Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121
Waterschap Regge & Dinkel T.a.v. de heer K. Bleumink Postbus 5006 7600 GA ALMELO
Inlichtingen bij Ria van Leeuwen tel 038 499 76 94 fax 038 425 75 00
[email protected] Zaaknummer
Z-HZ_NB-2012-006341
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
1 Uw brief
Geachte heer Bleumink, Op 27 augustus 2012 hebben wij een aanvraag1 om vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) van u ontvangen. De aanvraag betreft het project ‘Herstel van de Eendenbeek’. Dit gebied ligt ten noorden van Vasse. In deze brief informeren wij u over ons besluit.
22-08-2012 Uw kenmerk
Besluit Wij hebben besloten, zoals in bijlage 1 weergegeven, u een vergunning op grond van artikel 19d in het kader van de Nbwet te verlenen voor het uitvoeren van de herstelmaatregelen in het Dal van de Eendenbeek in het Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’. De aanvraag en de bijbehorende stukken zijn onderdeel van deze vergunning. De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf datum van afgifte van de vergunning tot 31 december 2012. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van waterschap Regge & Dinkel. De vergunninghouder is verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen direct op te volgen. 2.
1
Bijlagen
Datum verzending
Betrokken bedrijven en derden die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de uitvoering van dit project of enig onderdeel daarvan, dienen te handelen in overeenstemming met het in deze vergunning bepaalde. Genoemde partijen ontvangen hiertoe van Waterschap Regge & Dinkel een afschrift van deze vergunning.
Ons kenmerknummer 2012/0202440
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Datum
3.
De uitvoerder, dan wel aannemer van de werkzaamheden dient tijdens de werkzaamheden een afschrift van de vergunning op verzoek te kunnen tonen aan de daartoe bevoegde toezichthouder. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor uitvoering van de vergunde werkzaamheden conform de vergunningvoorwaarden.
4.
Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan wordt alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het beschermde natuurgebied kan worden toegebracht, dient direct melding te worden gedaan bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23).
5.
Minimaal een week voor aanvang van de werkzaamheden dient u de datum van de start te melden bij het meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het project en het nummer van de vergunning.
6.
Wijzigingen in de werkwijze en/of de periode van uitvoering dient de vergunninghouder direct te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000gebied, de naam van het projecten en het nummer van de vergunning. Voor deze wijzigingen moeten opnieuw de effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’ beoordeeld worden.
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
2 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Maatregelen Kamsalamander 7. Om schade aan de populatie Kamsalamnders zo veel mogelijk te voorkomen dienen de werkzaamheden ter plaatse van de poelen en de directe omgeving (circa 100 m rondom de poelen) in de periode september-oktober te worden uitgevoerd. 8.
Aangetroffen exemplaren van de Kamsalamander, tijdens de uitvoering van de werkzaamheden nabij de poelen, dienen te worden ingevangen en verplaatst naar geschikt leefgebied in de directe omgeving, waar geen werkzaamheden (meer) worden uitgevoerd.
9.
De werkzaamheden in de omgeving van de poelen dienen begeleid te worden door een deskundige op het gebied van amfibieën.
10. Tijdens de uitvoering in de omgeving van de poelen dient een logboek te worden bijgehouden, waarin de deskundige weergeeft welke handelingen uitgevoerd zijn ter bescherming van aangetroffen exemplaren van de Kamsalamander. Het logboek moet desgewenst beschikbaar gesteld worden aan de toezichthouder. Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Ria van Leeuwen op telefoonnummer 038 499 76 94. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tubbergen en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, vestiging West. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Patricia Weenink-Driessen, teamleider Vergunningverlening Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
3 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2
Overwegingen bij het besluit Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; besluit
Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 - 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar.
Datum
U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.overijssel.nl/bezwaarschriften.
