Dag 1: Donderdag 22 April 2004: Nog een keer loop ik in mijn hoofd de checklist door: Camera’s; films; bevestigingsmaterialen, waterdichte zakken. Alles in tweevoud en alles in de handbagage. Het zou niet de eerste keer zijn dat een deel van de bagage zoekraakt. De vertraging die dat op zou leveren kan ik me deze reis niet veroorloven. Als het bordje ‘stoelriemen vast’ uitgaat en de stewardess opgewekt aankondigt dat ik voor de lunch alleen nog maar kan kiezen uit een broodje ham (‘Der Käse ist leider aus’) weet ik weer dat ik op weg ben naar Frankfurt. Elke keer als ik met deze luchtvaartmaatschappij vlieg is het broodje kaas na de negende rij al op. Lufthamsa zou een betere benaming zijn. Aan de andere kant van het gangpad knikt Fred me opgewekt toe. Hij heeft het laatste broodje kaas in zijn handen. Fred is mijn compaan deze reis en al jaren een goede vriend. Het Museon in Den Haag is bezig met de voorbereidingen van een tien jaar lopende tentoonstelling over duurzame ontwikkeling. Het is onze missie om drie foto’s te maken die de getijdenwisseling in een mangrovebos weergeven. Een mangrovebos grenst aan zee en is daarom onderhevig aan de wisseling van de getijden. Bij hoogwater staat een deel van het woud onder water, bij laagwater valt het droog. Afgezien daarvan kent een mangrovegebied een aparte flora en fauna. Omdat het per definitie op de grens ligt van zout en zoet water, zijn alle planten en dieren aangepast aan de wisselde ziltheid van het water. We zijn op weg naar de Sunderbans in het diepste zuiden van Bangladesh en het zal een zware reis worden. Van Amsterdam vliegen we naar Frankfurt, daar checken we in voor de Emirates vlucht naar Dubai. Van Dubai naar Dhaka waar we morgenochtend heel vroeg aan hopen te komen. Morgenavond nemen we een binnenlandse vlucht naar Jessore waar, als het goed is, een busje klaar staat om ons naar Khulna te brengen. In Khulna ligt de MV Chhuti voor anker, de boot die ons in ruim een dag varen naar de uiteindelijke locatie zal brengen. Drie dagen onafgebroken reizen. Ik kan niet zeggen dat ik ernaar uitkijk. Bovendien hoeft er maar ergens iet mis te gaan en de reistijd wordt zomaar een dag langer. Of meer… Hoewel de opdracht bedrieglijk simpel lijkt, stuit de uitvoering ervan op nogal wat ‘uitdagingen’: * De getijdenwisseling zal worden weergegeven in drie opeenvolgende foto’s. De opnames zullen gemaakt worden in de volgorde eb, ‘halfgetijde, vloed of omgekeerd * Omdat de foto’s vertoond gaan worden op een scherm dat drie foto’s achter elkaar kan weergeven zullen de opnames ‘in register’ gemaakt moeten worden; zeg maar vanaf statief. Dat lijkt eenvoudig, maar in het modderige, zoute water van een sterk stromende rivier is het dat zeker niet. * Het scherm meet drie bij negen meter, een aparte verhouding voor een foto. Kadreren kan daardoor niet nauwkeurig genoeg via de gewone camerazoeker. * Omdat het effect van het zakken van het water het meest duidelijk -en dramatischin beeld gebracht wordt wanneer de hoogwateropname gemaakt wordt vanaf de waterspiegel, moet de camera waterdicht verpakt worden en toch nog bedienbaar zijn. * Ten slotte is de uiteindelijke locatie sterk onderhevig aan verschillende getijden (afhankelijk van de maanstand) en van het weer dat in deze tijd van het jaar bijzonder grillig en onvoorspelbaar is. Kortom, een opdracht met veel haken en ogen die een goede voorbereiding en strikte planning vereist en zelfs dan nog zwaar leunt op improvisatie. En niet te vergeten; een flinke dosis geluk.
