De aansprakelijkheid van de werkgever voor letsel door arbeidsongevallen
Masterscriptie Arbeidsrecht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleidster: Mevr. mr. J.M. Gaarthuis Damiaan van Eeten Reg.nr. 9006427
6 april 2010
1 Inleiding
3
2 Arboregels en artikel 7:658 BW 2.1 Inleiding 2.2 De Kaderrichtlijn 89/391/EEG 2.3 De Arbowet 2.4 De zorgplicht 2.4.1 De arbeidsplaats 2.4.2 Ongevallen buiten de arbeidsplaats 2.5 Bestuurlijke handhaving 2.6 Strafrechtelijke handhaving 2.6.1 Strafrecht en burgerlijke rechtsvordering 2.6.2 Strafrecht en bestuurlijke handhaving 2.7 Arbobeleidsregels, Arbocatalogi en CAO’s 2.8 Matigingsgronden 2.9 Afsluiting
5 5 5 6 6 7 8 8 9 10 10 11 11 12
3 Risico-inventarisatie en –evaluatie 3.1 Inleiding 3.2 RI&E en aansprakelijkheid 3.3 RI&E en bestuurlijke handhaving 3.3.1 Preventie, bedrijfshulpverlening en arbodienst 3.3.2 Brancheregels 3.4 Afsluiting
13 13 13 15 16 17 17
4 Werkgeversaansprakelijkheid 4.1 Inleiding 4.2 Veiligheidsmaatregelen 4.3 Arbonormen 4.4 Vage normen 4.5 Het ontbreken van arbonormen 4.6 Bouwnormen en NEN-normen 4.7 Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken 4.8 Ongeschreven veiligheidsnormen 4.9 Huis-, tuin- en keukenongevallen 4.10 Afsluiting
18 18 19 20 21 21 21 23 23 24 25
5 Informatieplicht 5.1 Inleiding 5.2 Instructies en waarschuwingen 5.3 Eigen verantwoordelijkheid en samenwerkingsverplichting 5.4 Bewuste roekeloosheid 5.5 Opleiding, functie en ervaring 5.6 Handhaving van de instructieplicht 5.7 Certificatie 5.8 Conclusie
26 26 26 28 28 29 30 31 31
6 Toezicht 6.1 Inleiding 6.2 Toezicht op naleving 6.3 Handhaving van toezicht 6.4 Conclusie
32 32 32 33 34
7 Conclusies
34
Literatuurlijst
37
Jurisprudentie
39
2
1 Inleiding Volgens de cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden in Nederland ieder jaar gemiddeld 240.000 slachtoffers van een arbeidsongeval medisch behandeld. 1 Dit is ongeveer gelijk aan het aantal medisch behandelde verkeersslachtoffers. Het zijn met name jonge, allochtone, mannelijke werknemers met een lage opleiding, die een grote kans hebben om slachtoffer te worden van een arbeidsongeval. In de periode 2003-2007 werden er jaarlijks gemiddeld 71 arbeidsongevallen met dodelijke afloop geregistreerd. Bij de meeste van deze arbeidsongevallen was sprake van een val of ‘contact met een object’ zoals snijden, geraakt worden door een voorwerp of beknelling. Arbeidsongevallen met dodelijke slachtoffers vinden vaak plaats in de bouwsector. Het betreft dan vooral beroepen die veel te maken hebben met werken op hoogte zoals steigerbouwer, dakdekker, kraanmachinist, timmerman, metselaar en schilder. Als vormen van valgevaar worden onderscheiden: vallen van hoogte, getroffen worden door een vallend voorwerp, verstappen, struikelen en uitglijden. 2 Het RIVM vermeldt op zijn website dat de totale medische kosten en verzuimkosten door arbeidsongevallen tezamen 750 miljoen euro per jaar bedragen. De mate waarin de werkgever veiligheidsmaatregelen moet treffen ten behoeve van geprojecteerde werkzaamheden wordt ten eerste bepaald door in het publiekrecht vastgestelde arboregels, de minimumnormen 3 waaraan de werkgever zich moet houden. 4 Ten tweede is de plicht van de werkgever om te zorgen voor een veilige werkomgeving vastgelegd in het privaatrecht. In deze scriptie wil ik een vergelijking maken tussen de verplichtingen op grond van de Arbowet en artikel 7:658 BW. Ik vraag me af wat nu precies de verschillen zijn tussen enerzijds de publiekrechtelijke beleidsverplichting van de werkgever voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en anderzijds de privaatrechtelijke zorgplicht. Via de zorgplicht werken de bijzondere publiekrechtelijke arboregels door in het privaatrecht. Die doorwerking vindt plaats door de invulling van de open norm die het de werkgever verplicht om de werkomgeving zodanig in te richten en te onderhouden, alsmede zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Over de verhouding tussen de publiekrechtelijke arboregels en 1
www.rivm.nl. Jaarverslag Arbeidsinspectie 2006. 3 Richtlijnen voor de delegatie naar de jaarlijkse conferentie van de 98ste Internationale Arbeidsconferentie (IAC) te Genève, 3 - 19 juni 2009, p. 9. 4 Bier 1988, p. 215. 2
3
de privaatrechtelijke zorgplicht van de werkgever bestaat in de literatuur een verschil van mening. Volgens Heerma van Voss vormt het publiekrecht de harde ondergrens en stelt de privaatrechtelijke zorgplicht hogere eisen. 5 Bouwens & Duk zijn hieromtrent dezelfde mening toegedaan. 6 Bergwerf & Kruit hebben een andere opvatting over deze verhouding. 7 Zij vinden dat artikel 7:658 BW niet verder reikt dan het naleven van de arboregels. Uit een vergelijking van jurisprudentie trekken Bergwerf & Kruit de conclusie dat zowel in het bestuursrecht als in het privaatrecht steeds dezelfde drie criteria dienen te worden toegepast ter vaststelling van de reikwijdte van de zorgplicht. Die criteria zijn gebaseerd op de drie matiginggronden van Beleidsregel 33 lid 4 onder b die de Arbeidsinspectie hanteert om de hoogte van de boete te beoordelen, welke wordt opgelegd wegens schending van de Arbowet. Een opgelegde boete kan worden verlaagd op grond van de volgende cumulatieve motieven: -
er zijn voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen;
-
er zijn toereikende instructies omtrent de risico’s van de werkzaamheden en de bescherming tegen die risico’s gegeven;
-
er wordt adequaat toezichtgehouden op het gebruik en de naleving van veiligheidsmaatregelen.
Op basis van de bovenstaande criteria wil ik de rechtspraak betreffende de bestuurlijke handhaving van de arboregels vergelijken met de jurisprudentie over de aansprakelijkheid van de werkgever. De desbetreffende bestuursrechtspraak is gericht op de handhaving van de Arbowet en heeft daarmee weliswaar een ander doel dan de burgerlijke rechtspraak, waarin wordt beoordeeld of de gevorderde schadevergoeding gerechtvaardigd is, maar toch denk ik dat de vergelijking zinvol is, want in beide soorten rechtspraak komt steeds dezelfde vraag aan de orde namelijk of de zorgplicht is geschonden. Mijn centrale vraag luidt: hoe gaat de burgerlijke rechter om met bijzondere publiekrechtelijke bepalingen bij het oordeel over de aansprakelijkheid van de werkgever voor letsel door arbeidsongevallen? In hoofdstuk 2 komen de zorgplicht en de handhaving van de publiekrechtelijke arboregels aan de orde. Hoofdstuk 3 behelst een vergelijking van de jurisprudentie betreffende de risico-inventarisatie en –evaluatie. In hoofdstuk 4 bespreek ik de omvangrijke jurisprudentie van de Hoge Raad betreffende werkgeversaansprakelijkheid, waarbij ik ook aandacht besteed aan de lagere
5
Heerma van Voss 2008, p. 144. Van der Grinten 2008, p. 235. 7 Bergwerf & Kruit 2008, p. 8. 6
4
rechtspraak. Het vijfde hoofdstuk geeft een vergelijking weer van de bestuursrechtspraak met de civiele rechtspraak ten aanzien van de informatieplicht. Het zesde hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen in de rechtspraak over verplichting van de werkgever om toezicht te houden op naleving van de aan de werknemer opgedragen instructies en veiligheidsvoorschriften. Ik sluit af met de conclusies.
2 Arboregels en artikel 7:658 BW 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de zorgplicht van de werkgever voor een gezonde en veilige werkomgeving besproken. Die zorgplicht is zowel in het publiekrecht als in het privaatrecht vastgelegd. De privaatrechtelijke zorgplicht is vervat in artikel 7:658 BW. Publiekrechtelijke zorgplichten vinden we in de arboregels (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling). Deze regels worden in sterkte mate door Europees beleid bepaald. De arboregels worden in de eerste plaats bestuurlijk gehandhaafd. Het strafrecht is gereserveerd voor de sanctionering van de zwaarste overtredingen van de Arbowetgeving. In de Arbobeleidsregels staan enkele factoren vermeld die relevant kunnen zijn voor eventuele matiging van de bestuurlijke boete. Uit bestuursrechtspraak kan opgemaakt worden welke omstandigheden een rol spelen bij een besluit tot verlaging van de boete. Omdat in die bestuursrechtspraak aan de hand van de omstandigheden van het geval wordt bepaald of de werkgever zich aan zijn zorgplicht heeft gehouden, zouden dezelfde factoren eveneens van belang zijn voor het vaststellen van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever. 2.2 De Kaderrichtlijn 89/391/EEG Op basis van artikel 153 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Raad van de Europese Unie de bevoegdheid door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vast te stellen ter verbetering van het arbeidsmilieu. 8 Richtlijn 89/391/EEG 9 van de Raad van 12 juni 1989 (hierna: Kaderrichtlijn) is op het onderhavige artikel gegrondvest en heeft als doelstelling maatregelen ten uitvoer te leggen ter bevordering van de veiligheid en gezondheid van de werknemers op het werk; artikel 1 Kaderrichtlijn. De Kaderrichtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Arbowet.
8
Voorheen artikel 118A EG-verdrag (oud).Tengevolge van omnummering werd dit later artikel 137 EG-verdrag (oud). 9 Richtlijn 89/391/EEG, PB L 183, p. 1-8.