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
4 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning;overwegingen
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd:
Datum
A A1 A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3 A3.1 A3.2 A3.3 A3.4
Procedure Zienswijzen Verlengen beslistermijn Coördinatie met andere wetgeving Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied
A4
Vergunningplicht
B B1 B1.1 B1.2
TOETSING Wettelijk kader Natuurbeschermingswet Overig relevant beleid
B2 B2.1 B2.2 B2.2
Inhoudelijke beoordeling Relevante kwalificerende waarden Inhoudelijke beoordeling project c.q. handeling Cumulatieve effecten
3-10-2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
5 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C
Bijlagen
Datum verzending
SLOTCONCLUSIE
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
6 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1 Projectomschrijving Het projectgebied Dal van de Eendenbeek ligt ten noordoosten van Vasse in het Natura 2000gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. Het projectgebied bestaat uit een beektraject van circa één kilometer, inclusief aangrenzende groenstructuren, percelen en enkele verspreid liggende poelen. De Eendenbeek is een kleine waterloop, die vermoedelijk in een verleden is gegraven ten behoeve van landbouwkundig gebruik van het benedenstroomse gebied. De bovenloop ziet er uit als een smalle diepe sloot met zeer steile oevers. Het beekloopje komt ten westen van het bosgebiedje uit in een kleinschalige landbouwgebied met hooiland en akkers. In dit gebied verdwijnt de beek al vrij snel in de bodem. Het oorspronkelijke beekloopje is hier dichtgeslipt, dichtgegroeid en nauwelijks nog zichtbaar. Hier zijn enkele poelen aanwezig, die voor een deel over het beekloopje heen liggen. Deze poelen zijn het voortplantingsbiotoop van de Kamsalamander. Het water uit het beekje bereikt de hooimaatjes in de Manderstreu in de huidige situatie niet meer. De plannen bestaan voornamelijk uit het herstel van het middeleeuwse bevloeiingssysteem, waarbij de oorspronkelijk beekloop hersteld wordt. De maatregelen bestaan onder andere uit het verwijderen/afzetten van beplanting, plaggen van de zode, verondiepen van een deel van de huidige beekloop, het weer opengraven van een deel van beekloop en het realiseren van waterscheidende wallen aan de beekzijde van bestaande poelen. Werkzaamheden Voor het herstel van de beekloop langs de hooimaatjes (Manderstreu), wordt lokaal de zode van de dichtgegroeide greppel afgeplagd. Ook wordt overhangende vegetatie (struweel/sleedoorn) gesnoeid of afgezet, waardoor weer een vrij beekprofiel ontstaat. Door het opengraven van de beekloop in de (westelijk deel van het projectgebied) kan het water bij hoge afvoeren ook het westelijke deel van het projectgebied weer bereiken. Omdat de poelen tegen/op de oude beek liggen is bij herstel van de beek sprake van contact tussen de verschillende poelen en de beek. Dit is ongewenst vanwege de functie in de voortplanting van de Kamsalamander van deze poelen en het risico dat vissen in deze poelen terecht komen. Om de hydrologisch isolatie van de poelen te behouden wordt er een grondlichaam gemaakt tussen de beek en de poel. De bovenzijde van de wal komt op maaiveldhoogte. Naast het behouden van de isolatie van de poelen van het oppervlaktewater zorgt de grondwal tevens voor het herstel van de oorspronkelijke bevloeiinggreppel. De vegetatie, het bos en de houtwallen rondom de poelen vormen een optimaal landbiotoop voor de Kamsalamander. Om verstoring van de Kamsalamander te voorkomen worden de werkzaamheden in dit kamsalamanderleefgebied uitgevoerd in de periode september-oktober. In deze periode bevinden veel Kam salamanders zich al wel op het land, maar ze zijn nog niet in winterrust. De werkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van amfibieën zoals de kamsalamander. Eventueel aangetroffen exemplaren worden ingevangen en overgezet naar leefgebied in de directe omgeving waar geen werkzaamheden (meer) uitgevoerd worden. Het bovenstroomse (oostelijke) deel van de Eendenbeek is diep ingesneden in de bodem. In dit gedeelte moet de beekbodem worden verhoogd. Dit wordt gerealiseerd door periodiek bovenstrooms zand in de beek te brengen. Dit zand wordt door het water in de beek mee
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
