Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121
Maatschap Scholten de heer F. Scholten Haaksbergerweg 14 7481 RR HAAKSBERGEN
Inlichtingen bij Lieke van Deventer telefoon 038 499 76 73
[email protected]
Zaaknummer Z-HZ_NB-2012-014166
Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
1
Geachte heer Scholten, U heeft een aanvraag om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) bij ons ingediend. Wij hebben deze aanvraag op 21 november 20121 ontvangen. Deze aanvraag heeft u tussentijds gewijzigd2. Deze gewijzigde aanvraag is het uitgangspunt voor deze vergunning. De aanvraag betreft het verbeteren van de afvoer van hemelwater op een perceel landbouwgrond aan de Wennewickweg te Haaksbergen door middel van het graven van twee sloten. In deze brief geven wij onze beslissing weer.
Besluit Wij verlenen u een vergunning (art. 19d) voor het verbeteren van de afvoer van hemelwater op een perceel landbouwgrond aan de Wennewickweg door middel van het graven van twee sloten nabij het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’. De aanvraag en de bijbehorende stukken zijn onderdeel van deze vergunning. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1.
Minimaal een week voor aanvang van de werkzaamheden dient u de datum van de start te melden bij met meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het project en het nummer van de vergunning. Ook dient u direct na afronding van de werkzaamheden bij met het meldpunt van provincie Overijssel te melden wanneer de werkzaamheden zijn afgerond.
Bijlagen
Datum verzending
1
Ons kenmerknummer 2012/0272171
2
Ons kenmerknummer 2013/0248371
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
2
2.
De slootbodem van de twee sloten mag maximaal 60 cm beneden maaiveld liggen. Ook de aansluiting van de twee sloten op de bestaande waterschapssloot mag maximaal 60 cm beneden maaiveld liggen.
3.
De slootbodem van sloot 1 dient te worden verondiept tot een diepte van maximaal 60 cm beneden maaiveld met het zand, dat oorspronkelijk aanwezig was.
4.
De slootbodem in sloot 1 dient, na het verondiepen, mechanisch te worden aangedrukt.
5.
Wijzigingen in de werkwijze van uitvoering dient de vergunninghouder direct te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het project en het nummer van de vergunning. Voor deze wijzigingen moeten opnieuw de effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’ beoordeeld worden.
Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Lieke van Deventer op telefoonnummer 038 499 7673. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Overwegingen bij het besluit Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’ Overzichtskaart ligging perceel en de twee sloten
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 - 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.overijssel.nl/bezwaarschriften. Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld.
3
Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Bijlage 1 - overwegingen
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd:
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3
Procedure
Datum
18 juli 2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
4
A3.1 Relevante overige besluiten A3.2 Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied A4
Vergunningplicht
B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
B1.1 Relevante kwalificerende waarden B1.2 Inhoudelijke beoordeling project c.q. handeling B1.2 Cumulatieve effecten B2
Zienswijzen
B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C
SLOTCONCLUSIE
Bijlage 1 - overwegingen
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1 Projectomschrijving De aanvraag betreft het verbeteren van de afvoer van hemelwater van een perceel landbouwgrond aan de Wennewickweg door middel van het graven van twee sloten. De twee sloten worden gegraven in het kadastraal perceel sectie R, nummers 611 en 1104. Het perceel heeft een oppervlakte van 13,2 ha en ligt direct buiten het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’. In bijlage 3 is een overzichtskaart opgenomen. Op deze kaart staan de ligging van het perceel en de locatie van de twee geplande sloten.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
Sloot 1 is al gegraven. Sloot 2 is nog niet gerealiseerd en zal met behulp van een kraan worden uitgegraven. Een trekker met gronddumper zal de uitgegraven grond verdelen over het perceel. Sloot 1 is 380 meter lang en sloot 2 wordt 270 meter lang. De oorspronkelijke aanvraag is gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op de diepte van de te graven sloten. In de gewijzigde aanvraag bevindt de slootbodem van de nieuw te realiseren sloten zich op 60 cm beneden maaiveld.