5
2.3 De Arbowet In de Veiligheidswet 1934 werd de veiligheid van arbeiders vooral gezien als een publieke taak. 10 Daarentegen gaat de Arbowet ervan uit dat de zorg voor veiligheid en gezondheid op het werk de verantwoordelijkheid van de werkgever en werknemer gezamenlijk is. 11 In 2007 is de Arbowet ingrijpend vernieuwd. Het hoofddoel van die wetswijziging was enerzijds het verminderen van de administratieve lastendruk en anderzijds het terugdringen van de regeldruk voor het bedrijfsleven. 12 De vernieuwde Arbowet is gebaseerd op doelvoorschriften. Door doelvoorschriften in de wetgeving op te nemen, verplicht de wetgever de werkgever een bepaald beschermingsniveau voor zijn werknemers te realiseren. De terugdringing van regeldruk kan volgens het kabinet tot stand worden gebracht door de verantwoordelijkheid van de overheid te verschuiven naar een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Voor de invoering van nationaal aanvullende normen moeten volgens de memorie van toelichting zwaarwegende redenen bestaan. Het criterium voor aanvullende publiekrechtelijke regels is de aanwezigheid van zeer ernstige risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers. 2.4 De zorgplicht In de Arbowet is de zorgplicht opgenomen als beleidsverplichting voor de werkgever. Doelvoorschriften kunnen een algemene inhoud hebben, zoals artikel 3 Arbowet: de werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Een bijzondere beleidsverplichting van de werkgever is gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting; artikel 3 lid 2 Arbowet. Onder psychosociale arbeidsbelasting worden factoren bedoeld als seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk in de arbeidssituatie die tot stress kunnen leiden; artikel 1f Arbowet. Het arrest ABN AMRO/Nieuwenhuys wijst uit dat de werkgever gehouden is om psychische schade, die het werk bij de werknemer aanricht, te voorkomen. 13 Voor de bewijslevering of iemand psychisch letsel (een burn-out of overspannenheid) als gevolg van overbelasting heeft, kan het van belang zijn of de normen uit de Arbeidstijdenwet, waarin de grenzen van het maximale aantal uren dat werknemers mogen werken besloten liggen, al of niet zijn overschreden. 14 10
Popma 2008, p. 59. MvT II 1997/98, 25 879, nr. 3, p. 9. 12 MvT II 2005/06, 30 552, nr. 3, p. 3. 13 HR 11 maart 2005, JAR 2005, 84 (ABN AMRO/Nieuwenhuys). 14 Hof ’s-Hertogenbosch 25 augustus 2009, JAR 2009, 286. 11
6
Artikel 7:658 BW bevat de privaatrechtelijke plicht van de werkgever om te zorgen voor een veilige werkomgeving. De werknemer, die zijn werkgever aansprakelijk wil stellen voor een arbeidsongeval, dient te stellen en aannemelijk te maken dat er causaal verband is tussen zijn werkzaamheden en de opgelopen schade. De werkgever moet vervolgens bewijzen dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of aantonen dat de schade is ontstaan tengevolge van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Een tweede mogelijkheid voor de werkgever om zich aan zijn aansprakelijkheid te onttrekken, kan zich voordoen als hij erin slaagt aan te tonen dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden als hij de vereiste veiligheidsmaatregelen wèl had genomen. 15 De betekenis van de zorgplicht van de werkgever is door de Hoge Raad in een groot aantal arresten uiteengezet. Ten eerste wordt met artikel 7:658 BW niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. 16 Ten tweede houdt de zorgplicht meer in dan het slechts naleven van de arboregels. Bij de zorgplicht gaat het om een inspanningverbintenis van de werkgever. De werkgever moet maatregelen treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen, dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Onder de zorgplicht valt de risico-inventarisatie van het werk, het nemen van veiligheidsmaatregelen, het geven van voldoende instructies en het houden van adequaat toezicht op de naleving van de voorschriften. 17 2.4.1 De arbeidsplaats In de eerste plaats geldt de zorgplicht van de werkgever ten aanzien van werkzaamheden die verricht worden op de arbeidsplaats. Artikel 1 lid 3 onder g Arbowet omschrijft de arbeidsplaats als iedere plaats, die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt. De zorgplicht op de arbeidsplaats heeft een ruime strekking. 18 Krachtens artikel 7:658 lid 1 BW wordt een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen vereist, alsmede van de organisatie van de betreffende werkzaamheden. Omdat de werkgever zeggenschap heeft over de inrichting van de werkomgeving, kan dit een reden zijn om hem aansprakelijk te stellen voor de schade bij een bedrijfsongeval. Op een bouwplaats is de zorgplicht niet beperkt tot het terrein van de eigen
15
HR 22 maart 1991, NJ 1991, 420 (Roeffen/Thijssen). Zie onder andere HR 27 april 2007, NJ 2008, 462 (Kalai/Petit). 17 Bergwerf & Kruit 2008, p. 8. 18 HR 12 december 2008, NJ 2009, 332 (Maatzorg/Van der Graaf). 16
7
werkzaamheden, maar strekt zich evenzeer uit tot het gehele bouwterrein, ook wanneer daar andere aannemers aan het werk zijn. 19 2.4.2 Ongevallen buiten de arbeidsplaats De Arbowet geeft als definitie van arbeidsongeval: een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad; artikel 1 lid 3 onder i Arbowet. Uit die definitie volgt dat ongevallen in de privé-sfeer in de regel buiten de zorgplicht van de werkgever vallen. Buiten de arbeidplaats heeft de werkgever dan ook slechts een beperkte zorgplicht. De werkgever heeft immers geen zeggenschap over de veiligheid in de openbare ruimte. Daardoor zal de werkgever doorgaans niet in staat zijn om effectieve maatregelen te treffen of aanwijzingen te geven, die de verkeersveiligheid van de werknemer op de openbare weg kunnen bevorderen. Niettemin kan de werkgever aansprakelijk zijn voor de schade, die een werknemer lijdt, wanneer hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer. Met betrekking tot werknemers die voor hun werk deelnemen aan het gemotoriseerde wegverkeer heeft de Hoge Raad in een tweetal op 1 februari 2008 gewezen arresten geoordeeld dat de werkgever op basis van goed werkgeverschap gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering tegen verkeersongevallen; artikel 7:611 BW. 20 Ingevolge het Maatzorg-arrest geldt deze verzekeringsplicht van de werkgever ook in geval van ongevalschade welke werknemers kunnen oplopen die als fietser of voetganger in de uitoefening van hun werkzaamheden aan het verkeer deelnemen. 21 Recentelijk is eveneens op basis van artikel 7:611 BW aansprakelijkheid van de werkgever aangenomen voor letselschade als gevolg van een ongeval tijdens een bedrijfsuitje.22 2.5 Bestuurlijke handhaving De handhaving van de Arbowet is opgedragen aan de Arbeidsinspectie; artikel 24 juncto artikel 27 Arbowet. Het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie is gericht op toezicht en opsporing van overtredingen. Daarnaast stimuleert de Arbeidsinspectie ondernemingen om de risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers terug te dringen. In 1998 werd de bestuurlijke boete in de Arbowet geïntroduceerd. De aanleiding om de bestuurlijke boete in
19
HR 1 juli 1993, NJ 1993, 687 (Power/Ardross). HR 1 februari 2008, NJ 2009, 330 (Maasman/Akzo Nobel) en HR 1 februari 2008, NJ 2009, 331 (Kooiker/Taxicentrale Nijverdal). 21 HR 12 december 2008, NJ 2009, 332 (Maatzorg/Van der Graaf). 22 HR 17 april 2009, RvdW 2009, 552 (Rollerskatedansles). 20
8
de wet op te nemen, was, dat de mogelijkheden tot bestuurlijke handhaving tot dan toe tekort waren geschoten. 23 Het sterk toegenomen beroep op het strafrechtelijk sanctiesysteem had er, onder andere, toe bijgedragen dat de bestuurlijke handhaving achtergebleven was. Het kernpunt van het nieuwe beleid is dan ook gericht op handhaving door versterking van de bestuurskracht. De beboetbare feiten staan vermeld in artikel 33 Arbowet en Beleidsregel 33. Artikel 16 lid 1 juncto artikel 16 lid 10 Arbowet verplicht de naleving van het Arbobesluit, waarin regels zijn gesteld aangaande de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Ingevolge artikel 33 lid 2 Arbowet wordt als beboetbaar feit eveneens aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met artikel 16 lid 2 Arbowet. Op de werkgever rust de verplichting om een lijst bij te houden van arbeidsongevallen, die hebben plaatsgehad. Een arbeidsongeval dat ernstig letsel of de dood ten gevolge heeft, dient de werkgever op grond van artikel 9 Arbowet direct te melden aan de Arbeidsinspectie. Indien de toezichthouder vaststelt dat er een beboetbaar feit is gepleegd, maakt hij zo spoedig mogelijk een boeterapport op; artikel 36 Arbowet. Bij de constatering van overtreding van een ernstig beboetbaar feit is de inspecteur bevoegd tot stillegging van de werkzaamheden, indien naar zijn oordeel sprake is van een ernstig gevaar; artikel 28 Arbowet. Door de wetswijziging van de Arbowet in 2007 heeft de Arbeidsinspectie ook de mogelijkheid tot bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. Deze laatste handhavingsinstrumenten zijn vooralsnog niet in de praktijk toegepast. 24 In het eerste halfjaar van 2008 bezocht de Arbeidsinspectie ruim 400 bouwlocaties. 25 Het aandachtspunt van die inspecties was valgevaar. De inspecteurs gelastten 145 bedrijven om de werkzaamheden stil te leggen vanwege een onveilige situatie. Aan 43 bedrijven, die met onveilige steigers, ladders of trappen werkten, werd een bestuurlijke boete opgelegd. 2.6 Strafrechtelijke handhaving Op een aantal punten blijft de handhaving van de Arbowet op het strafrecht aangewezen. Volgens de memorie van toelichting dient het strafrecht gereserveerd te worden voor ernstige inbreuken op de rechtsorde. 26 Strafrechtelijke afdoening is voorzien bij: 1. zeer ernstige risico’s. De Arbowet noemt twee misdrijven: het niet opvolgen van een bevel tot stillegging van het bedrijf; artikel 28 lid 7 Arbowet en het verbod handelingen te
23
MvT II 1997/98, 25 879, nr. 3, p. 24. Popma 2008, p. 212. 25 SZW, "Bliksemactie Arbeidsinspectie in de bouw: 43 boetes wegens valgevaar", nr. 08/75, 3 juli 2008. 26 MvT II 1997/98, 25 879, nr. 3, p. 25. 24
9
verrichten of na te laten die ernstige schade aan de gezondheid of levensgevaar van een of meer werknemers tot gevolg kunnen hebben; artikel 32 Arbowet; 2. delicten die letsel aan personen tot gevolg hebben gehad; 3. bepaalde gevallen van recidive van veronachtzaming van regels waaraan in eerste aanleg een bestuurlijke sanctie is verbonden. Artikel 33 lid 3 Arbowet bepaalt dat in geval van recidive de feiten genoemd in lid 1 en lid 2 strafbare feiten worden. Het begaan van een dergelijke strafbaar feit geldt als een overtreding; artikel 1 sub 3 Wet op de economische delicten. 2.6.1 Strafrecht en burgerlijke rechtsvordering Het slachtoffer van een arbeidsongeval kan voor hetzelfde feit, dat reeds beboet is, een vordering voor schadevergoeding indienen in een civiele procedure. Indien er sprake is van een in kracht van gewijsde gegaan op tegenspraak gewezen strafrechtelijk vonnis vanwege schending van de arboregels, levert dat strafrechtelijke vonnis dwingend bewijs op van het onderhavige feit in een civiele procedure; artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 27 In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn geen bijzondere voorschriften vastgelegd over de bewijskracht van vonnissen van de burgerlijke rechter of uitspraken van de bestuursrechter. De waardering van die bewijsmiddelen wordt aan het oordeel van de rechter overgelaten; artikel 152 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 2.6.2 Strafrecht en bestuurlijke handhaving Uit artikel 33 lid 4 Arbowet volgt dat hetzelfde feit niet zowel strafrechtelijk vervolgd alsook bestuurlijk gesanctioneerd kan worden. Een dubbele veroordeling voor het zelfde feit zou immers in strijd zijn met het ne bis in idem-beginsel volgens welk men niet nog een keer gestraft mag worden voor hetzelfde delict als waar men reeds voor veroordeeld is. 28 Het is wel mogelijk dat naast een strafrechtelijke sanctie voor overtreding van het ene feit, een ander feit bestuurlijk beboet wordt. Zo kan aan de werkgever een bestuurlijke boete opgelegd worden voor het onvoldoende aanbrengen van voorzieningen bij valgevaar van 2,5 meter of meer; artikel 3.16 lid 2 Arbobesluit, terwijl hij strafrechtelijk vervolgd wordt op grond van dood door schuld; artikel 307 Wetboek van Strafrecht.
27 28
Christe 2008, aantekening 13 op artikel 7:658 BW. De Swart 2002, p. 17.
10
2.7 Arbobeleidsregels, Arbocatalogi en CAO’s In Arbobeleidsregels wordt door de minister uitleg gegeven omtrent de wijze waarop de verplichtingen krachtens de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling, waarin bepaalde onderdelen van het Arbobesluit nader gedetailleerd worden, in de praktijk moeten worden uitgevoerd. De Arbobeleidsregels maken zelf geen deel uit van de wettelijke voorschriften. Als de werkgever kan aantonen dat hetzelfde beschermingsniveau bereikt kan worden op een andere wijze dan in de Arbobeleidsregels is aangeven, dan mag hij ook op die andere wijze invulling geven aan de wettelijke regels. Het is de bedoeling van de regering dat de Arbobeleidsregels op den duur worden ingetrokken en vervangen 29 zullen worden door de arbocatalogi. 30 Om te voldoen aan de doelvoorschriften, die de overheid heeft gesteld, dienen de sociale partners in arbocatalogi te omschrijven welke middelen zij zullen gebruiken ter voorkoming en vermindering van arbeidsrisico’s. Arbocatalogi zijn niet op zichzelf bindend, maar kunnen evenwel een rol spelen bij de beoordeling of de werkgever zich al dan niet aan zijn zorgplicht heeft gehouden. 31 Nadat de Arbeidsinspectie de arbocatalogi marginaal heeft getoetst, worden ze vervolgens gebruikt als beleidsregels bij de inspecties. Volgens gegevens van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit september 2009 valt 33 % van het totale aantal werknemers onder de werking van een goedgekeurde arbocatalogus. 32 Afspraken over arbeidsomstandigheden tussen de sociale partners kunnen ook in CAO’s worden vastgelegd. In de CAO voor de Bouwnijverheid zijn verschillende artikelen opgenomen, die betrekking hebben op valgevaar. Afspraken, die in een CAO zijn vastgelegd, zijn bindend voor de CAO-partijen; artikel 9 Wet CAO. Ook kunnen werknemers, die lid zijn van een vakbond welke de CAO heeft afgesloten, of zij, die in wiens arbeidsovereenkomst de CAO geïncorporeerd is, naleving van de desbetreffende CAO-afspraken afdwingen; artikel 12 Wet CAO. 2.8 Matigingsgronden Beleidsregel 33 is ingevoerd ter uitvoering van artikel 33 en artikel 34 Arbowet en wordt toegepast bij overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In Beleidsregel 33 is onder meer vastgelegd dat al naar gelang van de ernst van de overtreding een boete wordt opgelegd dan wel eerst een waarschuwing of eis tot naleving van de regels wordt gegeven. Als bijvoorbeeld bij de hercontrole blijkt dat de regels nog steeds overtreden 29
Dit geldt niet voor Beleidsregel 33 want deze is immers bestuurlijk-juridisch noodzakelijk voor de boeteoplegging. 30 MvT II 2005/06, 30 552, nr. 3, p. 11. 31 Asscher-Vonk 2007, p. 129. 32 SZW, "Eenderde van de werknemers valt onder een arbocatalogus", nr. 09/101, 22 september 2009.
