Ontspannen sla ik mijn benen over elkaar en neem nog een slok van mijn pint. De zon is al een tijdje onder. Boven ons is het donkerpurper van het avondrood bijna volledig in zwart overgegaan. Alleen de zwoele zomerwarmte blijft in de straatjes hangen. Doordat de gele straatverlichting van de Antwerpse hoogstraat op de straat gericht is en daardoor de kanteeltjes van de huizen onbelicht laat, lijkt het net alsof we niet in open lucht zitten maar een soort overkoepelde galerij. Ik glimlach zachtjes. Vrienden, een goede pint en een terrasje. Wat heb je meer nodig in het leven? De discussie is in een impasse geraakt. Bart blijft erbij dat anarchie wel degelijk mogelijk is als samenlevingsvorm. Het wereldnieuws toont ook erg duidelijk dat de vrije markteconomie in het teken staat van het eigenbelang, en dat de socialiteit daarbij compleet vergeten wordt. Daar waren we het allemaal over eens. En dat anarchie in kleine groepjes kan werken geloven we ook wel; in ons groepje is er bepaald geen leidersfiguur aanwezig. Pas als er een doel bij komt kijken worden de meningen verdeelder. Ik had betoogd dat in elke groep leidersfiguren en volgers naar voren komen als het erop aankomt dat er iets gedaan moet worden. Bart beweerde dat het slechts een kwestie van opvoeding was, dat zelfstandig denken gewoon meer gestimuleerd moest worden. Vooral Yannick geloofde daar niets van, en riep uit dat het gewoonweg tegen de menselijke natuur indruiste om volledig klasseloos te leven. Mike speelde zoals gewoonlijk de scheidsrechter in de discussie. Bijna luchtig merkte hij op dat het een loze discussie was omdat een en ander toch niet zou gebeuren. Dat was het laatste woord geweest. Oké, Bart had nog iets gemompeld dat er alleen maar een revolutie nodig was van de mensen, maar we wisten alle vier dat dat niet ernstig bedoeld was was. Het bier is heerlijk koud. Een prima contrast met de hitte van de zoveelste hete dag. Ik ben wat jaloers op Mike. Hij heeft bouwverlof voor de maand juli, terwijl Bart, Yannick en ikzelf overmorgen alweer een nieuwe werkweek beginnen. Er rijdt een politiecombi door de straat. Even verderop, aan frituur N°1, houden ze halt. ‘Die mogen da,’ sneert Yannick. De hoogstraat heet autovrij te zijn. In theorie, tenminste. ‘Ze hebben deze keer tenminste hun sirenes ni aanstaan,’ merk ik met een knipoog op. ‘Ah nee…die zetten ze pas op als z’hun frieten hebben.’ ‘Ik heb al eens gezien dat er nog ene vanachter in die combi zat toen ze daar frieten gingen halen,’ doet Mike een duit in het zakje. ‘En kreeg die ook een pak frieten?’ Ik grinnik. ‘Dat moet ook vernederend zijn, zeg. Stel u voor dat er op dat moment iemand die ge kent in’t frituur staat.’ ‘”Hey, dag mama!”’ ‘Op dat punt zijn die Amerikanen zo erg nog ni: die zorgen tenminste da gevangenen altijd zo’n boerka over hunne kop krijgen als ze vervoerd worden.’ ‘Ja, maar die zouden ook ni naar ’t frituur gegaan zijn. Die zouden hier achter den hoek gestopt zijn..’ ‘Excuseer. Mag ik even storen? Wat bedoelt u juist met die laatste opmerking?’ Meteen wordt onze vrolijke stemming weer ernstig. Die laatste opmerking kwam niet van een van ons maar van het naastliggende tafeltje. Vaak gebeurt het niet dat we tijdens onze avondjes uit worden aangesproken, maar echt ongewoon is het niet. Eigenlijk had ik half-enhalf verwacht dat de oudere man – ik schat hem midden vijftig –zich in het politiek gesprek zou mengen. Dat hij zat mee te luisteren was in elk geval duidelijk. Mike, die de laatste opmerking gemaakt had, kijkt me een ogenblik aan, niet helemaal zeker wat te zeggen. Ik knik. De situatie is dan ook niet zo eenvoudig uit te leggen. ‘’t Is niks,’ stel ik de man gerust. ‘Gewoon een inside joke, dat is alles. We menen dat allemaal ni.’
