D1202a
鴨 De Eend
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
De eend N.B. Om dit artikel goed leesbaar te houden, hebben we alle Chinese karakters van de gebruikte termen en namen aan het eind geplaatst (zie pagina 20 tot en met 25).
Onze wilde eend (Anas platyrhynchos) heet in China: lu-tou ya, letterlijk: ‘groenkopeend’. Andere namen waaronder hij in China bekend is zijn: ye-ya of ye-yazi, ‘wilde eend’, shui-ya, ‘watereend’, da ye-ya, ‘grote wilde eend’, fu, ‘tafelvogel’, ye-wu, ‘wilde eend’, da hong-tui ya, ‘grote roodpoot eend’, da ma-ya, ‘grote hennep eend’, qing bian, ‘de blauwgroen getekende’, chen wu, ‘zware eend’ en chen wu, ‘ochtend eend’. De termen yazi, ‘eendje’ en jia-ya, ‘huiseend’ worden gebruikt voor gedomesticeerde eenden. Fu wordt ook gebruikt om wilde eenden in het algemeen aan te duiden, ya en wu gebruikt men voor gedomesticeerde eenden, waarbij de laatste benaming wat formeler is. In de Tang-dynastie werden de termen fu en wu door dichters nog wel eens doorelkaar gebruikt omdat het beter rijmde. Fluit- en boomeenden (Dendrocygna) worden in China shu-ya, ‘boomeenden’ genoemd. In Oost-China is de term ‘ya’ voor eend wat minder populair, omdat deze ook gebruikt wordt als scheldwoord voor homofiel. In het noorden van China wordt deze term eveneens vermeden, omdat het daar ook voor ‘penis’ gebruikt wordt. In sommige gebieden heeft ‘ya’ ook nog de betekenis van (mannelijke) prostitué of bordeelhouder en is daarom wat minder gangbaar (zie verder ‘taalweetjes’ op pagina 11 en 12). Wang Qiao en zijn eenden Tijdens de regering van keizer Ming van de Handynastie (hij regeerde tussen het jaar 58 en 75 van onze jaartelling), was Wang Qiao minister en tevens magistraat van het district Ye in de huidige provincie Shanxi. In die tijd was het gebruikelijk dat magistraten elke eerste en vijftiende dag van de maand voor rapportage en overleg naar het keizerlijk paleis kwamen en Wang Qiao hield zich trouw aan die regel. Na enige tijd begon het de keizer op te vallen dat Wang Qiao nooit gezien werd met een draagstoel of een koets en dat was voor iemand van zijn stand toch eigenlijk wel gebruikelijk. De keizer gaf een van zijn vertrouwelingen de opdracht om dit eens tot de bodem toe uit te zoeken en zo geschiedde. Het viel niet mee om het raadsel op te lossen omdat Wang Qiao elke keer op een andere plaats in de hoofdstad leek op te duiken, maar uiteindelijk werd duidelijk dat er gelijk met Wang Qiao ook steeds twee eenden in het straatbeeld verschenen. Na enige mislukte pogingen slaagde de vertrouweling van de keizer er in de twee eenden te vangen. Hij stopte ze in een zak en vroeg de keizer onder vier ogen te mogen spreken. Hij hoefde niet lang te wachten en nauwelijks was hij binnen of hij legde met een groots gebaar de zak voor de keizer op de grond. Toen deed hij uitgebreid verslag van © St. Werkgroep Het Zevengesternte
2
alle moeite die hij gedaan had en – alsof het een tovertruc betrof – voerde hij de spanning meer en meer op. “Het geheim, Majesteit, zijn deze twee eenden”, besloot hij uiteindelijk zijn breedvoerige verslag en keerde de zak binnenstebuiten. Maar... uit de zak rolden twee fraai geborduurde schoenen - van de genoemde eenden was geen spoor te bekennen. De keizer keek nog eens goed en herkende zowaar het schoeisel. Die had hij enige jaren terug persoonlijk aan Wang Qiao cadeau gedaan bij zijn benoeming tot minister! Maar er gebeurden in die tijd nog meer wonderlijke dingen; zo klonk de trom van de trommelpoort telkens als Wang Qiao zich moest melden voor de tweewekelijkse vergadering aan het hof — ook als er niemand in de buurt van de trommelpoort was. Enige tijd later kwam er uit de hemel een jaden grafkist naar beneden zweven die op het erf van Wang Qiao landde. Een paar bedienden probeerden het ding weg te slepen, maar hoe ze ook sjorden, ze kregen hem geen centimeter van zijn plaats. “Ik denk dat de Hemelse Keizer me uitnodigt”, zei Wang Qiao, die het allemaal had zien gebeuren. Hierop nam hij een bad, trok andere kleren aan en ging in de kist liggen. De kist sloot zich meteen en op hetzelfde moment leek een onzichtbare hand aan de oostkant van de stad een grafheuvel op te werpen. Die avond en nacht waren alle dieren in het hele district onrustig en gedroegen zich alsof het klaarlichte dag was. In de dagen daarop werden de gebeurtenissen op de markt, bij de kapper, in alle winkels en theehuizen uitgebreid besproken. Het was heel bijzonder allemaal en men vond uiteindelijk argumenten genoeg om een tempel voor Wang Qiao te bouwen. Er werd gecollecteerd en binnen een paar jaar stond de tempel. Omdat veel gebeden in die tempel verhoord werden, groeide de stroom bezoekers en dat zorgde weer voor regelmatige inkomsten. Hierdoor kon de tempel weer vergroot worden en werd hij nog bekender. Kort daarop werden Wang Qiao en zijn eenden opgenomen in de canon van onsterfelijken. Het verhaal van Zhu Yigui Dit waargebeurde verhaal speelt zich af tussen half april en eind juli in het jaar 1721 op het eiland Taiwan. Om het verhaal begrijpelijk te maken eerst even de historische context: Taiwan was van 1626 tot 1642 voor een deel door de Spanjaarden bezet en van 1624 tot 1662 deels door de Nederlanders. In 1661 kwam de Chinese veldheer Koxinga, die eigenlijk Zheng Chenggong heette, met 25.000 man aan land om het eiland weer te verenigen met het Groot Chinese Rijk. Het jaar daarop tekenden de Nederlanders de capitulatie, maar de volgende machtswisseling was al weer op komst. Op het vasteland waren de Manchu’s namelijk in 1644 aan hun opmars vanuit het noorden begonnen en onder het vaandel van de Qing-dynastie boekten ze de ene na de andere overwinning. Het zuiden van China bleef echter trouw aan de heersende Ming-dynastie en verzette zich hevig. Daar werden overal ‘triades’ (geheime genootschappen) gesticht om dit verzet ook bij de bevolking levendig te houden en hun motto: “Rebelleer tegen de Qing, herstel de Ming” (fan qing, fu ming) zou nooit helemaal uit de taal verdwijnen. Taiwan moest uiteindelijk in 1683 buigen voor de © St. Werkgroep Het Zevengesternte
3
oppermachtige Qing-legers, maar voor velen bleef het onverteerbaar te moeten dienen onder een heerschappij van ‘niet-chinezen’ en veel triades bleven dan ook bestaan. Taiwan had in die tijd een merkwaardige positie. Het telde eigenlijk niet echt mee; het was niet eens een provincie, maar een prefectuur en werd feitelijk alleen maar beschouwd als een potentieel piratennest. Het was met enige regelmaat een verbanningsoord voor misdadigers en de oorspronkelijke inwoners werden beschouwd als primitievelingen. Vanuit de kustprovincies Guangdong, Fujian en Zhejiang probeerden voortdurend allerlei gelukzoekers de overtocht te maken naar Taiwan; het was er vruchtbaar, het had een aangenaam klimaat, de grond was er goedkoop en het was er veel minder druk bevolkt dan aan de andere kant van het water. Deze immigratie was echter officieel verboden omdat de regering bang was dat het eiland zou uitgroeien tot een rebellerende vrijstaat. Het verhaal Zhu Yigui werd in 1690 geboren in de provincie Fujian. Toen hij op vierentwintigjarige leeftijd met zijn ouders de illegale overtocht waagde was hij werkzaam als bode. Ze vestigden zich in Neimen - in de buurt van Kaohsiung. Zhu Yigui besloot daar een eendenfokkerij te beginnen met tufan-eenden (zie ook ‘tu fan ya’ bij ‘taalweetjes’ op pagina 12) en dat ging hem goed af. Daarnaast ontwikkelde