11
worden, kan alsnog een boete worden opgelegd; Beleidsregel 33 lid 1 onder a. Beleidsregel 33 lid 4 onder b juncto lid 8 onder c vermeldt drie matigingsgronden, welke kunnen leiden tot verlaging van een boete bij een arbeidsongeval:
1°. indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden waarbij de overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven, zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen en deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld, wordt de bestuurlijke boete met eenderde gematigd;
2°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, wordt de bestuurlijke boete met nog eenderde gematigd;
3°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd. Bij een overtreding van de arboregels wordt in beginsel uitgegaan van de verwijtbaarheid. 33 De bovenstaande criteria vormen tezamen de toets die uitmaakt in welke mate het beboetbare feit aan de werkgever te verwijten valt. Op de werkgever rust de verplichting om aan te tonen dat de genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan. De in Beleidsregel 33 genoemde matigingsgronden zijn cumulatief. Indien aan de eerste matigingsgrond niet is voldaan, kunnen de overige matigingsgronden niet meer aan de orde komen. Dat wil zeggen dat er geen matiging plaatsvindt indien de werkgever weliswaar voldoende duidelijke instructies heeft gegeven, maar de risico’s onvoldoende heeft geïnventariseerd. Op grond van hoofdstuk 7 Algemene wet bestuursrecht kan de werkgever tegen een opgelegde boete bezwaar maken bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Men kan tegen het besluit van de minister in beroep bij de Rechtbank en vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). 2.9 Afsluiting De nieuwe Arbowet uit 2007 en de daaruit voortvloeiende arbocatalogi hebben tot gevolg dat de verantwoordelijkheid van de overheid om te zorgen voor veiligheid en gezondheid van de 33
ABRvS 9 februari 2005, AB 2006, 385.
12
werknemers op het werk steeds meer verschuift naar een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Er is duidelijk sprake van een verprivaatrechtelijking van de arbeidsbescherming. 34 Het lijkt erop dat deze verschuiving van de verantwoordelijkheden de werkgever meer mogelijkheden biedt om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. 35 Aan de andere kant zou het ook kunnen gebeuren dat de werknemer meer handvatten krijgt aangereikt om in voorkomende gevallen aan te tonen dat de werkgever in strijd handelt met de arboregels. 36 Tengevolge van de wetswijziging van de Arbowet in 1998 is de strafrechtelijke handhaving van de publiekrechtelijke arboregels grotendeels vervangen door bestuurlijke handhaving. De Arbeidsinspectie kan de boete, die is opgelegd bij overtreding van de arboregels, matigen. Met enige regelmaat wordt over de uitleg van de matigingsgronden geprocedeerd. In de volgende hoofdstukken wordt een vergelijking gemaakt tussen die bestuursrechtspraak en de jurisprudentie van de Hoge Raad betreffende de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen. Dan komt de vraag aan de orde welke rol de arboregels spelen bij civielrechtelijke aansprakelijkheid.
3 Risico-inventarisatie en –evaluatie 3.1 Inleiding Werkgevers hebben de verplichting om de risico’s van de werkzaamheden te analyseren, te evalueren, en deze bij de bron te bestrijden. Bij de risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) hebben collectieve maatregelen de voorrang boven individugerichte bescherming. De RI&E vindt zijn grondslag in artikel 5 Arbowet. De RI&E bevat ten eerste een beschrijving van de gevaren voor de werknemers bij de arbeid. Ten tweede moet de RI&E een plan van aanpak bevatten. In het plan van aanpak dient te worden aangegeven welke risicobeperkende maatregelen zullen worden genomen. Steeds als de laatste stand der wetenschap of gewijzigde werkomstandigheden daartoe aanleiding geven, moet de RI&E aangepast worden. In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt van de jurisprudentie betreffende de RI&E. 3.2 RI&E en aansprakelijkheid In het arrest Dusarduyn/Du Puy heeft de Hoge Raad gesteld dat het van de omstandigheden van het geval afhangt of de zorgplicht van artikel 7:658 BW met zich meebrengt dat een
34
Popma 2008, p. 114. Van Kranenburg-Hanspians 2007, p. 21. 36 Hartlief 2009, p. 219. 35
13
werkgever die een werknemer naar een karwei wil sturen, vooraf een RI&E van de werkzaamheden dient te verrichten. 37 De dakdekker Dusarduyn was het dak opgegaan om te zien hoe hij zijn werkzaamheden zou gaan uitvoeren. Hij is toen door het volledig met piepschuim platen bedekte dak gezakt op de plek waar een aannemer, die op het dak aan het werk was, een niet zichtbaar gat had aangebracht. 38 Het gat in het dak, bestemd voor een lichtkoepel, was niet gemarkeerd, terwijl dat volgens de eisen van de Arbowet wèl had moeten gebeuren. Werkgever Du Puy wist niet dat er een gat in het dak was aangebracht. Volgens de conclusie van de advocaat-generaal kon de werkgever, doordat hij de voorgeschreven RI&E had nagelaten en Dusarduyn niet had gewaarschuwd, geen beroep doen op zijn onwetendheid omtrent lichtkoepel. Naar het oordeel van de Hoge Raad had de werkgever de dakdekker daarentegen juist niet hoeven waarschuwen voor mogelijke, slecht zichtbare gaten in het dak. Het werk, dat de werkgever aan dakdekker Dusarduyn had opgedragen, betrof een eenvoudig karwei. Dusarduyn was een ervaren dakdekker en in het bezit van een veiligheidsdiploma en daardoor zelf in staat om de risico’s van het karwei in te schatten. Nadien heeft de Hoge Raad het oordeel dat het afhankelijk is van de omstandigheden van het geval of de zorgplicht met zich meebrengt dat een werkgever vooraf een RI&E dient te maken betreffende het werk waarvoor hij zijn werknemer inzet, bevestigd in de zaak Peters/Hofkens ook wel bekend als het Koffievlek-arrest. 39 Die zaak betreft het ongeval van een schoonmaakster die haar wijsvinger verwondde, nadat zij haar evenwicht had verloren, toen zij een koffievlek op de poot van een bureau probeerde te verwijderen. Volgens de Hoge Raad was er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, vergelijkbaar met de nog te bespreken huis-, tuin- en keukensituaties. Bij huis-, tuin- en keukenongevallen wordt de werknemer in de regel niet beschermd, maar moet hij zelf voorzichtigheid in acht nemen. In het Koffievlek-arrest kon de werkgever aantonen dat een RI&E het ongeval niet zou hebben kunnen voorkomen. Het ontbreken van de RI&E bracht derhalve geen aansprakelijkheid van de werkgever met zich mee.
37
HR 16 mei 2003, NJ 2004, 176 (Dusarduyn/Du Puy). Bouman 2003, p. 82-83 vermeldt expliciet dat het isolatiemateriaal uit piepschuim bestond. 39 HR 12 september 2003, NJ 2004, 177 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss (Koffievlek). 38
14
De situatie in het Koffievlek-arrest verschilt met die in het arrest Dusarduyn/Du Puy. In het Koffievlek-arrest was er op voorhand geen gevaarlijke situatie, terwijl in Dusarduyn/Du Puy al een evident gevaarlijke situatie was ontstaan vóórdat de dakdekker het dak had betreden. Ofschoon beide partijen niet op de hoogte waren van het gat in het dak, plaatst dit arrest de werknemer in een situatie die naar mijn mening geen recht doet aan het beschermende karakter van het arbeidsrecht voor de zwakkere contractspartij. Het valt mijns inziens arbeidsrechtelijk niet waar te maken waarom de gelaedeerde hier zijn eigen schade moest dragen. Dit temeer omdat uit het vonnis van de kantonrechter blijkt dat de arbonormen betreffende de markering en signalering van valgeval waren geschonden; artikel 3.15 Arbobesluit juncto artikel 8.2 Arboregeling. 40 Ik vind dat Hoge Raad in Dusarduyn/Du Puy de werkgeversverplichting om de RI&E op te stellen ten onrechte heeft afgezwakt. Een aanknopingpunt ter onderbouwing van mijn stelling biedt de redenering van de kantonrechter in het vonnis van de Rechtbank Maastricht. 41 Dit vonnis behelst het ongeval van een werkneemster die zeer ernstig letsel opliep, toen zij bij het uitvoeren van schoonmaakwerk in de schouwburg te Heerlen door een gipsplaat was gezakt en een val maakte van 12 meter. Volgens de kantonrechter staat vast dat de risico-inventarisatie in het onderhavige geval een grove misslag bevat waar het gaat om de beloopbaarheid van het van het plafondgedeelte, waar het ongeluk is gebeurd. Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid in deze zaak speelde mee dat na het ongeval spandraden zijn aangebracht, die het voor iedereen onmogelijk maken om op de plaats van het ongeval te komen. Volgens de kantonrechter had het onbetreedbare gedeelte van de plafondvloer vanwege het extreem gevaarlijke karakter juist tevoren ontoegankelijk gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld door een afzetlint. Door deze maatregel na te laten, is de werkgever tekortgeschoten in zijn zorgplicht en aansprakelijk voor de schade die de werkneemster door het ongeval heeft geleden. Wanneer de redenering in dit vonnis was gevolgd in het arrest Dusarduyn/Du Puy zou dat er mijns inziens niet toe kunnen leiden dat de werkgever aan zijn aansprakelijkheid ontkomt. 3.3 RI&E en bestuurlijke handhaving Het hierboven besproken ongeval van de schoonmaakster die door een uit gipsplaten bestaande plafond zakte, is ook onderwerp geweest van een bestuursrechtelijke procedure. De bestuursrechter stelde daarbij vast dat indien een Taak- en Risicoanalyse (TRA) 42 is
40
Ktr. Terneuzen 1 september 1999, JAR 1999, 203 (Dusarduyn/Du Puy). Rb. Maastricht 31 december 2008, LJN BH0094. 42 Een TRA is gedetailleerder dan een RI&E en wordt veelal opgesteld voor risicovolle werkzaamheden die niet standaard verricht worden. 41
15
opgesteld, waarin niets wordt vermeld over niet-draagkrachtige vloerdelen, de desbetreffende risico’s onvoldoende zijn geïnventariseerd. 43 Het niet uitvoeren van de RI&E wordt immers als een beboetbaar feit aangemerkt; artikel 5 juncto artikel 33 Arbowet. De bestuurlijke boete kan echter met een derde worden teruggebracht, indien de werkgever kan aantonen dat hij de risico’s van de werkzaamheden voldoende heeft geïnventariseerd en de nodige maatregelen heeft getroffen; Beleidsregel 33 lid 4 sub b 1°. Voor de werkgever is het daarbij raadzaam de te volgen procedures schriftelijk binnen de onderneming te communiceren en de werknemers regelmatig trainingen te geven. 44 Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om deugdelijke, voor de arbeid geschikte arbeidsmiddelen ter beschikking te stellen. Als de werkgever de risico's van de werkzaamheden waarbij het beboetbare feit zich heeft voorgedaan onvoldoende heeft geïnventariseerd, is voor matiging van de boete geen grond. 45 Ook de schuld van een gebrekkige RI&E afschuiven op werknemers van een ander bedrijf kan niet leiden tot een geslaagd verweer. Volgens de Afdeling disculpeert het niet dat werknemers van een ander bedrijf vloerdelen van de steiger hebben weggehaald en heeft de werkgeefster niet aannemelijk gemaakt dat zij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om een veilige situatie op de werkvloer te creëren. De onderhavige boete werd niet verlaagd aangezien zij niet aannemelijk kon maken dat het onmogelijk is markeringen op de steiger om de werknemers te waarschuwen, op zodanige wijze aan te brengen dat werknemers van andere bedrijven daardoor bij de uitvoering van hun werkzaamheden niet zouden worden gehinderd. 46 3.3.1 Preventie, bedrijfshulpverlening en arbodienst Bij het vaststellen van het arbeidsomstandighedenbeleid worden werkgevers belast met de volgende verplichtingen. Ze dienen algemene preventiemaatregelen te treffen, welke in geen geval financiële lasten voor de werknemers met zich meebrengen; artikel 6 Kaderrichtlijn. Daarnaast rust op de werkgever de plicht bedrijfshulpverleners aan te wijzen voor het verlenen van bijstand ingeval van EHBO, brandbestrijding en evacuatie van personeel en derden; artikel 15 Arbowet. De werkgever dient zich te laten bijstaan door een of meer deskundige werknemers; artikel 13 Arbowet. Deze zogenoemde preventiemedewerkers dienen te beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om hun taken naar behoren uit te oefenen. Indien een bedrijf niet zelf in staat is om interne deskundigheid te 43
