D.A.S. SPECIAAL - Belangenconflicten Homejacking en diefstalverzekering Het moet uitermate pijnlijk zijn bij het ontwaken vast te stellen dat je gloednieuwe Jaguar gestolen is. De situatie wordt bijzonder schrijnend als de verzekeraar DIEFSTAL op basis van een uitsluiting, weigert met de vergoeding van 42.000 EUR over de brug te komen... Gelukkig voor deze klant, had zijn verzekeringsmakelaar volledig voor D.A.S. gekozen, zodat de eigenaar en de verzekeringsmakelaar in deze dramatische situatie, dankzij de polis ALL RISK VOERTUIG, het gepaste weerwerk konden bieden. Een sprekend voorbeeld van een ernstig belangenconflict met de eigen verzekeraar... Dit dossier van enkele jaren is nog brandend actueel. Daarom vatten wij dit interessante dossier nog eens voor u samen!
De makelaar verzekert een voertuig Jaguar bij de maatschappij D, voor een bedrag van 42.000 EUR: waarborgen B.A., Diefstal, E.S. en Glasbreuk. Enkele tijd later worden bij een homejacking de sleutels en de splinternieuwe Jaguar gestolen. Tegen alle verwachtingen in, weigert de verzekeringsmaatschappij D onze klant te vergoeden... ▪ de interpretatie van de verzekeraar ▪ Vooreerst beweert de schadebeheerder dat het voertuig niet voorzien was van een erkend anti-diefstalsysteem. Nadat het bewijs van het tegendeel geleverd werd, argumenteert de maatschappij dat het beschermingssysteem in kwestie niet conform was aan de bepalingen en de voorwaarden van de verzekeringspolis. Het origineel antidiefstalsysteem van de constructeur zou immers geen “schokdetector” of
“ophefdetector” voorzien, hetgeen opgelegd is in een bijkomende clausule “verplichte voorzorgsmaatregelen tegen diefstal”. De cliënt en zijn verzekeringsbemiddelaar begrijpen de logica niet. Maar het argument dat er onmogelijk een oorzakelijk verband gelegd kan worden tussen de diefstal en het type anti-diefstalsysteem (aangezien het een diefstal via homejacking betreft), wordt van tafel geveegd. De verzekeringsmaatschappij is van oordeel dat het bijzonder artikel “Verplichte voorzorgsmaatregelen tegen diefstal” een uitsluitingsclausule betreft. En,... bij uitsluitingsclausules is de aanwezigheid van een oorzakelijk verband niet vereist om de dekking te weigeren. De regeling van artikel 11 van de wet op de landverzekeringen stelt immers dat: “in de overeenkomst geen geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie bedongen mag worden dan wegens niet nakoming van bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichtingen en mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval”. Dit artikel heeft dus enkel betrekking op bepalingen van verval en niet op contractuele bedongen uitsluitingsclausules! Het onderscheid tussen deze twee termen is van essentieel belang! Een vervalbeding komt tussen in het kader van de gedekte risico‟s en sanctioneert een bepaalde tekortkoming door de weigering van dekking. Het is aan de verzekeraar om aan te tonen dat het verzekerd risico zich voorgedaan heeft door de genoemde nalatigheid van de verzekerde. Bij het uitsluitingsbeding is er echter een afwezigheid van recht, omdat het schadegeval zich voordoet buiten de sfeer van de verbintenissen van de verzekeraar. Als de verzekeraar een uitsluitingsbeding inroept, is het dan ook aan de verzekerde om te bewijzen dat er geen reden tot uitsluiting is... Verzekeraars hebben derhalve tegenwoordig de neiging om gevallen van zware fout op de sommen in de uitsluitingsclausules. Gezien de starre houding van de verzekeraar Diefstal, besluit D.A.S. om de maatschappij te dagvaarden. ▪ onze verdediging ▪ Er dient dus bewezen te worden dat:
de verzekeraar in kwestie het principe van goede trouw, voorzien in artikel 1134 van het B.W. geschonden heeft. Op basis van deze theorie van het rechtsmisbruik, worden misbruiken in de uitoefening van de contractuele rechten gesanctioneerd. (Een partij misbruikt immers haar recht, wanneer zij uitsluitend in haar eigen belang gebruik maakt van een recht dat zij aan die overeenkomst ontleent en wanneer zij daaruit “een voordeel trekt dat buiten verhouding is met de schade berokkend aan de andere partij”).