2013/0247316 Pagina
5
A1.2 Doel project Het project heeft als doel om de afvoer van hemelwater van het perceel akkerland te verbeteren. Dit om de bereikbaarheid en de bewerkbaarheid van het perceel gedurende de natte periodes van het jaar te verbeteren. A1.3 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. A1.4 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag is het volgende ecologisch onderzoek meegezonden: Hydrologische analyse door Econsultancy (kenmerk 2013/0163753, d.d. 15 mei 2013); Berekening door Econsultancy (kenmerk 2013/0248377, d.d. 17 juni 2013); Hydrologische analyse door Econsultancy (kenmerk 2013/0248371, d.d. 19 juni 2013). Verder zijn de volgende onderzoeken en rapporten bij de beoordeling betrokken: Memo ‘Berekening invloedgebied watergang’ door dhr. T. de Meij (kenmerk 2013/0248404, d.d. 12 juni 2013); Memo ‘Effect ontwatering perceel Wennewickweg’ door dhr. T. de Meij (kenmerk 2013/0248409, d.d. 25 juni 2013); Natura 2000 Gebiedsanalyse voor de PAS Buurserzand & Haaksbergerveen, d.d. 17 december 2012. A1.5 Aanvullende gegevens Op 20 februari 2013 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 22 mei 2013 en 17 en 19 juni 2013 ontvangen en ingeboekt. De kenmerknummers staan onder A1.4 vermeld.
Bijlage 1 - overwegingen
A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats vlakbij het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’. Op uw aanvraag is daarmee het in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermelde aanwijzingsbesluit van toepassing.
A2
Bevoegdheid
Het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’ ligt volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
A3
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
A3.1 Relevante overige besluiten Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn: Naam wet en van toepassing zijnde artikel
Bevoegd bestuursorgaan en adres
Flora- en faunawet, artikel 75
Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen
6
uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag
A3.2 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’ ligt volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde.
A4
Vergunningplicht
Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende rapporten hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied. Wij hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met de wet. Het project kan wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen, maar er is geen sprake significante effecten. De activiteit is vergunningplichtig in het kader van art. 19d Nbwet. Uit de nadere afweging moet voor het voorliggende project blijken of een vergunning kan worden afgegeven.
Bijlage 1 - overwegingen
B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
B1.1 Relevante kwalificerende waarden De voorgestelde werkwijze voor het project is getoetst aan de effecten op de instandhoudingsdoelen, zoals deze zijn weergegeven in bijlage 2. Uit deze toetsing blijkt dat mogelijk effecten kunnen optreden op de habitattypen Zwakgebufferde vennen (H3130) en Hoogveenbossen (H91D0) en op de habitatrichtlijnsoort Kamsalamander (H1166). De overige instandhoudingsdoelen ondervinden geen effecten. Hieronder wordt uitgelegd waarom effecten uit te sluiten zijn.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
7
Habitattypen Op onderstaande habitattypen zijn effecten uit te sluiten: H2310 Stuifzandheiden met struikhei H4010 Vochtige heiden H4030 Droge heiden H5130 Jeneverbesstruwelen H7110A Actieve hoogvenen H7120 Herstellende hoogvenen H7230 Kalkmoerassen H91E0C Vochtige alluviale bossen Deze habitattypen liggen buiten de invloedsafstand van de aan te leggen sloten, op een afstand vanaf 340 meter. Voor deze habitattypen is onder andere een goede waterhuishouding van belang. Er treden ter hoogte van deze habitattypen geen veranderingen in de waterhuishouding op door de aanleg van de sloten. Dit is middels de hydrologische analyse in de aangeleverde rapporten uit te sluiten. Habitatrichtlijnsoorten Op de habitatrichtlijnsoort Grote modderkruiper (H1145) zijn effecten uit te sluiten omdat het leefgebied van deze soort buiten de invloedsafstand van de aan te leggen sloten ligt. In Haaksbergerveen leeft de Grote modderkruiper in veenputten. Voor veenputten is onder andere een goede waterhuishouding van belang. De veenputten liggen op een afstand van minimaal 340 meter. Effecten op de waterhuishouding op deze afstand zijn op basis van de hydrologische analyse in de aangeleverde rapporten uit te sluiten. Conclusie Op grond van bovenstaande kunnen negatieve effecten op Grote modderkruiper, Stuifzandheiden met struikhei, Vochtige heiden, Droge heiden, Jeneverbesstruwelen, Actieve hoogvenen, Herstellende hoogvenen, Kalkmoerassen en Vochtige alluviale bossen op voorhand worden uitgesloten. Voor Kamsalamander, Zwakgebufferde vennen en Hoogveenbossen zijn negatieve effecten niet op voorhand uit te sluiten. Onder B2.2 wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Nbwet en het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’. Daarbij worden de effecten besproken die de aanvraagde activiteit kunnen veroorzaken op de soorten en habitattypen die negatieve effecten kunnen ondervinden.