hij zich tot een aardig en behulpzaam mens. Volgens een legende bleef het aantal eenden bij Zhu Yigui altijd gelijk – hoeveel hij er ook verkocht. Op een dag, het was in de nazomer van 1720 ging Zhu met zijn eenden naar een nabijgelegen riviertje. De dieren genoten van het uitje en graasden en slobberden kwakend in het rond. Het was warm en na een dutje gedaan te hebben besloot Zhu zich wat op te frissen. Toen hij bij het riviertje kwam zag hij echter niet zijn eigen spiegelbeeld maar dat van iemand in een rode mantel met twee draken en een kroon op het hoofd. Snel keek Zhu achter zich, maar daar was niemand te zien. Weer keek hij naar het wonderlijke spiegelbeeld en realiseerde zich toen dat hij het wel was, maar dan met andere kleren. Een eend kwam voorbij peddelen en het beeld verdween. Zhu zuchtte en dacht dat hij te lang in de zon had gelegen, maar het gebeurde bleef hem toch wel bezig houden. Hij dacht: “Alleen een koning of een keizer draagt zulke kleren, maar ik ben toch geen koning, laat staan een keizer? Maar als ik wel een koning of een keizer ben dan moet iedereen mij gehoorzamen!” Zhu gniffelde wat, pakte een bamboestokje, liep naar zijn eenden toe en riep “Allemaal opletten!” Alle eenden keken hem aan. Toen riep hij: “Ik ben de koning en jullie moeten je opstellen in rijen van twee” en tot zijn verbijstering deden de eenden braaf wat hij ze opdroeg. Zhu gaf ze nog een paar bevelen en telkens volgden de eenden die braaf op. Hij werd er een beetje giechelig van en besloot het maar aan niemand te vertellen, maar wat hij niet wist was dat iemand anders uit het dorp alles gezien had en nog voor de nacht viel had Zhu in het hele dorp een nieuwe bijnaam: Yamuwang, Koning Eendenverzorger. © St. Werkgroep Het Zevengesternte
4
De volgende dag ontdekte Zhu tot zijn stomme verbazing dat alle eenden twee eieren hadden gelegd en vanaf dat moment bleven ze dat elke dag doen. Zoiets kon natuurlijk niet geheim blijven en al snel had iedereen in het dorp het gevoel dat er iets bijzonders met Zhu stond te gebeuren. Steeds meer mensen wilden met hem bevriend zijn en de triade, waar hij lid van was, groeide snel. De historie In 1716 was Wang Zhen aangesteld als prefect voor het gezag van de Qing-keizer Kangxi en deze prefect regeerde met harde hand – zo had hij in 1720 nog een paar honderd houthakkers ter dood laten brengen vanwege de illegale houtkap van een aantal kamferbomen. Wang Zhen vond de inboorlingen dom en achterlijk, zag Chinezen die zich op Taiwan vestigden als ‘avonturiers die op het vasteland mislukt waren’ en nam het zelf niet zo nauw met de waarden en normen van die tijd. Zo had hij in nog geen vijf jaar tijd maar liefst 150.000 stukken zilver achterovergedrukt uit de belastingopbrengsten (een huidige waarde van zo’n drie miljoen euro). Helaas kwam een inspecteur daar in 1720 achter en Wang Zhen kreeg een ‘dringend advies’ deze tekorten zeer snel aan te vullen. Wang Zhen was echter niet bereid om dit ten koste te laten gaan van zijn eigen vermogen of pleziertjes en stuurde zijn zoons het land in om – desnoods met harde hand - wat extra belastingen te innen. Op 5 januari 1721 (het 60e jaar van de regering Kangxi) werd Taiwan getroffen door een aardbeving en gedurende tien dagen waren er nog naschokken voelbaar. Veel mensen waren alles verloren en de wanhoop nabij, maar de zoons van Wang Zhen kenden geen genade en bleven de opgelegde belastingen innen. Dit was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed over lopen. Zhu Yigui en een aantal belangrijke triadeleden waaronder Huang Dian en Du Junying besloten in opstand te komen. Zhu benoemde zichzelf tot Zhongxing dayuanshuai, ‘Maarschalk van de restauratie’ (van de Ming-dynastie), en al snel waren er 52 strijdbare mannen gevonden die met boerenwapens en een paar provisorische vaandels naar het naastgelegen dorp Gangshan optrokken en daar de voorraadschuren van het belastingbureau openbraken. Het werd een echte Robin Hood-actie: alle rijst, graan, hout, bont, hertenvellen en andere producten werden uitgedeeld aan wie het maar nodig had. De prefect reageerde snel en stuurde een bataljon Qing-soldaten naar de plek des onheils, maar de opstandelingen gaven zich niet zo maar over en commandant Zhou Yinglong werd in een hinderlaag verslagen. Hij was zo woest dat hij drie zilverstukken uitloofde aan iedereen die een opstandeling doodde en vijf zilverstukken wilde betalen voor het hoofd van de opstandelingenleider. Als gevolg hiervan begonnen zijn soldaten in het wilde weg mensen te vermoorden; bewijzen dat het ook echt opstandelingen waren werden niet gevraagd en velen van hen zagen het als een aardige aanvulling op hun soldij. Nu kwam het volk massaal in opstand en al snel was het ‘leger’ van Zhu uitgegroeid tot duizend man. Inmiddels was ook opgevallen dat de achternaam van Zhu gelijk was aan de achternaam van de Ming-keizers die van 1368 tot 1644 hadden geregeerd en men vond dat hij best door kon gaan voor ‘afstammeling van Zhu Yuanzhang, de stichter van de Ming-dynastie en rechtmatig vorst’ © St. Werkgroep Het Zevengesternte
5
(uiteindelijk waren de Manchu’s toch maar indringers). Het was ook goed voor zijn publiciteit en al snel geloofde het volk ook dat hij echt een afstammeling van de keizer was. Er sloten zich steeds meer mensen aan bij de opstandelingen, de vaandels werden mooier, de wapens beter, goeddoordachte plannen kwamen op tafel en er werden heuse strijdliederen geschreven zoals: Tiangao huangdiyuan, da nao taiwan fu, “De keizer is net zover weg als de hemel - laten we nu de hoofdstad van Taiwan onder de voet lopen.” Het eerste deel hiervan is inmiddels een standaard gezegde geworden en wordt gebruikt voor ‘de kust is veilig’, ‘we kunnen lekker doen wat we willen’, maar ook voor ‘het is soms moeilijk om gerechtigheid te krijgen’. Destijds was Tainan (aan de zuidwestkust) de hoofdstad van het eiland en de opmars hierheen verliep - tot Zhu’s verbazing - eigenlijk zonder noemenswaardige problemen. Het verhaal Onderweg kwamen ze door het stadje Tapu waar een operagroep op een plein voor een taoïstische tempel net bezig was met de voorbereidingen voor een optreden. Toen Zhu en zijn leger opstandelingen naderden namen de dorpe-lingen en de acteurs het zekere voor het onzekere en gingen er als een haas vandoor. Daar, op het plein vond Zhu de mantel met de draken en de kroon, precies zoals hij die meer dan een half jaar daarvoor in het water weerspiegeld had gezien. Zhu aarzelde geen moment en trok de ‘keizerlijke’ kleren aan; zijn aanvoerders kregen de kostuums van generaals en ook de rest van de kostuums werd zo naar bevind van zaken verdeeld. De historie Amper twee weken later hadden de opstandelingen Tainan veroverd. Daar openden ze het voormalige Nederlandse fort Provintia om er hun hoofdkwartier in te vestigen. Het fort was meer dan 40 jaar verzegeld geweest en tot hun verbazing lag het nog vol wapens, kruit en kogels – een welkome aanvulling op hun voorraden. Zhu Yigui werd uitgeroepen tot Zhongxing Wang, ‘Vorst van de restauratie’, en maar liefst 300.000 onderdanen verklaarden zich trouw aan de nieuwe koning. Alleen Du Junying, die vond dat zijn zoon koning moest worden, liep met zijn getrouwen boos weg. Zhu benoemde een regering onder de naam Yong He (Eeuwige Vrede), beëdigde ministers en beambten, vaardigde kledingvoorschriften uit, verbood het dragen van staarten (een Qing gewoonte) en liet een Altaar voor de Hemel bouwen waar hij erediensten hield voor alle Ming-vorsten en de laatste bevrijder van Taiwan: Koxinga. Talloze hoogwaardigheidsbekleders, soldaten en beambten van de Qing waren inmiddels gevlucht naar Penghu en de ene na de andere stad viel in handen van de opstandelingen; alleen de steden Tamsui en Pingtung bleven tot op het laatst weerstand bieden. Het nieuws had inmiddels natuurlijk ook het vasteland bereikt en het tegenoffensief liet niet lang op zich wachten. Vanuit Fujian kwamen 600 schepen met zo’n 12.000 © St. Werkgroep Het Zevengesternte