het contractuele uitsluitingsbeding met betrekking op de schokdetector / ophefdetector niet rechtsgeldig is zodat deze clausule beschouwd dient te worden als een vervalclausule. Hierdoor wordt artikel 11 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst van toepassing en dient de verzekeraar zijn tussenkomst te verlenen.
Wij zullen u de ingewikkelde conclusies van onze raadsman besparen en tot de kern van de zaak overgaan: De rechtbank van koophandel verklaart de eis van de D.A.S.-klant ontvankelijk en gegrond. Zij veroordeelt de tegenpartij tot het betalen van de som van 42.151,90 EUR te vermeerderen met de vergoedende en de gerechtelijke interesten. De afrekening van het dossier ten laste van D.A.S.?
Erelonen van de advocaat, met inbegrip van een “succes fee”: 4.546 EUR Kosten secretariaat: 1.084 EUR Behandeling van het dossier door D.A.S.: 330 EUR
Ook dit dossier illustreert de ernstige belangenconflicten die kunnen ontstaan tussen de verzekeringsnemer en zijn verzekeraar! Dankzij de D.A.S.-rechtsbijstand ALL RISK VOERTUIG verdedigen wij uw cliënt bij dergelijke contractuele conflicten. Want als het misloopt, reken je toch op de rechtsbijstand. En als het gaat om een optimale klantenservice, kiest u toch de allerbeste, de D.A.S.-kwaliteit!
HOOFDARTIKEL - Twee maten en twee gewichten!
Als je rechtspraak overloopt, kom je tot de eigenaardige vaststelling dat rechters dezelfde feiten soms uiteenlopend beoordelen. Dit al naar gelang de overtuiging van de rechter ten gronde. Drie recente arresten van het Hof van Beroep van Brussel bewijzen dat. 1 - Hof van Beroep Brussel 1 maart 2013 De feiten Op 21/05/2004 wandelt een zekere C in het Woluwe Shopping Center, waar renovatiewerken aan de gang zijn. Hij valt en verklaart dat zijn val te wijten is aan een gat bedekt met een tapijt. Voor zijn verwondingen dagvaardt hij het Woluwe Shopping Center op grond van artikel 1384 alinea 1 van het Burgerlijk Wetboek (aansprakelijkheid van de bewaker van een gebrekkige zaak). Voor de correctionele rechtbank vordert hij een vergoeding van 10.000 EUR en subsidiair de aanstelling van een medisch deskundige om zijn schade te bepalen. Beslissing van de rechtbank In eerste aanleg veroordeelt de rechtbank de uitbater van het Woluwe Shopping Center op basis van voornoemd art.1384 al.1. Beslissing van het hof van beroep Het hof oordeelt dat de concrete omstandigheden van de val onduidelijk zijn en beschouwt de verklaring van C als twijfelachtig. In haar verklaring aan de politie enkele dagen na het ongeval beweerde de echtgenote van C dat volgens personen die ter plekke aanwezig waren, haar echtgenoot struikelde over een plank op de grond die door de aannemer van de werken werd achtergelaten. Op 19.6.2004 verklaarde de echtgenote aan de RB verzekeraar dat zij zich op enkele meters van het ongeval bevond en dat haar echtgenoot op de trap ten val kwam wegens een slechte beveiliging van de