Bijlage 1 - overwegingen
B1.2
Beoordeling aangevraagd project c.q. handeling
Habitattypen Het habitattype Zwakgebufferde vennen komt op verschillende plekken voor binnen het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’. De dichtstbijzijnde plekken waar dit habitattype voorkomt, is op een afstand van 80 en 85 meter van de aan te leggen sloten. De dichtstbijzijnde plek waar het habitattype Hoogveenbossen voorkomt binnen het Natura 2000gebied is op een afstand van 140 meter van de aan te leggen sloten. Beide sloten worden buiten het Natura 2000-gebied gerealiseerd. De te verwachten effecten per habitattype worden hieronder beschreven.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316
Habitattype H3130 Zwakgebufferde vennen Het instandhoudingsdoel voor dit habitattype is het behoud van oppervlakte en de verbetering van de kwaliteit. De huidige kwaliteit van het habitattype is matig tot goed en vertoont een licht positieve tot stabiele trend. Het habitattype Zwakgebufferde vennen is een grondwaterafhankelijk habitattype. Voor de kwaliteit van het habitattype Zwakgebufferde vennen is voldoende buffering van het venwater door kwelstromen van belang. Ontwatering van landbouwgronden buiten het Natura 2000-gebied kan leiden tot een verlaging van de grondwaterstand in het Natura 2000-gebied. Er is een hydrologisch rapport opgesteld om de invloed van de aanleg van de twee sloten op de grondwaterstand in kaart te brengen en om te bepalen of de activiteit effect heeft op de instandhoudingsdoelen.
Pagina
8
Effectbeoordeling Het hemelwater infiltreert slecht in het perceel door de aanwezigheid van slechtdoorlatende lagen in de bodem. Ook loopt het perceel schuin af ten opzichte van de bestaande waterschapssloot parallel aan de Wennewickweg, waar het perceel op afwatert, waardoor er hemelwater op het perceel blijft staan. De twee aangevraagde sloten komen haaks op de bestaande waterschapssloot te liggen en zullen hier ook op afwateren. De twee aan te leggen sloten worden buiten het Natura 2000-gebied gerealiseerd. Hierdoor is een verlies van oppervlakte van het habitattype Zwakgebufferde vennen niet aan de orde. De afstand waarover de twee sloten een effect kunnen hebben op de grondwaterstand in de omgeving is afhankelijk van een aantal parameters. Onder andere van de bodemopbouw, de dikte van het watervoerend pakket, de doorlatendheid van de ondergrond, het neerslagoverschot in de verschillende seizoenen en de huidige grondwaterstand. Econsultancy heeft veldonderzoek gedaan naar de bodem en waterhuishoudkundige situatie ter plekke. Zij hebben vervolgens uitgerekend dat de aan te leggen sloten nauwelijks invloed hebben op het grondwaterpeil. Wij kunnen ons niet vinden in dat oordeel. Uit de ‘Berekening invloedgebied watergang’ door onze hydroloog (de heer T. de Meij) blijkt dat de invloedsafstand op het grondwater groter is dan berekend door Econsultancy. De invloedsafstand van de aan te leggen sloten wordt kleiner bij een minder diepe sloot, omdat de afvoerperiode dan korter is. Op basis van onze berekeningen heeft de aanvrager de aanvraag gewijzigd en heeft besloten de slootbodem van de twee sloten op 60 cm beneden maaiveld te leggen. Ondanks het verhogen van het bodempeil van de sloten zal het beoogde doel, oppervlakkige afvoer van hemelwater, gehandhaafd blijven. Als de bodem van de aan te leggen sloten 60 cm beneden maaiveld ligt, komt dit overeen met een grondwaterstand in de winter van
Bijlage 1 - overwegingen
31,3 m NAP. Uit meetgegevens van peilbuizen in het gebied blijkt dat alle gemeten grondwaterstanden boven het niveau van 31,3 m NAP in de wintermaanden optreden. Daardoor zullen de aan te leggen sloten alleen in de winter oppervlakkig water afvoeren. Vervolgens zijn opnieuw berekeningen aangeleverd, in overeenstemming met de gewijzigde aanvraag. De te verwachten invloedsafstanden zijn in tabel 1 weergegeven. De effectafstand van de sloten op de grondwaterstand is sterk afhankelijk van in de berekeningen gebruikte doorlatendheid (k-waarde) van de ondergrond. Econsultancy heeft hiervoor k-waarden gebruikt uit het Cultuurtechnisch Vademecum uit 1992. Deze waarden verschillen van de gebruikte k-waarden, zoals weergegeven in de memo ‘Effect ontwatering perceel Wennewickweg’ van onze hydroloog (T. de Meij). Uit het advies van onze hydroloog blijkt dat beide waarden afkomstig zijn uit betrouwbare bronnen. De afstanden uit tabel 1 geven de bandbreedte weer waarbinnen de werkelijk afstand ligt. Tabel 1: de berekende invloedsafstand van een sloot van 60 cm diep, conform de rekenmethode in de aanvraag, op basis van de verschillende k-waarden