‘Dat snap ik allemaal best,’ zegt de man. ‘Maar ik begrijp het gewoon niet. Waar slaat het op?’ Vanuit mijn ooghoek zie ik mijn vrienden wat ongemakkelijk op hun stoel schuifelen. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. Alleen mensen die er vlakbij wonen of die interesse hebben weten van het bestaan van die plek. Bart behoort tot de eerste categorie (en heeft ons daar sappig over verteld). Ik behoor tot die laatste groep. Mijn vrienden weten dat inmiddels, en staan er gelukkig volledig voor open. Zelfs de fratsen en kwinkslagen gaan gewoon door. Onder ons, tenminste… ‘Een straat hiervandaan ligt het fetish café,’ zeg ik behoedzaam. ‘Wát voor café?’ Snel overdenk ik de situatie. Het is duidelijk dat BDSM voor deze persoon een onbekend begrip is. Bovendien zit naast er hem een dame van ongeveer diezelfde leeftijd en kastanjebruine krullen, hoogstwaarschijnlijk zijn vrouw. Hoewel zij diezelfde onwetendgeïnteresseerde blik heeft als haar man vermoed ik dat zij evenmin echt openstaat voor het soort café dat het fetish café eigenlijk is. ‘Weet u wat een “fetish” is?’ omzeil ik de vraag. Dat weten ze niet. Meer zelfs: aan hun gezicht zie ik al dat ze er geen idee van hebben. ‘Een fetish is…zeg maar een object waar…dat een speciaal gevoel van gewaarwording opwekt. Dat voor opwinding zorgt, zeg maar. Begrijpt u?’ Nu begint er wel iets te dagen bij hen. Echt doordringen doet het nog niet, maar het komt… ‘Een seksueel speeltje. Bedoel je dat?’ vraagt de vrouw. Ik schud het hoofd. ‘Nee, niet echt. Die dingen worden daar speciaal voor gemaakt. Ik bedoel eerder iets…iets gewoons dat door iemand echt begeerd wordt.’ ‘Zoals die veel te snelle racewagens?’ bromt de man. Eerst wil ik het ontkennen, maar bedenk me dan. ‘Ja…bijvoorbeeld. Die racejongens…als die echt urenlang aan hun motor zitten te sleutelen en hun auto steeds zitten op te blinken en hun chassis zitten te bewerken enzo, ja dan is dat een fetish. Maar een fetish kan ook kleiner zijn. Bont, bijvoorbeeld. Of hoge hakken. Of leer…’ De toon waarop ik die laatste voorbeelden benadruk ontgaat hen niet. De eigenlijke inside joke begint hij in elk geval stilaan te begrijpen. ‘Dus in dat café zitten allemaal fetishers?’ Ik knipper met mijn ogen. Hier had ik niet op gerekend. ‘Ehm…nee, natuurlijk niet. We zitten hier in café “Den billenkletser”. Dat wil toch ook niet zeggen dat het hier vol kletsers zit?’ De analogie valt maar moeilijk. Gelukkig kennen ze de echte betekenis van billenkletser niet (te weten: ‘een hele goede grap’). Aan hun gezichtsuitdrukking te zien meen ik dat zij het liefst het hele onderwerp zou laten vallen. Hij, daarentegen, overdenkt de hele zaak nog eens goed. ‘En die inside joke?’ vraagt hij. ‘Die wil zeggen dat dat café openstaat voor mensen die van…meer heftigere spelletjes houden.’ ‘Hoezo? Wat voor spelletjes? Leer en zwepen?’ Ik knik. ‘Hier? In Antwerpen?’ De opmerking is zo absurd dat ik bijna in de lach schiet. Maar net nu komt Mike ertussenin: ‘Tja, ze moeten toch ergens naartoe, hé.’ Ik mag Mike wel. Hij kan over veel zaken meepraten, heeft een goed gevoel voor humor en probeert steeds partijen te verzoenen. Soms kan ik hem wel wurgen. ‘Da’s nogal een ongelukkige opmerking,’ merk ik scherp op tegen de man. ‘Hebt u enig idee welk percentage mensen tot die groep behoren?’