gevoerd en over de lengte van de beek verspreid. Dit leidt tot het ophogen van de beekbodem. Het zand voor dit verondiepen wordt met kruiwagens over het wandelpad aangevoerd. Vanaf het bruggetje over de beek wordt periodiek zand met een spade in de beek gebracht. In de directe omgeving van het bruggetje wordt een hoeveelheid zand in voorraad gelegd (een bult zand). Om het aangebrachte zand vast te houden en het water ook enigszins op te stuwen om het langer bovenstrooms vast te houden (om de afvoerdynamiek te dempen en piekafvoeren op te heffen), wordt direct ten westen van de bestaande vlonder in het wandelpad een kleine stuwtje aangebracht. Dit stuwtje bestaat uit enkele kleine damplanken die dwars op de beek geplaatst worden. Het materiaal wordt aangevoerd via het wandelpad en het stuwtje wordt vervolgens handmatig geplaatst door middel van spitten met een spade en vervolgens vastslaan met een tuinhamer. De knijpconstructie ten westen van het bos heeft een vergelijkbare functie en wordt op een vergelijkbare wijze aangebracht. Het materiaal hiervoor wordt over het bestaande weiland aangevoerd. Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
7 Uw brief
22-08-2012
A1.2 Doel project ‘Herstel Dal van de Eendenbeek’’ Het project wordt uitgevoerd in het kader van bron- en beekherstel. Het doel hiervan is het herstel van de oorspronkelijke waterhuishouding om de verdroging zo veel mogelijk tegen te gaan. A1.3 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor de periode 27 augustus tot 31 december 2012.
Uw kenmerk
A1.4 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag is het volgende ecologisch onderzoek meegezonden: Lindenholz, J.G., A. Alberts, M. van der Sluis, 2012. Natuurtoets Dal van de Eendenbeek. Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving. Rapport 12-118A. EcoGroen Advies, Zwolle Verder zijn de volgende gegevens bij de beoordeling betrokken: Aanvulling op de aanvraag, ontvangen op 30 augustus 2012, via email A1.5 Aanvullende gegevens Op 19 september 2012 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Per email is de gevraagde aanvulling op 30 augustus 2012 ontvangen en ingeboekt onder nummer 2012/0224036. A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats in het Natura 2000-gebied ‘Springendal en Dal van de Mosbeek’. Op uw aanvraag is daarmee het in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermelde (ontwerp)aanwijzingsbesluit van toepassing.
A2
Bevoegdheid
Uitgangspunt bij de Nb-wet (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nb-wet.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voorzover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nb-wet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslissen GS van de provincie waarin dat deel ligt. Het Natura 2000-gebied ‘Springendal en Dal van de Mosbeek’ ligt volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
A3
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
8 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
A3.1 Zienswijze Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag alsmede de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nb-wet, naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna te noemen EL&I), vestiging West gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Onder B3 wordt nader ingegaan op de ingebrachte zienswijzen. A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet) te verlengen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u er op, dat voor de door u te verrichten activiteit, voorzover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet): Naam wet en van toepassing zijnde artikel
Bevoegd bestuursorgaan en adres
Flora- en faunawet, artikel 75
Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag
A3.4 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied ‘Springendal en Dal van de Mosbeek’ ligt volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
A4
Vergunningplicht
Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende rapporten en tekeningen hebben we beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoel-stellingen van dit Natura 2000-gebied. Wij hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, overeenkomstig de wet. Het project kan wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen, maar er is geen sprake significante effecten. De activiteit is vergunningplichtig in het kader van art. 19d Natuurbeschermingswet.