6
manschappen onder het bevel van Admiraal Shi Shipiao aan land bij Luermen, exact dezelfde plaats waar in 1661 Koxinga landde om de Taiwan te bevrijden van de Hollanders en ook dezelfde plaats waar in september 1683 de landing plaats vond van de eerste Qing-troepen. Bij hem voegden zich de soldaten van commandant Lan Tingzhen die eerder naar Penghu waren gevlucht en zo stond er weldra een enorm beroepsleger tegenover het idealistische, maar veel minder ervaren opstandelingenleger. Nog diezelfde dag werd de munitieopslag van de rebellen getroffen door een kanonskogel vanaf één van de schepen en Luermen viel in handen van het regeringsleger. De volgende dag viel Anping en er leek ondanks heftige tegenoffensieven geen redden meer aan. Zhu stuurde nog een boodschapper naar Du Junying, maar die weigerde hem te hulp te komen - hij kon niet verkroppen dat Zhu de kroon niet aan zijn zoon had gegeven. De mannen van Zhu Yigui bleken geen partij voor de Qing-soldaten, die gehard waren door recente gevechtservaring bij het veroveren van Zuid-China en Zhu Yigui moest zich dan ook met steeds minder manschappen steeds verder terugtrekken. Halverwege het jaar liep Zhu Yigui in de val. Hij werd uitgenodigd om een feest bij te wonen en aansluitend de nacht door te brengen bij de broers Yang Xu en Yang Xiong in het dorp Kouweizhuang op het midden van het eiland. De broers Yang zorgden ervoor dat mannen van Zhu Yigui verspreid over het dorp sliepen en dat het buskruit voor hun wapens nat gemaakt werd. Die nacht werden Zhu en zijn mannen zonder al te veel problemen overmeesterd en de volgende dag overgedragen aan de soldaten van het Qingleger. Zhu werd op transport gesteld naar Peking, waar hij later onthoofd zou worden. Het verzet op Taiwan tegen Qing was nog niet helemaal gebroken, maar in 1726 werden de laatste verzetshaarden allemaal opgerold. Wel werd besloten om vanaf dat moment de ontginning van Taiwan structureel aan te pakken, scholen te bouwen en tegen een redelijke vergoeding mochten de houthakkers voortaan kamferbomen kappen. Toch zouden er op Taiwan nog vele opstanden tegen de Qing volgen, maar wat dit verhaal heel bijzonder maakt is dat het na deze opstand nog decennia lang verboden was om op Taiwan… eenden te fokken. De eendenei-religie Yiguan Dao, letterlijk: Het Consistente Pad, is een religieuze stroming die onder de naam Xiantian Dao, De Oorspronkelijke Hemelse Weg, ‘bedacht’ is door een zekere Huang Dehuei, die van 1624 tot 1690 leefde in de provincie Jiangxi. Deze ‘religie’ combineert boeddhistische, taoïstische, en confucianistische waarden en erkent ook andere religies zoals hindoeïsme, christendom en islam. De bijna ‘unitarische’ stroming ontwikkelde zich snel binnen kleine groepjes gelovigen, op een triadeachtige wijze. Ene Wang Jueyi wordt ook nog wel eens genoemd als oprichter omdat hij rond 1870 de naam veranderde in Yiguan Dao en een aantal belangrijke hervormingen doorvoerde (zoals: afschaffing van het celibaat, minder © St. Werkgroep Het Zevengesternte
7
nadruk op alchemie en de opname van meer confucianistische theorieën). In de volksmond kreeg de beweging de wat neerbuigende bijnaam Yadan Jiao, de eendenei-religie, omdat de volgelingen vegetarisch moesten leven, maar wel (eenden)eieren mochten eten. In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide de beweging sterk en rond 1940 kwamen er nog meer hervormingen; ook werd de naam gewijzigd in Tian Dao (De Hemelse Weg), maar die naam werd al weer snel vergeten. In 1949 werd de beweging door het communistische regime op het vasteland verboden en veel gelovigen weken uit naar Taiwan waar de Yiguan Dao snel groeide. Maar ook daar werd ze verboden; dit keer wegens vermeende orgieën. Of die werkelijk hebben plaatsgevonden durven we niet te zeggen, maar de bron hebben we wel gevonden. Zo zijn er geschriften van de Yiguan Dao waarin staat dat naaktheid de natuurlijke menselijke staat is en dat mensen als ze lid worden van de Yiguan Dao letterlijk dan wel figuurlijk ook naakt zijn. Pas in 1987 zou deze stroming op Taiwan officieel erkend worden. Inmiddels telt de beweging meer dan een miljoen officieel geregistreerde leden en heeft ze bijna 3.500 tempels, 20 ziekenhuizen, 30 uitgeverijen, talloze kinderopvangcentra en een aantal bejaardenhuizen gesticht. Buiten Taiwan zouden er nog ongeveer een half miljoen aanhangers zijn (weer op het vasteland van China en verder vooral in Maleisië, Singapore, Australië en Amerika). De eend als amulet Gedurende de Qing-dynastie (1644 tot 1912) waren amuletten in de vorm van eenden erg populair. Volgens de overlevering heeft dit zijn oorsprong in het volgende verhaal: Een mandarijn was eens op reis met zijn dochtertje. Tijdens de overtocht op de Yangtze -rivier viel het meisje overboord. Helaas kon geen van de opvarenden zwemmen en het kind dreigde te verdrinken. Op dat moment schoot een eend te hulp. Het dier zorgde er voor dat het meisje het hoofd boven water kon houden totdat de boot langszij was gekomen. Het meisje werd aan boord gehesen en de eend verdween net zo snel als hij was gekomen. Aanvankelijk werden de amuletten alleen ‘tegen verdrinking’ gedragen, maar later werden ze als ‘werkzaam tegen alle onheil’ verklaard. Eendenweetjes Op Taiwan wordt op oudejaarsavond een zwarte eend geofferd en het bloed in de bek van een papieren tijger gedaan die vervolgens voor de stadspoort wordt verbrand. Hiermee wordt al het slechte de stad uit gebannen. Als je langs een eend loopt of fietst en hij kwaakt dan is dat een ongunstig voorteken – omdat ze dat normaliter alleen doen in een groep en naar elkaar. De eend (en de kraanvogel) hebben een associatie met de dood. Op de 16e dag na iemands overlijden worden offers gebracht en wierook gebrand. Ook zet men soms een kom water neer met een half eendenei, met daarnaast een eend van bamboe en papier. Op of naast de eend zet men dan een papieren mensfiguur die de overledene moet voorstellen. De ziel van de overledene kan dan zijn of haar transportmiddel naar de hemel kiezen: de boot (het halve ei) of vliegen op de rug van de (papieren) eend. Soms zien we in plaats van een eend een soort riksja met daarvoor een kraanvogel die de ziel naar de hemel moet brengen. © St. Werkgroep Het Zevengesternte
8