Het voorhoofd van de man rimpelt wat. ‘Weet ik veel,’ sputtert hij. ‘In heel België? Honderd man? Tweehonderd?’ ‘Een op de tien,’ zeg ik botweg. Dat cijfer is niet waar. Eerlijk gezegd heb ik niet eens een idee of het meer of minder is. Geen wonder ook, want wie kan je tot het cliëntèle van het fetish café rekenen? BDSM-ers en fetisjisten, uiteraard. Maar ook drag queens, transseksuelen en holebi’s? Ik weet het niet. Puur technisch gezien staat het café open voor iedereen, dus zelfs als ik zou zeggen dat iedereen daartoe behoort is het geen liegen. Is het dan zo verkeerd om even “omlaag” af te ronden? Mijn bluf mist zijn effect niet. En terecht…met een iemand op de tien is het dan ook helemaal niet zo onwaarschijnlijk dat een familielid of goede kennis wel eens andere dromen heeft dan hij of zij doet uitschijnen. ‘Dat lijkt me een hoog aantal,’ merkt de vrouw behoedzaam op. ‘Moest dat zo zijn, dan zouden we er toch vaker over moeten horen?’ Daar moet Yannick hartelijk om lachen. ‘Allé gij. Waarom zou’en die gaan vertellen wat ze in hun slaapkamer uitsteken?’ Yannick kan goed overtuigend en spottend tegelijk klinken. Ik moet zelf al bijna lachen. Alleen de oudere man blijft nors kijken. ‘Dat is niet waar,’ moppert hij. ‘Ik heb eens een reportage gezien van zoiets. Dat is niet in de slaapkamer, maar in een kelder. Of kerker, liever. Met allemaal kettingen en martelwerktuigen erin. “SM”, heet zoiets.’ Ik kreun inwendig. Dit had ik al zo’n beetje verwacht. Dankzij sensatieblaadjes en “reportages” heeft Jan en alleman een mening over BDSM, de een al belachelijker dan de andere. Ergens weet ik dat ik het onderwerp zou moeten laten rusten. Maar langs de andere kant… ‘Dat wordt ni altijd in zo’n ruimte gedaan,’ zeg ik. ‘Of dacht ge dat die allemaal een extra kelder in hun huis graven?’ ‘Waarom niet? Dutroux had er toch ook een?’ ‘Nu moete gij eens goe luisteren,’ repliceer ik bits. ‘Ge gaat het waarschijnlijk ni geloven, maar SM-ers zijn ook mensen. Die zitten naast u op den tram, die doen ‘un inkopen bij de GB en kijken uit naar’t weekend, just gelijk iedereen.’ Een paar seconden blijft het stil en ik besef dat ik me kwader maak dan goed voor me is. De hoeveelste pint is dit ook weer? De derde? Ik moet me zorgvuldig voorhouden dat deze man gewoon onwetend is, dat hij geen idee heeft waarover hij praat. ‘Je klinkt alsof je zulke mensen kent,’ merkt de vrouw van de man op. Ik knik. ‘Inderdaad. Ik heb zulke vrienden. En die zijn me even dierbaar als deze hier.’ Met een kort handgebaar maak ik duidelijk dat Bart, Mike en Yannick niet tot “zulke mensen” behoren. ‘En ik kan jullie verzekeren dat die vrienden geen extra kelder in hun huis hebben. Wat die uitspoken doen die in hun slaapkamer…en alleen daar.’ Toegegeven: ik overdrijf nu wat naar de andere kant. Maar anderzijds: moest een en ander niet zoveel lawaai maken zou er inderdaad veel meer tot de slaapkamer beperkt blijven. De man slikt even en klinkt al wat minder furieus. ‘Ik geef toe dat een beetje…variatie…geen probleem is. Maar…maar boeien en zwepen…dat is toch eng?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Als zij dat nu leuk vinden? Kijk…Ik begrijp best dat een en ander er wat vreemd uitziet. Maar waar het om gaat is hoe ze zich erbij voelen. Gaat gij hen zeggen waar dat die van moeten houden en waarvan ni?’ ‘Tja, eerst dacht ik ook zoiets. Ik dacht dat dat maar een soort spelletje was. Maar die doen elkaar dus echt pijn, hé? Je kon de striemen gewoon zien zitten.’ ‘Ach, BDSM…ge moet dat allemaal niet zo ernstig opnemen.’