De vluchten en aansluitingen verlopen voorspoedig en geheel volgens planning komen we in Dhaka aan. Omdat we pas ’s avonds naar het zuiden vliegen besluiten we de stad in te gaan voor de laatste inkopen. Als we uit de taxi stappen schiet een bliksemflits door de lucht en vallen de eerste regendruppels. In de daaropvolgende minuten valt er meer water uit de lucht dan het afwateringsysteem van Dhaka aan kan. De straten lopen onder en mensen rennen door elkaar heen op zoek naar een schuilplaats. Het anders zo hectisch en drukke verkeer komt compleet tot stilstand. Omdat iedereen gaat telefoneren raakt zowel het mobiele als het vaste telefoonnet overbelast. Toch kijkt niemand er echt van op. In Bangladesh raakt men niet zogauw onder de indruk van een ‘thunderstorm’. Anderhalf uur later is de lucht weer blauw, is het waterpeil in de straten gezakt tot een acceptabel niveau en neemt het gewone leven weer zijn gang. Noodweer als dit is onze grootste vijand op deze reis. Als we eenmaal aan het fotograferen zijn moeten we de gehele cyclus (Hoogwater, ‘halfgetijde en laagwater; of omgekeerd) in één keer afmaken. We kunnen de camera’s niet weghalen om ze een dag later weer op te bouwen voor de resterende opnames. We genieten van de paar uur vrije tijd die we hebben en begeven ons dan weer naar het vliegveld om op tijd te zijn voor de binnenlandse vlucht naar Jessore. Het vliegtuig blijkt maar liefst twee en een half uur vertraging te hebben. Geduldig wachten we op wat komen gaat. Onze chauffeur in Jessore zal waarschijnlijk wel wachten maar in verband met de veiligheid mag hij niet in het donker rijden. Als we vanavond niet aan boord van de Chhuti kunnen gaan verliezen we ten minste één, waardevolle dag. Dan komt er iemand vertellen dat onze vlucht naar Jessore is afgelast. Het vliegtuig kan niet landen vanwege het slechte weer ter plaatse. De eerstvolgende vlucht is pas morgenochtend. Als het weer het toe laat... Dag twee: Zaterdag 24 April 2004. 05.50; De wekker gaat na een bijzonder korte nacht. Omdat het telefoonnet van Dhaka tot diep in de nacht overbelast bleef hadden we moeite een vrije hotelkamer te vinden. Uiteindelijk vonden we een guesthouse dat helemaal leeg was. Het personeel was erg blij eindelijk gasten te hebben en stortte zich met overdreven gastvrijheid op ons. Eén van de obers bleef knipmessend naast ons tafeltje staan om er zeker van te zijn dat we niet zelf op hoefden te scheppen. We mochten nog net zelf kauwen. We aten, zoals de gewoonte betaamt, met onze handen. Freds’ pogingen het eten zonder mes en vork naar zijn mond te brengen, leidde bij de anders zo beleefde ober tot een onweerstaanbare proestbui. Hij holde weg en kwam terug met de kok. Samen stonden ze zich schuddebuikend en dijenkletsend te verbazen over zoveel onhandigheid. Onze vlucht naar Jessore verloopt soepel en de rendez-vous met de chauffeur geschiedt zonder enige problemen. Het slaapgebrek van de afgelopen nachten breekt me echter op en over de tweeëneenhalf uur durende busreis naar Khulna kan ik alleen melden dat de banken zacht waren. Op de MV Chhuti ontmoeten we Mowgli en Liz, Een stel dat als gidsen werkt voor The Guide Tours, de reisorganisatie die deze tocht voor ons verzorgt. Ik ken Mowgli en Liz van de researchreis die ik afgelopen Januari