Verder worden bij veel taoïstische rituelen voor de doden eenden, in plaats van kippen geofferd omdat eenden minder ‘agressief’ zijn dan kippen. Kippen hebben immers een scherpe snavel waarmee ze kunnen pikken en scherpe nagels aan hun poten waarmee ze gemeen kunnen krabben. Bij het eerste bezoek van de familie aan het graf van een overledene (de zogenaamde ‘berggang’) mag ook een hele eend als offer niet ontbreken. Eenden (met name pekingeenden) worden in China vaak gehouden in een vijver waar ook vissen in rondzwemmen; de vissen eten de uitwerpselen van de eend en de uitwerpselen van de vissen zijn weer goed voor allerlei waterplanten die op hun beurt weer door de eenden gegeten worden. Een zeer oude manier van het jagen op wilde eenden gebeurt nog steeds in sommige gebieden in China. Men zet een uitgeholde kalebas waar twee kijkgaten in zijn gemaakt op het hoofd en zwemt dan heel rustig in de richting van de eenden, vervolgens spiest men ze aan een scherpe stok of grijpt men ze met de blote handen. Het met de hand vangen van eenden wordt in sommige streken nog als ‘sportief evenement’ toegevoegd aan de drakenbootraces op de 5e dag van de 5e maanmaand. Zo’n duizend jaar geleden waren eendengevechten in China net zo populair als hanengevechten – zeker in de ‘betere kringen’. Sommige van deze dieren waren zo goed getraind dat zij braaf aan kwamen lopen als hun meester ze riep. Eendeneieren Er bestaat een soort eend die cai-ya genoemd wordt en die zo gewend is dat haar eieren geraapt worden dat ze niet eens meer het instinct heeft om er op te gaan zitten. Gezouten, gekookt of in kruidenthee gesudderd – elke Chinees is gek op eendeneieren. Pidan, rubbereieren of Songhuadan, pijnboompatrooneieren (in het westen ‘honderdjarige eieren’ of ‘duizendjarige eieren’ genoemd) zijn meestal eendeneieren - hoewel ook kippen-, en kwarteleieren populair zijn. Ze zijn doorgaans niet ouder dan een paar dagen, maar ze zijn ongekoeld wel tot drie jaar houdbaar en danken daaraan hun westerse benaming. Chinezen zijn er gek op - als voorafje of tussendoortje. Er zijn meerdere manieren om ze te maken, maar de meest gangbare bereidingswijzen zijn 'droog' (een tijdje in klei verpakken) en 'nat' (een paar dagen in een soort thee leggen). Op Taiwan zijn ‘zhou zi wei xiancai’, ingelegde eendeneieren, een nationale delicatesse. De eend op het bord De Peking-eend is een speciaal ras (Anas platyrhynchos domestica of Anas Peking) en deze eenden zijn bijzonder aan mensen gehecht. Ze zijn ook, net als ganzen, goede ‘waakhonden’. Als gerecht zijn ze bekend als Beijing kao ya of als Beijing tian ya en de oudst bewaarde recepten hiervoor dateren uit de vijfde eeuw. Ook in een keizerlijk kookboek uit 1330 zijn recepten als shaoya of shaoyazi teruggevonden (zowel ‘kao’ als ‘shao’ betekenen: ‘geroosterd’). In de 18e eeuw werd pekingeend een populair gerecht bij de betere standen en een eeuw later zien we het gerecht steeds © St. Werkgroep Het Zevengesternte
9
meer op de borden van de gegoede middenklasse. De huidige manier van klaarmaken is pas rond 1850 ontstaan. Eend wordt vaak geserveerd op huwelijken en als gerecht bij een Nieuwjaarsbanket; dit zou goed zijn voor het huwelijk en affectie opwekken. Hierbij speelt natuurlijk ook een rol dat zij geen scherpe snavel en geen scherpe nagels aan hun poten hebben (zoals kippen). Daarnaast is hier sprake van een verwijzing naar de Mandarijneend (zie pagina 13). Verder is eend gewoon voedsel (men schat dat alleen in China al – per jaar - meer dan drie miljard van deze dieren worden gegeten), met dien verstande dat de eerste maaltijd van het jaar vegetarisch geacht wordt te zijn en dat op de vierde dag van het jaar alle eenden ‘jarig’ zijn en de eend dus twee dagen per jaar de kookpot ontspringt. De eend in de Materia Medica Witte eenden met zwarte botten of zwarte poten zijn het meest geschikt voor medicinale doeleinden; het nuttigen van zwarte eenden wordt over het algemeen afgeraden. Het gedeelte waar de staart zit kan men ook beter niet eten. Verder wordt het vlees van de eend geacht aansterkend en vochtafdrijvend te werken. Men wordt vooral aangeraden eend te eten tussen het Midherfstfeest (15e dag van de 8e maan) en Chinees Nieuwjaar (2e nieuwe maan na midwinter), maar niet in combinatie met walnoten, paddestoelen of zoute bonen. Het vlees van de wilde eend is krachtiger dan van tamme eenden en zeer werkzaam tegen twaalf soorten wormen. Het bloed van witte eenden zou weer goed werken tegen allerlei soorten vergiftigingen. Eendentongen worden voorgeschreven tegen wormen en fistels, eendenhersenen worden aangebracht op winterhanden en eendenpoep, vermengd met het wit van de eieren, is werkzaam tegen ontstoken puisten. Eendeneieren moet men niet samen met schildpad of pruimen eten en het nuttigen van teveel eieren kan de longen aantasten. Van het vlees van de mandarijneend zou men een aantrekkelijker uiterlijk krijgen en het zou ook werken tegen een slecht huwelijk, maar als je er teveel van eet kan het leiden tot krankzinnigheid. De eend als symbool Binnen het boeddhisme wordt de eend wel eens gezien als een symbool van ‘onderdrukking van slechte eigenschappen’ omdat ‘eend’, ya, homoniem is met ‘onderdrukken’. De eend heeft ook nog een tijd onderdeel uitgemaakt van de san ya, de drie ‘onderdrukten’, voedsel wat men uit respect niet at. Dit waren: de wilde eend als symbool van echtelijke liefde, de hond als symbool van trouw aan het locale gezag en de zwarte aal als symbool van toewijding aan de keizer. Vanaf het jaar 605 kende China een getrapt examensysteem op drie niveaus. In de loop der jaren werden er wel wat wijzigingen doorgevoerd, maar over het algemeen bleef het systeem vrijwel hetzelfde tot het eind van de Qing-dynastie (1300 jaar later). Allereerst was er het provinciaal © St. Werkgroep Het Zevengesternte
10
examen (xianshi), dan het hoofdstedelijk examen (huishi) en ten slotte het hof- of paleisexamen (dianshi). De drie kandidaten met de beste cijfers worden de san dingjia of dingjia genoemd. Een afbeelding van een eend met een rietstengel in de bek is de uiting van de wens dat de ontvanger zal eindigen als één van de drie beste laureaten van het paleisexamen. Deze wens wordt ‘yi jia yi ming’ genoemd. Eén eend (yi ya) staat voor (yi jia – met andere karakters), 1e klasse of hoogste klasse; yi ming betekent ‘nummer één’. Verder bevat het karakter voor eend ook het deelkarakter jia, wat het geheel nog eens versterkt. De riethalm (lu) staat voor chuanlu, het opnoemen van de namen van de kandidaten die met de beste cijfers geslaagd zijn in het bijzijn van de keizer. Er zijn ook twee alterna-tieven in omloop: de ene bron geeft aan dat de riethalm verwijst naar luwei, een officiële rang en ambtelijk inkomen, de andere bron verwijst naar de overeenkomst tussen ‘één riethalm’ (yi lu), en ‘helemaal’ (yilu - de hele weg afleggen). Een bijkomend probleem is dat ‘chuanlu’ gebruikt werd voor twee betekenissen binnen het examensysteem: examinandi die de eerste plaats in het provinciaal examen haalden, maar ook de tweede klasse examinandi van het paleisexamen (ook ‘jin shi chushen’ genoemd), doorgaans de kinderen van zeer hoge beambten. In sommige delen van China werd de wilde eend (als trekvogel) gezien als brenger van het voorjaar. Taalweetjes Yazi, eend of eendjes, wordt soms gebruikt voor ‘mijn voeten’. Als alternatief wordt ook wel guang jiao ya of guang jiao yazi, ‘blote eendenpootjes’, gebruikt. Ya Ling, letterlijk: ‘Snelle eend’ of ‘Mysterieuze eend’ en in folders doorgaans ‘vertaald’ als ‘Duk Ling’ is de naam van de mooie gerestaureerde jonk waarmee toeristen tot voor kort gratis een uurtje mochten rondvaren in de haven van Hongkong (tegenwoordig kost dat € 10,- en dat is het naar ons idee ook nog best waard). Tuya of tuya (het tweede wordt met andere karakters geschreven) - Kraaienpoten of Eendenpoten – een term gebruikt voor een slecht handschrift en tegenwoordig ook voor ‘graffiti’. Chi yadan – letterlijk: Een eendenei eten. Gebruikt voor een heel slecht cijfer voor een test of een verbroddeld examen.