bouwwerf. Door deze tegenstrijdige versies bevestigd door de werfleider en zijn toeleveranciers, oordeelt het hof van beroep dat de vordering van C niet gegrond is. Conclusie Na een procedure van bijna 9 jaar kreeg het slachtoffer van een val in een winkelgalerij in renovatie te horen dat de val te wijten was aan zijn eigen onhandigheid! 2 - Hof van beroep Brussel 12 maart 2013 (14e kamer) De feiten Op 02/03/2011 wordt een zekere N, 19 jaar, door een auto omvergereden terwijl hij de rijweg op een zebrapad overstak. Na twee weken coma overlijdt N aan de gevolgen van zijn verwondingen. De familie van de overledene eist schadevergoeding. Beslissing van de rechtbank Na kapitalisatie kent de rechtbank de volgende vergoedingen toe: de samenwonende moeder een morele schadevergoeding toe van: 222.011 EUR; de samenwonende vader: 165.345 EUR; de samenwonende broer: 112.040 EUR; aan ieder van de niet samenwonende grootmoeders: 18.721 EUR en 10.234 EUR; de niet samenwonende grootvader: 6.047 EUR; de oom: 30.747 EUR en de tante: 35.819 EUR. Beslissing van het hof van beroep In tegenstelling tot de eerste rechter is het hof van oordeel dat hier een forfaitaire vergoeding moet toegepast worden. Rekening houdend met de bijzonder pijnlijke omstandigheden van het overlijden van het slachtoffer wijkt het hof af van de Indicatieve Tabel en verleent volgende schadevergoeding: 25.000 EUR aan zowel de vader als de moeder; 12.500 EUR aan de broer; 7.500 EUR aan elke grootmoeder en aan de grootvader en 2.500 EUR aan oom en tante. Conclusie Van een bedrag van 420.248 EUR toegekend door de eerste rechter zakken we naar een bedrag van 90.000 EUR toegekend door de tweede rechter. Men kan zich hierbij op zijn minst vragen stellen! Daarom werd cassatieberoep ingesteld tegen dit arrest van het hof van beroep. 3 - Hof van beroep Brussel 14 juni 2013 (12e kamer) De feiten Een zekere J, een meerderjarig kind dat samenwoont met zijn moeder, overlijdt na een verkeersongeval waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij X, verzekerd bij B.A. autoverzekeraar Y. De familie van J eist schadevergoeding van verzekeraar Y.
Beslissing van de rechtbank Na kapitalisatie kent de rechtbank aan de samenwonende moeder een morele schadevergoeding toe van: 194.271 EUR; aan de niet samenwonende vader: 78.657 EUR; aan de samenwonende broer: 85.436 EUR; aan de samenwonende zuster: 95.926 EUR; aan de grootmoeder: 6.225 EUR en aan de grootvader: 8.821 EUR. De B.A.-autoverzekeraar is van mening dat de schadevergoeding best forfaitair (in totaal: 25.000 EUR) wordt bepaald en gaat in beroep tegen deze beslissing. Beslissing van hof van beroep In tegenstelling tot de verzekeraar bevestigt het hof de beslissing van de eerste rechter om de morele schade te kapitaliseren maar vermindert wel de dagelijkse schadevergoeding. Wordt toegekend: aan de moeder: 91.271 EUR; aan de vader: 30.282 EUR; aan de broer: 23.773 EUR; aan de zuster: 26.598 EUR; aan de grootmoeder: 2.652 EUR en aan de grootvader: 3.268 EUR. Hetzij een vermindering van 291.492 EUR! Algemene conclusie Al deze meningsverschillen stemmen tot nadenken en steunen ons in onze overtuiging dat „een slecht akkoord beter is dan een goed proces‟. Niemand kent immers op voorhand de uitkomst van een rechtsvordering!