maakte. We hebben toen ter voorbereiding van deze opdracht een aantal mogelijke locaties bezocht en gefotografeerd. Het is goed ze weer terug te zien. De Chhuti is een boot die eigenlijk gebruikt wordt voor het rondleiden van maximaal 25 toeristen. Chhuti betekend ‘holiday’ legt Liz uit. Vanaf nu kunnen we dus zeggen dat we ‘on Holiday’ zijn. Naast Fred, Mowgli, Liz en ikzelf is er negen man crew aanwezig en twee gewapende ‘forest guards’ zeg maar boswachters. De boswachters moeten nauwkeurig in de gaten houden dat we alles volgens de regels doen en ons beschermen tegen de Bengaalse tijger die hier nog veelvuldig voorkomt. Zodra we ons in de hutten geïnstalleerd hebben zet de Chhuti koers naar de locatie. Mowgli legt uit dat de plek die we gekozen hebben bepaald niet makkelijk bereikbaar is. Het zal moeilijk zijn er te komen in verband met de stevige wind en het getijde dat zich inmiddels tegen ons heeft gekeerd. Om twee uur houden we een briefing. Ik leg uit wat de opdracht inhoud en wat volgens mij een goed plan van aanpak is. De getijdentabellen, de weersvoorspellingen en de GPS-en worden erbij gehaald en we bepalen het schema van de komende dagen. Volgens de laatste weersverwachting is het weer tot en met dinsdagochtend goed en zal het weer in de loop van die dag verslechteren. Vanaf woensdag wordt zéér onstuimig weer verwacht. Als dat klopt houdt het in dat we nog maar twee kansen hebben om de foto’s te maken. We zullen vandaag tenslotte verliezen met reizen en kunnen morgen met geen mogelijkheid aan fotograferen toekomen. We maken ons geloof ik allemaal een beetje zorgen, maar niemand doet dat hardop. Ik vervolg de briefing alsof het weerbericht niet bestaat: Het idee is dat we een cameraophanging gaan maken van drie aan elkaar gesjorde bamboestaken. De camera plaatsen we in een waterdichte behuizing op de waterlijn bij hoogtij. De getijden hebben een cyclus van circa zes uur. Volgens de getijdentabellen bereikt het water morgenochtend om zeven uur haar laagste punt. Rond twee uur ‘s middags zal het vloed zijn. Als we een hele cyclus willen volgen kan dat alleen ’s ochtends omdat de eerstvolgende keer dat het eb wordt morgenavond om acht uur is en hier in de Sunder-bans het licht al uit om zes uur uit gaat. Een bijkomende moeilijkheid is dat we de getijden daarom alleen van laagtij naar hoogtij kunnen fotograferen en dus niet zeker weten of de camera op de juiste hoogte hangt totdat het vloed is. Bovendien zal het ons nooit lukken om voor zeven uur morgenochtend de camera op de juiste plek te hebben hangen. We kunnen pas aan het werk bij het eerste daglicht en dat is rond een uur of vijf. We besluiten dat het, gezien de omstandigheden, het beste plan is om morgen bij het eerste licht in de speedboot te stappen om de locatie te verkennen. De zonsondergang is adembenemend mooi en we varen door tot we om negen uur voor anker gaan in een beschut kreekje waar we niet door storm kunnen worden verrast. Volgens de GPS bevinden we ons 2,5 km ten zuidoosten van de locatie. We zijn allemaal opgelucht dat we geen verdere vertragingen hebben opgelopen. Fred komt met een fles whisky aan en tot laat bespreken we de belangrijke zaken van het leven. Omdat het in de hutten veel te heet is om te slapen, zijn aan dek vier matrassen onder muskietennetten geïnstalleerd. Onder een adembenemende sterrenhemel val ik in een diepe droomloze slaap.