Rb. Maastricht 15 april 2009, LJN BI1813. ABRvS 27 januari 2010, LJN BL0692. 45 ABRvS 16 december 2009, AB 2010, 33 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 46 ABRvS 6 februari 2008, AB 2008, 104 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 44
16
organiseren, dient het zich te laten bijstaan door een gecertificeerde arbodienst; artikel 14a Arbowet. Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer de werkgever bij een beroep op verlaging van de boete aanvoert dat hij is afgegaan op een advies ingewonnen bij de Arbodienst, dit op zichzelf genomen geen disculpatiegrond vormt. 47 Op 16 mei 2005 vond een ongeval plaats in een woonzorgcentrum waarbij een werknemer met zijn rechterhand bekneld raakte tussen de lamellen van een transportband waarop hij plateaus met eten aan het plaatsen was. Volgens de Afdeling is het niet van betekenis dat de transportband in kwestie al twintig jaar wordt gebruikt zonder dat zich ongevallen hebben voorgedaan. Op de werkgeefster zèlf rust de verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat de bepalingen uit het Arbobesluit worden nageleefd en zij kan zich aan die verantwoordelijkheid niet onttrekken door zich erop te beroepen dat de Arbodienst en de Arbeidsinspectie het aanwezige gevaar bij door hen verrichte inventarisaties en inspecties niet hebben gezien. 48 3.3.2 Brancheregels Volgens de Afdeling kunnen bij de vraag of een werkgever aan de desbetreffende doelvoorschriften heeft voldaan, de opvattingen die binnen de branche gelden, van belang zijn. Betreffende een ongeval waarbij een vrijwilliger, die tijdens het verrichten van werkzaamheden, bestaande uit het afsteken van een bepaald type vuurwerk, een zogenaamde cakebox, bij het voortijdig afgaan van dit vuurwerk ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, stelde de Afdeling vast dat er geen voorschrift is dat bij het ontsteken van een cakebox een elektrische ontsteking of een tweede vertragingslont als best beschikbare technieken moeten worden beschouwd om het gevaar zoveel mogelijk te vermijden. Het is aan de werkgever te beoordelen op welke wijze aan het doelvoorschrift van artikel 4.4 lid 2 Arbobesluit in voorkomende gevallen moet worden voldaan. De werkgever moet daarbij acht slaan op hetgeen in de betrokken branche als best beschikbare techniek wordt beschouwd en zal per geval moeten bezien welke techniek aangewezen is. 49 3.4 Afsluiting Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de afwezigheid van een RI&E niet automatisch tot civiele aansprakelijkheid leidt. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de zorgplicht van de werkgever meebrengt dat deze vooraf een inventarisatie van 47
ABRvS 17 april 2002, AB 2002, 253 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 16 mei 2007, AB 2007, 257 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 49 ABRvS 15 november 2006, AB 2007, 266 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 48
17
de veiligheidsrisico's dient te verrichten. Ik meen dat de uitspraken van de bestuursrechter en de Afdeling op het punt van de RI&E een stuk duidelijker zijn dan de arresten van de Hoge Raad. In de bestuursrechtspraak wordt namelijk benadrukt dat de werkgever de eigen verantwoordelijkheid heeft en houdt om ervoor te zorgen dat de risico’s van de werkzaamheden voldoende geïnventariseerd worden, en dat doeltreffende maatregelen worden genomen. Steeds vaker zijn de heersende opvattingen binnen de desbetreffende branche van belang voor het nemen van maatregelen. Deze vorm van zelfregulering zou de werkgever in een juridische procedure een bewijsvoordeel kunnen bieden om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De werkgever heeft immers vaak de technische kennis in huis, waarover de werknemer en de rechter in veel gevallen niet of in mindere mate zullen beschikken. In sommige gevallen zal de werkgever zelf betrokken zijn geweest bij het opstellen van de brancheregels. Als zelfregulering er inderdaad steeds meer toe leidt dat werkgevers in een gunstigere bewijspositie geraken om aan te tonen dat ze aan hun zorgplicht voldoen, zou dit naar mijn mening een onverkwikkelijke ontwikkeling voor het arbeidsrecht zijn. De veiligheid van de werknemers kan in dat geval dan beter weer een taak van de overheid worden.
4 Werkgeversaansprakelijkheid 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de jurisprudentie van de Hoge Raad betreffende werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallen besproken. De Hoge Raad stelt in zijn arresten in beginsel geen algemene regels op, maar beantwoordt slechts de cassatiemiddelen in de afzonderlijke zaken. Dat betekent dat er altijd uitzonderingen mogelijk zijn. Desalniettemin wil ik een poging doen om lijnen aan te brengen door de verschillende arresten op punten van overeenkomst te vergelijken. Rechtszaken die over werkgeversaansprakelijkheid handelen, zijn vaak feitelijk gekleurd. Het draait daarin bijna altijd om de afweging van de feiten aan de hand van meestal niet omstreden maatstaven en dan kan het in cassatie alleen nog maar gaan over de begrijpelijkheid van de beslissing van het Hof. Als het Hof zijn beslissing behoorlijk heeft gemotiveerd, valt er niet te casseren. Het hangt daarnaast af van de kwaliteit van de cassatiemiddelen. Als die de vinger niet op de zere plek leggen, mag de Hoge Raad niet ambtshalve ingrijpen. 50 Klachten, die door de Hoge Raad ongegrond verklaard worden op de voet van artikel 81 Wet op de rechterlijke organisatie, laat ik dan ook zo veel mogelijk 50
Hammerstein 2010, p. 549.
18
buiten beschouwing aangezien dit zowel een gevolg kan zijn van een ondeugdelijk middel als een kansloos beroep. 4.2 Veiligheidsmaatregelen In het Maatzorg-arrest heeft de Hoge Raad beslist dat bij de beantwoording van de vraag of de werkgever zich aan de zorgplicht heeft gehouden, als uitgangspunt geldt dat de omvang van deze zorgplicht wordt bepaald door hetgeen op grond van de Arbowetgeving van de werkgever gevergd wordt. 51 Er bestaat dus geen materieel onderscheid tussen enerzijds de algemene zorgplicht van de werkgever, die in artikel 3 lid 1 Arbowet is opgenomen, alsmede de zorg voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met het werk verbonden aspecten welke aansluit bij artikel 5 lid 1 van de Kaderrichtlijn en anderzijds de civielrechtelijke zorgplicht. 52 Indien vaststaat dat ten tijde van een ongeval bepaalde veiligheidsmaatregelen mogelijk waren, en de werkgeefster daarvan op de hoogte kon zijn, dient de werkgeefster te motiveren waarom zij geen maatregelen heeft genomen. 53 In Feenstra/Haije wist de werkgeefster dat er valbeschermingsmaatregelen getroffen dienden te worden en had zij uitdrukkelijk opdracht moeten geven de desbetreffende maatregelen te nemen, ook als de werknemer, wiens expertise in mindere mate bestond op het gebied van slopen, dat niet noodzakelijk vond. De werkgeefster was volgens de Hoge Raad verantwoordelijk voor de beslissing om bij het uitvoeren van de werkzaamheden geen gebruik te maken van schaarlift, vangnet of veiligheidslijn. 54 Uit de zaak Tarioui/Vendrig volgt dat de werkgever er niet mee wegkomt zonder toereikende veiligheidsmaatregelen te hebben genomen. Tarioui was tijdens zijn werkzaamheden in de wasserij van Vendrig uitgegleden in een plas water en ten val gekomen. Het Hof wees de vordering van de werknemer af, omdat Tarioui wist dat de plas er lag. De Hoge Raad overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een plas water gladheid met zich kan meebrengen en oordeelt dat uit de omstandigheid dat een werkgever veiligheidsschoenen ter beschikking heeft gesteld, nog niet volgt dat hij erop kan vertrouwen dat het treffen van andere, meer effectieve, maatregelen met hetzelfde doel, zoals het leggen van rubberen
51
HR 12 december 2008, NJ 2009, 332 (Maatzorg/Van der Graaf). MvT II 2005/06, 30 552, nr. 3, p. 30. 53 HR 14 april 1978, NJ 1979, 245 (Messaoudi/Hoechst). 54 HR 9 februari 2007, NJ 2007, 105 (Feenstra/Haije). 52
19
matten, hetgeen na het ongeval gebeurd is, niet al veel eerder van die werkgever kon worden gevergd. 55 4.3 Arbonormen De doelvoorschriften die de werkgever verplichten een bepaald beschermingsniveau te realiseren voor de werknemers, kunnen ook gericht zijn op specifieke risico's. De verplichtingen, die de werkgever daartoe ingevolge artikel 7:658 BW heeft, zijn nader uitgewerkt in de arboregelgeving. De regels, waarin het basisniveau van bescherming is vastgelegd, zijn terug te vinden in het Arbobesluit en de Arboregeling. Die regels zijn ingedeeld naar onderwerp en betreffen onder andere de inrichting van arbeidsplaatsen, gevaarlijke stoffen en persoonlijke bescherming. Met name voor valgevaar zijn concrete doelvoorschriften opgenomen in het Arbobesluit. In elk geval moeten tegen valgevaar maatregelen genomen worden als de mogelijkheid zich voordoet om 2,5 meter of meer te vallen zoals hekwerken of leuningen; artikel 3.16 Arbobesluit. Indien de voorzieningen onvoldoende zijn ter voorkoming van het valgevaar moet gebruik gemaakt worden van veiligheidsnetten of veiligheidsgordels, die ten minste een zelfde mate van beveiliging bieden. In de Arboregeling staan aanvullende voorschriften bijvoorbeeld betreffende de RI&E, de taken van de arbodienst en het werken met gevaarlijke stoffen. De Arboregeling bevat ook specifieke voorschriften voor werkzaamheden op hoogte, met name waar het arbeidsmiddelen voor hijsen en heffen, steigers en maatregelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte betreft. Als een arbonorm geschonden is, is de werkgever in beginsel aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt, indien een ongeval plaatsvindt, dat de geschonden norm tracht te voorkomen, tenzij hij kan aantonen dat naleving van de norm het ongeval niet had kunnen voorkomen. 56 Het arrest Kalai/Petit wijst uit dat als specifieke veiligheidsnormen, zoals veiligheidsvoorschriften ter voorkoming van rugletsel, de zogenaamde tilnormen, zijn overtreden, de aansprakelijkheid van de werkgever vaststaat; artikel 5.2 Arbobesluit. De werkgever dient ervoor te zorgen dat een werknemer, die in het kader van zijn werk een zware last van omstreeks 50 kilogram te tillen krijgt, de beschikking kan krijgen over mechanische hulpmiddelen of persoonlijke beschermingsmiddelen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het tillen van een zodanig gewicht door iemand, die deze
55 56
HR 11 april 2008, NJ 2008, 465 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss (Tarioui/Vendrig). Heerma van Voss 2008, p. 144.