B
TOETSING
B1
Wettelijk kader en beleid
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
9 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e, sub a en sub b, van de Nb-wet bepaalt dat GS c.q. de minister van LNV bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet rekening houden met: de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, lid 3, van de Nb-wet 1998 en met een op grond van artikel 19a of artikel 19b, van de Nb-wet 1998, vastgesteld beheersplan, en vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, almede regionale en lokale bijzonderheden. Uit artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet volgt dat voor nieuwe projecten of andere handelingen, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, de initiatiefnemer een passende beoordeling opstelt. Conform artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zich ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
B2
Inhoudelijke beoordeling
B2.1 Relevante kwalificerende waarden De voorgestelde werkwijze voor het project is getoetst aan de effecten op de instandhoudingsdoelen, zoals deze zijn weergegeven in bijlage 1. Uit deze toetsing blijkt dat het project met name in de uitvoeringsfase mogelijk negatieve effecten op enkele instandhoudingsdoelen kan hebben. Het gaat hierbij om de instandhoudingsdoelen vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend - H91E0_C) en Kamsalamander. Andere instandhoudingsdoelen komen niet in de directe omgeving van het projectgebied voor of worden niet door de werkzaamheden negatief beïnvloed. De transportroutes voor aan- en afvoer van materiaal en materieel liggen op de bestaande paden. Er zijn geen aanvoerroutes over aanwezige habitattypen. Hierdoor kunnen negatieve effecten op de overige instandhoudingsdoelen worden uitgesloten.
Datum
02.10.2012 Kenmerk
Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de natuurbeschermingswet en de (ontwerp)aanwijzingsbesluiten van het Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’. Daarbij worden de effecten besproken die de aanvraagde activiteit kunnen veroorzaken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemd gebied.
2012/0215476 Pagina
10 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
B2.2 Beoordeling aangevraagd project c.q. handeling De ingrepen in het beekdal zijn kleinschalig van aard, maar kunnen negatieve effecten hebben op de Kamsalamander en het habitattype vochtige alluviale bossen (H91E0_C). In deze paragraaf worden de effecten op beide instandhoudingsdoelen beoordeeld. Kamsalamander Het instandhoudingsdoel voor de Kamsalamander is uitbreiding van het leefgebied, verbetering van de kwaliteit van het leefgebied en uitbreiding van de populatie. Het leefgebied van een Kamsalamander bestaat uit een landbiotoop en een waterbiotoop. Het waterbiotoop is van belang voor de voortplanting. Een poel is geschikt als voortplantingsbiotoop als er goed ontwikkelde water- en oevervegetatie aanwezig is. Bovendien moet de poel vrij zijn van grotere vissoorten, omdat die de eitjes en larven opeten. De voortplantingsperiode loopt van februari tot en met september. De larven groeien op in het water en verwisselen van gedaante in de periode vanaf juli tot circa oktober. Na de gedaanteverwisseling, waarbij de larven de uitwendige kieuwen verliezen, verlaten de meeste salamanders het water om op het land te leven en te overwinteren. Het landbiotoop bestaat uit een afwisselend landschap met bosjes, houtwallen en grasland. Voor de overwintering is de aanwezigheid van vorstvrije, niet overstromende schuilplaatsen van belang, zoals muizenholen, boomstronken, stenen en dergelijke. Een Kamsalamander heeft een leefgebied van minimaal 100 m rondom een geschikte voortplantingspoel. Ze hebben een actieradius van 250 m tot 1.000 m, waarbij dat laatste eerder uitzondering is dan regel. In de aanvraag is aangegeven dat de werkzaamheden in de periode september-oktober worden uitgevoerd. In het ecologisch rapport wordt weergegeven dat het voortplantingswater onaangetast blijft. Wij interpreteren dit zodanig dat de aanvrager bedoelt dat de functie als voortplantingsbiotoop niet wordt aangetast. Er wordt aan de zijde van beekloop een gronddam aangebracht in de poel, om de herstelde beekloop fysiek te scheiden van het voortplantingsbiotoop. Dit is nodig om te voorkomen dat er op enig moment vissen via de beekloop deze poelen kunnen bereiken.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
De bovenzijde van deze grondwallen liggen op maaiveldniveau. Afgezien van een fysieke scheiding door een wal is meer bescherming tegen het beekwater niet nodig. De beekloop betreft maar een klein waterloopje, dat alleen in tijden van langdurig natte perioden ook ter hoogte van de poelen watervoerend zal zijn. Er is geen sprake van overstromingen van de omringende graslanden vanuit dit beekje. Door de gronddammen in de periode september-oktober aan te leggen worden negatieve effecten op het voortplantingsbiotoop van de Kamsalamander zo veel mogelijk beperkt. In deze periode bevinden de meeste salamanders zich op het land. Hoewel enige slachtoffers niet volledig uit te sluiten zijn, komt de instandhouding van de soort niet in het gedrang, doordat de voortplanting niet wordt verstoort. De poelen behouden hun functie als voortplantingsbiotoop.
