Opgewarmd
Nederland
De vele deel
gezichten van klimaatverandering
De vele gezichten van klimaatverandering Rolf Roos & Saskia Woudenberg
Dit boek voorspelt niet dat Nederland in 2010 kopje-onder gaat. Het schildert geen sensationele schrikbeelden, bevat geen gespierde soundbites. In plaats daarvan geven de 35 auteurs zo nauwkeurig mogelijk antwoord op
In hoeverre past de Nederlandse natuur zich aan, welke soorten en gebieden gaan verloren? Hoe moeten we het land inrichten nu het kwik stijgt, de regen toeneemt en de Noordzee rijst? Welke broeikasgassen kunnen we maar beter snel aanpakken? Veel feitelijke informatie dus – en die is alarmerend genoeg.
Het lijkt niet veel: in 20 jaar 0,7 graad Celsius warmer, jaarlijks wat extra buien. Maar die buien zullen vaak wel in veel kortere tijd én in een veel kleiner gebied vallen, en zo plaatselijk forse overlast veroorzaken. Ook kan de waterstand in de West-Europese rivieren snel stijgen, en sommige daarvan stromen nu eenmaal naar Nederland. Op andere momenten blijft het juist lang droog. De natuur – de ‘wilde’ natuur, maar ook die in tuinen en op landbouwgronden – reageert daarop. Op de warmte, de droogte, de plensbuien, het veel langere groeiseizoen; op alle weerrecords die er de laatste jaren gevestigd zijn. Een jaar of tien geleden zagen onderzoekers de eerste gevolgen: planten die eerder in bloei kwamen en hun stuifmeel steeds vroeger verspreidden. (Tot verdriet van hooikoortspatiën-
Klimaat als sleutel Vreemd is dat niet. Het klimaat is de sleutelfactor in het bestaan van alle organismen, soorten, natuurlijke ecosystemen, landbouwsystemen, de waterhuishouding én zeestromingen. Niet voor niets praten burgers en klagen boeren over niets méér dan over het weer. Maar ook een blik op de wereldkaart maakt het belang van het klimaat in één oogopslag duidelijk. Waar hitte en vocht samen voorkomen, overheersen fantastische wouden, terwijl met het andere uiterste – veel kou en droogte – maar weinig soorten uit de voeten kunnen. De grote levensgemeenschappen van de wereld worden ‘biomen’ of ‘bioklimatologische gordels’ genoemd: samenhangende ecosystemen die onder een bepaald klimaatregime kunnen voorkomen. In onze gematigde regio met wei-
Klimaatverandering
relevante vragen over klimaatverandering:
ten, voor wie het genies en gesnotter steeds eerder in het jaar begint.) Inmiddels zijn er veel meer gevolgen van klimaatverandering gevonden. Boomsoorten die door de warmte meer zaden kunnen maken, of juist minder. Vogelsoorten die in de problemen raken doordat ze aangepast zijn aan een jaarritme waarbij de rupsen het dikst zijn in mei, terwijl de rupsen nu opeens in april al op gewicht zijn. Enzovoort. In 2003 onderkende het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat de natuur op tal van manieren reageerde op de verschuivende seizoenen. Die constatering wordt in dit boek veel verder uitgewerkt. Het leefgebied van soorten verplaatst zich, hele ecosystemen veranderen, zowel natuurlijke als agrarische. Een opwarmend Nederland ziet zijn natuur een gedaanteverwisseling ondergaan.
11
nig vorst en veel vocht is dat loofbos, noordelijker wordt dat naaldbos en toendra. De winteren zomertemperatuur en de hoeveelheid vocht in het groeiseizoen bepalen in hoge mate hoe
de natuur het landschap stoffeert, welke bloemen er bloeien en welke dieren er kunnen overleven. Overal ter wereld is het klimaat nu aan het veranderen.
Vele gezichten en vele gevolgen
stormen en hoogwater op onverwachte tijdstippen en een langer groeiseizoen. In onderstaand schema een aantal belangrijke gevolgen.
Opgewarmd Nederland
Klimaatverandering heeft vele gezichten: hogere temperatuur, veranderende neerslaghoeveelheden, regen op andere momenten, meer Reactie op ander klimaat
Voorbeelden van gevolgen: effecten en risico’s
Verandering in fenologie (biologisch jaarritme)
Vroegere bloei van planten en knopvorming van bomen, vroegere eileg van vogels. Risico van mistiming tussen soorten die van elkaar afhankelijk zijn. Bijvoorbeeld trekvogels komen aan op het moment dat de grote voedselpiek al voorbij is.
Verandering in soortensamenstelling en diversiteit
Verlies van klimatologisch geschikt leefgebied voor soorten leidt tot afname van het verspreidingsgebied, populatieverbrokkeling en afnemende genetische variatie. Risico van grootschalig soor-
12
tenverlies, mede door combinatie met milieuvervuiling, verstoring en kleinere leefgebieden. Verandering van populatiedynamica (verloop van
Verandering in concurrentieverhoudingen tussen
aantallen in de tijd en ruimte) en populatiesamen-
soorten beïnvloedt de structuur en samenstelling
stelling van plant en dier
van ecosystemen.