20
werkzaamheden normaal niet verricht, een serieus gevaar oplevert voor het ontstaan van rugletsel. 57 4.4 Vage normen Volgens de Hoge Raad in het arrest Hendriks Bouwbedrijf kan ook sprake zijn van werkgeversaansprakelijkheid in het geval een vage norm is geschonden. Deze zaak handelt over een stukadoor, die zich verstapte op een bouwterrein. De stukadoor heeft zijn werkgever aangesproken voor vergoeding van de schade en daarbij gewezen op artikel 3.11 juncto artikel 3.26 Arbobesluit, dat voorschrijft dat bouwplaatsen zo veel mogelijk vrij moeten te zijn van oneffenheden en gevaarlijke hellingen. Uit die algemene regel volgt dat het onderhavige niveauverschil op de bouwplaats een oneffenheid is, die moet worden vermeden. De Hoge Raad oordeelde dat de werkgever veiligheidsmaatregelen had moeten nemen, die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de stukadoor als gevolg van een dergelijk niveauverschil ten val zou komen en schade zou lijden. 58 4.5 Het ontbreken van arbonormen Soms zijn er geen normen geschonden, maar is er toch een gevaarlijke situatie ontstaan. In het arrest De Lozerhof vormde de openslaande extra brede wc-deur in een gang van het verpleeghuis een dermate gevaarlijke situatie, die met zich meebracht dat de werkgever aansprakelijk was vanwege het niet voldoen aan zijn zorgplicht. Een werkneemster kreeg de litigieuze deur in het gezicht tengevolge waarvan zij letselschade leed. De vaststelling dat er geen arbonormen van toepassing waren op de onderhavige deur leidde er niet toe dat de situatie op de gang van het verpleeghuis als volkomen veilig kon worden aangemerkt. De werkgever had immers aan zijn zorgplicht kunnen voldoen door de desbetreffende deur te laten vervangen door een schuifdeur. 59 4.6 Bouwnormen en NEN-normen Naast arbonormen kunnen ook andere normen van toepassing zijn. In het arrest, betreffende een werknemer die viel over een aluminium strip, terwijl hij de ene als kantoorruimte ingerichte portacabin verliet, en de andere binnenging, achtte de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de afmetingen van het opstapje in strijd waren met de geldende
57
HR 27 april 2007, NJ 2008, 462 (Kalai/Petit). HR 13 juli 2007, NJ 2008, 464 (Van Veghel/Hendriks Bouwbedrijf). 59 HR 5 november 2004, NJ 2005, 215 (De Lozerhof/Van Duyvenbode). 58
21
bouwkundige normen van relevante betekenis voor de beoordeling of de werkgever aansprakelijk is voor de schade, die de werknemer als gevolg van het ongeval heeft geleden. 60 De NEN (Nederlandse Normen) zijn de technische standaarden waarin alle in Nederland geldende normen worden vastgelegd. 61 Dit zijn bijvoorbeeld normen op het gebied van veiligheid voor persoonlijke beschermingsmiddelen tegen het vallen, zoals reddingslijnsystemen en verankeringsvoorzieningen. NEN-normen worden samengesteld door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) in samenspraak met het bedrijfsleven. De auteursrechten op NEN-normen berusten bij het NNI. Bedrijven die NEN-normen willen raadplegen, moeten hiervoor een vergoeding betalen aan het NNI. In veel wetgeving- en regelgeving, zoals het Bouwbesluit, zijn NEN-normen opgenomen. Hierdoor is de situatie ontstaan dat voor het raadplegen van wettelijke normen moet worden betaald. Bouwadviesbureau CBB vindt dat onterecht en heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Staat. 62 Volgens de Rechtbank ’s-Gravenhage zijn NEN-normen algemeen verbindende voorschriften, die in de Staatscourant of het Staatsblad bekendgemaakt moeten worden. 63 Omdat de NEN-normen niet gepubliceerd waren en ook niet kosteloos verkrijgbaar zijn, heeft de Haagse rechter ze onverbindend verklaard. De Staat heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de Rechtbank ’s-Gravenhage. In recente vonnissen oordeelden rechters dat NEN-normen wèl verbindend 64 zijn en als referentiekader 65 of richtlijn 66 mogen worden toegepast. Door de tegenstrijdige vonnissen is de juridische status van NEN-normen thans niet geheel duidelijk. Dat maakt het onzeker of men zich op die normen kan beroepen in een procedure. Uit de volgende twee arresten blijkt echter dat het voldoen aan NEN-normen van doorslaggevende betekenis kan zijn voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. Op 3 februari 2009 oordeelde het Hof Leeuwarden dat een werkgever aansprakelijk is voor de schade van de werknemer zonder dat de Arbeidsinspectie een overtreding van de Arbowet had geconstateerd. Deze zaak ging over een ongeval waarbij een glazenwasser tijdens zijn werk vanaf een ladder naar beneden was gevallen. In de arboregels staat dat een ladder stabiel moet zijn opgesteld, moet bestaan uit deugdelijk materiaal en tenminste moet voldoen aan NEN 2484:1989. Uit het rapport van de Arbeidsinspectie bleek niet of de onderhavige ladder aan de 60
HR 6 juni 2008, NJ 2008, 326 (Goeree/De Jong). www.nen.nl. 62 www.knooble.com. 63 Rb. ’s-Gravenhage 31 december 2008, LJN BG8465. 64 Rb. ’s-Hertogenbosch 5 februari 2010, LJN BL3758. 65 Rb. Alkmaar 9 juli 2009, LJN BJ3835. 66 Rb. Utrecht 6 juli 2009, LJN BJ2496. 61
22
NEN-norm voldeed en ook niet of de inspecteur heeft nagegaan of stabiliserende voorzieningen geïndiceerd waren. Volgens het Hof is de werkgever door niet te zorgen voor de genoemde voorzieningen tekortgeschoten in zijn zorgplicht en aansprakelijk voor de schade van de werknemer. 67 De feiten uit de laatstgenoemde zaak lijken erg op die in het arrest Hof Amsterdam 6 oktober 2009 met andere uitkomst. Blijkens het ongevalrapport van de Arbeidsinspectie voldeed de ladder daar aan NEN 2484:1989 en kon hij veilig worden opgesteld. Naar het oordeel van het Hof Amsterdam is de werkgeefster erin geslaagd het bewijs te leveren dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. 68 4.7 Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken De werknemer die schade oploopt door een gebrekkige zaak heeft, naast artikel 7:658 BW, nog andere grondslagen op basis waarvan hij zijn werkgever kan aanspreken. De werkgever is immers als de bezitter of bedrijfsmatige gebruiker (artikel 6:181 BW) van gebrekkige roerende zaken (artikel 6:173 BW) of gebrekkige opstallen (artikel 6:174 BW) die een bijzonder gevaar opleveren, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Die artikelen vestigen een risicoaansprakelijkheid op de bezitter of gebruiker van de gebrekkige zaak. Dat zou de werknemer een bewijsvoordeel kunnen bieden in een procedure, want voor aansprakelijkheid is dan geen tekortschieten van de werkgever vereist. Toch wordt in de praktijk van deze grondslagen maar weinig gebruik gemaakt en kiest men voor artikel 7:658 BW. Lindenbergh 69 noemt een voorbeeld van een geval waarin artikel 6:173 BW de werknemer succes zou hebben gebracht voor schade als gevolg van de breuk van de leuning van een bureaustoel. 70 4.8 Ongeschreven veiligheidsnormen Naast genoemde geschreven normen kunnen ook ongeschreven normen van toepassing zijn. In het zogeheten Kelderluik-arrest heeft de Hoge Raad vier maatstaven geformuleerd voor de beoordeling van iemands schuld aan een ongeval, dat een ander is overkomen. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen
67
Hof Leeuwarden 3 februari 2009, JAR 2009, 74. Hof Amsterdam 6 oktober 2009, LJN BL1052. 69 Lindenbergh 2009, p. 120. 70 HR 18 april 1997, NJ 1997, 510 (Hilligehekken/CVO). 68
23
veiligheidsmaatregelen. 71 In het Jetblast-arrest heeft de Hoge Raad aan deze ‘kelderluikcriteria’ toegevoegd dat een waarschuwing voor een gevaarlijke situatie pas als afdoende maatregel kan worden beschouwd als te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden. 72 Nadien heeft de Hoge Raad dit oordeel voor het arbeidsrecht onder meer bevestigd in de nog te bespreken zaak Bayar/Wijnen. 73 4.9 Huis-, tuin- en keukenongevallen Uit de nu volgende jurisprudentie zal blijken dat de claims van werknemers bij ongevallen, waarbij geen specifieke arbonormen zijn overtreden en die tot huis-, tuin- en keukensituaties gerekend kunnen worden, minder succesvol zijn. In Laudy/Fair Play had de werkneemster zich bij het doorsnijden en smeren van zachte puntbroodjes met een broodmes in de wijsvinger van haar linkerhand gesneden. De Hoge Raad oordeelt dat het van algemene bekendheid is dat een mes dat geschikt is om zachte puntbroodjes mee te snijden zo scherp kan zijn dat de gebruiker daarvan het gevaar loopt zich bij dat werk te snijden. 74 De werkgeefster was door haar werknemers niet te waarschuwen voor het nieuwe of geslepen broodmes derhalve niet tekortgeschoten in haar zorgplicht. De zaak Perez/Casa Grande handelt over een schoonmaakster op Aruba die ongelukkig ten val kwam op een natgeregende tegelvloer. In de onderhavige zaak achtte de Hoge Raad het niet nodig dat de werkgever maatregelen had moeten treffen ter voorkoming van de schade van de werkneemster, aangezien het op Aruba een feit van algemene bekendheid is dat men met het gevaar van gladheid na hevige regenval rekening moet houden. 75 Advocaat-generaal Spier merkt in zijn conclusie bij het arrest Tarioui/Vendrig op dat het ongeval van de schoonmaakster op Aruba verschilt met het ongeval in de wasserij, waar de werkgever op eenvoudige wijze veiligheidsmaatregelen had kunnen treffen. 76 In Lagraauw/Van Schie kreeg een werknemer een laaddeur tegen zijn hoofd. De Hoge Raad oordeelde dat van de werkgeefster in redelijkheid niet kon worden gevergd maatregelen te 71
HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 m.nt. G.J. Scholten (Kelderluik). HR 28 mei 2004, NJ 2005, 105 m.nt. C.J.H. Brunner (Jetblast). 73 HR 15 november 2005, NJ 2008, 460 (Bayar/Wijnen). 74 HR 2 oktober 2002, NJ 2004, 175 (Broodmes). 75 HR 2 maart 2007, NJ 2007, 143 (Perez/Casa Grande). 76 HR 11 april 2008, NJ 2008, 465 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss (Tarioui/Vendrig). 72
24
treffen tegen het gevaar dat zich heeft gerealiseerd als gevolg waarvan de werknemer schade heeft geleden doordat de openstaande laaddeur is dichtgeklapt door de wind. 77 Ook de vordering van chauffeur Van Riemsdijk op zijn werkgever Autop werd afgewezen. Van Riemsdijk had afgetankt bij het onbemande tankstation van Van Vollenhoven, was weggereden, maar was er niet zeker van dat hij de tankdop had teruggeplaatst, en stopte toen na enkele meters weer om dit te controleren. Nadat hij op de treeplank van de bestelwagen was uitgegleden, kwam hij ten val. Van Riemsdijk stelt zijn werkgever aansprakelijk voor het feit dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden is uitgegleden doordat tijdens het tanken olie aan de zolen van zijn schoenen was gekleefd. Volgens de Hoge Raad heeft de werkgever zijn zorgplicht niet geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het glad kan zijn op een tankstation tengevolge van gemorste diesel. Van Riemsdijk, een beroepschauffeur, was op de hoogte van de sterk vervuilde situatie op het tankstation en had daar rekening mee moeten houden. Bovendien was van een opdracht om bij het onderhavige tankstation te tanken geen sprake. 78 4.10 Afsluiting Als uitgangspunt geldt dat de omvang van de zorgplicht wordt bepaald door hetgeen op grond van de Arbowetgeving van de werkgever gevergd wordt. Als een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij de werknemer schade heeft geleden en er causaal verband is met de overtreding van de arboregels door de werkgever, leidt dat in de regel tot civiele aansprakelijkheid. Het overtreden van publiekrechtelijke arboregels wordt de werkgever zwaar aangerekend. Hij dient aan te tonen dat het ongeval ook had plaatsgevonden als hij de vereiste maatregelen wel had genomen. Als blijkt dat effectievere veiligheidsmaatregelen mogelijk waren, dient de werkgever te motiveren waarom hij deze niet heeft genomen. Ook in lagere rechtspraak leidde schending van de arboregels tot schending van de zorgplicht. In de zaak Rechtbank ’s-Hertogenbosch 9 juli 2007 oordeelde de kantonrechter op basis van het boeterapport van de Arbeidsinspectie dat de zorgplicht was overtreden en dat daarmee de aansprakelijkheid gegeven is. 79 Er zijn uitzonderlijke gevallen waarbij het opleggen van een bestuurlijke boete door de Arbeidsinspectie na een ongeval niet tot aansprakelijkheid van de werkgever heeft geleid, maar dat zijn geen overtuigende vonnissen. 80 In andere jurisprudentie
77
HR 8 februari 2008, NJ 2008, 93 (Lagraauw/Van Schie). HR 20 februari 2009, NJ 2009, 335 m.nt. T. Hartlief (Van Riemsdijk/Autop). 79 Rb. ’s-Hertogenbosch 9 juli 2007, JAR 2007, 226. 80 Rb. Rotterdam 8 april 2009, RAR 2009, 118 en Rb. Middelburg, 4 november 2009, NJF 2009, 516. 78
25
wordt ondanks dat de Arbeidsinspectie geen boete had opgelegd toch een schending van de zorgplicht vastgesteld. 81 In het algemeen kan daarom gesteld worden dat de zorgplicht van de werkgever in het civiele recht zwaarder is dan die in het publiekrecht. Als arbonormen ontbreken, kan de aansprakelijkheid alsnog op basis van de ‘kelderluikcriteria’ beoordeeld worden.