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
11 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Naast het aanbrengen van gronddammen wordt er pleksgewijs ook in het landbiotoop ingegrepen. Voor het herstel van de beekloop langs de hooimaatjes, wordt lokaal de zode van de dichtgegroeide beekloop afgeplagd. Ook wordt overhangende vegetatie (struweel/sleedoorn) over de beekloop gesnoeid of afgezet, waardoor weer een vrij beekprofiel ontstaat. Omdat de vegetatie, het bos en de houtwallen rondom de poelen optimaal landbiotoop vormen, wordt door de werkzaamheden in deze structuren een klein deel van het landbiotoop tijdelijk aangetast. Tijdens de uitvoering en circa een half jaar na uitvoering zijn de betrokken gedeeltes zonder begroeiing en minder geschikt als landbiotoop voor de Kamsalamander. Na uitvoering van de werkzaamheden herstelt de begroeiing zich en is het hele terrein weer optimaal landbiotoop. De ingreep is lokaal (alleen langs de beekloop) en er blijft in de omgeving ruim voldoende onverstoord (optimaal) landbiotoop beschikbaar. De ingreep leidt tot een verbetering van het leefgebied doordat het beekloopje in natte perioden watervoerend zal zijn. Hierdoor nemen de overgangen van droge grond naar natte grond toe. Dat leidt tot een toename van de verscheidenheid in het bodemleven. En dat bodemleven (insecten, wormen, slakken etc.) vormt de voedselbron voor de Kamsalamander op het land. Omdat in het leefgebied van de Kamsalamander gewerkt wordt, is er sprake van mogelijke aantasting van individuen. Om deze mogelijk optredende negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen worden de werkzaamheden in de periode september-oktober uitgevoerd. In deze periode zijn de salamanders nog mobiel en niet in winterrust. Hierdoor kunnen aanwezige exemplaren nog wegvluchten. De werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het gebied van amfibieën. Als tijdens de uitvoering exemplaren worden aangetroffen worden deze ingevangen en verplaatst naar geschikt leefgebied in de directe omgeving, waar geen werkzaamheden (meer) worden uitgevoerd. Conclusie Kamsalamander Binnen het projectgebied komt de Kamsalamander voor. Door de actieradius van de soort valt de omvang van het leefgebied en de projectlocatie min of meer samen. Negatieve effecten op het niveau van het individu zijn niet uit te sluiten, maar kunnen worden voorkomen of verzacht met maatregelen. Er is geen sprake van significant negatieve effecten. Het instandhoudingsdoel voor de Kamsalamander komt niet in gevaar. De werkzaamheden tasten tijdelijk een klein deel van het leefgebied aan. Herstel van het beeksysteem leidt echter tot een verbetering van het leefgebied van deze soort. Er is geen blijvende verslechtering van het leefgebied. Significante verstoring van de populatie treedt niet op. De maatregelen om negatieve effecten zo veel mogelijk te voorkomen worden geformaliseerd in vergunningvoorschriften.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
Beekbegeleidend alluviale bossen De Eendenbeek stroomt in het oostelijke deel van het projectgebied door het habtitattype Vochtige alluviale bossen. De huidige, verdiepte ligging van de beek zorgt voor verdroging en verruiging van de (bos)vegetatie. Door de verdiepte ligging van de beek is de grondwaterstand in het bosgebied rondom de beek lager komen te staan. De actuele grondwaterstandsituatie komt niet meer overeen met die van de bodemkartering. In de huidige situatie is er sprake van een grondwatertrap (verder Gt) VI in plaats van Gt V. In beide gevallen zakt de gemiddelde laagste grondwaterstand (verder GLG) verder weg dan 120 cm onder het maaiveld. Het verdrogend effect van een andere Gt is met name terug te zien in een verlaging van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (verder GHG). Deze zakt bij een Gt VI tot 40 cm dieper weg dan bij Gt V. De voorgenomen verontdieping van de bovenloop leidt tot een verhoging van de grondwaterstand.