Verandering in verspreiding van soorten, ecosys-
Verschuiving van soorten richting poolgebieden of
teemgrenzen en vegetatiegordels (biomen)
bergop, zowel te land als in het water. Risico dat de snelheid van klimaatverandering het migratievermogen van soorten te boven gaat.
Verandering in de kringlopen van koolstof en voe-
Door toename van kooldioxide in de lucht nemen
dingsstoffen
organismen mogelijk meer koolstof op. Het belangrijkste broeikasgas, kooldioxide, bevordert de plantengroei en wordt deels opgeslagen in bos, venen en zeeën, waardoor het broeikaseffect weer wordt getemperd.
Verandering in frequentie of intensiteit van versto-
Toename van branden in o.a. mediterrane ecosys-
ringen
temen (door vaker optredende of langer aanhoudende droogte) leidt tot andere vegetatiestructuur.
Veranderingen in loop en waterpeil van rivieren
Veranderingen in het waterregime (stroming, duur en diepte) kunnen leefgebieden en voortplantingskansen van veel soorten beïnvloeden.
Toenemende plagen en ziektes
Veranderingen in klimaat in bossen en landbouwgebieden kunnen leiden tot het vaker uitbreken van plagen.
Figuur 1. Bioklimatologische gordels (biomen).
Grote effecten, zelfs in een klein land Op wereldschaal verschuiven de verspreidingsgebieden van planten en dieren. Ze trekken poolwaarts of bergop, de koelte achterna. In dit boek zullen onderzoekers keer op keer laten zien dat zelfs op de kleine schaal van een land dat maar 250 km lang en 150 km breed is, natuur en landschap ingrijpend veranderen. Soms subtiel, dan weer spectaculair. Soms leuk, dan weer alarmerend. Waarom rukt in Nederland de McDonald’s-natuur van brandnetel en nieuwe grassoorten op en gaan prachtige soorten van hoogvenen en heiden verloren, zoals veenbes, veenbesparelmoervlinder en het IJslands mos? Hoe kan het dat nu tot op de Waddeneilanden wijngaarden gedijen, terwijl tot voor kort alleen op enkele hellingen in ZuidLimburg wijnbouw mogelijk was? In dit boek leggen we dat allemaal uit – en ook waarom dat niet alleen met klimaatverandering te maken heeft…
De grote verhuizing is al begonnen Nederland is dichtbevolkt met mensen, maar ook met onderzoekers. Professionals en vrijwilligers. Ons land heeft dankzij hen vele grote
databestanden met gegevens over flora en fauna, soms van meer dan een eeuw terug. Wanneer koolmeesjes in de jaren vijftig met de eileg begonnen: het is bekend. Waar twintig jaar geleden een nauwelijks te onderscheiden korstmos zich in de duinen bevond: het is bekend. Door al dat onderzoek, het vergelijken van oude en nieuwe gegevens én door nieuw onderzoek is de laatste jaren gebleken dat bij vele soorten de grote verhuizing al begonnen is. Snelle soorten uit het zuiden, zoals bepaalde libellen en spinnen, rukken op. Van elke twintig korstmossoorten die op Nederlandse bomen groeien, is er tegenwoordig één tropisch van aard. Waar we kijken, zien we vreemde vogels: halsbandparkieten, nijlganzen, flamingo’s. Nieuwe dieren in het water: Kaspische slijkgarnalen, Aziatische kreeften. Nieuwe planten: woekeraars als grote waternavel, kroosvarens, nieuwe onkruiden. Nieuwe kleine beestjes: paardekastanjemineermotten. In dit boek zal duidelijk worden dat vele nieuwkomers, deels bekend onder de naam ‘exoten’, niets met klimaatverandering te maken hebben. Want wat er buiten allemaal gebeurt, hangt altijd af van vele factoren. Dat mensen
Klimaatverandering
Tropisch Regenwoud Overig tropisch woud Tropische Savanne Gematigd Regenwoud Mediterraan Gematigd Loofbos Grasland Woestijn Taiga Toendra Permafrost
13
Opgewarmd Nederland
flora en fauna over de hele planeet slepen, speelt een rol. Net als milieuvervuiling (bijvoorbeeld overbemesting) of ingrepen in de waterhuishouding, waardoor natuurgebieden verdrogen. Maar toch: het veranderende klimaat blaast intussen een flinke partij mee. In dit boek willen auteurs de rol van klimaat en klimaatverandering verhelderen zonder in simpele soundbites te vervallen. Heldere uitspraken zijn prettig, maar waar dat nodig is, kiezen we consequent voor de nuance.
14
De opbouw van dit boek Een eerdere publicatie over sluipende milieuverandering, Het milieu van de natuur, maakte moeilijk grijpbare zaken als verzuring, vermesting en verdroging tastbaar: hoe kun je de gevolgen in de natuur zien en hoe los je de problemen op? Opgewarmd Nederland bouwt op dat boek voort. We concentreren ons op de feiten, op dat wat in ieder geval meetbaar en liefst ook zichtbaar is. We denken na over de betekenis van veranderingen in de natuur en wat we eraan kunnen doen. Van feit naar interpretatie dus, en van interpretatie naar actie.