Dag drie: Zondag 25 April 2004. Vijf uur in de ochtend. Ik rol uit mijn klamboe en neem de verrekijker om de omgeving te kunnen bestuderen. Wat me opvalt is dat het veel groener en begroeider is dan ik me van afgelopen Januari herinner. Er overvalt me een gevoel van ongerustheid. Stel dat er ook op de locatie inmiddels struikgewas groeit die de wortels van de bomen aan het zicht onttrekken? Moeten we die dan gaan kappen, of toch op zoek naar een andere plek? Ik neem een kop koffie ter inspiratie. Fred is ook al wakker en staat me van een afstandje te filmen. Hij maakt voor de tentoonstelling een kort filmpje: “The making of the big picture”. Ik verzamel de apparatuur die ik nodig denk te hebben en per speedboat vertrekken we richting locatie. Ik hou afwisselend de GPS en de begroeiing aan de oever in de gaten. De GPS geeft met een peil de richting aan die we moeten varen en in kilometers de afstand tot het waypoint ‘Locatie’. Pas als we het doel tot op enkele tientallen meters genaderd hebben herken ik het. Gelukkig is er geen struikgewas dat het zicht op de wortels ontneemt. Een van de voordelen van deze locatie is dat de kustlijn oost – west loopt. Fotografisch gezien is dat een enorme winst omdat je optimaal gebruik kunt maken van het mooie, lage ochtend licht. Vanaf de speedboat probeer ik de positie te bepalen waar uiteindelijk de bamboe ophanging moet komen te staan. Ik neem er de tijd voor omdat ik heel zeker wil zijn dat we de ophanging niet later weer moeten verplaatsen. Om te kunnen kadreren heb ik een constructie gemaakt van een aantal aluminium hoekprofielen die middels schroeven met elkaar verbonden zijn tot een raampje in de verhouding 1 : 3 (dezelfde verhouding als het uiteindelijke 3 * 9 mtr. scherm) Dit raampje kan ik op verschillende afstanden van de lens monteren, zodat het werkt bij de verschillende objectieven waarmee ik werk. Liz noemt het ding de ‘Framer’ en dat lijkt me een goede benaming, zeker omdat ik er, liggend in het water, nogal eens om zal moeten vragen: ‘hand me the framer, please’ werkt beter dan ‘Can you hand me the home made aluminum thing please’. Omdat ik twee camera’s meegenomen heb en het ernaar uitziet dat zich geen rampen gaan voltrekken zoeken we naar een positie waar de tweede camera opgesteld kan worden zonder dat de eerste in beeld komt. Met stokken markeren we de cameraposities. De ‘bouwploeg’ komt aangevaren op de countryboot; een platte houten sloep, volgeladen met zes meter lange bamboestokken. Op de voorplecht staat een mannetje met een paraplu (tegen de nu al verzengend hete zon) en achterop staat de wrikker, de bestuurder die door middel van het bewegen van een ‘stok’ de boot voortbeweegt, een manier die vergelijkbaar is met die van een gondelier in Venetië. op aanwijzingen van Mowgli bouwen de mannen in no-time, een driepoot. Het sjorwerk komt niet in aanmerking voor de schoonheidsprijs, maar het werkt. Het stelt me gerust dat de mannen schijnbaar onverschillig het water ingaan. Krokodillen komen hier veelvuldig voor en ik maakte me al een beetje zorgen over de tijd die ik de komende dagen in het water moet doorbrengen. De Chhuti is inmiddels ook aan komen varen. Op 300 meter bij ons vandaan gaat ze voor anker. Als de bamboe camera-ophangingen staan bevestig ik de camera’s. Het loopt tegen tien uur en dat is precies de tijd dat het waterpeil halverwege eb en vloed