Waarden Cultuurtechnisch Vademecum (1992)
Waarden uit Bot (2011)
k1 (matig fijn zand)
1,2 m/dag
10 m/dag
k2 (matig grof zand)
3,0 m/dag
20 m/dag
Maximale invloedsafstand
79 m
209 m
Afstand waarop verlaging 1 cm bedraagt
65 m
171 m
Afstand waarop verlaging 5 cm bedraagt
47 m
125 m
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
9
Uit de tabel blijkt dat op een afstand van 80 en 85 cm, waar het habitattype Zwakgebufferde vennen voorkomt, een verlaging van de grondwaterstand van 1 - 5 cm zou kunnen optreden. Op basis van de adviezen van onze eigen hydroloog zijn wij van mening dat de afstanden, waarover verlaging van de grondwaterstand optreedt, door de aan te leggen sloten, zoals weergegeven in tabel 1, veel kleiner zijn. Dit heeft te maken met het feit dat tussen het perceel en het Natura 2000-gebied een waterschapssloot ligt met een waterpeil van ca. 120 cm onder het maaiveld. Deze bestaande sloot heeft een sterk dempend effect op de verlaging die de aan te leggen perceelsloten zullen veroorzaken. Dat komt doordat de sloot een vast waterpeil heeft, waardoor de grondwaterstijghoogte onder de sloot nagenoeg niet kan veranderen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat de verlaging van het grondwater in het perceel zich ook nog in significante mate zal voordoen voorbij de bestaande waterschapssloot. Op grond van de berekeningen is desondanks niet met zekerheid uit te sluiten dat op de twee plaatsen waar het habitattype ‘Zwakgebufferde vennen’ voorkomt, mogelijk een geringe grondwaterstandsverlaging kan optreden. Dit zou in de winter kunnen optreden wanneer de grondwaterstand in het perceel van de heer Scholten boven het peil van 31,3 m NAP komt. Beneden dit peil is er geen invloed op de grondwaterstand ter hoogte van het habitattype. De kwaliteit van het habitattype ‘Zwakgebufferde vennen’ is gewaarborgd als de vennen voldoende gebufferd blijven door het grondwater. Bij een geringe verlaging (maximaal 5 cm) van de grondwaterstand ter hoogte van de vennen, kan er vanaf de plek van de vennen iets meer grondwater afstromen naar de rand van het Natura 2000-gebied richting de waterschapssloot. De vennen zullen echter voldoende gebufferd blijven door het grondwater, omdat deze buffering wordt gevoed door kwelstromen uit het hoger gelegen deel van het Natura 2000-gebied. Daarnaast hebben de aan te leggen sloten in het grootste gedeelte van het jaar geen invloed op de grondwaterstand. Alleen in de wintermaanden is het mogelijk dat de genoemde
Bijlage 1 - overwegingen
verlaging van de grondwaterstand optreedt. In de meest kritische periode van het jaar (voorjaar/zomer) voor dit habitattype is er geen effect op de grondwaterstand. Uit de rapporten kan worden geconcludeerd dat er geen noemenswaardig effect op de waterhuishouding binnen het Natura 2000-gebied ter hoogte van het habitattype ‘Zwakgebufferde vennen’ optreedt. De kwaliteit van het habitattype blijft gewaarborgd. Negatieve effecten op het instandhoudingsdoel voor het habitattype Zwakgebufferde vennen kunnen worden uitgesloten. Habitattype H91D0 Hoogveenbossen Het instandhoudingsdoel voor dit habitattype is de uitbreiding van de oppervlakte en het behoud van de kwaliteit. De huidige kwaliteit van het habitattype is matig ontwikkeld tot goed ontwikkeld. Het habitattype Hoogveenbossen is een grondwaterafhankelijk habitattype. Ook voor dit habitattype geldt dat effecten niet op voorhand uit te sluiten zijn omdat ontwatering van landbouwgronden buiten het Natura 2000-gebied kan leiden tot een verlaging van de grondwaterstand in het Natura 2000-gebied.
