedseizoen zijn hiermee beperkt. Tijdens het broedseizoen worden geen beheermaatregelen uitgevoerd op de centrale heide
7
Volgens gegevens Vogelwerkgroep Midden Overijssel
8
Volgens gegevens Vogelwerkgroep Midden Overijssel
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
van de Sallandse heuvelrug. Tot en met 2013 vindt er een zenderonderzoek plaats naar de kuikenoverleving. Dit zenderonderzoek vindt voornamelijk plaats vanaf paden op de heide, waardoor verstoring nauwelijks plaatsvindt. Ook worden in 2013 maximaal 25 korhoenders uitgezet en gevolgd met zenders. De verstoring bij bijplaatsing is daarbij beperkt. Er zijn voorschriften opgenomen om verstoring bij het volgen met zenders te beperken. In 2011-2013 vindt er in twee terreindelen (Sikkelbos en Sprengenberg) een heideakkeronderzoek plaats. Hieraan is een beperkt broedvogels- en broedsuccesonderzoek gekoppeld. Voorwaarde bij dit onderzoek is, dat de heide slechts beperkt wordt betreden. Hiermee wordt verstoring tijdens het akkeronderzoek beperkt. Bij het onderzoek wordt tevens gebruikt gemaakt van de resultaten uit het zenderonderzoek waardoor verstoring van de Korhoen verder kan worden vermeden. Conclusie De kans op cumulatie van effecten is klein en wordt door voorzichtig werken bij het heideakkeronderzoek en gebruikmaking van de resultaten van de korhoenmonitoring en zenderonderzoek geminimaliseerd. De overige activiteiten in het gebied, in samenhang met het bijplaatsen en korhoenmonitoring, leiden niet tot significant negatieve effecten op de Korhoen, Roodborsttapuit en Nachtzwaluw.
B3
Zienswijzen
B3.1 Bespreking van ingediende zienswijze De gemeente Hellendoorn heeft op 3 april 20139 laten weten geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De gemeente Rijssen-Holten heeft op 16 april 201310 laten weten geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen.
C
Slotconclusie
Uit de beoordeling van het project ‘wisselen van eieren en het bijvoeren van kuikens Korhoenders’ blijkt dat het project niet leidt tot effecten op kwalificerende habitattypen en Kamsalamander. De mogelijk negatieve gevolgen (niet significant) op de Korhoen, de Roodborsttapuit en Nachtzwaluw worden door de wijze van uitvoering en maatregelen voldoende voorkomen en/of gemitigeerd. Het project brengt de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied ´Sallandse Heuvelrug´ niet in gevaar. Vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet kan, onder voorwaarden, worden verleend.
9 10
Edo-kenmerk 2013/0116759 Edo-kenmerk 2013/0132915
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Natura 2000-gebied ‘Sallandse Heuvelrug’ – instandhoudingsdoelen
BIJLAGE 2
Gebiedsbeschrijving De Sallandse Heuvelrug wordt gevormd door een glaciale zandrug die een totale lengte heeft van veertien en een variabele breedte van ongeveer één tot zes kilometer. In het sterk geaccidenteerde terrein bevatten de heuveltoppen (gemiddelde hoogte tussen de 45 en 70 meter boven NAP) grote aaneengesloten struikheibegroeiingen, met enkele jeneverbesstruwelen en zure vennen. In de lagere delen en op de flanken van de heuvelrug komt een vochtiger heidetype voor, waaronder ook een hellingveentje. De flanken van de stuwwal zijn grotendeels begroeid met naaldbos, loofbos en gemengd bos van verschillende leeftijden. Algemene doelen Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
Habitatrichtlijn: habitattypen H3160 Dystrofe natuurlijke poelen en meren Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. H4010 Doel
Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A).
H4030 Doel
Droge Europese heide Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H5130 Doel
Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H6230 *
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) Behoud oppervlakte en kwaliteit.
Doel
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
H7110 * Doel
Actief hoogveen Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit actieve hoogvenen, heideveentjes (subtype B).
Habitatrichtlijn: soorten H1166 Kamsalamander Doel Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Vogelrichtlijn: broedvogels A107 Korhoen Doel Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 40 hanen. A224 Doel
Nachtzwaluw Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 50 paren.
A276 Doel
Roodborsttapuit Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 60 paren.