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
11
Tanglaoya is de Chinese vertaling van ‘Donald Duck’ en Dafei Ya is de Chinese vertaling van ‘Daffy Duck’. Yaya - de eerste onvaste stapjes van een kind. Si ya ying zuiba - Een dode eend houdt een stijve snavel. Een uitdrukking voor iemand die weigert een fout of een vergissing toe te geven. Da yazi shang jia - Een eend op een kastplank zetten. Een term die men gebruikt om duidelijk te maken dat iemand iets onmogelijks vraagt. Min of meer gelijk aan Gan yazi shangjia. Deze term wordt ook gebruikt voor ‘iemand gek maken’, ‘iemand iets laten doen wat hij/zij niet kan’ of ‘iemand iets opdringen c.q. forceren te doen’. Banya - Gezouten en platgeperste eend (een typisch en zeer beroemd gerecht uit Nanjing). Tu fan of Tu fan ya - Primitievelingen of inboorlingen (eigenlijk: een soort eend gekruist met een andere soort waarbij beide soorten niet meer te determineren zijn – vergelijkbaar met ons begrip ‘vuilnisbakkenras’). Weizaidanzi, hai buzhi - Niet bewust van naderend onheil. Deze term verwijst naar de 15e dag van de zevende (maan) maand waarin vaak eenden geofferd worden aan de zielen van de overledenen. Het is een term om iemand die dom is en niet nadenkt mee uit te schelden. Net als: - Qi yueban ya bu zhi si – Als een eend die op de 15e dag van de 7e maand niet op zijn tellen past. - Qiyue yueban yazi bu zhi si, sidaolintou buzi you – Op de 15e dag van de 7e maand tobt de eend niet over zijn naderende dood. Deze gezegden worden gebruikt om iemand aan te duiden die iets doms doet of schade veroorzaakt tijdens naderend onheil of iemand die doet alsof er niets aan de hand is terwijl er problemen op komst zijn die iedereen ziet aankomen. Yazi ting dalei, tingbudong - Als een eend die het hoort donderen, maar niet snapt waar het geluid van is. Dit betekent dat je wel hoort wat iemand zegt maar het niet begrijpt. Pingban jiao – Een ‘platvoet’. Dit verwijst naar de voeten van een eend. Gebruikt voor een dom en onhandig, vaak plomp, persoon. © St. Werkgroep Het Zevengesternte
12
In China wil men nog wel eens grapjes maken om het groene ‘petje’ van de wilde eend, omdat de term lumaozi (een groen hoedje, een groen hoofddeksel of een groene shawl) oorspronkelijk werd gebruikt om een man mee aan te duiden die zijn vrouw en/of dochter in de prostitutie had zitten. Deze term stamt vermoedelijk uit de vijfde eeuw en wordt vanaf de Ming-dynastie gebruikt om aan te geven dat een man door zijn vrouw bedrogen wordt. Van de Han-dynastie tot en met de Ming-dynastie was groen – bij vlagen - een omstreden kleur. In sommige delen van China en in sommige tijdperken was groen namelijk de goedkoopste kleurstof voor kleding en werd dus met name door de armste mensen gedragen. De Mandarijneend Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de Mandarijneend (Aix galericulata), in het Chinees yuan-yang genoemd. Alternatieve namen zijn: pi-ya, ‘paar-, stel- of span-eend’, piniao, ‘paar-, stelof span-vogel’, guan-ya, ‘mandarijneend’ of ‘officiële eend’, Dengmu-niao, ‘Denghout-vogel’ (Deng was tot het jaar 687 voor Christus een kleine zelfstandige staat in de huidige provincie Hubei) en wurenhaqin, een fonetische weergave van de Mongoolse naam (mandir urankhajin). Mandarijneenden zijn omnivoren die hun eieren leggen in holtes van bomen. Na het uitkomen van de eieren wordt er door beide ouders voor de jongen gezorgd. Het meest bijzondere is dat deze vogels monogaam zijn en volgens de overlevering zou de een wegkwijnen bij verlies van de ander. Hierdoor is de mandarijneend in China (en een groot deel van het verre oosten) uitgegroeid tot het symbool van liefde, onafscheidelijkheid en eeuwige trouw. De oorsprong hiervan is terug te voeren op diverse romantische verhalen uit het hindoeïsme over geliefden die later eenden werden. Het gaat daarbij met name om de Casarca (Tadorna ferruginea), een halfgans waarvan in India het © St. Werkgroep Het Zevengesternte
13
mannetje Chakwa en het vrouwtje Chakwi genoemd wordt. Deze vogel komt ook in het westen van China voor en is daar bekend als du fu, ‘wilde greppel-eend’, chi maya, ‘rode hennep eend’, huang ya, ‘gele eend’, hong ya, ‘rode eend’ of hong yan, ‘rode wildgans’. In Japan kennen ze hem als Akatsukushigamo of ‘wilde rode Kyushu eend’. Deze symboliek is rond de derde eeuw van onze jaartelling met het boeddhisme naar China gebracht en vandaaruit verder verspreid naar Korea, Japan en Vietnam, waar men ook de Chinese karakters en de symboliek heeft overgenomen. Het eerste deel van de naam (yuan) wordt ook wel eens gebruikt om alleen het mannetje aan te duiden; het tweede deel (yang) wordt dan gebruikt voor het vrouwtje. De mandarijneend werd in China gaandeweg het symbool van de 11e maanmaand omdat er in die maand veel huwelijken gesloten worden.
dubbelkussen dat als huwelijksgeschenk wordt gegeven aan een pas getrouwd paar. Vroeger waren deze meestal van Cizhou-aardewerk of hout, maar tegenwoordig prefereert men zachte rollen van stof.