Datum
18.07.2013
Effectbeoordeling De twee aan te leggen sloten worden buiten het Natura 2000-gebied gerealiseerd. Hierdoor is een verlies van oppervlakte van het habitattype Hoogveenbossen niet aan de orde.
Kenmerk
2013/0247316 Pagina
10
Uit de hydrologische analyse blijkt dat op de plaats waar het habitattype Hoogveenbossen voorkomt, op 140 meter afstand van de aan te leggen sloten, mogelijk 1 cm grondwaterstandsverlaging kan optreden. Dit zal door het sterk dempende effect van de bestaande waterschapssloot nog minder zijn. Zoals bij de beoordeling van het vorige habitattype weergegeven kan dit effect alleen in de winter optreden Het habitattype ‘Hoogveenbossen’ heeft op deze locatie in de winter en voorjaar grondwaterstanden rond maaiveld. Voor het behoud van de kwaliteit van het habitattype zakt in de zomer de grondwaterstand idealiter niet verder weg dan enkele decimeters. De voeding vindt voornamelijk plaats door regenwater. Een verlaging van de grondwaterstand van maximaal 1 cm ter hoogte van het habitattype ‘Hoogveenbossen’ is nauwelijks meetbaar. Een grondwaterstand rond maaiveld blijft gegarandeerd in de wintermaanden en in de zomer is er geen effect op de grondwaterstand ter hoogte van het habitattype. Uit de aangeleverde rapporten kan worden geconcludeerd dat er geen noemenswaardig effect op de waterhuishouding binnen het Natura 2000-gebied ter hoogte van het habitattype ‘Hoogveenbossen’ optreedt. De kwaliteit van het habitattype blijft gewaarborgd. Wij onderschrijven deze conclusie. Negatieve effecten op het instandhoudingsdoel voor het habitattype ‘Hoogveenbossen’ kunnen worden uitgesloten. Habitatrichtlijnsoort H1166 Kamsalamander Het instandhoudingsdoel voor deze soort is het behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor het behoud van de populatie. De huidige kwaliteit van het habitattype is goed, het instandhoudingsdoel wordt al in hoge mate gerealiseerd. De Kamsalamander leeft in het Haaksbergerveen onder andere in het habitattype ‘Zwakgebufferde vennen’. Een vereiste aan het leefgebied van de Kamsalamander is dat het ven een groot deel van het jaar water moet bevatten. Incidenteel droogvallen kan gunstig zijn voor de Kamsalamander, omdat daarmee vissen uit het water verdwijnen. Ook voor deze habitatrichtlijnsoort geldt dat effecten niet op voorhand uit te sluiten zijn omdat ontwatering van landbouwgronden buiten het Natura 2000-gebied kan leiden tot een verlaging van de grondwaterstand in het Natura 2000-gebied.