5 Informatieplicht 5.1 Inleiding De werkgever heeft de plicht werknemers voor te lichten omtrent de te verrichten werkzaamheden, terwijl hij tevens dient te zorgen voor hun opleiding. Hij zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de risico’s van de werkzaamheden, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken; artikel 8 Arbowet. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de jurisprudentie betreffende de informatieplicht van de werkgever. 5.2 Instructies en waarschuwingen Uit de besproken huis-, tuin- en keukenjurisprudentie volgt dat een werkgever niet hoeft te waarschuwen voor algemeen bekende gevaren zoals bijvoorbeeld dat een tuinpad glad kan zijn na een regenbui of dat messen scherp kunnen zijn. De zaak ligt anders als de werkgever door een eenvoudige waarschuwing het gevaar kan wegnemen. In het arrest Van den Heuvel/Leger des Heils was het voldoende dat de werkgever de werkneemster op het veilige trapje had gewezen. Een medewerkster van het Leger des Heils was tijdens haar werkzaamheden bij het afstappen van het podium ten val gekomen. Bij het afstappen is de werkneemster door twee collega's gewaarschuwd en gewezen op het naast het podium staand trapje. Dit waarschuwen vond de Hoge Raad voldoende. 82 Indien de werknemer er zelf voor kiest de door de werkgever ter beschikking gestelde veiligheidsmaatregelen niet te gebruiken is dit in beginsel voor diens eigen risico. 83 In het arrest Tahmasebi/Shell was het gebruiken van de verkeerde trap voor het eigen risico van de werknemer. Vast stond dat in het magazijn een andere, verplaatsbare trap met vijf treden aanwezig was, die was voorzien van een stabilisatievoet met antisliprubbers en een leuning ter 81
Hof Den Haag 3 april 1997, VR 1998, 11; Hof Leeuwarden 7 februari 2007, VR 2008, 150; Hof Leeuwarden 3 februari 2009, JAR 2009, 74; Hof 's-Gravenhage 31 maart 2009, RAR 2009, 102. 82 HR 25 mei 2007, NJ 2008, 463 (Van den Heuvel/Leger des Heils). 83 Heerma van Voss 2008, p. 148.
26
vergroting van de grijpmogelijkheden. Door die trap ter beschikking te stellen aan de werknemer heeft de werkgever voldoende zorg betracht en was hij niet aansprakelijk voor de letselschade van Tahmasebi. 84 Uit het arrest Bayar/Wijnen blijkt dat alleen maar waarschuwen in sommige gevallen eenvoudigweg onvoldoende is om een gevaar te voorkomen en dat juist in die gevallen een actievere opstelling van de werkgever wordt vereist. Het onderhavige arrest betreft een ongeval waarbij de werknemer met zijn hand onder een pers kwam. De machine was evenwel voorzien van een noodstopknop en waarschuwingsstickers. Na het ongeval heeft de werkgever de machine van een beveiligingsstrip laten voorzien. De Hoge Raad oordeelt dat van de werkgever moet worden verwacht dat hij onderzoekt of afdoende preventieve maatregelen mogelijk zijn dan wel of een veiliger werking van de machine mogelijk is, en, zo dat niet het geval is, of op een voldoende effectieve wijze voor het gevaar kan worden gewaarschuwd. Wanneer blijkt dat effectievere maatregelen ter voorkoming van een ongeval mogelijk waren geweest, dan moet worden onderzocht waarom niettemin het aanbrengen van deze voorziening destijds niet van de werkgever kon worden gevergd. Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden, is het niet vereist dat de werkgever de gedraging, die tot het ongeval leidde, heeft kunnen voorzien, omdat onoplettendheid bij het bedienen van een gevaarlijke machine veelal op verschillende wijzen tot een ongeval kan leiden. 85 In sommige gevallen kan de civielrechtelijke instructieplicht zwaarder wegen dan de instructieverplichtingen, die de werkgever krachtens het publiekrecht heeft. Het arrest Hof ’sGravenhage 31 maart 2009 betreft het ongeval van een chauffeur, die met zijn vingers bekneld raakte. De Arbeidsinspectie stelde vast dat er geen overtreding van de Arbowet had plaatsgevonden. Het Hof ’s-Gravenhage overweegt dat het laden van betonelementen als risicovol kan worden aangemerkt. Van de werkgeefster mag daarom worden verwacht dat zij duidelijke instructies geeft, onder andere met betrekking tot de vraag welke concrete voorzorgsmaatregelen daarbij in acht moeten worden genomen. De omstandigheid dat tijdens de opleiding voor chauffeur aandacht is besteed aan algemene veiligheidsaspecten bij het laden, doet hieraan niet af. Het Hof oordeelt in het onderhavige geval dat de werkgever de
84 85
HR 7 december 2007, NJ 2007, 643(Tahmasebi/Shell). HR 15 november 2005, NJ 2008, 460 (Bayar/Wijnen).
27
zorgplicht heeft geschonden door na te laten om de chauffeur van specifieke veiligheidsinstructies te voorzien. 86 5.3 Eigen verantwoordelijkheid en samenwerkingsverplichting Ook werknemers hebben bepaalde verplichtingen; artikel 11 Arbowet. De werknemers dienen op de juiste wijze gebruik te maken van de machines en andere middelen, persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheidsvoorzieningen. Zij moeten melding maken van iedere werksituatie die een ernstig en onmiddellijk gevaar met zich meebrengt, alsmede van elk geconstateerd mankement in de beschermingssystemen. Bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid werken de werkgever en de werknemers samen. De werkgever en de werknemers moeten zodanig samenwerken dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico’s opleveren. De werkgever dient het arbobeleid te bespreken met de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan, met de betrokken werknemers; artikel 12 Arbowet. Indien de werknemers vinden dat er onvoldoende op hun signalen wordt gereageerd, kunnen ze een klacht indienen bij de Arbeidsinspectie. Bij ernstig gevaar zijn de werknemers bevoegd om het werk te onderbreken; artikel 29 Arbowet. In de praktijk zullen de signalen van werknemers over hun arbeidsomstandigheden een van de belangrijkste informatiebronnen zijn voor de vervulling van de zorgplicht van werkgevers. 87 Een tekortschieten van de werknemer op het punt van de eigen verantwoordelijkheid zal niet snel tot aansprakelijkheid leiden omdat slechts in hoge uitzondering wordt aangenomen dat een werknemer bewust roekeloos of opzettelijk handelt. 88 5.4 Bewuste roekeloosheid Het arrest Pollemans/Hoondert draait om het begrip ‘bewuste roekeloosheid’ dat door de Hoge Raad terughoudend wordt uitgelegd. Timmerman Pollemans was bij werkzaamheden door het dak gezakt. Volgens de Hoge Raad is niet vast komen te staan dat Pollemans zich er bewust van was dat hij roekeloos handelde en schoot de werkgeefster ondanks haar waarschuwingen toch tekort in de verplichting tot het treffen van voldoende veiligheidsmaatregelen. 89 De zorgplicht van de werkgeefster komt in het onderhavige arrest
86
Hof 's-Gravenhage 31 maart 2009, RAR 2009, 102. Kamerstukken II 2006/07, 29 239, nr. 8, p. 2. 88 Lindenbergh 2009, p. 49. 89 HR 20 september 1996, NJ 1997, 198 m.nt. P.A. Stein (Pollemans/Hoondert). 87
28
wel erg opgerekt over en neigt naar risicoaansprakelijkheid. Uit andere jurisprudentie blijkt echter ook dat niet snel wordt aangenomen dat een werknemer bewust roekeloos handelt.90 Zo behoeft het bewust rijden zonder een autogordel niet zonder meer te leiden tot roekeloos gedrag. 91 Slechts in hoge uitzondering is vast komen te staan dat een werknemer bewust roekeloos handelt. Het geval van de werknemer die op het bedrijventerrein van CorusHoogovens voor zijn plezier aan de takel van een kraan ging hangen en een val van meer dan 13 meter maakte, is zo’n uitzondering. 92 5.5 Opleiding, functie en ervaring Uit jurisprudentie valt op te maken dat bij de vaststelling of de werkgever zich aan de zorgplicht heeft gehouden de opleiding, functie en ervaring van de werknemer van belang is. Op dit punt valt geen duidelijke lijn aan te wijzen in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Zo was het in Dusarduyn/Du Puy van belang dat de ervaren werknemer in het bezit was van een veiligheidsdiploma. 93 Daarentegen diende de werkgever in het arrest Hendriks Bouwbedrijf er rekening mee te houden dat ook ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten. 94 Volgens Alt valt het verschil in de oordelen van de Hoge Raad in de onderhavige arresten te verklaren door de mate van voorzienbaarheid van het ongeval voor de werkgever, afgezet tegen de ervaring van de werknemer. 95 In beide gevallen betrof het een ervaren werknemer. In de visie van Alt zou dan de voorzienbaarheid van het ongeval van doorslaggevende betekenis moeten zijn. Mij is het niet duidelijk waarom het ongeval tengevolge van het gat in het dak in Dusarduyn/Du Puy niet voorzienbaar zou zijn en het ongeval door het niveauverschil op de bouwplaats in Hendriks Bouwbedrijf wèl. Ik sluit me dan ook niet bij de verklaring van Alt aan. Het is mijns inziens onbegrijpelijk dat de Hoge Raad in Dusarduyn/Du Puy heeft beslist dat de werkgever de ervaren dakdekker niet had hoeven waarschuwen, omdat hij een veiligheidsdiploma op zak had. Aan een veiligheidsdiploma heb je niets, als je op een dak loopt waar een onzichtbaar gat is aangebracht. 96 Het oordeel van de Hoge Raad in Hendriks Bouwbedrijf zou kunnen wijzen op een herijking van het arrest Dusarduyn/Du Puy, vanwege de onbevredigende uitkomst van dat arrest. In het arrest Hooge Huys/Visser kwam de omstandigheid aan de orde dat de 90
HR 18 december 2009, JAR 2010, 18 (Van Gastel/Van Aert). HR 1 februari 2008, NJ 2009, 330 (Maasman/Akzo Nobel). 92 Hof ’s-Gravenhage 17 juli 2008, RAR 2008, 148. 93 HR 16 mei 2003, NJ 2004, 176 (Dusarduyn/Du Puy). 94 HR 13 juli 2007, NJ 2008, 464 (Van Veghel/Hendriks Bouwbedrijf). 95 Alt 2007, p. 19. 96 Jansen 2008, p. 663. 91
29
werknemer, die schade had geleden, nu juist degene was die met de veiligheidscontrole was belast. De Hoge Raad stelde daar dat een werkgever die de zorg voor de veiligheid van de werktuigen en gereedschappen waarmee hij de arbeid doet verrichten overlaat aan een daartoe, objectief gezien, gekwalificeerde werknemer in het algemeen niet reeds daardoor heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Het is de verplichting van de werkgever om zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om de werknemer in staat te stellen en ertoe te brengen ook daadwerkelijk de nodige zorg voor de veiligheid in acht te nemen. 97 Daarentegen speelde in Van Riemsdijk/Autop mee dat de werknemer een ervaren beroepschauffeur was, hetgeen juist de afwijzing van de aansprakelijkheid van de werkgever tot gevolg had. 98 5.6 Handhaving van de instructieplicht In de bestuursrechtspraak komt naar voren dat de werkgever specifieke en voldoende duidelijke instructies dient te geven om een ongeval te voorkomen. 99 De vraag of de werkgever de werknemer voldoende duidelijke instructies had gegeven kwam aan de orde naar aanleiding van een arbeidsongeval waarbij de werknemer door een vallende boom werd getroffen. De instructie terzake luidde dat de werknemer na het inzagen van de boom op een veilige afstand van de boom moest gaan staan. De Afdeling oordeelde dat de onderhavige instructie kennelijk onvoldoende duidelijk was. 100 In recente uitspraken wijst de Afdeling er eens temeer op dat de werkgever voldoende specifieke instructies dient te geven om een ongeval te voorkomen. De instructies moeten specifiek toezien op de werksituatie, het gebruik van machines, gereedschappen en veiligheidsmiddelen. Algemene instructies als ''Valbeveiliging continue op hoogte dragen en controleren (zie instructie Persoonlijke Valbeveiliging). I.v.m. met afwijkende sloopmethode dienen vooraf duidelijke afspraken gemaakt te worden en de taken duidelijk te zijn" en "Alle werknemers hebben zich verplicht op het bouwterrein de verstrekte persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken" zijn niet voldoende specifiek geformuleerd. 101 De instructie ''op de juiste wijze gebruiken van PBM’s (= persoonlijke beschermingsmiddelen)'' is eveneens te algemeen geformuleerd. Daarmee wordt (ten onrechte) immers aan de werknemer overgelaten wanneer hij zijn persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt. 102 97