RECHTSPRAAK klapstand
-
Diefstal
verzekering
-
klapraam
in
Rechtbank van eerste aanleg Dinant 23 mei 2013 De feiten Mijnheer X sloot een diefstal verzekering (inhoud) af voor zijn woning bij verzekeraar Y. X verliet zijn woonplaats rond 8u45. Toen hij in de loop van de voormiddag thuiskomt, stelde hij vast dat hij bezoek gekregen had. Dieven hadden immers het kleine klapraam van het washok gedemonteerd dat op een hoogte van 1,72 meter van de grond, schuin openstond. X eist de tussenkomst van zijn verzekeraar Y voor de gestolen goederen, geschat op 7.023 EUR. Reactie van de diefstal verzekeraar Deze weigert de schade te dekken om volgende reden: „Wij stellen vast dat de verplichtingen van de verzekeringspolis niet nageleefd werden, met name “in geval van afwezigheid, alle toegangswegen tot de woning sluiten met alle bestaande sluitingsmechanismen”. Het venster waarlangs de dieven binnenkwamen stond op klapstand en was dus niet gesloten.‟ Tussenkomst van de advocaat Als gevolg van de weigering van zijn verzekeraar deed X beroep op zijn Rechtsbijstand verzekeraar. Een advocaat werd aangesteld en verzekeraar Y werd gedagvaard. Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Dinant De rechtbank legt de nadruk op de verplichting van de verzekerde om in geval van afwezigheid, alle toegangswegen tot zijn huis te sluiten. Volgens de rechtbank die verwijst naar de definitie van het woord „toegang‟, is het onbetwistbaar dat, zonder in te breken, een klapraam in klapstand de toegang tot een gebouw onmogelijk maakt. Bijgevolg, oordeelt de rechtbank, moet een klapraam in klapstand beschouwd worden als een gesloten toegang. Bovendien zegt de rechtbank, kan een normaal voorzichtige en toegewijde consument uit de algemene voorwaarden niet afleiden dat hij met een venster in klapstand gedurende zijn afwezigheid, zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt dat de diefstal verzekeraar de schade moet dekken. Conclusie Het standpunt van de rechtbank van Dinant is misschien gedurfd, maar krijgt toch onze volledige goedkeuring. Diefstal verzekeraars moeten beseffen dat een verzekerde die in volle zomer zijn woning verlaat, het recht heeft zijn raam in klapstand te laten voor ventilatie. Bovendien als deze verzekerde voordien nooit enig schadegeval had, moet de verzekeraar volgens ons blijk geven van enige souplesse.
VRAAG & ANTWOORD 1 Beroepsaansprakelijkheid - Misdrijf door aangestelde - Aansprakelijkheid van opdrachtgever Een bankbediende verduistert geld van cliënten. Is de bankdirectie als werkgever aansprakelijk? Volgens art.1384 al.3 van het Burgerlijk Wetboek zijn de “meesters en zij die anderen aanstellen alleen aansprakelijk voor de schade veroorzaakt aan derden door hun aangestelden in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben”. Onze hoven en rechtbanken hierin gevolgd door het Opperste Gerechtshof geven een ruime interpretatie aan de band tussen onrechtmatige daad en functie. Als een personeelslid tijdens zijn werk een onrechtmatige daad begaat die zelfs onrechtstreeks en occasioneel, betrekking heeft op zijn baan is de werkgever hiervoor aansprakelijk (noot G.SCHAMPS in J.L.M.B. 1990, p.537), bevestigd door het cassatiearrest van 14.6.2001 (Pas.2001, I, 1136). Zo oordeelde het hof van beroep van Gent op 29.4.1997 (R.W.1999-2000, p.254) dat het misbruik van een bankdirecteur die zijn functie misbruikte om geld van een cliënt te gebruiken voor persoonlijke doeleinden, verband houdt met zijn functie. Bij een onrechtmatige daad van een bediende in het objectieve kader van zijn beroepsactiviteit is de opdrachtgever aansprakelijk, zelfs wanneer zijn bedoeling niets gemeen heeft met zijn opdracht. In dezelfde zin: Beroep Gent 19.1.1996 (R.W.1998-99, p.193). Om de