Bijlage 1 - overwegingen
Effectbeoordeling Uit de effectbeoordeling van het habitattype ‘Zwakgebufferde vennen’ blijkt dat er geen noemenswaardig effect op de grondwaterstand optreedt ter plaatse van dit habitattype. De kwaliteit van het habitattype blijft gewaarborgd en hiermee ook de kwaliteit van het leefgebied van de Kamsalamander. Wij onderschrijven deze conclusie. Negatieve effecten op het instandhoudingsdoel voor de Kamsalamander kunnen worden uitgesloten.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
11
Handhaving De heer Scholten was, voordat deze vergunning werd aangevraagd, bezig met het graven van sloot 1. Het vrijgekomen zand is in hopen langs de sloot gelegd. Tijdens de werkzaamheden is het werk stilgelegd door onze handhaver. Daarop heeft de heer Scholten deze vergunning aangevraagd en is de gegraven sloot op twee plaatsen door middel van gronddammen gedicht. Uitgaande van de tussentijds gewijzigde aanvraag en bovenstaande effectbeoordeling, mag de slootbodem van de twee sloten maximaal op 60 cm beneden maaiveld liggen. Daarbij is van belang dat de aansluiting van de twee sloten op de bestaande waterschapssloot ook maximaal 60 cm beneden maaiveld ligt. Dit is opgenomen in de voorschriften. Bij diepere sloten zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen niet uit te sluiten. De oorspronkelijke bodemopbouw en de doorlaatbaarheid moet zo goed mogelijk worden hersteld. Daarom is in de voorschriften tevens opgenomen dat de bodem van sloot 1 dient te worden verondiept tot 60 cm beneden maaiveld met het zand dat oorspronkelijk aanwezig was. Door de grond in sloot 1 na het verondiepen mechanisch aan te drukken wordt het inklinken na realisatie voor een belangrijk deel ondervangen. De twee gronddammen worden verwijderd. Conclusie beoordeling effecten Uit bovenstaande effectbeoordeling blijkt dat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor de habitattypen Zwak gebufferde vennen en Hoogveenbossen en de habitatrichtlijnsoort Kamsalamander kunnen worden uitgesloten. B1.3 Cumulatieve effecten De realisatie van de twee sloten op het perceel aan de Wennewickweg leiden niet tot negatieve effecten op habitattypen en soorten met instandhoudingsdoelen. Er is daarom geen sprake van cumulatie van mogelijk negatieve effecten.
B2
Zienswijzen
B2.1 Bespreking van ingediende zienswijze Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders van gemeente Haaksbergen gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. De gemeente Haaksbergen heeft op 17 januari 2013 een brief toegezonden (ons kenmerk 2013/0014035). Daarin geven zij aan geen opmerkingen hebben over de aanvraag.
C
Slotconclusie
Uit de beoordeling van de aanvraag voor het verbeteren van de afvoer van hemelwater van een perceel landbouwgrond aan de Wennewickweg door middel van twee sloten met een slootbodem op 60 cm beneden maaiveld blijkt dat dit geen negatieve invloed heeft op de
Bijlage 1 - overwegingen
grondwaterstand ter hoogte van de beschermde habitattypen en het leefgebied van habitatrichtlijnsoorten. Het project brengt de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’ niet in gevaar. Vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet kan, onder voorwaarden, worden verleend.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
12
Bijlage 2: Gebiedsbeschrijving
Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’
BIJLAGE 2
Gebiedsbeschrijving Het Natura2000-gebied Buurserzand & Haaksbergerveen bestaat uit twee deelgebieden. Het Haaksbergerveen in het zuiden is een veenputtencomplex met goed ontwikkelde gradiënten naar het omliggende zand- en (basenrijk) leemlandschap. Door vernattingsmaatregelen in het verleden zijn de nog aanwezige, met hoogveenvegetatie begroeide veenpakketten veranderd in drijftillen, die qua vegetatie sterk lijken op moerasheiden. Er is een afwisseling van veenputten en dijkjes. Het Buurserzand in het noorden is een heidegebied op voormalig stuifzand. Er komen hier op uitgebreide schaal natte heidebegroeiingen voor met her en der zwakgebufferde vennen, afgewisseld met droge heide met jeneverbesstruweel.
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
13
Algemene doelen • Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. • Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. • Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. • Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. • Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Habitatrichtlijn - habitattypen H2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista Doel Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit. Toelichting Met name in het Buurserzand komt het habitattype stuifzandheiden met struikhei over een grote oppervlakte voor, een deel is echter vergrast. Uitbreiding van de oppervlakte is hier mogelijk. H3130 Doel Toelichting
H4010 Doel Toelichting Bijlagen
Datum verzending
Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletea uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit . Het habitattype zwakgebufferde vennen komt plaatselijk in matige kwaliteit voor in het Buurserzand. Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A). Het habitattype vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A) komt lokaal goed ontwikkeld voor op zandgrond en dunne veenlagen. Elders is het gebied vergrast en verdroogd; uitbreiding is hier mogelijk.