is. Ik check nog één keer de kaders met de ‘framer’, meet het definitieve licht, en de half-getijde foto’s kunnen gemaakt worden. De countryboot die eerder het bamboehout vervoerde komt nu aangevaren met een heerlijk ontbijtje dat klaargemaakt is op de Chhuti. De boot wordt afgemeerd onder een boompje. Er lijkt, letterlijk en figuurlijk, geen vuiltje aan de lucht. Rond half twaalf begint het water de lens van de camera’s te naderen. Er wordt hardop getwijfeld of de camerabehuizing wel echt waterdicht is. Ik kan niet goed ontdekken of er water in de zakken staat, maar als dat zo is, is het al te laat. Ik maak de hoogwateropnames. Korte tijd later zitten we achter een kop koffie aan boord van de Chhuti. Ik haal de camera’s uit hun behuizing en ze blijken beide nagenoeg droog gebleven te zijn. Vanaf de Chhuti kunnen we zien dat het water nu tot aan de top van onze bamboedriepoten gestegen is. Het water stijgt dus veel meer dan we gedacht hadden. We gaan er met de boot heen en markeren de hoogste waterlijn op het bamboe. Hoewel dit betekent dat we de gemaakte foto’s vrijwel zeker niet zullen gaan gebruiken heb ik een goed gevoel over deze ochtend. Doordat ik lang in het water heb gestaan zien mijn handen eruit als die van een oude man; gerimpeld en met veel kleine ontstoken wondjes. Bovendien heb ik het, ondanks een temperatuur van om en nabij de 40 graden Celsius, door en door koud. De lunch is echter super en al gauw is het leed vergeten ’s Middags bespreken we de gewijzigde plannen voor morgen ochtend. We zullen eerder moeten opstaan om nieuwe cameraposities in te nemen. De plaatsing van bamboe ‘statieven’ is gelukkig goed dus die kunnen blijven staan. Dag vier: Maandag 26 April 2004. Het krokodillenvraagstuk heeft me de hele nacht bezig gehouden. ’s Ochtends vraag ik Liz waarom we zo weinig krokodillen zien. “Oh zegt ze,’s winters zien we die heel veel hier, ze komen dan aan land om op te warmen.” Ik weet dat ik het beter niet kan vragen, maar ik kan het niet laten: “Eehm, waar zijn ze dan nu?”. Liz kijkt me aan alsof ik vraag waar het zwembad is. “Omdat het nu heet is zie je ze niet maar ze zijn er wel. Ze zitten in het water.” Fred grijnst breed naar me. Enigszins ongerust ga ik een uur later te water. Bij elke onverwachte beweging denk ik een gigantische krokodil te zien en hoewel ik weet dat ik beter aan een lekker ijsje zou kunnen denken, vraag me af hoe het zou voelen als je been eraf wordt gebeten. Gelukkig moet ik goed nadenken bij het ophangen van de camera’s en vergeet ik -tot op zekere hoogte- de krokodillen. De hoofdcamera met het 28mm objectief hangt vrij snel in positie maar met de tweede-camera (met de 50mm lens) heb ik moeite. Ik kan niet makkelijk door de zoeker kijken omdat het opstapje dat we aan het bamboe gemaakt hebben niet op de juiste hoogte zit. In plaats van het stapje eerst te verhogen en dan de camera te bevestigen, probeer ik uit alle macht en hangend aan een van de bamboepalen door de zoeker te kijken. Dat is stom want het kost me veel energie en daar is het veel te heet voor in de zon.