De nadruk ligt op concrete, aangetoonde effecten; pas in tweede instantie wagen we ons aan voorspellingen. In deel 2, dat begint met een mondiale analyse van klimaatverandering, blijkt dat er sprake is van een wereldwijde temperatuurstijging, die mede het gevolg is van een door de mens versterkt broeikaseffect. De wereldgemiddelde temperatuur is in de twintigste eeuw 0,6°C gestegen. In De Bilt lag de gemiddelde temperatuur de afgelopen twintig jaar 0,7°C hoger dan in de eerste twintig jaar van de twintigste eeuw. Verschillende auteurs zetten uiteen welke gevolgen het vervroegen van het voorjaar heeft voor plant en dier. Er is een relatie tussen het klimaat en de start van zogeheten fenologische processen. Die biologische vakterm slaat op de jaarlijks terugkerende processen in de natuur, van eieren leggen tot het uitkomen van vlinders. De ‘timing’ daarvan hangt vaak samen met klimaatfactoren als temperatuur en neerslag. Als een bepaalde soort reageert op veranderingen, door bijvoorbeeld zich op een ander tijdstip in het jaar te ontwikkelen, kan dat invloed
hoe dan ook verandert, zal de samenleving zich moeten voorbereiden op de gevolgen – op soms te veel en soms te weinig water, op verschuivingen in de waterstromen. Voorzover die voorbereiding betrekking heeft op natuur en landschap, worden ze in hoofdstuk 4 belicht. Ook veiligheidskwesties, zoals de zeespiegelstijging en hoogwater in rivieren, komen aan de orde, omdat ze ingrijpende gevolgen hebben voor de kustecosystemen en de wijze waarin we het rivierenlandschap van de toekomst moeten inrichten. Bij het denken over ‘aanpassen’ hoort ook de vraag hoe we de natuur laten ‘verhuizen’ door een sterk verstedelijkt en vervuild landschap. Dat kan bijvoorbeeld door barrières weg te nemen, natuurgebieden te vergroten, door een robuuste Ecologische Hoofdstructuur versneld aan te leggen. Het kan ook door de milieukwaliteit en het natuurbeheer te verbeteren. In dit boek blijkt dat de beste aanpak van soort tot soort kan verschillen. Er is op meer dan een enkel front inzet vereist: effectief en vakbekwaam natuurbeheer, meer ruimte voor natuur en een zo schoon milieu dat het kansen biedt voor alle planten en dieren die in ons land leven of zich er door heen willen verspreiden.
Drieluik van boek, dvd en internetsite Bij dit boek horen een site en een dvd. Op de site, www.opgewarmdnederland.nl staan links, achtergrondinformatie en wetenschappelijk nieuwsberichten. De dvd, die zich in een hoesje aan de binnenkant van de kaft bevindt, bevat documentaires en reportages die nauw aansluiten bij de inhoud van het boek. Het symbool in het boek verwijst u naar aanvullende informatie op de dvd.
Klimaatverandering
hebben op de relatie met andere soorten. Concurrentieverhoudingen tussen soorten veranderen, voedselketens worden verstoord, natuurlijke relaties zoals bestuiving raken uit balans, soorten die afhankelijk van elkaar zijn, kunnen elkaar ‘mislopen’. Effecten op groepen van soorten, van nietige korstmossen tot opvallende vogels en vlinders, komen aan bod in deel 3. Hier zal blijken dat planten krachtiger op klimaatverandering lijken te reageren dan diersoorten, maar toch vooral dat elke groep van soorten weer anders reageert. Sterker nog, iedere soort reageert op haar eigen manier en in haar eigen tempo. De gevolgen van de verschuivende seizoenen, verspreidingsgebieden en interacties tussen soorten zullen leiden tot grote veranderingen, te meer omdat soorten toch al te maken hebben met versnipperde leefgebieden. Elk landschap zal zijn eigen winnaars en verliezers kennen, waarbij de zeldzame soorten veelal het kwetsbaarst zijn. Deel 4 beschrijft de effecten op ecosystemen. Wat gebeurt er met kust, rivieren en binnenwateren wanneer het klimaat verandert? Welke gevolgen zijn er voor de landbouw en welke broeikasgassen stoot de landbouw zelf uit? In hoeverre kunnen bossen en moerassen als buffer voor menselijk handelen dienen door broeikasgassen te binden? Deel 5 trekt enkele lijnen naar de toekomst. Door de uitstoot van broeikasgassen voortvarend aan te pakken en een ander energiebeleid te voeren is het mogelijk de klimaatverandering beperkt te houden. Het internationale klimaatbeleid probeert de menselijke klimaatbeïnvloeding te verminderen door de uitstoot van broeikasgassen als koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4) te stabiliseren. Dan zullen de menselijke emissies van broeikasgassen met meer dan de helft omlaag moeten ten opzichte van 1990. Naast ‘aanpakken’ (van broeikasgassen) is ook ‘aanpassen’ noodzakelijk: aangezien het klimaat
15