Opgewarmd
Nederland
Plant en deel
dier: blijven, komen, weggaan of ... Soorten, verspreiding en klimaat Kleine beestjes: sterk in beweging Libellen: voordeel van een warmer klimaat Dagvlinders: extra onder druk Vogels: de eerste signalen van verschuivingen Amfibieën en reptielen: honkvast Korstmossen: de tropen zijn er al Mossen: verborgen vooruitgang Wilde flora: grote verschuivingen Klimaatverandering en Ecologische Hoofdstructuur Flora en fauna in rep en roer
Soorten, verspreiding en klimaat Saskia Woudenberg & Rolf Roos
invloed heeft op de natuur is het bestuderen van een verspreidingsgebied van een soort. Waar in Europa komt een plant of dier voor, en is dat gebied stabiel van omvang of niet? De afgelopen tientallen jaren blijken vele en zeer uiteenlopende soorten de grenzen van hun leefgebied te hebben verlegd.
Elke planten- en diersoort heeft een bepaald gebied waar de omstandigheden zo gunstig zijn dat ze er kan leven: het verspreidingsgebied oftewel areaal. Dit kan enkele tientallen vierkante kilometers omvatten (bijvoorbeeld een zeldzame ondersoort van de grote vuurvlinder in Overijssel), grote gebieden in Europa (de zachte berk) of zelfs enorme delen van de wereld (klein kroos). De grenzen van het verspreidingsgebied hangen onder andere af van klimaatfactoren, zoals temperatuur, neerslag, vochtigheid en sneeuwdek, en hoe een soort daaraan is aangepast. Verdraagt een plant of dier de koude goed, dan ligt zijn verspreidingsgebied vaak noordelijk of hoog in de bergen, zoals bij het korhoen. Ook menselijke activiteit kan het areaal beperken. Noordelijke en zuidelijke soorten Nederland kan centraal in het areaal van een soort liggen, maar het komt ook voor dat Nederland net de noord- of de zuidgrens van een natuurlijk verspreidingsgebied vormt. Wanneer de noordgrens van het verspreidingsgebied door of ten zuiden van Nederland loopt,
spreken we in het dagelijks taalgebruik van zuidelijke (warmteminnende) soorten, zoals de kleine zilverreiger, zeevenkel en de zuidelijke oeverlibel. Voor deze soorten wordt Nederland klimatologisch nu geschikter. Als de zuidgrens van het verspreidingsgebied door Nederland loopt, spreken we van noordelijke (koudeverdragende) soorten, zoals de noordse zegge, noordse winterjuffer, IJslands mos en Zweedse kornoelje – natuurlijk hebben ze niet allemaal zulke veelzeggende namen. Deze soorten zullen het in Nederland moeilijk krijgen, zoals de Friese bijvlieg en het groot boerenkoolmos, of misschien verdwijnen. Hierbij is belangrijk dat juist soorten aan de rand van hun areaal vaak ecologisch minder flexibel zijn. Soorten zijn aan hun areaalgrens altijd kwetsbaarder dan in het hart van hun verspreidingsgebied. Noordelijke soorten in Nederland zijn dus dubbel kwetsbaar: door klimaatverandering en door hun geringere flexibiliteit.
Blijven, komen, weggaan of creperen Dat het klimaat verandert, heeft op elk organisme wel enige invloed. Aan de noordgrens van een verspreidingsgebied worden de omstandigheden over het algemeen gunstiger als de temperatuur stijgt; aan de zuidgrens juist minder gunstig als gevolg van overdadige hitte of vaker voorkomende droogteperiodes. Niet elke soort verkast even soepel naar het noorden. Eigenschappen die dit vergemakkelijken zijn een groot verspreidingsvermogen (bijvoorbeeld vliegen) en een snelle voorplanting. Daarnaast is het landschap van belang: Biedt de potentiële migratieroute geschikte leefomstandigheden? Zijn er barrières tussen het huidige en het potentiële nieuwe leefgebied?
Soorten, verspreiding en klimaat
Eén manier om aan te tonen dat het klimaat
37
Opgewarmd Nederland
Hoe ernstig verstoord is het landschap? Tegenwoordig is het moeilijk voor soorten om zich te verbreiden, omdat de hoeveelheid geschikt en schoon leefgebied in Nederland en omstreken sterk verminderd en versnipperd is. In ons land zien we vier mogelijke reacties van soorten (zie figuur 9). Een soort kan allereerst gewoon blijven: bij de meeste soorten zien we geen beweging noord- of zuidwaarts binnen Nederland. Voor veel soorten ligt Nederland centraal in hun verspreidingsgebied en is er simpelweg geen effect op de binnenlandse verspreiding. Dan is er een relatief kleine, maar kwetsbare groep van soorten waarvoor Nederland de zuidgrens vormde: de ‘noordelijke’ soorten. Van deze groep is te verwachten dat ze uit ons land weggaan, wat in Friesland, Groningen, Drenthe ook al valt waar te nemen (zie de teksten over mossen, korstmossen, wilde planten en kleine beestjes). Wat het meest opvalt en vaak ook de
38
Figuur 9. Vier mogelijke reacties van plant en dier: ■ blijven, ■ verschijnen, ■ verdwijnen ■ creperen, opduiken exoten.
*
meeste media-aandacht trekt, zijn de nieuwelingen uit – doorgaans – het zuiden: de soorten die komen. Het gaat om behoorlijk grote aantallen, omdat het zuiden soortenrijker is. Veel soorten die hier binnenkomen, komen niet spontaan, maar zijn door de mens geholpen: exoten. Zuidelijke soorten die op eigen kracht ons land bereiken, zullen hier nooit massaal en hinderlijk voorkomen omdat ze hier voorlopig aan de rand van hun verspreidingsgebied zitten. Exoten daarentegen komen door alle transport over de wereld steeds meer ons land binnen. Daardoor is de kans aanzienlijk dat er af en toe een soort bij zit die hier een gat in de ecologische markt vult en zich razendsnel uitbreidt. Verderop in dit boek zullen zulke soorten geregeld opduiken. Met het oog op het behoud van biologische diversiteit is het meest te doen om soorten die door klimaatverandering noordwaarts of oostwaarts worden gedreven, maar zich niet goed kunnen verbreiden. Het gevolg is dat ze kunnen creperen. Ze kunnen niet weg en sterven lokaal uit. Klimaatverandering is niet de enige oorzaak waardoor deze soorten het loodje leggen. De Nederlandse natuur als geheel staat onder grote druk door verzuring, vermesting, verdroging en versnippering. Daardoor zijn er weinig leefgebieden met voldoende kwaliteit, die bovendien vaak ver uit elkaar liggen. De levensvatbaarheid van nogal wat populaties zou ook zonder versterkt broeikaseffect al op het spel staan. De klimaatverandering lijkt voor veel planten en dieren dan net de druppel die de emmer doet overlopen. Een andere oorzaak kan overigens nog zijn dat ze in ons land te maken krijgen met nieuwkomers die hen letterlijk wegdrukken.
Soorten, verspreiding en klimaat 39
Vier voorbeelden van reacties van plant en dier: ■ blijven; watergentiaan, ■ verschijnen; zilverreiger, ■ noordwaarts wegtrekken; Zweedse kornoelje, ■ verdwijnen; korhoen.