De camera wil niet meewerken. Hij hangt goed in positie, maar er is iets niet in orde met de scherpstelling en het diafragma. Door de plastic behuizing heen kan ik zien dat de linker voorkant van de camera ietwat is ontzet. De camera’s zijn aan het bamboe bevestigd met grote gaffer-klemmen, klemmen die niet alleen door middel van een veer vastgrijpen maar die daarnaast voor extra stevigheid aangedraaid kunnen worden. In een situatie als dit mòet ik de klemmen wel extra aandraaien omdat de camera’s anders te makkelijk los glijden. aarschijnlijk heb ik de klem van de tweede camera nèt iets te hard aangedraaid. Hoewel ik bepaald niet blij wordt van de gedachte, zal de camera uit het water en uit de behuizing moeten om te kunnen zien wat er precies mis mee is. Fred merkt droogjes op dat het water al begint te stijgen. We hebben haast. Ik probeer de camera te demonteren. Omdat ik niet op het bamboe opstapje kan staan, zak ik bij elke beweging die ik maak dieper de dikke kleilaag in. Bij het loswrikken van mijn benen verlies ik bijna mijn schoenen. Het laatste waar ik mee bezig wil zijn, is met mijn schoenen en ik besluit ze uit te trekken; de tweede domme beslissing in korte tijd. Het is niet erg om op blote voeten in het water te staan maar ik voel opeens hoe mijn kleine teen door de druk van de modder ontwricht wordt. Ik heb het ding al een keer eerder gebroken en herken de pijn direct. Gelukkig lukt het de camera los te krijgen en met helpende handen worden we, de camera en ik, aan boord van de countryboot gehesen. Ik kan de camera niet zelf uit de behuizing halen omdat ik druip van zweet en water. Als Mowgli de camera uit de zak haalt zien we dat het plastic grip-vlak onder de druk van de gafferklem heeft losgelaten. Het ziet er in eerste instantie niet dramatisch uit, maar Fred ontdekt een scheur in de behuizing die serieuzer oogt. Na een ‘full restart’ werkt de camera toch weer naar behoren. Mowgli stopt de camera terug in de behuizing en reikt hem mij aan. In een onmogelijke houding, hangend aan het bamboe, probeer ik de camera in positie te brengen. Ik durf de klem niet te hard aan te draaien waardoor de camera herhaaldelijk los schiet. Ik voel dat ik moe wordt in mijn armen. Het zal niet lang duren of ik hou mijn eigen gewicht niet meer. De pijn in m’n teen wordt steeds erger en ik vloek in mezelf. Tenminste dat dacht ik. Achter me hoor ik Liz grinniken, ze roept ‘Hey, hey no swearing here! Telkens als ik denk dat de camera goed hangt en met ‘de framer’ de compositie check, blijkt dat het een nieuwe, onmogelijke camerapositie is. Voor mijn gevoel duurt het uren voor ik het ding weer op een goede plaats heb hangen. Ik maak de laagwater foto’s en klim uitgeput aan boord van de countryboat. We hebben nu even de tijd en besluiten terug te gaan naar de Chhuti voor ontbijt. M’n teen schreeuwt nu om aandacht. Ik kan niet zien of hij gebroken is of gekneusd. Het kleine ding ziet er niet erg gekwetst uit. Eerder een beetje mal; dikker dan normaal en rood, maar ik ben misselijk van de pijn. Fred weet een test; ‘Als je ertegenaan tikt en het doet pijn, dan is ‘ie gebroken.’ Tikken geeft geen eenduidige uitslag. Gebroken of niet, ik zit ermee en moet even niet aan eten denken. Fred zit niet verlegen om een nieuwe truc; “Heb je Gaffertape bij je?” Gaffertape is een soort hele sterke plakband; het plakt altijd en overal maar een nadeel is dat het er niet altijd weer even makkelijk af gaat (!!) Met een vakkundige uitdrukking tape-t Fred mijn voet in. De truc werkt wonderwel. Ik heb eigenlijk al meteen geen