HR 20 januari 2006, NJ 2008, 461(Hooge Huys/Visser). HR 20 februari 2009, NJ 2009, 335 m.nt. T. Hartlief (Van Riemsdijk/Autop). 99 ABRvS 27 januari 2010, LJN BL0692. 100 ABRvS 6 september 2006, LJN AY7582. 101 ABRvS 22 juli 2009, LJN BJ3415. 102 Rb. Arnhem 6 augustus 2009, LJN BJ4934. 98
30
5.7 Certificatie Voor veel werkzaamheden is het bezit van een of meer certificaten een vereiste. Bij certificatie beoordeelt een onafhankelijke partij aan de hand van een checklist of aan de desbetreffende voorschriften is voldaan en houdt periodiek toezicht op de naleving van de normen. 103 De grondslag voor de wettelijke verplichting van certificatie is opgenomen in artikel 20 Arbowet. Op basis van dat artikel is, onder meer, de certificering voor werkzaamheden met betrekking tot het verwijderen van asbest geregeld in het Arbobesluit en de Arboregeling. In de bouwnijverheid kunnen bedrijven, die aan de eisen voldoen, in het bezit komen van een VCA certificaat (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers). De checklist bevat vragen op het gebied van voorlichting, waaronder toolboxmeetings, 104 onderhoud aan machines en gereedschappen, en ongevallenprocedures. Bedrijven met een VCA certificaat dienen ervoor te zorgen dat hun medewerkers in bezit zijn van een veiligheidsdiploma. Het feit dat een werknemer de VCA-cursus heeft gevolgd, ontslaat de werkgeefster niet van haar verplichting om door middel van instructies het gevaar zoveel mogelijk te beperken. 105 Betreffende een ongeval waarbij een werknemer werd bedolven door een omvallende stapel balen papier voerde de werkgeefster als verweer aan dat zij een handboek met veiligheidsvoorschriften had opgesteld en de werknemers in het bezit waren van VCA certificaten. Volgens de Afdeling volgt daaruit nog niet dat terzake specifieke instructies zijn gegeven om te voorkomen dat balen papier zullen omvallen. 106 Ook het verstrekken van een boekje met algemene instructies over het werken op hoogtes boven de werkvloer en het gebruik van ladders ontslaat de werkgeefster niet van haar eigen verplichting op grond van het Arbobesluit om instructies te geven en maatregelen te nemen ter voorkoming van valgevaar. 107
5.8 Conclusie Op het punt van de informatieplicht loopt de civiele rechtspraak vrijwel parallel met de bestuursrechtspraak. De werkgever dient specifieke en voldoende duidelijke instructies te geven om een ongeval te voorkomen. Een waarschuwing voor een gevaarlijke situatie is pas effectief als te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten
103
Kamerstukken II 1994/95, 21 670, nrs. 7–8, p. 37. Dit zijn besprekingen over de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de werkzaamheden. 105 Rb. ’s-Hertogenbosch 7 december 2005, LJN AU7777. 106 ABRvS 30 juli 2008, AB 2009, 208 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 107 ABRvS 8 oktober 2008, LJN BF7243. 104
31
waardoor het gevaar wordt vermeden. De werknemer die er echter voor kiest om geen gebruik te maken van de aanwezige veiligheidsmiddelen doet dat in beginsel voor eigen risico. In de gevallen waarin de werkgever de werksituatie bepaalt, zal hij als de gevaarzettende partij meestal aansprakelijk zijn voor ongevallen, tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of de schade is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid. Dat laatste wordt niet snel aangenomen. De werknemers hebben op beurt een meldingsplicht bij gevaarlijke werksituaties. De opleiding, functie en ervaring van de werknemer is van belang bij het vaststellen of de werkgever zich aan de zorgplicht heeft gehouden. De werkgever dient er echter rekening mee te houden dat ook ervaren werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten. Het verstrekken van een handboek met slechts algemene veiligheidsinstructies of het laten volgen van een VCA-cursus ontslaat de werkgever niet van de verplichting om zelf instructies te geven, trainingen te organiseren en maatregelen te treffen ter voorkoming van gevaar.
6 Toezicht 6.1 Inleiding Op de werkgever rust de verplichting om toezicht te houden op naleving van de aan de werknemer opgedragen instructies en de veiligheidsvoorschriften; artikel 8 lid 4 Arbowet. Ook de strekking van artikel 7:658 lid 1 BW brengt met zich mee dat de werkgever dient te zorgen voor deugdelijk toezicht op de naleving van de vereiste veiligheidsmaatregelen. 108 In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de jurisprudentie betreffende het toezicht op het gebruik en de naleving van veiligheidsmaatregelen. 6.2 Toezicht op naleving Dat de werkgever toezicht moet houden op de naleving van veiligheidsmaatregelen kwam aan de orde in PTT/Baas. Postbesteller Baas, die achter een wegwaaiende envelop aanging, werd door een auto aangereden. De werkgever werd in de onderhavige zaak aansprakelijk gesteld vanwege schending van de zorgplicht. PTT Post had door middel van veiligheidsmaatregelen of -instructies de kans op het wegwaaien van de post kunnen en moeten voorkomen, althans verkleinen. De PTT had wel beleid ten aanzien van het voorkomen van ongevallen, maar de veiligheidsinstructies waren niet schriftelijk vastgelegd. Bovendien werd onvoldoende
108
HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 683 (Cijsouw II).
32
toegezien op de naleving van het veiligheidsbeleid. Uit het arrest volgt dat als er beleid omtrent veiligheid is opgesteld, de werkgever dan ook gehouden is om dit na te leven. 109 De zorgplicht van de werkgeefster strekt in veel gevallen niet zover dat zij gehouden is om werkplekken dagelijks te controleren. In Oost/Brands was werknemer Oost, tijdens zijn werkzaamheden als chauffeur bij het laden van containers, uitgegleden over een meer dan normale hoeveelheid puin, waarbij hij ernstig enkelletsel opliep. De Hoge Raad oordeelt dat in het onderhavige geval de werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan door regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten te houden, een handboek uit te reiken, iedere medewerker te verplichten de cursus Basisveiligheid 1 te volgen en toezicht te houden op de naleving van de veiligheidsmaatregelen. 110 6.3 Handhaving van toezicht De rechtsregel uit het arrest Oost/Brands dat van een werkgever in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voortdurend een toezichthouder naast een ervaren werknemer plaatst, geldt evenzeer in de bestuursrechtspraak. Het feitelijke toezicht dient volgens de Afdeling van dusdanige aard te zijn dat de werknemers hierdoor worden gestimuleerd om zich aan de veiligheidseisen te houden. 111 De enkele omstandigheid dat er geen toezichthouder aanwezig is op het moment dat een ongeval plaatsvindt, is op zichzelf niet voldoende om te oordelen dat de werkgever niet voldoende feitelijk toezicht op de werkzaamheden heeft gehouden. Ook bij ervaren werknemers dient de werkgever met enige regelmaat de naleving van instructies en voorschriften te controleren of te bespreken. 112 Werknemers in een leidinggevende functie dienen te zorgen voor naleving van de veiligheidsregels en het houden van toezicht op die naleving en zijn verplicht om in te grijpen na het constateren van een overtreding van de regels. 113 ABRvS 27 januari 2010 betreft een ongeval waarbij een werkneemster tijdens het verwijderen van een defecte stofzuiger uit een werkkast werd getroffen door omvallende dozen. In het onderhavige geval was de werkneemster zèlf, ter ondersteuning van de werkgeefster, belast met het toezicht op de naleving van de veiligheidsinstructies. Zij bezocht de werkkast voor inspectie met een gebruikelijke frequentie te weten één keer in de zes weken. Naar het oordeel van de Afdeling is dat onvoldoende frequent voor adequaat
109
HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 663(PTT/Baas). HR 9 juli 2004, NJ 2005, 260 (Oost/Brands). 111 ABRvS 18 april 2007, AB 2007, 256 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 112 ABRvS 26 april 2006, AB 2006, 386 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 113 Rb. Alkmaar 28 januari 2008, LJN BC3675. 110
33
toezicht. 114 Bij zeer risicovolle werkzaamheden met betrekking tot het reinigen van een opslagtank met benzine achtte de Afdeling het onvoldoende dat de werkgever er slechts één keer in de vier weken toezag op de naleving van de regels. 115 Bij een klein bedrijf, gespecialiseerd in het vervangen van hydrauliekslangen, met vier medewerkers, die opdrachten op locatie uitvoeren was volgens de Rechtbank Roermond wèl sprake van voldoende toezicht. De werkgever vergezelde iedere werknemer eens per maand tijdens het uitvoeren van een klus op locatie. De werkgever instrueerde zijn medewerkers bij aanvang van het dienstverband uitvoerig omtrent veiligheidsvoorschriften en ook regelmatig gedurende het dienstverband. Ook voerde hij gemiddeld eens per maand steekproefsgewijze controles uit, waarbij de werknemers niet van te voren op de hoogte waren van zijn komst. Dit alles bij elkaar was voor de Rechtbank Roermond voldoende reden om het boetebesluit te vernietigen. 116 6.4 Conclusie Uit de jurisprudentie blijkt dat de privaatrechtelijke verplichting om toe te zien op naleving van de regels overeenstemt met de verplichting uit de Arbowet. Of sprake is van voldoende feitelijk toezicht hangt af van de omstandigheden van het geval. De werkgever moet zorgen voor deugdelijk toezicht op de naleving van de vereiste veiligheidsmaatregelen. Het feitelijke toezicht dient van dusdanige aard te zijn dat de werknemers hierdoor worden gestimuleerd om zich aan de veiligheidseisen te houden. Van een werkgever kan niet worden gevergd dat hij voortdurend een toezichthouder naast een ervaren werknemer plaatst. De werkgever dient evenwel bij ervaren werknemers met enige regelmaat de naleving van instructies en voorschriften te controleren. Ook de aard van de werkzaamheden en de omvang van het bedrijf kunnen van belang zijn bij het vaststellen of sprake is van voldoende toezicht.
7 Conclusies In deze scriptie heb ik onderzocht hoe de burgerlijke rechter omgaat met bijzondere publiekrechtelijke bepalingen bij het oordeel over de aansprakelijkheid van de werkgever voor letsel door ongevallen. In de conclusies wordt de balans opgemaakt.