werkgever aansprakelijk te kunnen stellen, moet de (zelfs opzettelijk) onrechtmatige daad van de werknemer binnen het raam van zijn functie vallen. Het voldoet dat de handeling tijdens de beroepsactiviteiten werd vervuld en hiermee verband hield, zelfs onrechtstreeks en onregelmatig. (Cass.26.10.1989, J.L.M.B.1990, p.75). Het Hof van Cassatie is duidelijk voorstander van een zo breed mogelijke band tussen werkgever en werknemer, in het belang van de benadeelden. Bij een - zelfs opzettelijke - fout van de werknemer, is de werkgever gedekt door zijn B.A.aansprakelijkheidsverzekering, wat in het voordeel is van de slachtoffers. In hun laatste kroniek „Inédit de droit de responsabilité‟ (J.L.M.B.2013, p. 184 tot en met 221), verwijzen DENIS PHILIPPE & MATHIEU BERNARD, op p. 206, naar een onuitgegeven arrest van het hof van beroep van Luik van 27.5.2010. Dit arrest oordeelde dat de werkgever aansprakelijk blijft zelfs wanneer de fout van de werknemer een opzettelijk karakter heeft en zelfs wanneer de band tussen onrechtmatige daad en functie zeer klein is. Volgens de auteurs past dit arrest van Luik in een brede interpretatie van de band tussen fout en functie.
VRAAG & ANTWOORD 2 Verzekering 'materiële schade' Uitsluiting - bewijs Een van mijn cliënten is verzekerd voor zijn auto bij verzekeraar X in ‘materiële schade’. Na een ongeval betaalde deze verzekeraar een bedrag van 2.350 EUR uit. Uit het strafdossier dat de verzekeraar slechts enkele maanden later kreeg, blijkt dat mijn cliënt zich op het ogenblik van het ongeval in staat van alcoholintoxicatie (1,3 gr/l) bevond. Volgens de algemene voorwaarden van de overeenkomst ‘materiële schade’ heeft de verzekeringnemer geen recht op waarborg als hij op het ogenblik van het ongeval in staat van alcoholintoxicatie rijdt, behalve als hij kan bewijzen dat er geen enkel oorzakelijk verband bestaat tussen het ongeval en de staat van alcoholintoxicatie. De verzekeraar van mijn cliënt vordert nu per brief terugbetaling van het bedrag van 2.350 EUR, tenzij de cliënt kan aantonen dat het ongeval niet te wijten was aan zijn dronkenschap (afwezigheid van oorzakelijk verband). Hoe kan hij dit bewijzen? In een belangrijk arrest van 12.10.2007 (Pas.1785) sprak het Hof van Cassatie zich voor de eerste keer uit over het onrechtmatig karakter van een beding dat het bewijs van de afwezigheid van oorzakelijkheid verband tussen alcoholintoxicatie (zware fout) en ongeval bij de verzekerde legt. Enerzijds is het Hof het eens met de rechter ten gronde die oordeelde dat het beding dat het bewijs van afwezigheid van oorzakelijk verband tussen alcoholintoxicatie en schade ten laste legt van de verzekerde, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen in de zin van art. 31 van de Wet van 14.7.1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (nu art.78 §1, 1° van de wet van 6.4.2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming).Anderzijds is het Hof van mening dat de verzekeraar die zich beroept op een grove fout in de zin van art.8 al.2 van de wet van 25.6.1992 op de landverzekeringsovereenkomst, uitsluitend wordt vrijgesteld van schadevergoeding als hij een oorzakelijk verband bewijst tussen grove fout en schade. De bewijslast van het oorzakelijk verband tussen een in de overeenkomst bepaalde grove fout (alcoholintoxicatie bijvoorbeeld) en het ongeval berust bij de verzekeraar. Dit werd bevestigd door Cassatie 13.9.2010 (R.G.A.R.2011, n° 14708); - Beroep Brussel 14.12.2010 (R.G.A.R.2011, n°14738) en Beroep Luik 6.12.2011 (J.L.M.B.2013, p.1784). Als verzekeraar X bijgevolg de aan uw cliënt betaalde schadevergoeding van 2.350 EUR wil terugkrijgen, zal hij moeten aantonen dat het alcoholgehalte wel degelijk de oorzaak is van het ongeval.