noemenswaardige pijn meer. Ik kan zowaar m’n schoenen weer aan en lopen. Ook de misselijkheid trekt langzaam maar zeker weg. Een uur later staan we weer op de locatie voor het maken van de half-getijden opname. Voor de menselijke activiteit die door het Museon op een van de foto’s wordt gewenst, wordt gezorgd door een bemanningslid die voor de gelegenheid een traditionele Gamcha (een soort rokje) aantrekt en een werp-net ter hand neemt. Wat de arme ziel niet weet is dat hij z’n net wel twintig keer uit zal moeten gooien. Meerdere camera’s en meerdere belichtingstijden. Terwijl hij zijn best staat te doen aan de wallekant hebben zijn collega’s op de boot de grootste lol. Op- en aanmerkingen worden hem toegeschreeuwd maar het kan mijn held niet te deren. De beste stuurlui staan vandaag op de boot. Als de ‘halfgetijden shots’ gemaakt zijn hebben we een paar uur voor dat het water de lens bereikt. Ik heb er weer zin in, m’n teen voelt aan als de oude en de vermoeidheid van vanochtend is geheel verdwenen. Aan de wal, liggend in de hete modder maak ik wat foto’s van modderkruipertjes en krabben. Om half een maken we de laatste foto’s. Het water staat nu tot aan de lens en ik moet mijn adem inhouden wanneer ik door de zoeker kijk. Als ook deze opnames gemaakt zijn heb ik een goed gevoel over de ochtend, hoewel ik bijna zeker weet dat ik op de tweede camera niet hoef te rekenen. Ik wil de hele exercitie morgen een laatste keer doen om zeker te zijn van een goede sequentie. Na de Lunch ga ik met Mowgli en een paar bemanningsleden op tijgerjacht. Eerder heeft Mowgli een hert gezien dat door een tijger was gedood. Hij wil er fotocamera’s bij gaan plaatsen in de hoop dat de tijger er weer bij terugkomt. Op deze trip gaan de twee gewapende boswachters mee. Een ervan noem ik ‘Paulus de boswachter’, een klein dik mannetje met een vrolijk hoofd en een lange baard. Paulus sleept een geweer me dat zo groot is als morgen de hele dag dat ons moet beschermen tegen de tijgers. Het is een Lee Enfield 303 van voor de tweede wereldoorlog. De laatste keer Paulus zijn wapen moest gebruiken, gebeurde er nagenoeg niets; het geweer produceerde een niet zo heel erg overtuigend ‘Pfffft!’. De tijger rolde waarschijnlijk over de grond van het lachen bij de aanblik van de kabouter met z’n kanon en Paulus kwam met de schrik vrij. Als een tijger aan zou vallen (en dat is niet ondenkbaar; er sterft één persoon per drie dagen aan een ontmoeting met een tijger in dit gebied) mogen de boswachters alleen in de lucht schieten in de hoop dat de tijger weer weggaat. Gericht schieten op een tijger is verboden, zelfs als hij iemand zou doden. De Bengaalse tijger wordt in dit gebied goed beschermd en er mag alleen op gejaagd worden wanneer is vastgesteld dat een specifieke tijger minstens vijftien mensen gedood heeft. Wat wèl te doen in een geval van een ontmoeting met een tijger blijft een beetje vaag. Op de valreep vertrouwde Fred me nog toe: “De-tip-van-de-dag is: ‘Tijgers kunnen wel zwemmen, maar niet klimmen’’. Daar lopen we dan, door een dicht begroeid bos, vol met tijgersporen en met boompjes die mijn gewicht niet zouden kunnen houden, laat staan wanneer er een boze tijger aan het stammetje zou gaan rammelen. Ik blijf in de buurt van vriend Paulus.