114
ABRvS 27 januari 2010, LJN BL0692. ABRvS 15 november 2006, LJN AZ2282. 116 Rb. Roermond 8 november 2005, JAR 2005, 282. 115
34
1. Op de werkgever rust de zorgplicht tegenover zijn personeel. Deze zorgplicht is ten eerste vastgelegd in de arboregels, de minimumnormen waaraan de werkgever zich moet houden. De werkgever dient zelfstandig een preventiebeleid te voeren om de risico’s bij het werk te ondervangen. Ten tweede geeft artikel 7:658 BW de werkgever aanwijzingen om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Die bepaling schept een schuldaansprakelijkheid. De werkgever is slechts aansprakelijk voor de schade als hij toerekenbaar tekortschiet in zijn zorg voor de veiligheid van de werknemers. 2. Werkgeversaansprakelijkheid gaat steeds meer de kant op van risicoaansprakelijkheid. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de aansprakelijkheid van werkgevers ruim wordt ingevuld. De Hoge Raad benadrukt enerzijds dat 7:658 BW niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de veiligheid van de werknemer, maar legt anderzijds zeer strenge maatstaven op aan de naleving van de zorgplicht. 3. Als uitgangspunt geldt dat de burgerlijke rechter de omvang van de zorgplicht bepaalt op basis van hetgeen wat de Arbowetgeving van de werkgever verlangt. Als een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij de werknemer schade heeft geleden en er causaal verband is met de overtreding van de arboregels door de werkgever, oordeelt de burgerlijke rechter in de regel dat de werkgever aansprakelijk is. 4. De werkgever is en blijft op grond van de Arbowet verantwoordelijk voor alle arbeidsmiddelen die aan het personeel ter beschikking worden gesteld. De werkgever, die zich niet aan de arboregels houdt, zal daarom steeds aansprakelijk zijn voor schade tengevolge van een bedrijfsongeval bij het gebruik van een machine. 5. Ook als een vage arbonorm is geschonden, kan dit tot werkgeversaansprakelijkheid leiden. Zelfs als de Arbeidsinspectie geen boete heeft opgelegd, kan de burgerlijke rechter toch beslissen dat de zorgplicht geschonden is. De in Beleidsregel 33 genoemde matigingsgronden geven de Arbeidsinspectie enige beoordelingsvrijheid voor de vaststelling van de hoogte van de boete, maar de veiligheidsvoorschriften, de instructie- en waarschuwingsplichten en de eis tot naleving kunnen in het privaatrecht ter beoordeling van de aansprakelijkheid naar redelijkheid uitgebreid worden, terwijl het bestuursrecht is aangewezen op een wettelijke grondslag voor boeteoplegging.
35
6. Als arbonormen ontbreken, kan de burgerlijke rechter de aansprakelijkheid nog op basis van de ‘kelderluikcriteria’ beoordelen. In de gevallen waarin de werkgever de werksituatie bepaalt, zal hij dan als de gevaarzettende partij meestal aansprakelijk zijn voor ongevallen. Een uitzondering op die regel zijn de huis-, tuin- en keukenongevallen waarbij de werknemer in beginsel niet wordt beschermd, maar zelf voorzichtigheid in acht moet nemen. 7. Doordat de Hoge Raad het begrip ‘bewuste roekeloosheid’ zeer beperkt uitlegt is feitelijk sprake van risicoaansprakelijkheid. Zelfs als een werknemer meermalen is gewaarschuwd voor een gevaarlijke situatie, kan dit nog niet voldoende zijn. Alleen in het geval dat de werknemer er zelf voor kiest om geen gebruik te maken van de aanwezige veiligheidsmiddelen, is dat in beginsel voor zijn eigen risico. 8. De werkgever moet zorgen voor deugdelijk toezicht op de naleving van de vereiste veiligheidsmaatregelen. In veel gevallen zal de zorgplicht van de werkgever weliswaar niet zover strekken dat hij gehouden is om de werkplekken dagelijks te controleren, maar hij dient er evenwel rekening mee houden dat ook ervaren werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten. 9. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad vloeit voort dat de werkgever op basis van goed werkgeverschap gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering tegen verkeersongevallen; artikel 7:611 BW. Ook de werknemer, die schade heeft opgelopen als gevolg van enig tekortschieten van de werkgever in een bijzondere preventieplicht bij een activiteit in verband met het werk, kan een beroep doen op artikel 7:611 BW. De verzekeringsplicht op basis van artikel 7:611 BW heeft de werkgeversaansprakelijkheid nog meer uitgebreid. Een probleem daarbij is dat nog niet is opgehelderd wat een behoorlijke verzekering behelst. 10. Doordat de zorgplicht steeds maar weer wordt uitgebreid, is er een zware last op de schouders van het bedrijfsleven komen te rusten. De vraag dient zich aan of de uitleg van de zorgplicht door de Hoge Raad nog wel maatschappelijk gerechtvaardigd is. Uit sociaal oogpunt is het misschien nog wel enigszins te verdedigen dat werknemers hun letselschade vergoed krijgen, maar het is mijns inziens niet meer te billijken dat werkgevers dat iedere keer weer moeten betalen. Bovendien maakt de uitbreiding van de zorgplicht het onduidelijk welke zorgplichten de werkgever heeft. De wetgever zou er goed aan doen om hier meer 36
duidelijkheid te scheppen. Ik meen dat dit zou kunnen gebeuren door de drie motieven van Beleidsregel 33 in lid 2 van artikel 7:658 BW op te nemen. 11. In het algemeen geldt dat de zorgplicht van de werkgever in het civiele recht zwaarder is dan die in het publiekrecht. Alleen bij de RI&E is de civiele zorgplicht minder zwaar dan de publiekrechtelijke. Dit volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad waarin in het ongewisse wordt gelaten wanneer een RI&E uitgevoerd dient te worden. Uit de ongevallencijfers van het RIVM valt echter op te maken dat de risico’s van arbeidsomstandigheden vaak niet of onvoldoende beoordeeld zijn. Een doeltreffende RI&E bevat de weergave van de belangrijkste gevaren, die zich veelal later pas in de dagelijkse praktijk realiseren. Daarom dient altijd van tevoren een RI&E te worden uitgevoerd. In bestuursrechtspraak wordt juist benadrukt dat de plicht om de RI&E uit te voeren de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever is en blijft. Zo wordt goed duidelijk dat dit een zorgplicht is. Ter versterking van de eenheid in het recht zou de Hoge Raad er mijns inziens goed aan doen om de Afdeling hier te volgen in haar oordeel betreffende de RI&E.
Literatuurlijst Alt 2007 H.J.W. Alt, "Werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:658 BW anno 2007", ArbeidsRecht 2007 no. 12, p. 17-22. Asscher-Vonk 2007 I.P. Asscher-Vonk, "De wijziging van de arbeidsomstandighedenwet - Less is more?", SMA 2007 no. 4, p. 127-132. Bergwerf & Kruit 2008 V.G.G. Bergwerf & P. Kruit, "Art. 7:658 BW en het belang van de arboregels", ArbeidsRecht 2008 no. 10, p. 3-8. Bier 1988 L. Bier, Aansprakelijkheid voor bedrijfsongevallen en beroepsziekten, Deventer: Kluwer 1988.
37
Bouwman 2003 W.H. Bouman, "Werkgeversaansprakelijkheid", TvP 2003 no. 3, p. 82-83. Christe 2008 D. Christe, Arbeidsovereenkomst, Deventer: Kluwer (losbl.). Van der Grinten 2008 W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, bew. door W.H.A.C.M. Bouwens & R.A.A. Duk, Deventer: Kluwer 2008. Hammerstein 2010 A. Hammerstein, "De Hoge Raad ondersteboven", NJB 2010 no. 9, p. 548-552. Heerma van Voss 2008 G.J.J. Heerma van Voss, Asser 7-V: Arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst en ondernemingsovereenkomst, Deventer: Kluwer 2008. Hartlief 2009 T. Hartlief, "Rechtsvorming door de Hoge Raad", AV&S 2009 no. 5, p. 217-225. Jansen 2008 J.F.M. Jansen, "Causaliteit en zorgplicht in het kader van art. 7:658", WPNR 2008 no. 6766, p. 655-664. Van Kranenburg-Hanspians 2007 K. van Kranenburg-Hanspians, "De nieuwe Arbowet", ArbeidsRecht 2007 no. 3, p. 17-21. Lindenbergh 2009 S.D. Lindenbergh, Arbeidsongevallen en beroepsziekten, Deventer: Kluwer 2009. Popma 2008 J.R. Popma e.a., Het recht op veilige, gezonde en waardige arbeid, Nieuwerkerk aan den IJssel: Gelling Publishing 2008.
38
De Swart 2002 A.J.M. de Swart, "Het strafrecht via de achterdeur terug in de Arbowet", ArbeidsRecht 2002 no. 12, p. 11-22.
Jurisprudentie HR 18 december 2009, JAR 2010, 18 (Van Gastel/Van Aert). HR 17 april 2009, RvdW 2009, 552 (Rollerskatedansles). HR 20 februari 2009, NJ 2009, 335 m.nt. T. Hartlief (Van Riemsdijk/Autop). HR 12 december 2008, NJ 2009, 332 (Maatzorg/Van der Graaf). HR 6 juni 2008, NJ 2008, 326 (Goeree/De Jong). HR 11 april 2008, NJ 2008, 465 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss (Tarioui/Vendrig). HR 8 februari 2008, NJ 2008, 93 (Lagraauw/Van Schie). HR 1 februari 2008, NJ 2009, 331 (Kooiker/Taxicentrale Nijverdal). HR 1 februari 2008, NJ 2009, 330 (Maasman/Akzo Nobel). HR 7 december 2007, NJ 2007, 643 (Tahmasebi/Shell). HR 13 juli 2007, NJ 2008,464 (Van Veghel/Hendriks Bouwbedrijf). HR 25 mei 2007, NJ 2008, 463 (Van den Heuvel/Leger des Heils). HR 27 april 2007, NJ 2008, 462 (Kalai/Petit). HR 2 maart 2007, NJ 2007, 143 (Perez/Casa Grande). HR 9 februari 2007, NJ 2007, 105 (Feenstra/Haije). HR 20 januari 2006, NJ 2008, 461 (Hooge Huys/Visser). HR 15 november 2005, NJ 2008, 460 (Bayar/Wijnen). HR 11 maart 2005, JAR 2005, 84 (ABN AMRO/Nieuwenhuys). HR 5 november 2004, NJ 2005, 215 (De Lozerhof/Van Duyvenbode). HR 9 juli 2004, NJ 2005, 260 (Oost/Brands). HR 28 mei 2004, NJ 2005, 105 m.nt. C.J.H. Brunner (Jetblast). HR 12 september 2003, NJ 2004, 177 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss (Koffievlek). HR 16 mei 2003, NJ 2004, 176 (Dusarduyn/Du Puy). HR 2 oktober 2002, NJ 2004, 175 (Broodmes). HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 663 (PTT/Baas). HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 683 (Cijsouw II). HR 18 april 1997, NJ 1997, 510 (Hilligehekken/CVO). HR 20 september 1996, NJ 1997, 198 m.nt. P.A. Stein (Pollemans/Hoondert).
39
HR 1 juli 1993, NJ 1993, 687 (Power/Ardross). HR 22 maart 1991, NJ 1991, 420 (Roeffen/Thijssen). HR 14 april 1978, NJ 1979, 245 (Messaoudi/Hoechst). HR 5 november 1965, NJ 1966, 136, m.nt. G.J. Scholten (Kelderluik). Hof Amsterdam 6 oktober 2009, LJN BL1052. Hof ’s-Gravenhage 31 maart 2009, RAR 2009. 102. Hof ’s-Gravenhage 17 juli 2008, RAR 2008, 148. Hof ’s-Gravenhage 3 april 1997, VR 1998, 11. Hof ’s-Hertogenbosch 25 augustus 2009, JAR 2009, 286. Hof Leeuwarden 3 februari 2009, JAR 2009, 74. Hof Leeuwarden 7 februari 2007, VR 2008, 150. Rb. Alkmaar 9 juli 2009, LJN BJ3835. Rb. Alkmaar 28 januari 2008, LJN BC3675. Rb. Arnhem 6 augustus 2009, LJN BJ4934. Rb. ’s-Gravenhage 31 december 2008, LJN BG8465. Rb. 's-Hertogenbosch 5 februari 2010, LJN BL3758. Rb. ’s-Hertogenbosch 9 juli 2007, JAR 2007, 226. Rb. ’s-Hertogenbosch 7 december 2005, LJN AU7777. Rb. Maastricht 15 april 2009, LJN BI1813. Rb. Maastricht 31 december 2008, LJN BH0094. Rb. Middelburg 4 november 2009, NJF 2009, 516. Rb. Roermond 8 november 2005, JAR 2005, 282. Rb. Rotterdam 8 april 2009, RAR 2009, 118. Rb. Utrecht 6 juli 2009, LJN BJ2496. Ktr. Terneuzen 1 september 1999, JAR 1999, 203 (Dusarduyn/Du Puy). ABRvS 27 januari 2010, LJN BL0692. ABRvS 16 december 2009, AB 2010, 33 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 22 juli 2009, LJN BJ3415. ABRvS 8 oktober 2008, LJN BF7243. ABRvS 30 juli 2008, AB 2009, 208 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. 40
ABRvS 6 februari 2008, AB 2008, 104 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 16 mei 2007, AB 2007, 257 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 18 april 2007, AB 2007, 256 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 15 november 2006, LJN AZ2282. ABRvS 15 november 2006, AB 2007, 266 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 6 september 2006, LJN AY7582. ABRvS 26 april 2006, AB 2006, 386 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen. ABRvS 9 februari 2005, AB 2006, 385. ABRvS 17 april 2002, AB 2002, 253 m.nt. O.J.D.M.L. Jansen.
41