De Mandarijneend in de taal (de overeenkomst) Yuan-yang is in het Chinees een breed begrip. Zo worden er een (liefdevol) ‘stel’ (man en vrouw), een liefhebbend echtpaar, gezellig tegen elkaar aan of dingen die bij elkaar horen mee aangeduid. Zelfs een ‘setje’ messen of zwaarden of vruchten die paarsgewijs groeien, worden yuan-yang genoemd. Yuanyangzhen, is een
Yuanyangxishui, letterlijk: ‘mandarijneenden spelen in het water’ – de liefde bedrijven. Merkwaardig genoeg zijn prenten met deze tekst populair rond Chinees Nieuwjaar. Een bekende variant hierop is yuanyang xihe, mandarijneenden spelen tussen de lotus of yuan yang xihe, mandarijneenden hebben plezier tussen de lotus. Wellicht een vertroebeling van een inmiddels bijna geheel in onbruik geraakte nieuwjaarsspreuk die luidde: yuanyang xianrui - mandarijneenden brengen voorspoed. Yuanyang yufei - letterlijk: ‘mandarijneenden vliegen samen’ - een gelukkig stel. Yeyuanyang – letterlijk: ‘wilde mandarijneenden’ - term voor een stel die een buitenechtelijke relatie hebben. Yuanyang fang – een kamertje, te huur voor een paar uur (zodat geliefden even wat privacy hebben).
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
14
Yuanyang wa ji - dakpannen die precies over elkaar sluiten (soms alleen yuanyang wa). Deze term wordt ook gebruikt om een manier aan te geven waarop het gelaat beschilderd wordt bij de Peking Opera. Het gaat dan meestal om drie duidelijke vlakken, waarbij de ‘kleur’ zwart de opzet bepaalt. Afbeeldingen van mandarijneenden in een lotusvijver kwamen voor het eerst in zwang tijdens de Yuan-dynastie (1271–1368) en zijn dat feitelijk tot op de dag van vandaag gebleven. Mandarijneenden afgebeeld in het water waarbij zowel een lotus in bloei als ook een zaaddoos van een lotus zichtbaar is, is een wens voor goed huwelijk en een spoedig nageslacht. Lian zi, ‘lotus zaden’, verwijzen naar guizi, ‘een eerbiedwaardige zoon’. Soms staat er op de prent of schildering nog de tekst: yuanyang guizi, de mandarijneenden brengen een eerbiedwaardige zoon. Enkele termen met alleen yuan: Yuan lu - echtgenoot. Yuan meng - elkaar trouw beloven. Yuan qin - letterlijk: ‘beddengoed’ (de betekenis is echter: samen slapen). De Mandarijneend in de taal (het contrast) Enerzijds staan de mandarijneenden (en de karakters yuanyang) voor emancipatie en gelijkberechtiging (beide karakters tellen elk 16 streken), maar anderzijds zijn ze het symbool voor contrasten omdat het mannetje bijzonder bont gekleurd en het vrouwtje erg ‘grijs’ is. Er zijn dan ook nog al wat termen die daar weer de nadruk op leggen. Zo kennen we uit de boeddhistische leer het begrip ‘er niao’, twee vogels. Deze term wordt gebruikt om tegengestelden aan te duiden (blijdschap en verdriet, tijdelijkheid en eeuwigheid, etc.). Yuanyang jiao - letterlijk: ‘mandarijn-eendvoet’ - iemand met één voet die opvallend groter is dan de andere (of één been opvallend langer dan het andere). Mala yuanyang guo – een zogenaamde yangyin-hotpot. Soms gebruikt men alleen de laatste drie karakters. Ook wel shuang jiao yuanyang huoguo genoemd. Yuanyang bing is een soort cake met twee © St. Werkgroep Het Zevengesternte
15
lagen contrasterende vulling. De meest gebruikte ingrediënten zijn: sesam, zoete aardappel (yam), rode bonen en groene thee als extra smaakmaker. Yuanyang is ook een drankje gemaakt van koffie en thee (en een beetje melk), ook bekend als ‘kafeicha’ (koffiethee). Dit recept is rond het jaar 2000 in Hongkong bedacht en is inmiddels uitgegroeid tot een rage in heel zuidoost Azië. De mandarijneend en andere vogels Ziet u een afbeelding waarop vijf soorten vogels te zien zijn, kijk dan of u daarin de volgende soorten kunt onderscheiden: de fenix (fenhuang), de kraanvogel (xianhe), de witte kwikstaart (jige), de mandarijneend (yuanyang), en de wielewaal (ying). Het betreft een weergave van de vijf menselijke relaties (wu lun) volgens Confucius die door de filosoof Mencius, die leefde van 372 tot 289 voor onze jaartelling, voor het eerst werden vergeleken met deze vogels. Soms worden ook van alle soorten een mannetje en een vrouwtje afgebeeld om een onderlinge harmonie te benadrukken. De vijf menselijke relaties zijn: vorst en onderdaan (jun-chen), vader en zoon (fu-zi), man en vrouw (fu-fu), jongere en oudere - met name binnen de familie (zhang-you) en vrienden onderling (peng-you). Tussen vader en zoon moet warmte (qin) zijn, tussen vorst en onderdaan moet rechtvaardigheid (yi) zijn, tussen man en vrouw moet ruimte voor verschil (bie) zijn, tussen oudere en jongere moet duidelijkheid (xu) zijn en tussen vrienden moet vertrouwen (xin) zijn. Het totaal aantal afgebeelde vogels varieert van vijf tot tien, maar is meestal negen (van alle soorten twee, behalve van de fenix). Overige toepassingen Hoge ambtenaren (de z.g. ‘mandarijnen’) droegen vanaf het jaar 1391 een geborduurd vierkant op hun kleding waaruit men af kon lezen welke rang ze hadden. Deze borduurwerken heetten bu-fu of bu-zi. Tot aan het jaar 1527 mochten mandarijnen van de zesde en zevende graad, die werkzaam waren buiten het leger, een kleine witte reiger (lusi), of een xichi dragen. Deze xichi zou erg veel geleken hebben op een mandarijneend, maar was iets groter en een betere © St. Werkgroep Het Zevengesternte
16