VRAAG & ANTWOORD 3 Aansprakelijkheidsverzekering Laattijdige weigering verzekeraar - Gevolgen Mijn cliënt is aannemer en aansprakelijkheidsverzekering aan.
ging
bij
verzekeraar
X
een
Ik gaf hem de raad deze verzekering op te zeggen en een B.A.-verzekering af te sluiten bij verzekeraar Y, die een ruimere dekking biedt. Naar aanleiding van werken die mijn cliënt uitvoerde deed een buurman deed een proces aan voor door hem geleden schade. Verzekeraar Y werd meteen gewaarschuwd en nam de zaak in handen. Gedurende maanden verdedigde verzekeraar Y zijn belangen en die van mijn cliënt. Hij stelde een advocaat en een deskundige aan in de procedure in kort geding ingeleid door het slachtoffer van de schade. Na 6 maanden onderhandelen ontving verzekeraar Y een brief van de advocaat met een voorstel van definitieve regeling van het slachtoffer. Hij meldt echter zijn advocaat dat hij niet bereid is het slachtoffer te vergoeden omdat hij ontdekt heeft dat de vorige verzekeraar het schadegeval moest ten laste nemen. De situatie van mijn cliënt is op zijn minst delicaat. Hij riskeert nu immers een weigering van zijn vroegere verzekeraar. Welke raad kan men hem geven? Wij kennen slechts één gerechtelijke beslissing die tegen het standpunt van verzekeraar Y ingaat. In een arrest van 17.11.2005 (Pas.2005, p.2284) oordeelde het Hof van Cassatie dat als een B.A.-verzekeraar de belangen van zijn verzekerde zonder enige reserve gedurende meer dan 7 maanden onvoorwaardelijk behartigt, hij verplicht is het schadegeval te dekken. Het Hof verwerpt het beroep van deze verzekeraar tegen het arrest van het hof van beroep (Beroep Antwerpen 9.2.2004) dat geoordeeld had dat de verzekeraar door zijn houding, impliciet doch zeker, verzaakt heeft aan zijn recht om dekking te weigeren. Het Hof van Cassatie herinnert er nogmaals aan dat de verzekeraar te goeder trouw moet handelen in zijn contractuele relaties met zijn verzekerden en rechtsmisbruik pleegt als hij zijn dekking systematisch weigert. Men kan dit arrest van 17.11.2005 toetsen aan een ander arrest van 30.9.2010 (Pas.2010, p.2452). Het Hof van Cassatie verwijt de verzekeraar dat hij de vergoeding niet betaalde die zijn verzekerde zelf aan de benadeelde had betaald omdat hij dacht dat deze geen recht had op waarborg. Het Hof oordeelt nogmaals dat de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst niet te goeder trouw uitvoert door beroep te doen op art.85 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst (vergoeding van benadeelde door verzekerde kan niet tegen verzekeraar worden ingeroepen) en terugbetaling van de vergoeding te weigeren.