We vinden het aangevreten hert waar Mowgli het over had. Maar niet op de plek waar het lag. De tijgersporen zijn vers; tussen de tien minuten en twee uur oud. De kop en drie-en-een-halve poot is alles wat er nog rest van het hert. De tijger heeft er een goed maal aan gehad. Het stinkt enorm naar dood vlees en het ziet zwart van de vliegen. Mowgli vraagt vriendelijk of ik het kadaver een stukje wil verplaatsen en aan een boom wil binden met een van zijn schoenveters. Hij plaatst de fotocamera’s die worden aangestuurd door bewegingsdetectoren. Zodra de tijger terugkomt voor het dessert, wordt ‘ie op de gevoelige plaat gelegd. Ik trek aan het dode hert en wordt omgeven door de in hun maal gestoorde vliegen. Het is een vies klusje maar ik vind het eigenlijk we leuk om te doen. Het is niet elke dag dat ik een smakelijk tijgermaal kan bereiden. Paulus en z’n vrienden hebben zich op strategische punten binnen zichtafstand opgesteld en roepen om beurten ‘HoeHaahh!’, in de hoop dat de tijger zich daardoor laat afschrikken. Een uur later zijn de camera’s geplaatst en zijn we weer op weg naar de boot. Dag vijf: Dinsdag 27 april 2004. Ik wordt wakker van de hete zon door mijn klamboe. Het is al zes uur! We zouden een ‘early morning’ boottocht gaan maken, maar hebben ons allemaal verslapen. Volgens het getijden boek is het vandaag pas om 08.51 laagtij, dus we hebben nog even de tijd. Ik check de camera’s, maar kan niet ontdekken waarom camera twee gisteren problemen had. Om acht uur nemen we de countryboat naar de locatie. We verhogen het opstapje van camera twee waardoor de camera’s snel in goede positie gebracht kunnen worden. Na een test opname blijkt camera twee weer kuren te hebben. Dit keer is het een complete weigering. Niets werkt meer. Ik geef ‘m weer een volledige herstart, dit keer met een verse batterij, je weet maar nooit. Ik hang de camera weer in zijn klem en draai die langzaam vast. Voorwaar, voorwaar ik zeg u, hij werkt. Ik maak de laagwaterfoto’s mooi op tijd (op het moment dat het water het aller-laagst staat) en we gaan naar de Chhuti voor het ontbijt. ‘Paulus de boswachter’ en zijn vrienden komen uit het woud. Ze hebben de camera’s opgehaald die we gisteren opstelden bij het dode hert. Er zijn zeven foto’s gemaakt. De negatieven kunnen pas volgende week in Dhaka worden ontwikkeld. Afwachten dus. Na het ontbijt gaan we weer richting locatie. De tweede set foto’s (halverwege het getijde) verlopen voorspoedig. Het weer begint om te slaan. Verderop zien we het onweren. De zon verdwijnt achter de wolken en regendruppels beginnen te vallen. Het lijkt me voor de foto wel leuk maar de regen zet niet echt door. De hoogwateropnames kunnen zonder noemenswaardige problemen worden gemaakt. Als ik de 50mm camera uit het water haal, merkt de bootsman voorzichtig op dat er volgens hem water in de behuizing zit. Hij heeft gelijk, op de bodem van de zak zie ik onmiskenbaar een laag water. Ik klim aan boord en haal de camera uit de zak. Hoewel zich er aardig wat water in de zak verzameld heeft. Lijkt het erop dat alleen de bodemplaat van de camera nat geworden is. Het lijkt niet ernstig Als ook de 28mm camera losgekoppeld is gaan we naar de Chhuti voor lunch. Het is inmiddels al half twee.
Omdat ik nog een paar opnames wil maken bij hoogtij, met de camera bòven het wateroppervlak (in tegenstelling tot de opnames bij hoogtij waarbij het water tot halverwege de lens kwam) gaan we om drie uur voor de laatste keer terug naar de locatie. De bamboe statieven staan nu bijna geheel onderwater dus ik probeer half zwemmend, half steunend op het bamboe de foto’s te maken. Het is leuke afsluitende oefening, maar nog behoorlijk zwaar omdat ik wil proberen de camera minimaal 25 cm boven het water te houden. Opeens voel ik hoe ik aan mijn shirt uit het water getrokken wordt. Fred en de bootsman zagen mijn geworstel en besloten een handje toe te steken. Hangend in mijn shirt maak ik de laatste opnames. De missie is geslaagd. We breken de bamboestatieven af. Om half vijf laten we de locatie weer achter zoals we hem aantroffen. Op wat voetsporen na dan. Aan de horizon nadert het onweer.