Bijlage 2 - Gebiedsbeschrijving
H4030 Doel Toelichting
Droge heiden Behoud oppervlakte en behoud kwaliteit. Het habitattype droge heiden komt over een relatief grote oppervlakte verspreid in het gebied voor, met name op de hoger gelegen plekken.
H5130 Doel Toelichting
Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Het habitattype jeneverbesstruwelen komt voor op het Buurserzand, waarbij naast 'struwelen' ook nog vele losse individuen van de jeneverbes in het gebied te vinden zijn. Slechts op kleine schaal treedt momenteel verjonging op van het struweel van het Buurserzand. De beoogde kwaliteitsverbetering betreft het verder realiseren van verjonging.
H7110 * Doel
Actief hoogveen Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A). Het habitattype actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A) kan verder ontwikkeld worden door middel van kwaliteitsverbetering van habitattype H7120 herstellende hoogvenen. In het hoogveengebied met habitattype H7120 herstellende hoogvenen komen Veenvormende vegetaties voor die tot het habitattype H7110 actieve hoogvenen gerekend kunnen worden.
Toelichting Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
14
H7120 Doel
Toelichting
Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Enige achteruitgang in oppervlakte ten gunste van habitattype H7110 actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A), is toegestaan. Er zijn goede mogelijkheden om een zodanige kwaliteitsverbetering van het habitattype herstellende hoogvenen te bereiken, dat een deel kan overgaan in habitattype H7110 actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A). De heidevegetaties en bossen op het verdroogde hoogveen worden niet tot habitattypen H4010 vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A) en H91D0 hoogveenbossen gerekend, maar maken onderdeel uit van herstellende hoogvenen.
H7230 Doel Toelichting
Kalkmoerassen Behoud oppervlakte en kwaliteit. In het gebied komt één ven voor waar plaatselijk basenrijke kwel optreedt. In dit ven komt het habitattype kalkmoerassen met een kleine oppervlakte voor.
H91D0 * Doel Toelichting
Veenbossen Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit. Met name ter hoogte van de rijksgrens is het habitattype hoogveenbossen aanwezig in een bovenloop op minerale grond. Hier zijn potenties voor de verdere ontwikkeling van hoogveenbossen. De bossen op het verdroogde hoogveen worden niet tot habitattype H91D0 hoogveenbossen gerekend, maar maken onderdeel uit van habitattype H7120 herstellende hoogvenen.
H91E0 Doel
*Vochtige alluviale bossen Behoud oppervlakte en kwaliteit vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C).
Bijlage 2 - Gebiedsbeschrijving
Toelichting
Het habitattype vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C) komt over een relatief kleine oppervlakte voor in het gebied.
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II)
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
15
H1145 Doel Toelichting
Grote modderkruiper Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. De grote modderkruiper komt vrijwel in het gehele Haaksbergerveen voor. Waarschijnlijk kan de soort in dit hoogveengebied overleven dankzij het wat basenrijke water en het ontbreken van concurrenten. Vanwege het bijzondere (natuurlijke) karakter van het leefgebied alhier, is het gebied van groot belang voor deze soort.
H1166 Doel Toelichting
Kamsalamander Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. De kamsalamander komt voor in het Haaksbergerveen, waar het water geschikt is door buffering (toestroom kwel). Daarnaast is de soort in het uiterste zuidwesten aan de rand van het gebied aangetroffen. Het betreft een populatie in een uniek habitat. De bufferzone rond het Haaksbergerveen biedt goede kansen voor versterking van deze populatie. De soort is ook bekend van het Buurserzand, maar niet in het omringende boerenland en het Duitse, aangrenzende, kleinere Ammeloer Venn.
Bijlage 3: Overzichtskaart
Overzichtskaart ligging perceel en de twee sloten
Datum
18.07.2013 Kenmerk
2013/0247316 Pagina
16
Bijlagen
Datum verzending
Sloot 1 Sloot 2
BIJLAGE 3