De man lijkt zich te verslikken en wordt rood. ‘Niet ernstig? U had het moeten zien, meneer. Ze lieten daar een vrouw zien…Een vrouw. Zo helemaal in een rubber pakje, met een naakte vent aan haar voeten. Een schoothondje met een masker op.’ Ik bijt op mijn tanden. Het frustrerende is dat ik geen weerwoord heb. Ik kan moeilijk zeggen dat zoiets niet gebeurt want dat doet het wel. Maar hoe moet ik verdorie gaan uitleggen dat de essentie, datgene waar het om draait, niet zomaar op beeld te vatten is? Nog afgezien van het feit dat heel wat mensen het bijlange na niet zo ver gaan zoeken, laat staan dat ze ermee op televisie willen komen. Ik zucht. ‘Zo simpel is het allemaal niet uit te leggen…’ ‘Ik bedoel maar…hoe hard kan je iemand haten om hem zoiets aan te doen?’ Dat had hij niet moeten zeggen. Ik ben kwaad. Nee…woest. Ik heb al een klap op tafel gegeven nog voordat ik het besef. ‘Nee!’ sis ik. ‘Dat is ni waar ‘t om gaat! Ge weet ‘er niks van. Zij haat die vent helemaal ni. Integendeel! Dat is gewoon hun manier om te laten zien hoeveel ze van elkaar houden!’ Hij wil tegensputteren, maar ik geef hem de kans niet. ‘Hier,’ grauw ik, mijn rechtermouw opstropend. ‘Ziet ge dit? Dit is een teken van liefde, niet van haat zoals gij met al uwe belachelijke “wijsheid” schijnt te denken!’ Stilte. Het blijft in de lucht hangen. Enkele momenten lijkt het zelfs of ik naar een bevroren televisiebeeld zit te kijken. Zowel hij als zijn vrouw staren met grote ogen naar mijn onderarm; zijn mond hangt half open van verbazing. Zelfs mijn vrienden zitten er als versteend bij. Ze kennen mijn relatie wel, maar ik val hen nooit lastig met details. En zeker niet op zo’n manier. Toch geniet ik ergens wel van dit moment. Onverdeelde aandacht. Een onomstotelijk bewijs dat ik wel weet waarover ik het heb. Ergens op de achtergrond flikkeren blauwwitte politielichten – geen sirene – en de politiewagen rijdt de straat uit. Er staan krasjes op mijn bovenarm. Lijntjes; groeven. Niet eens diepe. Nee…waar ze zo verbaasd over zijn is dat ik er trots op ben. Dat wordt namelijk wel eens vergeten in die zogehete “reportages”… Ik merk dat ik grijns. Snel probeer ik het te maskeren door verder te gaan. Het valt niet mee om kalm te praten. ‘Ik geef toe dat dit niet de meest traditionele manier is om je liefde te tonen. Maar voor mij werkt het, en da’s ’t belangrijkste.’ De man’s vrouw is het eerst over haar verbazing heen. Haar vraag verrast me: of ze mijn pols van wat naderbij mag bekijken. ‘Zeker,’ sputter ik zachtjes, en ik ga tegenover haar aan hun tafeltje zitten. Ze doet me aan een waarzegster denken. Het enige verschil is dat ze niet naar de lijnen in mijn handpalm kijkt maar naar die aan de binnenkant van mijn arm. ‘Doet het erg pijn?’ vraagt ze. Ze strijkt zachtjes met een wijsvinger over mijn huid. ‘Toen wel,’ zeg ik neutraal. ‘En de eerste paar uren jeukte het ook nogal. Maar daarna…niets meer.’ ‘Celine…’ hoor ik de man vermanend zeggen. Snel, haast beschaamd, laat de vrouw me los. ‘U moet het mijn man niet kwalijk nemen,’ zegt ze nog. ‘We hebben nooit eerder een…ehm…hmm…gezien.’ ‘Onderdanige.’ ‘Ja. We zijn er gewoon niet bekend mee, dat is alles.’ ‘Dat heeft uw man er bepaald niet van weerhouden om er een mening over te hebben.’