zwemvogel. Ook zou hij meer roodoker in het verenkleed gedragen hebben. Helaas lijkt deze vogel uitgestorven. Daarnaast is het heel ingewikkeld gebleken om vast te stellen hoe hij er uit heeft gezien omdat oude schilderingen erg verschillende vogels met deze naam laten zien. Andere namen voor de xixhi zijn xilai, ziyuanyang, zise of xiya. Tegenwoordig worden sommige namen ook gebruikt voor de houteend (aix sponsa). In de Ming-dynastie mochten ook vrouwen van mandarijnen van de vijfde graad afbeeldingen van mandarijneenden op hun gewaden dragen. Vanaf 1527 tot het eind van de Qing-dynastie in 1911 was alleen de mandarijneend toegestaan voor mandarijnen van de zevende graad (zie onderstaand schema). Rang/ Graad
Ming (1391–1526)
Ming en Qing (1527–1662)
Laat Qing (1662–1911)
1
Kraanvogel of Goudfazant
Kraanvogel
Kraanvogel
2
Kraanvogel of Goudfazant
Goudfazant
Goudfazant
3
Pauw of Wilde gans
Pauw
Pauw
4
Pauw of Wilde gans
Wilde gans
Wilde gans
5
Zilverfazant
Zilverfazant
Zilverfazant
6
Reiger of Mandarijneend
Reiger
Reiger
7
Reiger of Mandarijneend
Mandarijneend
Mandarijneend
8
Wielewaal, Kwartel of Paradijsvliegenvanger
Wielewaal
Kwartel
9
Wielewaal, Kwartel of Paradijsvliegenvanger
Kwartel
Wielewaal of Paradijsvliegenvanger
De mandarijneend in de literatuur De dichter Lu Zhaolin schreef in de zevende eeuw: “…geliefden worden liever mandarijneenden dan onsterfelijk.” Naar aanleiding hiervan ontstonden er een aantal verhalen over geliefden die in hun volgende leven als mandarijneenden werden gereïncarneerd. Bai Juyi (772-846), eveneens een beroemd dichter, schreef ‘changhen ge’, Het lied van oneindige treurnis, waarin hij in 120 regels verhaalt over de gevoelens van een keizer voor één van zijn concubines: “De lamp was opgebrand, maar nog kon hij de slaap niet vatten. Traag verstrijken de uren; het begin van weer een lange nacht. Hoe helder schittert de Melkweg; hoe zeer verlangde hij naar het ochtendgloren. De mandarijneenddakpannen zijn bedekt met ijs – hoe zwaar weegt hen deze schoonheid.” (de Chinese tekst staat op pagina 24)
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
17
Du Fu, Wen Tingyun en nog vele andere dichters uit de Tang-dynastie (618-907) hebben de mandarijneend in één of meerdere werken bezongen. Li Houzhu, ook bekend als Li Yu, was de laatste vorst van de zuidelijke Tang-dynastie en regeerde van 961 tot 975. In het jaar 975 werd hij gevangen genomen door Taizong, de tweede keizer van de Song-dynastie, en sleet nog een drietal jaren achter de tralies. In die jaren schreef hij veel gedichten waarvan er één hem fataal werd omdat hij daarin de Songkeizer zo beledigde dat die besloot hem daarvoor te laten doden. Een van die gedichten eindigt met de woorden: “…Een mooie vrouw in het paleis wordt wakker Ze heeft over mandarijneenden gedroomd Een kleine glimlach rond haar mond.” De schrijfster Ye Xiaowan, die leefde van 1613-1657, had het voorrecht opgevoed te worden door zeer erudiete ouders. Het gezin telde drie dochters en vijf zoons die “…opgevoed werden als gelijken”, een zeer progressieve, maar ook riskante benadering omdat weinig mannen interesse zouden kunnen hebben in zulke geëmancipeerde vrouwen. De dood van haar twee zusjes in het jaar 1632 was aanleiding voor het schrijven van Yuan-yang meng, ‘de Droom van de mandarijneenden’. Het verhaal gaat over drie dienaressen van een godin die naar de aarde gezonden worden en daar als man reïncarneren, dan sterven er twee… Uiteindelijk komt het toch allemaal weer goed. Aan het eind van de 19e eeuw ontstond er in China een nieuwe literaire stroming die de geschiedenis in zou gaan als Yuanyanghudiepai, ‘de Mandarijneend- en vlinderschool’. Deze stroming, waarvan schrijvers zoals Wu Jianren en Xu Zhenya goede exponenten zijn, is verantwoordelijk geweest voor een hele berg romantische werken. Japan De mandarijneend, in Japan ‘oshidori’ genoemd, vinden we ook terug in Japanse verhalen, toneelstukken en afbeeldingen. Vanaf de 11e eeuw is er eigenlijk geen Japanse dichter te vinden die geen gedicht heeft gemaakt over de mandarijneend. Voor ‘geliefden’ gebruikt men in Japan de term oshidori fufu. Ook komt de mandarijneend er veel in boeddhistische geschriften voor: Gautama zou ze in zijn eigen tuin hebben gehad en getroffen zijn door de manier waarop ze met elkaar omgingen. Hij zou hebben gezien dat ze nooit ruzie maken en altijd bij elkaar blijven – en het feit dat als één sterft, de ander snel volgt, © St. Werkgroep Het Zevengesternte
18
als teken van opperste verbondenheid hebben gewaardeerd. Volgens de Japanse traditie schreef de Boeddha er zelfs een stuk over (in Japan bekend als Zoho-zokio) en noemde hij ze vaak in zijn preken. Eén van die boeddhistische verhalen gaat als volgt: Sanjō was arme boer die in Tamura-no-Go (provincie Mutsu) woonde. De oogst was mislukt en met jagen had hij ook al geen succes. Honger knaagde al dagen en Sanjō was de wanhoop nabij. Toen zag hij in de buurt van Akanuma een paar mandarijneenden en hoewel hij wist dat daar geen zegen op rustte