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
12 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Herstel van een hoger grondwaterpeil is een belangrijke ecologische voorwaarde voor verbetering van de kwaliteit van het habitattype vochtige alluviale bossen. Het betreft de ecologische randvoorwaarde, zoals deze onder andere door het ministerie van EL&I is weergegeven op hun internetsite. De verhoging van de grondwaterstand bij de huidige volwassen bomen kan echter leiden tot sterfte van de fijnere wortels. En die sterfte leidt tot een vermindering van de vitaliteit van de bomen en in het extreme geval tot sterfte van de bomen. Of deze effecten optreden is o.a. afhankelijk van de duur van de verdroogde situatie, de grondwatertrap van de bodem op de groeiplaats en de boomsoort. Het bos langs de bovenloop van de Eendenbeek bestaat voornamelijk uit Zwarte els en op de flanken wordt Zomereik dominant. Uit de aanvullende gegevens bij de aanvraag, gebaseerd op een wetenschappelijk onderzoek van Alterra, blijkt dat Zwarte els zeer tolerant is voor vernatting. Zomereik daarentegen kan in bepaalde situaties zeer gevoelig voor vernatting zijn. De aanvrager toont op basis van het wetenschappelijk rapport aan, dat de Zomereik bij de huidige grondwaterstand tolerant is voor stijgingen van de grondwaterstand van (minimaal) 40 cm en Zwarte els (minimaal) 50 cm. De beekbodem zal maximaal met 20 tot 30 cm verhoogd worden, tot een diepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld. De grondwaterstand zal in vergelijkbare mate mee stijgen, maar deze zal wel iets minder groot zijn. Uit deze gegevens blijkt dat de maximale grondwaterstandstijging (= 30 cm) binnen de tolerantiegrenzen van de aanwezige boomsoorten valt. Negatieve effecten op het habitattype alluviale bossen door de vernatting zijn dan uit te sluiten. De uitvoering van de maatregelen in dit deel van de Eendenbeek zijn zeer kleinschalig van aard en worden met handkracht uitgevoerd. Door deze wijze van uitvoering zijn andere negatieve effecten op dit habitattype uit te sluiten. Conclusie vochtige alluviale bossen Door het verontdiepen van de beek zal het grondwater in de directe omgeving hoger komen te staan. Locaal kan er tevens sprake zijn van kortdurende inundatie (beekoverstromingen). Deze omstandigheden passen beter bij het habitattype van beekbegeleidende alluviale bossen. De maatregel zal (op termijn) een positief effecten hebben op de kwaliteit van de vegetatie. Negatieve effecten op dit habitattype is uit te sluiten. Conclusie toetsing De uitvoering van het project leidt tot tijdelijke negatieve effecten op de Kamsalamander. Deze effecten zijn zeker niet significant negatief en worden door het nemen van maatregelen grotendeels weggenomen. Op het habitattype vochtige alluviale bossen treden geen negatieve effecten op.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; overwegingen
Het project heeft een positieve uitwerking op de instandhoudingsdoelen en de ecologische samenhang in het gebied. B2.3 Cumulatieve effecten Er is geen sprake van een opeenstapeling van negatieve effecten op de Kamsalamander in dit gebied.
B3
Zienswijzen
B3.1 Bespreking van ingediende zienswijze De gemeente Tubbergen heeft telefonisch op 1 oktober 2012 laten weten dat zij geen aanleiding zien om te reageren op ons voornemen om vergunning te verlenen voor dit project.