VRAAG & ANTWOORD 4 Verzekering 'materiële schade' Recuperatie van vrijstelling Mijn cliënt is verzekerd in ‘materiële schade’ bij verzekeraar X. Hij kreeg een verkeersongeval waarbij de aansprakelijkheid in twee werd verdeeld (50/50). Zijn voertuig werd total loss verklaard en verzekeraar X betaalde een schadevergoeding voor de getaxeerde waarde min de vrijstelling van 500 EUR. Verzekeraar X is gesubrogeerd in de rechten van zijn verzekerde en stelde een vordering in tegen de B.A.-verzekeraar van tegenpartij voor de helft van de schade van mijn cliënt, berekend in reële waarde. Kan mijn cliënt de helft van zijn vrijstelling terugvorderen bij zijn verzekeraar X? Verzekeraar X weigert hierop in te gaan op grond van een arrest van het Hof van Cassatie van 19.5.1981. Dit heikel punt gaf al aanleiding tot veel discussie. Alles draait hier rond de interpretatie van artikel 41 van de wet van 25.6.1992 op de verzekeringen (oud artikel 22 van de wet van 1874), met name „De indeplaatsstelling mag de verzekerde, die slechts gedeeltelijk vergoed is, niet benadelen. In dat geval kan hij zijn rechten uitoefenen voor hetgeen hem nog verschuldigd is, bij voorrang boven de verzekeraar’. Het is inderdaad zo dat het Hof van Cassatie in haar arrest van 19.5.1981 oordeelde dat een slachtoffer geen recht heeft op vergoeding van zijn vrijstelling als hij door zijn omnium verzekeraar werd schadeloosgesteld voor het geheel van zijn schade. Laten we ter verduidelijking van dit standpunt van het Hof van Cassatie volgend voorbeeld nemen: een niet-aansprakelijke verzekerde in omnium ontvangt van zijn verzekeraar, in getaxeerde waarde, het bedrag van 20.000 EUR min de vrijstelling van 500 EUR, dus 19.500 EUR. De omnium verzekeraar, gesubrogeerd in de rechten van zijn verzekerde, ontvangt van de B.A.-verzekeraar van de aansprakelijke derde de reële waarde bepaald in gemeen recht, hetzij 15.000 EUR. Volgens voornoemd cassatiearrest van 19.5.1981 heeft de verzekerde geen recht op zijn vrijstelling aangezien hij al meer heeft ontvangen (19.500 EUR) dan wat hij in gemeen recht zou ontvangen hebben (15.000 EUR). In een arrest van 2.6.1999 veranderde het Hof van Cassatie het geweer echter volledig van schouder! Het Hof is het hier immers eens met een vonnis van de correctionele rechtbank van Nijvel. De correctionele rechtbank had geoordeeld dat de verzekerde, die werd schadeloosgesteld door zijn omnium verzekeraar in getaxeerde waarde (in dit geval: 19.500 EUR), nog recht heeft op betaling door de aansprakelijke van zijn vrijstelling (500 EUR) en dat de omnium verzekeraar, wettelijk gesubrogeerd in de rechten van zijn verzekeraar van de aansprakelijke dader alleen mag vorderen wat naar gemeen recht verschuldigd is onder aftrek van de vrijstelling. Op basis van dit cassatiearrest van 2.6.1999 kan men besluiten dat uw cliënt recht heeft op de helft van zijn vrijstelling vermits de aansprakelijkheid bij helften werd verdeeld (50/50).
VRAAG & ANTWOORD 5 Brandverzekering - Schade vóór inwerkingtreding van overeenkomst Mijn cliënt kocht een huis en nam een verzekering tegen brand. Een tweetal weken later, stelde hij vast dat het huis waterschade had geleden. Het schadegeval werd aangegeven bij de verzekeraar. Volgens de verzekeringsdeskundige, ontstond verzekeringsovereenkomst werd afgesloten.
de
schade
voordat
de
De verzekeraar baseert zich op dit verslag om zijn dekking te weigeren. Is dit aanvaardbaar? Men kan altijd het expertiseverslag betwisten en tot een tegenexpertise overgaan. Als deze tegenexpertise bevestigt dat de schade wel degelijk voorafgaat aan de inwerkingtreding van de verzekeringspolis, is artikel 24 van de wet van 25.6.1992 op de landverzekeringsovereenkomst van toepassing: „De verzekering is nietig, wanneer bij het sluiten van de overeenkomst het risico reeds verwezenlijkt is’. Het feit dat uw cliënt slechts na het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst van het bestaan van de schade op de hoogte was, volstaat niet om dekking te krijgen van de verzekeraar.
© D.A.S. Journaal, januari 2014