besloot hij toch zijn boog op deze dieren te richten. Hij wilde proberen om ze allebei te doden omdat hij wist dat mandarijneenden onafscheidelijk waren, maar helaas trof hij alleen het mannetje en moest hij met lede ogen toezien hoe het vrouwtje tussen het riet verdween. Thuisgekomen liet hij zich de eend goed smaken, maar die nacht droomde hij van een beeldschone vrouw die ontroostbaar zat te huilen in een hoek van zijn kamer. Uiteindelijk stond zij op en riep: "Wat heb je gedaan? We waren zo gelukkig! Kom morgen naar Akanuma en je zult zien wat er gebeurt!" Daarop verdween zij. De volgende ochtend wist de boer nog heel goed wat hij had gedroomd en na een paar uur besloot hij toch maar eens naar Akanuma terug te gaan om te kijken wat daar dan wel gebeurde. Nauwelijks was hij daar aangekomen of hij zag een vrouwelijke mandarijneend. Ze probeerde niet weg te komen, maar kwam juist recht op hem af. Op enkele passen afstand stopte ze. Toen scheurde ze met haar snavel haar borst open en stierf ter plekke. Sanjō was diep geraakt en besloot de rest van zijn leven in een klooster door te brengen.
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
19
Karakters en transcripties 綠頭鴨 [绿头鸭 lu-tou ya] 野鴨 [野鸭 ye-ya] 野鴨子 [野鸭子 ye-yazi] 水鴨 [水鸭 shui-ya] 大野鴨 [大野鸭 da ye-ya] 鳧 [凫 fu] 野騖 [野骛 ye-wu] 大紅腿鴨 [大红腿鸭 da hong-tui ya] 大麻鴨 [大麻鸭 da ma-ya] 青邊 [青边 qing bian] 沉騖 [沉骛 chen wu] 晨騖 [晨骛 chen wu] 鴨子 [yazi] 家鴨 [jia-ya] 鳧 [凫 fu] 鴨 [鸭 ya] 騖 [骛 wu] 樹鴨 [树鸭 shu-ya] Wang Qiao en zijn eenden 王喬 [王乔 Wang Qiao] 叶 [Ye] 山西 [Shanxi] Het verhaal van Zhu Yigui Koxinga 國姓爺 [国姓爷 Guoxingye] 鄭成功 [郑成功 Zheng Chenggong] 反清復明 [反清复明 fan qing, fu ming] 朱一貴 [朱一贵 Zhu Yigui] 內門 [Neimen] 高雄 [Kaohsiung] 土番 [tufan-eenden] 鴨母王 [Yamuwang] triade 三合會 [三合会 sanhehui] 王珍 [Wang Zhen] 康熙 [Kangxi] 中興大元帥 [中兴大元帅 Zhongxing dayuanshuai] 岡山 [Gangshan] 朱元璋 [Zhu Yuanzhang] 天高皇帝遠 [天高皇帝远 tiangao huangdiyuan] 大鬧台灣府 [大闹台湾府 da nao taiwan fu] 臺南 [Tainan] 大埔 [Tapu] © St. Werkgroep Het Zevengesternte
20
中興王 [Zhongxing Wang] 永和 [Yong He] Altaar voor de Hemel (天壇) 澎湖 [Penghu] 淡水 [Tamsui] 屏東 [Pingtung] 施世票 [Shi Shipiao] 鹿耳門 [Luermen] 藍廷珍 [Lan Tingzhen] 楊旭 [Yang Xu] 楊雄 [Yang Xiong] 溝尾莊 [Kouweizhuang] De eendenei-religie 一貫道 [ 一贯道 Yiguan Dao] 先天道 [Xiantian Dao] 黃德輝 [黄德辉 Huang Dehuei] 王覺一 [王觉一 Wang Jueyi] 鴨蛋教 [鸭蛋教 Yadan Jiao] 天道 [Tian Dao] Eendenweetjes ‘berg-gang’ [行山 xingshan] Eendeneieren 菜鴨 [菜鸭 cai-ya] 皮蛋 [pidan] 松花蛋 [songhuadan] 洲仔尾鹹菜 [洲仔尾咸菜 zhou zi wei xiancai] De eend op het bord 北京烤鴨 [北京烤鸭 Beijing kao ya] 北京填鴨 [北京填鸭 Beijing tian ya] 燒鴨 [烧鸭 shaoya] 燒鴨子 [烧鸭子 shaoyazi] De eend als symbool 鴨 [鸭 ya] ‘onderdrukken’ 壓 [压 ya] of 押 [ya]. 三壓 [三压 san ya] 县试 [xianshi] 会试 [huishi] 殿试 [dianshi] 三鼎甲 [san dingjia] 鼎甲 [dingjia] © St. Werkgroep Het Zevengesternte
21
一甲一名 [yi jia yi ming] 一鴨 [一鸭 yi ya] 一甲 [yi jia] 一名 [yi ming] 甲 [yi] 蘆 [芦 lu] 傳臚 [传胪 chuanlu] 祿位 [禄位 luwei] 一蘆 [一芦 yi lu] 一路 [yilu] 傳臚 [传胪 chuanlu] 進士出身 [进士出身 jin shi chushen] Taalweetjes 鴨子 [鸭子 yazi] 光脚鸭 [光腳鴨 guang jiao ya] 光脚丫子 [光腳丫子 guang jiao yazi] 鴨靈 [鸭灵 Ya Ling] 唐老鴨 [唐老鸭 Tanglaoya] 達菲鴨 [达菲鸭 Dafei Ya] 塗鴉 [涂鸦 tuya] - kraaienpoten 塗鴨 [涂鸭 tuya] - eendenpoten 鸭鸭 [鴨鴨 yaya] 吃鸭蛋 [吃鴨蛋 chi yadan] 打鸭子上架 [打鴨子上架 da yazi shang jia] 赶鸭子上架 [趕鴨子上架 gan yazi shangjia] 死鴨硬嘴巴 [死鸭硬嘴巴 si ya ying zuiba] 板鴨 [板鸭 banya] 土番 [tu fan] 土番鴨 [土番鸭 tu fan ya] 危在旦夕, 還不知 [危在旦夕, 还不知 weizaidanzi, hai buzhi] 七月半鴨不知死 [七月半鸭不知死 qi yueban ya bu zhi si] 七月半的鴨子不知死, 死到臨頭不知憂 [七月半的鸭子不知死, 死到临头不知忧 qiyue yueban yazi bu zhi si, sidaolintou buzi you] 鴨子聽打雷, 聽不懂 [鸭子听打雷, 听不懂 yazi ting dalei, tingbudong] 平板腳 [平板脚 pingban jiao] 綠帽子 [绿帽子 lumaozi] De Mandarijneend 鴛鴦 [鸳鸯 yuan-yang] 匹鴨 [匹鸭 pi-ya] 匹鳥 [匹鸟piniao] 官鴨 [官鸭 guan-ya] © St. Werkgroep Het Zevengesternte
22
鄧木鳥 [邓木鸟 dengmu-niao] 烏仁哈欽 [乌仁哈钦 wurenhaqin] 瀆鳧 [渎凫 du fu] 赤麻鴨 [赤麻鸭 chi maya], 黄鴨 [黄鸭 huang ya], 紅鴨 [红鸭 hong ya], 紅雁 [红雁 hong yan] Japan アカツクシガモ (赤筑紫鴨 Akatsukushigamo) 鴛 [鸳 yuan] 鴦 [鸯 yang] De Mandarijneend in de taal (de overeenkomst) 鴛鴦 [鸳鸯 yuan-yang] 鴛鴦枕 [鸳鸯枕 yuanyangzhen 磁州窯 [Cizhou] 鴛鴦戲水 [鸳鸯戏水 yuanyangxishui] 鴛鴦戲荷 [鸳鸯戏荷 yuanyang xihe] 鴛鴦喜荷 [鸳鸯喜荷 yuan yang xihe] 鴛鴦獻瑞 [鸳鸯献瑞 yuanyang xianrui] 蓮子 [莲子 lian zi] 貴子 [贵子 guizi] 鴛鴦貴子 [鸳鸯贵子 yuanyang guizi] 鴛鴦于飛 [鸳鸯于飞 yuanyang yufei] 鴛鴦瓦脊 [鸳鸯瓦脊 yuanyang wa ji] 鴛鴦瓦 [yuanyang wa] 野鴛鴦 [野鸳鸯 yeyuanyang] 鴛鴦房 [鸳鸯房 yuanyang fang] 鴛侶 [鸳侣 yuan lu] 鴛盟 [鸳盟 yuan meng] 鴛衾 [鸳衾 yuan qin] De Mandarijneend in de taal (het contrast) 鴛鴦 [鸳鸯 yuanyang] 二鳥 [二鸟 er niao] 鴛鴦 [鸳鸯 yuanyang] 咖啡茶 [kafeicha] © St. Werkgroep Het Zevengesternte
23
鴛鴦腳 [鸳鸯脚 yuanyang jiao] 麻辣鴛鴦鍋 [麻辣鸳鸯锅 mala yuanyang guo] 雙椒鴛鴦火鍋 [双椒鸳鸯火锅 shuang jiao yuanyang huoguo] 鴛鴦餅 [鸳鸯饼 yuanyang bing] De mandarijneend tussen andere vogels 鳳凰 [凤凰 fenhuang] 仙鶴 [仙鹤 xianhe] 鴛鴦 [鸳鸯 yuanyang] 鶺鴿 [鶺鸽 jige] 鶯 [莺 ying] 五倫 [五伦 wu lun] 孟子 Mencius 君臣 [jun-chen] 父子 [fu-zi] 夫婦 [夫妇 fu-fu] 長幼 [长幼 zhang-you] 朋友 [peng-you] 親 [亲 qin] 義 [义 yi] 別 [别 bie] 序 [xu] 信 [xin] Overige toepassingen Mandarijnen (官) 補服 [补服 bu-fu] 補子 [补子 bu-zi] 鷺鷥 [lusi] 鸂鶒 [xichi] 鸂鵣 [㶉鵣 xilai] 紫鴛鴦 [紫鸳鸯 ziyuanyang] 紫色 [zise] 溪鴨 [溪鸭 xiya] De mandarijneend in de literatuur 盧照鄰 [卢照邻 Lu Zhaolin] 白居易 [Bai Juyi] 長恨歌 [长恨歌 changhen ge] Het lied (pagina 17): 孤燈挑盡未成眠 [孤灯挑尽未成眠 gu deng tiao jin wei chengmian] 遲遲鐘鼓初長夜 [迟迟钟鼓初长夜 chichi zhonggu chu changye] 耿耿星河欲曙天 [耿耿星河欲曙天 genggeng xinghe yu shu tian] 鴛鴦瓦冷霜華重 [鸳鸯瓦冷霜华重 yuanyangwa lengshuang hua zhong] 杜甫 [Du Fu] © St. Werkgroep Het Zevengesternte
24
溫庭筠 [温庭筠 Wen Tingyun] 李後主 [李后主 Li Houzhu] 李煜 [Li Yu] 太宗 [Taizong] 葉小紈 [叶小纨 Ye Xiaowan] 鴛鴦夢 [鸳鸯梦 Yuan-yang meng] 鴛鴦蝴蝶派 [鸳鸯蝴蝶派 yuanyanghudiepai] Japan Oshidori オシドリ of おしどり (鴛鴦) Oshidori fufu おしどりふうふ (鴛鴦夫婦)
© St. Werkgroep Het Zevengesternte
25