C
Slotconclusie
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
13
Uit de beoordeling van het project ‘ herstel Eendenbeek’ blijkt dat het verontdiepen van de bovenloop en het herstellen van de middenloop van de beek geen negatieve effecten heeft op habitattypen. De uitvoering van het herstel kan wel leiden tot een locale tijdelijke verslechtering van het landbiotoop van de Kamsalamander. Tevens kunnen individuen worden gedood. Er is echter geen sprake van significant negatieve effecten. Door het nemen van maatregelen worden negatieve effecten zo veel mogelijk voorkomen.
Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Het project brengt de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied ´Herstel Eendenbeek´ niet in gevaar. Vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet kan, onder voorwaarden, worden verleend.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; gebiedsbeschrijving
Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’
BIJLAGE 2
Gebiedsbeschrijving
Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
2 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk
Gebiedsbeschrijving Het gebied Springendal en Dal van de Mosbeek ligt op de stuwwal van Ootmarsum. Het gebied dankt zijn grote verscheidenheid voor een groot deel aan het aanwezige reliëf met opgestuwde heuvelruggen, waarin een aantal erosiedalen is uitgeschuurd. In de dalen is het oude kleinschalige cultuurlandschap met een afwisseling van bos, heide en beekjes herkenbaar. Keileem afzettingen en glauconiet houdende kleien in de ondergrond maken het gebied zeer gevarieerd en rijk aan bronnen. In het Springendal, het dal van de Mosbeek en Hazelbekke vinden we natte schraalgraslanden (waaronder kalkmoeras en trilveenvegetaties), bronnetjesbos, jeneverbesstruweel, droge en vochtige heiden en heischrale graslanden. De graslanden en heiden worden afgewisseld met bos, struweel en houtwallen. Aanwijzing Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn) Het gebied ‘Springedal & Dal van de Mosbeek’ is als speciale beschermingszone krachtens de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) aangemeld. Op 20 mei 2003 vond de aanmelding plaats en op 8 december 2004 heeft de Europese Commissie de door Nederland aangemelde Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst geplaatst voor de Atlantische biogeografische regio. Het gebied is aangewezen voor één prioritair habitattype in de zin van artikel 1 van de Habitatrichtlijn. Dit Habitatrichtlijngebied wordt aangeduid als Natura2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’ (landelijk gebiedsnummer 45). Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Natura 2000 bestrijkt ook de onder Vogelrichtlijn aangewezen gebieden. Ontwerp instandhoudingdoelen Natura 2000-gebied ‘Springedal & Dal van de Mosbeek’ Op grond van artikel 10a Nb-wet ’98 bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. In het ontwerp besluit van het Natura 2000-gebied ‘Springedal & Dal van de Mosbeek’ zijn de kwalificerende waarden verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor habitatsoorten en habitats. De doelen van het Natura 2000-gebied zijn in de navolgende tekst weergegeven.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; gebiedsbeschrijving
Algemene doelen Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Datum
02.10.2012 Kenmerk
2012/0215476 Pagina
Habitatrichtlijn - habitattypen H4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Doel Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A).
3 Uw brief
H4030 Doel
Droge Europese heide Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H5130 Doel
Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H6230
*Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit.
22-08-2012 Uw kenmerk
Doel H6410 Doel
Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H7140 Doel
Overgangs- en trilvenen Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit van overgangs- en trilvenen, trilvenen (subtype A).
H7230 Doel
Alkalisch laagveen Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H9120 Doel
Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit.
H9190 Doel
Oude zuurminnende Eikenbossen op zandvlakten met Quercus Robur Behoud oppervlakte en kwaliteit.
Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning; gebiedsbeschrijving
H91E0 Doel
*Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C).
Habitatrichtlijn- soorten
Datum
02.10.2012
H1083 Doel
Vliegend hert Uitbreiding verspreiding, omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
H1096 Doel
Beekprik Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie.
H1149 Doel
Kleine modderkruiper Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
H1166 Doel
Kamsalamander Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.
H1831 Doel
Drijvende waterweegbree Behoud omvang en kwaliteit biotoop voor behoud populatie.
Kenmerk
2012/0215476 Pagina
4 Uw brief
22-08-2012 Uw kenmerk