De man zucht en kijkt me wat somber aan. ‘Luister, jongen. Het was niet mijn bedoeling je te beledigen. Het spijt me als dat wel gebeurd is.’ Het valt me op dat hij plots tutoyeert. Mogelijk omdat ik er door mijn baard ouder uitzie dan vijfentwintig. ‘Ik kan het a ni echt kwalijk nemen,’ antwoord ik tenslotte. ‘Maar die reportages…kijkt ge daar vaker naar?’ ‘Niet speciaal. Hoezo?’ ‘Omdat die programma’s ni gemaakt zijn om in te lichten maar om te entertainen. Het enige dat die willen is zoveel mogelijk kijkcijfers halen.’ ‘Het zag er toch nogal echt uit.’ ‘O, maar da betwist ik ook ni. Het gaat er hem juist om dat die makers kiezen wie wel en wie niet aan bod komt. Zoude gullie op televisie jullie seksleven uit de doeken willen doen?’ ‘Natuurlijk niet,’ snuift de man. ‘Precies! Zo simpel is het. De gewone huis-, tuin- en keuken-BDSM’er wil zijn kop helemaal ni op de televisie laten zien. In de media komen alleen die figuren aan bod die der geld mee verdienen.’ ‘Gelijk hot Marijke?’ vraagt Mike. ‘Spreek me er ni van,’ gruwel ik. ‘Maar inderdaad…gelijk die Marijke. Het punt is…zoude gij uw seksleven door een prostituee of een exhibitionist laten vertegenwoordigen? Want dat is dus wat er gebeurt, hé. En ik moet toegeven dat ik enkele mensen ken die nogal…diep in dat milieu zitten. Die daar een hele levenswijze rond breien. Niks mis mee; ieder zijn ding…maar als het erop aankomt bepalen die wel zo’n beetje het beeld zoals het door Jan met de pet wordt gezien, terwijl de meesten die ik ken het toch wat…normaler houden, zeg maar. Een beetje vastbinden en kietelen, zeg maar.’ De man kijkt me aan. ‘O? Ik dacht dat je juist moest…eh…je weet wel…’ Ik schiet in de lach. ‘Maar nee! Niks moet…maar alles mag: ik mag me onderdanig opstellen, ik mag gepijnigd worden, ik mag vernederd worden. Maar “moeten”? Hoe zou ze me kunnen dwingen?’ Daar heeft de man geen antwoord op. Het is wel duidelijk dat hij er nooit bij heeft stilgestaan dat een relatie altijd twee kanten heeft. Gewoon omdat het machtsverschil in de relatie toevallig ongelijk is betekent dat niet dat het ongewenst is. Mijn glas is bijna leeg. Yannick en Bart zijn over vrijheid van meningsuiting begonnen. Hun discussie is niet meer helemaal toonvast; ze staan dan ook al anderhalve pint voor. Zelf zit ik zo’n beetje met Mike te praten. Ergens – ik weet al niet meer precies waar of hoe – had hij ingepikt op wat ik aan het zeggen was en had hij het gesprek in de richting van onze vriendinnen gestuurd. Ik was er blij mee, want ik kon nogal moeilijk uitleggen waarom ik nu eenmaal wil lijden voor liefde. Een paar minuten daarna was het koppel opgestapt. Hij had mijn blik ontweken; zijn vrouw was hartelijker. Ze drukte me op het hart om toch maar goed op mezelf te passen. Ik antwoordde met een grijns dat dat inderdaad van groot belang is. Nu, terwijl ik hen nakijk, besef ik dat ik toch niet helemaal tevreden ben met wat ik gezegd heb. Zeker, ik ben tot hen doorgedrongen. Maar om dat te kunnen doen heb ik zaken moeten versimpelen, zaken simplistisch moeten voorstellen. Daar hou ik niet van. BDSM is nu eenmaal geen onderwerp dat je even tussen pot en pint kan uitleggen. Zeker niet als je gesprekspartner begint met een verkeerd beeld van waar het om gaat. ‘Zeg…ge gaat dat toch niet aan An laten zien, hé?’ vraagt Mike plots. Ik moet even terugkomen uit mijn gedachten. An? Waarom zou ik mijn merktekens aan zijn vriendin laten zien? Maar als ik de nerveuze blik in zijn ogen zie kan ik een grijns niet onderdrukken. ‘Hmm…’ denk ik nadrukkelijk.
‘Astemblief,’ reageert hij geïrriteerd. ‘Doet dat nu ni.’ Ik word weer ernstig. ‘Dat was maar een grapke. ‘tuurlijk Doe ik da ni. Wat dacht ge?’ ‘Ge weet toch hoe goed Nathalie en An overeen komen? Zouden die hierover praten?’ ‘Waarschijnlijk komt da wel ter sprake, ja. Maar wat dan nog? Wij praten er toch ook wel eens over?’ ‘Dat is anders.’ ‘Bijlange ni. Gullie zijt gelukkig samen. Wij ook. Meer maakt dat toch ni uit? Kom, drinkt uw pint op. Ge staat achter.’ ©Wever, april 2008